Overzicht van de brief aan de christenen van Rome
: Rom 1 , Rom
2 , Rom 3 ,
Rom 4 , Rom
5 , Rom 6 ,
Rom 7 , Rom
8 , Rom 9 ,
Rom 10 , Rom
11 , Rom 12
, Rom 13 , Rom
14 , Rom 15
, Rom 16 ,
Uitleg per pericope
Uitleg vers per vers - Rom
14,1 - Rom
14,2 - Rom
14,3 - Rom
14,4 - Rom
14,5 - Rom
14,6 - Rom
14,7 - Rom
14,8 - Rom
14,9 - Rom
14,10 - Rom
14,11 - Rom
14,12 - Rom
14,13 - Rom
14,14 - Rom
14,15 - Rom
14,16 - Rom
14,17 - Rom
14,18 - Rom
14,19 - Rom
14,20 - Rom
14,21 - Rom
14,22 - Rom
14,23 -
Rom 14,1-12 . Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 -
Rom 14,1 - Rom 14,1 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] Him that is weak in the faith receive ye, but not to
doubtful disputations.
Luther-Bibel . 1 Den Schwachen im Glauben nehmt an und streitet nicht über
Meinungen.
Tekstuitleg van Rom 14,1 .
Rom 14,2 - Rom 14,2 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] For one believeth that he may eat all things: another,
who is weak, eateth herbs.
Luther-Bibel . 2 Der eine glaubt, er dürfe alles essen; wer aber schwach
ist, der isst kein Fleisch.
Tekstuitleg van Rom 14,2 .
Rom 14,3 - Rom 14,3 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] Let not him that eateth despise him that eateth not;
and let not him which eateth not judge him that eateth: for God hath received
him.
Luther-Bibel . 3 Wer isst, der verachte den nicht, der nicht isst; und wer nicht
isst, der richte den nicht, der isst; denn Gott hat ihn angenommen.
Tekstuitleg van Rom 14,3 .
Rom 14,4 - Rom 14,4 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] Who art thou that judgest another man's servant? to
his own master he standeth or falleth. Yea, he shall be holden up: for God is
able to make him stand.
Luther-Bibel . 4 Wer bist du, dass du einen fremden Knecht richtest? Er steht
oder fällt seinem Herrn. Er wird aber stehen bleiben; denn der Herr kann
ihn aufrecht halten.
Tekstuitleg van Rom 14,4 .
Rom 14,5 - Rom 14,5 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] One man esteemeth one day above another: another esteemeth
every day alike. Let every man be fully persuaded in his own mind.
Luther-Bibel . 5 Der eine hält einen Tag für höher als den andern;
der andere aber hält alle Tage für gleich. Ein jeder sei in seiner
Meinung gewiss.
Tekstuitleg van Rom 14,5 .
11. - 12. kath' hèmeran (dagelijks) . NT (17) : (1) Mt 26,55 . (2) Mc 14,49 . (3) Lc 9,23 . (4) Lc 11,3 . (5) Lc 16,19 . (6) Lc 19,47 . (7) Lc 22,53 . (8) Hnd 2,46 . (9) Hnd 2,47 . (10) Hnd 3,2 . (11) Hnd 16,5 . (12) Hnd 17,11 . () Hnd 17,17 (kata pasan hèmeran = gedurende elke dag) . (13) Hnd 19,9 . In vier verzen in de andere boeken van het NT . pasan te hèmeran (ook iedere dag) . NT (1) : Hnd 5,42 . pasan hèmeran (elke dag) . NT (2) : (1) Hnd 17,17 . (2) Rom 14,5 .
Rom 14,6 - Rom 14,6 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] He that regardeth the day, regardeth it unto the Lord;
and he that regardeth not the day, to the Lord he doth not regard it. He that
eateth, eateth to the Lord, for he giveth God thanks; and he that eateth not,
to the Lord he eateth not, and giveth God thanks.
Luther-Bibel . 6 Wer auf den Tag achtet, der tut's im Blick auf den Herrn; wer
isst, der isst im Blick auf den Herrn, denn er dankt Gott; und wer nicht isst,
der isst im Blick auf den Herrn nicht und dankt Gott auch.
Tekstuitleg van Rom 14,6 .
Lezing op de : Rom 14,7-9 . Verwijzing : Rom 14,7-9 .
Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe. Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden.
Rom 14,7 - Rom 14,7 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] For none of us liveth to himself, and no man dieth to
himself.
Luther-Bibel . 7 Denn unser keiner lebt sich selber, und keiner stirbt sich
selber.
Tekstuitleg van Rom 14,7 .
Rom 14,8 - Rom 14,8 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] For whether we live, we live unto the Lord; and whether
we die, we die unto the Lord: whether we live therefore, or die, we are the
Lord's.
Luther-Bibel . 8 Leben wir, so leben wir dem Herrn; sterben wir, so sterben
wir dem Herrn. Darum: wir leben oder sterben, so sind wir des Herrn.
Tekstuitleg van Rom 14,8 .
Rom 14,9 - Rom 14,9 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] For to this end Christ both died, and rose, and revived,
that he might be Lord both of the dead and living.
Luther-Bibel . 9 Denn dazu ist Christus gestorben und wieder lebendig geworden,
dass er über Tote und Lebende Herr sei.
Tekstuitleg van Rom 14,9. Paulus is ervan overtuigd geheel de Christus toe te behoren. Daarom is Christus gestorven en leeft hij opdat hij heer zou zijn én over de doden én over de levenden. Paulus citeert de geloofsbelijdenis. Hieruit blijkt dat het voor hem reeds gemeengoed is; hij heeft het vanuit de traditie meegenomen. Deze traditie is ouder dan Paulus zelf. De vraag stelt zich waar en wanneer en hoe deze traditie tot stand is gekomen.
Rom 14,9.1. εἰς (= eis: naar, tot; vz van plaats, tijd, doel). Taalgebruik in het NT: eis (naar).
Rom 14,9.2. τουτο (= touto: dit; aanwijz vnw acc onz enk van het aanwijz vnw ουτος = houtos, αυτη = hautè, τουτο = touto: deze, dit, de d van aanwijzing: dat, Fr: tu; Ned: dat; dialect: datte).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
houtos (deze) | 531 | 345 | 186 | 32 | 12 | 39 | 48 | 35 | 21 | 1 | 83 | 131 | |||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
Rom 14,9.1. - 2. εἰς τουτο (= eis touto: daartoe). LXX (3). NT (15).
Rom 14,9.3. γαρ (= gar: want; nevenschikk vw van reden; Fr.: car). Taalgebruik in het NT: gar (want).
Rom 14,9.1. - 3. εἰς τουτο γαρ (= eis touto gar: want daartoe). NT (7).
Rom
14,9.4. χριστος (= christos: gezalfde,
Christus, Messias; nom mann enk). Taalgebruik: christos
(Christus). In Afgeleid van het wkw χριω = chriô: zalven. Hebr: מָשִׁיחַ (= mâsjîach: messias, gezalfde); zie het wkw מָשַׁח (= mâsjach: zalven).
χριστος | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | syn | ev | Hnd | Br | Rom | 1 Kor | 2 Kor | Gal | Ef | Fil | Kol | 1 Tes | 2 Tes | 1 Tim | 2 Tim | Tit | Film | Heb | Jak | 1 Pe | 2 Pe | 1 Joh | 2 Joh | 3 Joh | Jud |
totaal | 555 | 38 | 517 | 16 | 7 | 12 | 18 | 35 | 53 | 25 | 432 | 65 | 61 | 44 | 36 | 46 | 37 | 25 | 10 | 10 | 14 | 13 | 4 | 8 | 12 | 2 | 21 | 7 | 8 | 3 | 6 |
Onder BR horen alle Nieuwtestamenische Brieven. 1 Kor en Rom hebben respectievelijk 61X en 65X een vorm van Christus.
Rom
14,9.5. ἀπέθανεν (= apethanen: hij stierf; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αποθνῃσκω = apothnèskô: sterven). Taalgebruik in de Bijbel: apothnè(i)skô (sterven). Bijbel (200). OT (169). NT (31). Ev (18): (1) Mt
9,24. (2) Mt
22,27. (3) Mc
5,35. (4) Mc
5,39. (5) Mc 9,26. (6) Mc
12,21. (7) Mc
12,22. (8) Mc 15,44. (9) Lc
8,52. (10) Lc
8,53. (11) Lc 16,22. (12) Lc
20,29. (13) Lc
20,32. (14) Joh
8,52. (15) Joh
8,53. (16) Joh
11,14. (17) Joh
11,21. (18) Joh
11,32. (19) Rom 5,6. (20) Rom 5,8. (21) Rom 6,10 (2X). (23) Rom 14,9. (24) Rom 14,15. (25) 1
Kor 8,11. (26) 1
Kor 15,3. (27) 2
Kor 5,14. (28) Gal 2,21. (29) 1
Tes 4,14. (30) Apk 8,9. (31) Apk 16,3. Een vorm van αποθνῃσκω (= apothnèskô: sterven) in de LXX (600), in het NT (113).
- Ned: sterven. Arabisch: مَاتَ = mâta (sterven). Taalgebruik in de Qoran: mâta (sterven). Aramees: מִית = mîth (sterven). D: sterben. E: die. Fr: mourir (sterven). Grieks: αποθνῃσκω = apothnèskô: sterven). Taalgebruik in het NT: apothnè(i)skô (sterven). Italiaans: morire. Hebreeuws: מות = mwth (sterven,
ondergaan). Taalgebruik in Tenakh: mwth
(sterven, ondergaan). Latijn: mori. Spaans: morir.
Rom
14,9.4. - 5. χριστος απεθανεν (= Christos apethanen: Christus stierf). In
vier verzen in het NT: (1) Rom
14,9. (2) Rom
14,15. (3) 1
Kor 8,11. (4) 1
Kor 15,3.
-Het kan verwonderlijk lijken dat er gezegd wordt dat Christus stierf en niet dat Jezus stierf. Dit is begrijpelijk vanuit de context van de zin: Christus stierf om Heer te worden over levenden en doden. Het is een zin met een messiaanse betekenis.
Rom 14,9.6. και (= kai: en; nevensch vw). D: und E: and Fr: et Lat: et Hebr: וְ = wë Arabisch: اَل = ´al. Taalgebruik in de Qoran: ´al (de). Taalgebruik: kai (en) in NT.
Rom 14,9.7. εζησεν (= edzèsen: hij leefde; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ζαω = zaô: leven, bestaan). Taalgebruik in het NT: zaô (leven, bestaan). Taalgebruik in de LXX: zaô (leven, bestaan). Een vorm van ζαω = zaô (leven, bestaan) in de LXX (554), in het NT (140).
Rom 14,9.8. ἱνα (= hina: opdat, zodat; ondergeschikt vw van doel). Taalgebruik in het NT: hina (opdat).
Rom
14,9.9. και (= kai: en; nevensch vw). D: und E: and Fr: et Lat: et Hebr: וְ = wë Arabisch: اَل = ´al. Taalgebruik in de Qoran: ´al (de). Taalgebruik: kai
(en) in NT.
- και ... και (= kai ... kai: zowel... als).
Rom 14,9.10. νεκρων (= nekrôn: van de doden; bv nw gen mann mv van het bv nw νεκρος = nekros: dode) . Taalgebruik in het NT: nekros (dode). Taalgebruik in de LXX : nekros (dode). NT (79). Rom (12): (1) Rom 1,4. (2) Rom 4,24. (3) Rom 6,4. (4) Rom 6,9. (5) Rom 6,13. (6) Rom 7,4. (7) Rom 8,11. (8) Rom 8,11. (9) Rom 10,7. (10) Rom 10,9. (11) Rom 11,15. (12) Rom 14,9.
nekros (dode) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | syn. | ev | Hnd | Br | Rom | 1 Kor | 2 Kor | Gal | Ef | Fil | Kol | 1 Tes | 2 Tes | 1 Tim | 2 Tim | Tit | Film | Heb | Jak | 1 Pe | 2 Pe | 1 Joh | 2 Joh | 3 Joh | Jud | P | Ab | Apk |
gen. mv. nekrôn | 82 | 8 | 74 | 7 | 6 | 7 | 6 | 20 | 26 | 13 | 32 | 11 | 6 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 5 | 2 | 30 | 2 | 3 | |||||||||||
Totaal | 191 | 72 | 119 | 11 | 7 | 13 | 8 | 31 | 39 | 16 | 52 | 14 | 12 | 1 | 1 | 4 | 1 | 3 | 2 | 2 | 7 | 1 | 4 | 47 | 5 | 12 |
Rom 14,9.11. και (= kai: en; nevensch vw). D: und E: and Fr: et Lat: et Hebr: וְ = wë Arabisch: اَل = ´al. Taalgebruik in de Qoran: ´al (de). Taalgebruik: kai (en) in NT.
Rom 14,9.12. ζωντων (= dzôntôn: van levenden; wkw act part praes gen mann mv van het wkw ζαω = zaô: leven, bestaan). Taalgebruik in het NT: zaô (leven, bestaan). Taalgebruik in de LXX: zaô (leven, bestaan). LXX (15). NT (5): (1) Mt 22,32. (2) Mc 12,27. (3) Lc 20,38. (4) Hnd 10,42. (5) Rom 14,9. Een vorm van ζαω = zaô (leven, bestaan) in de LXX (554), in het NT (140).
Rom
14,9.13. κυριευση (= kurieusè: opdat hij heer zou zijn over; wkw act conjuct aor 3de pers enk van het wkw κυριευω = kurieuô: macht uitoefenen over, heer zijn over). LXX (1) Joz 15,16. NT (1): Rom
14,9.
- Jezus Christus wordt aangeduid als de - ver-HEER-lijkte HEER: κυριος (= kurios: Heer; stam: k/h-r). In deze tekst zegt Paulus dat Jezus gestorven is en leeft om heer te zijn over / heersen over levenden en doden. Gaat het uiteindelijk om macht?
- Volgens de Bijbelse auteurs verloor God gedeeltelijk zijn macht over de mens bij de zondeval van Adam en Eva. Vaak moet God aan macht inboeten. Volgens de christelijke schrijvers zendt God uiteindelijk zijn zoon om de absolute (goddelijke) macht over de mens te heroveren. Het gaat om theocratie.
- Volgens de christelijke schrijvers zetten de apostelen en hun opvolgers de opdracht van Jezus verder. Jezus' opvolgers zijn geneigd om te geloven dat Jezus, van wie zij geloven dat Hij goddelijke macht bezit, die macht aan hen is overgedragen. In de naam van Jezus willen zij heersen over levenden en doden.
Rom 14,10 - Rom 14,10 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] But why dost thou judge thy brother? or why dost thou
set at nought thy brother? for we shall all stand before the judgment seat of
Christ.
Luther-Bibel . 10 Du aber, was richtest du deinen Bruder? Oder du, was verachtest
du deinen Bruder? Wir werden alle vor den Richterstuhl Gottes gestellt werden.
Tekstuitleg van Rom 14,10 .
Rom 14,11 - Rom 14,11 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] For it is written, As I live, saith the Lord, every
knee shall bow to me, and every tongue shall confess to God.
Luther-Bibel . 11 Denn es steht geschrieben (Jesaja 45,23): »So wahr ich
lebe, spricht der Herr, mir sollen sich alle Knie beugen, und alle Zungen sollen
Gott bekennen.«
Tekstuitleg van Rom 14,11 .
Rom 14,12 - Rom 14,12 : Verdraagzaam zijn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,1 - Rom 14,2 - Rom 14,3 - Rom 14,4 - Rom 14,5 - Rom 14,6 - Rom 14,7 - Rom 14,8 - Rom 14,9 - Rom 14,10 - Rom 14,11 - Rom 14,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] So then every one of us shall give account of himself
to God.
Luther-Bibel . 12 So wird nun jeder von uns für sich selbst Gott Rechenschaft
geben.
Tekstuitleg van Rom 14,12 .
Rom 14,13-23 . Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 -
Rom 14,13 - Rom 14,13 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] Let us not therefore judge one another any more: but
judge this rather, that no man put a stumblingblock or an occasion to fall in
his brother's way.
Luther-Bibel . 13 Darum lasst uns nicht mehr einer den andern richten; sondern
richtet vielmehr darauf euren Sinn, dass niemand seinem Bruder einen Anstoß
oder Ärgernis bereite.
Tekstuitleg van Rom 14,13 .
Rom 14,14 - Rom 14,14 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] I know, and am persuaded by the Lord Jesus, that there
is nothing unclean of itself: but to him that esteemeth any thing to be unclean,
to him it is unclean.
Luther-Bibel . 14 Ich weiß und bin gewiss in dem Herrn Jesus, dass nichts
unrein ist an sich selbst; nur für den, der es für unrein hält,
ist es unrein.
Tekstuitleg van Rom 14,14 .
Rom 14,15 - Rom 14,15 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] But if thy brother be grieved with thy meat, now walkest
thou not charitably. Destroy not him with thy meat, for whom Christ died.
Luther-Bibel . 15 Wenn aber dein Bruder wegen deiner Speise betrübt wird,
so handelst du nicht mehr nach der Liebe. Bringe nicht durch deine Speise den
ins Verderben, für den Christus gestorben ist.
Tekstuitleg van Rom 14,15 .
21. χριστος (= christos: gezalfde,
Christus, Messias; nom mann enk). Taalgebruik: christos
(Christus). Hebr: mâsjîach (Messias, gezalfde).
Christos | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | syn | ev | Hnd | Br | Rom | 1 Kor | 2 Kor | Gal | Ef | Fil | Kol | 1 Tes | 2 Tes | 1 Tim | 2 Tim | Tit | Film | Heb | Jak | 1 Pe | 2 Pe | 1 Joh | 2 Joh | 3 Joh | Jud |
nom. Christos | 118 | 8 | 110 | 8 | 5 | 5 | 15 | 18 | 33 | 4 | 73 | 14 | 18 | 2 | 9 | 6 | 4 | 4 | 1 | 3 | 6 | 2 | 1 | 3 | ||||||||
voc. Christe |
1 | 1 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 0 | |||||||||||||||||||||||
gen. Christou | 251 | 11 | 240 | 5 | 2 | 0 | 1 | 7 | 8 | 11 | 214 | 27 | 24 | 30 | 15 | 20 | 17 | 11 | 6 | 7 | 8 | 5 | 4 | 4 | 6 | 2 | 14 | 6 | 2 | 2 | 4 | |
dat. Christô(i) | 107 | 5 | 102 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 102 | 16 | 12 | 8 | 8 | 16 | 11 | 7 | 4 | 2 | 3 | 7 | 3 | 3 | 1 | 1 | ||||||||
acc. Christon | 78 | 14 | 64 | 2 | 0 | 7 | 2 | 9 | 11 | 10 | 43 | 8 | 7 | 4 | 4 | 4 | 5 | 3 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | 1 | ||||||||
totaal | 555 | 38 | 517 | 16 | 7 | 12 | 18 | 35 | 53 | 25 | 432 | 65 | 61 | 44 | 36 | 46 | 37 | 25 | 10 | 10 | 14 | 13 | 4 | 8 | 12 | 2 | 21 | 7 | 8 | 3 | 6 |
Onder BR horen alle Nieuwtestamenische Brieven. 1 Kor en Rom hebben respectievelijk 61X en 65X een vorm van Christus.
22. ἀπέθανεν (= apethanen: hij stierf; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αποθνῃσκω = apothnèskô: sterven). Taalgebruik in de Bijbel: apothnè(i)skô (sterven). Bijbel (200). OT (169). NT (31). Ev (18): (1) Mt
9,24. (2) Mt
22,27. (3) Mc
5,35. (4) Mc
5,39. (5) Mc 9,26. (6) Mc
12,21. (7) Mc
12,22. (8) Mc 15,44. (9) Lc
8,52. (10) Lc
8,53. (11) Lc 16,22. (12) Lc
20,29. (13) Lc
20,32. (14) Joh
8,52. (15) Joh
8,53. (16) Joh
11,14. (17) Joh
11,21. (18) Joh
11,32. (19) Rom 5,6. (20) Rom 5,8. (21) Rom 6,10 (2X). (23) Rom 14,9. (24) Rom 14,15. (25) 1
Kor 8,11. (26) 1
Kor 15,3. (27) 2
Kor 5,14. (28) Gal 2,21. (29) 1
Tes 4,14. (30) Apk 8,9. (31) Apk 16,3. Een vorm van αποθνῃσκω (= apothnèskô: sterven) in de LXX (600), in het NT (113).
- Ned: sterven. Arabisch: مَاتَ = mâta (sterven). Taalgebruik in de Qoran: mâta (sterven). Aramees: מִית = mîth (sterven). D: sterben. E: die. Fr: mourir (sterven). Grieks: αποθνῃσκω = apothnèskô: sterven). Taalgebruik in het NT: apothnè(i)skô (sterven). Italiaans: morire. Hebreeuws: מות = mwth (sterven,
ondergaan). Taalgebruik in Tenakh: mwth
(sterven, ondergaan). Latijn: mori. Spaans: morir.
21. - 22. χριστος απεθανεν (= Christos apethanen: Christus stierf). In
vier verzen in het NT: (1) Rom
14,9. (2) Rom
14,15. (3) 1
Kor 8,11. (4) 1
Kor 15,3.
-Het kan verwonderlijk lijken dat er gezegd wordt dat Christus stierf en niet dat Jezus stierf. Dit is begrijpelijk vanuit de context van de zin: Christus stierf omwille van een zwakke medebroeder. Het is een zin met een messiaanse betekenis. Het is dezelfde gedachte die we vinden in 1
Kor 8,11.
Rom 14,16 - Rom 14,16 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] Let not then your good be evil spoken of:
Luther-Bibel . 16 Es soll doch nicht verlästert werden, was ihr Gutes habt.
Tekstuitleg van Rom 14,16 .
Rom 14,17 - Rom 14,17 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] For the kingdom of God is not meat and drink; but righteousness,
and peace, and joy in the Holy Ghost.
Luther-Bibel . 17 Denn das Reich Gottes ist nicht Essen und Trinken, sondern
Gerechtigkeit und Friede und Freude in dem Heiligen Geist.
Tekstuitleg van Rom 14,17 .
Rom 14,18 - Rom 14,18 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] For he that in these things serveth Christ is acceptable
to God, and approved of men.
Luther-Bibel . 18 Wer darin Christus dient, der ist Gott wohlgefällig und
bei den Menschen geachtet.
Tekstuitleg van Rom 14,18 .
Rom 14,19 - Rom 14,19 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] Let us therefore follow after the things which make
for peace, and things wherewith one may edify another.
Luther-Bibel . 19 Darum lasst uns dem nachstreben, was zum Frieden dient und
zur Erbauung untereinander.
Tekstuitleg van Rom 14,19 .
Rom 14,20 - Rom 14,20 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] For meat destroy not the work of God. All things indeed
are pure; but it is evil for that man who eateth with offence.
Luther-Bibel . 20 Zerstöre nicht um der Speise willen Gottes Werk. Es ist
zwar alles rein; aber es ist nicht gut für den, der es mit schlechtem Gewissen
isst.
Tekstuitleg van Rom 14,20 .
Rom 14,21 - Rom 14,21 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] It is good neither to eat flesh, nor to drink wine,
nor any thing whereby thy brother stumbleth, or is offended, or is made weak.
Luther-Bibel . 21 Es ist besser, du isst kein Fleisch und trinkst keinen Wein
und tust nichts, woran sich dein Bruder stößt.
Tekstuitleg van Rom 14,21 .
Rom 14,22 - Rom 14,22 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] Hast thou faith? have it to thyself before God. Happy
is he that condemneth not himself in that thing which he alloweth.
Luther-Bibel . 22 Den Glauben, den du hast, behalte bei dir selbst vor Gott.
Selig ist, der sich selbst nicht zu verurteilen braucht, wenn er sich prüft.
Tekstuitleg van Rom 14,22 .
Rom 14,23 - Rom 14,23 : Geen aanstoot geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - Rom (Rome) -- Rom 14 -- Rom 14,13 - Rom 14,14 - Rom 14,15 - Rom 14,16 - Rom 14,17 - Rom 14,18 - Rom 14,19 - Rom 14,20 - Rom 14,21 - Rom 14,22 - Rom 14,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And he that doubteth is damned if he eat, because he
eateth not of faith: for whatsoever is not of faith is sin.
Luther-Bibel . 23 Wer aber dabei zweifelt und dennoch isst, der ist gerichtet,
denn es kommt nicht aus dem Glauben. Was aber nicht aus dem Glauben kommt, das
ist Sünde.
Tekstuitleg van Rom 14,23 .
1ton de asthenounta tè pistei proslambanesthe, mè eis diakriseis dialogismôn. 2os men pisteuei fagein panta, o de asthenôn lachana esthiei. 3o esthiôn ton mè esthionta mè exoutheneitô, o de mè esthiôn ton esthionta mè krinetô, o theos gar auton proselabeto. 4su tis ei o krinôn allotrion oiketèn; tô idiô kuriô stèkei è piptei: stathèsetai de, dunatei gar o kurios stèsai auton. 5os men [gar] krinei èmeran par èmeran, os de krinei pasan èmeran: ekastos en tô idiô noi plèroforeisthô. 6o fronôn tèn èmeran kuriô fronei: kai o esthiôn kuriô esthiei, eucharistei gar tô theô: kai o mè esthiôn kuriô ouk esthiei, kai eucharistei tô theô. 7oudeis gar èmôn eautô zè, kai oudeis eautô apothnèskei: 8ean te gar zômen, tô kuriô zômen, ean te apothnèskômen, tô kuriô apothnèskomen. ean te oun zômen ean te apothnèskômen, tou kuriou esmen. 9eis touto gar christos apethanen kai ezèsen ina kai nekrôn kai zôntôn kurieusè. 10su de ti krineis ton adelfon sou; è kai su ti exoutheneis ton adelfon sou; pantes gar parastèsometha tô bèmati tou theou: 11gegraptai gar, zô egô, legei kurios, oti emoi kampsei pan gonu, kai pasa glôssa exomologèsetai tô theô. 12ara [oun] ekastos èmôn peri eautou logon dôsei [tô theô]. 13mèketi oun allèlous krinômen: alla touto krinate mallon, to mè tithenai proskomma tô adelfô è skandalon. 14oida kai pepeismai en kuriô ièsou oti ouden koinon di eautou: ei mè tô logizomenô ti koinon einai, ekeinô koinon. 15ei gar dia brôma o adelfos sou lupeitai, ouketi kata agapèn peripateis. mè tô brômati sou ekeinon apollue uper ou christos apethanen. 16mè blasfèmeisthô oun umôn to agathon. 17ou gar estin è basileia tou theou brôsis kai posis, alla dikaiosunè kai eirènè kai chara en pneumati agiô: 18o gar en toutô douleuôn tô christô euarestos tô theô kai dokimos tois anthrôpois. 19ara oun ta tès eirènès diôkômen kai ta tès oikodomès tès eis allèlous: 20mè eneken brômatos katalue to ergon tou theou. panta men kathara, alla kakon tô anthrôpô tô dia proskommatos esthionti. 21kalon to mè fagein krea mède piein oinon mède en ô o adelfos sou proskoptei. 22su pistin [èn] echeis kata seauton eche enôpion tou theou. makarios o mè krinôn eauton en ô dokimazei: 23o de diakrinomenos ean fagè katakekritai, oti ouk ek pisteôs: pan de o ouk ek pisteôs amartia estin.
1 infirmum autem in fide adsumite non in disceptationibus cogitationum 2 alius enim credit manducare omnia qui autem infirmus est holus manducat 3 is qui manducat non manducantem non spernat et qui non manducat manducantem non iudicet Deus enim illum adsumpsit 4 tu quis es qui iudices alienum servum suo domino stat aut cadit stabit autem potens est enim Deus statuere illum 5 nam alius iudicat diem plus inter diem alius iudicat omnem diem unusquisque in suo sensu abundet 6 qui sapit diem Domino sapit et qui manducat Domino manducat gratias enim agit Deo et qui non manducat Domino non manducat et gratias agit Deo 7 nemo enim nostrum sibi vivit et nemo sibi moritur 8 sive enim vivimus Domino vivimus sive morimur Domino morimur sive ergo vivimus sive morimur Domini sumus 9 in hoc enim Christus et mortuus est et revixit ut et mortuorum et vivorum dominetur 10 tu autem quid iudicas fratrem tuum aut tu quare spernis fratrem tuum omnes enim stabimus ante tribunal Dei 11 scriptum est enim vivo ego dicit Dominus quoniam mihi flectet omne genu et omnis lingua confitebitur Deo 12 itaque unusquisque nostrum pro se rationem reddet Deo 13 non ergo amplius invicem iudicemus sed hoc iudicate magis ne ponatis offendiculum fratri vel scandalum 14 scio et confido in Domino Iesu quia nihil commune per ipsum nisi ei qui existimat quid commune esse illi commune est 15 si enim propter cibum frater tuus contristatur iam non secundum caritatem ambulas noli cibo tuo illum perdere pro quo Christus mortuus est 16 non ergo blasphemetur bonum nostrum 17 non est regnum Dei esca et potus sed iustitia et pax et gaudium in Spiritu Sancto 18 qui enim in hoc servit Christo placet Deo et probatus est hominibus 19 itaque quae pacis sunt sectemur et quae aedificationis sunt in invicem 20 noli propter escam destruere opus Dei omnia quidem munda sunt sed malum est homini qui per offendiculum manducat 21 bonum est non manducare carnem et non bibere vinum neque in quo frater tuus offendit aut scandalizatur aut infirmatur 22 tu fidem habes penes temet ipsum habe coram Deo beatus qui non iudicat semet ipsum in eo quo probat 23 qui autem discernit si manducaverit damnatus est quia non ex fide omne autem quod non ex fide peccatum est