BRIEF AAN DE CHRISTENEN VAN ROME 8 - Rom 8 -- bijbeloverzicht -- Rom (Rome) -- Rom 8 -
- Rom 8,1-17 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,8-17 -- Rom 8,9.11-13 -- Rom 8,14-17 -- Rom 8,18-23 -- Rom 8,26-27 -- Rom 8,28-30 -- Rom 8,35.37-39

- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/romans/8.asp . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PWK.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/rome/8.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=68952,68990 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=68952,68990 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=5015363 . King James Bible .
- Luther Bibel :http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Romeinen%208/bibel/text/lesen/ch/345c99a12717ebee16a284fa622417c9/ . Luther Bibel .

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

Overzicht van de brief aan de christenen van Rome : Rom 1 , Rom 2 , Rom 3 , Rom 4 , Rom 5 , Rom 6 , Rom 7 , Rom 8 , Rom 9 , Rom 10 , Rom 11 , Rom 12 , Rom 13 , Rom 14 , Rom 15 , Rom 16 ,
Uitleg per pericope
Uitleg vers per vers : - Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 - Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 - Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -



Liturgisch gebruik

- Rom 8,8-17 : Pinksteren C .
- Rom 8,9.11-13 : 14de (veertiende) zondag door het a-jaar .
- Rom 8,14-17 : Drie-eenheid B .
- Rom 8,18-23 : 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar .
- Rom 8,26-27 : 16de (zestiende) zondag door het a-jaar .
- Rom 8,28-30 : 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar .
- Rom 8,35.37-39 : 18de (achttiende) zondag door het a-jaar .
Overzicht van de bijbelboeken
Rom 8,1-17 : Leven volgens de Geest .
Rom 8,18-30 : Hoop op de komende heerlijkheid .
Rom 8,31-39 : De liefde van God .

Rom 8,1-17 . Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -

Rom 8,1 - Rom 8,1 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1ouden ara nun katakrima tois en christô ièsou:   1 nihil ergo nunc damnationis est his qui sunt in Christo Iesu qui non secundum carnem ambulant    1 Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.   [1] Voor* hen dus die in Christus Jezus zijn, bestaat er nu geen vonnis meer. [1] Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld.*   1 ¶ Dus is er nu geen enkele veroordeling voor wie één zijn met Christus Jezus.   1. Il n'y a donc plus maintenant de condamnation pour ceux qui sont dans le Christ Jésus. 

King James Bible . [1] There is therefore now no condemnation to them which are in Christ Jesus, who walk not after the flesh, but after the Spirit.
Luther-Bibel . 1 So gibt es nun keine Verdammnis für die, die in Christus Jesus sind.

Tekstuitleg van Rom 8,1 .

Rom 8,2 - Rom 8,2 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2o gar nomos tou pneumatos tès zôès en christô ièsou èleutherôsen se apo tou nomou tès amartias kai tou thanatou.   2 lex enim Spiritus vitae in Christo Iesu liberavit me a lege peccati et mortis    2 Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.   [2] De wet* van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.   [2] De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood.  2 Want de wet van de Geest, van het leven in eenheid met Christus Jezus heeft je vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.   2. La loi de l'Esprit qui donne la vie dans le Christ Jésus t'a affranchi de la loi du péché et de la mort.  

King James Bible . [2] For the law of the Spirit of life in Christ Jesus hath made me free from the law of sin and death.
Luther-Bibel . 2 Denn das Gesetz des Geistes, der lebendig macht in Christus Jesus, hat dich frei gemacht von dem Gesetz der Sünde und des Todes.

Tekstuitleg van Rom 8,2 .

Rom 8,3 - Rom 8,3 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3to gar adunaton tou nomou, en ô èsthenei dia tès sarkos, o theos ton eautou uion pempsas en omoiômati sarkos amartias kai peri amartias katekrinen tèn amartian en tè sarki,  3 nam quod inpossibile erat legis in quo infirmabatur per carnem Deus Filium suum mittens in similitudinem carnis peccati et de peccato damnavit peccatum in carne   3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.  [3] Wat de wet niet vermocht, machteloos als ze was door ons zondige bestaan, dat heeft God bewerkt: wegens de zonde heeft Hij zijn Zoon gezonden in datzelfde zondige bestaan en heeft Hij in dat bestaan* zelf de zonde gevonnist.   [3] Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend,   3 Want dat was voor de wet onmogelijk, doordat hij stukliep op de zwakheid van het vlees. Maar God heeft zijn eigen zoon gestuurd in de gedaante van door zonde overheerst vlees, en ter wille van zonde heeft hij in datzelfde vlees het oordeel over de zonde voltrokken,   3. De fait, chose impossible à la Loi, impuissante du fait de la chair, Dieu, en envoyant son propre Fils avec une chair semblable à celle du péché et en vue du péché, a condamné le péché dans la chair,  

King James Bible . [3] For what the law could not do, in that it was weak through the flesh, God sending his own Son in the likeness of sinful flesh, and for sin, condemned sin in the flesh:
Luther-Bibel . 3 Denn was dem Gesetz unmöglich war, weil es durch das Fleisch geschwächt war, das tat Gott: Er sandte seinen Sohn in der Gestalt des sündigen Fleisches und um der Sünde willen und verdammte die Sünde im Fleisch,

Tekstuitleg van Rom 8,3 .

Rom 8,4 - Rom 8,4 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4ina to dikaiôma tou nomou plèrôthè en èmin tois mè kata sarka peripatousin alla kata pneuma.   4 ut iustificatio legis impleretur in nobis qui non secundum carnem ambulamus sed secundum Spiritum    4 Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.  [4] Zo* moest de eis van de wet vervuld worden door ons die geen zondig leven meer leiden, maar leven volgens de Geest. [4] opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest.   4 opdat aan de rechtseis van de Wet zou worden voldaan doordat we niet meer wandelen naar ons vlees maar naar de Geest.  4. afin que le précepte de la Loi fût accompli en nous dont la conduite n'obéit pas à la chair mais à l'esprit.  

King James Bible . [4] That the righteousness of the law might be fulfilled in us, who walk not after the flesh, but after the Spirit.
Luther-Bibel . 4 damit die Gerechtigkeit, vom Gesetz gefordert, in uns erfüllt würde, die wir nun nicht nach dem Fleisch leben, sondern nach dem Geist.

Tekstuitleg van Rom 8,4 .

Rom 8,5 - Rom 8,5 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5oi gar kata sarka ontes ta tès sarkos fronousin, oi de kata pneuma ta tou pneumatos. 5 qui enim secundum carnem sunt quae carnis sunt sapiunt qui vero secundum Spiritum quae sunt Spiritus sentiunt     5 Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken, dat des Geestes is.   [5] Zij die een zondig leven leiden, streven naar wat de zonde wil. Maar zij die leven volgens de Geest, streven naar wat de Geest wil.   [5] Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil.   5 Want wie leven naar het vlees streven naar de dingen van het vlees en wie zich laten leiden door de Geest naar die van de Geest.  5. En effet, ceux qui vivent selon la chair désirent ce qui est charnel ; ceux qui vivent selon l'esprit, ce qui est spirituel. 

King James Bible . [5] For they that are after the flesh do mind the things of the flesh; but they that are after the Spirit the things of the Spirit.
Luther-Bibel . 5 Denn die da fleischlich sind, die sind fleischlich gesinnt; die aber geistlich sind, die sind geistlich gesinnt.

Tekstuitleg van Rom 8,5 .

Rom 8,6 - Rom 8,6 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6to gar fronèma tès sarkos thanatos, to de fronèma tou pneumatos zôè kai eirènè:  6 nam prudentia carnis mors prudentia autem Spiritus vita et pax   6 Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede;  [6] Het streven van de zondige natuur loopt uit op de dood, het streven van de Geest op leven en vrede.  [6] Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede.   6 Het streven van het vlees is: dood, het streven van de Geest is leven en vrede.   6. Car le désir de la chair, c'est la mort, tandis que le désir de l'esprit, c'est la vie et la paix, 

King James Bible . [6] For to be carnally minded is death; but to be spiritually minded is life and peace.
Luther-Bibel . 6 Aber fleischlich gesinnt sein ist der Tod, und geistlich gesinnt sein ist Leben und Friede.

Tekstuitleg van Rom 8,6 .

Rom 8,7 - Rom 8,7 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7dioti to fronèma tès sarkos echthra eis theon, tô gar nomô tou theou ouch upotassetai, oude gar dunatai:  7 quoniam sapientia carnis inimicitia est in Deum legi enim Dei non subicitur nec enim potest    7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.  [7] Want het streven van de zondige natuur staat vijandig tegenover God. Het onderwerpt zich niet aan Gods wet, dat kan het niet eens;  [7] Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat.   7 Want het streven van het vlees staat vijandig tegenover God: aan de Wet van God onderwerpt het zich niet, en dat kán het ook niet.   7. puisque le désir de la chair est inimitié contre Dieu : il ne se soumet pas à la loi de Dieu, il ne le peut même pas, 

King James Bible . [7] Because the carnal mind is enmity against God: for it is not subject to the law of God, neither indeed can be.
Luther-Bibel . 7 Denn fleischlich gesinnt sein ist Feindschaft gegen Gott, weil das Fleisch dem Gesetz Gottes nicht untertan ist; denn es vermag's auch nicht.

Tekstuitleg van Rom 8,7 .

Lezing op Pinksteren C : Rom 8,8-17. (Rom 8,8-17) .

Rom 8,8 - Rom 8,8 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8oi de en sarki ontes theô aresai ou dunantai.   8 qui autem in carne sunt Deo placere non possunt    8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.  [8] en zij die een zondig leven leiden, kunnen God niet behagen.   [8] Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen.   8 Mensen die alleen maar vlees zijn kúnnen God niet behagen.   8. et ceux qui sont dans la chair ne peuvent plaire à Dieu. 

King James Bible . [8] So then they that are in the flesh cannot please God.
Luther-Bibel . 8 Die aber fleischlich sind, können Gott nicht gefallen.

Tekstuitleg van Rom 8,8 .

Tweede lezing op de 14de (veertiende) zondag door het a-jaar : Rom 8,9.11-13 . Verwijzing : Rom 8,9.11-13 .

Broeders en zusters, uw bestaan wordt niet beheerst door de zelfgenoegzaamheid, maar door de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe. Als de Geest van God die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft. Broeders en zusters, wij hebben dus verplichtingen maar niet aan onszelf om zelfgenoegzaam te leven. Als gij zelfzuchtig leeft, zult gij zeker sterven. Maar als gij door de Geest de praktijken van de zelfzucht versterft, zult gij leven.

Rom 8,9 - Rom 8,9 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat 14de (veertiende) zondag door het a-jaar   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9umeis de ouk este en sarki alla en pneumati, eiper pneuma theou oikei en umin. ei de tis pneuma christou ouk echei, outos ouk estin autou.   9 vos autem in carne non estis sed in Spiritu si tamen Spiritus Dei habitat in vobis si quis autem Spiritum Christi non habet hic non est eius   uw bestaan wordt niet beheerst door de zelfgenoegzaamheid, maar door de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe.   9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.   [9] Maar u leidt geen zondig leven meer, maar u leeft in de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Iemand die de Geest van Christus niet bezit, behoort Hem niet toe.  [9] Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe.   9 Maar gíj zijt niet in het vlees maar in de Geest, daar immers Gods Geest in u woont. Als iemand Christus’ Geest niet heeft, die is niet van hem;   9. Vous, vous n'êtes pas dans la chair mais dans l'esprit, puisque l'Esprit de Dieu habite en vous. Qui n'a pas l'Esprit ne lui appartient pas,  

King James Bible . [9] But ye are not in the flesh, but in the Spirit, if so be that the Spirit of God dwell in you. Now if any man have not the Spirit of Christ, he is none of his.
Luther-Bibel . 9 Ihr aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich, wenn denn Gottes Geist in euch wohnt. Wer aber Christi Geist nicht hat, der ist nicht sein.

Tekstuitleg van Rom 8,9 .

Rom 8,10 - Rom 8,10 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10ei de christos en umin, to men sôma nekron dia amartian, to de pneuma zôè dia dikaiosunèn.  10 si autem Christus in vobis est corpus quidem mortuum est propter peccatum spiritus vero vita propter iustificationem     10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.   [10] Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde aan de dood gewijd, maar uw geest leeft, dankzij de gerechtigheid.   [10] Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen.  10 ¶ als Christus in u leeft is het lichaam wel dood door zonde maar is de geest een en al leven door rechtvaardiging.   10. mais si le Christ est en vous, bien que le corps soit mort déjà en raison du péché, l'Esprit est vie en raison de la justice.  

King James Bible . [10] And if Christ be in you, the body is dead because of sin; but the Spirit is life because of righteousness.
Luther-Bibel . 10 Wenn aber Christus in euch ist, so ist der Leib zwar tot um der Sünde willen, der Geist aber ist Leben um der Gerechtigkeit willen.

Tekstuitleg van Rom 8,10 .

Rom 8,11 - Rom 8,11 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat 14de (veertiende) zondag door het a-jaar   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11ei de to pneuma tou egeirantos ton ièsoun ek nekrôn oikei en umin, o egeiras christon ek nekrôn zôopoièsei kai ta thnèta sômata umôn dia tou enoikountos autou pneumatos en umin.   11 quod si Spiritus eius qui suscitavit Iesum a mortuis habitat in vobis qui suscitavit Iesum Christum a mortuis vivificabit et mortalia corpora vestra propter inhabitantem Spiritum eius in vobis   Als de Geest van God die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft.   11 En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.   [11] Als de Geest van Hem die Jezus heeft opgewekt uit de doden in u woont, zal Hij, die Christus uit de doden heeft laten opstaan, ook uw sterfelijk lichaam levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u woont.  [11] Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft.   11 Als de Geest van hem die Jezus heeft opgewekt uit de doden in u woont, zal hij die Christus Jezus heeft opgewekt uit de doden ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door zijn Geest, die in u woont.   11. Et si l'Esprit de Celui qui a ressuscité Jésus d'entre les morts habite en vous, Celui qui a ressuscité le Christ Jésus d'entre les morts donnera aussi la vie à vos corps mortels par son Esprit qui habite en vous.  

King James Bible . [11] But if the Spirit of him that raised up Jesus from the dead dwell in you, he that raised up Christ from the dead shall also quicken your mortal bodies by his Spirit that dwelleth in you.
Luther-Bibel . 11 Wenn nun der Geist dessen, der Jesus von den Toten auferweckt hat, in euch wohnt, so wird er, der Christus von den Toten auferweckt hat, auch eure sterblichen Leiber lebendig machen durch seinen Geist, der in euch wohnt.

Tekstuitleg van Rom 8,11 .

Rom 8,12 - Rom 8,12 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat 14de (veertiende) zondag door het a-jaar   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12ara oun, adelfoi, ofeiletai esmen, ou tè sarki tou kata sarka zèn:   12 ergo fratres debitores sumus non carni ut secundum carnem vivamus   Broeders en zusters, wij hebben dus verplichtingen maar niet aan onszelf om zelfgenoegzaam te leven.   12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.   [12] Dus, broeders en zusters, zijn wij niet langer verplicht om een zondig leven te leiden.   [12] Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil.   12 Dan zijn wij dus, broeders–en–zusters, wel schuldenaars, maar niet aan het vlees om naar het vlees te leven.  12. Ainsi donc, mes frères, nous sommes débiteurs, mais non point envers la chair pour devoir vivre selon la chair. 

King James Bible . [12] Therefore, brethren, we are debtors, not to the flesh, to live after the flesh.
Luther-Bibel . 12 So sind wir nun, liebe Brüder, nicht dem Fleisch schuldig, dass wir nach dem Fleisch leben.

Tekstuitleg van Rom 8,12 .

Rom 8,13 - Rom 8,13 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat 14de (veertiende) zondag door het a-jaar   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13ei gar kata sarka zète mellete apothnèskein, ei de pneumati tas praxeis tou sômatos thanatoute zèsesthe.  13 si enim secundum carnem vixeritis moriemini si autem Spiritu facta carnis mortificatis vivetis   Als gij zelfzuchtig leeft, zult gij zeker sterven. Maar als gij door de Geest de praktijken van de zelfzucht versterft, zult gij leven.   13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.   [13] Als u een zondig leven leidt, zult u zeker sterven. Maar als u door de Geest de praktijken van het lichaam doodt, zult u leven.   [13] Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven.   13 Want als ge naar het vlees leeft zult ge zéker sterven; maar als ge in Geest–kracht de praktijken van het lichaam ter dood brengt, zult ge léven.   13. Car si vous vivez selon la chair vous mourrez. Mais si par l'Esprit vous faites mourir les œuvres du corps, vous vivrez.  

King James Bible . [13] For if ye live after the flesh, ye shall die: but if ye through the Spirit do mortify the deeds of the body, ye shall live.
Luther-Bibel . 13 Denn wenn ihr nach dem Fleisch lebt, so werdet ihr sterben müssen; wenn ihr aber durch den Geist die Taten des Fleisches tötet, so werdet ihr leben.

Tekstuitleg van Rom 8,13 .

Lezing op Drie-eenheid B : Romeinen 8,14-17 . Verwijzing : Rom 8,14-17 .

Broeders en zusters, allen die zich laten leiden door de Geest van God zijn kinderen van God. De Geest die gij ontvangen hebt is er niet een van slaafsheid die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt de geest van het kindschap ontvangen die ons doet uitroepen: "Abba, Vader!" De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, te samen met Christus, daar wij delen in zijn lijden om ook te delen in zijn verheerlijking.

Rom 8,14 - Rom 8,14 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat Drie-eenheid B  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14osoi gar pneumati theou agontai, outoi uioi theou eisin.   14 quicumque enim Spiritu Dei aguntur hii filii sunt Dei   Broeders en zusters, allen die zich laten leiden door de Geest van God zijn kinderen van God. 14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.   [14] Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God.   [14] Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God.   14 Zovelen als zich laten leiden door Gods Geest die zijn zonen–en–dochters van God.   14. En effet, tous ceux qu'anime l'Esprit de Dieu sont fils de Dieu.  

King James Bible . [14] For as many as are led by the Spirit of God, they are the sons of God.
Luther-Bibel . 14 Denn welche der Geist Gottes treibt, die sind Gottes Kinder.

Tekstuitleg van Rom 8,14 .

Rom 8,15 - Rom 8,15 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat Drie-eenheid B  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15ou gar elabete pneuma douleias palin eis fobon, alla elabete pneuma uiothesias, en ô krazomen, abba o patèr: 15 non enim accepistis spiritum servitutis iterum in timore sed accepistis Spiritum adoptionis filiorum in quo clamamus Abba Pater   De Geest die gij ontvangen hebt is er niet een van slaafsheid die u opnieuw vrees zou aanjagen.  Gij hebt de geest van het kindschap ontvangen die ons doet uitroepen: "Abba, Vader!"   15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!   [15] De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap* ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba*, Vader!   [15] U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.   15 Ge hebt niet een geest van knechtschap ontvangen om u opnieuw vrees aan te jagen, nee, ge hebt ontvangen een geest van aanneming tot zonen–en–dochters, door wie wij schreeuwen: Abba!, Vader!   15. Aussi bien n'avez-vous pas reçu un esprit d'esclaves pour retomber dans la crainte ; vous avez reçu un esprit de fils adoptifs qui nous fait nous écrier : Abba ! Père !  

King James Bible . [15] For ye have not received the spirit of bondage again to fear; but ye have received the Spirit of adoption, whereby we cry, Abba, Father.
Luther-Bibel . 15 Denn ihr habt nicht einen knechtischen Geist empfangen, dass ihr euch abermals fürchten müsstet; sondern ihr habt einen kindlichen Geist empfangen, durch den wir rufen: Abba, lieber Vater!

Tekstuitleg van Rom 8,15 .

Rom 8,16 - Rom 8,16 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat Drie-eenheid B  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16auto to pneuma summarturei tô pneumati èmôn oti esmen tekna theou.   16 ipse Spiritus testimonium reddit spiritui nostro quod sumus filii Dei   De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God.  16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.  [16] De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God.   [16] De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.   16 De Geest zelf betuigt mee met onze geest dat wij kinderen van God zijn.   16. L'Esprit en personne se joint à notre esprit pour attester que nous sommes enfants de Dieu. 

King James Bible . [16] The Spirit itself beareth witness with our spirit, that we are the children of God:
Luther-Bibel . 16 Der Geist selbst gibt Zeugnis unserm Geist, dass wir Gottes Kinder sind.

Tekstuitleg van Rom 8,16 .

Rom 8,17 - Rom 8,17 : Leven volgens de Geest - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,1-17 -- Rom 8,1 - Rom 8,2 - Rom 8,3 - Rom 8,4 - Rom 8,5 - Rom 8,6 - Rom 8,7 - Rom 8,8 - Rom 8,9 - Rom 8,10 - Rom 8,11 - Rom 8,12 - Rom 8,13 - Rom 8,14 - Rom 8,15 - Rom 8,16 - Rom 8,17 -
Griekse tekst Vulgaat Drie-eenheid B  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17ei de tekna, kai klèronomoi: klèronomoi men theou, sugklèronomoi de christou, eiper sumpaschomen ina kai sundoxasthômen.   17 si autem filii et heredes heredes quidem Dei coheredes autem Christi si tamen conpatimur ut et conglorificemur   Maar als wij kinderen zijn dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, te samen met Christus, daar wij delen in zijn lijden om ook te delen in zijn verheerlijking.   17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.   [17] Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus, omdat wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking.   [17] En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister.   17 ¶ Indien kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede–erfgenamen met Christus, daar we immers mét hem lijden om ook mét hem verheerlijkt te worden.  17. Enfants, et donc héritiers ; héritiers de Dieu, et cohéritiers du Christ, puisque nous souffrons avec lui pour être aussi glorifiés avec lui.  

King James Bible . [17] And if children, then heirs; heirs of God, and joint-heirs with Christ; if so be that we suffer with him, that we may be also glorified together.
Luther-Bibel . 17 Sind wir aber Kinder, so sind wir auch Erben, nämlich Gottes Erben und Miterben Christi, wenn wir denn mit ihm leiden, damit wir auch mit zur Herrlichkeit erhoben werden. Hoffnung für die Schöpfung und Gewissheit des Heils

Tekstuitleg van Rom 8,17 .

Rom 8,18-30 . Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -

Tweede lezing op de 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar : Rom 8,18-23 . Verwijzing : Rom 8,18-23 .

Broeders en zusters, ik ben ervan overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen. Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods. Wij weten immers dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam.

Rom 8,18 - Rom 8,18 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18logizomai gar oti ouk axia ta pathèmata tou nun kairou pros tèn mellousan doxan apokalufthènai eis èmas.  18 existimo enim quod non sunt condignae passiones huius temporis ad futuram gloriam quae revelabitur in nobis ik ben ervan overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat.   18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.   [18] Ik ben er zelfs van overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat.   [18] Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.   18 Want ik reken erop dat al wat we in het tijdsgewricht van nu te lijden krijgen niet opweegt tegen de heerlijkheid die ons onthuld gaat worden.   18. J'estime en effet que les souffrances du temps présent ne sont pas à comparer à la gloire qui doit se révéler en nous. 

King James Bible . [18] For I reckon that the sufferings of this present time are not worthy to be compared with the glory which shall be revealed in us.
Luther-Bibel . 18 Denn ich bin überzeugt, dass dieser Zeit Leiden nicht ins Gewicht fallen gegenüber der Herrlichkeit, die an uns offenbart werden soll.

Tekstuitleg van Rom 8,18 .

Rom 8,19 - Rom 8,19 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19è gar apokaradokia tès ktiseôs tèn apokalupsin tôn uiôn tou theou apekdechetai:   19 nam expectatio creaturae revelationem filiorum Dei expectat   Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen.   19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.  [19] Ook* de schepping verlangt vurig naar de openbaarmaking van de kinderen van God.   [19] De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn.   19 Ja, reikhalzend wacht de schepping op de onthulling van de zonen–en–dochters van God.  19. Car la création en attente aspire à la révélation des fils de Dieu :  

King James Bible . [19] For the earnest expectation of the creature waiteth for the manifestation of the sons of God.
Luther-Bibel . 19 Denn das ängstliche Harren der Kreatur wartet darauf, dass die Kinder Gottes offenbar werden.

Tekstuitleg van Rom 8,19 .

Rom 8,20 - Rom 8,20 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20tè gar mataiotèti è ktisis upetagè, ouch ekousa alla dia ton upotaxanta, ef elpidi   20 vanitati enim creatura subiecta est non volens sed propter eum qui subiecit in spem   Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop,   20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft;  [20] Want zij is onderworpen aan een zinloos* bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem* die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop,   [20] Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen,  20 Want de schepping is onderworpen aan vergeefsheid, niet omdat ze dat wil, maar door hem die haar onderwerpt; in hope,   20. si elle fut assujettie à la vanité - non qu'elle l'eût voulu, mais à cause de celui qui l'y a soumise - c'est avec l'espérance  

King James Bible . [20] For the creature was made subject to vanity, not willingly, but by reason of him who hath subjected the same in hope,
Luther-Bibel . 20 Die Schöpfung ist ja unterworfen der Vergänglichkeit - ohne ihren Willen, sondern durch den, der sie unterworfen hat -, doch auf Hoffnung;

Tekstuitleg van Rom 8,20 .

Rom 8,21 - Rom 8,21 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21oti kai autè è ktisis eleutherôthèsetai apo tès douleias tès fthoras eis tèn eleutherian tès doxès tôn teknôn tou theou.   21 quia et ipsa creatura liberabitur a servitute corruptionis in libertatem gloriae filiorum Dei   want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods.   21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.   [21] want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij van de vergankelijkheid, en delen in de glorierijke vrijheid van Gods kinderen.   [21] omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.   21 omdat ook de schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de knechtschap van het bederf tot de vrijheid die ligt in de heerlijkheid van de kinderen van God.   21. d'être elle aussi libérée de la servitude de la corruption pour entrer dans la liberté de la gloire des enfants de Dieu. 

King James Bible . [21] Because the creature itself also shall be delivered from the bondage of corruption into the glorious liberty of the children of God.
Luther-Bibel . 21 denn auch die Schöpfung wird frei werden von der Knechtschaft der Vergänglichkeit zu der herrlichen Freiheit der Kinder Gottes.

Tekstuitleg van Rom 8,21 .

Rom 8,22 - Rom 8,22 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22oidamen gar oti pasa è ktisis sustenazei kai sunôdinei achri tou nun: 22 scimus enim quod omnis creatura ingemescit et parturit usque adhuc  Wij weten immers dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door.   22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.  [22] Wij weten immers dat de hele schepping kreunt en onder barensweeën lijdt, nog altijd.  [22] Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.   22 Want wij weten dat heel de schepping mee–zucht en mee in barensnood is tot nu toe.   22. Nous le savons en effet, toute la création jusqu'à ce jour gémit en travail d'enfantement. 

King James Bible . [22] For we know that the whole creation groaneth and travaileth in pain together until now.
Luther-Bibel . 22 Denn wir wissen, dass die ganze Schöpfung bis zu diesem Augenblick mit uns seufzt und sich ängstet.

Tekstuitleg van Rom 8,22 .

Rom 8,23 - Rom 8,23 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23ou monon de, alla kai autoi tèn aparchèn tou pneumatos echontes èmeis kai autoi en eautois stenazomen uiothesian apekdechomenoi, tèn apolutrôsin tou sômatos èmôn.   23 non solum autem illa sed et nos ipsi primitias Spiritus habentes et ipsi intra nos gemimus adoptionem filiorum expectantes redemptionem corporis nostri   En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam.   23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.   [23] En niet alleen zij, ook wij zelf, die de eerstelingen* van de Geest toch al hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op onze aanneming tot kinderen, op de verlossing van ons lichaam.  [23] En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.  23 En niet alleen zij, nee, ook wijzelf die de eerstelingsgave van de Geest bezitten, ook wij zuchten over ons eigen lot zolang wij nog de aanneming tot zonen–en–dochters moeten afwachten,– de loskoping van ons lichaam.  23. Et non pas elle seule : nous-mêmes qui possédons les prémices de l'Esprit, nous gémissons nous aussi intérieurement dans l'attente de la rédemption de notre corps.  

King James Bible . [23] And not only they, but ourselves also, which have the firstfruits of the Spirit, even we ourselves groan within ourselves, waiting for the adoption, to wit, the redemption of our body.
Luther-Bibel . 23 Nicht allein aber sie, sondern auch wir selbst, die wir den Geist als Erstlingsgabe haben, seufzen in uns selbst und sehnen uns nach der Kindschaft, der Erlösung unseres Leibes.

Tekstuitleg van Rom 8,23 .

Rom 8,24 - Rom 8,24 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24tè gar elpidi esôthèmen: elpis de blepomenè ouk estin elpis: o gar blepei tis elpizei; -*  24 spe enim salvi facti sumus spes autem quae videtur non est spes nam quod videt quis quid sperat     24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?   [24] In deze hoop zijn wij gered. Maar men spreekt niet van hopen, als men het voorwerp van zijn hoop al ziet: wie kijkt nog uit naar wat hij al ziet?  [24] In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien?   24 Want in die hoop worden wij gered. Maar hoop die het gehoopte al kan bekijken is geen hoop; als iemand het al kan bekijken, wat zal hij ook hópen?   24. Car notre salut est objet d'espérance ; et voir ce qu'on espère, ce n'est plus l'espérer : ce qu'on voit, comment pourrait-on l'espérer encore ?  

King James Bible . [24] For we are saved by hope: but hope that is seen is not hope: for what a man seeth, why doth he yet hope for?
Luther-Bibel . 24 Denn wir sind zwar gerettet, doch auf Hoffnung. Die Hoffnung aber, die man sieht, ist nicht Hoffnung; denn wie kann man auf das hoffen, was man sieht?

Tekstuitleg van Rom 8,24 .

Rom 8,25 - Rom 8,25 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25ei de o ou blepomen elpizomen, di upomonès apekdechometha. 25 si autem quod non videmus speramus per patientiam expectamus     25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.   [25] Omdat onze hoop gericht is op het onzichtbare, moet onze verwachting gepaard gaan met standvastigheid.   [25] Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.   25 Maar als we hopen op wat we niet kunnen bekijken, moeten we in volharding afwachten.  25. Mais espérer ce que nous ne voyons pas, c'est l'attendre avec constance.  

King James Bible . [25] But if we hope for that we see not, then do we with patience wait for it.
Luther-Bibel . 25 Wenn wir aber auf das hoffen, was wir nicht sehen, so warten wir darauf in Geduld.

Tekstuitleg van Rom 8,25 .

Lezing op de 16de (zestiende) zondag door het a-jaar : Rom 8,26-27 . Verwijzing : Rom 8,26-27 .

Broeders en zusters, de Geest komt onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de harten doorgrondt, weet waar de Geest op zint, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling .

Rom 8,26 - Rom 8,26 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 16de (zestiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26ôsautôs de kai to pneuma sunantilambanetai tè astheneia èmôn: to gar ti proseuxômetha katho dei ouk oidamen, alla auto to pneuma uperentugchanei stenagmois alalètois:   26 similiter autem et Spiritus adiuvat infirmitatem nostram nam quid oremus sicut oportet nescimus sed ipse Spiritus postulat pro nobis gemitibus inenarrabilibus de Geest komt onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.   26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.   [26] Evenzo* komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.   [26] De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.   26 ¶ Zo komt ook de Geest onze zwakheid méé te hulp; want wat wij naar behoren zullen bidden weten wij niet; maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.   26. Pareillement l'Esprit vient au secours de notre faiblesse ; car nous ne savons que demander pour prier comme il faut ; mais l'Esprit lui-même intercède pour nous en des gémissements ineffables, 

King James Bible . [26] Likewise the Spirit also helpeth our infirmities: for we know not what we should pray for as we ought: but the Spirit itself maketh intercession for us with groanings which cannot be uttered.
Luther-Bibel . 26 Desgleichen hilft auch der Geist unsrer Schwachheit auf. Denn wir wissen nicht, was wir beten sollen, wie sich's gebührt; sondern der Geist selbst vertritt uns mit unaussprechlichem Seufzen.

Tekstuitleg van Rom 8,26 .

Rom 8,27 - Rom 8,27 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 16de (zestiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27o de eraunôn tas kardias oiden ti to fronèma tou pneumatos, oti kata theon entugchanei uper agiôn.   27 qui autem scrutatur corda scit quid desideret Spiritus quia secundum Deum postulat pro sanctis En Hij die de harten doorgrondt, weet waar de Geest op zint, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling .   27 En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.   [27] En Hij die de harten doorgrondt, weet wat de Geest bedoelt, want Hij pleit voor de heiligen* naar Gods bedoeling.   [27] God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren.  27 En hij die de harten doorgrondt, weet wat het streven van de Geest is, dat hij, overeenkomstig God, voor heiligen pleit.  27. et Celui qui sonde les cœurs sait quel est le désir de l'Esprit et que son intercession pour les saints correspond aux vues de Dieu. 

King James Bible . [27] And he that searcheth the hearts knoweth what is the mind of the Spirit, because he maketh intercession for the saints according to the will of God.
Luther-Bibel . 27 Der aber die Herzen erforscht, der weiß, worauf der Sinn des Geistes gerichtet ist; denn er vertritt die Heiligen, wie es Gott gefällt.

Tekstuitleg van Rom 8,27 .

Lezing op de 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar : Rom 8,28-30 . Verwijzing : Rom 8,28-30 .

Broeders en zusters, wij weten, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn. Want die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon, opdat Deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Die Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en die Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt.

Rom 8,28 - Rom 8,28 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28oidamen de oti tois agapôsin ton theon panta sunergei eis agathon, tois kata prothesin klètois ousin.  28 scimus autem quoniam diligentibus Deum omnia cooperantur in bonum his qui secundum propositum vocati sunt sancti   Broeders en zusters, wij weten, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn.   28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. [28] Intussen weten wij dat voor wie God* liefhebben, alles zich ten goede keert, voor hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn.  [28] En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.   28 Wij weten dat voor wie God liefhebben hij alles doet mede–werken ten goede,– voor wie naar zijn voornemen geroepen zijn;  28. Et nous savons qu'avec ceux qui l'aiment, Dieu collabore en tout pour leur bien, avec ceux qu'il a appelés selon son dessein.  

King James Bible . [28] And we know that all things work together for good to them that love God, to them who are the called according to his purpose.
Luther-Bibel . 28 Wir wissen aber, dass denen, die Gott lieben, alle Dinge zum Besten dienen, denen, die nach seinem Ratschluss berufen sind.

Tekstuitleg van Rom 8,28 .

Rom 8,29 - Rom 8,29 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29oti ous proegnô, kai proôrisen summorfous tès eikonos tou uiou autou, eis to einai auton prôtotokon en pollois adelfois:   29 nam quos praescivit et praedestinavit conformes fieri imaginis Filii eius ut sit ipse primogenitus in multis fratribus   Want die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon, opdat Deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.  29 Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen.   [29] Want wie Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om gelijkvormig te zijn aan het beeld* van zijn Zoon, opdat deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. [29] Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters.   29 ¶ omdat wie hij tevoren heeft willen kennen hij ook tevoren heeft bestemd tot mede–gestalten van het beeld van zijn zoon, opdat deze zal zijn eerstgeborene onder vele broeders–en–zusters.   29. Car ceux que d'avance il a discernés, il les a aussi prédestinés à reproduire l'image de son Fils, afin qu'il soit l'aîné d'une multitude de frères ;  

King James Bible . [29] For whom he did foreknow, he also did predestinate to be conformed to the image of his Son, that he might be the firstborn among many brethren.
Luther-Bibel . 29 Denn die er ausersehen hat, die hat er auch vorherbestimmt, dass sie gleich sein sollten dem Bild seines Sohnes, damit dieser der Erstgeborene sei unter vielen Brüdern.

Tekstuitleg van Rom 8,29 .

5. proôrisen ( hij bestemde van tevoren ) . Verwijzing : pro-orizô (vooraf bepalen, bestemmen) . Ind. aor. 3de pers. enk. van het werkwoord pro + horizô : vooraf bestemmen . Zie horizon : gezichtseinder . horizô ( begrenzen , bepalen , vaststellen ) . horos : grens .

pro-orizô (vooraf bepalen, bestemmen)  bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. proôrisen            1 : Hnd 4,28 . 3 : (1) Rom 8,29 . (2) Rom 8,30 . (3) 1 Kor 2,7 .      
part. aor. nom. mann. enk. proorisas              1 : Ef 1,5 .      
part. pass. aor. nom. mann. mv. prooristhentes             1 : Ef 1,11 .      
totaal                

 

Rom 8,30 - Rom 8,30 : Hoop op de komende heerlijkheid - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,18-30 -- Rom 8,18 - Rom 8,19 - Rom 8,20 - Rom 8,21 - Rom 8,22 - Rom 8,23 - Rom 8,24 - Rom 8,25 - Rom 8,26 - Rom 8,27 - Rom 8,28 - Rom 8,29 - Rom 8,30 -
Griekse tekst Vulgaat 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30ous de proôrisen, toutous kai ekalesen: kai ous ekalesen, toutous kai edikaiôsen: ous de edikaiôsen, toutous kai edoxasen.  30 quos autem praedestinavit hos et vocavit et quos vocavit hos et iustificavit quos autem iustificavit illos et glorificavit Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Die Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en die Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt.   30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.   [30] Wie Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Wie Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en wie Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt.  [30] Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen; en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.   30 Wie hij heeft voor–bestemd die heeft hij ook geroepen, en wie hij heeft geroepen die heeft hij ook gerechtvaardigd, en wie hij heeft gerechtvaardigd die heeft hij ook verheerlijkt.   30. et ceux qu'il a prédestinés, il les a aussi appelés ; ceux qu'il a appelés, il les a aussi justifiés ; ceux qu'il a justifiés, il les a aussi glorifiés.  

King James Bible . [30] Moreover whom he did predestinate, them he also called: and whom he called, them he also justified: and whom he justified, them he also glorified.
Luther-Bibel . 30 Die er aber vorherbestimmt hat, die hat er auch berufen; die er aber berufen hat, die hat er auch gerecht gemacht; die er aber gerecht gemacht hat, die hat er auch verherrlicht.

Tekstuitleg van Rom 8,30 .

3. proôrisen ( hij bestemde van tevoren ) . Verwijzing : pro-orizô (vooraf bepalen, bestemmen) . Ind. aor. 3de pers. enk. van het werkwoord pro + horizô : vooraf bestemmen . Zie horizon : gezichtseinder . horizô ( begrenzen , bepalen , definiëren , vaststellen ) . horos : grens .

pro-orizô (vooraf bepalen, bestemmen)  bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. proôrisen            1 : Hnd 4,28 . 3 : (1) Rom 8,29 . (2) Rom 8,30 . (3) 1 Kor 2,7 .      
part. aor. nom. mann. enk. proorisas              1 : Ef 1,5 .      
part. pass. aor. nom. mann. mv. prooristhentes             1 : Ef 1,11 .      
totaal                

Rom 8,31-39 . De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -

Rom 8,31 - Rom 8,31 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31ti oun eroumen pros tauta; ei o theos uper èmôn, tis kath èmôn;  31 quid ergo dicemus ad haec si Deus pro nobis quis contra nos     31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? [31] Wat moeten wij hieraan nog toevoegen? Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?   [31] Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?   31 ¶ Wat zullen wij dan zeggen bij dit alles? Als God vóór ons is, wie is tegen ons?   31. Que dire après cela ? Si Dieu est pour nous, qui sera contre nous ?  

King James Bible . [31] What shall we then say to these things? If God be for us, who can be against us?
Luther-Bibel . 31 Was wollen wir nun hierzu sagen? Ist Gott für uns, wer kann wider uns sein?

Tekstuitleg van Rom 8,31 .

Rom 8,32 - Rom 8,32 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32os ge tou idiou uiou ouk efeisato, alla uper èmôn pantôn paredôken auton, pôs ouchi kai sun autô ta panta èmin charisetai; 32 qui etiam Filio suo non pepercit sed pro nobis omnibus tradidit illum quomodo non etiam cum illo omnia nobis donabit   32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?  [32] Hij* heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zo’n gave ook niet al het andere schenken?  [32] Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken?   32 Die zijn eigen zoon niet heeft gespaard, maar hem ter wille van ons allen heeft prijsgegeven, hoe zal hij niet ook mét hem ons alle dingen schenken?   32. Lui qui n'a pas épargné son propre Fils mais l'a livré pour nous tous, comment avec lui ne nous accordera-t-il pas toute faveur ? 

King James Bible . [32] He that spared not his own Son, but delivered him up for us all, how shall he not with him also freely give us all things?
Luther-Bibel . 32 Der auch seinen eigenen Sohn nicht verschont hat, sondern hat ihn für uns alle dahingegeben - wie sollte er uns mit ihm nicht alles schenken?

Tekstuitleg van Rom 8,32 . Het eerste deel van vers Rom 8,32 verwijst naar

Rom 8,32,5. gen. mann. enk. υἰου = huiou (zoon) van het zelfst. naamw. υἰος = huios (zoon) . Taalgebruik in het NT : huios (zoon) . Taalgebruik in de LXX : huios (zoon) .

huios (zoon)  enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Apk Br. Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud  Paul.  Ap. br. 
gen. enk. huiou 343 308 35 8 1 4 3     19                              12 
totaal 1851 1560 291 69 29 62 51 10 5 65            17  20      40  25 

- Ned. : zoon . Arabisch : اِبن = ´ibn (zoon) . Taalgebruik in de Qoran : ´ibn (zoon) . D. : Sohn . E. : son . Fr. : fils . Gr. : υἰος = huios (zoon) . Taalgebruik in het NT : huios (zoon) . Hebreeuws : בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Lat. : filius .

Rom 8,32,3. - 5. του ιδιου ὑιου = tou idiou huiou (de eigen zoon) . Bijbel (1) : Rom 8,32 .

Rom 8,32,7. ind. aor. 3de pers. enk. εφεισατο = efeisato (hij spaarde) van het werkw. φειδομαι = feidomai (sparen) . Taalgebruik in het NT : feidomai (sparen) . Taalgebruik in de LXX : feidomai (sparen) . Bijbel (19) . LXX (15) : (1) Ex 2,6 . (2) Dt 33,3 . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . NT (4) : (1) Rom 8,32 . (2) Rom 11,21 . (3) 2 Pe 2,4 . (4) 2 Pe 2,5 . Een vorm van φειδομαι = feidomai (sparen)in de LXX (95) , in het NT (10) .

b
Rom 8,33 - Rom 8,33 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33tis egkalesei kata eklektôn theou; theos o dikaiôn: 33 quis accusabit adversus electos Dei Deus qui iustificat     33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt.   [33] Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt?  [33] Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij.  33 Wie zal iets inbrengen tegen uitgelezenen van God? God die rechtvaardigt?   33. Qui se fera l'accusateur de ceux que Dieu a élus ? C'est Dieu qui justifie.  

King James Bible . [33] Who shall lay any thing to the charge of God's elect? It is God that justifieth.
Luther-Bibel . 33 Wer will die Auserwählten Gottes beschuldigen? Gott ist hier, der gerecht macht.

Tekstuitleg van Rom 8,33 .

b
Rom 8,34 - Rom 8,34 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34tis o katakrinôn; christos [ièsous] o apothanôn, mallon de egertheis, os kai estin en dexia tou theou, os kai entugchanei uper èmôn. 34 quis est qui condemnet Christus Iesus qui mortuus est immo qui resurrexit qui et est ad dexteram Dei qui etiam interpellat pro nobis    34 Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt.  [34] Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan de rechterhand van God, onze zaak bepleit?   [34] Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.   34 Wie is het die veroordeelt? Christus Jezus, die gestorven is, wat meer is: opgewekt,– die is ter rechterhand van God, die ook voor ons pleit?  34. Qui donc condamnera ? Le Christ Jésus, celui qui est mort, que dis-je ? ressuscité, qui est à la droite de Dieu, qui intercède pour nous ? 

King James Bible . [34] Who is he that condemneth? It is Christ that died, yea rather, that is risen again, who is even at the right hand of God, who also maketh intercession for us.
Luther-Bibel . 34 Wer will verdammen? Christus Jesus ist hier, der gestorben ist, ja vielmehr, der auch auferweckt ist, der zur Rechten Gottes ist und uns vertritt.

Tekstuitleg van Rom 8,34 .

Lezing op de 18de (achttiende) zondag door het a-jaar : Rom 8,35.37-39 . Verwijzing : Rom 8,35.37-39 .

14.-17. ἐν δεξιᾷ τοῦ θεοῦ (= en deksia tou theou: aan de rechterhand van God). NT (4): (1) Rom 8,34. (2) Kol 3,1. (3) Heb 10,12. (4) 1 Pe 3,22.

Rom 8,35 - Rom 8,35 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat 18de (achttiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35tis èmas chôrisei apo tès agapès tou christou; thlipsis è stenochôria è diôgmos è limos è gumnotès è kindunos è machaira;   35 quis nos separabit a caritate Christi tribulatio an angustia an persecutio an fames an nuditas an periculum an gladius     35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard?  [35] Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, of vervolging, of honger, of naaktheid, of levensgevaar, of het zwaard?   [35] Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard?   35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?– verdrukking of nood of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of een zwaard?  35. Qui nous séparera de l'amour du Christ ? la tribulation, l'angoisse, la persécution, la faim, la nudité, les périls, le glaive ? 

King James Bible . [35] Who shall separate us from the love of Christ? shall tribulation, or distress, or persecution, or famine, or nakedness, or peril, or sword?
Luther-Bibel . 35 Wer will uns scheiden von der Liebe Christi? Trübsal oder Angst oder Verfolgung oder Hunger oder Blöße oder Gefahr oder Schwert?

Tekstuitleg van Rom 8,35 . In dit vers worden 7 gevaren opgesomd die Paulus niet kunnen scheiden van de liefde van Christus .

9. nom. vr. enk. zelfst. naamw. thlipsis (verdrukking)  . Taalgebruik in het NT : thlipsis (verdrukking) . Bijbel (20) . OT (23) . NT (7) . Br. (4) : (1) Rom 2,9 . (2) Rom 5,3 . (3) Rom 8,35 . (4) 2 Kor 8,13 .

10. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

12. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

13. nom. mann. enk. diôgmos (vervolging) . Taalgebruik in NT : diôgmos (vervolging) . OT (1) : Spr 11,19 . NT (2) : (1) Hnd 8,1 . (2) Rom 8,35 . Een vorm van diôgmos (verdrukking) komt slechts in twee (parallel)verzen in de evangelies voor : Mt 13,21 // Mc 4,17 (gen. mann. enk. diôgmou) . Een vorm : NT (10) . Hnd (3) . Br. (5) .

9. 13. Een vorm van thlipsis (verdrukking) en diôgmos (vervolging) komt samen voor in 4 verzen in het N.T. : (1) Mt 13,21 . (2) Mc 4,17 . (3) Rom 8,35 . (4) 2 Tes 1,4 .

14. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

16. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

18. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

20. bepaald lidw. nom. vr. enk. hè (de) of voegwoord è (of) . Zie bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Rom (85) . Rom 8 (5) : (1) Rom 8,19 . (2) Rom 8,20 . (3) Rom 8,21 . (4) Rom 8,22 . (5) Rom 8,35 .

21. nom. vr. enk. machaira (zwaard) . Taalgebruik in de bijbel : machaira (zwaard) . Bijbel (70) . OT (68) .NT (2) : (1) Rom 8,35 . (2) Apk 6,4 .

Rom 8,36 - Rom 8,36 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
36kathôs gegraptai oti eneken sou thanatoumetha olèn tèn èmeran, elogisthèmen ôs probata sfagès.   36 sicut scriptum est quia propter te mortificamur tota die aestimati sumus ut oves occisionis     36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.)   [36] Er staat immers geschreven: Omwille van U doodt men ons de hele dag door; wij worden behandeld als schapen voor de slacht.  [36] Er staat geschreven: ‘Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’   36 Het is zoals geschreven staat: ‘wegens u worden wij heel de dag gedood, wij worden beschouwd als schapen voor de slacht’,   36. selon le mot de l'Écriture : A cause de toi, l'on nous met à mort tout le long du jour ; nous avons passé pour des brebis d'abattoir. 

King James Bible . [36] As it is written, For thy sake we are killed all the day long; we are accounted as sheep for the slaughter.
Luther-Bibel . 36 Wie geschrieben steht (Psalm 44,23): »Um deinetwillen werden wir getötet den ganzen Tag; wir sind geachtet wie Schlachtschafe.«

Tekstuitleg van Rom 8,36 .

Rom 8,37 - Rom 8,37 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat 18de (achttiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
37all en toutois pasin upernikômen dia tou agapèsantos èmas.  37 sed in his omnibus superamus propter eum qui dilexit nos    37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.   [37] Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem die ons heeft liefgehad.  [37] Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad.   37 maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door hem die ons zijn liefde heeft betoond.  37. Mais en tout cela nous sommes les grands vainqueurs par celui qui nous a aimés.  

King James Bible . [37] Nay, in all these things we are more than conquerors through him that loved us.
Luther-Bibel . 37 Aber in dem allen überwinden wir weit durch den, der uns geliebt hat.

Tekstuitleg van Rom 8,37 .

Rom 8,38 - Rom 8,38 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat 18de (achttiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
38pepeismai gar oti oute thanatos oute zôè oute aggeloi oute archai oute enestôta oute mellonta oute dunameis   38 certus sum enim quia neque mors neque vita neque angeli neque principatus neque instantia neque futura neque fortitudines     38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,  [38] Ik* ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht   [38] Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst,   38 Ja, ik ben er zeker van dat noch dood noch leven noch engelen noch overheden noch bestaande toestanden noch toekomstige noch machten   38. Oui, j'en ai l'assurance, ni mort ni vie, ni anges ni principautés, ni présent ni avenir, ni puissances,  

King James Bible . [38] For I am persuaded, that neither death, nor life, nor angels, nor principalities, nor powers, nor things present, nor things to come,
Luther-Bibel . 38 Denn ich bin gewiss, dass weder Tod noch Leben, weder Engel noch Mächte noch Gewalten, weder Gegenwärtiges noch Zukünftiges,

Tekstuitleg van Rom 8,38 .

Rom 8,39 - Rom 8,39 : De liefde van God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Rom (Rome) -- Rom 8 -- Rom 8,31-39 -- Rom 8,31 - Rom 8,32 - Rom 8,33 - Rom 8,34 - Rom 8,35 - Rom 8,36 - Rom 8,37 - Rom 8,38 - Rom 8,39 -
Griekse tekst Vulgaat 18de (achttiende) zondag door het a-jaar  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
39oute upsôma oute bathos oute tis ktisis etera dunèsetai èmas chôrisai apo tès agapès tou theou tès en christô ièsou tô kuriô èmôn.   39 neque altitudo neque profundum neque creatura alia poterit nos separare a caritate Dei quae est in Christo Iesu Domino nostro     39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.  [39] in den hoge of in de diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is.   [39] hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.  39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel bij machte zal zijn ons te scheiden van de liefde van God die is in Christus Jezus, onze Heer.   39. ni hauteur ni profondeur, ni aucune autre créature ne pourra nous séparer de l'amour de Dieu manifesté dans le Christ Jésus notre Seigneur. 

King James Bible . [39] Nor height, nor depth, nor any other creature, shall be able to separate us from the love of God, which is in Christ Jesus our Lord.
Luther-Bibel . 39 weder Hohes noch Tiefes noch eine andere Kreatur uns scheiden kann von der Liebe Gottes, die in Christus Jesus ist, unserm Herrn.

Tekstuitleg van Rom 8,39 .


- Griekse tekst - Septuaginta

HOOFDSTUK 8 1ouden ara nun katakrima tois en christô ièsou: 2o gar nomos tou pneumatos tès zôès en christô ièsou èleutherôsen se apo tou nomou tès amartias kai tou thanatou. 3to gar adunaton tou nomou, en ô èsthenei dia tès sarkos, o theos ton eautou uion pempsas en omoiômati sarkos amartias kai peri amartias katekrinen tèn amartian en tè sarki, 4ina to dikaiôma tou nomou plèrôthè en èmin tois mè kata sarka peripatousin alla kata pneuma. 5oi gar kata sarka ontes ta tès sarkos fronousin, oi de kata pneuma ta tou pneumatos. 6to gar fronèma tès sarkos thanatos, to de fronèma tou pneumatos zôè kai eirènè: 7dioti to fronèma tès sarkos echthra eis theon, tô gar nomô tou theou ouch upotassetai, oude gar dunatai: 8oi de en sarki ontes theô aresai ou dunantai. 9umeis de ouk este en sarki alla en pneumati, eiper pneuma theou oikei en umin. ei de tis pneuma christou ouk echei, outos ouk estin autou. 10ei de christos en umin, to men sôma nekron dia amartian, to de pneuma zôè dia dikaiosunèn. 11ei de to pneuma tou egeirantos ton ièsoun ek nekrôn oikei en umin, o egeiras christon ek nekrôn zôopoièsei kai ta thnèta sômata umôn dia tou enoikountos autou pneumatos en umin. 12ara oun, adelfoi, ofeiletai esmen, ou tè sarki tou kata sarka zèn: 13ei gar kata sarka zète mellete apothnèskein, ei de pneumati tas praxeis tou sômatos thanatoute zèsesthe. 14osoi gar pneumati theou agontai, outoi uioi theou eisin. 15ou gar elabete pneuma douleias palin eis fobon, alla elabete pneuma uiothesias, en ô krazomen, abba o patèr: 16auto to pneuma summarturei tô pneumati èmôn oti esmen tekna theou. 17ei de tekna, kai klèronomoi: klèronomoi men theou, sugklèronomoi de christou, eiper sumpaschomen ina kai sundoxasthômen. 18logizomai gar oti ouk axia ta pathèmata tou nun kairou pros tèn mellousan doxan apokalufthènai eis èmas. 19è gar apokaradokia tès ktiseôs tèn apokalupsin tôn uiôn tou theou apekdechetai: 20tè gar mataiotèti è ktisis upetagè, ouch ekousa alla dia ton upotaxanta, ef elpidi 21oti kai autè è ktisis eleutherôthèsetai apo tès douleias tès fthoras eis tèn eleutherian tès doxès tôn teknôn tou theou. 22oidamen gar oti pasa è ktisis sustenazei kai sunôdinei achri tou nun: 23ou monon de, alla kai autoi tèn aparchèn tou pneumatos echontes èmeis kai autoi en eautois stenazomen uiothesian apekdechomenoi, tèn apolutrôsin tou sômatos èmôn. 24tè gar elpidi esôthèmen: elpis de blepomenè ouk estin elpis: o gar blepei tis elpizei; 25ei de o ou blepomen elpizomen, di upomonès apekdechometha. 26ôsautôs de kai to pneuma sunantilambanetai tè astheneia èmôn: to gar ti proseuxômetha katho dei ouk oidamen, alla auto to pneuma uperentugchanei stenagmois alalètois: 27o de eraunôn tas kardias oiden ti to fronèma tou pneumatos, oti kata theon entugchanei uper agiôn. 28oidamen de oti tois agapôsin ton theon panta sunergei eis agathon, tois kata prothesin klètois ousin. 29oti ous proegnô, kai proôrisen summorfous tès eikonos tou uiou autou, eis to einai auton prôtotokon en pollois adelfois: 30ous de proôrisen, toutous kai ekalesen: kai ous ekalesen, toutous kai edikaiôsen: ous de edikaiôsen, toutous kai edoxasen. 31ti oun eroumen pros tauta; ei o theos uper èmôn, tis kath èmôn; 32os ge tou idiou uiou ouk efeisato, alla uper èmôn pantôn paredôken auton, pôs ouchi kai sun autô ta panta èmin charisetai; 33tis egkalesei kata eklektôn theou; theos o dikaiôn: 34tis o katakrinôn; christos [ièsous] o apothanôn, mallon de egertheis, os kai estin en dexia tou theou, os kai entugchanei uper èmôn. 35tis èmas chôrisei apo tès agapès tou christou; thlipsis è stenochôria è diôgmos è limos è gumnotès è kindunos è machaira; 36kathôs gegraptai oti eneken sou thanatoumetha olèn tèn èmeran, elogisthèmen ôs probata sfagès. 37all en toutois pasin upernikômen dia tou agapèsantos èmas. 38pepeismai gar oti oute thanatos oute zôè oute aggeloi oute archai oute enestôta oute mellonta oute dunameis 39oute upsôma oute bathos oute tis ktisis etera dunèsetai èmas chôrisai apo tès agapès tou theou tès en christô ièsou tô kuriô èmôn.

1 Οὐδὲν ἄρα νῦν κατάκριμα τοῖς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ μὴ κατὰ σάρκα περιπατοῦσιν, ἀλλὰ κατὰ πνεῦμα. 2 ὁ γὰρ νόμος τοῦ πνεύματος τῆς ζωῆς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ ἠλευθέρωσέ με ἀπὸ τοῦ νόμου τῆς ἁμαρτίας καὶ τοῦ θανάτου. 3 τὸ γὰρ ἀδύνατον τοῦ νόμου, ἐν ᾧ ἠσθένει διὰ τῆς σαρκός, ὁ Θεὸς τὸν ἑαυτοῦ υἱὸν πέμψας ἐν ὁμοιώματι σαρκὸς ἁμαρτίας καὶ περὶ ἁμαρτίας, κατέκρινε τὴν ἁμαρτίαν ἐν τῇ σαρκί, 4 ἵνα τὸ δικαίωμα τοῦ νόμου πληρωθῇ ἐν ἡμῖν τοῖς μὴ κατὰ σάρκα περιπατοῦσιν, ἀλλὰ κατὰ πνεῦμα. 5 οἱ γὰρ κατὰ σάρκα ὄντες τὰ τῆς σαρκὸς φρονοῦσιν, οἱ δὲ κατὰ πνεῦμα τὰ τοῦ πνεύματος. 6 τὸ γὰρ φρόνημα τῆς σαρκὸς θάνατος, τὸ δὲ φρόνημα τοῦ πνεύματος ζωὴ καὶ εἰρήνη· διότι τὸ φρόνημα τῆς σαρκὸς ἔχθρα εἰς Θεόν· 7 τῷ γὰρ νόμῳ τοῦ Θεοῦ οὐχ ὑποτάσσεται· οὐδὲ γὰρ δύναται· 8 οἱ δὲ ἐν σαρκὶ ὄντες Θεῷ ἀρέσαι οὐ δύνανται. 9 ὑμεῖς δὲ οὐκ ἐστὲ ἐν σαρκὶ, ἀλλ' ἐν πνεύματι, εἴπερ Πνεῦμα Θεοῦ οἰκεῖ ἐν ὑμῖν· εἰ δέ τις Πνεῦμα Χριστοῦ οὐκ ἔχει, οὗτος οὐκ ἔστιν αὐτοῦ. 10 εἰ δὲ Χριστὸς ἐν ὑμῖν, τὸ μὲν σῶμα νεκρὸν δι' ἁμαρτίαν, τὸ δὲ πνεῦμα ζωὴ διὰ δικαιοσύνην. 11 εἰ δὲ τὸ Πνεῦμα τοῦ ἐγείραντος τὸν Ἰησοῦν ἐκ νεκρῶν οἰκεῖ ἐν ὑμῖν, ὁ ἐγείρας τὸν Χριστὸν ἐκ νεκρῶν ζῳοποιήσει καὶ τὰ θνητὰ σώματα ὑμῶν διὰ τὸ ἐνοικοῦν αὐτοῦ Πνεύμα ἐν ὑμῖν. 12 Ἄρα οὖν, ἀδελφοί, ὀφειλέται ἐσμέν, οὐ τῇ σαρκὶ τοῦ κατὰ σάρκα ζῆν· 13 εἰ γὰρ κατὰ σάρκα ζῆτε, μέλλετε ἀποθνῄσκειν· εἰ δὲ Πνεύματι τὰς πράξεις τοῦ σώματος θανατοῦτε ζήσεσθε. 14 ὅσοι γὰρ Πνεύματι Θεοῦ ἄγονται, οὗτοί εἰσιν υἱοὶ Θεοῦ. 15 οὐ γὰρ ἐλάβετε Πνεῦμα δουλείας πάλιν εἰς φόβον, ἀλλ' ἐλάβετε Πνεῦμα υἱοθεσίας, ἐν ᾧ κράζομεν· ἀββᾶ ὁ πατήρ. 16 αὐτὸ τὸ Πνεῦμα συμμαρτυρεῖ τῷ πνεύματι ἡμῶν ὅτι ἐσμὲν τέκνα Θεοῦ. 17 εἰ δὲ τέκνα, καὶ κληρονόμοι, κληρονόμοι μὲν Θεοῦ, συγκληρονόμοι δὲ Χριστοῦ, εἴπερ συμπάσχομεν ἵνα καὶ συνδοξασθῶμεν. 18 Λογίζομαι γὰρ ὅτι οὐκ ἄξια τὰ παθήματα τοῦ νῦν καιροῦ πρὸς τὴν μέλλουσαν δόξαν ἀποκαλυφθῆναι εἰς ἡμᾶς. 19 ἡ γὰρ ἀποκαραδοκία τῆς κτίσεως τὴν ἀποκάλυψιν τῶν υἱῶν τοῦ Θεοῦ ἀπεκδέχεται. 20 τῇ γὰρ ματαιότητι ἡ κτίσις ὑπετάγη, οὐχ ἑκοῦσα, ἀλλὰ διὰ τὸν ὑποτάξαντα, ἐπ' ἐλπίδι 21 ὅτι καὶ αὐτὴ ἡ κτίσις ἐλευθερωθήσεται ἀπὸ τῆς δουλείας τῆς φθορᾶς εἰς τὴν ἐλευθερίαν τῆς δόξης τῶν τέκνων τοῦ Θεοῦ. 22 οἴδαμεν γὰρ ὅτι πᾶσα ἡ κτίσις συστενάζει καὶ συνωδίνει ἄχρι τοῦ νῦν· 23 οὐ μόνον δέ, ἀλλὰ καὶ αὐτοὶ τὴν ἀπαρχὴν τοῦ Πνεύματος ἔχοντες καὶ ἡμεῖς αὐτοὶ ἐν ἑαυτοῖς στενάζομεν υἱοθεσίαν ἀπεκδεχόμενοι, τὴν ἀπολύτρωσιν τοῦ σώματος ἡμῶν. 24 τῇ γὰρ ἐλπίδι ἐσώθημεν· ἐλπὶς δὲ βλεπομένη οὐκ ἔστιν ἐλπίς· ὃ γὰρ βλέπει τις, τί καὶ ἐλπίζει; 25 εἰ δὲ ὃ οὐ βλέπομεν ἐλπίζομεν, δι' ὑπομονῆς ἀπεκδεχόμεθα. 26 Ὡσαύτως δὲ καὶ τὸ Πνεῦμα συναντιλαμβάνεται ταῖς ἀσθενείαις ἡμῶν· τὸ γὰρ τί προσευξώμεθα καθ' ὃ δεῖ οὐκ οἴδαμεν, ἀλλ' αὐτὸ τὸ Πνεῦμα ὑπερεντυγχάνει ὑπὲρ ἡμῶν στεναγμοῖς ἀλαλήτοις· 27 ὁ δὲ ἐρευνῶν τὰς καρδίας οἶδε τί τὸ φρόνημα τοῦ Πνεύματος, ὅτι κατὰ Θεὸν ἐντυγχάνει ὑπὲρ ἁγίων. 28 Οἴδαμεν δὲ ὅτι τοῖς ἀγαπῶσι τὸν Θεὸν πάντα συνεργεῖ εἰς ἀγαθόν, τοῖς κατὰ πρόθεσιν κλητοῖς οὖσιν· 29 ὅτι οὓς προέγνω, καὶ προώρισε συμμόρφους τῆς εἰκόνος τοῦ υἱοῦ αὐτοῦ, εἰς τὸ εἶναι αὐτὸν πρωτότοκον ἐν πολλοῖς ἀδελφοῖς· 30 οὓς δὲ προώρισε, τούτους καὶ ἐκάλεσε, καὶ οὓς ἐκάλεσε, τούτους καὶ ἐδικαίωσεν, οὓς δὲ ἐδικαίωσε, τούτους καὶ ἐδόξασε. 31 Τί οὖν ἐροῦμεν πρὸς ταῦτα; εἰ ὁ Θεὸς ὑπὲρ ἡμῶν, τίς καθ' ἡμῶν; 32 ὅς γε τοῦ ἰδίου υἱοῦ οὐκ ἐφείσατο, ἀλλ' ὑπὲρ ἡμῶν πάντων παρέδωκεν αὐτόν, πῶς οὐχὶ καὶ σὺν αὐτῷ τὰ πάντα ἡμῖν χαρίσεται; 33 τίς ἐγκαλέσει κατὰ ἐκλεκτῶν Θεοῦ; Θεὸς ὁ δικαιῶν· 34 τίς ὁ κατακρινῶν; Χριστὸς ὁ ἀποθανών, μᾶλλον δὲ καὶ ἐγερθείς, ὃς καὶ ἔστιν ἐν δεξιᾷ τοῦ Θεοῦ, ὃς καὶ ἐντυγχάνει ὑπὲρ ἡμῶν. 35 τίς ἡμᾶς χωρίσει ἀπὸ τῆς ἀγάπης τοῦ Χριστοῦ; θλῖψις ἢ στενοχωρία ἢ διωγμὸς ἢ λιμὸς ἢ γυμνότης ἢ κίνδυνος ἢ μάχαιρα; 36 καθὼς γέγραπται ὅτι ἕνεκά σου θανατούμεθα ὅλην τὴν ἡμέραν· ἐλογίσθημεν ὡς πρόβατα σφαγῆς. 37 ἀλλ' ἐν τούτοις πᾶσιν ὑπερνικῶμεν διὰ τοῦ ἀγαπήσαντος ἡμᾶς. 38 πέπεισμαι γὰρ ὅτι οὔτε θάνατος οὔτε ζωὴ οὔτε ἄγγελοι οὔτε ἀρχαὶ οὔτε δυνάμεις οὔτε ἐνεστῶτα οὔτε μέλλοντα, 39 οὔτε ὕψωμα οὔτε βάθος οὔτε τις κτίσις ἑτέρα δυνήσεται ἡμᾶς χωρίσαι ἀπὸ τῆς ἀγάπης τοῦ Θεοῦ τῆς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ τῷ Κυρίῳ ἡμῶν.


- Vulgata

1 nihil ergo nunc damnationis est his qui sunt in Christo Iesu qui non secundum carnem ambulant 2 lex enim Spiritus vitae in Christo Iesu liberavit me a lege peccati et mortis 3 nam quod inpossibile erat legis in quo infirmabatur per carnem Deus Filium suum mittens in similitudinem carnis peccati et de peccato damnavit peccatum in carne 4 ut iustificatio legis impleretur in nobis qui non secundum carnem ambulamus sed secundum Spiritum 5 qui enim secundum carnem sunt quae carnis sunt sapiunt qui vero secundum Spiritum quae sunt Spiritus sentiunt 6 nam prudentia carnis mors prudentia autem Spiritus vita et pax 7 quoniam sapientia carnis inimicitia est in Deum legi enim Dei non subicitur nec enim potest 8 qui autem in carne sunt Deo placere non possunt 9 vos autem in carne non estis sed in Spiritu si tamen Spiritus Dei habitat in vobis si quis autem Spiritum Christi non habet hic non est eius 10 si autem Christus in vobis est corpus quidem mortuum est propter peccatum spiritus vero vita propter iustificationem 11 quod si Spiritus eius qui suscitavit Iesum a mortuis habitat in vobis qui suscitavit Iesum Christum a mortuis vivificabit et mortalia corpora vestra propter inhabitantem Spiritum eius in vobis 12 ergo fratres debitores sumus non carni ut secundum carnem vivamus 13 si enim secundum carnem vixeritis moriemini si autem Spiritu facta carnis mortificatis vivetis 14 quicumque enim Spiritu Dei aguntur hii filii sunt Dei 15 non enim accepistis spiritum servitutis iterum in timore sed accepistis Spiritum adoptionis filiorum in quo clamamus Abba Pater 16 ipse Spiritus testimonium reddit spiritui nostro quod sumus filii Dei 17 si autem filii et heredes heredes quidem Dei coheredes autem Christi si tamen conpatimur ut et conglorificemur 18 existimo enim quod non sunt condignae passiones huius temporis ad futuram gloriam quae revelabitur in nobis 19 nam expectatio creaturae revelationem filiorum Dei expectat 20 vanitati enim creatura subiecta est non volens sed propter eum qui subiecit in spem 21 quia et ipsa creatura liberabitur a servitute corruptionis in libertatem gloriae filiorum Dei 22 scimus enim quod omnis creatura ingemescit et parturit usque adhuc 23 non solum autem illa sed et nos ipsi primitias Spiritus habentes et ipsi intra nos gemimus adoptionem filiorum expectantes redemptionem corporis nostri 24 spe enim salvi facti sumus spes autem quae videtur non est spes nam quod videt quis quid sperat 25 si autem quod non videmus speramus per patientiam expectamus 26 similiter autem et Spiritus adiuvat infirmitatem nostram nam quid oremus sicut oportet nescimus sed ipse Spiritus postulat pro nobis gemitibus inenarrabilibus 27 qui autem scrutatur corda scit quid desideret Spiritus quia secundum Deum postulat pro sanctis 28 scimus autem quoniam diligentibus Deum omnia cooperantur in bonum his qui secundum propositum vocati sunt sancti 29 nam quos praescivit et praedestinavit conformes fieri imaginis Filii eius ut sit ipse primogenitus in multis fratribus 30 quos autem praedestinavit hos et vocavit et quos vocavit hos et iustificavit quos autem iustificavit illos et glorificavit 31 quid ergo dicemus ad haec si Deus pro nobis quis contra nos 32 qui etiam Filio suo non pepercit sed pro nobis omnibus tradidit illum quomodo non etiam cum illo omnia nobis donabit 33 quis accusabit adversus electos Dei Deus qui iustificat 34 quis est qui condemnet Christus Iesus qui mortuus est immo qui resurrexit qui et est ad dexteram Dei qui etiam interpellat pro nobis 35 quis nos separabit a caritate Christi tribulatio an angustia an persecutio an fames an nuditas an periculum an gladius 36 sicut scriptum est quia propter te mortificamur tota die aestimati sumus ut oves occisionis 37 sed in his omnibus superamus propter eum qui dilexit nos 38 certus sum enim quia neque mors neque vita neque angeli neque principatus neque instantia neque futura neque fortitudines 39 neque altitudo neque profundum neque creatura alia poterit nos separare a caritate Dei quae est in Christo Iesu Domino nostro


- Statenvertaling

1 Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. 2 Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. 3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. 4 Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. 5 Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken, dat des Geestes is. 6 Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede; 7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet. 8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. 9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. 10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. 11 En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont. 12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. 13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven. 14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. 15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader! 16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. 17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. 18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. 19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. 20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft; 21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe. 23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams. 24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? 25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. 26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. 27 En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. 28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. 29 Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. 30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. 31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? 32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? 33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. 34 Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt. 35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? 36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, 39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.


- Willibrordvertaling

Hoofdstuk 8 Leven volgens de Geest [1] Voor* hen dus die in Christus Jezus zijn, bestaat er nu geen vonnis meer. [2] De wet* van de Geest die in Christus Jezus het leven schenkt, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood. [3] Wat de wet niet vermocht, machteloos als ze was door ons zondige bestaan, dat heeft God bewerkt: wegens de zonde heeft Hij zijn Zoon gezonden in datzelfde zondige bestaan en heeft Hij in dat bestaan* zelf de zonde gevonnist. [4] Zo* moest de eis van de wet vervuld worden door ons die geen zondig leven meer leiden, maar leven volgens de Geest. [5] Zij die een zondig leven leiden, streven naar wat de zonde wil. Maar zij die leven volgens de Geest, streven naar wat de Geest wil. [6] Het streven van de zondige natuur loopt uit op de dood, het streven van de Geest op leven en vrede. [7] Want het streven van de zondige natuur staat vijandig tegenover God. Het onderwerpt zich niet aan Gods wet, dat kan het niet eens; [8] en zij die een zondig leven leiden, kunnen God niet behagen. [9] Maar u leidt geen zondig leven meer, maar u leeft in de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Iemand die de Geest van Christus niet bezit, behoort Hem niet toe. [10] Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde aan de dood gewijd, maar uw geest leeft, dankzij de gerechtigheid. [11] Als de Geest van Hem die Jezus heeft opgewekt uit de doden in u woont, zal Hij, die Christus uit de doden heeft laten opstaan, ook uw sterfelijk lichaam levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u woont. [12] Dus, broeders en zusters, zijn wij niet langer verplicht om een zondig leven te leiden. [13] Als u een zondig leven leidt, zult u zeker sterven. Maar als u door de Geest de praktijken van het lichaam doodt, zult u leven. [14] Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. [15] De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap* ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba*, Vader! [16] De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God. [17] Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus, omdat wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking. Hoop op de komende HEERlijkheid [18] Ik ben er zelfs van overtuigd dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. [19] Ook* de schepping verlangt vurig naar de openbaarmaking van de kinderen van God. [20] Want zij is onderworpen aan een zinloos* bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem* die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, [21] want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij van de vergankelijkheid, en delen in de glorierijke vrijheid van Gods kinderen. [22] Wij weten immers dat de hele schepping kreunt en onder barensweeën lijdt, nog altijd. [23] En niet alleen zij, ook wij zelf, die de eerstelingen* van de Geest toch al hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op onze aanneming tot kinderen, op de verlossing van ons lichaam. [24] In deze hoop zijn wij gered. Maar men spreekt niet van hopen, als men het voorwerp van zijn hoop al ziet: wie kijkt nog uit naar wat hij al ziet? [25] Omdat onze hoop gericht is op het onzichtbare, moet onze verwachting gepaard gaan met standvastigheid. [26] Evenzo* komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. [27] En Hij die de harten doorgrondt, weet wat de Geest bedoelt, want Hij pleit voor de heiligen* naar Gods bedoeling. [28] Intussen weten wij dat voor wie God* liefhebben, alles zich ten goede keert, voor hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn. [29] Want wie Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om gelijkvormig te zijn aan het beeld* van zijn Zoon, opdat deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. [30] Wie Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Wie Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en wie Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt. De liefde van God [31] Wat moeten wij hieraan nog toevoegen? Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? [32] Hij* heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zo'n gave ook niet al het andere schenken? [33] Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt? [34] Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan de rechterhand van God, onze zaak bepleit? [35] Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, of vervolging, of honger, of naaktheid, of levensgevaar, of het zwaard? [36] Er staat immers geschreven: Omwille van U doodt men ons de hele dag door; wij worden behandeld als schapen voor de slacht. [37] Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem die ons heeft liefgehad. [38] Ik* ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht [39] in den hoge of in de diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Hoofdstuk 8 Leven door de Geest [1] Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld.* [2] De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood. [3] Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, [4] opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. [5] Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. [6] Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. [7] Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. [8] Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. [9] Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe. [10] Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen. [11] Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft. [12] Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil. [13] Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven. [14] Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. [15] U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met 'Abba, Vader'. [16] De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. [17] En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister. [18] Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. [19] De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. [20] Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen, [21] omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. [22] Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt. [23] En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan. [24] In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? [25] Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden. [26] De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. [27] God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren. [28] En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede. [29] Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters. [30] Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen; en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister. [31] Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? [32] Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken? [33] Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. [34] Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons. [35] Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? [36] Er staat geschreven: 'Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.' [37] Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. [38] Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, [39] hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.


- De Naardense bijbel

8:1 Dus is er nu geen enkele veroordeling voor wie één zijn met Christus Jezus. Romeinen 8:2 Want de wet van de Geest, van het leven in eenheid met Christus Jezus, heeft je vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood. 8:3 Want dat was voor de wet onmogelijk, doordat hij stukliep op de zwakheid van het vlees. Maar God heeft zijn eigen zoon gestuurd in de gedaante van door zonde overheerst vlees, en ter wille van zonde heeft hij in datzelfde vlees het oordeel over de zonde voltrokken, 8:4 opdat aan de rechtseis van de Wet zou worden voldaan in ons die niet meer wandelen naar het vlees maar naar de Geest. 8:5 Want wie leven naar het vlees streven naar de dingen van het vlees en wie zich laten leiden door de Geest naar die van de Geest. 8:6 Het streven van het vlees is: dood, het streven van de Geest is leven en vrede. 8:7 Want het streven van het vlees staat vijandig tegenover God: aan de Wet van God onderwerpt het zich niet, en dat kán het ook niet. 8:8 Mensen die alleen maar vlees zijn kúnnen God niet behagen. 8:9 Maar gíj zijt niet in het vlees maar in de Geest, daar immers Gods Geest in u woont. Als iemand Christus' Geest niet heeft, die is niet van hem; 8:10 als Christus in u leeft is het lichaam wel dood door zonde maar is de geest een en al leven door rechtvaardiging. 8:11 Als de Geest van hem die Jezus heeft opgewekt uit de doden in u woont, zal hij die Christus Jezus heeft opgewekt uit de doden ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door zijn Geest, die in u woont. 8:12 Dan zijn wij dus, broeders-en-zusters, wel schuldenaars, maar niet aan het vlees om naar het vlees te leven. 8:13 Want als ge naar het vlees leeft zult ge zéker sterven; maar als ge in Geest-kracht de praktijken van het lichaam ter dood brengt, zult ge léven. 8:14 Zovelen als zich laten leiden door Gods Geest die zijn zonen-en-dochters van God. 8:15 Ge hebt niet een geest van knechtschap ontvangen om u opnieuw vrees aan te jagen, nee, ge hebt ontvangen een geest van aanneming tot zonen-en-dochters, door wie wij schreeuwen: Abba!, Vader! 8:16 De Geest zelf betuigt mee met onze geest dat wij kinderen van God zijn. 8:17 Indien kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus, daar we immers mét hem lijden om ook mét hem verheerlijkt te worden. 8:18 Want ik reken erop dat al wat we in het tijdsgewricht van nu te lijden krijgen niet opweegt tegen de heerlijkheid die ons onthuld gaat worden. 8:19 Ja, reikhalzend wacht de schepping op de onthulling van de zonen-en-dochters van God. 8:20 Want de schepping is onderworpen aan vergeefsheid, niet omdat ze dat wil, maar door hem die haar onderwerpt; in hope, 8:21 omdat ook de schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de knechtschap van het bederf tot de vrijheid die ligt in de heerlijkheid van de kinderen van God. 8:22 Want wij weten dat heel de schepping mee-zucht en mee in barensnood is tot nu toe. 8:23 En niet alleen zij, nee, ook wijzelf die de eerstelingsgave van de Geest bezitten, ook wij zuchten over ons eigen lot zolang wij nog de aanneming tot zonen-en-dochters moeten afwachten,- de loskoping van ons lichaam. 8:24 Want in die hoop worden wij gered. Maar hoop die het gehoopte al kan bekijken is geen hoop; als iemand het al kan bekijken, wat zal hij ook hópen? 8:25 Maar als we hopen op wat we niet kunnen bekijken, moeten we in volharding afwachten. 8:26 Zo komt ook de Geest onze zwakheid méé te hulp; want wat wij naar behoren zullen bidden weten wij niet; maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 8:27 En hij die de harten doorgrondt, weet wat het streven van de Geest is, dat hij, overeenkomstig God, voor heiligen pleit. 8:28 Wij weten dat voor wie God liefhebben hij alles doet mede-werken ten goede,- voor wie naar zijn voornemen geroepen zijn; 8:29 omdat wie hij tevoren heeft willen kennen hij ook tevoren heeft bestemd tot mede-gestalten van het beeld van zijn zoon, opdat deze zal zijn eerstgeborene onder vele broeders-en-zusters. 8:30 Wie hij heeft voor-bestemd die heeft hij ook geroepen, en wie hij heeft geroepen die heeft hij ook gerechtvaardigd, en wie hij heeft gerechtvaardigd die heeft hij ook verheerlijkt. 8:31 Wat zullen wij dan zeggen bij dit alles? Als God vóór ons is, wie is tegen ons? 8:32 Die zijn eigen zoon niet heeft gespaard, maar hem ter wille van ons allen heeft prijsgegeven, hoe zal hij niet ook mét hem ons alle dingen schenken? 8:33 Wie zal iets inbrengen tegen uitgelezenen van God? God die rechtvaardigt? 8:34 Wie is het die veroordeelt? Christus Jezus, die gestorven is, wat meer is: opgewekt,- die is ter rechterhand van God, die ook voor ons pleit? 8:35 Wie zal ons scheiden van de liefde van de Christus?- verdrukking of nood of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of een zwaard? 8:36 Het is zoals geschreven staat: 'wegens u worden wij heel de dag gedood, wij worden beschouwd als schapen voor de slacht' (Ps. 44,23), 8:37 maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door hem die ons zijn liefde heeft betoond. 8:38 Ja, ik ben er zeker van dat noch dood noch leven noch engelen noch overheden noch bestaande toestanden noch toekomstige noch machten 8:39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel bij machte zal zijn ons te scheiden van de liefde van God die is in Christus Jezus, onze Heer.


- Bible de Jérusalem

1. Il n'y a donc plus maintenant de condamnation pour ceux qui sont dans le Christ Jésus. 2. La loi de l'Esprit qui donne la vie dans le Christ Jésus t'a affranchi de la loi du péché et de la mort. 3. De fait, chose impossible à la Loi, impuissante du fait de la chair, Dieu, en envoyant son propre Fils avec une chair semblable à celle du péché et en vue du péché, a condamné le péché dans la chair, 4. afin que le précepte de la Loi fût accompli en nous dont la conduite n'obéit pas à la chair mais à l'esprit. 5. En effet, ceux qui vivent selon la chair désirent ce qui est charnel ; ceux qui vivent selon l'esprit, ce qui est spirituel. 6. Car le désir de la chair, c'est la mort, tandis que le désir de l'esprit, c'est la vie et la paix, 7. puisque le désir de la chair est inimitié contre Dieu : il ne se soumet pas à la loi de Dieu, il ne le peut même pas, 8. et ceux qui sont dans la chair ne peuvent plaire à Dieu. 9. Vous, vous n'êtes pas dans la chair mais dans l'esprit, puisque l'Esprit de Dieu habite en vous. Qui n'a pas l'Esprit ne lui appartient pas, 10. mais si le Christ est en vous, bien que le corps soit mort déjà en raison du péché, l'Esprit est vie en raison de la justice. 11. Et si l'Esprit de Celui qui a ressuscité Jésus d'entre les morts habite en vous, Celui qui a ressuscité le Christ Jésus d'entre les morts donnera aussi la vie à vos corps mortels par son Esprit qui habite en vous. 12. Ainsi donc, mes frères, nous sommes débiteurs, mais non point envers la chair pour devoir vivre selon la chair. 13. Car si vous vivez selon la chair vous mourrez. Mais si par l'Esprit vous faites mourir les œuvres du corps, vous vivrez. 14. En effet, tous ceux qu'anime l'Esprit de Dieu sont fils de Dieu. 15. Aussi bien n'avez-vous pas reçu un esprit d'esclaves pour retomber dans la crainte ; vous avez reçu un esprit de fils adoptifs qui nous fait nous écrier : Abba ! Père ! 16. L'Esprit en personne se joint à notre esprit pour attester que nous sommes enfants de Dieu. 17. Enfants, et donc héritiers ; héritiers de Dieu, et cohéritiers du Christ, puisque nous souffrons avec lui pour être aussi glorifiés avec lui. 18. J'estime en effet que les souffrances du temps présent ne sont pas à comparer à la gloire qui doit se révéler en nous. 19. Car la création en attente aspire à la révélation des fils de Dieu : 20. si elle fut assujettie à la vanité - non qu'elle l'eût voulu, mais à cause de celui qui l'y a soumise - c'est avec l'espérance 21. d'être elle aussi libérée de la servitude de la corruption pour entrer dans la liberté de la gloire des enfants de Dieu. 22. Nous le savons en effet, toute la création jusqu'à ce jour gémit en travail d'enfantement. 23. Et non pas elle seule : nous-mêmes qui possédons les prémices de l'Esprit, nous gémissons nous aussi intérieurement dans l'attente de la rédemption de notre corps. 24. Car notre salut est objet d'espérance ; et voir ce qu'on espère, ce n'est plus l'espérer : ce qu'on voit, comment pourrait-on l'espérer encore ? 25. Mais espérer ce que nous ne voyons pas, c'est l'attendre avec constance. 26. Pareillement l'Esprit vient au secours de notre faiblesse ; car nous ne savons que demander pour prier comme il faut ; mais l'Esprit lui-même intercède pour nous en des gémissements ineffables, 27. et Celui qui sonde les cœurs sait quel est le désir de l'Esprit et que son intercession pour les saints correspond aux vues de Dieu. 28. Et nous savons qu'avec ceux qui l'aiment, Dieu collabore en tout pour leur bien, avec ceux qu'il a appelés selon son dessein. 29. Car ceux que d'avance il a discernés, il les a aussi prédestinés à reproduire l'image de son Fils, afin qu'il soit l'aîné d'une multitude de frères ; 30. et ceux qu'il a prédestinés, il les a aussi appelés ; ceux qu'il a appelés, il les a aussi justifiés ; ceux qu'il a justifiés, il les a aussi glorifiés. 31. Que dire après cela ? Si Dieu est pour nous, qui sera contre nous ? 32. Lui qui n'a pas épargné son propre Fils mais l'a livré pour nous tous, comment avec lui ne nous accordera-t-il pas toute faveur ? 33. Qui se fera l'accusateur de ceux que Dieu a élus ? C'est Dieu qui justifie. 34. Qui donc condamnera ? Le Christ Jésus, celui qui est mort, que dis-je ? ressuscité, qui est à la droite de Dieu, qui intercède pour nous ? 35. Qui nous séparera de l'amour du Christ ? la tribulation, l'angoisse, la persécution, la faim, la nudité, les périls, le glaive ? 36. selon le mot de l'Écriture : A cause de toi, l'on nous met à mort tout le long du jour ; nous avons passé pour des brebis d'abattoir. 37. Mais en tout cela nous sommes les grands vainqueurs par celui qui nous a aimés. 38. Oui, j'en ai l'assurance, ni mort ni vie, ni anges ni principautés, ni présent ni avenir, ni puissances, 39. ni hauteur ni profondeur, ni aucune autre créature ne pourra nous séparer de l'amour de Dieu manifesté dans le Christ Jésus notre Seigneur.


- King James Bible

Rom.8 [1] There is therefore now no condemnation to them which are in Christ Jesus, who walk not after the flesh, but after the Spirit. [2] For the law of the Spirit of life in Christ Jesus hath made me free from the law of sin and death. [3] For what the law could not do, in that it was weak through the flesh, God sending his own Son in the likeness of sinful flesh, and for sin, condemned sin in the flesh: [4] That the righteousness of the law might be fulfilled in us, who walk not after the flesh, but after the Spirit. [5] For they that are after the flesh do mind the things of the flesh; but they that are after the Spirit the things of the Spirit. [6] For to be carnally minded is death; but to be spiritually minded is life and peace. [7] Because the carnal mind is enmity against God: for it is not subject to the law of God, neither indeed can be. [8] So then they that are in the flesh cannot please God. [9] But ye are not in the flesh, but in the Spirit, if so be that the Spirit of God dwell in you. Now if any man have not the Spirit of Christ, he is none of his. [10] And if Christ be in you, the body is dead because of sin; but the Spirit is life because of righteousness. [11] But if the Spirit of him that raised up Jesus from the dead dwell in you, he that raised up Christ from the dead shall also quicken your mortal bodies by his Spirit that dwelleth in you. [12] Therefore, brethren, we are debtors, not to the flesh, to live after the flesh. [13] For if ye live after the flesh, ye shall die: but if ye through the Spirit do mortify the deeds of the body, ye shall live. [14] For as many as are led by the Spirit of God, they are the sons of God. [15] For ye have not received the spirit of bondage again to fear; but ye have received the Spirit of adoption, whereby we cry, Abba, Father. [16] The Spirit itself beareth witness with our spirit, that we are the children of God: [17] And if children, then heirs; heirs of God, and joint-heirs with Christ; if so be that we suffer with him, that we may be also glorified together. [18] For I reckon that the sufferings of this present time are not worthy to be compared with the glory which shall be revealed in us. [19] For the earnest expectation of the creature waiteth for the manifestation of the sons of God. [20] For the creature was made subject to vanity, not willingly, but by reason of him who hath subjected the same in hope, [21] Because the creature itself also shall be delivered from the bondage of corruption into the glorious liberty of the children of God. [22] For we know that the whole creation groaneth and travaileth in pain together until now. [23] And not only they, but ourselves also, which have the firstfruits of the Spirit, even we ourselves groan within ourselves, waiting for the adoption, to wit, the redemption of our body. [24] For we are saved by hope: but hope that is seen is not hope: for what a man seeth, why doth he yet hope for? [25] But if we hope for that we see not, then do we with patience wait for it. [26] Likewise the Spirit also helpeth our infirmities: for we know not what we should pray for as we ought: but the Spirit itself maketh intercession for us with groanings which cannot be uttered. [27] And he that searcheth the hearts knoweth what is the mind of the Spirit, because he maketh intercession for the saints according to the will of God. [28] And we know that all things work together for good to them that love God, to them who are the called according to his purpose. [29] For whom he did foreknow, he also did predestinate to be conformed to the image of his Son, that he might be the firstborn among many brethren. [30] Moreover whom he did predestinate, them he also called: and whom he called, them he also justified: and whom he justified, them he also glorified. [31] What shall we then say to these things? If God be for us, who can be against us? [32] He that spared not his own Son, but delivered him up for us all, how shall he not with him also freely give us all things? [33] Who shall lay any thing to the charge of God's elect? It is God that justifieth. [34] Who is he that condemneth? It is Christ that died, yea rather, that is risen again, who is even at the right hand of God, who also maketh intercession for us. [35] Who shall separate us from the love of Christ? shall tribulation, or distress, or persecution, or famine, or nakedness, or peril, or sword? [36] As it is written, For thy sake we are killed all the day long; we are accounted as sheep for the slaughter. [37] Nay, in all these things we are more than conquerors through him that loved us. [38] For I am persuaded, that neither death, nor life, nor angels, nor principalities, nor powers, nor things present, nor things to come, [39] Nor height, nor depth, nor any other creature, shall be able to separate us from the love of God, which is in Christ Jesus our Lord.


- Luther Bibel

as Leben im Geist 81 So gibt es nun keine Verdammnis für die, die in Christus Jesus sind. 2Denn das Gesetz des Geistes, der lebendig macht in Christus Jesus, hat dich frei gemacht von dem Gesetz der Sünde und des Todes. 3Denn was dem Gesetz unmöglich war, weil es durch das Fleisch geschwächt war, das tat Gott: Er sandte seinen Sohn in der Gestalt des sündigen Fleisches und um der Sünde willen und verdammte die Sünde im Fleisch, 4damit die Gerechtigkeit, vom Gesetz gefordert, in uns erfüllt würde, die wir nun nicht nach dem Fleisch leben, sondern nach dem Geist. 5Denn die da fleischlich sind, die sind fleischlich gesinnt; die aber geistlich sind, die sind geistlich gesinnt. 6Aber fleischlich gesinnt sein ist der Tod, und geistlich gesinnt sein ist Leben und Friede. 7Denn fleischlich gesinnt sein ist Feindschaft gegen Gott, weil das Fleisch dem Gesetz Gottes nicht untertan ist; denn es vermag's auch nicht. 8Die aber fleischlich sind, können Gott nicht gefallen. 9Ihr aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich, wenn denn Gottes Geist in euch wohnt. Wer aber Christi Geist nicht hat, der ist nicht sein. 10Wenn aber Christus in euch ist, so ist der Leib zwar tot um der Sünde willen, der Geist aber ist Leben um der Gerechtigkeit willen. 11Wenn nun der Geist dessen, der Jesus von den Toten auferweckt hat, in euch wohnt, so wird er, der Christus von den Toten auferweckt hat, auch eure sterblichen Leiber lebendig machen durch seinen Geist, der in euch wohnt. 12So sind wir nun, liebe Brüder, nicht dem Fleisch schuldig, dass wir nach dem Fleisch leben. 13Denn wenn ihr nach dem Fleisch lebt, so werdet ihr sterben müssen; wenn ihr aber durch den Geist die Taten des Fleisches tötet, so werdet ihr leben. 14Denn welche der Geist Gottes treibt, die sind Gottes Kinder. 15Denn ihr habt nicht einen knechtischen Geist empfangen, dass ihr euch abermals fürchten müsstet; sondern ihr habt einen kindlichen Geist empfangen, durch den wir rufen: Abba, lieber Vater! 16Der Geist selbst gibt Zeugnis unserm Geist, dass wir Gottes Kinder sind. 17Sind wir aber Kinder, so sind wir auch Erben, nämlich Gottes Erben und Miterben Christi, wenn wir denn mit ihm leiden, damit wir auch mit zur Herrlichkeit erhoben werden. Hoffnung für die Schöpfung und Gewissheit des Heils 18Denn ich bin überzeugt, dass dieser Zeit Leiden nicht ins Gewicht fallen gegenüber der Herrlichkeit, die an uns offenbart werden soll. 19Denn das ängstliche Harren der Kreatur wartet darauf, dass die Kinder Gottes offenbar werden. 20Die Schöpfung ist ja unterworfen der Vergänglichkeit – ohne ihren Willen, sondern durch den, der sie unterworfen hat –, doch auf Hoffnung; 21denn auch die Schöpfung wird frei werden von der Knechtschaft der Vergänglichkeit zu der herrlichen Freiheit der Kinder Gottes. 22Denn wir wissen, dass die ganze Schöpfung bis zu diesem Augenblick mit uns seufzt und sich ängstet. 23Nicht allein aber sie, sondern auch wir selbst, die wir den Geist als Erstlingsgabe haben, seufzen in uns selbst und sehnen uns nach der Kindschaft, der Erlösung unseres Leibes. 24Denn wir sind zwar gerettet, doch auf Hoffnung. Die Hoffnung aber, die man sieht, ist nicht Hoffnung; denn wie kann man auf das hoffen, was man sieht? 25Wenn wir aber auf das hoffen, was wir nicht sehen, so warten wir darauf in Geduld. 26Desgleichen hilft auch der Geist unsrer Schwachheit auf. Denn wir wissen nicht, was wir beten sollen, wie sich's gebührt; sondern der Geist selbst vertritt uns mit unaussprechlichem Seufzen. 27Der aber die Herzen erforscht, der weiß, worauf der Sinn des Geistes gerichtet ist; denn er vertritt die Heiligen, wie es Gott gefällt. 28 Wir wissen aber, dass denen, die Gott lieben, alle Dinge zum Besten dienen, denen, die nach seinem Ratschluss berufen sind. 29Denn die er ausersehen hat, die hat er auch vorherbestimmt, dass sie gleich sein sollten dem Bild seines Sohnes, damit dieser der Erstgeborene sei unter vielen Brüdern. 30Die er aber vorherbestimmt hat, die hat er auch berufen; die er aber berufen hat, die hat er auch gerecht gemacht; die er aber gerecht gemacht hat, die hat er auch verherrlicht. 31Was wollen wir nun hierzu sagen? Ist Gott für uns, wer kann wider uns sein? 32 Der auch seinen eigenen Sohn nicht verschont hat, sondern hat ihn für uns alle dahingegeben – wie sollte er uns mit ihm nicht alles schenken? 33 Wer will die Auserwählten Gottes beschuldigen? Gott ist hier, der gerecht macht. 34 Wer will verdammen? Christus Jesus ist hier, der gestorben ist, ja vielmehr, der auch auferweckt ist, der zur Rechten Gottes ist und uns vertritt. 35Wer will uns scheiden von der Liebe Christi? Trübsal oder Angst oder Verfolgung oder Hunger oder Blöße oder Gefahr oder Schwert? 36Wie geschrieben steht (Psalm 44,23): »Um deinetwillen werden wir getötet den ganzen Tag; wir sind geachtet wie Schlachtschafe.« 37Aber in dem allen überwinden wir weit durch den, der uns geliebt hat. 38Denn ich bin gewiss, dass weder Tod noch Leben, weder Engel noch Mächte noch Gewalten, weder Gegenwärtiges noch Zukünftiges, 39 weder Hohes noch Tiefes noch eine andere Kreatur uns scheiden kann von der Liebe Gottes, die in Christus Jesus ist, unserm Herrn.


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar