HANDELINGEN VAN DE APOSTELEN HOOFDSTUK 5 - Hnd 5 -
- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -
- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,12-16 -- Hnd 5,17-42 -- Hnd 5,27b-32.40b-41 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

- Griekse tekst : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/acts/5.asp . Griekse tekst - .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PNQ.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/hand/5.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=67896%2C67937&wbv=on&nbv=on . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=67896%2C67937&wbv=on&nbv=on . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=4870983 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibel/text/lesen/stelle/54/50001/59999/ch/c51f526018141a713978de85548a6a9b/ . Luther Bibel .

- Hnd (Handelingen) - Hnd 1 , Hnd 2 , Hnd 3 , Hnd 4 , Hnd 5 , Hnd 6 , Hnd 7 , Hnd 8 , Hnd 9 , Hnd 10 , Hnd 11 , Hnd 12 , Hnd 13 , Hnd 14 , Hnd 15 , Hnd 16 , Hnd 17 , Hnd 18 , Hnd 19 , Hnd 20 , Hnd 21 , Hnd 22 , Hnd 23 , Hnd 24 , Hnd 25 , Hnd 26 , Hnd 27 , Hnd 28 ,
Uitleg per pericope - Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,17-42 -
- Hnd 5,1-16 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd .
- Hnd 5,17-42 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet .
Uitleg vers per vers : - Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 - Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 - Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
1. LXX , Griekse tekst NT   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel        

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat
- paraggellô (afkondigen, bevelen) , zie Hnd 5,28 .
- zèlos (ijverzucht, afgunst) , zie Hnd 5,17 .
Bibliografie
- GEYSELS L. , Verrijzenisgeloof en geld . Het verhaal van Ananias en Safira (Handelingen 5,1-11) , in : De Nieuwe Boodschap , jg.113 (1986) nr.2 p.46-50
Literatuur .
Liturgisch gebruik


Overzicht van de bijbelboeken
- bijbeloverzicht , taalgebruik , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , Nieuwe Testament , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken: - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -

Het vers Hnd 2,45 maakt deel uit van de inclusio (omsluitings) verzen Hnd 2,45 en Hnd 4,34 - Hnd 4,35 . Het handelt over het gemeenschappelijk 'bezit' . Na de inclusio volgen 2 voorbeelden waarin enerzijds Jozef Barnabas (Hnd 4,36 - Hnd 4,37) en anderzijds Anania (Hnd 5,1-11) een bezit verkopen en het naar de gemeenschap van de apostelen brengen . Twee verhalen , het ene positief , het andere negatief .

Hnd 5,1 - Hnd 5,1 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
1an�r de tis ananias onomati sun sapfir� t� gunaiki autou ep�l�sen kt�ma 1 vir autem quidam nomine Ananias cum Saffira uxore sua vendidit agrum  1 En een zeker man, met name Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have;     [1] Ook een zekere Ananias verkocht, samen met zijn vrouw Saffira, een stuk grond, [1] Een zekere Ananias verkocht samen met zijn vrouw Saffira eveneens een stuk grond,  1 ¶ Maar een zeker man, met de naam Ananias, verkoopt samen met zijn vrouw Sapfira een stuk bezit,  1. Un certain Ananie, d'accord avec Saphire sa femme, vendit une propriété ;  

King James Bible . [1] But a certain man named Ananias, with Sapphira his wife, sold a possession,
Luther-Bibel . 1 Ein Mann aber mit Namen Hananias samt seiner Frau Saphira verkaufte einen Acker,
Hebr. ´îsj ´èhâd chänanëjâh sjëmô wë´isjëthô

Tekstuitleg van Hnd 5,1 . Dit vers Hnd 5,1 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 62 (2 X 31) letters . De getalwaarde van Hnd 5,1 is 6576 ( 2² X 2² X 3 X 137) . Op het eerste zicht begint dit verhaal zoals het verhaal van Jozef Barnabas . Met medeweten van zijn vrouw Safira verkoopt Anania een bezit . Maar er valt al iets op . Er is een tweevoud van formulering : een zekere man echter met name in Hnd 5,1 en Hnd 8,9 . In beide gevallen gaat het om geld . In Hnd 5 willen Anania en Safira een deel van de opbrengst achterhouden . In Hnd 8 wil Simon , de magiër , het ambt van handenoplegging kopen . In Hnd 5 verkopen Anania en Safira een bezit (een verworven iets) , in het enkelvoud en onbepaald .

Hnd 5,1.1. anèr (man) . Taalgebruik in het NT : anèr (man) . Taalgebruik in de LXX : anèr (man) . Taalgebruik in Lc : anèr (man) . Hebr. ´îsj (man, ieder) . Taalgebruik in Tenakh : ´îsj (man) (1023) . Lat. vir . E. man . D. Der Mann . Een vorm van anèr (man) in de LXX (1918) , in het NT (216) , in Hnd (100) . In vijf van de veertien verzen in Hnd staat anèr (man) vooraan de zin : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 8,9 . (3) Hnd 10,1 . (4) Hnd 16,9 . (5) Hnd 25,14 .

  anèr (man) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk syn. ev.
1 nom. mann. enk. anèr 480 432 48 1   9 2 14 22   10  12 

(1) Hnd 3,2 (kai tis anèr chôlos... = en een man , lam ...) .
(2) Hnd 5,1 (anèr de tis Ananias onomati = een man echter, Ananias met name) .
(3) Hnd 8,9 (anèr de tis onomati Sumeôn = een man echter, met name Simeon) .
(4) Hnd 8,27 (kai idou anèr Aithiops = en zie een Ethiopisch man) .
(5) Hnd 10,1 (anèr de tis en Kaisareiai onomati Kornèlios = een man echter in Caesarea, met name Cornelius) .
(6) Hnd 10,28 (Cornelius - anèr dikaios kai foboumenos ton theon = een rechtvaardig en godvrezend man) .
(7) Hnd 10,30 (kai idou anèr - Paulus - = en zie een man) .
(8) Hnd 11,24 (Barnabas - hoti èn anèr agathos kai plèrès pneumatos hagiou kai pisteôs = want hij was een goed man en vol van heilige geest en van geloof) .
(9) Hnd 14,8 (kai tis anèr = en een man) .
(10) Hnd 16,9 (anèr Makedôn tis = een Macedoniër) .
(11) Hnd 18,24 (Apollo - anèr logios = een welbespraakt man) .
(12) Hnd 22,3 (egô eimi anèr Ioudaios = ik ben een jood) .
(13) Hnd 22,12 (Ananias de tis, anèr eulabès... = Een Ananias, een godsvruchtig man) .
(14) Hnd 25,14 (anèr tis = welke man) .

Hnd 5,1.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen . In Hnd 4,36-37 is Jozef Barnabas onderwerp , in Hnd 5,1 is het Ananaias .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

Hnd 5,1.1. - 2. anèr de (een man echter) , zie verder : anèr de tis (een zekere man echter) .

Hnd 5,1.3. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , daleth = 4 . Totaal : 13 . Structuur : 1 - 8 - 4 . God is één of 13 . Tenakh (400) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (59) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (40) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,25 . (3) Hnd 5,34 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
mann. + vr. nom. enk. tis   824 467  357  24  24  72  50  40  156  15  120  170     

Hnd 5,1.1. - 3. In drie verzen van Hnd : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 8,9 . (3) Hnd 10,1 wordt het woord anèr (man) gevolgd door het partikel de (echter) en het onbepaald voornaamwoord tis (een bepaald iemand) . In deze drie verzen wordt dan de concrete naam gegeven : (1) Hnd 5,1 (anèr de tis Ananias onomati = een man echter, Ananias met name) . (2) Hnd 8,9 (anèr de tis onomati Sumeôn = een man echter, met name Simeon) . (3) Hnd 10,1 (anèr de tis en Kaisareiai onomati Kornèlios = een man echter in Caesarea, met name Cornelius) . Deze constructie vinden we ook in Hnd 18,24 waar Ioudaious (jood) het woord anèr (man) vervangt ; wellicht omdat anèr (man) nog verder in de zin vermeld wordt . Hnd 18,24 (Ioudaios de tis Apollôs onomati = een jood echter , Apollo met name ) . Hnd 18,2 : tina ioudaion onomati akulan pontikon (een zekere jood met de naam Aquila Pontikos ) .
- In Hnd 8,9 is een gelijkaardige formule als in Hnd 5,1 : een bepaalde man . In Hnd 8,9 gaat het om Simon , die door Filippus leerling van Jezus werd . Deze Simon probeert door geld de macht te ontvangen om de handen op te leggen en de geest te schenken . In Hnd 8 probeert Simon het ambt te kopen . Evenals in Hnd 5,1-11 veroordeelt Petrus het gebeuren resoluut .
- ´îsj ´èchâd (een bepaalde man) . Tenakh (23) . Pentateuch (5) : (1) Gn 42,11 . (2) Gn 42,13 . (3) Nu 1,44 . (4) Nu 13,2 (tweemaal) . (5) Dt 1,23 . Vroege Profeten (11) : (1) Joz 3,12 (tweemaal) . (2) Joz 4,2 (tweemaal) . (3) Joz 4,4 (tweemaal) . (4) Joz 22,20 . (5) Joz 23,10 . (6) Re 9,2 . (7) Re 13,2 . (8) Re 18,19 . (9) 1 S 1,1 . (10) 2 S 18,10 . (11) 1 K 22,8 . In Gn 42,11 en Gn 42,13 zeggen de broers aan Jozef dat zij broers zijn van één man nl. Jakob .

Hnd 5,1.4. Ananias (Ananias) . Taalgebruik in de Bijbel : Anananias (Ananias) . Bijbel (19) . OT (11) . NT (8) en wel in Hnd : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 9,10 . (4) Hnd 9,13 . (5) Hnd 9,17 . (6) Hnd 22,12 . (7) Hnd 23,2 . (8) Hnd 24,1 . Hebr. chänanëjâh (Chananja , Anania) . Tenakh (21) . De naam betekent : JHWH is genadig . In de naam satanas komt -an- in de naam Ananaias voor .

Hnd 5,1.5. dat. onz. enk. onomati (met naam) van het zelfst. naamw. onoma (naam) . Taalgebruik in het NT : onoma (naam) . Taalgebruik in de Septuaginta : onoma (naam) . Taalgebruik in Hnd : onoma (naam) . Hebr. sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem (naam) . Stam : N ... M . Gr. onoma . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . D. Die Name . Een vorm van onoma (naam) in de LXX (1045) , in het NT (228) , in Hnd (60) . onomati . Bijbel (260) . OT (168) . NT (92) . Lc (16) . Hnd (35) : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 3,6 . (3) Hnd 4,7 . (4) Hnd 4,10 . (5) Hnd 4,17 . (6) Hnd 4,18 . (7) Hnd 5,1 . (8) Hnd 5,28 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 . (11) Hnd 8,9 . (12) Hnd 9,10 . (13) Hnd 9,11 . (14) Hnd 9,12 . (15) Hnd 9,27 . (16) Hnd 9,28 . (17) Hnd 9,33 . (18) Hnd 9,36 . (19) Hnd 10,1 . (20) Hnd 10,48 . (21) Hnd 11,28 . (22) Hnd 12,13 . (23) Hnd 15,14 . (24) Hnd 16,1 . (25) Hnd 16,14 . (26) Hnd 16,18 . (27) Hnd 17,34 . (28) Hnd 18,2 . (29) Hnd 18,7 . (30) Hnd 18,24 . (31) Hnd 19,24 . (32) Hnd 20,9 . (33) Hnd 21,10 . (34) Hnd 27,1 . (35) Hnd 28,7 . Arabisch : ism (naam) . Taalgebruik in de Qoran : ism (naam) .

Hnd 5,1.1. - 5. anèr de tis (...) onomati (een bepaalde man echter met naam) . In het NT slechts in dit vers Hnd 5,1 .Variante lezing . anèr de tis onomati : Hnd 8,9 .

Hnd 5,1.6. sun (met) . Taalgebruik in het NT : sun (met) . Taalgebruik in de LXX : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . LXX (233) . NT (127) . Hnd (49) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,26 .

sun (met)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  298  174  124  23  49  39    33  36     

Hnd 5,1.7. dat. vr. enk. sapfirè(i) (Saffira) . Eigennaam . Bijbel (1) : Hnd 5,1 . Hebr. sappîr (safier) . Taalgebruik in Tenakh : sappîr (safier) . Getallenwaarde : samekh = 15 of 60 , pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 340 (2² X 5 X 17) . Structuur : 6 - 8 - 2 . Tenakh (7) . In de naam satanas komt de sa- van sapfira voor .

Hnd 5,1.8. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

Hnd 5,1.9. dat. vr. enk. gunaiki van het zelfst. naamw. gunè (vrouw) . Taalgebruik in het NT : gunè (vrouw) . Taalgebruik in de LXX : gunè (vrouw) . Hebr. ´isjsjâh . Lat. uxor . Fr. femme (> Lat. femina) . Ned. vrouw . E. wife . D. Frau . Hnd (2) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 24,24 . Een vorm van gunè (vrouw) in de LXX (1074) , in het NT (209) , in Hnd (19) .

  gunè (vrouw)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
4 dat. vr. enk. gunaiki   58  43  15       

Hnd 5,1.10. gen. mann. enk. autou van het voornaamw. autos (zijn - haar) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Hnd (118) . Hnd 5 (5) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,7 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,31 . (5) Hnd 5,37 .

autos (hij)  3de pers. enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
gen. mann. enk. autou  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 

Hnd 5,1.8. - 10. tè(i) gunaiki autou (zijn vrouw) . NT (3) : (1) Mt 19,5 . (2) Hnd 5,1 . (3) Hnd 24,24 . Hebr. ´isjëthô (zijn vrouw) . Tenakh (62) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (11) .

Hnd 5,1.11. act. aor. 3de pers. enk. epôlèsen (hij verkocht) van het werkw. pôleô (verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô (verkopen) . Taalgebruik in de LXX : pôleô (verkopen) . Bijbel (1) : Hnd 5,1 . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) , in Hnd (3) : (1) Hnd 2,45 . (2) Hnd 4,34 . (3) Hnd 5,4 . Een synoniem is : pôleô (verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô (verkopen) . Een vorm van pôleô (verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) , in Hnd (3) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,1 .
- m-k-r : (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. mâkhar (hij verkocht) . (2) act. participium perf. nom. mann. enk. mokher (verkopende) . (3) zelfst. naamw. mèkhèr (koopprijs, koopwaar) . Zie : Tenakh (5) : (1) Lv 25,16 . (2) Lv 25,27 . (3) Lv 27,20 . (4) Dt 14,21 . (5) Neh 13,16 .

Hebr. mâkhar (markt?) OF sjâbhar (sjacheren) . D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre . Bijbel (1) : Hnd 5,1 . Een vorm van pôleô (verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) , in Hnd (3) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,1 . Een synoniem is pipraskô (verkopen) . Taalgebruik in de Bijbel : pipraskô (verkopen) . Hebr. mâkhar (verkopen) . Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) , in Hnd (3) : (1) Hnd 2,45 . (2) Hnd 4,34 . (3) Hnd 5,4 .

Hnd 5,1.12. ktèma (verworvene, bezit) . Taalgebruik in het NT : ktèma (verworvene, bezit) . In de LXX is ktèma de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden . Een vorm van ktèma (verworvene, bezit) in de LXX (12) , in het NT (4) : (1) Mt 19,22 . (2) Mc 10,22 . In Hnd (2) : (1) Hnd 2,45 . (2) Hnd 5,1 .
Hebr. (1) kèrèm (landgoed, wijngaard) . Taalgebruik in Tenakh : kèrèm (landgoed, wijngaard) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 ( 4 X 11) OF 260 ( 2² X 5 X 13 OF 10 X 26) . Structuur : 2 - 2 - 4 . Som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (20) . Pentateuch (4) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (4) . (2) nachälâh (bezit, eigendom, erfdeel, lot) . Zie : nâchal (bezitten, erven, verwerven) . Taalgebruik in Tenakh : nâchal (bezitten, erven, verwerven) . n-ch-l-h . Tenakh (44) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (9) .
In dit vers Hnd 5,1 staat het in het enk. en zonder een bepaald lidw. : hij verkocht een bezit (dat hij verworven had) . De vertalingen lopen uiteen : een bezit (Fr. possesion, propriété) , een stuk grond , akker (Acker) . Naast zijn eigendom had Ananias ook bezit (dat hij verworven had) . Misschien had Ananias nog eigendom en andere bezittingen . Het verworvene lijkt een stuk grond te zijn .
- onz. nom. en acc. mv. ktèmata van het zelfst. naamw. ktèma (verworvene, bezit) . Bijbel (5) : (1) Hos 2,17 . (2) Jl 1,11 . (3) Mt 19,22 . (4) Mc 10,22 . (5) Hnd 2,45 . In Mc en Mt komt het voor in het verhaal van de rijke . Hij ging bedroefd heen , want hij was hebbende vele verworvenheden / bezittingen (èn gar echôn ktèmata polla) . In het NT komt dit mv. verder nog enkel in het vers Hnd 2,45 voor .
Blijft Anania in de logica van het verwerven ? Hij had iets verworven , verkoopt dat om iets anders te verwerven . Door een deel van de opbrengst van het verkochte hoopte hij iets anders te verwerven , nl. de schat in de hemel of het eeuwig leven . Met het overgeblevene kon hij nog aardse goederen verwerven . Op twee paarden wedden !

Hnd 5,1.11. - 12. hij verkocht een bezit . Hij volgt de oproep van Jezus . Heeft hij alles verkocht ? Zo ja , dan kan hij vrij van zorgen zijn over zijn (onroerende) bezittingen . Om vrij van zorgen over het geld te zijn , kan hij het zoals Jozef Barnabas aan de gemeenschap van de apostelen geven . Hij geeft een deel . Hij komt dus gedeeltelijk tegemoet aan de behoeften van de gemeenschap . Maar hij wordt niet vrij van zorgen aan de aardse goederen , omdat hij een gedeelte van het geld behoudt .

Lc 3,11 b1 Lc 3,11 b2 Lc 12,33 Lc 14,33 Lc 18,22  Mt 19,21   Lc 19,8 Hnd 2,45 Hnd 4,34 - Hnd 4,35 Hnd 4,37 Hnd 5,1  
ho echôn (wie heeft) duo chitônas (twee lijfrokken) kai (en) ho echôn (wie heeft) brômata (voedsel)   hos ouk apotassetai pasin tois heautou huparchousin panta hosa echeis ( al wat jij hebt)      idou ta hèmisu mou tôn huparchontôn kai ta ktèmata kai tas huparxeis hosoi gar ktètores chôriôn è oiliôn hupèrchon  huparchontos de autôi agrou    
    pôlèsate ta huparchonta humôn (verkoopt uw bezittingen)   pôlèson (verkoop het)  pôlèson sou ta huparchonta     epipraskon pôlountes   pôlèsas epôlèsen ktèma  
metadotô (overhandige het) homoiôs poieitô (doet evenzo) kai dote eleèmosunèn (en geeft aalmoes)   kai diados (en verdeel het)   kai dos (en verdeel het)     tois ptôchois didômi kai diemerizon auta diedideto de hekastôi      
tôi mè echonti (aan de niet hebbende)       ptôchois (aan armen)   tois ptôchois (aan de armen)     pasin kathoti an tis chreian eichen kathoti an tis chreian eichen         
15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  15. 15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  15. 213. Een onuitputtelijke schat in de hemelen : Lc 12,33-34 - Mt 6,19-21 - 236. De leerling moet goed weten wat hij aangaat : Lc 14,28-33 - 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 - Mt 19,16-22 - Lc 18,18-23 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 - Mt 19,16-22 - Lc 18,18-23   277. Zacheüs : Lc 19,1-10 Het leven van de gelovigen : Hnd 2,41-47 Gemeenschapszin en groei van de gemeente - Hnd 4,32-37   Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd : Hnd 5,1-16  

 

Hnd 5,2 - Hnd 5,2 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
2kai enosfisato apo t�s tim�s, suneidui�s kai t�s gunaikos, kai enegkas meros ti para tous podas t�n apostol�n eth�ken.  2 et fraudavit de pretio agri conscia uxore sua et adferens partem quandam ad pedes apostolorum posuit   2 En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde dat aan de voeten der apostelen.     [2] maar hij hield met medeweten van zijn vrouw iets van de opbrengst achter en kwam slechts een gedeelte aan de voeten van de apostelen leggen. [2] maar hield een deel van de opbrengst achter – ook zijn vrouw wist daarvan – en bracht de rest van het geld naar de apostelen.  2 houdt van de opbrengst achter, met medeweten ook van de vrouw, en brengt dus slechts een zeker déél mee en legt dát aan de voeten van de apostelen.   2. il détourna une partie du prix, de connivence avec sa femme, et apportant le reste, il le déposa aux pieds des apôtres. 

King James Bible . [2] And kept back part of the price, his wife also being privy to it, and brought a certain part, and laid it at the apostles' feet.
Luther-Bibel . 2 doch er hielt mit Wissen seiner Frau etwas von dem Geld zurück und brachte nur einen Teil und legte ihn den Aposteln zu Füßen.

Tekstuitleg van Hnd 5,2 . Het vers Hnd 5,2 telt 20 (2² X 5) woorden en 101 letters . De getalwaarde van Hnd 5,2 is 11793 (3 X 3931) . Het vers telt 2 nevenschikkende zinnen , die beiden ingeleid worden door het nevenschikkend voegwoord kai (en) . Het vervoegd werkwoord staat aan de uitersten van de twee zinnen . De auteur van het verhaal is geen objectieve waarnemer ; en dat maakt de auteur duidelijk vanaf het begin van het 2de vers : Anania fraudeerde , met medeweten van zijn vrouw . Anania en Safira beslissen eerst wat zij zullen achterhouden en wat zij zullen schenken . Anania en Safira konden kiezen : ofwel niets schenken (en dan konden ze wellicht niet tot de gemeenschap behoren) ofwel alles schenken (en tot de gemeenschap behoren) . Een tussenweg was er blijkbaar niet . Zij kozen voor de tussenweg . Maar dat moest in het geniep gebeuren . En dat kon niet . Want dat wordt als bedrog geïnterpreteerd . En het aanbrengen van de opbrengst in de waan dat het de hele opbrengst is , liegt men de apostelen iets voor . Waarom was er geen tussenweg mogelijk ? En waarom hielden Anania en Safira een gedeelte achter ? De auteur gaat er hard tegenaan door het gebruik van een werkwoord dat naar Jozua 7 verwijst . Daar had een zekere Achan zich bij de verovering van het land iets toegeëigend dat moest vernietigd worden . Die toeëigening werd als een groot tekort tegenover God aanzien , omdat de vernietiging het offeren aan God betekende . Hij moest het met de dood bekopen . In beide verhalen komen we het radikale denken tegen ; niets behoort toe aan de mens , aan een concreet persoon . In Joz 7 behoort alles toe aan God , in Hnd 2-5 aan de gemeenschap , de gemeenschap van God . Wie daartegen zondigt , begaat een grote fout en moet het met de dood bekopen . Er is ook geen ruimte voor beweegredenen .
Het tweede deel van dit vers wijst al vooruit naar het einde van het verhaal waar Safira bij de voeten van Petrus doodvalt en jongelingen haar buitendragen om begraven te worden . Het neerleggen aan de voeten van de apostelen van het meegebrachte deel van de opbrengst betekent het doodvonnis van beiden .

Hnd 5,2.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. et . Fr. et . N. en . E. and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 . Dit vers begint met kai (en) . Het vertelt verder wat in Hnd 5,1 begonnen is ; het onderwerp is hetzelfde als in Hnd 5,1 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Hnd 5,2.2. ind. aor. 3de pers. enk. enosfisato (hij eigende zich toe) van het werkw. nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) . Taalgebruik in Tenakh : nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) . Eén van de vertalingen van het Hebr. werkw. mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) . Bijbel (1) : Hnd 5,2 . Een vorm van nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) in het OT (2) : (1) Joz 7,1 . (2) 2 Mak 4,32 , in het NT (3) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Tit 2,10 . Eén van de vertalingen van het Hebr. werkw. mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) . In Joz 7,1 lezen we de werkwoordvorm ind. aor. 3de pers. mv. enosfisanto (en zij bedrogen) . Sommige exegeten zien in Hnd 5,2 een verwijzing naar Arkan in Joz 7 . Een vorm van mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) lezen we o.a. in Lv 5,15 , Lv 5,21 , Joz 7,1 . Ananias beantwoordt aan de eerste oproep van Jezus om zijn bezit te verkopen . Maar hij wil een gedeelte behouden . Hij wekt de schijn op om Jezus te volgen , maar in werkelijkheid doet hij het niet . Door te handelen alsof hij alles aan de gemeenschap geeft , eigent hij zich een deel toe dat eigenlijk aan de gemeenschap toebehoort . Dat is bedrog . Hij doet alsof hij volle leerling van de gemeenschap wil zijn , maar dat is hij niet . Hij liegt de gemeenschap wat voor . Uit het verhaal van Arkan in Joz 7 wordt het duidelijk : het is het een of het ander . Volledige toewijding of leugen en bedrog .

Hnd 5,2.3. apo (af, van-weg) . afkorting ap' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Hnd (93) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,38 . (4) Hnd 5,41 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Hnd 5,2.4. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
164  10  11 

Hnd 5,2.5. gen. vr. enk. timès van het zelfst. naamw. timè (prijs, waarde) . Taalgebruik in de Bijbel : timè (prijs, waarde) . Bijbel (20) : (1) Lv 5,15 . (2) Lv 5,18 . (3) Lv 5,25 . (4) Lv 27,15 . (5) Lv 27,23 . (6) Js 55,1 . (7) Ps 44,13 . (8) Job 31,39 . (9) 1 Mak 10,29 . (10) 1 Mak 14,21 . (11) Sir 3,11 . (12) Sir 45,12 . (13) Bar 6,24 . (14) Hnd 5,2 . (15) Hnd 5,3 . (16) Hnd 7,16 . (17) 1 Kor 6,20 . (18) 1 Kor 7,23 . (19) 1 Tim 5,17 . (20) 1 Tim 6,1 . Een vorm van timè (prijs, waarde) in de LXX (77) , in het NT (61) , in Hnd (6) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 5,2 . (3) Hnd 5,3 . (4) Hnd 7,16 . (5) Hnd 19,19 . (6) Hnd 28,10 .
- acc. vr. mv. timas (waarde) van het zelfst. naamw. Bijbel (4) . OT (2) . NT (2) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 19,19 .
Jozef Barnabas gaf de opbrengst af aan de apostelen , Anania en Safira behielden een gedeelte voor henzelf . Tussen het verkopen van een bezit en het aanbrengen aan de voeten van de apstelen staat deze zin . Het is een handeling die Ananias en Safira stellen .

Hnd 5,2.3. - 5. apo tès timès (van de waarde) . NT (2) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 .

Hnd 5,2.6. perf. part. gen. vr. enk. suneiduiès / suneidias van het werkw. sunoida (samen weten , medeweten) . Een vorm van sunoida in de LXX (2) , in het NT (?) . Bijbel (1) : Hnd 5,2 .

Hnd 5,2.7. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Hnd 5,2.8. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 

Hnd 5,2.9. gen. vr. enk. gunaikos van het zelfst. naamw. gunè (vrouw) . Taalgebruik in het NT : gunè (vrouw) . Taalgebruik in de LXX : gunè (vrouw) . Hebr. ´isjsjâh . Lat. uxor . Fr. femme (> Lat. femina) . Ned. vrouw . E. wife . D. Frau . Hnd (2) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 16,1 . Een vorm van gunè (vrouw) in de LXX (1074) , in het NT (209) , in Hnd (19) .

  gunè (vrouw)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 gen. vr. enk. gunaikos   143  121  22    11  11   

Hnd 5,2.10. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Hnd 5,2.11. act. part. perf. nom. mann. enk. enegkas van het werkw. ferô (voeren, dragen, brengen) . Taalgebruik in het NT : ferô (voeren, dragen) . Taalgebruik in de LXX : ferô (voeren, dragen) . Taalgebruik in Lc : ferô (voeren, dragen) . Bijbel (2) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 14,3 . Een vorm van ferô (voeren, dragen, brengen) in de LXX (290) , in het NT (68) , in Hnd (10) .

Hnd 5,2.12. nom. en acc. onz. enk. meros (deel, aandeel, klasse, gebied) . Taalgebruik in de Bijbel : meros (deel, aandeel, klasse, gebied) . Bijbel (57) . OT (33) . NT (16) . Hnd (3) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 19,27 . (3) Hnd 23,6 . Een vorm van in de LXX (139) , in het NT (42) , in Hnd (7) .

Hnd 5,2.13. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     

Hnd 5,2.12. - 13. meros ti (een bepaald deel) . Bijbel (2) : (1) Hnd 5,2 . (2) 1 Kor 11,18 .

Hnd 5,2.14. para . Afkorting par' (langs, vanwege) . Taalgebruik in NT. : para (langs) . Hnd (18) : (1) Hnd 2,33 . (2) Hnd 3,2 . (3) Hnd 4,35 . (4) Hnd 5,2 . (5) Hnd 7,16 . (6) Hnd 7,58 . (7) Hnd 9,14 . (8) Hnd 9,43 . (9) Hnd 10,6 . (10) Hnd 10,22 . (11) Hnd 10,32 . (12) Hnd 16,13 . (13) Hnd 17,9 . (14) Hnd 18,13 . (15) Hnd 20,24 . (16) Hnd 22,3 . (17) Hnd 26,10 . (18) Hnd 28,22 .

para  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
para  677  553  124  13  11  20  21  18  40  44  65     
par'  238  178  60  10  10  22  16  26  21 
totaal 915  731  184  17  15  28  31  28  62  60  91     

Hnd 5,2.15. acc. mann. mv. tous van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (10) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,11 . (5) Hnd 5,15 . (6) Hnd 5,18 . (7) Hnd 5,23 . (8) Hnd 5,24 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 .

  lidw. mv.   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
16. acc. m. mv. tous   2960 2330 630 91 52 98 51 122 156 60    

Hnd 5,2.16. acc. mann. mv. podas (voeten) van het zelfst. naamw. pous , podos (voet) . Taalgebruik in de Bijbel : pous , podos (voet) . Een vorm van pous , podos (voet) in de LXX (301) , in het NT (93) , in de Hnd (19) . Bijbel (123) . OT (70) . NT (50) . Hnd (11) : (1) Hnd 4,35 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,2 . (4) Hnd 5,10 . (5) Hnd 7,58 . (6) Hnd 10,25 . (7) Hnd 14,10 . (8) Hnd 16,24 . (9) Hnd 21,11 . (10) Hnd 22,3 . (11) Hnd 26,16 .

Hnd 5,2.14. - 16. para tous podas (bij de voeten) . NT (12) : (1) Mt 15,30 . (2) Lc 7,38 . (3) Lc 8,35 . (4) Lc 8,41 . (5) Lc 10,39 . (6) Lc 17,16 . (7) Hnd 4,35 . (8) Hnd 4,37 . (9) Hnd 5,2 . (10) Hnd 5,10 . (11) Hnd 7,58 . (12) Hnd 22,3 . pros tous podas (bij de voeten) . NT (3) : (1) Mc 5,22 . (2) Mc 7,25 . (3) Apk 1,17 .

Hnd 5,2.17. bepaald lidw. gen. mv. tôn (de) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mt : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (166) . Hnd 5 (12) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,16 . (6) Hnd 5,17 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,30 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,38 .

  lidw. mv.   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
13. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn   5178  4144  1034  178  90  119  98  166  267  116     

Hnd 5,2.18. gen. mann. mv. apostolôn (apostelen) van het zelfst. naamw. apostolos (apostel, gezondene) . Taalgebruik in het NT : apostolos (apostel) . Een vorm van apostolos (apostel) in NT (80) , in Hnd (28) . Bijbel (22) . Hnd (13) : (1) Hnd 1,26 . (2) Hnd 2,42 . (3) Hnd 2,43 . (4) Hnd 4,35 . (5) Hnd 4,36 . (6) Hnd 4,37 . (7) Hnd 5,2 . (8) Hnd 5,12 . (9) Hnd 6,6 . (10) Hnd 8,1 . (11) Hnd 8,18 . (12) Hnd 15,4 . (13) Hnd 16,4 .

Hnd 5,2.17. - 18. tôn apostolôn (de apostelen) . NT (18) : (1) Hnd 1,26 (tôn hendeka apostolôn = de elf apostelen) . (2) Hnd 2,42 . (3) Hnd 2,43 . (4) Hnd 4,35 . (5) Hnd 4,36 . (6) Hnd 4,37 . (7) Hnd 5,2 . (8) Hnd 5,12 . (9) Hnd 6,6 . (10) Hnd 8,1 . (11) Hnd 8,18 . (12) Hnd 15,4 . (13) Hnd 16,4 . (14) 1 Kor 15,9 . (15) Gal 1,19 . (16) Ef 2,20 . (17) 2 Pe 3,2 . (18) Jud 1,17 .

Hnd 5,2.15. - 18. para tous podas tôn apostolôn (bij de voeten van de apostelen) . Bijbel (3) : (1) Hnd 4,35 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,2 .

  apostolos (apostel)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P..  A. b.. 
6 gen. mann. mv.  apostolôn 22    22        13 

Hnd 5,2.19. act. ind. aor. 3de pers. enk. ethèken (hij legde) van het werkw. tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Bijbel (67) . OT (50) . NT (11) . Hnd (2) : (1) Hnd 4,37 . (2) Hnd 5,2 . Een vorm van tithèmi (zetten, plaatsen, maken) in de LXX (558) , in het NT (101) , in Hnd (23) .

Hnd 5,2.15. - 19. para tous podas tôn apostolôn (bij de voeten van de apostelen) . Bijbel (2) : (1) Hnd 4,37 (het werkw. ethèken staat vooraan) . (2) Hnd 5,2 (het werkw. ethèken staat achteraan) . De verhalen van Jozef Barnabas en van Anania met Safira komen hier samen .

Hnd 5,3 - Hnd 5,3 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
3eipen de o petros, anania, dia ti epl�r�sen o satanas t�n kardian sou pseusasthai se to pneuma to agion kai nosfisasthai apo t�s tim�s tou ch�riou;   3 dixit autem Petrus Anania cur temptavit Satanas cor tuum mentiri te Spiritui Sancto et fraudare de pretio agri  3 En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands?    [3] Daarop zei Petrus: ‘Ananias*, hoe heeft de satan je zo in zijn greep kunnen krijgen dat je de heilige Geest bedriegt en iets achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond? [3] Maar Petrus zei: ‘Ananias, waarom heb je je door Satan laten misleiden en heb je de heilige Geest bedrogen door een deel van de opbrengst van het stuk grond achter te houden?  3 Maar Petrus zegt: Ananias, hoe heeft de satan je hart zo kunnen vervullen dat je de heilige Geest bedriegt en achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond?–  3. « Ananie, lui dit alors Pierre, pourquoi Satan a-t-il rempli ton cœur, que tu mentes à l'Esprit Saint et détournes une partie du prix du champ ?  

King James Bible . [3] But Peter said, Ananias, why hath Satan filled thine heart to lie to the Holy Ghost, and to keep back part of the price of the land?
Luther-Bibel . 3 Petrus aber sprach: Hananias, warum hat der Satan dein Herz erfüllt, dass du den Heiligen Geist belogen und etwas vom Geld für den Acker zurückbehalten hast?

Tekstuitleg van Hnd 5,3 . Het vers Hnd 5,3 telt 24 (2³ X 3) woorden en 113 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Hnd 5,3 is 13047 (3 X 4349) . In Hnd 5,1-2 was Ananias de handelende persoon , in Hnd 5,3-4 is Petrus aan het woord . De taal van Petrus is scherp . Je handeling is door de satan ingegeven . Je had je eigendom kunnen houden . Maar had hij dan tot de gemeenschap kunnen toetreden en gered worden ? Zijn bedrog en zijn leugen wordt geïnterpreteerd als een daad tegenover de heilige geest en tegenover God .

Hnd 5,3.1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Hebr. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Hnd (75) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 

Hnd 5,3.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen . In Hnd 4,36-37 is Jozef Barnabas onderwerp , in Hnd 5,1 is het Ananaias . In Hnd 5,1-2 was Ananias de handelende persoon , in Hnd 5,3-4 is Petrus aan het woord .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

Hnd 5,3.1. - 2. eipen de (hij zei echter) . NT (77) . Hnd () : (1) Hnd 1,7 . (2) Hnd 3,6 . (3) Hnd 5,3 . (4) Hnd 7,1 . (5) Hnd 7,33 . (6) Hnd 8,29 . (7) Hnd 8,37 . (8) Hnd 9,5 . (9) Hnd 9,15 . (10) Hnd 10,4 . (11) Hnd 11,12 . (12) Hnd 12,17 . (13) Hnd 18,9 . (14) Hnd 19,4 . (15) Hnd 21,39 . (16) Hnd 23,20 . (17) Hnd 25,10 . Hebr. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (1879) .

Hnd 5,3.3. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

Hnd 5,3.4. eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) . Taalgebruik in Hnd : Petros (Petrus) . Nominatief mannelijk enkelvoud . Hnd (37) : (1) Hnd 1,13 . (2) Hnd 1,15 . (3) Hnd 2,14 . (4) Hnd 2,38 . (5) Hnd 3,1 . (6) Hnd 3,4 . (7) Hnd 3,6 . (8) Hnd 3,12 . (9) Hnd 4,8 . (10) Hnd 4,19 . (11) Hnd 5,3 . (12) Hnd 5,8 . (13) Hnd 5,9 . (14) Hnd 5,29 . (15) Hnd 8,20 . (16) Hnd 9,34 . (17) Hnd 9,38 . (18) Hnd 9,39 . (19) Hnd 9,40 . (20) Hnd 10,5 . (21) Hnd 10,9 . (22) Hnd 10,14 . (23) Hnd 10,17 . (24) Hnd 10,18 . (25) Hnd 10,21 . (26) Hnd 10,26 . (27) Hnd 10,32 . (28) Hnd 10,34 . (29) Hnd 10,46 . (30) Hnd 11,2 . (31) Hnd 11,4 . (32) Hnd 12,5 . (33) Hnd 12,6 . (34) Hnd 12,11 . (35) Hnd 12,16 . (36) Hnd 12,18 . (37) Hnd 15,7 .

  petros (Petrus)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. petros   100    100  15  13  23  37    37  60     

Hnd 5,3.1. - 4. eipen de ho petros (Petrus echter zei) . NT (3) : (1) Lc 18,28 . (2) Lc 22,60 . (3) Hnd 5,3 (sommige lezingen zonder het lidw. ho) . eipen ho petros (Petrus echter zei) . NT (1) : Hnd 3,6 .

Hnd 5,3.5. voc. mann. enk. anania (Anania / Ananias) . Zie : ananias (Ananias) . Taalgebruik in de Bijbel : Anananias (Ananias) . Bijbel (15) : (1) Jr 28,15 . (2) Da 1,7 . (3) Da 1,19 . (4) Da 2,17 . (5) Ezr 10,28 . (6) Neh 3,23 . (7) Neh 3,30 . (8) Neh 7,2 . (9) Neh 10,24 . (10) Neh 12,12 . (11) 1 Kr 3,19 . (12) 1 Kr 3,21 . (13) 1 Kr 8,24 . (14) Hnd 5,3 . (15) Hnd 9,10 .

Hnd 5,3.6. dia (door, omwille van, na) . Taalgebruik in NT : dia (door) . Taalgebruik in de LXX : dia (door) . Taalgebruik in Lc : dia (door) . L. per , post . Fr. par , après . Ned. na . Hnd (62) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,12 . (3) Hnd 5,19 .

dia (door)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
dia  1419  938  481  51  29  32  44  62  248  15  112  156 
di'  310 174 136 6 2 5 13 11 99   13  26 
totaal  1729 1112 617 57 31 37 57 73 347 15 125  182 

Hnd 5,3.7. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamw. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     

Hnd 5,3.6. - 7. dia ti (waarom) . NT (26) . Hnd (1) : Hnd 5,3 .

Hnd 5,3.8. act. ind. aor. 3de pers. enk. eplèrôsen (hij vervulde) van het werkw.plèroô (vervullen) . Taalgebruik in het NT : plèroô (vervullen) . Taalgebruik in Lc : plèroô (vervullen) . Taalgebruik in Hnd : plèroô (vervullen) . Gr. pimplèmi (vervullen, vol maken) . Taalgebruik in de Septuaginta : pimplèmi (vervullen, vol maken) . Taalgebruik in het NT : pimplèmi (vervullen, vol maken) . Lat. replere . Fr. remplir . Ned. vervullen . D. erfüllen . E. to fill . Hebr. mâlâ´ (vullen, vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : mâlâ´ (vullen, vervullen) . Hnd (3) : (1) Hnd 2,2 . (2) Hnd 3,18 . (3) Hnd 5,3 . Een vorm van pimplèmi (vervullen, vol maken) in de LXX (116) . Een vorm van plèroô (vullen) in de LXX (112) , in het NT (86) , in Hnd (16) .

plèroô (vervullen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk Lc Hnd
act. ind. aor. 3de p. enk. eplèrôsen 11 7 4     1   3        

Hnd 5,3.9. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

Hnd 5,3.10. Hebr. shâtân (Satan) . Taalgebruik in Tenakh : shâtân (Satan) . Getalswaarde : shin = 21 of 300 , thet = 9 , nun = 14 of 50 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 359 (priemgetal) . Tenakh (5) : (1) 1 K 5,18 . (2) 1 K 11,14 . (3) 1 K 11,23 . (4) 1 K 11,25 . (5) 1 Kr 21,1 . Gr. satanas (satan) . Taalgebruik in NT : satanas (satan) . 7 letters en getalswaarde : 753 (3 X 251) . Bijbel (17) : (1) Mt 12,26 . (2) Mc 3,23 . (3) Mc 3,26 . (4) Mc 4,15 . (5) Lc 11,18 . (6) Lc 13,16 . (7) Lc 22,3 . (8) Lc 22,31 . (9) Joh 13,27 . (10) Hnd 5,3 . (11) 1 Kor 7,5 . (12) 2 Kor 11,14 . (13) 1 Tes 2,18 . (14) Apk 2,13 . (15) Apk 12,9 . (16) Apk 20,2 . (17) Apk 20,7 . ho satanas (de satan) . Bijbel (15) . Niet in (1) Mc 3,23 . (2) Apk 20,2 . Een vorm van satanas (satan) in de LXX (1) , in het NT (36) , in Lc (5) : (1) Lc 10,18 . (2) Lc 11,18 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 22,3 . (5) Lc 22,31 , in Hnd (2) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 26,18 . In de naam satanas kunnen we sa van Saffira , de vrouw van Anania , en ana van Anania herkennen . Gr. satan (1) : 1 K 11,14 . Synoniem : diabolos (duivel, tegenwerper, tegenstander) . Taalgebruik in het NT : diabolos (duivel, tegenwerper, tegenstander) . Taalgebruik in de LXX : diabolos (duivel, tegenwerper, tegenstander) . L. diabolus . F. diable . E. devil . D. Teufel . Een vorm van diabolos (duivel, tegenwerper, tegenstander) in de LXX (22) , in het NT (37) , in Hnd (2) : (1) Hnd 10,38 . (2) Hnd 13,10 . Arabisch : saitân (Satan) . Taalgebruik in de Qoran : saitân (Satan) .

satanas bijbel  OT NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk syn. ev.
nom. enk. satanas 17   17 1 3 4 1 1 3 4 8 9
voc. + gen. + dat. enk. 15   15 2 2     1 6 4 4 4
acc. enk. satanan 5 1 4 1 1 1     1   3 3
Totaal   37 1 36 4 6 5 1 2 10 8 15 16

9. - 10. ho satanas (14/17) . Niet in (2) Mc 3,23 . (16) Apk 20,2 .

11.

11. - 13. tèn kardian sou (zijn hart) .

Hnd 5,3.14. inf. aor. pseusasthai (te liegen) van het werkw. pseudomai (liegen, bedriegen) . Taalgebruik in de Bijbel : pseudomai (liegen, bedriegen) . Bijbel (2) : (1) Hnd 5,3 . (2) Heb 6,18 . Een vorm van pseudomai (liegen, bedriegen) in het OT (38) , in het NT (12) , in Hnd (2) . Het Griekse werkw. pseudomai (liegen, bedriegen) is in de LXX de vertaling van Hebr. werkw. waaronder kâchasj (verloochenen, bedriegen, huichelen) . Zo in Lv 5,21 en Lv 5,22 .

Hnd 5,3.15 . persoonl. voornaamw. se van het persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : persoonlijk voornaamwoord . Hnd (35) . Hnd 5 (2) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,9 .

Hnd 5,3.16. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

Hnd 5,3.17. pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Taalgebruik in Lc : pneuma (geest) . Taalgebruik in Hnd : pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Hebr. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenach : rûach (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Hnd (31) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,32 . In Lc : X vormen van pneuma (geest) in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20 : 28 hoofdstukken . Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379) , in de LXX (382) .

  pneuma bijbel  OT  NT  Mt 

Mc 

Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev. 
1 nom.+ acc. onz. enk. pneuma 366 220 146 6 12 16 14 31 55 12 34 48

Hnd 5,3.18. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

Hnd 5,3.19. nom. en acc. onz. enk. hagion van het bijvoegl. naamw. hagios (heilig) . Taalgebruik in het NT : hagios (heilig) . Taalgebruik in Lc : hagios (heilig) . Taalgebruik in Hnd : hagios (heilig) . Taalgebruik in de Septuaginta : hagios (heilig) . Hebr. qâdôsj (heilig) . Taalgebruik in Tenach : qâdôsj (heilig) . Lat. sanctus . Fr. saint . Ned. heilig . D. heilig . E. holy . Hnd (20) : (1) Hnd 1,16 . (2) Hnd 3,14 . (3) Hnd 4,27 . (4) Hnd 5,3 . (5) Hnd 5,32 . (6) Hnd 8,15 . (7) Hnd 8,17 . (8) Hnd 8,19 . (9) Hnd 10,44 . (10) Hnd 10,47 . (11) Hnd 11,15 . (12) Hnd 13,2 . (13) Hnd 15,8 . (14) Hnd 19,2 . (15) Hnd 19,6 . (16) Hnd 20,23 . (17) Hnd 20,28 . (18) Hnd 21,11 . (19) Hnd 21,28 . (20) Hnd 28,25 .

  hagios (heilig) bijbel  O.T.  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
3 nom. + acc. onz. enk. hagion 204 160 44 1 3 8 2 20 10   12 14

Hnd 5,3.16. - 19. to pneuma to hagion (de heilige geest) . Hnd (12) : (1) Hnd 1,16 . (2) Hnd 5,32 . (3) Hnd 10,44 . (4) Hnd 10,47 . (5) Hnd 11,15 . (6) Hnd 13,2 . (7) Hnd 15,8 . (8) Hnd 19,6 . (9) Hnd 20,23 . (10) Hnd 20,28 . (11) Hnd 21,11 . (12) Hnd 28,25 .

Hnd 5,3.20. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 . Dit vers begint met kai (en) . Het vertelt verder wat in Hnd 5,1 begonnen is ; het onderwerp is hetzelfde als in Hnd 5,1 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Hnd 5,3.21. inf. aor. nosfisasthai (zich toe te eigenen) van het werkw. nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) . Taalgebruik in Tenakh : nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) . Eén van de vertalingen van het Hebr. werkw. mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) . Bijbel (1) : Hnd 5,3 . Een vorm van nosfidzô (stelen, roven, toeëigenen) in het OT (2) : (1) Joz 7,1 . (2) 2 Mak 4,32 , in het NT (3) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Tit 2,10 . Eén van de vertalingen van het Hebr. werkw. mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) . In Joz 7,1 lezen we de werkwoordvorm ind. aor. 3de pers. mv. enosfisanto (en zij bedrogen) . Sommige exegeten zien in Hnd 5,2 een verwijzing naar Arkan in Joz 7 . Een vorm van mâ`al (bedriegen, zich toeëigenen, ontrouw zijn) lezen we o.a. in Lv 5,15 , Lv 5,21 , Joz 7,1 . In dit versdeel wordt het eerste versdeel van Hnd 5,2 hernomen . Het voor zich houden van een deel van de opbrengst van het stuk grond wordt op de tweede plaats genoemd . De eerste aanklacht van Pertrus is die van het liegen tegen de heilige geest . Het liegen en bedriegen komt o.a. in Lv 5,21 voor .

Hnd 5,3.22. apo (af, van-weg) . afkorting ap' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Hnd (93) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,38 . (4) Hnd 5,41 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Hnd 5,3.23. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 

Hnd 5,3.24. gen. vr. enk. timès van het zelfst. naamw. timè (prijs, waarde) . Taalgebruik in de Bijbel : timè (prijs, waarde) . Bijbel (20) : (1) Lv 5,15 . (2) Lv 5,18 . (3) Lv 5,25 . (4) Lv 27,15 . (5) Lv 27,23 . (6) Js 55,1 . (7) Ps 44,13 . (8) Job 31,39 . (9) 1 Mak 10,29 . (10) 1 Mak 14,21 . (11) Sir 3,11 . (12) Sir 45,12 . (13) Bar 6,24 . (14) Hnd 5,2 . (15) Hnd 5,3 . (16) Hnd 7,16 . (17) 1 Kor 6,20 . (18) 1 Kor 7,23 . (19) 1 Tim 5,17 . (20) 1 Tim 6,1 . Een vorm van timè (prijs, waarde) in de LXX (77) , in het NT (61) , in Hnd (6) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 5,2 . (3) Hnd 5,3 . (4) Hnd 7,16 . (5) Hnd 19,19 . (6) Hnd 28,10 .
- acc. vr. mv. timas (waarde) van het zelfst. naamw. Bijbel (4) . OT (2) . NT (2) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 19,19 .
Jozef Barnabas gaf de opbrengst af aan de apostelen , Anania en Safira behielden een gedeelte voor henzelf . Tussen het verkopen van een bezit en het aanbrengen aan de voeten van de apstelen staat deze zin (Hnd 5,2a) . Het is een handeling die Ananias en Safira stellen . In Hnd 5,3 heeft Petrus blijkbaar weet van het bedrog van Anania .

Hnd 5,3.22. - 24. apo tès timès (van de waarde) . NT (2) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 .

Hnd 5,3.25. mann. en onz. enk. tou (de) van het bepaald lidw. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mt : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (269) . Hnd 5 () : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,24 . (3) Hnd 5,28 . (4) Hnd 5,31 . (5) Hnd 5,40 . (6) Hnd 5,41 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
4. gen. m. + onz. enk. tou 8480  6542  1938  234  116  272  196  269  673  178  622  818 

Hnd 5,3.26. chôrion (plaats, plek, landgoed) . Taalgebruik in het NT : chôrion (plaats, plek, landgoed) . Bijbel (6) . OT (1) : 2 Mak 12,21 . NT (5) : (1) Mt 26,36 . (2) Mc 14,32 . (3) Hnd 1,18 . (4) Hnd 1,19 . (5) Hnd 5,8 . Een vorm van chôrion (plaats, plek, landgoed) in de LXX (6) , in het NT (10) , in Hnd (7) : (1) Hnd 1,18 . (2) Hnd 1,19 . (3) Hnd 4,34 . (4) Hnd 5,3 . (5) Hnd 5,8 . (6) Hnd 28,7 . Hebr. kèrèm (landgoed, wijngaard) . Taalgebruik in Tenakh : kèrèm (landgoed, wijngaard) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 ( 4 X 11) OF 260 ( 2² X 5 X 13 OF 10 X 26) . Structuur : 2 - 2 - 4 . Som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (20) . Pentateuch (4) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (4) . Aramees : chäqal (veld) . Arabisch : chaql .
- gen. onz. enk. chôriou . Bijbel (3) : (1) 2 Mak 12,7 . (2) Joh 4,5 . (3) Hnd 5,3 .
- gen. onz. mv. chôriôn (van landgoederen) . Bijbel (2) : (1) 1 Kr 27, 27 . (2) Hnd 4,34 .

Hnd 5,4 - Hnd 5,4 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
4ouchi menon soi emenen kai prathen en t� s� exousia up�rchen; ti oti ethou en t� kardia sou to pragma touto; ouk epseus� anthr�pois alla t� the�.  4 nonne manens tibi manebat et venundatum in tua erat potestate quare posuisti in corde tuo hanc rem non es mentitus hominibus sed Deo  4 Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.     [4] Het was vóór de verkoop je eigendom, en ook daarna kon je toch vrij over het geld beschikken? Wat heeft je bezield om zoiets te doen? Je hebt niet gelogen tegen de mensen, maar tegen God.’ [4] Je had het immers niet hoeven te verkopen, en nu je het wel verkocht hebt, had je met de opbrengst toch kunnen doen wat je wilde? Wat heeft je bezield om je zo te gedragen? Niet de mensen heb je bedrogen, maar God zelf.’  4 bleef het niet zolang het bij jou verbleef van jou?– en ook verkócht behoorde het toch onder jouw vrijmacht?– wát maakt dat je je deze handelwijze in het hart hebt gezet?– je hebt niet mensen bedrogen maar God!   4. Quand tu avais ton bien, n'étais-tu pas libre de le garder, et quand tu l'as vendu, ne pouvais-tu disposer du prix à ton gré ? Comment donc cette décision a-t-elle pu naître dans ton cœur ? Ce n'est pas à des hommes que tu as menti, mais à Dieu. » 

King James Bible . [4] Whiles it remained, was it not thine own? and after it was sold, was it not in thine own power? why hast thou conceived this thing in thine heart? thou hast not lied unto men, but unto God.
Luther-Bibel . 4 Hättest du den Acker nicht behalten können, als du ihn hattest? Und konntest du nicht auch, als er verkauft war, noch tun, was du wolltest? Warum hast du dir dies in deinem Herzen vorgenommen? Du hast nicht Menschen, sondern Gott belogen.

Tekstuitleg van Hnd 5,4 . Het vers Hnd 5,4 telt 27 (3³) woorden en 114 (12²) . De getalwaarde van Hnd 5,4 is 14510 (2 X 5 X 1451) . Bleef niet aan jou , wat aan jou blijft en was in jouw macht niet het verkochte ? Behoorde niet aan jou toe , wat aan jou toebehoort en was het verkochte niet in jouw macht ? OF : behoorde wel aan jou toe wat je toebehoort en was wat werd verkocht wel in jouw macht? Was het wel jouw eigendom of heb je die onrechtmatig verworven ? Dat zou betekenen dat zijn eigendom in feite niet zijn eigendom is , dat hij ten gelde maakt wat hem in feite niet toebehoort en dat hij een deel opnieuw zich onrechtmatig toeëigent . Het zou dus om crimineel geld gaan , waarmee een stuk grond wordt gekocht en dat dan wordt verkocht en waardoor crimineel geld wit wordt gewassen .

Hnd 5,4.1. ouchi (niet, neen) . Taalgebruik in het NT : ouchi (niet, neen) . Taalgebruik in de LXX : ouchi (niet, neen) . Bijbel (218) . OT (166) . NT (52) . Hnd (2) : (1) Hnd 5,4 . (2) Hnd 7,50 .
- Hebr. hälo´ (niet?) . Taalgebruik in Tenakh : hälo´ (niet?) . Tenakh (125) . Pentateuch (17) . Eerdere Profeten (38) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (54) .

Hnd 5,4.2. act. part. praes. nom. + acc. onz. enk. menon (blijvende) van het werkw. menô (blijven) . Taalgebruik in het N.T. : menô (blijven) . Taalgebruik in de LXX : menô (blijven) . Bijbel (3) : (1) Joh 1,33 . (2) Hnd 5,4 . (3) 2 Kor 3,11 . Een vorm van menô (blijven) in de LXX (89) , in het NT (118) . In de LXX is menô (blijven) de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse woorden .

Hnd 5,4.3. pers. voornaamw. 2de pers. dat. enk. soi (aan jou) . Zie : Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Bijbel (1310) . OT (1112) . NT (198) . Hnd (20) : (1) Hnd 3,6 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 7,3 . (4) Hnd 8,20 . (5) Hnd 8,21 . (6) Hnd 8,22 . (7) Hnd 9,6 . (8) Hnd 9,17 . (9) Hnd 10,33 . (10) Hnd 16,18 . (11) Hnd 18,10 . (12) Hnd 21,23 . (13) Hnd 22,10 . (14) Hnd 23,18 . (15) Hnd 24,13 . (16) Hnd 24,14 . (17) Hnd 26,1 . (18) Hnd 26,14 . (19) Hnd 26,16 . (20) Hnd 27,24 .

Hnd 5,4.4. act. ind. imperf. 3de pers. enk. emenen (hij bleef) van het werkw. menô (blijven) . Taalgebruik in het N.T. : menô (blijven) . Taalgebruik in de LXX : menô (blijven) . Bijbel (6) : (1) Jdt 8,7 . (2) 2 Mak 4,50 . (3) W 17,16 . (4) Lc 8,27 . (5) Hnd 5,4 . (6) Hnd 18,3 . Een vorm van menô (blijven) in de LXX (89) , in het NT (118) . In de LXX is menô (blijven) de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse woorden .

Hnd 5,4.5. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Hnd 5,4.6. passief part. aor. nom. + acc. onz. enk. prathen (verkochte) van het werkw. pipraskô (verkopen) . Taalgebruik in de Bijbel : pipraskô (verkopen) . Bijbel (1) : Hnd 5,4 . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) , in Hnd (3) : (1) Hnd 2,45 . (2) Hnd 4,34 . (3) Hnd 5,4 . Een synoniem is : pôleô (verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô (verkopen) . Een vorm van pôleô (verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) , in Hnd (3) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,1 . In dit versdeel komen beide werkwoorden voor verkopen (pôleô en pipraskô) voor .
- Hebreeuws . sjènnimëkar (dat verkocht werd) < prefix betrekk. voornaamw. sj + werkwoordvorm pass. nifal perf. 3de pers. mann. en onz. enk. . nimëkar (hij verkocht) van het werkw. mâkhar (verkopen) . Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Tenakh (2) : (1) Lv 25,48 . (2) Ps 105,17 . Dit voorstel van Hebreeuwse vertaling : sjèllëkhâ hâjâh wë´achäre(j) sjènnimëkar (dat aan jou toebehoort, en nadat het werd verkocht) komt sterk overeen met Lv 25,48 : ´achäre(j) nimëkar ... thihëjèh lô (nadat het werd verkocht , zal de terugkoop jou toebehoren) .
-- himmâkhërô (van zijn verkocht worden) < werkwoordvorm nifal infin. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (1) : Lv 25,50 .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
De verkoop betreft het vruchtgebruik van de grond . Dat vruchtgebruik loopt van het ene jubeljaar tot het andere . Afhankelijk van het aantal jaren vruchtgebruik , zal de prijs van de verkoop bepaald worden . Maar de grond blijft van de eigenaar . De grond bleef dus van Anania en Safira , tenzij het de grond van iemand anders was en zij slechts het vruchtgebruik hadden , dat zij hadden gekocht . Indien de grond niet van hen was , zou de grond bij het volgende jubeljaar naar de eigenaar teruggaan . De som die Anania en Safira voor 'het stuk grond' hadden ontvangen , behoorde hen toe . Ze mochten zelf bepalen wat ze ermee zouden doen .

Hnd 5,4.7. en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . E. in . D. in . Fr. dans . Bijbel (11097) . NT (2154) . Hnd (226) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,4 . (2) Hnd 5,12 . (3) Hnd 5,18 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,23 . (7) Hnd 5,25 . (8) Hnd 5,27 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,37 . (11) Hnd 5,42 .

Hnd 5,4.8. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

Hnd 5,4.9. nom. + dat. vr. enk. exousia(i) (macht) . Taalgebruik in het NT : exousia (gezag, macht) . Taalgebruik in de LXX : exousia (gezag, macht) . Hnd (2) : (1) Hnd 1,7 . (2) Hnd 5,4 . Een vorm van exousia (gezag, macht) in de LXX (79) , in het NT (102) , in Hnd (7) .

  exousia (gezag, macht)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + dat vr. enk. exousia(i)   39  10  29    13  13 

Hnd 5,4.10. act. ind. imperf. 3de pers. enk. hupèrchen (hij bezat) van het werkw. huparchô (zijn, onder zijn hoede hebben, bezitten) . Taalgebruik in het NT : huparchô (zijn) . Taalgebruik in de LXX : huparchô (zijn) . Voorvoegsel hupo onder , onderuit . archô : het hoofd zijn , beginnen , aan het hoofd staan , leiden , commanderen . Bijbel (15) . OT (10) . NT (5) : (1) Lc 8,41 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 10,12 . (4) Hnd 16,3 . (5) Hnd 28,7 . Een vorm van huparchô (zijn, onder zijn hoede hebben, bezitten) in de LXX (157) , in het NT (60) , in Hnd (25) . zelfst. naamw. nom. en acc. vr. mv. huparxeis van het zelfst. naamw. huparxis (have, bezit, voorraad) . De vorm huparxeis in de Bijbel (3) : (1) Ez 26,21 . (2) Ez 28,19 (3) Hnd 2,45 . Een vorm van huparxis (have, bezit, voorraad) in de LXX (13) , in het NT (2) : (1) Hnd 2,45 . (2) Heb 10,34 .

Hnd 5,4.11. dia (door, omwille van, na) . Taalgebruik in NT : dia (door) . Taalgebruik in de LXX : dia (door) . Taalgebruik in Lc : dia (door) . L. per , post . Fr. par , après . Ned. na . dia : Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,12 . (3) Hnd 5,19 .

dia (door)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
dia  1419  938  481  51  29  32  44  62  248  15  112  156 
di'  310 174 136 6 2 5 13 11 99   13  26 
totaal  1729 1112 617 57 31 37 57 73 347 15 125  182 

Hnd 5,4.12. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamw. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis . Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     

Hnd 5,4.13. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in NT : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in de Septuaginta : hoti (dat, omdat) . Hebr. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Tenach (3849) . Bijbel (4396) . NT (1183) . Hnd (114) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,4 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,23 . (4) Hnd 5,25 . (5) Hnd 5,38 . (6) Hnd 5,41 . Hebr.

Hnd 5,4.12. - 13. ti hoti (waarom - om wat) . NT (4) : (1) Mc 2,16 . (2) Lc 2,49 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . lâmmâh (waarom) . Taalgebruik in Tenakh : lâmmâh (waarom) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 75 (3 X 5²) . Structuur : 3 - 4 - 5 . Lat. quare . Fr. pourquoi . D. warum . E. wherefore . Tenakh (140) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (44) . Latere Profeten (16) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (42) . Petrus stelt een tweetal waarom-vragen . Het zijn echter geen vragen naar de motieven van Anania , want Anania zal niet eens de kans krijgen te antwoorden . Het zijn retorische vragen . Het zijn vragen in de zin van : hoe is het toch zover met jou kunnen komen ? Het zijn beschuldigende vragen .

Hnd 5,4.14. act. ind. aor. 2de pers. enk. ethou (jij stelde) van het werkw. tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . L. ponere . Fr. déposer . E. to ly down . D. legen . Hebr. sjîth . Een vorm van tithèmi (zetten, plaatsen, maken) in de LXX (558) , in het NT (101) , in Hnd (23) . Bijbel (21) . OT (20) . NT (1) : Hnd 5,4 .

Hnd 5,4.15. en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . E. in . D. in . Fr. dans . Bijbel (11097) . NT (2154) . Hnd (226) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,4 . (2) Hnd 5,12 . (3) Hnd 5,18 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,23 . (7) Hnd 5,25 . (8) Hnd 5,27 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,37 . (11) Hnd 5,42 .

Hnd 5,4.16. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

Hnd 5,4.17. nom. + dat. vr. enk. kardia -(i)- (hart) . Taalgebruik in het NT : kardia (hart) . Taalgebruik in de LXX : kardia (hart) . Lat. cor , cordis . Fr. coeur . Ned. hart (k/c is een harde h geworden ; d -> t) . E. heart . D. Herz . Hnd (5) : (1) Hnd 2,26 . (2) Hnd 4,32 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 8,21 . (5) Hnd 28,27 . Een vorm van kardia (hart) in de LXX (963) , in het NT (156) , in Hnd (20) .
Hebr. lebh (hart) , cfr. N. lef . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . Tenakh (194) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (23) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (96) .
Arabisch : qalb (hart) . Taalgebruik in de Qoran : qalb (hart) . In qlb zit het Hebr. lb .

kardia (hart)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + dat. vr. enk. kardia(i)  477  426  51  10  19  22  26  16 

Om de gemeenschap te typeren spreekt de auteur van Hnd over eenheid (geestelijk) en gemeenschappelijkheid (materieel) (Hnd 4,32) . Hij gebruikt het beeld van het hart . Een hart pompt het bloed naar alle delen van het lichaam . Bloed is de drager van het leven . Wanneer het bloed vergiftigd wordt , leidt het tot een slecht functioneren van het hart en eventueel tot de dood (Hnd 5,4) .

Hnd 5,4.15. - 18. en tè(i) kardia(i) sou (in je hart) . NT (5) : (1) Mt 22,37 . (2) Hnd 5,4 . (3) Rom 10,6 . (4) Rom 10,8 . (5) Rom 10,9 . Hebr. (2) : (1) Js 47,10 (bhëlibbekh = in je hart ; suffix 2de pers. vr. enk.) . (2) Spr 2,10 (bhëlibbèkhâ = in je hart ; suffix 2de pers. mann. enk.) . `al lëbhâbhëkhâ (op je hart) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,6 . (2) Ez 38,10 . bilëbhâbhëkhâ / bilëbhâbhèkhâ (in je hart) . Tenakh (17) : (1) Lv 19,17 . (2) Dt 7,17 . (3) Dt 8,2 . (4) Dt 8,17 . (5) Dt 9,4 . (6) Dt 18,21 . (7) 1 S 9,19 . (8) 1 S 14,7 . (9) 2 S 7,3 . (10) Js 14,13 . (11) Js 49,21 . (12) Jr 13,22 . (13) Ez 3,10 . (14) Spr 6,25 . (15) Job 10,13 . (16) Job 22,22 . (17) 1 Kr 17,2 . In je hart drukt uit wat zich in het binnenste van de mens aan gedachten , gevoelens , plannen afspeelt . Blijkbaar heeft Ananaia , zoals gepland , slechts een deel van de opbrengst bij Petrus gebracht . Anania had vrijmoedig alles moeten afgeven . Een gedeelte van de opbrengst voor jezelf houden kan blijkbaar niet . Misschien was de nood van de gemeenschap zo groot dat een persoonlijk bezit van een medegelovige een vloek was . Anania was solidair met medegelovigen , maar misschien niet van die aard dat hij ook totaal afhankelijk zou worden . Hij wilde wellicht een stukje zekerheid . Misschien is dat stukje zekerheid niet meer verantwoord als daardoor een ander in uiterste nood komt .

Hnd 5,4.19. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

Hnd 5,4.20. pragma (daad, handeling) . Taalgebruik in het NT : pragma (daad, handeling) . Taalgebruik in de LXX : pragma (daad, handeling) . Bijbel (37) . OT (34) . NT (3) : (1) Hnd 5,4 . (2) 1 Kor 6,1 . (3) Gal 3,16 . Hebr. ma`äshèh (daad, werk) . Taalgebruik in Tenakh : ma`ashè (daad, werk) . Tenakh (93) . OF . Hebr. dâbhâr (woord, daad) . Zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Tenakh (756) .

Hnd 5,4.21. nom. + acc. onz. enk. touto . Zie : aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,4 . (2) Hnd 5,24 . (3) Hnd 5,38 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. enk. touto  1103  898  305  31  15  37  50 29            

Hnd 5,4.19. - 20. to pragma (de daad) . Hebr. hamma`äshèh (de daad, het werk) . Tenakh (12) : (1) Gn 44,15 . (2) Ex 18,20 . (3) Re 2,10 . (4) 1 S 20,19 . (5) 1 K 13,11 . (6) Ez 46,1 . (7) Pr 2,17 . (8) Pr 3,11 . (9) Pr 3,17 . (10) Pr 4,3 . (11) Pr 4,4 . (12) Pr 8,17 . OF : haddâbhâr (het woord) < lidw. ha + dâbhâr . h-d-b-r . Tenakh (228) .

Hnd 5,4.19. - 21. to pragma touto (deze daad) . OT (11) : (1) Gn 21,26 . (2) Gn 44,15 . (3) Ex 1,18 . (4) Dt 22,26 . (5) Joz 9,24 . (6) Re 6,29 . (7) 1 K 11,27 (touto to pragma) . (8) Jr 40,16 . (9) Est 7,5 . (10) 1 Kr 21,8 . (11) 1 Mak 9,10 . NT (1) : Hnd 5,4 .

Hnd 5,5 - Hnd 5,5 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
5akou�n de o ananias tous logous toutous pes�n exepsuxen: kai egeneto fobos megas epi pantas tous akouontas. 5 audiens autem Ananias haec verba cecidit et exspiravit et factus est timor magnus in omnes qui audierant  5 En Ananias, deze woorden horende, viel neder en gaf den geest. En er kwam grote vrees over allen, die dit hoorden.    [5] Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en alle omstanders werden door grote vrees bevangen. [5] Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en iedereen wie dit ter ore kwam schrok hevig.   5 Als Ananias deze woorden hoort valt hij neer en blaast de laatste adem uit. Het geschiedt: ontzag komt over allen die het horen.  5. En entendant ces paroles, Ananie tomba et expira. Une grande crainte s'empara alors de tous ceux qui l'apprirent. 

King James Bible . [5] And Ananias hearing these words fell down, and gave up the ghost: and great fear came on all them that heard these things.
Luther-Bibel . 5 Als Hananias diese Worte hörte, fiel er zu Boden und gab den Geist auf. Und es kam eine große Furcht über alle, die dies hörten.

Tekstuitleg van Hnd 5,5 .

Hnd 5,5.1. akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in Lc : akouô (horen) . Taalgebruik in Hnd : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Hebr. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren) . Beide (horen en oor) zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . In Hnd : X vormen van akouô (horen) in 87 verzen in 25 / 28 hoofdstukken . In Lc : X vormen van akouô (horen) in 58 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . Een vorm van akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) . act. ind. part. praes. nom. mann. enk. akouôn (horende) . Hnd (1) : Hnd 5,5 .

akouô (horen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
part. pr. nom. m. enk. akouôn  31 18 13 4   3 2

1

1 2 7 9

Hnd 5,5.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

Hnd 5,5.1. - 2. akouôn de (horende echter) . Hebr. wellicht wajjisjëma` (en hij hoorde) < wë + act. ind. imperf. 3de pers. enk. van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmâ` (horen, luisteren) . Tenakh (90) .

Hnd 5,5.3. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

Hnd 5,5.4. Anananias (Ananias) . Taalgebruik in de Bijbel : Anananias (Ananias) . Bijbel (19) . OT (11) . NT (8) en wel in Hnd : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 9,10 . (4) Hnd 9,13 . (5) Hnd 9,17 . (6) Hnd 22,12 . (7) Hnd 23,2 . (8) Hnd 24,1 .

Hnd 5,5.5. acc. mann. mv. tous van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (10) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,11 . (5) Hnd 5,15 . (6) Hnd 5,18 . (7) Hnd 5,23 . (8) Hnd 5,24 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 .

  lidw. mv.   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
16. acc. m. mv. tous   2960 2330 630 91 52 98 51 122 156 60    

Hnd 5,5.6. acc. mann. mv. logous (woorden) van het zelfst. naamw. logos (woord) . Taalgebruik in het NT : logos (woord) . Taalgebruik in Lc : logos (woord) . Taalgebruik in Hnd. : logos (woord) . Taalgebruik in de LXX : logos (woord) . Hebr. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . logos komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Fr. leçon , parole (parler) . Ned. woord . D. Wort . E. word . Een vorm van logos (woord) in de LXX (1238) , in het NT (331) . Hnd (4) : (1) Hnd 2,22 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,24 . (4) Hnd 16,36 . Hebr. dëbharîm (woorden) .

  logos (woord) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev. 
8 acc. mv. logous 286 264 22 6 1 3 2 4 1 5    

Hnd 5,5.5. - 7. tous logous toutous (deze woorden) . NT (12) : (1) Mt 7,24 . (2) Mt 7,26 . (3) Mt 7,28 . (4) Mt 19,1 . (5) Mt 26,1 . (6) Lc 9,28 . (7) Lc 9,44 . (8) Joh 10,19 . (9) Hnd 2,22 . (10) Hnd 5,5 . (11) Hnd 5,24 . (12) Hnd 16,36 .

Hnd 5,5.12. nom. mann. enk. zelfst. naamw. fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in het NT : fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in Lc : fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in Hnd : fobos (vrees, fobie) . Hnd (4) : (1) Hnd 2,43 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,11 . (4) Hnd 19,17 . In Hnd : 2 vormen van fobos (vrees, fobie) in 4 hoofdstukken en in 5 verzen : (1) Hnd 2,43 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,11 . (4) Hnd 9,31 .  (5) Hnd 19,17 . Een vorm van (vrees, fobie) in de LXX (199) , in het NT (47) .

Hnd 5,5.12. - 13. fobos megas (een grote vrees) . NT (3) : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Apk 11,11 .

Hnd 5,5.17. akouontas (horende) . Tegenwoordig deelwoord accusatief mannelijk en vrouwelijk meervoud van het werkw. akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in Hnd : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Hebr. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren) . Beide (horen en oor) zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . In Hnd : X vormen van akouô (horen) in 87 verzen in 25 / 28 hoofdstukken . In Lc : X vormen van akouô (horen) in 58 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . Een vorm van akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) . In zes verzen in de bijbvel . Hnd (5) : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 10,44 . (4) Hnd 17,8 . (5) Hnd 26,29 . Tenslotte : 1 Tim 4,16 .

Hnd 5,5.15. -17. pantas tous akouontas (al wie hoort) . In vier verzen in het NT : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 10,44 . (4) Hnd 26,29 .

Hnd 5,5.15. - 18. pantas tous akouontas tauta (al wie dat hoort) . In drie verzen in het NT : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 17,8 .

Hnd 5,6 - Hnd 5,6 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
6anastantes de oi ne�teroi sunesteilan auton kai exenegkantes ethapsan.  6 surgentes autem iuvenes amoverunt eum et efferentes sepelierunt  6 En de jongelingen, opstaande, schikten hem toe, en droegen hem uit, en begroeven hem.   [6] Daarop wikkelden enkele jongemannen hem in linnen, droegen hem naar buiten en begroeven hem. [6] Enkele jongemannen wikkelden hem in een lijkwade, droegen hem naar buiten en begroeven hem.
6 De jonge mannen staan op, wikkelen hem in, dragen hem uit en begraven hem.   6. Les jeunes gens vinrent envelopper le corps et l'emportèrent pour l'enterrer.  

King James Bible . [6] And the young men arose, wound him up, and carried him out, and buried him.
Luther-Bibel . 6 Da standen die jungen Männer auf und deckten ihn zu und trugen ihn hinaus und begruben ihn.

Tekstuitleg van Hnd 5,6 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

6. passief part. aorist nom. + acc. onz. enk. prathen van het werkw. pipraskô (verkopen) . Taalgebruik in de Bijbel : pipraskô (verkopen) . Hebr. mâkhar (verkopen) . Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) , in Hnd (3) : (1) Hnd 2,45 . (2) Hnd 4,34 . (3) Hnd 5,4 . Actief imperfectum derde persoon meervoud epipraskon (en zij verkochten) van het werkw. In de bijbel enkel in Hnd 5,4 . Een synoniem is : pôleô (verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô (verkopen) . Taalgebruik in Mc : pôleô (verkopen) . Hebr. mâkhar (markt?) OF sjâbhar . D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre . Een vorm van pôleô (verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) , in Hnd (3) : (1) Hnd 4,34 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,1 .

9. act. ind. aor. 3de pers. mv. εθαψαν = ethapsan (zij begroeven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : thaptô (begraven) . Bijbel (43) . OT (40) . NT (3) : (1) Mt 14,12 . (2) Hnd 5,6 . (3) Hnd 5,10 . Een vorm van θαπτω = thaptô (begraven) in de LXX (177) , in het NT (11) : (1) Mt 8,21 . (2) Mt 8,22 . (3) Mt 14,12 . (4) Lc 9,59 . (5) Lc 9,60 . (6) Lc 16,22 . (7) Hnd 2,29 . (8) Hnd 5,6 . (9) Hnd 5,9 . (10) Hnd 5,10 . (11) 1 Kor 15,4 .
- Hebreeuws . וַיִּקְבְּרֻהוּ = wajjiqëbëruhû (en zij begroeven hem) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (15) : (1) 1 S 25,1 . (2) 1 S 28,3 . (3) 2 S 2,32 . (4) 2 K 13,9 . (5) 2 K 13,20 . (6) 2 K 23,30 . (7) 2 Kr 9,31 . (8) 2 Kr 16,14 . (9) 2 Kr 21,20 . (10) 2 Kr 22,9 . (11) 2 Kr 24,16 . (12) 2 Kr 24,25 . (13) 2 Kr 28,27 . (14) 2 Kr 32,33 . (15) 2 Kr 33,20 .

Hnd 5,7 - Hnd 5,7 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
7egeneto de �s �r�n tri�n diast�ma kai � gun� autou m� eiduia to gegonos eis�lthen.  7 factum est autem quasi horarum trium spatium et uxor ipsius nesciens quod factum fuerat introiit  7 En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw daar inkwam, niet wetende, wat er geschied was;      [7] Na verloop van ongeveer drie uur kwam zijn vrouw binnen, onkundig van wat er gebeurd was. [7] Ongeveer drie uur later kwam zijn vrouw binnen, die niet wist wat er gebeurd was.  7 Het geschiedt met een afstand van zo’n drie uren: ook zijn vrouw komt binnen,– onwetend van wat is geschied.   7. Au bout d'un intervalle d'environ trois heures, sa femme, qui ne savait pas ce qui était arrivé, entra. 

King James Bible . [7] And it was about the space of three hours after, when his wife, not knowing what was done, came in.
Luther-Bibel . 7 Es begab sich nach einer Weile, etwa nach drei Stunden, da kam seine Frau herein und wusste nicht, was geschehen war.

Tekstuitleg van Hnd 5,7 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

13. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 
Hnd 5,8 - Hnd 5,8 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
8apekrith� de pros aut�n petros, eipe moi, ei tosoutou to ch�rion apedosthe; � de eipen, nai, tosoutou.  8 respondit autem ei Petrus dic mihi si tanti agrum vendidistis at illa dixit etiam tanti  8 En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel.    [8] Petrus richtte zich tot haar: ‘Zeg me of jullie het stuk grond voor zo en zoveel van de hand hebben gedaan?’ Zij zei: ‘Inderdaad, voor zoveel.’ [8] Petrus vroeg haar: ‘Zeg me, heb je het stuk grond voor dit bedrag verkocht?’ Ze antwoordde: ‘Ja, voor dit bedrag.’  8 Petrus antwoordt haar: zeg mij, hebben jullie dat stuk grond voor zo–en–zoveel afgegeven? En zij zegt: ja, voor zo–en–zoveel.  8. Pierre l'interpella : « Dis-moi, le champ que vous avez vendu, c'était tant ? » Elle dit : « Oui, tant. »  

King James Bible . [8] And Peter answered unto her, Tell me whether ye sold the land for so much? And she said, Yea, for so much.
Luther-Bibel . 8 Aber Petrus sprach zu ihr: Sag mir, habt ihr den Acker für diesen Preis verkauft? Sie sprach: Ja, für diesen Preis.

Tekstuitleg van Hnd 5,8 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Hebr. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Hnd (122) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,8 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,35 .

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

5. eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) . Taalgebruik in Hnd : Petros (Petrus) . Nominatief mannelijk enkelvoud . Hnd (37) : (1) Hnd 1,13 . (2) Hnd 1,15 . (3) Hnd 2,14 . (4) Hnd 2,38 . (5) Hnd 3,1 . (6) Hnd 3,4 . (7) Hnd 3,6 . (8) Hnd 3,12 . (9) Hnd 4,8 . (10) Hnd 4,19 . (11) Hnd 5,3 . (12) Hnd 5,8 . (13) Hnd 5,9 . (14) Hnd 5,29 . (15) Hnd 8,20 . (16) Hnd 9,34 . (17) Hnd 9,38 . (18) Hnd 9,39 . (19) Hnd 9,40 . (20) Hnd 10,5 . (21) Hnd 10,9 . (22) Hnd 10,14 . (23) Hnd 10,17 . (24) Hnd 10,18 . (25) Hnd 10,21 . (26) Hnd 10,26 . (27) Hnd 10,32 . (28) Hnd 10,34 . (29) Hnd 10,46 . (30) Hnd 11,2 . (31) Hnd 11,4 . (32) Hnd 12,5 . (33) Hnd 12,6 . (34) Hnd 12,11 . (35) Hnd 12,16 . (36) Hnd 12,18 . (37) Hnd 15,7 .

  petros (Petrus)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. petros   100    100  15  13  23  37    37  60     

10. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

14. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

15. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Hebr. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Hnd (75) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 
Hnd 5,9 - Hnd 5,9 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
9o de petros pros aut�n, ti oti sunef�n�th� umin peirasai to pneuma kuriou; idou oi podes t�n thapsant�n ton andra sou epi t� thura kai exoisousin se.   9 Petrus autem ad eam quid utique convenit vobis temptare Spiritum Domini ecce pedes eorum qui sepelierunt virum tuum ad ostium et efferent te  9 En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.     [9] Toen zei Petrus tegen haar: ‘Hoe hebben jullie kunnen afspreken de Geest van de Heer uit te dagen? Ik hoor de voetstappen van hen die je man begraven hebben al bij de deur; zij zullen ook jou naar buiten dragen.’ [9] Daarop zei Petrus: ‘Hoe heb je durven besluiten om de Geest van de Heer te trotseren? Kijk, degenen die je man begraven hebben staan voor de deur, en ze zullen ook jou naar je graf dragen.’  9 Petrus tot haar: wát maakt dat door u samen ermee is ingestemd om de Geest van de Heer op de proef te stellen?– zie voor de deur de voeten van hen die je man begraven hebben: ook jou zullen ze uitdragen!   9. Alors Pierre : « Comment donc avez-vous pu vous concerter pour mettre l'Esprit du Seigneur à l'épreuve ? Eh bien ! voici à la porte les pas de ceux qui ont enterré ton mari : ils vont aussi t'emporter. »  

King James Bible . [9] Then Peter said unto her, How is it that ye have agreed together to tempt the Spirit of the Lord? behold, the feet of them which have buried thy husband are at the door, and shall carry thee out.
Luther-Bibel . 9 Petrus aber sprach zu ihr: Warum seid ihr euch denn einig geworden, den Geist des Herrn zu versuchen? Siehe, die Füße derer, die deinen Mann begraben haben, sind vor der Tür und werden auch dich hinaustragen.

Tekstuitleg van Hnd 5,9 .

1. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) . Taalgebruik in Hnd : Petros (Petrus) . Nominatief mannelijk enkelvoud . Hnd (37) : (1) Hnd 1,13 . (2) Hnd 1,15 . (3) Hnd 2,14 . (4) Hnd 2,38 . (5) Hnd 3,1 . (6) Hnd 3,4 . (7) Hnd 3,6 . (8) Hnd 3,12 . (9) Hnd 4,8 . (10) Hnd 4,19 . (11) Hnd 5,3 . (12) Hnd 5,8 . (13) Hnd 5,9 . (14) Hnd 5,29 . (15) Hnd 8,20 . (16) Hnd 9,34 . (17) Hnd 9,38 . (18) Hnd 9,39 . (19) Hnd 9,40 . (20) Hnd 10,5 . (21) Hnd 10,9 . (22) Hnd 10,14 . (23) Hnd 10,17 . (24) Hnd 10,18 . (25) Hnd 10,21 . (26) Hnd 10,26 . (27) Hnd 10,32 . (28) Hnd 10,34 . (29) Hnd 10,46 . (30) Hnd 11,2 . (31) Hnd 11,4 . (32) Hnd 12,5 . (33) Hnd 12,6 . (34) Hnd 12,11 . (35) Hnd 12,16 . (36) Hnd 12,18 . (37) Hnd 15,7 .

  petros (Petrus)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. petros   100    100  15  13  23  37    37  60     

4. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Hebr. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Hnd (122) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,8 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,35 .

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

6. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamw. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     

11. bepaald lidw. nom. en acc. onz. enk. to van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (172) . Hnd 5 (11) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,7 . (4) Hnd 5,8 . (5) Hnd 5,9 . (6) Hnd 5,16 . (7) Hnd 5,21 . (8) Hnd 5,23 . (9) Hnd 5,28 . (10) Hnd 5,32 . (11) Hnd 5,38 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

12. pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Taalgebruik in Lc : pneuma (geest) . Taalgebruik in Hnd : pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Hebr. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenach : rûach (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Hnd (31) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,32 . In Lc : X vormen van pneuma (geest) in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20 : 28 hoofdstukken . Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379) , in de LXX (382) .

  pneuma bijbel  OT  NT  Mt 

Mc 

Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev. 
1 nom.+ acc. onz. enk. pneuma 366 220 146 6 12 16 14 31 55 12 34 48

22. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

 

Hnd 5,10 - Hnd 5,10 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
10epesen de parachr�ma pros tous podas autou kai exepsuxen: eiselthontes de oi neaniskoi euron aut�n nekran, kai exenegkantes ethapsan pros ton andra aut�s.   10 confestim cecidit ante pedes eius et exspiravit intrantes autem iuvenes invenerunt illam mortuam et extulerunt et sepelierunt ad virum suum   10 En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen ze uit, en begroeven haar bij haar man.     [10] Terstond viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, vonden ze haar dood. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. [10] Onmiddellijk viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, troffen ze haar dood aan. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man.   10 Terstond valt zij voor zijn voeten neer en blaast de laatste adem uit; en als de jongelingen weer binnenkomen vinden ze haar dood; ze dragen haar uit en begraven haar bij haar man.  10. A l'instant même elle tomba à ses pieds et expira. Les jeunes gens qui entraient la trouvèrent morte ; ils l'emportèrent et l'enterrèrent auprès de son mari.  

King James Bible . [10] Then fell she down straightway at his feet, and yielded up the ghost: and the young men came in, and found her dead, and, carrying her forth, buried her by her husband.
Luther-Bibel . 10 Und sogleich fiel sie zu Boden, ihm vor die Füße, und gab den Geist auf. Da kamen die jungen Männer und fanden sie tot, trugen sie hinaus und begruben sie neben ihrem Mann.

Tekstuitleg van Hnd 5,10 .

1. act. ind. aor. 3de pers. enk. epesen (hij / zij viel) van het werkw. piptô (vallen) . Taalgebruik in het NT : piptô (vallen) . Taalgebruik in de Septuaginta : piptô (vallen) . Hebr. nâphal = vallen . Taalgebruik in Tenakh : nâphal (vallen) . Eng. to fall . Lat. cadere . Fr. tomber . Hnd (4) : (1) Hnd 1,26 . (2) Hnd 5,10 . (3) Hnd 13,11 . (4) Hnd 20,9 . Een vorm van piptô (vallen) in de LXX (424) , in het NT (90) , in Hnd (7) . Hebr. : (1) act. qal perf. 3de pers. vr. enk. nâphëlâh (zij is gevallen) van het werkw. nâphal (vallen) . Tenakh (14) . (2) wathippol (en zij viel) . Tenakh (18) .

piptô (vallen)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. aor. 3de pers. enk. epesen 99  73  26  16  17   

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik) . Taalgebruik in het NT : parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik) . Taalgebruik in Lc : parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik) . Bijbel (33) . OT (8) . NT (18) . Hnd (6) : (1) Hnd 3,7 . (2) Hnd 5,10 . (3) Hnd 12,23 . (4) Hnd 13,11 . (5) Hnd 16,26 . (6) Hnd 16,33 .

4. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Hebr. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Hnd (122) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,8 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,35 .

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

5. acc. mann. mv. tous van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (10) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,11 . (5) Hnd 5,15 . (6) Hnd 5,18 . (7) Hnd 5,23 . (8) Hnd 5,24 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 .

  lidw. mv.   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
16. acc. m. mv. tous   2960 2330 630 91 52 98 51 122 156 60    

6. acc. mann. mv. podas (voeten) van het zelfst. naamw. pous , podos (voet) . Taalgebruik in de Bijbel : pous , podos (voet) . Een vorm van pous , podos (voet) in de LXX (301) , in het NT (93) , in de Hnd (19) . Bijbel (123) . OT (70) . NT (50) . Hnd (11) : (1) Hnd 4,35 . (2) Hnd 4,37 . (3) Hnd 5,2 . (4) Hnd 5,10 . (5) Hnd 7,58 . (6) Hnd 10,25 . (7) Hnd 14,10 . (8) Hnd 16,24 . (9) Hnd 21,11 . (10) Hnd 22,3 . (11) Hnd 26,16 .

4. - 6. para tous podas (bij de voeten) . NT (12) : (1) Mt 15,30 . (2) Lc 7,38 . (3) Lc 8,35 . (4) Lc 8,41 . (5) Lc 10,39 . (6) Lc 17,16 . (7) Hnd 4,35 . (8) Hnd 4,37 . (9) Hnd 5,2 . (10) Hnd 5,10 . (11) Hnd 7,58 . (12) Hnd 22,3 . Variante lezing Hnd 5,10 : pros... pros tous podas (bij de voeten) . NT (3) : (1) Mc 5,22 . (2) Mc 7,25 . (3) Apk 1,17 .

7. gen. mann. enk. autou van het voornaamw. autos (zijn - haar) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Hnd (118) . Hnd 5 (5) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,7 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,31 . (5) Hnd 5,37 .

autos (hij)  3de pers. enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
gen. mann. enk. autou  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 

5. - 7. tous podas autou (zijn voeten) . Hebr. ragëlâ(j)w . Tenakh () . Pentateuch () . Eerdere Profeten () . Latere Profeten () . 12 Kleine Profeten () . Geschriften () .

4. - 7. para tous podas autou (naast zijn voeten) . NT (3) : (1) Lc 7,38 . (2) Lc 17,16 . (3) Hnd 5,10 . pros tous podas autou (bij zijn voeten) . NT (3) : (1) Mc 5,22 . (2) Mc 7,25 . (3) Apk 1,17 .

1. 4. - 7. wathippol `al ragëlâ(j)w (en zij viel bij zijn voeten) . Tenakh (2) : (1) 1 S 25,24 . (2) 2 K 4,37 .

11. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

19. act. ind. aor. 3de pers. mv. εθαψαν = ethapsan (zij begroeven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : thaptô (begraven) . Bijbel (43) . OT (40) . NT (3) : (1) Mt 14,12 . (2) Hnd 5,6 . (3) Hnd 5,10 . Een vorm van θαπτω = thaptô (begraven) in de LXX (177) , in het NT (11) : (1) Mt 8,21 . (2) Mt 8,22 . (3) Mt 14,12 . (4) Lc 9,59 . (5) Lc 9,60 . (6) Lc 16,22 . (7) Hnd 2,29 . (8) Hnd 5,6 . (9) Hnd 5,9 . (10) Hnd 5,10 . (11) 1 Kor 15,4 .
- Hebreeuws NBG Hnd 5,10 . וַיִּקְבְּרֻהָ = wajjiqëbëruhâ (en zij begroeven haar) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vr. enk. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Niet in Tenakh .
- L. sepelire (-> sepulchrum) . Fr. enterrer . E. to bury . D. begraben .

20. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Hebr. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Hnd (122) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,8 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,35 .

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     
Hnd 5,11 - Hnd 5,11 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
11kai egeneto fobos megas ef ol�n t�n ekkl�sian kai epi pantas tous akouontas tauta.   11 et factus est timor magnus in universa ecclesia et in omnes qui audierunt haec   11 En er kwam grote vreze over de gehele Gemeente, en over allen, die dit hoorden.    [11] Heel de gemeente en allen die ervan hoorden werden door grote vrees bevangen. [11] De hele gemeente en allen die hiervan hoorden, werden door grote schrik bevangen.  11 Het geschiedt: er komt groot gezag over heel de vergadering en over allen die dit alles horen.   11. Une grande crainte s'empara alors de l'Église entière et de tous ceux qui apprirent ces choses.  

King James Bible . [11] And great fear came upon all the church, and upon as many as heard these things.
Luther-Bibel . 11 Und es kam eine große Furcht über die ganze Gemeinde und über alle, die das hörten.

Tekstuitleg van Hnd 5,11 .

3. nom. mann. enk. zelfst. naamw. fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in het NT : fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in Lc : fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in Hnd : fobos (vrees, fobie) . Hnd (4) : (1) Hnd 2,43 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,11 . (4) Hnd 19,17 . In Hnd : 2 vormen van fobos (vrees, fobie) in 4 hoofdstukken en in 5 verzen : (1) Hnd 2,43 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,11 . (4) Hnd 9,31 .  (5) Hnd 19,17 . Geen verlammende vrees . Het heeft te maken met de Ene . Schrikwekkend .

13. akouontas (horende) . Tegenwoordig deelwoord accusatief mannelijk en vrouwelijk meervoud van het werkw. akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in Hnd : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Hebr. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren) . Beide (horen en oor) zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . In Hnd : X vormen van akouô (horen) in 87 verzen in 25 / 28 hoofdstukken . In Lc : X vormen van akouô (horen) in 58 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . Een vorm van akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) . In zes verzen in de bijbvel . Hnd (5) : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 10,44 . (4) Hnd 17,8 . (5) Hnd 26,29 . Tenslotte : 1 Tim 4,16 .

11. - 13. pantas tous akouontas (al wie hoort) . Taalgebruik : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . In vier verzen in het NT : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 10,44 . (4) Hnd 26,29 .

11. - 14. pantas tous akouontas tauta (al wie dat hoort) . Taalgebruik : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . In drie verzen in het NT : (1) Hnd 5,5 . (2) Hnd 5,11 . (3) Hnd 17,8 .

Eerste lezing op 2de (tweede) paaszondag C : Hnd 5,12-16 (Taalgebruik : Hnd 5,12-16) :
Door de handen van de apostelen geschiedden er vele wondertekenen onder het volk. Allen waren eensgezind en kwamen te zamen in de Zuilengang van Salomo. Van de overigen durfde niemand zich bij hen te voegen, hoezeer het volk hen ook prees. Steeds meer geloofden er in de Heer; mannen zowel als vrouwen sloten zich in grote groepen bij hen aan. Men bracht zelfs de zieken op straat, ze werden neergelegd de een op een bed, de ander op een draagbaar, in de hoop dat als Petrus voorbijging tenminste zijn schaduw op een van hen zou vallen. Zelfs uit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe. Zij brachten zieken mee en mensen die van onreine geesten te lijden hadden; en allen werden genezen.

Hnd 5,12 - Hnd 5,12 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 2de (tweede) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
12 Διὰ δὲ τῶν χειρῶν τῶν ἀποστόλων ἐγίνετο σημεῖα καὶ τέρατα πολλὰ ἐν τῷ λαῷ: καὶ ἦσαν ὁμοθυμαδὸν ἅπαντες ἐν τῇ Στοᾷ Σολομῶντος. .   12 per manus autem apostolorum fiebant signa et prodigia multa in plebe et erant unianimiter omnes in porticu Salomonis  12 En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo.  Door de handen van de apostelen geschiedden er vele wondertekenen onder het volk. Allen waren eensgezind en kwamen te zamen in de Zuilengang van Salomo.  [12] Door de handen van de apostelen gebeurden er vele tekenen en wonderen onder het volk. Eensgezind bevonden zij zich allen in de Zuilengang van Salomo. [12] De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo,  12 ¶ Door de handen der apostelen geschieden vele taken en wonderen in de gemeenschap; allen in de zuilengang van Salomo zijn eensgezind.   12. Par les mains des apôtres il se faisait de nombreux signes et prodiges parmi le peuple... Ils se tenaient tous d'un commun accord sous le portique de Salomon,  

King James Bible . [12] And by the hands of the apostles were many signs and wonders wrought among the people; (and they were all with one accord in Solomon's porch.
Luther-Bibel . 12 Es geschahen aber viele Zeichen und Wunder im Volk durch die Hände der Apostel; und sie waren alle in der Halle Salomos einmütig beieinander.

Tekstuitleg van Hnd 5,12 .

Hnd 5,12.1. δια (= dia: door, omwille van, na; vz; afkorting: δι' = di': vóór een klinker). Taalgebruik in NT: dia (door).

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

Hnd 5,12.3. τῶν (= tôn: van de; bep lidw gen mann/vr/onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het).

4. χειρων (= cherôn: door de handen; zn gen vr mv van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen).

cheir bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk Lc Hnd
gen. vr. mv. cheirôn 151 133 18 2 1 1   8 5 (1) Lc 4,11 .   (1) Hnd 5,12 . (2) Hnd 7,41 . (3) Hnd 8,18 . (4) Hnd 12,7 . (5) Hnd 14,3 . (6) Hnd 17,25 . (7) Hnd 19,11 . (8) Hnd 19,26
Totaal   1815 1637 178 25 26 26 15 44 26 16     

Hnd 5,12.5. τῶν (= tôn: van de; bep lidw gen mann/vr/onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het).

Hnd 5,12.6. ἀποστόλων (= apostolôn: van de apostelen/af-gestuurden,gezondenen, afgezanten, zn gen mann mv van het zn ἀπόστολος = apostolos: af-gestuurde, gezondene < voorzetsel apo + stam stelJ; zie wkw αποστελλω = apostellô: afsturen, wegsturen , afzenden). Een vorm van ἀπόστολος = apostolos: apostel in NT (80), in Hnd (28). Bijbel (22) . Hnd (13) : (1) Hnd 1,26 . (2) Hnd 2,42 . (3) Hnd 2,43 . (4) Hnd 4,35 . (5) Hnd 4,36 . (6) Hnd 4,37 . (7) Hnd 5,2 . (8) Hnd 5,12 . (9) Hnd 6,6 . (10) Hnd 8,1 . (11) Hnd 8,18 . (12) Hnd 15,4 . (13) Hnd 16,4 .

  apostolos (apostel)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P..  A. b.. 
6 gen. mann. mv.  apostolôn 22    22        13 

Hnd 5,12.5. - 6. τῶν ἀποστόλων (= tôn apostolôn) komt in Hnd 12X voor.

Hnd 5,12.1. - 6. διὰ τῶν ἀποστόλων (= dia tôn apostolôn: door de apostelen). In Hnd 2,42 was er sprake van de leer van de apostelen. In Hnd 2,43 is er sprake van de daden die door de apostelen worden verricht. In Hnd 5,11-12 vinden we een parallel tekst van Hnd 2,42. In het geschrift Didachè (Lering) luidt de ondertitel: lering van de Heer door de twaalf apostelen.
- Hnd 5,12: Διὰ δὲ τῶν χειρῶν τῶν ἀποστόλων (= dia de tôn cheirôn tôn apostolôn: maar door de handen van de apsoetelen).
- Hand 8,18: διὰ τῆς ἐπιθέσεως τῶν χειρῶν τῶν ἀποστόλων (= dia tès epitheseôs tôn cheirôn tôn apostolôn: maar door de oplegging van de handen van de apsoetelen).

. nom. + mann. vr. mv. pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas , pasa, pan (ieder, elk) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk) . Taalgebruik in Hnd : pas (ieder, elk) . Hnd (33) : (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,1 . (3) Hnd 2,4 . (4) Hnd 2,12 . (5) Hnd 2,14 . (6) Hnd 2,32 . (7) Hnd 2,44 . (8) Hnd 3,24 . (9) Hnd 4,21 . (10) Hnd 5,17 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,37 . (13) Hnd 6,15 . (14) Hnd 8,1 . (15) Hnd 8,10 . (16) Hnd 9,21 . (17) Hnd 9,26 . (18) Hnd 9,35 . (19) Hnd 10,33 . (20) Hnd 10,43 . (21) Hnd 16,33 . (22) Hnd 17,7 . (23) Hnd 17,21 . (24) Hnd 18,17 . (25) Hnd 19,7 . (26) Hnd 20,25 . (27) Hnd 21,18 . (28) Hnd 21,20 . (29) Hnd 21,24 . (30) Hnd 22,3 . (31) Hnd 25,24 . (32) Hnd 26,4 . (33) Hnd 27,36 . In drie verzen in het pinksterenverhaal : Hnd 2,1 . Hnd 2,4 . Hnd 2,12 .
- hapantes (allen) . In zes verzen in Hnd : (Hnd 2,1) . (1) Hnd 2,7 . (2) Hnd 4,31 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 16,3 . (6) Hnd 16,28 .

7. ind. imperf. 3de pers. enk. egineto van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Taalgebruik in Hnd : ginomai (worden) . Hnd (2) : (1) Hnd 2,43 .  (2) Hnd 5,12 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Hnd (118) , in Hnd 5 (6) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . In Hnd : X vormen van ginomai (worden, gebeuren) in 25 hoofdstukken en in 118 verzen .

17. homothumadon (eensgezind , gelijkgezind) . Taalgebruik in NT : homothumadon (eensgezind , gelijkgezind) . homoios : gelijkend . thumos : opwelling , hardstocht . Bijwoord . In veertig verzen in de bijbel . In negenentwintig verzen in het OT . In elf verzen in het NT . In tien verzen in Hnd . In één vers in Rom . (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,46 . (3) Hnd 4,24 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 7,57 . (6) Hnd 8,6 . (7) Hnd 12,20 . (8) Hnd 15,25 . (9) Hnd 18,12 . (10) Hnd 19,29 .

20. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

 

Hnd 5,13 - Hnd 5,13 : Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 2de (tweede) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
13t�n de loip�n oudeis etolma kollasthai autois, all emegalunen autous o laos:   13 ceterorum autem nemo audebat coniungere se illis sed magnificabat eos populus  13 En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting.   Van de overigen durfde niemand zich bij hen te voegen, hoezeer het volk hen ook prees.   [13] Geen buitenstaander durfde zich met hen in te laten, maar het volk sprak met grote waardering over hen. [13] en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen.  13 Van de overigen heeft niemand hen durven hinderen; nee, de gemeenschap heeft hen grootgemaakt.  13. et personne d'autre n'osait se joindre à eux, mais le peuple célébrait leurs louanges.  

King James Bible . [13] And of the rest durst no man join himself to them: but the people magnified them.
Luther-Bibel . 13 Von den andern aber wagte keiner, ihnen zu nahe zu kommen; doch das Volk hielt viel von ihnen.

Tekstuitleg van Hnd 5,13 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

11. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
Hnd 5,14 - Hnd 5,14 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 2de (tweede) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
14mallon de prosetithento pisteuontes t� kuri� pl�th� andr�n te kai gunaik�n,   14 magis autem augebatur credentium in Domino multitudo virorum ac mulierum  14 En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;   Steeds meer geloofden er in de Heer; mannen zowel als vrouwen sloten zich in grote groepen bij hen aan.   [14] Steeds weer sloten zich mensen aan die in de Heer geloofden, grote groepen mannen en vrouwen; [14] Steeds meer mensen gingen in de Heer geloven, een groot aantal mannen zowel als vrouwen,   14 Meer en meer zijn er toegevoegd die gaan geloven in de Heer,– menigten mannen zowel als vrouwen,  14. Des croyants de plus en plus nombreux s'adjoignaient au Seigneur, un multitude d'hommes et de femmes.  

King James Bible . [14] And believers were the more added to the Lord, multitudes both of men and women.)
Luther-Bibel . 14 Desto mehr aber wuchs die Zahl derer, die an den Herrn glaubten - eine Menge Männer und Frauen -,

Tekstuitleg van Hnd 5,14 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

 

Hnd 5,15 - Hnd 5,15 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 2de (tweede) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15�ste kai eis tas plateias ekferein tous astheneis kai tithenai epi klinari�n kai krabatt�n, ina erchomenou petrou kan � skia episkias� tini aut�n. 15 ita ut in plateas eicerent infirmos et ponerent in lectulis et grabattis ut veniente Petro saltim umbra illius obumbraret quemquam eorum 15 Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht.   Men bracht zelfs de zieken op straat, ze werden neergelegd de een op een bed, de ander op een draagbaar, in de hoop dat als Petrus voorbijging tenminste zijn schaduw op een van hen zou vallen.  [15] zelfs droeg men de zieken de straat op en legde hen daar neer op een bed of een matras, in de hoop dat wanneer Petrus voorbijkwam in ieder geval zijn schaduw* op een van hen zou vallen.  [15] en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matrassen buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen.   15 zodat ze zelfs de zieken uitdragen de straten op, en leggen op bedden en baren, opdat bij de komst van Petrus tenminste zijn scháduw iemand van hen zal overschaduwen.   15. ... à tel point qu'on allait jusqu'à transporter les malades dans les rues et les déposer là sur des lits et des grabats, afin que tout au moins l'ombre de Pierre, à son passage, couvrît l'un d'eux.  

King James Bible . [15] Insomuch that they brought forth the sick into the streets, and laid them on beds and couches, that at the least the shadow of Peter passing by might overshadow some of them.
Luther-Bibel . 15 sodass sie die Kranken sogar auf die Straßen hinaustrugen und sie auf Betten und Bahren legten, damit, wenn Petrus käme, wenigstens sein Schatten auf einige von ihnen fiele.

Tekstuitleg van Hnd 5,15 .

Hnd 5,16 - Hnd 5,16 : Hnd 5,1-16 . Gemeenschapszin en groei van de gemeente ; bedrog ontmaskerd - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5 -- Hnd 5,1-16 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 2de (tweede) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
16sun�rcheto de kai to pl�thos t�n perix pole�n ierousal�m, ferontes astheneis kai ochloumenous upo pneumat�n akathart�n, oitines etherapeuonto apantes.   16 concurrebat autem et multitudo vicinarum civitatum Hierusalem adferentes aegros et vexatos ab spiritibus inmundis qui curabantur omnes   16 En ook de menigte uit de omliggende steden kwam gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.  Zelfs uit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe. Zij brachten zieken mee en mensen die van onreine geesten te lijden hadden; en allen werden genezen.  [16] Ook de bevolking uit de steden rondom Jeruzalem stroomde in groten getale toe; ze brachten zieken mee en mensen die te lijden hadden van onreine geesten, en allen werden genezen. [16] Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen.  16 Ook de menigte uit de steden rondom is in Jeruzalem samengekomen; zij hebben zieken meegedragen en door onreine geesten gekwelden,– en die zijn allen geheeld.   16. La multitude accourait même des villes voisines de Jérusalem, apportant des malades et des gens possédés par des esprits impurs, et tous étaient guéris.  

King James Bible . [16] There came also a multitude out of the cities round about unto Jerusalem, bringing sick folks, and them which were vexed with unclean spirits: and they were healed every one.
Luther-Bibel . 16 Es kamen auch viele aus den Städten rings um Jerusalem und brachten Kranke und solche, die von unreinen Geistern geplagt waren; und alle wurden gesund.

Tekstuitleg van Hnd 5,16 .

Hnd 5,16.1. ind. imperf. 3de pers. enk. sunèrcheto van het werkw. sunerchomai (samenkomen) . Taalgebruik in het NT : sunerchomai (samenkomen) . Taalgebruik in Lc : sunerchomai (samenkomen) . Taalgebruik in Hnd : sunerchomai (samenkomen) . Hnd (1) Hnd 5,16 .  Een vorm van sunerchomai (samenkomen) in Hnd (17) : (1) Hnd 1,6 . (2) Hnd 1,21 . (3) Hnd 2,6 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 9,39 . (6) Hnd 10,23 . (7) Hnd 10,27 . (8) Hnd 10,45 .  (9) Hnd 11,12 . (10) Hnd 15,38 .  (11) Hnd 16,13 . (12) Hnd 19,32 .  (13) Hnd 21,16 . (14) Hnd 21,22 . (15) Hnd 22,30 . (16) Hnd 25,17 . (17) Hnd 28,17 . Eden vorm van sunerchomai (samenkomen) in LXX (23) , in het NT (30) . In Hnd : 10 vormen van sunerchomai (samenkomen) in 13 hoofdstukken en in 17 verzen .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen . Zo wordt in 23 verzen van Hnd 5 een begin van een zin of vers aangeduid .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

 

Hnd 5,16.5. nom. + acc. onz. enk. plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in het NT : plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in Hnd : plèthos (menigte, veelheid) . Hnd (12) : (1) Hnd 2,6 . (2) Hnd 5,16 . (3) Hnd 6,2 . (4) Hnd 14,1 . (5) Hnd 14,4 . (6) Hnd 15,12 . (7) Hnd 15,30 . (8) Hnd 17,4 . (9) Hnd 21,36 . (10) Hnd 23,7 . (11) Hnd 25,24 . (12) Hnd 28,3 . Een vorm van plèthos (menigte, veelheid) in Lc in 17 verzen : (1) Hnd 2,6 . (2) Hnd 4,32 . (3) Hnd 5,14 .  (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 6,2 . (6) Hnd 6,5 . (7) Hnd 14,1 . (8) Hnd 14,4 . (9) Hnd 15,12 . (10) Hnd 15,30 . (11) Hnd 17,4 . (12) Hnd 19,9 . (13) Hnd 21,22 . (14) Hnd 21,36 . (15) Hnd 23,7 . (16) Hnd 25,24 . (17) Hnd 28,3 . In Hnd : 3 vormen in 13 hoofdstukken en in 17 verzen .

Hnd 5,16.19. nom. + mann. vr. mv. pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas , pasa, pan (ieder, elk) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk) . Taalgebruik in Hnd : pas (ieder, elk) . Hnd (33) : (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,1 . (3) Hnd 2,4 . (4) Hnd 2,12 . (5) Hnd 2,14 . (6) Hnd 2,32 . (7) Hnd 2,44 . (8) Hnd 3,24 . (9) Hnd 4,21 . (10) Hnd 5,17 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,37 . (13) Hnd 6,15 . (14) Hnd 8,1 . (15) Hnd 8,10 . (16) Hnd 9,21 . (17) Hnd 9,26 . (18) Hnd 9,35 . (19) Hnd 10,33 . (20) Hnd 10,43 . (21) Hnd 16,33 . (22) Hnd 17,7 . (23) Hnd 17,21 . (24) Hnd 18,17 . (25) Hnd 19,7 . (26) Hnd 20,25 . (27) Hnd 21,18 . (28) Hnd 21,20 . (29) Hnd 21,24 . (30) Hnd 22,3 . (31) Hnd 25,24 . (32) Hnd 26,4 . (33) Hnd 27,36 .
- hapantes (allen) . In zes verzen in Hnd : (Hnd 2,1) . (1) Hnd 2,7 . (2) Hnd 4,31 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 16,3 . (6) Hnd 16,28 .

Hnd 5,17- 42 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -- Hnd 5,1 - Hnd 5,2 - Hnd 5,3 - Hnd 5,4 - Hnd 5,5 - Hnd 5,6 - Hnd 5,7 - Hnd 5,8 - Hnd 5,9 - Hnd 5,10 - Hnd 5,11 - Hnd 5,12 - Hnd 5,13 - Hnd 5,14 - Hnd 5,15 - Hnd 5,16 - Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -

Hnd 5,17 - Hnd 5,17 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
17anastas de o archiereus kai pantes oi sun aut�, � ousa airesis t�n saddoukai�n, epl�sth�san z�lou   17 exsurgens autem princeps sacerdotum et omnes qui cum illo erant quae est heresis Sadducaeorum repleti sunt zelo  17 En de hogepriester stond op, en allen, die met hem waren (welke was de sekte der Sadduceën), en werden vervuld met nijdigheid;    
[17] De hogepriester echter en heel zijn aanhang, de partij van de sadduceeën, werden vervuld met jaloezie;
[17] Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de Sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren,  17 ¶ Maar er komt opstand van de hogepriester en allen die met hem zijn, de partij van de sadduceeërs; zij raken vervuld van naijver,   17. Alors intervint le grand prêtre, avec tous ceux de son entourage, le parti des Sadducéens. Pleins d'animosité,  

King James Bible . [17] Then the high priest rose up, and all they that were with him, (which is the sect of the Sadducees,) and were filled with indignation,
Luther-Bibel . 17 Es erhoben sich aber der Hohepriester und alle, die mit ihm waren, nämlich die Partei der Sadduzäer, von Eifersucht erfüllt,

Tekstuitleg van Hnd 5,17 . Dit vers Hnd 5,17 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 79 letters . De getalwaarde van Hnd 5,17 is 10182 (2 X 3 X 1697) .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

4. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik : archiereis (hogepriesters) , zie Mt 2,4 . De eerste in de rij van priesters . De nominatief enkelvoud archiereus (priester) komt in zevenendertig verzen in de bijbel voor . OT (9) . NT (28) . Mt (3) . Mc (3) . Joh (4) . Hnd (9) . In negen verzen in de Hebreeënbrief .In negen verzen in Handelingen : (1) Hnd 4,6 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,27 . (5) Hnd 7,1 . (6) Hnd 22,5 . (7) Hnd 23,2 . (8) Hnd 23,5 . (9) Hnd 24,1 .

6. Nominatief mannelijk en vrouwelijk meervoud pantes (allen) . Taalgebruik in de Bijbel : pas (ieder, elk) . Bijbel (724) . NT (166) . Hnd (33) : (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,1 . (3) Hnd 2,4 . (4) Hnd 2,12 . (5) Hnd 2,14 . (6) Hnd 2,32 . (7) Hnd 2,44 . (8) Hnd 3,24 . (9) Hnd 4,21 . (10) Hnd 5,17 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,37 . (13) Hnd 6,15 . (14) Hnd 8,1 . (15) Hnd 8,10 . (16) Hnd 9,21 . (17) Hnd 9,26 . (18) Hnd 9,35 . (19) Hnd 10,33 . (20) Hnd 10,43 . (21) Hnd 16,33 . (22) Hnd 17,7 . (23) Hnd 17,21 . (24) Hnd 18,17 . (25) Hnd 19,7 . (26) Hnd 20,25 . (27) Hnd 21,18 . (28) Hnd 21,20 . (29) Hnd 21,24 . (30) Hnd 22,3 . (31) Hnd 25,24 . (32) Hnd 26,4 . (33) Hnd 27,36 .
- hapantes (allen) . In zes verzen in Hnd : (Hnd 2,1) . (1) Hnd 2,7 . (2) Hnd 4,31 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 16,3 . (6) Hnd 16,28 .

8. sun (met) . Taalgebruik in het NT : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . LXX (233) . NT (127) . Hnd (49) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,26 .

15. eplèsthèsan (zij werden vervuld) . Taalgebruik : pimplèmi (vervullen, vol maken) , zie Lc 4,1 . Passief aorist derde persoon meervoud . In twaalf verzen in het NT : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 2,6 . (3) Lc 2,21 . (4) Lc 2,22 . (5) Lc 4,28 . (6) Lc 5,26 . (7) Lc 6,11 . (8) Hnd 2,4 (eplèsthèsan pantes pneumatos hagiou = allen werden vervuld van heilige geest) . (9) Hnd 3,10 . (10) Hnd 4,31 (eplèsthèsan hapantes tou hagiou pneumatos = allen werden vervuld van de heilige geest) . (11) Hnd 5,17 . (12) Hnd 13,45 .

16. zèlos (ijverzucht, afgunst) . Taalgebruik : zèlos (ijverzucht, afgunst) , zie Hnd 5,17 .
- zèlou (van ijver) . Genitief mannelijk enkelvoud . In zeven verzen in de bijbel . In vijf verzen in het OT . In twee verzen in het NT : (1) Hnd 5,17 . (2) Hnd 13,45 .
- zèlôtès (ijveraar, strijder - strijdvaardig, ijverzuchtig) . In negen verzen in de bijbel . In zes verzen in het OT , telkens theos zèlôtès : een strijdvaardige God . In drie verzen in het NT : (1) Hnd 1,13 . (2) Hnd 22,3 . (3) Gal 1,14 .
- zèlos - Latijn : zelus - (ijver) . In achtentwintig verzen in de bijbel . In twintig verzen in het OT . In acht verzen in het NT

15. - 16. eplèsthèsan zèlou (zij werden vervuld van ijver) . In twee verzen in het NT :
(1) Hnd 5,17 . Het conflict tussen de hogepriester en de Sadduceeën enerzijds en de apostelen anderzijds .
(12) Hnd 13,45 . Het optreden van Paulus en Barnabas op een tweede sabbatdag in Antiochië van Pisidië .

Hnd 5,18 - Hnd 5,18 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
18kai epebalon tas cheiras epi tous apostolous kai ethento autous en t�r�sei d�mosia. 18 et iniecerunt manus in apostolos et posuerunt illos in custodia publica   18 En sloegen hun handen aan de apostelen, en zetten hen in de gemene gevangenis.    [18] ze arresteerden de apostelen en zetten hen in de stadsgevangenis. [18] lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten.  18 slaan de handen aan de apostelen en zetten hen in het huis van bewaring.   18. ils mirent la main sur les apôtres et les jetèrent dans la prison publique.  

King James Bible . [18] And laid their hands on the apostles, and put them in the common prison.
Luther-Bibel . 18 und legten Hand an die Apostel und warfen sie in das öffentliche Gefängnis.

Tekstuitleg van Hnd 5,18

2. epebalon (zij legden op) . Actief aorist derde persoon meervoud . Taalgebruik: ballô (werpen, gooien), zie Mt 8,14 . Zie eveneens : jad (hand) , zie Ps 31,6 - cheir (hand) , zie Lc 23,46 . In acht verzen in de bijbel . In drie verzen in het OT . In vijf verzen in het NT :
(1) Mt 26,50 : tote proselthontes epebalon tas cheiras epi ton Ièsoun (en naderbijgekomen sloegen zij de handen op op Jezus) .
(2) Mc 14,46 : oi de epebalon tas cheiras aut�i (zij echter sloegen de handen op hem) .
(3) Hnd 4,3 : kai epebalon autois tas cheiras (en zij sloegen op hen de handen) .
(4) Hnd 5,18 : kai epebalon tas cheiras epi tous apostolous (en zij sloegen de handen op op de apostelen) .
(5) Hnd 21,27 : kai epebalon ep'auton tas cheiras (en zij sloegen op op hem de handen) .
In de apokalyptische rede schrijft Lucas in Lc 21,12 : epibalousin ef'humas tas cheiras autôn = zij zullen op jullie hun handen opleggen . Daarin zegt Jezus dat men de hand aan hen zal slaan . Het is Jezus overkomen . Het overkomt ook de apostelen (Petrus en Johannes) en Paulus . De leerling gaat dezelfde weg op als zijn leraar .
--- epibalôn (overrompeld) . Actief aorist participium mannelijk enkelvoud . In vier verzen in de bijbel . In twee verzen in het OT . In twee verzen in het NT : (1) Mc 14,72 . (2) Lc 9,62 : oudeis epibalôn tèn cheira ep'arostron = niemand sloeg de hand aan de ploeg ...
--- epibalein (slaan op, werpen op) . Actief aorist infinitief . In tien verzen in de bijbel . In zes verzen in het OT .

Hnd 5,19 - Hnd 5,19 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
19aggelos de kuriou dia nuktos anoixas tas thuras t�s fulak�s exagag�n te autous eipen,  19 angelus autem Domini per noctem aperiens ianuas carceris et educens eos dixit  19 Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, en zeide:    [19] Maar een engel van de Heer opende ’s nachts de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: [19] ’s Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei:   19 Maar gedurende de nacht opent een engel van de Heer de deur van wat zo goed bewaakt wordt, voert hen naar buiten en zegt:   19. Mais pendant la nuit l'Ange du Seigneur ouvrit les portes de la prison et, après les avoir conduits dehors, leur dit :  

King James Bible . [19] But the angel of the Lord by night opened the prison doors, and brought them forth, and said,
Luther-Bibel . 19 Aber der Engel des Herrn tat in der Nacht die Türen des Gefängnisses auf und führte sie heraus und sprach:

Tekstuitleg van Hnd 5,19 . Dit vers Hnd 5,19 telt 15 (3 X 5) woorden en 71 letters . De getalwaarde van Hnd 5,19 is 8664 (2 X 2 X 2 X 3 X 19 X 19) .

1. aggelos (engel) . Taalgebruik : aggelos (engel) , zie Mt 13,41 . Zelfstandig naamwoord nominatief mannelijk enkelvoud . In 155 verzen in de bijbel . In 108 verzen in het OT . In zevenenveertig verzen in het NT . In elf verzen in Hnd : (1) Hnd 5,19 . (2) Hnd 7,30 . (3) Hnd 8,26 . (4) Hnd 10,7 . (5) Hnd 12,7 . (6) Hnd 12,8 . (7) Hnd 12,10 . (8) Hnd 12,15 . (9) Hnd 12,23 . (10) Hnd 23,9 . (11) Hnd 27,23 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

1. - 3. aggelos (engel) . Taalgebruik : aggelos (engel) , zie Mt 13,41 .
--- aggelos kuriou (de engel van de Heer) . In vijf verzen in Hnd : (1) Hnd 5,19 : aggelos de kuriou = de engel van de Heer echter) . (2) Hnd 7,30 (sommige handschriften geven slechts aggelos (een engel) . (3) Hnd 8,26 : aggelos de kuriou = de engel van de Heer echter) . (4) Hnd 12,7 : kai idou aggelos kuriou (en zie een engel van de Heer) . (5) Hnd 12,23 .

9. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 

14. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Hebr. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Hnd (75) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 

 

Hnd 5,20 - Hnd 5,20 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
20poreuesthe kai stathentes laleite en t� ier� t� la� panta ta r�mata t�s z��s taut�s.  20 ite et stantes loquimini in templo plebi omnia verba vitae huius   20 Gaat heen, en staat, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden dezes levens.     [20] ‘Jullie moeten weer naar de tempel gaan om aan het volk het nieuwe leven* te verkondigen.’ [20] ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat dit nieuwe leven aangaat.’   20 maakt voort!– gaat staan en spreekt in het heiligdom tot de gemeenschap uit: alles wat te zeggen is voor dit leven. 20. « Allez annoncer hardiment au peuple dans le Temple tout ce qui concerne cette Vie-là. »  

King James Bible . [20] Go, stand and speak in the temple to the people all the words of this life.
Luther-Bibel . 20 Geht hin und tretet im Tempel auf und redet zum Volk alle Worte des Lebens.

Tekstuitleg van Hnd 5,20 .

7. dat. onz. enk. hierô(i) van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. onz. enk. hierô(i)   33  32      16  23     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

5. - 7. en tôi hierôi (in de tempel) . Voorzetsel van plaats + lidwoord datief onzijdig enkelvoud + zelfstandig naamwoord (hieron = tempel) datief onzijdig enkelvoud . In drieëndertig verzen in de bijbel . In één vers in het OT . In tweeëndertig (5 + 4 + 7 + 7 + 9) verzen in het NT : Mt (5) , Mc (4) . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 19,47 . (3) Lc 20,1 . (4) Lc 21,37 . (5) Lc 21,38 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 24,53 . In zeven verzen bij Johannes . In negen verzen in Hnd. : (1) Hnd 2,46 . (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 . (5) Hnd 21,27 . (6) Hnd 22,17 . (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 . (9) Hnd 26,21 .

13. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 
Hnd 5,21 - Hnd 5,21 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
21akousantes de eis�lthon upo ton orthron eis to ieron kai edidaskon. paragenomenos de o archiereus kai oi sun aut� sunekalesan to sunedrion kai pasan t�n gerousian t�n ui�n isra�l, kai apesteilan eis to desm�t�rion achth�nai autous.  21 qui cum audissent intraverunt diluculo in templum et docebant adveniens autem princeps sacerdotum et qui cum eo erant convocaverunt concilium et omnes seniores filiorum Israhel et miserunt in carcerem ut adducerentur  21 Als zij nu dit gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israëls, en zonden naar den kerker, om hen te halen.    [21] Ze gaven hieraan gehoor en gingen tegen de ochtend de tempel binnen en zetten hun onderricht voort. Inmiddels riepen de hogepriester en zijn aanhang het Sanhedrin bijeen, de voltallige raad van oudsten van de Israëlieten, en ze stuurden dienaren naar de gevangenis om hen te halen. [21] De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten. Toen de hogepriester en de Sadduceeën gearriveerd waren, riepen ze het Sanhedrin bijeen, de hele raad van oudsten van de Israëlieten, en zonden ze tempelwachters naar de gevangenis om de apostelen te halen.  21 Zij geven hieraan gehoor, komen tegen de morgenstond het heiligdom binnen en zijn er onderricht gaan geven. Als de hogepriester binnentreedt, en die met hem zijn, roepen zij het sanhedrin samen en alle oudsten van de zonen Israëls; ze zenden een afvaardiging uit naar de gevangenis om hen op te halen.  21. Dociles à ces paroles, ils entrèrent au Temple dès le point du jour et se mirent à enseigner. Cependant le grand prêtre arriva avec ceux de son entourage. On convoqua le Sanhédrin et tout le Sénat des Israélites et on fit chercher les apôtres à la prison.  

King James Bible . [21] And when they heard that, they entered into the temple early in the morning, and taught. But the high priest came, and they that were with him, and called the council together, and all the senate of the children of Israel and sent to the prison to have them brought.
Luther-Bibel . 21 Als sie das gehört hatten, gingen sie frühmorgens in den Tempel und lehrten. Der Hohepriester aber und die mit ihm waren, kamen und riefen den Hohen Rat und alle Ältesten in Israel zusammen und sandten zum Gefängnis, sie zu holen.

Tekstuitleg van Hnd 5,21 .

1. akousantes (gehoord) . Taalgebruik : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . Participium aorist nominatief mannelijk meervoud . In zevenenzestig verzen in de bijbel . In vijftien verzen in het OT . In tweeënvijftig verzen in het NT . Mt (13) . Mc (7) . Lc (7) . Joh (5) . Hnd (16) . In zestien verzen in Handelingen : (1) Hnd 2,37 . (2) Hnd 4,24 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,33 . (5) Hnd 8,14 . (6) Hnd 9,38 . (7) Hnd 11,18 . (8) Hnd 14,14 . (9) Hnd 16,38 . (10) Hnd 17,32 . (11) Hnd 18,26 . (12) Hnd 19,5 . (13) Hnd 19,28 . (14) Hnd 21,20 . (15) Hnd 22,2 . (16) Hnd 28,15 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

1. - 2. akousantes de (gehoord echter) . In twaalf verzen in het NT . Mt (1) . Lc (1) . Hnd (10) : (1) Hnd 2,37 . (3) Hnd 5,21 . (5) Hnd 8,14 . (7) Hnd 11,18 . (8) Hnd 14,14 . (10) Hnd 17,32 . (11) Hnd 18,26 . (12) Hnd 19,5 . (13) Hnd 19,28 . (15) Hnd 22,2 . In deze tien verzen in Hnd staat dit telkens bij het begin van een zin . In negen verzen in het begin van een vers , niet in Hnd 18,26 .

9. acc. onz. enk. hieron hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. hieron   40  20  20  11         

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

In elf verzen in Hnd komt de accusatief onzijdig enkelvoud hieron (tempel, heiligdom) voor . In acht verzen is dat in de uitdrukking eis to hieron (naar de tempel) met een werkwoordvorm van een werkwoord 'gaan' . In zeven van die verzen staat een werkwoord met een voorvoegsel eis... , in één ervan met het voorvoegsel ana... (op...) .
(1) Hnd 3,1 : anebainon eis to hieron = zij klommen op naar de tempel .
(2) Hnd 3,2 : para tôn eisporeuomenôn eis to hieron = vanwege hen die zich naar de tempel begeven .
(3) Hnd 3,3 : eisienai eis to hieron = binnen te gaan naar de tempel .
(4) Hnd 3,8 : kai eisèlthen sun autois eis to hieron = en hij ging met hen naar binnen naar de tempel .
(5) Hnd 5,21 : eisèlthon ... eis to hieron = gingen zij naar de tempel .
(6) Hnd 19,27 : de tempel van de grote godin Artemis .
(7) Hnd 21,26 : eisèei eis to hieron : hij ging binnen naar de tempel ..
(8) Hnd 21,28 : eisègagen eis to hieron = hij leidde hen naar de tempel ..
(9) Hnd 21,29 : eis to hieron eisègagen ho Paulos = naar de tempel leidde Paulus .
(10) Hnd 24,6 : die de tempel trachtte te bezoedelen .
(11) Hnd 25,8 : noch tegen de tempel heb ik iets misdaan .

13. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

 

de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

14. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

15. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik : archiereis (hogepriesters) , zie Mt 2,4 . De eerste in de rij van priesters . De nominatief enkelvoud archiereus (priester) komt in zevenendertig verzen in de bijbel voor . OT (9) . NT (28) . Mt (3) . Mc (3) . Joh (4) . Hnd (9) . In negen verzen in de Hebreeënbrief .In negen verzen in Handelingen : (1) Hnd 4,6 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,27 . (5) Hnd 7,1 . (6) Hnd 22,5 . (7) Hnd 23,2 . (8) Hnd 23,5 . (9) Hnd 24,1 .

18. sun (met) . Taalgebruik in het NT : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . LXX (233) . NT (127) . Hnd (49) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,26 .

22. sunedrion (sanhedrin) . Taalgebruik : sunedrion (sanhedrin) , zie Mc 14,55 . Nominatief of accusatief onzijdig enkelvoud . In elf verzen in de bijbel . In één vers in het OT . In tien verzen in het NT : (1) Mt 26,59 // Mc 14,55 . (2) Mc 14,55 // Mt 26,59 . (3) Mc 15,1 . (4) Lc 22,66 : apègagon auton eis to sunedrion autôn = en zij leidden hem weg naar hun sanhedrin . (5) Joh 11,47 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 6,12 : kai ègagon eis to sunedrion = en zij leidden (hem) naar het sanhedrin . (8) Hnd 22,30 . (9) Hnd 23,20 : hopôs aurion ton Paulon katagagèis eis to sunedrion = opdat gij morgen Paulus naar het sanhedrin zoudt leiden . (10) Hnd 23,28 : katègagon eis to sunedrion autôn = zij leidden (hem) naar hun sanhedrin .

24. acc. vr. enk. pasan van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Hnd (8) : (1) Hnd 2,17 . (2) Hnd 5,21 . (3) Hnd 5,42 . (4) Hnd 7,14 . (5) Hnd 15,36 . (6) Hnd 17,17 . (7) Hnd 20,27 . (8) Hnd 26,20 .

  pas (al) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
9 acc. vr. enk. pasan  380  329  51  26  13  14 
Hnd 5,22 - Hnd 5,22 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
22oi de paragenomenoi up�retai ouch euron autous en t� fulak�, anastrepsantes de ap�ggeilan   22 cum venissent autem ministri et aperto carcere non invenissent illos reversi nuntiaverunt  22 Doch als de dienaars daar kwamen, vonden zij hen in de gevangenis niet, maar keerden wederom, en boodschapten dit.    [22] Toen die daar kwamen, troffen ze hen niet meer in hun cel aan. Ze keerden terug en brachten verslag uit:
[22] Maar toen de wachters daar kwamen, troffen ze hen er niet aan. Ze keerden terug om verslag uit te brengen  
22 Maar als de gerechtsdienaars binnentreden vinden ze hen niet in wat zo goed bewaakt wordt; ze keren terug om daarvan kond te doen;  22. Mais les satellites, rendus sur place, ne les trouvèrent pas dans la prison. Ils revinrent donc annoncer :  

King James Bible . [22] But when the officers came, and found them not in the prison, they returned, and told,
Luther-Bibel . 22 Die Knechte gingen hin und fanden sie nicht im Gefängnis, kamen zurück und berichteten:

Tekstuitleg van Hnd 5,22 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

9. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

 

Hnd 5,23 - Hnd 5,23 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
23legontes oti to desm�t�rion euromen kekleismenon en pas� asfaleia kai tous fulakas est�tas epi t�n thur�n, anoixantes de es�, oudena euromen.   23 dicentes carcerem quidem invenimus clausum cum omni diligentia et custodes stantes ad ianuas aperientes autem neminem intus invenimus  23 Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij die geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.    [23] ‘Wij vonden de gevangenis zorgvuldig afgesloten en er stonden bewakers bij de deuren, maar toen we die open hadden gedaan troffen we daarbinnen niemand aan.’ [23] en zeiden: ‘De gevangenis was zorgvuldig afgesloten en de bewakers stonden bij de deuren, maar nadat we die geopend hadden, troffen we er niemand aan.’  23 ze zeggen: we vonden de gevangenis met alle zorgvuldigheid gesloten en de bewakers stonden bij de deuren, maar toen we die openden vonden we daarbinnen niemand!  23. « Nous avons trouvé la prison soigneusement fermée et les gardes en faction aux portes. Mais quand nous avons ouvert, nous n'avons trouvé personne à l'intérieur. » 

King James Bible . [23] Saying, The prison truly found we shut with all safety, and the keepers standing without before the doors: but when we had opened, we found no man within.
Luther-Bibel . 23 Das Gefängnis fanden wir fest verschlossen und die Wächter vor den Türen stehen; aber als wir öffneten, fanden wir niemanden darin.

Tekstuitleg van Hnd 5,23 .

17.

de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

 

Hnd 5,24 - Hnd 5,24 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
24�s de �kousan tous logous toutous o te strat�gos tou ierou kai oi archiereis, di�poroun peri aut�n ti an genoito touto.   24 ut audierunt autem hos sermones magistratus templi et principes sacerdotum ambigebant de illis quidnam fieret   24 Toen nu de hoge priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou.    [24] Toen de tempelcommandant en de hogepriesters dit verslag hadden gehoord, wisten ze met de situatie totaal geen raad. [24] Toen het hoofd van de tempelwacht en de priesters dit hoorden, vroegen ze zich vertwijfeld af wat de gevolgen hiervan zouden zijn.   24 Met dat ze deze woorden horen,– de bevelhebber van het heiligdom en de hogepriester, zijn ze over dit alles in grote verlegenheid geraakt: wat gaat dit worden?  24. A cette nouvelle, le commandant du Temple et les grands prêtres, tout perplexes à leur sujet, se demandaient ce que cela pouvait bien signifier.  

King James Bible . [24] Now when the high priest and the captain of the temple and the chief priests heard these things, they doubted of them whereunto this would grow.
Luther-Bibel . 24 Als der Hauptmann des Tempels und die Hohenpriester diese Worte hörten, wurden sie betreten und wussten nicht, was daraus werden sollte.

Tekstuitleg van Hnd 5,24 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7

de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

7. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

11. gen. onz. enk. hierou van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
gen. onz. enk. hierou   36  18  18    10  12   

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

18. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamw. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     

 

Hnd 5,25 - Hnd 5,25 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
25paragenomenos de tis ap�ggeilen autois oti idou oi andres ous ethesthe en t� fulak� eisin en t� ier� est�tes kai didaskontes ton laon. 25 adveniens autem quidam nuntiavit eis quia ecce viri quos posuistis in carcere sunt in templo stantes et docentes populum  25 En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk.     [25] Maar toen kwam iemand hun melden: ‘Die mannen die u in de gevangenis hebt gezet, bevinden zich in de tempel en staan onderricht te geven aan het volk!’ [25] Kort daarop kwam iemand zeggen: ‘De mannen die u gevangen hebt gezet, zijn in de tempel en onderrichten het volk.’ [ 25 En dan treedt er iemand binnen die hen verkondigt: zie, de mannen die ge in de bewaking hebt gezet zijn in het heiligdom en staan de gemeenschap onderricht te geven!  25. Survint alors quelqu'un qui leur annonça : « Les hommes que vous avez mis en prison, les voilà qui se tiennent dans le Temple et enseignent le peuple. »  

King James Bible . [25] Then came one and told them, saying, Behold, the men whom ye put in prison are standing in the temple, and teaching the people.
Luther-Bibel . 25 Da kam jemand, der berichtete ihnen: Siehe, die Männer, die ihr ins Gefängnis geworfen habt, stehen im Tempel und lehren das Volk.

Tekstuitleg van Hnd 5,25 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (40) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,25 . (3) Hnd 5,34 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
mann. + vr. nom. enk. tis   824 467  357  24  24  72  50  40  156  15  120  170     

4. apèggeilen hij verkondigde) . Taalgebruik : aggelos (engel) , zie Mt 13,41 . Actief aorist derde persoon enkelvoud van het werkwoord apaggellô : berichten , aankondigen , rapporteren , vertellen . In zesenzestig verzen in de bijbel . In tien verzen in het NT . In zeven verzen in Hnd : (1) Hnd 5,25 . (2) Hnd 11,13 . (3) Hnd 12,14 . (4) Hnd 16,36 . (5) Hnd 22,26 . (6) Hnd 23,16 . (7) Hnd 28,21 .

13. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

18. dat. onz. enk. hierô(i) van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. onz. enk. hierô(i)   33  32      16  23     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

16. - 18. en tôi hierôi (in de tempel) . Voorzetsel van plaats + lidwoord datief onzijdig enkelvoud + zelfstandig naamwoord (hieron = tempel) datief onzijdig enkelvoud . In drieëndertig verzen in de bijbel . In één vers in het OT . In tweeëndertig (5 + 4 + 7 + 7 + 9) verzen in het NT : Mt (5) , Mc (4) . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 19,47 . (3) Lc 20,1 . (4) Lc 21,37 . (5) Lc 21,38 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 24,53 . In zeven verzen bij Johannes . In negen verzen in Hnd. : (1) Hnd 2,46 . (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 . (5) Hnd 21,27 . (6) Hnd 22,17 . (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 . (9) Hnd 26,21 .

Hnd 5,26 - Hnd 5,26 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
26tote apelth�n o strat�gos sun tois up�retais �gen autous, ou meta bias, efobounto gar ton laon, m� lithasth�sin.   26 tunc abiit magistratus cum ministris et adduxit illos sine vi timebant enim populum ne lapidarentur   26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).     [26] Toen ging de commandant er met zijn dienaren op af en nam hen mee, zonder geweld te gebruiken, want ze waren bang dat ze door het volk gestenigd zouden worden. [26] Daarop ging het hoofd van de tempelwacht hen met zijn wachters halen, maar zonder geweld te gebruiken, omdat ze bang waren dat het volk hen zou stenigen.  26 ¶ Toen is de bevelhebber samen met de gerechtsdienaars teruggegaan en heeft hij hen opgehaald,– maar zonder geweld; want zij vreesden de gemeenschap en wilden niet gestenigd worden!   26. Alors le commandant du Temple partit avec ses hommes et ramena les apôtres, mais sans violence, car ils craignaient le peuple, qui aurait pu les lapider.  

King James Bible . [26] Then went the captain with the officers, and brought them without violence: for they feared the people, lest they should have been stoned.
Luther-Bibel . 26 Da ging der Hauptmann mit den Knechten hin und holte sie, doch nicht mit Gewalt; denn sie fürchteten sich vor dem Volk, dass sie gesteinigt würden.

Tekstuitleg van Hnd 5,26 .

3. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

5. sun (met) . Taalgebruik in het NT : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . LXX (233) . NT (127) . Hnd (49) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,26 .

Lezing op de : Handelingen 5,27b-32.40b-41 (Taalgebruik : Hnd 5,27b-32.40b-41) :
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: "Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen." Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen." Men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus' naam.

Hnd 5,27 - Hnd 5,27 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
agagontes de autous estèsan en tôi sunedriôi  kai epèrôtèsen autous ho archiereus In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen:
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
27agagontes de autous est�san en t� sunedri�. kai ep�r�t�sen autous o archiereus   27 et cum adduxissent illos statuerunt in concilio et interrogavit eos princeps sacerdotum   27 En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide:   [27] Ze namen hen dus mee en brachten hen voor het Sanhedrin. De hogepriester vroeg hun: [27] Ze namen de apostelen mee en leidden hen voor het Sanhedrin. De hogepriester begon het verhoor met de vraag:  27 Ze hebben hen opgehaald en stellen hen op in het sanhedrin. De hogepriester ondervraagt hen; hij zegt:   27. Les ayant donc amenés, ils les firent comparaître devant le Sanhédrin. Le grand prêtre les interrogea : 

King James Bible . [27] And when they had brought them, they set them before the council: and the high priest asked them,
Luther-Bibel . 27 Und sie brachten sie und stellten sie vor den Hohen Rat. Und der Hohepriester fragte sie

Tekstuitleg van Hnd 5,27

1. agagontes (geleid) . Taalgebruik : agô (leiden) , zie Lc 23,1 . Participium aorist nominatief mannelijk meervoud . In één vers in de bijbel : Hnd 5,27 . Deze bepaling verwijst naar Hnd 5,26 : ho stratègos sun tois hupèretais ègen autous = de bevelhebber samen met (zijn) onderhorigen leidde hen . In de evangelies en in Hnd wordt een vorm van agô (leiden) vaak gebruikt om aan te duiden dat iemand voor het gerecht wordt gebracht , wordt voorgeleid , van de ene naar de andere plaats onder politiebegeleiding wordt gebracht / gevoerd / geleid .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. autous (hen) . Hiermee zijn Petrus en Johannes bedoeld .

4. estèsan (zij plaatsten) . Taalgebruik : histèmi (doen staan), zie Lc 24,36 . Actief aorist derde persoon meervoud van histèmi (plaatsen, stellen) . In negen verzen in het NT . In vier verzen in Hnd : (1) Hnd 1,23 . (2) Hnd 5,27 . (3) Hnd 6,6 . (4) Hnd 6,13 .

5. en (in) is een voorzetsel van plaats .

6. tôi . Bepaald lidwoord datief onzijdig enkelvoud . sunedrion (sanhedrin) wordt steeds vergezeld van het bepaald lidwoord .

7. sunedriôi (sanhedrin) . Taalgebruik : sunedrion (sanhedrin) , zie Mc 14,55 . In zeven verzen in het NT In één vers bij Matteüs : Mt 5,22 . In zes verzen in Hnd : (1) Hnd 5,27 . (2) Hnd 5,34 . (3) Hnd 6,15 . (4) Hnd 23,1 : tôi sunedriôi = aan het sanhedrin . (5) Hnd 23,6 . (6) Hnd 23,15 : sun tôi sunedriôi = samen met het sanhedrin . In vier verzen en tôi sunedriôi = in het sanhedrin : (1) Hnd 5,27 . (2) Hnd 5,34 . (3) Hnd 6,15 . (5) Hnd 23,6 .
De verschillende vormen van sunedrion (sanhedrin) op een rijtje gezet . In veertien verzen in Hnd : :(1) Hnd 4,15 . (2) Hnd 5,21 . (3) Hnd 5,27 . (4) Hnd 5,34 . (5) Hnd 5,41 . (6) Hnd 6,12 .(7) Hnd 6,15 . (8) Hnd 22,30 . (9) Hnd 23,1 . (10) Hnd 23,6 . (11) Hnd 23,15 . (12) Hnd 23,20 . (13) Hnd 23,28 . (14) Hnd 24,20 .

8. kai (en) . Een tweede nevenschikkende zin met verandering van personage .

9. epèrôtèsen (hij ondervroeg) . Taalgebruik : epèrôtôn (zij 'onder'vroegen) , zie Mc 7,17 . In zestien verzen in het NT . Het betreft o.a. de ondervraging van Jezus door de hogepriester en door Pilatus : (1) Mt 27,11 // Mc 15,2 . (2) Mc 14,60 . (3) Mc 15,2 // Mt 27,11 . In Hnd 5,27 ondervroeg de hogepriester Petrus en Johannes .

11. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

12. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik : archiereis (hogepriesters) , zie Mt 2,4 . De eerste in de rij van priesters . De nominatief enkelvoud archiereus (priester) komt in zevenendertig verzen in de bijbel voor . OT (9) . NT (28) . Mt (3) . Mc (3) . Joh (4) . Hnd (9) . In negen verzen in de Hebreeënbrief .In negen verzen in Handelingen : (1) Hnd 4,6 . (2) Hnd 5,17 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,27 . (5) Hnd 7,1 . (6) Hnd 22,5 . (7) Hnd 23,2 . (8) Hnd 23,5 . (9) Hnd 24,1 .

Hnd 5,28 - Hnd 5,28 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
28leg�n, [ou] paraggelia par�ggeilamen umin m� didaskein epi t� onomati tout�; kai idou pepl�r�kate t�n ierousal�m t�s didach�s um�n, kai boulesthe epagagein ef �mas to aima tou anthr�pou toutou.  28 dicens praecipiendo praecepimus vobis ne doceretis in nomine isto et ecce replestis Hierusalem doctrina vestra et vultis inducere super nos sanguinem hominis istius  28 Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen.  "Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen."  [28] ‘Hebben we u niet ten strengste verboden onderricht te geven met een beroep op deze naam? Toch is Jeruzalem door uw toedoen vol van uw leer; u wilt zeker het bloed* van die man op ons laten neerkomen?’ [28] ‘Hebben wij u niet nadrukkelijk verboden de naam van Jezus nog te gebruiken en onderricht over hem te geven? En toch verspreidt u uw leer in heel Jeruzalem en stelt u ons aansprakelijk voor de dood van deze man.’   28 per afkondiging hebben wij u afgekondigd om géén onderricht te geven op grond van deze naam!– en zie, ge hebt Jeruzalem vervuld van uw onderricht!– wilt u beslist het bloed van deze mens over ons brengen?  28. « Nous vous avions formellement interdit d'enseigner en ce nom-là. Or voici que vous avez rempli Jérusalem de votre doctrine ! Vous voulez ainsi faire retomber sur nous le sang de cet homme-là ! 

King James Bible . [28] Saying, Did not we straitly command you that ye should not teach in this name? and, behold, ye have filled Jerusalem with your doctrine, and intend to bring this man's blood upon us.
Luther-Bibel . 28 und sprach: Haben wir euch nicht streng geboten, in diesem Namen nicht zu lehren? Und seht, ihr habt Jerusalem erfüllt mit eurer Lehre und wollt das Blut dieses Menschen über uns bringen.

Tekstuitleg van Hnd 5,28 . Dit vers Hnd 5,28 telt 29 woorden en 159 letters . De getalwaarde van Hnd 5,28 is 18113 (59 X 307) . Het sanhedrin verbood Petrus en Johannes om te spreken met een beroep op de naam van Jezus . In Hnd 5,28 herinnerde het sanhedrin Petrus en Johannes aan het verbod , waaraan zij zich niet hielden . Daarom waren de apostelen opnieuw gearresteerd en ondervraagd .

Hnd 4,17     mèketi lalein (niet meer te praten) epi tôi onomati toutôi (bij deze naam)
Hnd 4,18 kai kalesantes autous paraggeilan to katholou mè ftheggesthai mède didaskein epi tôi onomati tou Ièsou
Hnd 5,28   paraggeliai parèggeilamen humin mè didaskein epi tôi onomati toutôi (bij deze naam)
Hnd 5,40 kai proskalesamenoi tous apostolous deirantes paraggeilan mè lalein epi tôi onomati tou Ièsou

2. paraggellô (afkondigen, bevelen) . Taalgebruik : paraggellô (afkondigen, bevelen) , zie Hnd 5,28 .
- parèggeilamen (wij bevolen) . Aorist eerste persoon meervoud . In twee verzen in de bijbel : (1) Hnd 5,28 . (2) 1 Tes 4,11. Dit verwijst naar het parèggeilan (zij bevolen) van Hnd 4,18 .
- parèggeilen (hij beval) . Actief aorist derde persoon enkelvoud . In eenentwintig verzen in de bijbel . In veertien verzen in het OT . In zeven verzen in het NT : (6) Hnd 1,4 . (7) Hnd 10,42 .

6. infin. praes. didaskein (onderwijzen, leren) van het werkw. didaskô (leren, onderrichten) . Taalgebruik in NT : didaskô (leren) . Auto-didact : iemand die door zelfstudie kennis (lering) heeft verworven . Didactiek : leer van het onderrichten . Lat. docere (doctor) . Cfr docent , documentatie . Bijbel (15) . OT (2) . Ezr (1) . 2 Kr (1) . NT (13) . Mt (1) . Mc (4) . Lc (1) . Joh (1) . Hnd (4) . Brieven (2) . In één vers bij Lucas : (6) Lc 6,6 (eiselthein ... kai didaskein = binnengaan en onderrichten) .
In vier verzen in Hnd :
(8) Hnd 1,1 (poiein te kai didaskein = doen evenals onderrichten) .
(9) Hnd 4,2 : dia to didaskein autous ton laon = omdat zij het volk onderrichtten in de tempel .
(10) Hnd 4,18 : mède didaskein epi tôi onomati tou Ièsou = noch te onderrichten in de naam van Jezus (een duidelijke Taalgebruik naar Hnd 4,2) . Het sanhedrin verbood Petrus en Johannes om te spreken met een beroep op de naam van Jezus .
(11) Hnd 5,28 : mè didaskein epi tôi onomati toutôi = noch te onderrichten in deze naam . In Hnd 5,28 herinnerde het sanhedrin Petrus en Johannes aan het verbod , waaraan zij zich niet hielden . Daarom waren de apostelen opnieuw gearresteerd en ondervraagd .

9. dat. onz. enk. onomati (met naam) van het zelfst. naamw. onoma (naam) . Taalgebruik in het NT : onoma (naam) . Taalgebruik in de Septuaginta : onoma (naam) . Taalgebruik in Hnd : onoma (naam) . Hebr. sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem (naam) . Stam : N ... M . Gr. onoma . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . D. Die Name . Een vorm van onoma (naam) in de LXX (1045) , in het NT (228) , in Hnd (60) . onoma (naam) : Bijbel (260) . OT (168) . NT (92) . Lc (16) . Hnd (35) : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 3,6 . (3) Hnd 4,7 . (4) Hnd 4,10 . (5) Hnd 4,17 . (6) Hnd 4,18 . (7) Hnd 5,1 . (8) Hnd 5,28 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 . (11) Hnd 8,9 . (12) Hnd 9,10 . (13) Hnd 9,11 . (14) Hnd 9,12 . (15) Hnd 9,27 . (16) Hnd 9,28 . (17) Hnd 9,33 . (18) Hnd 9,36 . (19) Hnd 10,1 . (20) Hnd 10,48 . (21) Hnd 11,28 . (22) Hnd 12,13 . (23) Hnd 15,14 . (24) Hnd 16,1 . (25) Hnd 16,14 . (26) Hnd 16,18 . (27) Hnd 17,34 . (28) Hnd 18,2 . (29) Hnd 18,7 . (30) Hnd 18,24 . (31) Hnd 19,24 . (32) Hnd 20,9 . (33) Hnd 21,10 . (34) Hnd 27,1 . (35) Hnd 28,7 .

7. - 9. epi tôi onomati (bij de naam van) . In zestien verzen in het NT . Mt (2) . Mc (3) . Lc (5) . In zes verzen in Hnd : (1) (1) Hnd 2,38 . (2) (5) Hnd 4,17 . (3) (6) Hnd 4,18 . (4) (8) Hnd 5,28 . (5) (10) Hnd 5,40 . (6) (23) Hnd 15,14 .

7. - 10. epi tôi onomati toutôi (bij deze naam) . In twee verzen in het NT :
(1) Hnd 4,17 : mèketi lalein epi tôi onomati toutôi = niet meer te praten bij deze naam .
(2) Hnd 5,28 : mè didaskein epi tôi onomati toutôi = niet te leraren bij deze naam .

17. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 
Hnd 5,29 - Hnd 5,29 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
29apokritheis de petros kai oi apostoloi eipan, peitharchein dei the� mallon � anthr�pois.   29 respondens autem Petrus et apostoli dixerunt oboedire oportet Deo magis quam hominibus 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen.   Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.  [29] Daarop gaf Petrus namens de apostelen ten antwoord: ‘God moet men meer gehoorzamen dan de mensen. [29] Petrus en de andere apostelen antwoordden: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.   29 Maar ten antwoord zeggen Petrus en de apostelen: men moet meer gehoorzaam zijn aan God dan aan mensen!–  » 29. Pierre répondit alors, avec les apôtres : « Il faut obéir à Dieu plutôt qu'aux hommes.  

King James Bible . [29] Then Peter and the other apostles answered and said, We ought to obey God rather than men.
Luther-Bibel . 29 Petrus aber und die Apostel antworteten und sprachen: Man muss Gott mehr gehorchen als den Menschen.

Tekstuitleg van Hnd 5,29 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) . Taalgebruik in Hnd : Petros (Petrus) . Nominatief mannelijk enkelvoud . Hnd (37) : (1) Hnd 1,13 . (2) Hnd 1,15 . (3) Hnd 2,14 . (4) Hnd 2,38 . (5) Hnd 3,1 . (6) Hnd 3,4 . (7) Hnd 3,6 . (8) Hnd 3,12 . (9) Hnd 4,8 . (10) Hnd 4,19 . (11) Hnd 5,3 . (12) Hnd 5,8 . (13) Hnd 5,9 . (14) Hnd 5,29 . (15) Hnd 8,20 . (16) Hnd 9,34 . (17) Hnd 9,38 . (18) Hnd 9,39 . (19) Hnd 9,40 . (20) Hnd 10,5 . (21) Hnd 10,9 . (22) Hnd 10,14 . (23) Hnd 10,17 . (24) Hnd 10,18 . (25) Hnd 10,21 . (26) Hnd 10,26 . (27) Hnd 10,32 . (28) Hnd 10,34 . (29) Hnd 10,46 . (30) Hnd 11,2 . (31) Hnd 11,4 . (32) Hnd 12,5 . (33) Hnd 12,6 . (34) Hnd 12,11 . (35) Hnd 12,16 . (36) Hnd 12,18 . (37) Hnd 15,7 .

  petros (Petrus)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. petros   100    100  15  13  23  37    37  60     

9. dei (moet) . Taalgebruik : deô (moeten) , zie Mt 16,21 . Actief praesens derde persoon enkelvoud van het werkwoord deô (moeten) . In vierennegentig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het OT . In zesenzeventig verzen in het NT . In vijftien verzen in Handelingen : (1) Hnd 1,21 . (2) Hnd 3,21 . (3) Hnd 4,12 . (4) Hnd 5,29 . (5) Hnd 9,6 . (6) Hnd 9,16 . (7) Hnd 14,22 . (8) Hnd 15,5 . (9) Hnd 16,30 . (10) Hnd 19,21 . (11) Hnd 20,35 . (12) Hnd 23,11 . (13) Hnd 25,10 . (14) Hnd 27,24 . (15) Hnd 27,26 .

Hnd 5,30 - Hnd 5,30 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
30o theos t�n pater�n �m�n �geiren i�soun, on umeis diecheirisasthe kremasantes epi xulou:   30 Deus patrum nostrorum suscitavit Iesum quem vos interemistis suspendentes in ligno   30 De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, Welken gij omgebracht hebt, hangende Hem aan het hout.   De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan.   [30] De God van onze vaderen heeft Jezus tot leven gewekt, die u vermoord had door Hem aan een kruis te hangen. [30] De God van onze voorouders heeft Jezus weer tot leven gewekt, nadat u hem had vermoord door hem aan een kruishout te hangen.  30 de God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt,– hem die gij eigenhandig omgebracht hebt door hem ‘te hangen aan een hout’  30. Le Dieu de nos pères a ressuscité ce Jésus que vous, vous aviez fait mourir en le suspendant au gibet.  

King James Bible . [30] The God of our fathers raised up Jesus, whom ye slew and hanged on a tree.
Luther-Bibel . 30 Der Gott unsrer Väter hat Jesus auferweckt, den ihr an das Holz gehängt und getötet habt.

Tekstuitleg van Hnd 5,30 .

1. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
Hnd 5,31 - Hnd 5,31 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
31touton o theos arch�gon kai s�t�ra ups�sen t� dexia autou, [tou] dounai metanoian t� isra�l kai afesin amarti�n.   31 hunc Deus principem et salvatorem exaltavit dextera sua ad dandam paenitentiam Israhel et remissionem peccatorum  31 Deze heeft God door Zijn rechter hand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden.  Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken.   [31] Hem heeft God een hoge plaats gegeven aan zijn rechterhand als leidsman en redder, om Israël te bekeren en het zijn zonden te vergeven. [31] God heeft hem een plaats gegeven aan zijn rechterhand, hem tot leidsman en redder verheven om de Israëlieten tot inkeer te brengen en hun zonden te vergeven.  31 hem heeft God verhoogd tot leidsman en tot redder, aan zijn rechterhand, om aan Israël omkeer te geven en vergeving van zonden;  31. C'est lui que Dieu a exalté par sa droite, le faisant Chef et Sauveur, afin d'accorder par lui à Israël la repentance et la rémission des péchés.  

King James Bible . [31] Him hath God exalted with his right hand to be a Prince and a Saviour, for to give repentance to Israel, and forgiveness of sins.
Luther-Bibel . 31 Den hat Gott durch seine rechte Hand erhöht zum Fürsten und Heiland, um Israel Buße und Vergebung der Sünden zu geben.

Tekstuitleg van Hnd 5,31 .

 

2. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

8. bepaald lidw. dat. vr. enk. tè(i) van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (122) . Hnd 5 (7) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,4 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,12 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,25 . (7) Hnd 5,31 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
7. dat. vr. enk. tè(i) 3381  2631  750  94  55  119  64  122  264  32  268  332 

17. afesin (vergeving) . Taalgebruik : afièmi (weg-laten, af-laten, vergeven, kwijtschelden, los-laten , ver-laten) , zie Mt 6,14 . Accusatief enkelvoud . In zesentwintig verzen in de bijbel . In veertien verzen in het OT . In twaalf verzen in het NT . In zes verzen in de evangelies : (1) Mt 26,28 . (2) Mc 1,4 . (3) Mc 3,29 . (4) Lc 3,3 . (5) Lc 4,18 . (6) Lc 24,47 . In zes verzen in de andere boeken van het NT : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 5,31 . (3) Hnd 10,43 . (4) Hnd 26,18 . (5) Ef 1,7 . (6) Kol 1,14 . In negen verzen in combinatie met hamartiôn (van zonden) , vandaar : zondenvergeving . Niet in (1) Mc 3,29 . (2) Lc 4,18 . (3) Ef 1,7 (vergeving van overtredingen) .

18. hamartiôn (van de zonden) . Taalgebruik: hamartia (zonde) , zie Lc 11,4 . Genitief meervoud van het zelfstandig naamwoord hamartia (zonde) . In vijfentachtig verzen in de bijbel . In tweeënvijftig verzen in het OT . In tweeëndertig verzen in het NT (1) Mt 1,21 . (2) Mt 26,28 . (3) Mc 1,4 . (4) Lc 1,77 . (5) Lc 3,3 . (6) Lc 24,47 . (7) Hnd 2,38 . (8) Hnd 5,31 . (9) Hnd 10,43 . (10) Hnd 13,38 . (11) Hnd 26,18 . In eenentwintig verzen in de andere boeken van het NT .

Hnd 5,32 - Hnd 5,32 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
32kai �meis esmen martures t�n r�mat�n tout�n, kai to pneuma to agion o ed�ken o theos tois peitharchousin aut�.  32 et nos sumus testes horum verborum et Spiritus Sanctus quem dedit Deus omnibus oboedientibus sibi  32 En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden; en ook de Heilige Geest, Welken God gegeven heeft dengenen, die Hem gehoorzaam zijn.   Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen."   [32] Wij zijn daarvan de getuigen, samen met de heilige Geest, die God gegeven heeft aan wie Hem gehoorzamen.’ [32] Daarvan getuigen wij, en daarvan getuigt ook de heilige Geest, die God geschonken heeft aan wie hem gehoorzamen.’  32 van deze dingen zijn wij getuigen samen met de heilige Geest die God gegeven heeft aan wie gehoorzaam zijn aan hem! 32. Nous sommes témoins de ces choses, nous et l'Esprit Saint que Dieu a donné à ceux qui lui obéissent. »  

King James Bible . [32] And we are his witnesses of these things; and so is also the Holy Ghost, whom God hath given to them that obey him.
Luther-Bibel . 32 Und wir sind Zeugen dieses Geschehens und mit uns der Heilige Geist, den Gott denen gegeben hat, die ihm gehorchen.

Tekstuitleg van Hnd 5,32 .

4. martures (getuigen). Taalgebruik : martureô (getuigen) , zie Joh 1,7 . Nominatief meervoud mannelijk . In twintig verzen in de bijbel . In tien verzen in het OT . In tien verzen in het NT . Niet bij Matteüs en Marcus. In twee verzen bij Lucas : (1) Lc 11,48 . (2) Lc 24,48 . In zeven verzen in Hnd : (1) Hnd 1,8 . (2) Hnd 2,32 . (3) Hnd 3,15 . (4) Hnd 5,32 . (5) Hnd 7,58 . (6) Hnd 10,39 . (7) Hnd 13,31 . Tenslotte 1 Tes 2,10 .
Het getuigenis van de apostelen is één van de elementen die Lc 24,48 - Lc 24,49 en Hnd 1,4 / Hnd 1,8 gemeenschappelijk hebben :
- Lc 24,48 : humeis martures toutôn = jullie zijn getuigen van deze 'dingen' .
- Hnd 1,8 : esesthe mou martures = jullie zullen mijn getuigen zijn .
Getuigen zijn wijst op opvolging maar ook op de aard van de opvolging . Na het heengaan van Elia werd de leerling Elisa leraar . Op deze wijze gebeurt het niet met de leerlingen van Jezus . Zij blijven leerlingen . Ze zijn en blijven getuigen . In de meeste teksten van Hnd kan dat getuigenis onder verschillende aspecten bekeken worden : tijd , plaats en inhoud . Naar tijd : vanaf het doopsel van Johannes tot ... Naar plaats : te beginnen vanaf Jeruzalem ... Naar inhoud : het leven van Jezus , zijn lijden , dood , opstanding , geestesgave enz....

10. pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Taalgebruik in Lc : pneuma (geest) . Taalgebruik in Hnd : pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Hebr. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenach : rûach (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Hnd (31) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,32 . In Lc : X vormen van pneuma (geest) in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20 : 28 hoofdstukken . Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379) , in de LXX (382) .

  pneuma bijbel  OT  NT  Mt 

Mc 

Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev. 
1 nom.+ acc. onz. enk. pneuma 366 220 146 6 12 16 14 31 55 12 34 48

13. 1. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
Hnd 5,33 - Hnd 5,33 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
33oi de akousantes dieprionto kai eboulonto anelein autous.  33 haec cum audissent dissecabantur et cogitabant interficere illos  33 Als zij nu dit hoorden, barstte hun het hart, en zij hielden raad, om hen te doden.     [33] Toen zij dit hoorden, waren zij hevig gekwetst, en ze wilden hen ter dood brengen. [33] Toen de leden van het Sanhedrin dit hoorden, ontstaken ze in woede en wilden ze de apostelen ter dood brengen.  33 Toen ze dit te horen kregen waren ze diep gekwetst en hebben ze hen willen ombrengen.   33. En entendant cela, ils frémissaient de rage et projetaient de les faire mourir. 

King James Bible . [33] When they heard that, they were cut to the heart, and took counsel to slay them.
Luther-Bibel . 33 Als sie das hörten, ging's ihnen durchs Herz und sie wollten sie töten.

Tekstuitleg van Hnd 5,33 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. akousantes (gehoord) . Taalgebruik : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . Participium aorist nominatief mannelijk meervoud . In zevenenzestig verzen in de bijbel . In vijftien verzen in het OT . In tweeënvijftig verzen in het NT . Mt (13) . Mc (7) . Lc (7) . Joh (5) . Hnd (16) . In zestien verzen in Handelingen : (1) Hnd 2,37 . (2) Hnd 4,24 . (3) Hnd 5,21 . (4) Hnd 5,33 . (5) Hnd 8,14 . (6) Hnd 9,38 . (7) Hnd 11,18 . (8) Hnd 14,14 . (9) Hnd 16,38 . (10) Hnd 17,32 . (11) Hnd 18,26 . (12) Hnd 19,5 . (13) Hnd 19,28 . (14) Hnd 21,20 . (15) Hnd 22,2 . (16) Hnd 28,15 .

1. - 3. hoi de akousantes (de toehoorders echter) . In zes verzen in het NT . Mt (1) . Mc (1) . Joh (1) . Hnd (3) : (2) Hnd 4,24 . (4) Hnd 5,33 . Hnd 21,20 . Telkens bij het begin van het vers .

Hnd 5,34 - Hnd 5,34 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
34anastas de tis en t� sunedri� farisaios onomati gamali�l, nomodidaskalos timios panti t� la�, ekeleusen ex� brachu tous anthr�pous poi�sai,  34 surgens autem quidam in concilio Pharisaeus nomine Gamalihel legis doctor honorabilis universae plebi iussit foras ad breve homines fieri   34 Maar een zeker Farizeër stond op in den raad, met name Gamaliël, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten staan.    [34] Maar toen stond een van de leden van het Sanhedrin op, een farizeeër, Gamaliël* geheten, een wetsleraar die in aanzien stond bij heel het volk. Hij liet de mannen even naar buiten brengen. [34] Maar toen stond een van hen op, een Farizeeër die Gamaliël heette en die als wetsleraar bij het hele volk in aanzien stond. Hij gaf opdracht de apostelen een ogenblik naar buiten te brengen 34 Maar er staat iemand in het sanhedrin op: een farizeeër met de naam Gamaliël, en Wetsleraar, in ere bij heel de gemeenschap; hij beveelt om de mensen even naar buiten te doen,   34. Alors un Pharisien nommé Gamaliel se leva au milieu du Sanhédrin ; c'était un docteur de la Loi respecté de tout le peuple. Il donna l'ordre de faire sortir ces hommes un instant.  

King James Bible . [34] Then stood there up one in the council, a Pharisee, named Gamaliel, a doctor of the law, had in reputation among all the people, and commanded to put the apostles forth a little space;
Luther-Bibel . 34 Da stand aber im Hohen Rat ein Pharisäer auf mit Namen Gamaliel, ein Schriftgelehrter, vom ganzen Volk in Ehren gehalten, und ließ die Männer für kurze Zeit hinausführen.

Tekstuitleg van Hnd 5,34 . Dit vers Hnd 5,34 21 (3 X 7) woorden en 122 (2 X 61) letters . De getalwaarde van Hnd 5,34 is 15332 (2 X 2 X 3 x 3833) .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

3. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (40) . Hnd 5 (3) : (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,25 . (3) Hnd 5,34 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
mann. + vr. nom. enk. tis   824 467  357  24  24  72  50  40  156  15  120  170     

6. sunedriôi (sanhedrin) . Taalgebruik : sunedrion (sanhedrin) , zie Mc 14,55 . In zeven verzen in het NT In één vers bij Matteüs : Mt 5,22 . In zes verzen in Hnd : (1) Hnd 5,27 . (2) Hnd 5,34 . (3) Hnd 6,15 . (4) Hnd 23,1 : tôi sunedriôi = aan het sanhedrin . (5) Hnd 23,6 . (6) Hnd 23,15 : sun tôi sunedriôi = samen met het sanhedrin . In vier verzen en tôi sunedriôi = in het sanhedrin : (1) Hnd 5,27 . (2) Hnd 5,34 . (3) Hnd 6,15 . (5) Hnd 23,6 .

7. farisaios (farizeeër) . Taalgebruik : Farisaioi (Farizeeën) , zie Mc 2,18 . Nominatief mannelijk enkelvoud . In negen verzen in de bijbel . In vijf verzen bij Lucas : (1) Lc 7,39 . (2) Lc 11,37 . (3) Lc 11,38 . (4) Lc 18,10 . (5) Lc 18,11 . In drie verzen in Hnd : (1) Hnd 5,34 . (2) Hnd 23,6 . (3) Hnd 26,5 . In Fil 3,5 .

8. dat. onz. enk. onomati (met naam) van het zelfst. naamw. onoma (naam) . Taalgebruik in het NT : onoma (naam) . Taalgebruik in de Septuaginta : onoma (naam) . Taalgebruik in Hnd : onoma (naam) . Hebr. sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem (naam) . Stam : N ... M . Gr. onoma . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . D. Die Name . Een vorm van onoma (naam) in de LXX (1045) , in het NT (228) , in Hnd (60) . onoma (naam) : Bijbel (260) . OT (168) . NT (92) . Lc (16) . Hnd (35) : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 3,6 . (3) Hnd 4,7 . (4) Hnd 4,10 . (5) Hnd 4,17 . (6) Hnd 4,18 . (7) Hnd 5,1 . (8) Hnd 5,28 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 . (11) Hnd 8,9 . (12) Hnd 9,10 . (13) Hnd 9,11 . (14) Hnd 9,12 . (15) Hnd 9,27 . (16) Hnd 9,28 . (17) Hnd 9,33 . (18) Hnd 9,36 . (19) Hnd 10,1 . (20) Hnd 10,48 . (21) Hnd 11,28 . (22) Hnd 12,13 . (23) Hnd 15,14 . (24) Hnd 16,1 . (25) Hnd 16,14 . (26) Hnd 16,18 . (27) Hnd 17,34 . (28) Hnd 18,2 . (29) Hnd 18,7 . (30) Hnd 18,24 . (31) Hnd 19,24 . (32) Hnd 20,9 . (33) Hnd 21,10 . (34) Hnd 27,1 . (35) Hnd 28,7 .

Hnd 5,35 - Hnd 5,35 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
35eipen te pros autous, andres isra�litai, prosechete eautois epi tois anthr�pois toutois ti mellete prassein. 35 dixitque ad illos viri israhelitae adtendite vobis super hominibus istis quid acturi sitis  35 En hij zeide tot hen: Gij Israëlietische mannen, ziet voor u, wat gij doen zult aangaande deze mensen.     [35] Daarop zei hij: ‘Israëlieten, bedenk wel wat u met deze mensen gaat doen. [35] en zei vervolgens: ‘Israëlieten, overweeg nog eens goed wat u van plan bent met deze mensen te doen.    35 en zegt tot hen: mannen Israëlieten, houdt voor uzelf in het oog inzake deze mensen hoe u nu gaat handelen!–   35. Puis il dit aux sanhédrites : « Hommes d'Israël, prenez bien garde à ce que vous allez faire à l'égard de ces gens-là.  

King James Bible . [35] And said unto them, Ye men of Israel, take heed to yourselves what ye intend to do as touching these men.
Luther-Bibel . 35 Und er sprach zu ihnen: Ihr Männer von Israel, seht genau zu, was ihr mit diesen Menschen tun wollt.

Tekstuitleg van Hnd 5,35 .

1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Hebr. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Hnd (75) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 

3. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Hebr. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Hnd (122) . Hnd 5 (4) : (1) Hnd 5,8 . (2) Hnd 5,9 . (3) Hnd 5,10 . (4) Hnd 5,35 .

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

13. nom. en acc. onz. enk. ti van het voornaamw. voornaamwoord tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord tis .Hebr. ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Ned. wie , wat ? een , iets . Fr. certain . E. certain . Hnd (60) . Hnd (5) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,4 . (4) Hnd 5,9 . (5) Hnd 5,24 . (6) Hnd 5,35 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. ti  1132  617  415  62  60  66  57  60  102  188  245     
Hnd 5,36 - Hnd 5,36 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
36pro gar tout�n t�n �mer�n anest� theudas, leg�n einai tina eauton, � proseklith� andr�n arithmos �s tetrakosi�n: os an�reth�, kai pantes osoi epeithonto aut� dieluth�san kai egenonto eis ouden.  36 ante hos enim dies extitit Theodas dicens esse se aliquem cui consensit virorum numerus circiter quadringentorum qui occisus est et omnes quicumque credebant ei dissipati sunt et redactus est ad nihilum  36 Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden.    [36] Enige tijd geleden immers trad Teudas* op met veel pretenties; een groep van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan. Hij werd ter dood gebracht, zijn aanhang verliep en de hele beweging bloedde dood. [36] Immers, enige tijd geleden wierp Teudas zich op als een man die het volk zou leiden, en ongeveer vierhonderd mensen sloten zich bij hem aan; hij werd gedood, zijn aanhang viel uiteen en verdween in het niets.  36 want vóór deze dagen stond Teudas op die van zichzelf zei dat hij iemand was en een getal van zo’n vierhonderd mannen vormde zijn aanhang; hij werd uit de weg geruimd en die hem gehoorzaam waren losten op en werden tot niets;  36. Il y a quelque temps déjà se leva Theudas, qui se disait quelqu'un et qui rallia environ quatre cents hommes. Il fut tué, et tous ceux qui l'avaient suivi se débandèrent, et il n'en resta rien.  

King James Bible . [36] For before these days rose up Theudas, boasting himself to be somebody; to whom a number of men, about four hundred, joined themselves: who was slain; and all, as many as obeyed him, were scattered, and brought to nought.
Luther-Bibel . 36 Denn vor einiger Zeit stand Theudas auf und gab vor, er wäre etwas, und ihm hing eine Anzahl Männer an, etwa vierhundert. Der wurde erschlagen und alle, die ihm folgten, wurden zerstreut und vernichtet.

Tekstuitleg van Hnd 5,36 . Dit vers Hnd 5,36 telt 29 woorden en 161 letters . De getalwaarde van Hnd 5,36 is 19140 52 X 2 X 3 X 5 X 11 X 29) .

15. arithmos (getal, aantal) , zie Hnd 4, 4 . In negenenvijftig verzen in de bijbel . In vijftig verzen in het OT . In negen verzen in het NT : Hnd (4) : (1) Hnd 4,4 . (2) Hnd 5,36 . (3) Hnd 6,7 . (4) Hnd 11,21 .

21. pantes (allen) . Taalgebruik : pas (ieder, elk) , zie Mc 2,13 . Nominatief mannelijk en vrouwelijk meervoud . In 724 verzen in de bijbel . In 166 verzen in het NT In drieëndertig verzen in Hnd , zie Hnd 1,14 : (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,1 . (3) Hnd 2,4 . (4) Hnd 2,12 . (5) Hnd 2,14 . (6) Hnd 2,32 . (7) Hnd 2,44 . (8) Hnd 3,24 . (9) Hnd 4,21 . (10) Hnd 5,17 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,37 . (13) Hnd 6,15 . (14) Hnd 8,1 . (15) Hnd 8,10 . (16) Hnd 9,21 . (17) Hnd 9,26 . (18) Hnd 9,35 . (19) Hnd 10,33 . (20) Hnd 10,43 . (21) Hnd 16,33 . (22) Hnd 17,7 . (23) Hnd 17,21 . (24) Hnd 18,17 . (25) Hnd 19,7 . (26) Hnd 20,25 . (27) Hnd 21,18 . (28) Hnd 21,20 . (29) Hnd 21,24 . (30) Hnd 22,3 . (31) Hnd 25,24 . (32) Hnd 26,4 . (33) Hnd 27,36 . In drie verzen in het pinksterenverhaal : Hnd 2,1 . Hnd 2,4 . Hnd 2,12 .
- hapantes (allen) . In zes verzen in Hnd : (Hnd 2,1) . (1) Hnd 2,7 . (2) Hnd 4,31 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 16,3 . (6) Hnd 16,28 .

Hnd 5,37 - Hnd 5,37 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
37meta touton anest� ioudas o galilaios en tais �merais t�s apograf�s kai apest�sen laon opis� autou: kakeinos ap�leto, kai pantes osoi epeithonto aut� dieskorpisth�san.  37 post hunc extitit Iudas Galilaeus in diebus professionis et avertit populum post se et ipse periit et omnes quotquot consenserunt ei dispersi sunt   37 Na hem stond op Judas, de Galileër in de dagen der beschrijving, en maakte veel volks afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden.     [37] Na hem, in de tijd van de volkstelling, trad Judas* de Galileeër op; hij kreeg veel mensen in beweging, maar ook hij vond de dood, en zijn aanhang werd uit elkaar geslagen. [37] Na hem was er Judas de Galileeër, die ten tijde van de volkstelling met zijn volgelingen in opstand kwam; ook hij ging ten onder, en al zijn volgelingen werden uiteengedreven. 37 na hem stond Judas de Galileeër op,– in de dagen van de opschrijving, en bracht achter zich een gemeenschap in opstand; en hij ging te gronde, en die hem gehoorzaamden, die allen zijn uiteengeslagen;  37. Après lui, à l'époque du recensement, se leva Judas le Galiléen, qui entraîna du monde à sa suite ; il périt, lui aussi, et ceux qui l'avaient suivi furent dispersés. 

King James Bible . [37] After this man rose up Judas of Galilee in the days of the taxing, and drew away much people after him: he also perished; and all, even as many as obeyed him, were dispersed.
Luther-Bibel . 37 Danach stand Judas der Galiläer auf in den Tagen der Volkszählung und brachte eine Menge Volk hinter sich zum Aufruhr; und der ist auch umgekommen und alle, die ihm folgten, wurden zerstreut.

Tekstuitleg van Hnd 5,37 .

5. 1. bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (281) . Hnd 5 (13) : (1) Hnd 5,3 . (2) Hnd 5,5 . (3) Hnd 5,9 . (4) Hnd 5,13 . (5) Hnd 5,17 . (6) Hnd 5,21 . (7) Hnd 5,24 . (8) Hnd 5,26 . (9) Hnd 5,27 . (10) Hnd 5,30 . (11) Hnd 5,31 . (12) Hnd 5,32 . (13) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

20. pantes (allen) . Taalgebruik : pas (ieder, elk) , zie Mc 2,13 . Nominatief mannelijk en vrouwelijk meervoud . In 724 verzen in de bijbel . In 166 verzen in het NT In drieëndertig verzen in Hnd , zie Hnd 1,14 : (1) Hnd 1,14 . (2) Hnd 2,1 . (3) Hnd 2,4 . (4) Hnd 2,12 . (5) Hnd 2,14 . (6) Hnd 2,32 . (7) Hnd 2,44 . (8) Hnd 3,24 . (9) Hnd 4,21 . (10) Hnd 5,17 . (11) Hnd 5,36 . (12) Hnd 5,37 . (13) Hnd 6,15 . (14) Hnd 8,1 . (15) Hnd 8,10 . (16) Hnd 9,21 . (17) Hnd 9,26 . (18) Hnd 9,35 . (19) Hnd 10,33 . (20) Hnd 10,43 . (21) Hnd 16,33 . (22) Hnd 17,7 . (23) Hnd 17,21 . (24) Hnd 18,17 . (25) Hnd 19,7 . (26) Hnd 20,25 . (27) Hnd 21,18 . (28) Hnd 21,20 . (29) Hnd 21,24 . (30) Hnd 22,3 . (31) Hnd 25,24 . (32) Hnd 26,4 . (33) Hnd 27,36 . In drie verzen in het pinksterenverhaal : Hnd 2,1 . Hnd 2,4 . Hnd 2,12 .
- hapantes (allen) . In zes verzen in Hnd : (Hnd 2,1) . (1) Hnd 2,7 . (2) Hnd 4,31 . (3) Hnd 5,12 . (4) Hnd 5,16 . (5) Hnd 16,3 . (6) Hnd 16,28 .

10. bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 
Hnd 5,38 - Hnd 5,38 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
38kai ta nun leg� umin, apost�te apo t�n anthr�p�n tout�n kai afete autous: oti ean � ex anthr�p�n � boul� aut� � to ergon touto, kataluth�setai: 38 et nunc itaque dico vobis discedite ab hominibus istis et sinite illos quoniam si est ex hominibus consilium hoc aut opus dissolvetur   38 En nu zeg ik ulieden: Houdt af van deze mensen, en laat hen gaan; want indien deze raad, of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden.    [38] Daarom zeg ik ook in dit geval: laat u niet in met deze mensen; laat hen begaan. Want als het mensenwerk is wat zij willen en doen, zal het op niets uitlopen; [38] Daarom zeg ik u: houd u afzijdig van deze mensen en laat hen begaan, want als het mensenwerk is wat ze nastreven, zal het op niets uitlopen,   38 en daarom zeg ik voor nu: houdt afstand van deze mensen en láát ze!, omdat, als het uit ménsen is, dit willen of dit werken, het op zal lossen;   38. A présent donc, je vous le dis, ne vous occupez pas de ces gens-là, laissez-les. Car si leur propos ou leur œuvre vient des hommes, il se détruira de lui-même ;  

King James Bible .[38] And now I say unto you, Refrain from these men, and let them alone: for if this counsel or this work be of men, it will come to nought:
Luther-Bibel . 38 Und nun sage ich euch: Lasst ab von diesen Menschen und lasst sie gehen! Ist dies Vorhaben oder dies Werk von Menschen, so wird's untergehen;

Tekstuitleg van Hnd 5,38 .

7. apo (af, van-weg) . afkorting ap' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Hnd (93) . Hnd 5 () : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,38 . (4) Hnd 5,41 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 
Hnd 5,39 - Hnd 5,39 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
39ei de ek theou estin, ou dun�sesthe katalusai autous m�pote kai theomachoi eureth�te. epeisth�san de aut�,   si vero ex Deo est non poteritis dissolvere eos ne forte et Deo repugnare inveniamini consenserunt autem illi   39 Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.    [39] maar komt het van God, dan kunt u hen toch niet vernietigen – anders zou zelfs kunnen blijken dat u zich tegen* God verzet.’ Ze lieten zich door hem overtuigen, [39] maar als het Gods werk is, zult u niets tegen hen kunnen uitrichten, of het zou weleens kunnen blijken dat u tegen God strijdt.’ De leden van het Sanhedrin stemden met hem in   39 en als het uit Gód is zult ge hen niet kúnnen oplossen,– of ge zult u bevinden in strijd met God! Ze laten zich door hem overreden.  39. mais si vraiment il vient de Dieu, vous n'arriverez pas à les détruire. Ne risquez pas de vous trouver en guerre contre Dieu. » On adopta son avis.  

King James Bible . [39] But if it be of God, ye cannot overthrow it; lest haply ye be found even to fight against God.
Luther-Bibel . 39 ist es aber von Gott, so könnt ihr sie nicht vernichten - damit ihr nicht dasteht als solche, die gegen Gott streiten wollen. Da stimmten sie ihm zu

Tekstuitleg van Hnd 5,39 .

2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

15. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

 

Hnd 5,40 - Hnd 5,40 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
40kai proskalesamenoi tous apostolous deirantes par�ggeilan m� lalein epi t� onomati tou i�sou kai apelusan.  40 et convocantes apostolos caesis denuntiaverunt ne loquerentur in nomine Iesu et dimiserunt eos  40 En zij gaven hem gehoor; en als zij de apostelen tot zich geroepen hadden, geselden zij dezelve, en geboden hun, dat zij niet zouden spreken in den Naam van Jezus; en lieten hen gaan.  Men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid.  [40] riepen de apostelen weer binnen, geselden hen, verboden het hun om te verkondigen met een beroep op de naam van Jezus, en lieten hen vrij. [40] en riepen de apostelen weer binnen. Ze lieten hen geselen, bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken en lieten hen vrij.  40 Ze roepen de apostelen tot zich; ze laten hen geselen, kondigen af dat ze niet meer mogen spreken op gezag van de naam van Jezus en laten hen los.  40. Ils rappelèrent alors les apôtres. Après les avoir fait battre de verges, ils leur interdirent de parler au nom de Jésus, puis les relâchèrent.  

King James Bible . [40] And to him they agreed: and when they had called the apostles, and beaten them, they commanded that they should not speak in the name of Jesus, and let them go.
Luther-Bibel . 40 und riefen die Apostel herein, ließen sie geißeln und geboten ihnen, sie sollten nicht mehr im Namen Jesu reden, und ließen sie gehen.

Tekstuitleg van Hnd 5,40 . Dit vers Hnd 5,40 telt 19 woorden en 115 (5 X 23) letters . De getalwaarde van Hnd 5,40 is 11905 (5 X 2381) . Het sanhedrin verbood Petrus en Johannes om te spreken met een beroep op de naam van Jezus . In Hnd 5,28 herinnerde het sanhedrin Petrus en Johannes aan het verbod , waaraan zij zich niet hielden . Daarom waren de apostelen opnieuw gearresteerd en ondervraagd .

Hnd 4,17     mèketi lalein (niet meer te praten) epi tôi onomati toutôi (bij deze naam)
Hnd 4,18 kai kalesantes autous paraggeilan to katholou mè ftheggesthai mède didaskein epi tôi onomati tou Ièsou
Hnd 5,28   paraggeliai parèggeilamen humin mè didaskein epi tôi onomati toutôi (bij deze naam)
Hnd 5,40 kai proskalesamenoi tous apostolous deirantes paraggeilan mè lalein epi tôi onomati tou Ièsou

11. dat. onz. enk. onomati (met naam) van het zelfst. naamw. onoma (naam) . Taalgebruik in het NT : onoma (naam) . Taalgebruik in de Septuaginta : onoma (naam) . Taalgebruik in Hnd : onoma (naam) . Hebr. sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem (naam) . Stam : N ... M . Gr. onoma . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . D. Die Name . Een vorm van onoma (naam) in de LXX (1045) , in het NT (228) , in Hnd (60) . onoma (naam) : Bijbel (260) . OT (168) . NT (92) . Lc (16) . Hnd (35) : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 3,6 . (3) Hnd 4,7 . (4) Hnd 4,10 . (5) Hnd 4,17 . (6) Hnd 4,18 . (7) Hnd 5,1 . (8) Hnd 5,28 . (9) Hnd 5,34 . (10) Hnd 5,40 . (11) Hnd 8,9 . (12) Hnd 9,10 . (13) Hnd 9,11 . (14) Hnd 9,12 . (15) Hnd 9,27 . (16) Hnd 9,28 . (17) Hnd 9,33 . (18) Hnd 9,36 . (19) Hnd 10,1 . (20) Hnd 10,48 . (21) Hnd 11,28 . (22) Hnd 12,13 . (23) Hnd 15,14 . (24) Hnd 16,1 . (25) Hnd 16,14 . (26) Hnd 16,18 . (27) Hnd 17,34 . (28) Hnd 18,2 . (29) Hnd 18,7 . (30) Hnd 18,24 . (31) Hnd 19,24 . (32) Hnd 20,9 . (33) Hnd 21,10 . (34) Hnd 27,1 . (35) Hnd 28,7 .

9. - 11. epi tôi onomati (bij de naam van) . In zestien verzen in het NT . Mt (2) . Mc (3) . Lc (5) . In zes verzen in Hnd : (1) (1) Hnd 2,38 . (2) (5) Hnd 4,17 . (3) (6) Hnd 4,18 . (4) (8) Hnd 5,28 . (5) (10) Hnd 5,40 . (6) (23) Hnd 15,14 .

9. - 13. epi tôi onomati tou Ièsou (bij de naam van Jezus) . In twee verzen in het NT : (1) Hnd 4,18 . (2) Hnd 5,40 .

Hnd 5,41 - Hnd 5,41 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 3de (derde) paaszondag C Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
41oi men oun eporeuonto chairontes apo pros�pou tou sunedriou oti kat�xi�th�san uper tou onomatos atimasth�nai:   41 et illi quidem ibant gaudentes a conspectu concilii quoniam digni habiti sunt pro nomine Iesu contumeliam pati   41 Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden.   Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus' naam.   [41] Zij verlieten het Sanhedrin, blij dat ze waardig bevonden waren om vanwege die naam smadelijk behandeld te worden. [41] De apostelen verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus.   41 Zij zijn verheugd vertrokken van voor het aanschijn van het sanhedrin, omdat ze waardig geacht werden smaad te lijden ter wille van de naam.   41. Pour eux, ils s'en allèrent du Sanhédrin, tout joyeux d'avoir été jugés dignes de subir des outrages pour le Nom.  

King James Bible . [41] And they departed from the presence of the council, rejoicing that they were counted worthy to suffer shame for his name.
Luther-Bibel . 41 Sie gingen aber fröhlich von dem Hohen Rat fort, weil sie würdig gewesen waren, um Seines Namens willen Schmach zu leiden,

Tekstuitleg van Hnd 5,41 .

6. apo (af, van-weg) . afkorting ap' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Hnd (93) . Hnd 5 () : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,38 . (4) Hnd 5,41 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 
Hnd 5,42 - Hnd 5,42 : Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet : Hnd 5,17-42 -- Hnd 5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Hnd (Handelingen) -- Hnd 5,17 - Hnd 5,18 - Hnd 5,19 - Hnd 5,20 - Hnd 5,21 - Hnd 5,22 - Hnd 5,23 - Hnd 5,24 - Hnd 5,25 - Hnd 5,26 - Hnd 5,27 - Hnd 5,28 - Hnd 5,29 - Hnd 5,30 - Hnd 5,31 - Hnd 5,32 - Hnd 5,33 - Hnd 5,34 - Hnd 5,35 - Hnd 5,36 - Hnd 5,37 - Hnd 5,38 - Hnd 5,39 - Hnd 5,40 - Hnd 5,41 - Hnd 5,42 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
42pasan te �meran en t� ier� kai kat oikon ouk epauonto didaskontes kai euaggelizomenoi ton christon, i�soun.   42 omni autem die in templo et circa domos non cessabant docentes et evangelizantes Christum Iesum   42 En zij hielden niet op, allen dag, in den tempel en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen.    [42] Ze bleven iedere dag, in de tempel of bij iemand aan huis, onderricht geven en de goede boodschap verkondigen dat Jezus de Messias* is. [42] Ze bleven dagelijks onderricht geven in de tempel of bij iemand thuis en gingen door met het verkondigen van het goede nieuws dat Jezus de messias is.   42 En alle dag hebben zij in het heiligdom en aan huis zonder ophouden onderricht gegeven en Jezus als de Christus verkondigd!   42. Et chaque jour, au Temple et dans les maisons, ils ne cessaient d'enseigner et d'annoncer la Bonne Nouvelle du Christ Jésus.  

King James Bible . [42] And daily in the temple, and in every house, they ceased not to teach and preach Jesus Christ.
Luther-Bibel . 42 und sie hörten nicht auf, alle Tage im Tempel und hier und dort in den Häusern zu lehren und zu predigen das Evangelium von Jesus Christus.

Tekstuitleg van Hnd 5,42 . Het vers Hnd 5,42 telt 17 woorden en 90 (2 X 3² X 5) letters . De getalwaarde van Hnd 5,42 is 9061 (13 X 17 X 41) . Dit vers Hnd 5,42 vormt met Hnd 2,46 een inclusio . Het vers is een lange zin van 17 woorden . Eerst de tijdsbepaling , dan plaatsbepaling , hoofdwerkwoord , gevolgd door 2 participîazinnen bij het onderwerp .

1. acc. vr. enk. pasan van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Hnd (8) : (1) Hnd 2,17 . (2) Hnd 5,21 . (3) Hnd 5,42 . (4) Hnd 7,14 . (5) Hnd 15,36 . (6) Hnd 17,17 . (7) Hnd 20,27 . (8) Hnd 26,20 .

  pas (al) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
9 acc. vr. enk. pasan  380  329  51  26  13  14 

1. - 3. pasan te hèmeran (ook iedere dag) . NT (1) : Hnd 5,42 . pasan hèmeran (elke dag) . NT (2) : (1) Hnd 17,17 . (2) Rom 14,5 . kath' hèmeran (dagelijks) . NT (17) : (1) Mt 26,55 . (2) Mc 14,49 . (3) Lc 9,23 . (4) Lc 11,3 . (5) Lc 16,19 . (6) Lc 19,47 . (7) Lc 22,53 . (8) Hnd 2,46 . (9) Hnd 2,47 . (10) Hnd 3,2 . (11) Hnd 16,5 . (12) Hnd 17,11 . () Hnd 17,17 (kata pasan hèmeran = gedurende elke dag) . (13) Hnd 19,9 . In vier verzen in de andere boeken van het NT . Dit is een eerste element binnen de inclusieverzen Hnd 2,46 en Hnd 5,42 . In beide zinnen begint de zin met de tijdsbepaling .

6. dat. onz. enk. hierô(i) van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. onz. enk. hierô(i)   33  32      16  23     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

4. - 6. en tôi hierôi (in de tempel) . Voorzetsel van plaats + lidwoord datief onzijdig enkelvoud + zelfstandig naamwoord (hieron = tempel) datief onzijdig enkelvoud . In drieëndertig verzen in de bijbel . In één vers in het OT . In tweeëndertig (5 + 4 + 7 + 7 + 9) verzen in het NT : Mt (5) , Mc (4) . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 19,47 . (3) Lc 20,1 . (4) Lc 21,37 . (5) Lc 21,38 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 24,53 . In zeven verzen bij Johannes . In negen verzen in Hnd. : (1) Hnd 2,46 . (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 . (5) Hnd 21,27 . (6) Hnd 22,17 . (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 . (9) Hnd 26,21 .

16. accusatief mannelijk enkelvoud christon van het zelfst. naamw. christos (gezalfde, Christus) . Taalgebruik in het NT : christos (Christus) . Taalgebruik in Lc : christos (Christus) . Taalgebruik in Hnd : christos (Christus) . Hebr. mâsjîach (Messias , gezalfde) , in het Grieks christos (Christus) . Zie het werkw. mâsjach (zalven) . Taalgebruik in Tenach : mâsjach (zalven) . . In tien verzen in Hnd : (1) Hnd 2,36 . (2) Hnd 3,18 . (3) Hnd 3,20 . (4) Hnd 5,42 . (5) Hnd 8,5 . (6) Hnd 11,17 . (7) Hnd 17,3 . (8) Hnd 18,5 . (9) Hnd 18,28 . (10) Hnd 24,24 .

Christos  bijbel  OT  NT  syn. ev. Hnd  Br. Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud 
nom. Christos 118 8 110 18 33 4 73 14 18 2 9 6 4 4   1 3       6   2 1 3      

voc. Christe

1   1 1 1 0                                            
gen. Christou 251 11 240 7 8 11 214 27 24 30 15 20 17 11 6 7 8 5 4 4 6 2 14 6 2 2   4
dat. Christô(i) 107 5 102     0 102 16  12  16  11             
acc. Christon 78 14 64 9 11 10 43                
totaal 555 38 517 35 53 25 432 65  61  44  36  46  37  25  10  10  14  13  12  21   

- Griekse tekst - Septuaginta

1an�r de tis ananias onomati sun sapfir� t� gunaiki autou ep�l�sen kt�ma 2kai enosfisato apo t�s tim�s, suneidui�s kai t�s gunaikos, kai enegkas meros ti para tous podas t�n apostol�n eth�ken. 3eipen de o petros, anania, dia ti epl�r�sen o satanas t�n kardian sou pseusasthai se to pneuma to agion kai nosfisasthai apo t�s tim�s tou ch�riou; 4ouchi menon soi emenen kai prathen en t� s� exousia up�rchen; ti oti ethou en t� kardia sou to pragma touto; ouk epseus� anthr�pois alla t� the�. 5akou�n de o ananias tous logous toutous pes�n exepsuxen: kai egeneto fobos megas epi pantas tous akouontas. 6anastantes de oi ne�teroi sunesteilan auton kai exenegkantes ethapsan. 7egeneto de �s �r�n tri�n diast�ma kai � gun� autou m� eiduia to gegonos eis�lthen. 8apekrith� de pros aut�n petros, eipe moi, ei tosoutou to ch�rion apedosthe; � de eipen, nai, tosoutou. 9o de petros pros aut�n, ti oti sunef�n�th� umin peirasai to pneuma kuriou; idou oi podes t�n thapsant�n ton andra sou epi t� thura kai exoisousin se. 10epesen de parachr�ma pros tous podas autou kai exepsuxen: eiselthontes de oi neaniskoi euron aut�n nekran, kai exenegkantes ethapsan pros ton andra aut�s. 11kai egeneto fobos megas ef ol�n t�n ekkl�sian kai epi pantas tous akouontas tauta. 12dia de t�n cheir�n t�n apostol�n egineto s�meia kai terata polla en t� la�: kai �san omothumadon apantes en t� stoa solom�ntos. 13t�n de loip�n oudeis etolma kollasthai autois, all emegalunen autous o laos: 14mallon de prosetithento pisteuontes t� kuri� pl�th� andr�n te kai gunaik�n, 15�ste kai eis tas plateias ekferein tous astheneis kai tithenai epi klinari�n kai krabatt�n, ina erchomenou petrou kan � skia episkias� tini aut�n. 16sun�rcheto de kai to pl�thos t�n perix pole�n ierousal�m, ferontes astheneis kai ochloumenous upo pneumat�n akathart�n, oitines etherapeuonto apantes. 17anastas de o archiereus kai pantes oi sun aut�, � ousa airesis t�n saddoukai�n, epl�sth�san z�lou 18kai epebalon tas cheiras epi tous apostolous kai ethento autous en t�r�sei d�mosia. 19aggelos de kuriou dia nuktos anoixas tas thuras t�s fulak�s exagag�n te autous eipen, 20poreuesthe kai stathentes laleite en t� ier� t� la� panta ta r�mata t�s z��s taut�s. 21akousantes de eis�lthon upo ton orthron eis to ieron kai edidaskon. paragenomenos de o archiereus kai oi sun aut� sunekalesan to sunedrion kai pasan t�n gerousian t�n ui�n isra�l, kai apesteilan eis to desm�t�rion achth�nai autous. 22oi de paragenomenoi up�retai ouch euron autous en t� fulak�, anastrepsantes de ap�ggeilan 23legontes oti to desm�t�rion euromen kekleismenon en pas� asfaleia kai tous fulakas est�tas epi t�n thur�n, anoixantes de es�, oudena euromen. 24�s de �kousan tous logous toutous o te strat�gos tou ierou kai oi archiereis, di�poroun peri aut�n ti an genoito touto. 25paragenomenos de tis ap�ggeilen autois oti idou oi andres ous ethesthe en t� fulak� eisin en t� ier� est�tes kai didaskontes ton laon. 26tote apelth�n o strat�gos sun tois up�retais �gen autous, ou meta bias, efobounto gar ton laon, m� lithasth�sin. 27agagontes de autous est�san en t� sunedri�. kai ep�r�t�sen autous o archiereus 28leg�n, [ou] paraggelia par�ggeilamen umin m� didaskein epi t� onomati tout�; kai idou pepl�r�kate t�n ierousal�m t�s didach�s um�n, kai boulesthe epagagein ef �mas to aima tou anthr�pou toutou. 29apokritheis de petros kai oi apostoloi eipan, peitharchein dei the� mallon � anthr�pois. 30o theos t�n pater�n �m�n �geiren i�soun, on umeis diecheirisasthe kremasantes epi xulou: 31touton o theos arch�gon kai s�t�ra ups�sen t� dexia autou, [tou] dounai metanoian t� isra�l kai afesin amarti�n. 32kai �meis esmen martures t�n r�mat�n tout�n, kai to pneuma to agion o ed�ken o theos tois peitharchousin aut�. 33oi de akousantes dieprionto kai eboulonto anelein autous. 34anastas de tis en t� sunedri� farisaios onomati gamali�l, nomodidaskalos timios panti t� la�, ekeleusen ex� brachu tous anthr�pous poi�sai, 35eipen te pros autous, andres isra�litai, prosechete eautois epi tois anthr�pois toutois ti mellete prassein. 36pro gar tout�n t�n �mer�n anest� theudas, leg�n einai tina eauton, � proseklith� andr�n arithmos �s tetrakosi�n: os an�reth�, kai pantes osoi epeithonto aut� dieluth�san kai egenonto eis ouden. 37meta touton anest� ioudas o galilaios en tais �merais t�s apograf�s kai apest�sen laon opis� autou: kakeinos ap�leto, kai pantes osoi epeithonto aut� dieskorpisth�san. 38kai ta nun leg� umin, apost�te apo t�n anthr�p�n tout�n kai afete autous: oti ean � ex anthr�p�n � boul� aut� � to ergon touto, kataluth�setai: 39ei de ek theou estin, ou dun�sesthe katalusai autous m�pote kai theomachoi eureth�te. epeisth�san de aut�, 40kai proskalesamenoi tous apostolous deirantes par�ggeilan m� lalein epi t� onomati tou i�sou kai apelusan. 41oi men oun eporeuonto chairontes apo pros�pou tou sunedriou oti kat�xi�th�san uper tou onomatos atimasth�nai: 42pasan te �meran en t� ier� kai kat oikon ouk epauonto didaskontes kai euaggelizomenoi ton christon, i�soun.

1 Ἀνὴρ δέ τις Ἁνανίας ὀνόματι σὺν Σαπφείρῃ τῇ γυναικὶ αὐτοῦ ἐπώλησε κτῆμα 2 καὶ ἐνοσφίσατο ἀπὸ τῆς τιμῆς, συνειδυίας καὶ τῆς γυναικός αὐτοῦ, καὶ ἐνέγκας μέρος τι παρὰ τοὺς πόδας τῶν ἀποστόλων ἔθηκεν. 3 εἶπε δὲ Πέτρος· Ἁνανία, διατί ἐπλήρωσεν ὁ σατανᾶς τὴν καρδίαν σου ψεύσασθαί σε τὸ Πνεῦμα τὸ ἅγιον καὶ νοσφίσασθαι ἀπὸ τῆς τιμῆς τοῦ χωρίου; 4 οὐχὶ μένον σοι ἔμενε καὶ πραθὲν ἐν τῇ σῇ ἐξουσίᾳ ὑπῆρχε; τί ὅτι ἔθου ἐν τῇ καρδίᾳ σου τὸ πρᾶγμα τοῦτο; οὐκ ἐψεύσω ἀνθρώποις, ἀλλὰ τῷ Θεῷ. 5 ἀκούων δὲ ὁ Ἁνανίας τοὺς λόγους τούτους πεσὼν ἐξέψυξε, καὶ ἐγένετο φόβος μέγας ἐπὶ πάντας τοὺς ἀκούοντας ταῦτα. 6 ἀναστάντες δὲ οἱ νεώτεροι συνέστειλαν αὐτὸν καὶ ἐξενέγκαντες ἔθαψαν. 7 Ἐγένετο δὲ ὡς ὡρῶν τριῶν διάστημα καὶ ἡ γυνὴ αὐτοῦ, μὴ εἰδυῖα τὸ γεγονὸς, εἰσῆλθεν. 8 ἀπεκρίθη δὲ αὐτῇ ὁ Πέτρος· Εἰπέ μοι, εἰ τοσούτου τὸ χωρίον ἀπέδοσθε; ἡ δὲ εἶπε· Ναί, τοσούτου. 9 ὁ δὲ Πέτρος εἶπε πρὸς αὐτήν· Τί ὅτι συνεφωνήθη ὑμῖν πειράσαι τὸ Πνεῦμα Κυρίου; ἰδοὺ οἱ πόδες τῶν θαψάντων τὸν ἄνδρα σου ἐπὶ τῇ θύρᾳ καὶ ἐξοίσουσί σε. 10 ἔπεσε δὲ παραχρῆμα παρὰ τοὺς πόδας αὐτοῦ καὶ ἐξέψυξεν· εἰσελθόντες δὲ οἱ νεανίσκοι εὗρον αὐτὴν νεκράν, καὶ ἐξενέγκαντες ἔθαψαν πρὸς τὸν ἄνδρα αὐτῆς. 11 καὶ ἐγένετο φόβος μέγας ἐφ' ὅλην τὴν ἐκκλησίαν καὶ ἐπὶ πάντας τοὺς ἀκούοντας ταῦτα. 12 Διὰ δὲ τῶν χειρῶν τῶν ἀποστόλων ἐγίνετο σημεῖα καὶ τέρατα ἐν τῷ λαῷ πολλὰ· καὶ ἦσαν ὁμοθυμαδὸν ἅπαντες ἐν τῇ στοᾷ Σολομῶντος· 13 τῶν δὲ λοιπῶν οὐδεὶς ἐτόλμα κολλᾶσθαι αὐτοῖς, ἀλλ' ἐμεγάλυνεν αὐτοὺς ὁ λαός· 14 μᾶλλον δὲ προσετίθεντο πιστεύοντες τῷ Κυρίῳ πλήθη ἀνδρῶν τε καὶ γυναικῶν, 15 ὥστε κατὰ τὰς πλατείας ἐκφέρειν τοὺς ἀσθενεῖς καὶ τιθέναι ἐπὶ κλινῶν καὶ κραβάττων, ἵνα ἐρχομένου Πέτρου κἂν ἡ σκιὰ ἐπισκιάσῃ τινὶ αὐτῶν. 16 συνήρχετο δὲ καὶ τὸ πλῆθος τῶν πέριξ πόλεων Ἱερουσαλήμ φέροντες ἀσθενεῖς καὶ ὀχλουμένους ὑπὸ πνευμάτων ἀκαθάρτων, οἵτινες ἐθεραπεύοντο ἅπαντες. 17 Ἀναστὰς δὲ ὁ ἀρχιερεὺς καὶ πάντες οἱ σὺν αὐτῷ, ἡ οὖσα αἵρεσις τῶν Σαδδουκαίων, ἐπλήσθησαν ζήλου 18 καὶ ἐπέβαλον τὰς χεῖρας αὐτῶν ἐπὶ τοὺς ἀποστόλους, καὶ ἔθεντο αὐτοὺς ἐν τηρήσει δημοσίᾳ. 19 ἄγγελος δὲ Κυρίου διὰ τῆς νυκτὸς ἤνοιξε τὰς θύρας τῆς φυλακῆς, ἐξαγαγών τε αὐτοὺς εἶπε· 20 Πορεύεσθε καὶ σταθέντες λαλεῖτε ἐν τῷ ἱερῷ τῷ λαῷ πάντα τὰ ῥήματα τῆς ζωῆς ταύτης. 21 ἀκούσαντες δὲ εἰσῆλθον ὑπὸ τὸν ὄρθρον εἰς τὸ ἱερὸν καὶ ἐδίδασκον. παραγενόμενος δὲ ὁ ἀρχιερεὺς καὶ οἱ σὺν αὐτῷ συνεκάλεσαν τὸ συνέδριον καὶ πᾶσαν τὴν γερουσίαν τῶν υἱῶν Ἰσραήλ, καὶ ἀπέστειλαν εἰς τὸ δεσμωτήριον ἀχθῆναι αὐτούς. 22 οἱ δὲ ὑπηρέται παραγενόμενοι οὐχ εὗρον αὐτοὺς ἐν τῇ φυλακῇ, ἀναστρέψαντες δὲ ἀπήγγειλαν 23 λέγοντες ὅτι Τὸ μὲν δεσμωτήριον εὕρομεν κεκλεισμένον ἐν πάσῃ ἀσφαλείᾳ καὶ τοὺς φύλακας ἑστῶτας πρὸ τῶν θυρῶν, ἀνοίξαντες δὲ ἔσω οὐδένα εὕρομεν. 24 ὡς δὲ ἤκουσαν τοὺς λόγους τούτους ὅ τε ἱερεὺς καὶ ὁ στρατηγὸς τοῦ ἱεροῦ καὶ οἱ ἀρχιερεῖς, διηπόρουν περὶ αὐτῶν τί ἂν γένοιτο τοῦτο. 25 παραγενόμενος δέ τις ἀπήγγειλεν αὐτοῖς ὅτι Ἰδοὺ οἱ ἄνδρες, οὓς ἔθεσθε ἐν τῇ φυλακῇ, εἰσὶν ἐν τῷ ἱερῷ ἑστῶτες καὶ διδάσκοντες τὸν λαόν. 26 τότε ἀπελθὼν ὁ στρατηγὸς σὺν τοῖς ὑπηρέταις ἤγαγεν αὐτούς οὐ μετὰ βίας· ἐφοβοῦντο γὰρ τὸν λαόν, ἵνα μὴ λιθασθῶσιν· 27 ἀγαγόντες δὲ αὐτοὺς ἔστησαν ἐν τῷ συνεδρίῳ. καὶ ἐπηρώτησεν αὐτοὺς ὁ ἀρχιερεὺς 28 λέγων· Οὐ παραγγελίᾳ παρηγγείλαμεν ὑμῖν μὴ διδάσκειν ἐπὶ τῷ ὀνόματι τούτῳ; καὶ ἰδοὺ πεπληρώκατε τὴν Ἱερουσαλὴμ τῆς διδαχῆς ὑμῶν, καὶ βούλεσθε ἐπαγαγεῖν ἐφ' ἡμᾶς τὸ αἷμα τοῦ ἀνθρώπου τούτου. 29 ἀποκριθεὶς δὲ Πέτρος καὶ οἱ ἀπόστολοι εἶπον· Πειθαρχεῖν δεῖ Θεῷ μᾶλλον ἢ ἀνθρώποις. 30 ὁ Θεὸς τῶν πατέρων ἡμῶν ἤγειρεν Ἰησοῦν, ὃν ὑμεῖς διεχειρίσασθε κρεμάσαντες ἐπὶ ξύλου· 31 τοῦτον ὁ Θεὸς ἀρχηγὸν καὶ σωτῆρα ὕψωσε τῇ δεξιᾷ αὐτοῦ δοῦναι μετάνοιαν τῷ Ἰσραὴλ καὶ ἄφεσιν ἁμαρτιῶν. 32 καὶ ἡμεῖς ἐσμεν αὐτοῦ μάρτυρες τῶν ῥημάτων τούτων, καὶ τὸ Πνεῦμα δὲ τὸ ἅγιον ὃ ἔδωκεν ὁ Θεὸς τοῖς πειθαρχοῦσιν αὐτῷ. 33 οἱ δὲ ἀκούσαντες διεπρίοντο καὶ ἐβουλεύοντο ἀνελεῖν αὐτούς. 34 Ἀναστὰς δέ τις ἐν τῷ συνεδρίῳ Φαρισαῖος ὀνόματι Γαμαλιήλ, νομοδιδάσκαλος τίμιος παντὶ τῷ λαῷ, ἐκέλευσεν ἔξω βραχύ τι τοὺς ἀποστόλους ποιῆσαι, 35 εἶπέ τε πρὸς αὐτούς· Ἄνδρες Ἰσραηλῖται, προσέχετε ἑαυτοῖς ἐπὶ τοῖς ἀνθρώποις τούτοις τί μέλλετε πράσσειν. 36 πρὸ γὰρ τούτων τῶν ἡμερῶν ἀνέστη Θευδᾶς, λέγων εἶναί τινα ἑαυτόν, ᾧ προσεκλίθη ἀριθμὸς ἀνδρῶν ὡσεὶ τετρακοσίων· ὃς ἀνῃρέθη, καὶ πάντες ὅσοι ἐπείθοντο αὐτῷ διελύθησαν καὶ ἐγένοντο εἰς οὐδέν. 37 μετὰ τοῦτον ἀνέστη Ἰούδας ὁ Γαλιλαῖος ἐν ταῖς ἡμέραις τῆς ἀπογραφῆς καὶ ἀπέστησε λαὸν ἱκανὸν ὀπίσω αὐτοῦ· κἀκεῖνος ἀπώλετο, καὶ πάντες ὅσοι ἐπείθοντο αὐτῷ διεσκορπίσθησαν. 38 καὶ τὰ νῦν λέγω ὑμῖν, ἀπόστητε ἀπὸ τῶν ἀνθρώπων τούτων καὶ ἐάσατε αὐτούς· ὅτι ἐὰν ᾖ ἐξ ἀνθρώπων ἡ βουλὴ αὕτη ἢ τὸ ἔργον τοῦτο, καταλυθήσεται· 39 εἰ δὲ ἐκ Θεοῦ ἐστιν, οὐ δύνασθε καταλῦσαι αὐτό, μήποτε καὶ θεομάχοι εὑρεθῆτε. 40 ἐπείσθησαν δὲ αὐτῷ, καὶ προσκαλεσάμενοι τοὺς ἀποστόλους δείραντες παρήγγειλαν μὴ λαλεῖν ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ Ἰησοῦ, καὶ ἀπέλυσαν αὐτοὺς. 41 οἱ μὲν οὖν ἐπορεύοντο χαίροντες ἀπὸ προσώπου τοῦ συνεδρίου, ὅτι ὑπὲρ τοῦ ὀνόματος αὐτοῦ κατηξιώθησαν ἀτιμασθῆναι· 42 πᾶσάν τε ἡμέραν ἐν τῷ ἱερῷ καὶ κατ' οἶκον οὐκ ἐπαύοντο διδάσκοντες καὶ εὐαγγελιζόμενοι Ἰησοῦν τὸν Χριστόν.


- Vulgata

5. 1 vir autem quidam nomine Ananias cum Saffira uxore sua vendidit agrum 2 et fraudavit de pretio agri conscia uxore sua et adferens partem quandam ad pedes apostolorum posuit 3 dixit autem Petrus Anania cur temptavit Satanas cor tuum mentiri te Spiritui Sancto et fraudare de pretio agri 4 nonne manens tibi manebat et venundatum in tua erat potestate quare posuisti in corde tuo hanc rem non es mentitus hominibus sed Deo 5 audiens autem Ananias haec verba cecidit et exspiravit et factus est timor magnus in omnes qui audierant 6 surgentes autem iuvenes amoverunt eum et efferentes sepelierunt 7 factum est autem quasi horarum trium spatium et uxor ipsius nesciens quod factum fuerat introiit 8 respondit autem ei Petrus dic mihi si tanti agrum vendidistis at illa dixit etiam tanti 9 Petrus autem ad eam quid utique convenit vobis temptare Spiritum Domini ecce pedes eorum qui sepelierunt virum tuum ad ostium et efferent te 10 confestim cecidit ante pedes eius et exspiravit intrantes autem iuvenes invenerunt illam mortuam et extulerunt et sepelierunt ad virum suum 11 et factus est timor magnus in universa ecclesia et in omnes qui audierunt haec 12 per manus autem apostolorum fiebant signa et prodigia multa in plebe et erant unianimiter omnes in porticu Salomonis 13 ceterorum autem nemo audebat coniungere se illis sed magnificabat eos populus 14 magis autem augebatur credentium in Domino multitudo virorum ac mulierum 15 ita ut in plateas eicerent infirmos et ponerent in lectulis et grabattis ut veniente Petro saltim umbra illius obumbraret quemquam eorum 16 concurrebat autem et multitudo vicinarum civitatum Hierusalem adferentes aegros et vexatos ab spiritibus inmundis qui curabantur omnes 17 exsurgens autem princeps sacerdotum et omnes qui cum illo erant quae est heresis Sadducaeorum repleti sunt zelo 18 et iniecerunt manus in apostolos et posuerunt illos in custodia publica 19 angelus autem Domini per noctem aperiens ianuas carceris et educens eos dixit 20 ite et stantes loquimini in templo plebi omnia verba vitae huius 21 qui cum audissent intraverunt diluculo in templum et docebant adveniens autem princeps sacerdotum et qui cum eo erant convocaverunt concilium et omnes seniores filiorum Israhel et miserunt in carcerem ut adducerentur 22 cum venissent autem ministri et aperto carcere non invenissent illos reversi nuntiaverunt 23 dicentes carcerem quidem invenimus clausum cum omni diligentia et custodes stantes ad ianuas aperientes autem neminem intus invenimus 24 ut audierunt autem hos sermones magistratus templi et principes sacerdotum ambigebant de illis quidnam fieret 25 adveniens autem quidam nuntiavit eis quia ecce viri quos posuistis in carcere sunt in templo stantes et docentes populum 26 tunc abiit magistratus cum ministris et adduxit illos sine vi timebant enim populum ne lapidarentur 27 et cum adduxissent illos statuerunt in concilio et interrogavit eos princeps sacerdotum 28 dicens praecipiendo praecepimus vobis ne doceretis in nomine isto et ecce replestis Hierusalem doctrina vestra et vultis inducere super nos sanguinem hominis istius 29 respondens autem Petrus et apostoli dixerunt oboedire oportet Deo magis quam hominibus 30 Deus patrum nostrorum suscitavit Iesum quem vos interemistis suspendentes in ligno 31 hunc Deus principem et salvatorem exaltavit dextera sua ad dandam paenitentiam Israhel et remissionem peccatorum 32 et nos sumus testes horum verborum et Spiritus Sanctus quem dedit Deus omnibus oboedientibus sibi 33 haec cum audissent dissecabantur et cogitabant interficere illos 34 surgens autem quidam in concilio Pharisaeus nomine Gamalihel legis doctor honorabilis universae plebi iussit foras ad breve homines fieri 35 dixitque ad illos viri israhelitae adtendite vobis super hominibus istis quid acturi sitis 36 ante hos enim dies extitit Theodas dicens esse se aliquem cui consensit virorum numerus circiter quadringentorum qui occisus est et omnes quicumque credebant ei dissipati sunt et redactus est ad nihilum 37 post hunc extitit Iudas Galilaeus in diebus professionis et avertit populum post se et ipse periit et omnes quotquot consenserunt ei dispersi sunt 38 et nunc itaque dico vobis discedite ab hominibus istis et sinite illos quoniam si est ex hominibus consilium hoc aut opus dissolvetur 39 si vero ex Deo est non poteritis dissolvere eos ne forte et Deo repugnare inveniamini consenserunt autem illi 40 et convocantes apostolos caesis denuntiaverunt ne loquerentur in nomine Iesu et dimiserunt eos 41 et illi quidem ibant gaudentes a conspectu concilii quoniam digni habiti sunt pro nomine Iesu contumeliam pati 42 omni autem die in templo et circa domos non cessabant docentes et evangelizantes Christum Iesum


- Statenvertaling

1 En een zeker man, met name Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have; 2 En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde dat aan de voeten der apostelen. 3 En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands? 4 Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode. » meer 5 En Ananias, deze woorden horende, viel neder en gaf den geest. En er kwam grote vrees over allen, die dit hoorden. 6 En de jongelingen, opstaande, schikten hem toe, en droegen hem uit, en begroeven hem. 7 En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw daar inkwam, niet wetende, wat er geschied was; 8 En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel. 9 En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen. 10 En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen ze uit, en begroeven haar bij haar man. 11 En er kwam grote vreze over de gehele Gemeente, en over allen, die dit hoorden. 12 En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo. 13 En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting. 14 En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen; 15 Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht. 16 En ook de menigte uit de omliggende steden kwam gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden. 17 En de hogepriester stond op, en allen, die met hem waren (welke was de sekte der Sadduceën), en werden vervuld met nijdigheid; 18 En sloegen hun handen aan de apostelen, en zetten hen in de gemene gevangenis. 19 Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, en zeide: 20 Gaat heen, en staat, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden dezes levens. 21 Als zij nu dit gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israëls, en zonden naar den kerker, om hen te halen. 22 Doch als de dienaars daar kwamen, vonden zij hen in de gevangenis niet, maar keerden wederom, en boodschapten dit. 23 Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij die geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen. 24 Toen nu de hoge priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou. 25 En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk. 26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden). 27 En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide: 28 Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen. 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen. 30 De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, Welken gij omgebracht hebt, hangende Hem aan het hout. 31 Deze heeft God door Zijn rechter hand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden; en ook de Heilige Geest, Welken God gegeven heeft dengenen, die Hem gehoorzaam zijn. 33 Als zij nu dit hoorden, barstte hun het hart, en zij hielden raad, om hen te doden. 34 Maar een zeker Farizeër stond op in den raad, met name Gamaliël, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten staan. 35 En hij zeide tot hen: Gij Israëlietische mannen, ziet voor u, wat gij doen zult aangaande deze mensen. 36 Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden. 37 Na hem stond op Judas, de Galileër in de dagen der beschrijving, en maakte veel volks afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden. 38 En nu zeg ik ulieden: Houdt af van deze mensen, en laat hen gaan; want indien deze raad, of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden. 39 Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden. 40 En zij gaven hem gehoor; en als zij de apostelen tot zich geroepen hadden, geselden zij dezelve, en geboden hun, dat zij niet zouden spreken in den Naam van Jezus; en lieten hen gaan. 41 Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden. 42 En zij hielden niet op, allen dag, in den tempel en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen.


- Willibrordvertaling

Hoofdstuk 5 [1] Ook een zekere Ananias verkocht, samen met zijn vrouw Saffira, een stuk grond, [2] maar hij hield met medeweten van zijn vrouw iets van de opbrengst achter en kwam slechts een gedeelte aan de voeten van de apostelen leggen. [3] Daarop zei Petrus: 'Ananias*, hoe heeft de satan je zo in zijn greep kunnen krijgen dat je de heilige Geest bedriegt en iets achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond? [4] Het was vóór de verkoop je eigendom, en ook daarna kon je toch vrij over het geld beschikken? Wat heeft je bezield om zoiets te doen? Je hebt niet gelogen tegen de mensen, maar tegen God.' [5] Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en alle omstanders werden door grote vrees bevangen. [6] Daarop wikkelden enkele jongemannen hem in linnen, droegen hem naar buiten en begroeven hem. [7] Na verloop van ongeveer drie uur kwam zijn vrouw binnen, onkundig van wat er gebeurd was. [8] Petrus richtte zich tot haar: 'Zeg me of jullie het stuk grond voor zo en zoveel van de hand hebben gedaan?' Zij zei: 'Inderdaad, voor zoveel.' [9] Toen zei Petrus tegen haar: 'Hoe hebben jullie kunnen afspreken de Geest van de Heer uit te dagen? Ik hoor de voetstappen van hen die je man begraven hebben al bij de deur; zij zullen ook jou naar buiten dragen.' [10] Terstond viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, vonden ze haar dood. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. [11] Heel de gemeente en allen die ervan hoorden werden door grote vrees bevangen. [12] Door de handen van de apostelen gebeurden er vele tekenen en wonderen onder het volk. Eensgezind bevonden zij zich allen in de Zuilengang van Salomo. [13] Geen buitenstaander durfde zich met hen in te laten, maar het volk sprak met grote waardering over hen. [14] Steeds weer sloten zich mensen aan die in de Heer geloofden, grote groepen mannen en vrouwen; [15] zelfs droeg men de zieken de straat op en legde hen daar neer op een bed of een matras, in de hoop dat wanneer Petrus voorbijkwam in ieder geval zijn schaduw* op een van hen zou vallen. [16] Ook de bevolking uit de steden rondom Jeruzalem stroomde in groten getale toe; ze brachten zieken mee en mensen die te lijden hadden van onreine geesten, en allen werden genezen. Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet [17] De hogepriester echter en heel zijn aanhang, de partij van de sadduceeën, werden vervuld met jaloezie; [18] ze arresteerden de apostelen en zetten hen in de stadsgevangenis. [19] Maar een engel van de Heer opende 's nachts de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: [20] 'Jullie moeten weer naar de tempel gaan om aan het volk het nieuwe leven* te verkondigen.' [21] Ze gaven hieraan gehoor en gingen tegen de ochtend de tempel binnen en zetten hun onderricht voort. Inmiddels riepen de hogepriester en zijn aanhang het Sanhedrin bijeen, de voltallige raad van oudsten van de Israëlieten, en ze stuurden dienaren naar de gevangenis om hen te halen. [22] Toen die daar kwamen, troffen ze hen niet meer in hun cel aan. Ze keerden terug en brachten verslag uit: [23] 'Wij vonden de gevangenis zorgvuldig afgesloten en er stonden bewakers bij de deuren, maar toen we die open hadden gedaan troffen we daarbinnen niemand aan.' [24] Toen de tempelcommandant en de hogepriesters dit verslag hadden gehoord, wisten ze met de situatie totaal geen raad. [25] Maar toen kwam iemand hun melden: 'Die mannen die u in de gevangenis hebt gezet, bevinden zich in de tempel en staan onderricht te geven aan het volk!' [26] Toen ging de commandant er met zijn dienaren op af en nam hen mee, zonder geweld te gebruiken, want ze waren bang dat ze door het volk gestenigd zouden worden. [27] Ze namen hen dus mee en brachten hen voor het Sanhedrin. De hogepriester vroeg hun: [28] 'Hebben we u niet ten strengste verboden onderricht te geven met een beroep op deze naam? Toch is Jeruzalem door uw toedoen vol van uw leer; u wilt zeker het bloed* van die man op ons laten neerkomen?' [29] Daarop gaf Petrus namens de apostelen ten antwoord: 'God moet men meer gehoorzamen dan de mensen. [30] De God van onze vaderen heeft Jezus tot leven gewekt, die u vermoord had door Hem aan een kruis te hangen. [31] Hem heeft God een hoge plaats gegeven aan zijn rechterhand als leidsman en redder, om Israël te bekeren en het zijn zonden te vergeven. [32] Wij zijn daarvan de getuigen, samen met de heilige Geest, die God gegeven heeft aan wie Hem gehoorzamen.' [33] Toen zij dit hoorden, waren zij hevig gekwetst, en ze wilden hen ter dood brengen. [34] Maar toen stond een van de leden van het Sanhedrin op, een farizeeër, Gamaliël* geheten, een wetsleraar die in aanzien stond bij heel het volk. Hij liet de mannen even naar buiten brengen. [35] Daarop zei hij: 'Israëlieten, bedenk wel wat u met deze mensen gaat doen. [36] Enige tijd geleden immers trad Teudas* op met veel pretenties; een groep van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan. Hij werd ter dood gebracht, zijn aanhang verliep en de hele beweging bloedde dood. [37] Na hem, in de tijd van de volkstelling, trad Judas* de Galileeër op; hij kreeg veel mensen in beweging, maar ook hij vond de dood, en zijn aanhang werd uit elkaar geslagen. [38] Daarom zeg ik ook in dit geval: laat u niet in met deze mensen; laat hen begaan. Want als het mensenwerk is wat zij willen en doen, zal het op niets uitlopen; [39] maar komt het van God, dan kunt u hen toch niet vernietigen – anders zou zelfs kunnen blijken dat u zich tegen* God verzet.' Ze lieten zich door hem overtuigen, [40] riepen de apostelen weer binnen, geselden hen, verboden het hun om te verkondigen met een beroep op de naam van Jezus, en lieten hen vrij. [41] Zij verlieten het Sanhedrin, blij dat ze waardig bevonden waren om vanwege die naam smadelijk behandeld te worden. [42] Ze bleven iedere dag, in de tempel of bij iemand aan huis, onderricht geven en de goede boodschap verkondigen dat Jezus de Messias* is.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Hoofdstuk 5 [1] Een zekere Ananias verkocht samen met zijn vrouw Saffira eveneens een stuk grond, [2] maar hield een deel van de opbrengst achter – ook zijn vrouw wist daarvan – en bracht de rest van het geld naar de apostelen. [3] Maar Petrus zei: 'Ananias, waarom heb je je door Satan laten misleiden en heb je de heilige Geest bedrogen door een deel van de opbrengst van het stuk grond achter te houden? [4] Je had het immers niet hoeven te verkopen, en nu je het wel verkocht hebt, had je met de opbrengst toch kunnen doen wat je wilde? Wat heeft je bezield om je zo te gedragen? Niet de mensen heb je bedrogen, maar God zelf.' [5] Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en iedereen wie dit ter ore kwam schrok hevig. [6] Enkele jongemannen wikkelden hem in een lijkwade, droegen hem naar buiten en begroeven hem. [7] Ongeveer drie uur later kwam zijn vrouw binnen, die niet wist wat er gebeurd was. [8] Petrus vroeg haar: 'Zeg me, heb je het stuk grond voor dit bedrag verkocht?' Ze antwoordde: 'Ja, voor dit bedrag.' [9] Daarop zei Petrus: 'Hoe heb je durven besluiten om de Geest van de Heer te trotseren? Kijk, degenen die je man begraven hebben staan voor de deur, en ze zullen ook jou naar je graf dragen.' [10] Onmiddellijk viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, troffen ze haar dood aan. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. [11] De hele gemeente en allen die hiervan hoorden, werden door grote schrik bevangen. Wonderbaarlijke genezingen [12] De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo, [13] en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen. [14] Steeds meer mensen gingen in de Heer geloven, een groot aantal mannen zowel als vrouwen, [15] en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matrassen buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen. [16] Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen. Gevangenneming van de apostelen [17] Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de Sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, [18] lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. [19] 's Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: [20] 'Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat dit nieuwe leven aangaat.' [21] De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten. Toen de hogepriester en de Sadduceeën gearriveerd waren, riepen ze het Sanhedrin bijeen, de hele raad van oudsten van de Israëlieten, en zonden ze tempelwachters naar de gevangenis om de apostelen te halen. [22] Maar toen de wachters daar kwamen, troffen ze hen er niet aan. Ze keerden terug om verslag uit te brengen [23] en zeiden: 'De gevangenis was zorgvuldig afgesloten en de bewakers stonden bij de deuren, maar nadat we die geopend hadden, troffen we er niemand aan.' [24] Toen het hoofd van de tempelwacht en de priesters dit hoorden, vroegen ze zich vertwijfeld af wat de gevolgen hiervan zouden zijn. [25] Kort daarop kwam iemand zeggen: 'De mannen die u gevangen hebt gezet, zijn in de tempel en onderrichten het volk.' [26] Daarop ging het hoofd van de tempelwacht hen met zijn wachters halen, maar zonder geweld te gebruiken, omdat ze bang waren dat het volk hen zou stenigen. [27] Ze namen de apostelen mee en leidden hen voor het Sanhedrin. De hogepriester begon het verhoor met de vraag: [28] 'Hebben wij u niet nadrukkelijk verboden de naam van Jezus nog te gebruiken en onderricht over hem te geven? En toch verspreidt u uw leer in heel Jeruzalem en stelt u ons aansprakelijk voor de dood van deze man.' [29] Petrus en de andere apostelen antwoordden: 'Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. [30] De God van onze voorouders heeft Jezus weer tot leven gewekt, nadat u hem had vermoord door hem aan een kruishout te hangen. [31] God heeft hem een plaats gegeven aan zijn rechterhand, hem tot leidsman en redder verheven om de Israëlieten tot inkeer te brengen en hun zonden te vergeven. [32] Daarvan getuigen wij, en daarvan getuigt ook de heilige Geest, die God geschonken heeft aan wie hem gehoorzamen.' [33] Toen de leden van het Sanhedrin dit hoorden, ontstaken ze in woede en wilden ze de apostelen ter dood brengen. [34] Maar toen stond een van hen op, een Farizeeër die Gamaliël heette en die als wetsleraar bij het hele volk in aanzien stond. Hij gaf opdracht de apostelen een ogenblik naar buiten te brengen [35] en zei vervolgens: 'Israëlieten, overweeg nog eens goed wat u van plan bent met deze mensen te doen. [36] Immers, enige tijd geleden wierp Teudas zich op als een man die het volk zou leiden, en ongeveer vierhonderd mensen sloten zich bij hem aan; hij werd gedood, zijn aanhang viel uiteen en verdween in het niets. [37] Na hem was er Judas de Galileeër, die ten tijde van de volkstelling met zijn volgelingen in opstand kwam; ook hij ging ten onder, en al zijn volgelingen werden uiteengedreven. [38] Daarom zeg ik u: houd u afzijdig van deze mensen en laat hen begaan, want als het mensenwerk is wat ze nastreven, zal het op niets uitlopen, [39] maar als het Gods werk is, zult u niets tegen hen kunnen uitrichten, of het zou weleens kunnen blijken dat u tegen God strijdt.' De leden van het Sanhedrin stemden met hem in [40] en riepen de apostelen weer binnen. Ze lieten hen geselen, bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken en lieten hen vrij. [41] De apostelen verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus. [42] Ze bleven dagelijks onderricht geven in de tempel of bij iemand thuis en gingen door met het verkondigen van het goede nieuws dat Jezus de messias is.


- De Naardense bijbel

5:1 Maar een zeker man, met de naam Ananias, verkoopt samen met zijn vrouw Sapfira een stuk bezit, Handelingen 5:2 houdt van de opbrengst achter, met medeweten ook van de vrouw, en brengt dus slechts een zeker déél mee en legt dát aan de voeten van de apostelen. 5:3 Maar Petrus zegt: Ananias, hoe heeft de satan je hart zo kunnen vervullen dat je de heilige Geest bedriegt en achterhoudt van de opbrengst van het stuk grond?- 5:4 bleef het niet zolang het bij jou verbleef van jou?- en ook verkócht behoorde het toch onder jouw vrijmacht?- wát maakt dat je je deze handelwijze in het hart hebt gezet?- je hebt niet mensen bedrogen maar God! 5:5 Als Ananias deze woorden hoort valt hij neer en blaast de laatste adem uit. Het geschiedt: ontzag komt over allen die het horen. 5:6 De jonge mannen staan op, wikkelen hem in, dragen hem uit en begraven hem. 5:7 Het geschiedt met een afstand van zo'n drie uren: ook zijn vrouw komt binnen,- onwetend van wat is geschied. 5:8 Petrus antwoord haar: zeg mij, hebben jullie dat stuk grond voor zo-en-zoveel afgegeven? En zij zegt: ja, voor zo-en-zoveel. 5:9 Petrus tot haar: wát maakt dat door u samen ermee is ingestemd om de Geest van de Heer op de proef te stellen?- zie voor de deur de voeten van hen die je man begraven hebben: ook jou zullen ze uitdragen! 5:10 Terstond valt zij voor zijn voeten neer en blaast de laatste adem uit; en als de jongelingen weer binnenkomen vinden ze haar dood; ze dragen haar uit en begraven haar bij haar man. 5:11 Het geschiedt: er komt groot gezag over heel de vergadering en over allen die dit alles horen. 5:12 Door de handen der apostelen geschieden vele taken en wonderen in de gemeenschap; allen in de zuilengang van Salomo zijn eensgezind. 5:13 Van de overigen heeft niemand hen durven hinderen; nee, de gemeenschap heeft hen grootgemaakt. 5:14 Meer en meer zijn er toegevoegd die gaan geloven in de Heer,- menigten mannen zowel als vrouwen, 5:15 zodat ze zelfs de zieken uitdragen de straten op, en leggen op bedden en baren, opdat bij de komst van Petrus tenminste zijn scháduw iemand van hen zal overschaduwen. 5:16 Ook de menigte uit de steden rondom is in Jeruzalem samengekomen; zij hebben zieken meegedragen en door onreine geesten gekwelden,- en die zijn allen geheeld. 5:17 Maar er komt opstand van de hogepriester en allen die met hem zijn, de partij van de sadduceeërs; zij raken vervuld van naijver, 5:18 slaan de handen aan de apostelen en zetten hen in het huis van bewaring. 5:19 Maar gedurende de nacht opent een engel van de Heer de deur van wat zo goed bewaakt wordt, voert hen naar buiten en zegt: 5:20 maakt voort!- gaat staan en spreekt in het heiligdom tot de gemeenschap uit: alles wat te zeggen is voor dit leven. 5:21 Zij geven hieraan gehoor, komen tegen de morgenstond het heiligdom binnen en zijn er onderricht gaan geven. Als de hogepriester binnentreedt, en die met hem zijn, roepen zij het sanhedrin samen en alle oudsten van de zonen Israëls; ze zenden een afvaardiging uit naar de gevangenis om hen op te halen. 5:22 Maar als de gerechtsdienaars binnentreden vinden ze hen niet in wat zo goed bewaakt wordt; ze keren terug om daarvan kond te doen; 5:23 ze zeggen: we vonden de gevangenis met alle zorgvuldigheid gesloten en de bewakers stonden bij de deuren, maar toen we die openden vonden we daarbinnen niemand! 5:24 Met dat ze deze woorden horen,- de bevelhebber van het heiligdom en de hogepriester, zijn ze over dit alles in grote verlegenheid geraakt: wat gaat dit worden? 5:25 En dan treedt er iemand binnen die hen verkondigt: zie, de mannen die ge in de bewaking hebt gezet zijn in het heiligdom en staan de gemeenschap onderricht te geven! 5:26 Toen is de bevelhebber samen met de gerechtsdienaars teruggegaan en heeft hij hen opgehaald,- maar zonder geweld; want zij vreesden de gemeenschap en wilden niet gestenigd worden! 5:27 Ze hebben hen opgehaald en stellen hen op in het sanhedrin. De hogepriester ondervraagt hen; hij zegt: 5:28 per afkondiging hebben wij u afgekondigd om géén onderricht te geven op grond van deze naam!- en zie, ge hebt Jeruzalem vervuld van uw onderricht!- wilt u beslist het bloed van deze mens over ons brengen? 5:29 Maar ten antwoord zeggen Petrus en de apostelen: men moet meer gehoorzaam zijn aan God dan aan mensen!- 5:30 de God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt,- hem die gij eigenhandig omgebracht hebt door hem 'te hangen aan een hout' (Deut. 21,22); 5:31 hem heeft God verhoogd tot leidsman en tot redder, aan zijn rechterhand, om aan Israël omkeer te geven en vergeving van zonden; 5:32 van deze dingen zijn wij getuigen samen met de heilige Geest die God gegeven heeft aan wie gehoorzaam zijn aan hem! 5:33 Toen ze dit te horen kregen waren ze diep gekwetst en hebben ze hen willen ombrengen. 5:34 Maar er staat iemand in het sanhedrin op: een farizeeër met de naam Gamaliël, en Wetsleraar, in ere bij heel de gemeenschap; hij beveelt om de mensen even naar buiten te doen, 5:35 en zegt tot hen: mannen Israëlieten, houdt voor uzelf in het oog inzake deze mensen hoe u nu gaat handelen!- 5:36 want vóór deze dagen stond Teudas op die van zichzelf zei dat hij iemand was en een getal van zo'n vierhonderd mannen vormde zijn aanhang; hij werd uit de weg geruimd en die hem gehoorzaam waren losten op en werden tot niets; 5:37 na hem stond Judas de Galileeër op,- in de dagen van de opschrijving, en bracht achter zich een gemeenschap in opstand; en hij ging te gronde, en die hem gehoorzaamden, die allen zijn uiteengeslagen; 5:38 en daarom zeg ik voor nu: houdt afstand van deze mensen en láát ze!, omdat, als het uit ménsen is, dit willen of dit werken, het op zal lossen; 5:39 en als het uit Gód is zult ge hen niet kúnnen oplossen,- of ge zult u bevinden in strijd met God! Ze laten zich door hem overreden. 5:40 Ze roepen de apostelen tot zich; ze laten hen geselen, kondigen af dat ze niet meer mogen spreken op gezag van de naam van Jezus en laten hen los. 5:41 Zij zijn verheugd vertrokken van voor het aanschijn van het sanhedrin, omdat ze waardig geacht werden smaad te lijden ter wille van de naam. 5:42 En alle dag hebben zij in het heiligdom en aan huis zonder ophouden onderricht gegeven en Jezus als de Christus verkondigd!


- Bible de Jérusalem

1. Un certain Ananie, d'accord avec Saphire sa femme, vendit une propriété ; 2. il détourna une partie du prix, de connivence avec sa femme, et apportant le reste, il le déposa aux pieds des apôtres. 3. « Ananie, lui dit alors Pierre, pourquoi Satan a-t-il rempli ton cœur, que tu mentes à l'Esprit Saint et détournes une partie du prix du champ ? 4. Quand tu avais ton bien, n'étais-tu pas libre de le garder, et quand tu l'as vendu, ne pouvais-tu disposer du prix à ton gré ? Comment donc cette décision a-t-elle pu naître dans ton cœur ? Ce n'est pas à des hommes que tu as menti, mais à Dieu. » 5. En entendant ces paroles, Ananie tomba et expira. Une grande crainte s'empara alors de tous ceux qui l'apprirent. 6. Les jeunes gens vinrent envelopper le corps et l'emportèrent pour l'enterrer. 7. Au bout d'un intervalle d'environ trois heures, sa femme, qui ne savait pas ce qui était arrivé, entra. 8. Pierre l'interpella : « Dis-moi, le champ que vous avez vendu, c'était tant ? » Elle dit : « Oui, tant. » 9. Alors Pierre : « Comment donc avez-vous pu vous concerter pour mettre l'Esprit du Seigneur à l'épreuve ? Eh bien ! voici à la porte les pas de ceux qui ont enterré ton mari : ils vont aussi t'emporter. » 10. A l'instant même elle tomba à ses pieds et expira. Les jeunes gens qui entraient la trouvèrent morte ; ils l'emportèrent et l'enterrèrent auprès de son mari. 11. Une grande crainte s'empara alors de l'Église entière et de tous ceux qui apprirent ces choses. 12. Par les mains des apôtres il se faisait de nombreux signes et prodiges parmi le peuple... Ils se tenaient tous d'un commun accord sous le portique de Salomon, 13. et personne d'autre n'osait se joindre à eux, mais le peuple célébrait leurs louanges. 14. Des croyants de plus en plus nombreux s'adjoignaient au Seigneur, un multitude d'hommes et de femmes. 15. ... à tel point qu'on allait jusqu'à transporter les malades dans les rues et les déposer là sur des lits et des grabats, afin que tout au moins l'ombre de Pierre, à son passage, couvrît l'un d'eux. 16. La multitude accourait même des villes voisines de Jérusalem, apportant des malades et des gens possédés par des esprits impurs, et tous étaient guéris. 17. Alors intervint le grand prêtre, avec tous ceux de son entourage, le parti des Sadducéens. Pleins d'animosité, 18. ils mirent la main sur les apôtres et les jetèrent dans la prison publique. 19. Mais pendant la nuit l'Ange du Seigneur ouvrit les portes de la prison et, après les avoir conduits dehors, leur dit : 20. « Allez annoncer hardiment au peuple dans le Temple tout ce qui concerne cette Vie-là. » 21. Dociles à ces paroles, ils entrèrent au Temple dès le point du jour et se mirent à enseigner. Cependant le grand prêtre arriva avec ceux de son entourage. On convoqua le Sanhédrin et tout le Sénat des Israélites et on fit chercher les apôtres à la prison. 22. Mais les satellites, rendus sur place, ne les trouvèrent pas dans la prison. Ils revinrent donc annoncer : 23. « Nous avons trouvé la prison soigneusement fermée et les gardes en faction aux portes. Mais quand nous avons ouvert, nous n'avons trouvé personne à l'intérieur. » 24. A cette nouvelle, le commandant du Temple et les grands prêtres, tout perplexes à leur sujet, se demandaient ce que cela pouvait bien signifier. 25. Survint alors quelqu'un qui leur annonça : « Les hommes que vous avez mis en prison, les voilà qui se tiennent dans le Temple et enseignent le peuple. » 26. Alors le commandant du Temple partit avec ses hommes et ramena les apôtres, mais sans violence, car ils craignaient le peuple, qui aurait pu les lapider. 27. Les ayant donc amenés, ils les firent comparaître devant le Sanhédrin. Le grand prêtre les interrogea : 28. « Nous vous avions formellement interdit d'enseigner en ce nom-là. Or voici que vous avez rempli Jérusalem de votre doctrine ! Vous voulez ainsi faire retomber sur nous le sang de cet homme-là ! » 29. Pierre répondit alors, avec les apôtres : « Il faut obéir à Dieu plutôt qu'aux hommes. 30. Le Dieu de nos pères a ressuscité ce Jésus que vous, vous aviez fait mourir en le suspendant au gibet. 31. C'est lui que Dieu a exalté par sa droite, le faisant Chef et Sauveur, afin d'accorder par lui à Israël la repentance et la rémission des péchés. 32. Nous sommes témoins de ces choses, nous et l'Esprit Saint que Dieu a donné à ceux qui lui obéissent. » 33. En entendant cela, ils frémissaient de rage et projetaient de les faire mourir. 34. Alors un Pharisien nommé Gamaliel se leva au milieu du Sanhédrin ; c'était un docteur de la Loi respecté de tout le peuple. Il donna l'ordre de faire sortir ces hommes un instant. 35. Puis il dit aux sanhédrites : « Hommes d'Israël, prenez bien garde à ce que vous allez faire à l'égard de ces gens-là. 36. Il y a quelque temps déjà se leva Theudas, qui se disait quelqu'un et qui rallia environ quatre cents hommes. Il fut tué, et tous ceux qui l'avaient suivi se débandèrent, et il n'en resta rien. 37. Après lui, à l'époque du recensement, se leva Judas le Galiléen, qui entraîna du monde à sa suite ; il périt, lui aussi, et ceux qui l'avaient suivi furent dispersés. 38. A présent donc, je vous le dis, ne vous occupez pas de ces gens-là, laissez-les. Car si leur propos ou leur œuvre vient des hommes, il se détruira de lui-même ; 39. mais si vraiment il vient de Dieu, vous n'arriverez pas à les détruire. Ne risquez pas de vous trouver en guerre contre Dieu. » On adopta son avis. 40. Ils rappelèrent alors les apôtres. Après les avoir fait battre de verges, ils leur interdirent de parler au nom de Jésus, puis les relâchèrent. 41. Pour eux, ils s'en allèrent du Sanhédrin, tout joyeux d'avoir été jugés dignes de subir des outrages pour le Nom. 42. Et chaque jour, au Temple et dans les maisons, ils ne cessaient d'enseigner et d'annoncer la Bonne Nouvelle du Christ Jésus.


- King James Bible

Acts.5 [1] But a certain man named Ananias, with Sapphira his wife, sold a possession, [2] And kept back part of the price, his wife also being privy to it, and brought a certain part, and laid it at the apostles' feet. [3] But Peter said, Ananias, why hath Satan filled thine heart to lie to the Holy Ghost, and to keep back part of the price of the land? [4] Whiles it remained, was it not thine own? and after it was sold, was it not in thine own power? why hast thou conceived this thing in thine heart? thou hast not lied unto men, but unto God. [5] And Ananias hearing these words fell down, and gave up the ghost: and great fear came on all them that heard these things. [6] And the young men arose, wound him up, and carried him out, and buried him. [7] And it was about the space of three hours after, when his wife, not knowing what was done, came in. [8] And Peter answered unto her, Tell me whether ye sold the land for so much? And she said, Yea, for so much. [9] Then Peter said unto her, How is it that ye have agreed together to tempt the Spirit of the Lord? behold, the feet of them which have buried thy husband are at the door, and shall carry thee out. [10] Then fell she down straightway at his feet, and yielded up the ghost: and the young men came in, and found her dead, and, carrying her forth, buried her by her husband. [11] And great fear came upon all the church, and upon as many as heard these things. [12] And by the hands of the apostles were many signs and wonders wrought among the people; (and they were all with one accord in Solomon's porch. [13] And of the rest durst no man join himself to them: but the people magnified them. [14] And believers were the more added to the Lord, multitudes both of men and women.) [15] Insomuch that they brought forth the sick into the streets, and laid them on beds and couches, that at the least the shadow of Peter passing by might overshadow some of them. [16] There came also a multitude out of the cities round about unto Jerusalem, bringing sick folks, and them which were vexed with unclean spirits: and they were healed every one. [17] Then the high priest rose up, and all they that were with him, (which is the sect of the Sadducees,) and were filled with indignation, [18] And laid their hands on the apostles, and put them in the common prison. [19] But the angel of the Lord by night opened the prison doors, and brought them forth, and said, [20] Go, stand and speak in the temple to the people all the words of this life. [21] And when they heard that, they entered into the temple early in the morning, and taught. But the high priest came, and they that were with him, and called the council together, and all the senate of the children of Israel and sent to the prison to have them brought. [22] But when the officers came, and found them not in the prison, they returned, and told, [23] Saying, The prison truly found we shut with all safety, and the keepers standing without before the doors: but when we had opened, we found no man within. [24] Now when the high priest and the captain of the temple and the chief priests heard these things, they doubted of them whereunto this would grow. [25] Then came one and told them, saying, Behold, the men whom ye put in prison are standing in the temple, and teaching the people. [26] Then went the captain with the officers, and brought them without violence: for they feared the people, lest they should have been stoned. [27] And when they had brought them, they set them before the council: and the high priest asked them, [28] Saying, Did not we straitly command you that ye should not teach in this name? and, behold, ye have filled Jerusalem with your doctrine, and intend to bring this man's blood upon us. [29] Then Peter and the other apostles answered and said, We ought to obey God rather than men. [30] The God of our fathers raised up Jesus, whom ye slew and hanged on a tree. [31] Him hath God exalted with his right hand to be a Prince and a Saviour, for to give repentance to Israel, and forgiveness of sins. [32] And we are his witnesses of these things; and so is also the Holy Ghost, whom God hath given to them that obey him. [33] When they heard that, they were cut to the heart, and took counsel to slay them. [34] Then stood there up one in the council, a Pharisee, named Gamaliel, a doctor of the law, had in reputation among all the people, and commanded to put the apostles forth a little space; [35] And said unto them, Ye men of Israel, take heed to yourselves what ye intend to do as touching these men. [36] For before these days rose up Theudas, boasting himself to be somebody; to whom a number of men, about four hundred, joined themselves: who was slain; and all, as many as obeyed him, were scattered, and brought to nought. [37] After this man rose up Judas of Galilee in the days of the taxing, and drew away much people after him: he also perished; and all, even as many as obeyed him, were dispersed. [38] And now I say unto you, Refrain from these men, and let them alone: for if this counsel or this work be of men, it will come to nought: [39] But if it be of God, ye cannot overthrow it; lest haply ye be found even to fight against God. [40] And to him they agreed: and when they had called the apostles, and beaten them, they commanded that they should not speak in the name of Jesus, and let them go. [41] And they departed from the presence of the council, rejoicing that they were counted worthy to suffer shame for his name. [42] And daily in the temple, and in every house, they ceased not to teach and preach Jesus Christ.


- Luther Bibel

Hananias und Saphira 51Ein Mann aber mit Namen Hananias samt seiner Frau Saphira verkaufte einen Acker, 2doch er hielt mit Wissen seiner Frau etwas von dem Geld zurück und brachte nur einen Teil und legte ihn den Aposteln zu Füßen. 3Petrus aber sprach: Hananias, warum hat der Satan dein Herz erfüllt, dass du den Heiligen Geist belogen und etwas vom Geld für den Acker zurückbehalten hast? 4Hättest du den Acker nicht behalten können, als du ihn hattest? Und konntest du nicht auch, als er verkauft war, noch tun, was du wolltest? Warum hast du dir dies in deinem Herzen vorgenommen? Du hast nicht Menschen, sondern Gott belogen. 5Als Hananias diese Worte hörte, fiel er zu Boden und gab den Geist auf. Und es kam eine große Furcht über alle, die dies hörten. 6Da standen die jungen Männer auf und deckten ihn zu und trugen ihn hinaus und begruben ihn. 7Es begab sich nach einer Weile, etwa nach drei Stunden, da kam seine Frau herein und wusste nicht, was geschehen war. 8Aber Petrus sprach zu ihr: Sag mir, habt ihr den Acker für diesen Preis verkauft? Sie sprach: Ja, für diesen Preis. 9Petrus aber sprach zu ihr: Warum seid ihr euch denn einig geworden, den Geist des Herrn zu versuchen? Siehe, die Füße derer, die deinen Mann begraben haben, sind vor der Tür und werden auch dich hinaustragen. 10Und sogleich fiel sie zu Boden, ihm vor die Füße, und gab den Geist auf. Da kamen die jungen Männer und fanden sie tot, trugen sie hinaus und begruben sie neben ihrem Mann. 11Und es kam eine große Furcht über die ganze Gemeinde und über alle, die das hörten. Wundertaten der Apostel 12Es geschahen aber viele Zeichen und Wunder im Volk durch die Hände der Apostel; und sie waren alle in der Halle Salomos einmütig beieinander. 13Von den andern aber wagte keiner, ihnen zu nahe zu kommen; doch das Volk hielt viel von ihnen. 14Desto mehr aber wuchs die Zahl derer, die an den Herrn glaubten – eine Menge Männer und Frauen –, 15sodass sie die Kranken sogar auf die Straßen hinaustrugen und sie auf Betten und Bahren legten, damit, wenn Petrus käme, wenigstens sein Schatten auf einige von ihnen fiele. 16Es kamen auch viele aus den Städten rings um Jerusalem und brachten Kranke und solche, die von unreinen Geistern geplagt waren; und alle wurden gesund. Die Apostel vor dem Hohen Rat 17Es erhoben sich aber der Hohepriester und alle, die mit ihm waren, nämlich die Partei der Sadduzäer, von Eifersucht erfüllt, 18und legten Hand an die Apostel und warfen sie in das öffentliche Gefängnis. 19Aber der Engel des Herrn tat in der Nacht die Türen des Gefängnisses auf und führte sie heraus und sprach: 20Geht hin und tretet im Tempel auf und redet zum Volk alle Worte des Lebens. 21Als sie das gehört hatten, gingen sie frühmorgens in den Tempel und lehrten. Der Hohepriester aber und die mit ihm waren, kamen und riefen den Hohen Rat und alle Ältesten in Israel zusammen und sandten zum Gefängnis, sie zu holen. 22Die Knechte gingen hin und fanden sie nicht im Gefängnis, kamen zurück und berichteten: 23Das Gefängnis fanden wir fest verschlossen und die Wächter vor den Türen stehen; aber als wir öffneten, fanden wir niemanden darin. 24Als der Hauptmann des Tempels und die Hohenpriester diese Worte hörten, wurden sie betreten und wussten nicht, was daraus werden sollte. 25Da kam jemand, der berichtete ihnen: Siehe, die Männer, die ihr ins Gefängnis geworfen habt, stehen im Tempel und lehren das Volk. 26Da ging der Hauptmann mit den Knechten hin und holte sie, doch nicht mit Gewalt; denn sie fürchteten sich vor dem Volk, dass sie gesteinigt würden. 27Und sie brachten sie und stellten sie vor den Hohen Rat. Und der Hohepriester fragte sie 28und sprach: Haben wir euch nicht streng geboten, in diesem Namen nicht zu lehren? Und seht, ihr habt Jerusalem erfüllt mit eurer Lehre und wollt das Blut dieses Menschen über uns bringen. 29Petrus aber und die Apostel antworteten und sprachen: Man muss Gott mehr gehorchen als den Menschen. 30Der Gott unsrer Väter hat Jesus auferweckt, den ihr an das Holz gehängt und getötet habt. 31Den hat Gott durch seine rechte Hand erhöht zum Fürsten und Heiland, um Israel Buße und Vergebung der Sünden zu geben. 32Und wir sind Zeugen dieses Geschehens und mit uns der Heilige Geist, den Gott denen gegeben hat, die ihm gehorchen. 33Als sie das hörten, ging's ihnen durchs Herz und sie wollten sie töten. Der Rat des Gamaliel 34Da stand aber im Hohen Rat ein Pharisäer auf mit Namen Gamaliel, ein Schriftgelehrter, vom ganzen Volk in Ehren gehalten, und ließ die Männer für kurze Zeit hinausführen. 35Und er sprach zu ihnen: Ihr Männer von Israel, seht genau zu, was ihr mit diesen Menschen tun wollt. 36Denn vor einiger Zeit stand Theudas auf und gab vor, er wäre etwas, und ihm hing eine Anzahl Männer an, etwa vierhundert. Der wurde erschlagen und alle, die ihm folgten, wurden zerstreut und vernichtet. 37Danach stand Judas der Galiläer auf in den Tagen der Volkszählung und brachte eine Menge Volk hinter sich zum Aufruhr; und der ist auch umgekommen und alle, die ihm folgten, wurden zerstreut. 38Und nun sage ich euch: Lasst ab von diesen Menschen und lasst sie gehen! Ist dies Vorhaben oder dies Werk von Menschen, so wird's untergehen; 39ist es aber von Gott, so könnt ihr sie nicht vernichten – damit ihr nicht dasteht als solche, die gegen Gott streiten wollen. Da stimmten sie ihm zu 40und riefen die Apostel herein, ließen sie geißeln und geboten ihnen, sie sollten nicht mehr im Namen Jesu reden, und ließen sie gehen. 41Sie gingen aber fröhlich von dem Hohen Rat fort, weil sie würdig gewesen waren, um Seines Namens willen Schmach zu leiden, 42und sie hörten nicht auf, alle Tage im Tempel und hier und dort in den Häusern zu lehren und zu predigen das Evangelium von Jesus Christus.


- Structuur


- Taalgebruik

- A

- apo (af, van-weg) . afkorting ap' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Hnd (93) . Hnd 5 () : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,38 . (4) Hnd 5,41 .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

- B - C - D

- de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Taalgebruik in Hnd : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In Hnd 5 staat het Griekse de (echter) op de tweede plaats in het vers in 23 van de 42 verzen . Zo wordt in 23 verzen van Hnd 5 een begin van een zin of vers aangeduid .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Brieven Apk
  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7
de (echter) Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
  14  13  12  24  23  26  30 17  19  22  23  11 
de (echter) Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
  23  16  16  25  18  25  17  20  11  13  26  16 

- E - F - G - H

dat. onz. enk. hierô(i) van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) .

  hieron   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. hieron   40  20  20  11         
gen. onz. enk. hierou   36  18  18    10  12   
dat. onz. enk. hierô(i)   33  32      16  23     
  totaal 109  39  70  10  14  11  25    33  44     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10. 
  hieron   Hnd Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 19 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26
  nom. + acc. onz. enk. hieron   11    (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,2 .  (3) Hnd 3,3 . (4) Hnd 3,8 .   (5) Hnd 5,21 .   (6) Hnd 19,27 .   (7) Hnd 21,26 . (8) Hnd 21,28 .  (9) Hnd 21,29 .   (10) Hnd 24,6 .   (11) Hnd 25,8 .    
  gen. onz. enk. hierou     (1) Hnd 3,1 . (2) Hnd 3,10 .   (3) Hnd 4,1 .   (4) Hnd 5,24 .     (5) Hnd 21,30 .          
  dat. onz. enk. hierô(i)   (1) Hnd 2,46 .       (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 .   (5) Hnd 21,27 .    (6) Hnd 22,17 (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 .     (9) Hnd 26,21 .  
  totaal 25  5

In elf verzen in Hnd komt de accusatief onzijdig enkelvoud hieron (tempel, heiligdom) voor . In acht verzen is dat in de uitdrukking eis to hieron (naar de tempel) met een werkwoordvorm van een werkwoord 'gaan' . In zeven van die verzen staat een werkwoord met een voorvoegsel eis... , in één ervan met het voorvoegsel ana... (op...) .
(1) Hnd 3,1 : anebainon eis to hieron = zij klommen op naar de tempel .
(2) Hnd 3,2 : para tôn eisporeuomenôn eis to hieron = vanwege hen die zich naar de tempel begeven .
(3) Hnd 3,3 : eisienai eis to hieron = binnen te gaan naar de tempel .
(4) Hnd 3,8 : kai eisèlthen sun autois eis to hieron = en hij ging met hen naar binnen naar de tempel .
(5) Hnd 5,21 : eisèlthon ... eis to hieron = gingen zij naar de tempel .
(6) Hnd 19,27 : de tempel van de grote godin Artemis .
(7) Hnd 21,26 : eisèei eis to hieron : hij ging binnen naar de tempel ..
(8) Hnd 21,28 : eisègagen eis to hieron = hij leidde hen naar de tempel ..
(9) Hnd 21,29 : eis to hieron eisègagen ho Paulos = naar de tempel leidde Paulus .
(10) Hnd 24,6 : die de tempel trachtte te bezoedelen .
(11) Hnd 25,8 : noch tegen de tempel heb ik iets misdaan .

- I - J - K

- kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik in Mt : kai (en) . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Hnd (660) . Hnd 5 (32 op 42 verzen) . Niet in (1) Hnd 5,1 . (2) Hnd 5,8 . (3) Hnd 5,13 . (4) Hnd 5,19 . (5) Hnd 5,22 . (6) Hnd 5,26 . (7) Hnd 5,30 . (8) Hnd 5,34 . (9) Hnd 5,35 . (10) Hnd 5,41 .

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- L

- bepaald lidw. gen. vr. enk. tès van het bepaald lidw. ho , hè , to (de - het) OF voegwoord è (of) . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd. : bepaald lidwoord . Website : http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla020/algemeen_3/gramm.html . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das . Hnd (164) . Hnd 5 (6) : (1) Hnd 5,2 . (2) Hnd 5,3 . (3) Hnd 5,19 . (4) Hnd 5,20 . (5) Hnd 5,28 . (6) Hnd 5,37 .

  lidw. enk. bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

  lidw. enk. Hnd  Hnd 1 Hnd 2 Hnd 3 Hnd 4 Hnd 5 Hnd 6 Hnd 7 Hnd 8 Hnd 9 Hnd 10 Hnd 11 Hnd 12 Hnd 13 Hnd 14
5. gen. vr. enk. tès 164  10  11 

    Hnd  Hnd 15 Hnd 16 Hnd 17 Hnd 18 Hnd 19 Hnd 20 Hnd 21 Hnd 22 Hnd 23 Hnd 24 Hnd 25 Hnd 26 Hnd 27  Hnd 28
5. gen. vr. enk. tès 164 

- M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

-


- Commentaar

Het verhaal van Ananias en Safira verwekt verbijstering . Ananias en Safira besluiten om niet het hele bedrag van het verkochte stuk grond aan de apostelen over te dragen en hierover te liegen . Beiden moeten het met de dood bekopen .
Ananias verkoopt met medeweten van zijn vrouw een verworven iets (ktèma) . Het staat in het enkelvoud en onbepaald . Wil dit zeggen dat ze nog verworven bezittingen hebben ? En wat hadden ze verworven ? Veronderstel dat ze een stuk grond hadden gekocht om er begraven te worden . Dat stuk grond zal wellicht toch niet teruggaan naar de oorspronkelijke eigenaar bij het jubeljaar ? Waarom zouden ze een dergelijk stuk grond verkopen ? Om aan de arme gemeenschap te geven ? Maar er wordt meer verondersteld . Niemand in die gemeenschap noemde iets het zijne en ze hadden alles gemeenschappelijk en er was geen behoeftige . Veronderstelde het toetreden tot die gemeenschap dat men zijn bezittingen verkocht en de opbrengst ervan aan de gemeenschap schonk ? Was dat enkel nodig om een nieuwe maatschappelijke gemeenschap te stichten ? Of zat er meer achter ? Was de gemeenschap ervan overtuigd dat Jezus weldra zou terugkomen en dat het bezit van aardse goederen geen enkele rol meer zou spelen . Wat had het voor zin om een toekomstig graf als bezit te hebben als Jezus zou terugkomen vooraleer men zou sterven en men daarna niet meer zou sterven en voor eeuwig zou leven . Het verkopen van zo'n verworven bezit betekende het uitdrukken van het geloof in de redding door en de wederkomst van Jezus . In zo'n geval is men overtuigd van : dit gelooft men of men gelooft dit niet . Toetreden tot de gemeenschap betekent dat men dit gelooft . Het betekent ook dat men de volle opbrengst aan de gemeenschap geeft om in haar behoeften te voorzien en om met haar Jezus te verwachten . Een deel achterhouden betekent dat men wel bij de gemeenschap wil behoren om de wederkomst mee te maken en zo het eeuwig leven te verwerven en anderzijds een reserve te behouden als het maar eens niet waar was en men toch wat geld , grond en een graf zou hebben. Zo hoopten Ananias en Safira tot de gemeenschap te behoren en toch een beetje erbuiten . Ze hoopten op eeuwig leven maar anderzijds hielden ze wat in reserve voor een graf .
Het verkopen van het eigen bezit en het gemeenschappelijk bezit moeten we dus zien in het licht van de redding door Jezus Messias . De gelovigen zijn ervan overtuigd dat ze weldra zullen gered worden door de wederkomst van Jezus . Wat Ananias en Safira verkopen heet chôrion . Dat woord doet ons denken aan Getsemane waar Jezus worstelde met zijn komende dood . Het doet ons ook denken aan de akker die gekocht werd met de zilverstukken die gediend hadden om Jezus uit te leveren . Die akker werd Akeldamach of bloedakker genoemd . chôrion (plaats, plek) zou wel eens in verband kunnen staan met graf en dus met sterven . De verworven plaats om begraven te worden zal door de wederkomst van Jezus niet meer nodig zijn . Wat achterhouden van de opbrengst zou kunnen betekenen dat Anania en Safira twijfelen aan de redding door Jezus , aan zijn wederkomst en aan het project van de gemeenschap . Zij houden wat achter de hand , misschien niet uit hebzucht , maar uit twijfel . En zo'n twijfel wordt geïnterpreteerd als ongeloof tegenover God . Het wordt geïnterpreteerd als bedrog tegenover de gemeenschap en als een liegen tegenover de apostelen . Hun twijfel of ze wel de wederkomst van Jezus zullen meemaken wordt stante pede duidelijk . Ze sterven voordat Jezus is gekomen .