- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
Overzicht van het Matteüsevangelie : Mt (Matteüs) : overzicht , Mt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Mt : commentaar ,
Mt
1 , Mt 2
, Mt 3 ,
Mt 4 , Mt
5 , Mt 6
, Mt 7 ,
Mt 8 , Mt
9 , Mt 10
, Mt 11
, Mt 12
, Mt 13
, Mt 14
, Mt 15
, Mt 16
, Mt 17
, Mt 18
, Mt 19
, Mt 20
, Mt 21
, Mt 22
, Mt 23
, Mt 24
, Mt 25
, Mt 26
, Mt 27
, Mt 28
Tekstuitleg per pericope - Mt
9,1-8 - Mt
9,9 - Mt
9,10-13 - Mt
9,14-17 - Mt
9,18-26 - Mt
9,27-31 - Mt
9,32-34 - Mt
9,35-38
Tekstuitleg vers per vers - Mt
9,1 - Mt
9,2 - Mt
9,3 - Mt
9,4 - Mt
9,5 - Mt
9,6 - Mt
9,7 - Mt
9,8 - Mt
9,9 - Mt
9,10 - Mt
9,11 - Mt
9,12 - Mt
9,13 - Mt
9,14 - Mt
9,15 - Mt
9,16 - Mt
9,17 - Mt
9,18 - Mt
9,19 - Mt
9,20 - Mt
9,21 - Mt
9,22 - Mt
9,23 - Mt
9,24 - Mt
9,25 - Mt
9,26 - Mt
9,27 - Mt
9,28 - Mt
9,29 - Mt
9,30 - Mt
9,31 - Mt
9,32 - Mt
9,33 - Mt
9,34 - Mt
9,35 - Mt
9,36 - Mt
9,37 - Mt
9,38 -
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het negende hoofdstuk van het Matteüsevangelie
:
67. Genezing van de lamme : Mc
2,1-12 - Lc
5,17-26 - Mt
9,1-8
68. Roeping van Levi / Matteüs : Mc
2,13-14 - Mt
9,9 - Lc
5,27-28
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars :- Mc
2,15-17 - Mt
9,10-13 - Lc
5,29-32
70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mc
2,18-22 - Mt
9,14-17 - Lc
5,33-39
71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter
: Mc
5,21-43 - Mt
9,18-26 - Lc
8,40-56
72. Genezing van twee blinden : Mc
10,46-52 - Mt
20,29-34 - Lc
18,35-43 - Mt
9,27-31
73. Genezing van een stomme bezetene : Mt
9,32-34 - Mt
12,22-23 - Mc
3,22-27 - Lc
11,14
74. Arbeiders voor de oogst : Mt
9,35-38 - Mt
4,23-25 ; 5,1-2 - Mc
6,6b - Mc
6,30-34 -Lc
8,1-3 - Lc
10,1-12
Mt 9,1 | Mt 9,9 | Mt 9,18 | Mt 9,27 | Mt 9,32 |
1 Kai (en) | 9 Kai (en) | 18 Tauta (terwijl hij dit) | 27 Kai (en) | |
embas eis ploion... (ingestapt in een boot) | paragôn ho Ièsous ekeithen (Jezus vandaar langskomende) | autou lalountos autois (hen aan het zeggen is) | paragonti ekeithen tôi Ièsou (Jezus die vandaar langskomt) | 32 Autôn de ekserchomenôn (terwijl zij echter aan het weggaan zijn) |
2. Kai idou (en zie) | eiden (zag hij) | idou (zie) | idou (zie) | |
archôn heis (één archont) | ||||
proseferon (zij droegen naar ) | proselthôn prosekunei (kwam naar hem toe en knielde bij) | èkolouthèsan duo tufloi (volgden twee blinden) | prosènegkan (zij brachten) | |
autôi (hem) | autôoi (hem) | autôi (hem) | ||
paralutikon (een lamme) | anthrôpon (een mens) | kôfon daimonidzomenos (een stomme, door de duivel bezeten) | ||
67. Genezing van de lamme : Mt 9,1-8 - Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38
Mt 9,1 - Mt 9,1 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And again he entered into Capernaum after some days; and
it was noised that he was in the house.
Luther-Bibel . 1 Und nach einigen Tagen ging er wieder nach Kapernaum; und es
wurde bekannt, dass er im Hause war.
Tekstuitleg van Mt 9,1 .
Mt 9,1.5. act. ind. aor. 3de pers. enk. διεπερασεν = dieperasen (hij stak over) van het werkw. διαπεραω = diaperaô (doortrekken, oversteken) . Taalgebruik in het NT : diaperaô (doortrekken, oversteken) . Taalgebruik in de LXX : diaperaô (doortrekken, oversteken) . In dit werkw. zit het zelfst. naamw. περαν (overzijde) . Bijbel (5) : (1) 1 Mak 3,37 . (2) 1 Mak 5,6 . (3) 1 Mak 5,43 . (4) 1 Mak 16,6 . (5) Mt 9,1 . Een vorm van διαπεραω = diaperaô (doortrekken, oversteken) in de LXX (9) : (1) Dt 30,13 . (2) Js 23,2 . (3) 1 Mak 3,37 . (4) 1 Mak 5,6 . (5) 1 Mak 5,43 . (6) 1 Mak 16,6 . In het NT (6) : (1) Mt 9,1 . (2) Mt 14,34 . (3) Mc 5,21 . (4) Mc 6,53 . (5) Lc 16,26 . (6) Hnd 21,2 .
Mt 9,2 - Mt 9,2 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : And, behold, they brought to him a man sick of the palsy,
lying on a bed: and Jesus seeing their faith said unto the sick of the palsy;
Son, be of good cheer; thy sins be forgiven thee.
Luther-Bibel (1984) : Und siehe, da brachten sie zu ihm einen Gelähmten,
der lag auf einem Bett. Als nun Jesus ihren Glauben sah, sprach er zu dem Gelähmten:
Sei getrost, mein Sohn, bdeine Sünden sind dir vergeben.
Tekstuitleg van Mt 9,2 . Dit vers Mt 9,2 telt 25 (5 X 5) woorden en 134 (2 X 67) letters . De getalwaarde van Mt 9,2 is 16228 (2 X 2 X 4057) .
3. prosferô (brengen of dragen
bij) . Verwijzing : prosferô
(brengen of dragen bij) , zie Mt
9,2 . prosferô (dragen naar of brengen bij) .
- proseferon (en zij droegen naar) . Indicatief imperfectum derde persoon meervoud
van het werkwoord prosferô (dragen naar) . In vier verzen in de bijbel
. In één vers in het O.T. . In drie verzen in het N.T. : (1) Mt
9,2 . (2) Mc
10,13 . (3) Lc
18,15 .
- prosènegka (hij bracht naar) . Indicatief aorist derde persoon . In
één vers in de bijbel : Mt
17,16 .
- prosènegkan (zij droegen naar) . Indicatief aorist derde persoon meervoud
. In vierentwintig verzen in de bijbel . In zeven verzen in het N.T. . In zes
verzen bij Matteüs : (1) Mt
2,11 . (2) Mt
4,24 . (3) Mt
8,16 . (4) Mt
9,32 . (5) Mt
14,35 . (6) Mt
22,19 . Telkens is de woordvolgorde : werkwoord + autôi (bij hem)
+ accusatief van het lijdend voorwerp .
- prosènechthè (hij werd gebracht) . Passief aorist derde persoon
enkelvoud . In drie verzen in de bijbel . Slechts in het N.T. : (1) Mt
12,22 . (2) Mt
18,24 . (3) Hnd
21,26 .
1. de Wijzen | 2. wie voor de zieken zorgt | 3. wie voor de zieken zorgt | 4. wie voor de zieken zorgt | 5. wie voor de zieken zorgt | 6. Farizeeën en Herodianen | |||
Mt 2,11 | Mt 4,24 | Mt 8,16 | Mt 9,32 | Mt 14,35 | Mt 22,19 | Mt 9,2 | Mt 12,22 | Mt 18,24 |
prosènegkan (zij droegen bij) | prosènegkan (zij droegen bij) | prosènegkan (zij droegen bij) | prosènegkan (zij droegen bij) | prosènegkan (zij droegen bij) | prosènegkan (zij droegen bij) | proseferon (droegen zij naar) | prosènechthè (werd 'bij 'hem' gebracht) | prosènechthè (werd 'bij 'hem' gebracht) |
autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) |
geschenken | vele zieken | vele duivelbezetenen | een doof en duivelbezeten mens | allen die er slecht aan toe waren | een denarie | een lamme | een blinde en dove duivelbezetene | een schuldige |
11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 | 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 - Mt 8,16-17 - Lc 4,40-41 | 73. Genezing van een stomme bezetene : Mt 9,32-34 - Mt 12,22-23 - Mc 3,22-27 - Lc 11,14 | genezingen te Gennesaret - Mc 6,53-56 - Mt 14,34-36 | 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 | 67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 - | 117. Genezing van een blinde en een stomme bezetene : Mt 12,22-23 - Mt 9,32-34 - Lc 11,14 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 |
5. paralutikon . Accusatief mannelijk enkelvoud , van het zelfstandig naamwoord paralutikos (lamme) . Verwijzing : paralutikos (lam, lamme) , zie Mc 2,3 . paraluô : ter zijde losmaken , verlammen .
paralutikos (lamme) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk |
nom. enk. : paralutikos | 2 | 2 | (1) Mt 8,6 . | (1) Mc 2,4 . | Lc 5,18 : paralelumenos (verlamde) | Hnd 9,33 : paralelumenos (verlamde) | ||||
gen. enk. : paralutikou | ||||||||||
dat. enk. : paralutikôi | 5 | 5 | 2 : (1) Mt 9,2 . (2) Mt 9,6 | 3 : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,9 . (3) Mc 2,10 . | Lc 5,24 : paralelumenôi (aan de verlamde) | |||||
acc. enk. : paralutikon | 2 | 2 | (1) Mt 9,2 . | (1) Mc 2,3 | ||||||
nom. mv. : paralutikoi | Hnd 8,7 : paralelumenoi (verlamden) | |||||||||
gen. mv. : paralutikôn | ||||||||||
dat. mv. : paralutikois | ||||||||||
acc. mv. : paralutikous | 1 | Dt 32,36 : paralelumenous (verlamden) | 1 | 1 | ||||||
Totaal | 10 | 10 | 5 | 5 |
- datief mannelijk enkelvoud paralutikôi . In vijf verzen in de bijbel
: (1) Mt
9,2 // Mc
2,5 . (2) Mt
9,6 // Mc
2,10 . (3) Mc
2,5 // Mt
9,2 . (4) Mc
2,9 . (5) Mc
2,10 // Mt
9,6 .
- accusatief mannelijk enkelvoud paralutikon . In twee verzen in de bijbel :
(1) Mt
9,2 // Mc
2,3 . (2) Mc
2,3 // Mt
9,2 .
- In Mc
2,1-12 komt een vorm van paralutikos vijfmaal voor , in Mt
9,1-8 viermaal .
10. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
18. paralutikôi (aan de lamme) . Datief mannelijk enkelvoud . Zie hierboven 5.
Mt 9,3 - Mt 9,3 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And, behold, certain of the scribes said within themselves,
This man blasphemeth.
Luther-Bibel . 3 Und siehe, einige unter den Schriftgelehrten sprachen bei sich
selbst: Dieser lästert Gott.
Tekstuitleg van Mt 9,3 . Dit vers Mt 9,3 telt 10 (2 X 5) woorden en 53 letters . De getalwaarde van Mt 9,3 is 6662 (2 X 3331) .
10. blasfèmei (hij lastert God) . Indicatief praesens derde persoon enkelvoud van het werkwoord blasfèmeô (godslasterlijke taal spreken , God lasteren) . Verwijzing : blasfèmeô (godslasterlijke taal spreken , God lasteren) , zie Mc 2,7 . In twee verzen in de bijbel : (1) Mc 2,7 . (2) Mt 9,3 . Parallelteksten .
Mt 9,4 - Mt 9,4 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And Jesus knowing their thoughts said, Wherefore think ye
evil in your hearts?
Luther-Bibel (1984) . Als aber Jesus dihre Gedanken sah, sprach er: Warum denkt
ihr so Böses in euren Herzen?
Tekstuitleg van Mt 9,4 . Dit vers Mt 9,4 telt 17 woorden en 83 letters . De getalwaarde van Mt 9,4 is 9562 (2 X 7 X 683) .
2. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Mt 9,5 - Mt 9,5 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] For whether is easier, to say, Thy sins be forgiven
thee; or to say, Arise, and walk?
Luther-Bibel . 5 Was ist denn leichter, zu sagen: Dir sind deine Sünden
vergeben, oder zu sagen: Steh auf und geh umher?
Tekstuitleg van Mt 9,5 .
Mt 9,6 - Mt 9,6 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] But that ye may know that the Son of man hath power
on earth to forgive sins, (then saith he to the sick of the palsy,) Arise, take
up thy bed, and go unto thine house.
Luther-Bibel . 6 Damit ihr aber wisst, dass der Menschensohn Vollmacht hat,
auf Erden die Sünden zu vergeben - sprach er zu dem Gelähmten: Steh
auf, hebe dein Bett auf und geh heim!
Tekstuitleg van Mt 9,6 .
19. paralutikôi (aan de lamme) . Datief mannelijk enkelvoud , van het zelfstandig naamwoord paralutikos (lamme) . Verwijzing : paralutikos (lam, lamme) , zie Mc 2,3 . paraluô : ter zijde losmaken , verlammen .
paralutikos (lamme) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk |
nom. enk. : paralutikos | 2 | 2 | (1) Mt 8,6 . | (1) Mc 2,4 . | Lc 5,18 : paralelumenos (verlamde) | Hnd 9,33 : paralelumenos (verlamde) | ||||
gen. enk. : paralutikou | ||||||||||
dat. enk. : paralutikôi | 5 | 5 | 2 : (1) Mt 9,2 . (2) Mt 9,6 | 3 : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,9 . (3) Mc 2,10 . | Lc 5,24 : paralelumenôi (aan de verlamde) | |||||
acc. enk. : paralutikon | 2 | 2 | (1) Mt 9,2 . | (1) Mc 2,3 | ||||||
nom. mv. : paralutikoi | Hnd 8,7 : paralelumenoi (verlamden) | |||||||||
gen. mv. : paralutikôn | ||||||||||
dat. mv. : paralutikois | ||||||||||
acc. mv. : paralutikous | 1 | Dt 32,36 : paralelumenous (verlamden) | 1 | 1 | ||||||
Totaal | 10 | 10 | 5 | 5 |
- datief mannelijk enkelvoud paralutikôi . In vijf verzen in de bijbel
: (1) Mt
9,2 // Mc
2,5 . (2) Mt
9,6 // Mc
2,10 . (3) Mc
2,5 // Mt
9,2 . (4) Mc
2,9 . (5) Mc
2,10 // Mt
9,6 .
- accusatief mannelijk enkelvoud paralutikon . In twee verzen in de bijbel :
(1) Mt
9,2 // Mc
2,3 . (2) Mc
2,3 // Mt
9,2 .
- In Mc
2,1-12 komt een vorm van paralutikos vijfmaal voor , in Mt
9,1-8 viermaal .
Mt 9,7 - Mt 9,7 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And he arose, and departed to his house.
Luther-Bibel . 7 Und er stand auf und ging heim.
Tekstuitleg van Mt 9,7 .
Mt 9,8 - Mt 9,8 : 67. Genezing van de lamme -- Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,1 - Mt 9,2 - Mt 9,3 - Mt 9,4 - Mt 9,5 - Mt 9,6 - Mt 9,7 - Mt 9,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] But when the multitudes saw it, they marvelled, and
glorified God, which had given such power unto men.
Luther-Bibel . 8 Als das Volk das sah, fürchtete es sich und pries Gott,
der solche Macht den Menschen gegeben hat.
Tekstuitleg van Mt 9,8 .
1. act. part. aor. nom. mann. mv. ιδοντες = idontes (gezien) . Zie : ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag) . Mt (14) : (1) Mt 2,10 . (2) Mt 8,34 . (3) Mt 9,8 . (4) Mt 9,11 . (5) Mt 12,2 . (6) Mt 14,26 . (7) Mt 18,31 . (8) Mt 21,15 . (9) Mt 21,20 . (10) Mt 21,32 . (11) Mt 21,38 . (12) Mt 26,8 . (13) Mt 27,54 . (14) Mt 28,17 . Een vorm van ειδον / ειδεν = eidon / eiden in het NT (336) .
zien | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
part. aor. nom. mann. mv. idontes | 63 | 22 | 41 | 14 | 5 | 9 | 4 | 5 | 4 | 28 | 32 |
- Hebreeuws . וַיִּרְאוּ = wajjirë`û (en zij zagen) < prefix nevenschikkend voegw. wë en werkw.vorm act. ind. imperf. (jiqtol) 3de pers. mann. mv. van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (47) . Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188) .
- Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen . Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien) . Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien) .
1. - 2. και ιδοντες = kai idontes (en gezien) . NT (10) : (1) Mt 8,34 . (2) Mt 9,11 . (3) Mt 14,26 . (4) Mt 21,20 . (5) Mt 28,17 . (6) Mc 7,2 . (7) Lc 2,48 . (8) Lc 8,36 . (9) Lc 19,7 . (10) Hnd 16,40 .
- ιδοντες δε = idontes de (gezien echter) . NT (13) : (1) Mt 2,10 . (2) Mt 9,8 . (3) Mt 18,31 . (4) Mt 21,15 . (5) Mt 26,8 . (6) Lc 2,17 . (7) Lc 8,34 . (8) Lc 9,54 . (9) Lc 18,15 . (10) Lc 20,14 . (11) Lc 22,49 . (12) Hnd 13,45 . (13) Hnd 16,19 .
5. ind. aor. 3de pers. mv. εφοβηθησαν = efobèthèsan (zij vreesden) van het werkw. φοβεομαι = fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Taalgebruik in het NT : fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Taalgebruik in de LXX : fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Taalgebruik in Lc : fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Bijbel (49) . OT (35) . NT (14) : Mt (4) : (1) Mt 9,8 . (2) Mt 17,6 . (3) Mt 21,46 . (4) Mt 27,54 . Mc (3) : (1) Mc 4,41 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 12,12 . Lc (4) : (1) Lc 2,9 . (2) Lc 8,35 . (3) Lc 9,34 . (4) Lc 20,19 . Joh (1) : Joh 6,19 . Hnd (1) : Hnd 16,38 . Hebr. (1) : Heb 11,23 . Een vorm van εφοβηθησαν = fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in de LXX (460) , in het NT (95) , in Mc (12) : (1) Mc 4,41 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 5,33 . (4) Mc 5,36 . (5) Mc 6,20 . (6) Mc 6,50 . (7) Mc 9,32 . (8) Mc 10,32 . (9) Mc 11,18 . (10) Mc 11,32 . (11) Mc 12,12 . (12) Mc 16,8 , in Lc (21) : (1) Lc 1,13 . (2) Lc 1,30 . (3) Lc 1,50 . (4) Lc 2,9 . (5) Lc 2,10 . (6) Lc 5,10 . (7) Lc 8,25 . (8) Lc 8,35 . (9) Lc 8,50 . (10) Lc 9,34 . (11) Lc 9,45 . (12) Lc 12,4 . (13) Lc 12,5 . (14) Lc 12,7 . (15) Lc 12,32 . (16) Lc 18,2 . (17) Lc 18,4 . (18) Lc 19,21 . (19) Lc 20,19 . (20) Lc 22,2 . (21) Lc 23,40 .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
ind. aor. 3de pers. mv. efobèthèsan | 49 | 35 | 14 | 4 | 3 | 4 | 1 | 1 | 1 | 11 | 12 | 1 |
- Hebreeuws . וַיִּירְאוּ = wajjîr´û (en zij vreesden) < prefix verbindingswoord wa + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. יָרָא = jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Taalgebruik in Tenakh : jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 31 OF 211 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (14) : (1) Gn 20,8 . (2) Gn 43,18 . (3) Ex 14,10 . (4) Ex 14,31 . (5) Ex 34,30 . (6) Joz 10,2 . (7) 1 S 17,24 . (8) 2 K 17,7 . (9) Jon 1,5 . (10) Jon 1,10 . (11) Jon 1,16 . (12) Hag 1,12 . (13) Ps 64,10 . (14) Ps 65,9 .
- Lat. timere . Ned. vrezen . E. to be afraid . D. fürchten . Fr. prendre peur .
7. act. ind. imperf. 3de pers. mv. εδοξαζον = edoxazon (zij verheerlijkten) van het werkw. (verheerlijken, loven) . Taalgebruik in het NT : doxazô (verheerlijken) . Taalgebruik in de LXX : doxazô (verheerlijken) . Taalgebruik in Lc : doxazô (verheerlijken) . Bijbel = NT (6) : (1) Lc 5,26 . (2) Lc 7,16 . (3) Hnd 4,21 . (4) Hnd 13,48 . (5) Hnd 21,20 . (6) Gal 1,24 . Een vorm van δοξαζω = doxazô in de LXX (143) , in het NT (61) , in Mt (4) , in Lc (1) , in Lc (zie hieronder) , in Joh (23) , in Hnd (5) . In de LXX kan δοξαζω = doxazô de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse (werk)woorden zijn .
- act. ind. aor. 3de pers. mv. εδοξασαν = edoxasan (zij verheerlijkten) van het werkw. δοξαζω = doxazô (verheerlijken, loven) . Taalgebruik in het NT : doxazô (verheerlijken) . Taalgebruik in de LXX : doxazô (verheerlijken) . Taalgebruik in Lc : doxazô (verheerlijken) . Bijbel (7) : (1) Ezr 8,36 . (2) 1 Mak 14,29 . (3) Sir 47,6 -. (4) Mt 9,8 . (5) Mt 15,31 . (6) Hnd 11,18 . (7) Rom 1,21 .
Evangelie van de 10de (tiende) zondag door het a-jaar : Mt 9,9-13 . Verwijzing : Mt 9,9-13 .
In die tijd trok Jezus verder. Hij zag iemand aan het tolhuis zitten die Matteüs heette, en Hij zei tot hem: 'Volg Mij'. De man stond op en volgde Hem. Terwijl Hij nu in diens woning aan tafel aanlag, kwamen ook vele tollenaars en zondaars met Jezus en zijn leerlingen aanliggen. Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden ze tot zijn leerlingen: "Waarom eet uw Meester met tollenaars en zondaars?" Jezus hoorde dit en zei: "Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Gaat heen en leert wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars."
68. Roeping van Levi / Matteüs : Mt 9,9 - Mc 2,13-14 - Mt 9,9 - Lc 5,27-28 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -
Mt 9,9 - Mt 9,9 -- Mc 2,13-14 - Lc 5,27-28 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And as Jesus passed forth from thence, he saw a man,
named Matthew, sitting at the receipt of custom: and he saith unto him, Follow
me. And he arose, and followed him.
Luther-Bibel . 9 Und als Jesus von dort wegging, sah er einen Menschen am Zoll
sitzen, der hieß Matthäus; und er sprach zu ihm: Folge mir! Und er
stand auf und folgte ihm.
Evangelie van de 10de
(tiende) zondag door het a-jaar : In die tijd trok Jezus verder. Hij zag
iemand aan het tolhuis zitten die Matteüs heette, en Hij zei tot hem: 'Volg
Mij'. De man stond op en volgde Hem.
Tekstuitleg van Mt 9,9 .
1. kai (en) . Verwijzing : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Bij verandering van personage gebruikt Matteüs vaak het partikel de (echter, nu) dat op de tweede plaats in de zin staat . Het is opmerkelijk dat in Mt 9,9 het nevenschikkend voegwoord kai (en) staat ofschoon er verandering van personage is .
kai (en) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
2. paragôn (langsdrijvend, langsvoerend) . Participium praesens nominatief mannelijk enkelvoud . In het Nederlands kennen we het werkwoord ageren , ac-tie voeren , handelen . In vier verzen in de bijbel , enkel in het N.T. : (1) Mt 9,9 (roeping van Matteüs) . (2) Mc 1,16 (roeping van Petrus en Andreas) . (3) Mc 2,14 (roeping van Levi) . (4) Joh 9,1 (Jezus voert langs een blinde) . Parallelteksten : (1) Mt 9,9 // Mc 2,14 .
3. ho . Verwijzing : bepaald lidwoord .
lidw. enk. | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. m. enk. ho | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
4. Ièsous (Jezus) , zie Mt 1,1 . In 604 verzen in de bijbel . In 151 verzen in het O.T. . In 455 verzen in het N.T. . In 110 verzen bij Matteüs . In tien verzen in Mt 9 , telkens voorafgegaan door het bepaald lidwoord ho : nominatief mannelijk eenkelvoud .
5. ekeithen (vandaar) . Verwijzing : ekeithen
(vanhier, vandaar) , zie Mt
4,21 en Mc
10,1 . In 157 verzen in de bijbel . In 130 verzen in het O.T. . In zevenentwintig
verzen in het N.T. : Mt (12) . Mc (5) . Lc (3) . Joh (2) . Hnd (4) en in Apk
22,2 . Het is meestal de vertaling van het Hebreeuwse misjsjâm (uit :
min en sjam) . Misjsjâm (vanaf daar) komt in 103 verzen in Tenach voor
.
In twaalf verzen gebruikt Matteüs ekeithen (vandaar) : (1) Mt
4,21 . (2) Mt
5,26 . (3) Mt
9,9 . (4) Mt
9,27 . (5) Mt
11,1 . (6) Mt
12,9 . (7) Mt
12,15 . (8) Mt
13,53 . (9) Mt
14,13 . (10) Mt
15,21 . (11) Mt
15,29 . (12) Mt
19,15 . In acht gevallen is er een participiumzin . Ofwel het participium
ofwel het hoofdwerkwoord is een werkwoord van beweging . In twee verzen volgt
ekeithen (vandaar) op het hoofdwerkwoord anechôrèsen (hij week
uit) : Mt
12,15 en Mt
14,13 . In deze beide gevallen wordt het hoofdwerkwoord voorafgegaan door
een participiumzin met een werkwoord zonder beweging . In de zes andere participiumzinnen
staat een werkwoord van beweging . Daarbij staat de bepaling van plaats ekeithen
(vandaar) . In vijf verzen volgt ekeithen (vandaar) op het participium . In
Mt 15,29
staat het onderwerp ho Ièsous (Jezus) tussen het participium en ekeithen
(vandaar). Opmerkelijk is ook dat in deze zes participiumzinnen de zin begint
met het nevenschikkend voegwoord kai (en) .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. |
Mt 4,21 | Mt 5,26 | Mt 9,9 | Mt 9,27 | Mt 11,1 | Mt 12,9 |
Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | ||
probas (vooruitgebaand) | paragôn (langsvoerend) ho Ièsous (Jezus) | paragonti (langsvoerend) | metabas (overgegaan) | ||
ekeithen (vandaar) | ekeithen (vandaar) | ekeithen (vandaar) tôi Ièsôu (Jezus) | ekeithen (vandaar) | ||
eiden (zag hij) | ou mè exelthèis (jullie zullen niet uitgaan) | eiden (zag hij) | èlthen (kwam hij) | ||
ekeithen (vandaar) | |||||
23. Roeping van de eerste leerlingen : Mc 1,16-20 - Mt 4,18-22 | 31. Verzoening en gerecht : Mt 5,25-26 - Lc 12,57-59 | 68. Roeping van Levi / Matteüs : Mc 2,13-14 - Mt 9,9 - Lc 5,27-28 | 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 | 75. Keuze van de twaalf en volmachtsoverdracht : Mt 10,1-4 | 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 |
7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. |
Mt 12,15 | Mt 13,53 | Mt 14,13 | Mt 15,21 | Mt 15,29 | Mt 19,15 |
Ho de Ièsous (Jezus echter) | Akousas de ho Ièsous (Gehoord echter Jezus) | Kai (en) | Kai (en) | ||
gnous (geweten) | exelthôn (naar buiten gegaan) | metabas (overgegaan) ho Ièsous (Jezus) | |||
ekeithen (vandaar) ho Ièsous (Jezus) | ekeithen (vandaar) | ||||
anechôrèsen (week uit) | anechôrèsen (week uit) | anechôrèsen (week uit) | èlthen (kwam hij) | eporeuthè (begaf hij zich op weg) | |
ekeithen (vandaar) | ekeithen (vandaar) | ekeithen (vanaf hier) | |||
96. Volkstoeloop en genezingen : Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a | 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 | 150. Terugkeer van de apostelen. Volkstoeloop : Mc 6,30-34 // Mt 14,13-14 // Lc 9,10-11 - Mc 6,30-34 - Mt 14,13-14 -Lc 9,10-11 | 156. Genezing van de dochter van een Kananeese / Syrofenicische vrouw : Mc 7,24-30 - Mt 15,21-28 | 157. Genezing van een doofstomme : Mc 7,31-37 - Mt 15,29-31 | 267. Jezus ontvangt de kinderen : Mc 10,13-16 - Mt 19,13-15 - Lc 18,15-17 |
21. èkolouthèsen (hij volgde) . Verwijzing : akoloutheô (volgen) , zie Mt 4,20 . Actief aorist derde persoon enkelvoud . In negen verzen in de bijbel . In één vers in het O.T. . In acht verzen in het N.T. . In drie verzen bij Matteüs : (1) Mt 9,9 . (2) Mt 9,19 . (3) Mt 20,29 .
12. een leerling | 13. Jezus | 14. een grote menigte |
Mt 9,9 | Mt 9,19 | Mt 20,29 |
kai (en) | kai (en) | kai (en) |
anastas (opgestaan) | egertheis ho Ièsous (Jezus opgestaan) | |
èkolouthèsen (volgde) | èkolouthèsen (volgde) | èkolouthèsen (volgde) |
autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) |
ochlus polus (een grote menigte) | ||
68. Roeping van Levi / Matteüs : Mc 2,13-14 - Mt 9,9 - Lc 5,27-28 - | Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - | 276. Genezing van de blinde Bartimeüs : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - |
Het meervoud èkolouthèsan (zij volgden) komt in elf verzen bij
Matteüs voor : (1) Mt
4,20 . (2) Mt
4,22 . (3) Mt
4,25 . (4) Mt
8,1 . (5) Mt
8,25 . (6) Mt
9,27 . (7) Mt
12,15 . (8) Mt
14,13 . (9) Mt
19,2 . (10) Mt
20,34 . (11) Mt
27,55 .
Het enkelvoud èkolouthèsen (hij volgde) en het meervoud èkolouthèsan
(zij volgden) komt samen in veertien verzen bij Matteüs voor . In dertien
van de veertien gevallen volgt een persoonlijk voornaamwoord als nadere bepaling
op de werkwoordsvorm van akoloutheô (volgen) . In dertien van de veertien
gevallen wordt Jezus gevolgd , in Mt
9,19 volgt Jezus iemand .
21. - 22. èkolouthèsen autôi (hij volgde hem) . Verwijzing
: akoloutheô
(volgen) , zie Mt
4,20 . In zes verzen in het N.T. . In drie verzen bij Matteüs : (1)
Mt
9,9 . (2) Mt
9,19 . (3) Mt
20,29 . In twee verzen bij Marcus : (1) Mc
2,14 (// Mt
9,9 ) . Mc
14,54 . In één vers bioj Lucas : Lc
5,28 .
- èkolouthèsen autôi (hij volgde hem) behoort tot de buitenkring
van het verhaal . Hieraan beantwoordt een begin : kai paragôn ho Ièsous
(en Jezus voorbijvoerend) .
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mt 9,10-13 - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,10 - Mt 9,11 - Mt 9,12 - Mt 9,13 -
Mt 9,10 - Mt 9,10 : 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,10 - Mt 9,11 - Mt 9,12 - Mt 9,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And it came to pass, as Jesus sat at meat in the house,
behold, many publicans and sinners came and sat down with him and his disciples.
Luther-Bibel . 10 Und es begab sich, als er zu Tisch saß im Hause, siehe,
da kamen viele Zöllner und Sünder und saßen zu Tisch mit Jesus
und seinen Jüngern.
Evangelie van de 10de
(tiende) zondag door het a-jaar : Terwijl Hij nu in diens woning aan tafel
aanlag, kwamen ook vele tollenaars en zondaars met Jezus en zijn leerlingen
aanliggen.
Tekstuitleg van Mt 9,10 .
14. elthontes (gekomen) . Verwijzing : elthontes
(gegaan, gekomen) , zie Mt
8,14 . Participium aorist nominatief mannelijk meervoud van het werkwoord
erchomai (gaan, komen) . Het komt in zesendertig verzen in de bijbel voor .
In vijftien verzen in het O.T. . In eenentwintig verzen in het N.T. : Mt (12)
. Mc (3) . Lc (0) . Joh (2) . Hnd (4) en in 2 Cor 11,9 . Bij Matteüs :
(1) Mt
2,11 . (2) Mt
9,10 . (3) Mt
14,12 . (4) Mt
16,5 . (5) Mt
18,31 . (6) Mt
20,9 . (7) Mt
20,10 . (8) Mt
27,33 . (9) Mt
27,64 . (10) Mt
28,11 . (11) Mt
28,13 . In zeven gevallen komt elthontes in Matteüs-eigen teksten voor
. Er resten nog vier verzen. Mt
9,10 is identiek met Mc behalve dat Mt elthontes meer heeft . In Mc vinden
we een variante lezing van de tekst in Mt
14,12 . In Mt
16,5 vinden we een participiumzin , die we niet bij Mc en Lc vinden . De
participiumzin in Mt
27,33 staat aan het begin van de pericope . In Mc en Lc vinden we varianten
van de tekst . In acht gevallen begint de participiumzin met het nevenschikkend
voegwoord kai (en) ; in één geval met idou (zie) . Na het participium
kan eventueel het onderwerp volgen . Maar daarop volgt dan het hoofdwerkwoord
. In vier gevallen volgt op het participium (en eventueel het onderwerp) een
bepaling van plaats , ingeleid door het voorzetsel eis (naar) .
We hebben hier dus te maken met een eigen taalgebruik van Matteüs, althans
in vergelijking met Marcus en Lucas .
1. elthontes . Tollenaars en zondaars | 3. elthontes | 5. elthontes | 6. elthontes | 7. elthontes | 9. elthontes | 10. elthontes | 11. elthontes |
Mt 9,10 | Mt 14,12 | Mt 18,31 | Mt 20,9 | Mt 20,10 | Mt 27,64 | Mt 28,11 | Mt 28,13 |
kai idou (+ onderwerp) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | mèpote (opdat niet) : voegwoord | idou (zie) + onderwerp | onderwerp (hoi mathètai autou = zijn leerlingen) + tijdsbepaling |
elthontes (gekomen) | elthontes | elthontes | elthontes (en gekomen) + onderwerp | elthontes (en gekomen) + onderwerp | elthontes hoi mathètai autou (opdat zijn leerlingen hem niet zouden komen) | elthontes (gekomen) eis tèn polin (naar de stad) | elthontes |
sunekeinto (lagen zij aan) (kwamen zij aanliggen) | apèggeilan (kwamen zij melden) | diesafèsan (kwamen zij vertellen) | + werkwoord | + werkwoord (van mening) | klepsôsin (stelen) | apèggeilan (zijn naar de stad komen melden) | eklepsan (zij kwamen stelen) |
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 - | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 - | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wingaard : Mt 20,1-16 - | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wingaard : Mt 20,1-16 - | 350. Wacht bij het graf : Mt 27,62-66 - | 352. Het omkopen van de wacht : Mt 28,11-15 - | 352. Het omkopen van de wacht : Mt 28,11-15 - |
Jezus heeft vele malen aan tafel aangelegen . anakeimenou (aanliggend) participium praesens genitief enkelvoud, vinden we in de bijbel slechts in 2 verzen, en wel bij Matteüs. In Mt 9,10-13 maken de Farizeeën opmerkingen aan de leerlingen van Jezus over het feit dat hun meester eet met zondaars en tollenaars. In Mt 26,7 - Mt 26,6-13 - giet een vrouw kostbare olie over Jezus'hoofd. De leerlingen van Jezus zijn geërgerd over die verspilling. Voor Judas is de maat vol; hij besluit Jezus aan de hogepriesters uit te leveren .
Mt 9,11 - Mt 9,11 : 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,10 - Mt 9,11 - Mt 9,12 - Mt 9,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And when the Pharisees saw it, they said unto his disciples,
Why eateth your Master with publicans and sinners?
Luther-Bibel . 11 Als das die Pharisäer sahen, sprachen sie zu seinen Jüngern:
Warum isst euer Meister mit den Zöllnern und Sündern?
Evangelie van de 10de
(tiende) zondag door het a-jaar : Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden ze
tot zijn leerlingen: "Waarom eet uw Meester met tollenaars en zondaars?"
Tekstuitleg van Mt 9,11 . De Farizeeën zien een bepaald gedrag van Jezus . Zij stellen aan zijn leerlingen de vraag waarom hij dat doet .
Mt 9,11 | kai (en) idontes (gezien) hoi Pharisaioi (de Farizeeën) | elegon (zeiden) |
Mt 12,2 | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) idontes (gezien) | eipan autôi (zeiden hem) |
1. kai (en) . Verwijzing : kai (en) , zie Mt 1,2 . Nevenschikkend voegwoord . In 26980 verzen in de bijbel . In 5113 verzen in het N.T. . Mt (705) . Mc (555) . Lc (822) . Joh (530) . Meestal wordt het gebruikt als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen of tussen twee zinsdelen . Maar het komt ook voor bij het begin van een pericope of bij het begin van een zin ondanks de verandering van personage . In dertig verzen in Mt 9 . Niet in volgende acht verzen : (1) Mt 9,12 . (2) Mt 9,21 . (3) Mt 9,29 . (4) Mt 9,31 . (5) Mt 9,32 . (6) Mt 9,34 . (7) Mt 9,37 . (8) Mt 9,38 .
Mt 9,11.2. act. part. aor. nom. mann. mv. ιδοντες = idontes (gezien) . Zie : ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag) . Mt (14) : (1) Mt 2,10 . (2) Mt 8,34 . (3) Mt 9,8 . (4) Mt 9,11 . (5) Mt 12,2 . (6) Mt 14,26 . (7) Mt 18,31 . (8) Mt 21,15 . (9) Mt 21,20 . (10) Mt 21,32 . (11) Mt 21,38 . (12) Mt 26,8 . (13) Mt 27,54 . (14) Mt 28,17 . Een vorm van ειδον / ειδεν = eidon / eiden in het NT (336) .
zien | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
part. aor. nom. mann. mv. idontes | 63 | 22 | 41 | 14 | 5 | 9 | 4 | 5 | 4 | 28 | 32 |
- Hebreeuws . וַיִּרְאוּ = wajjirë`û (en zij zagen) < prefix nevenschikkend voegw. wë en werkw.vorm
act. ind. imperf. (jiqtol) 3de pers. mann. mv. van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (47) . Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188) .
- Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen . Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien) . Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien) .
Mt
9,11.1. - 2. και ιδοντες = kai idontes (en gezien) . NT (10) : (1) Mt
8,34 . (2) Mt
9,11 . (3) Mt
14,26 . (4) Mt
21,20 . (5) Mt
28,17 . (6) Mc 7,2 . (7) Lc 2,48 . (8) Lc
8,36 . (9) Lc
19,7 . (10) Hnd 16,40 .
- ιδοντες δε = idontes de (gezien echter) . NT (13) : (1) Mt
2,10 . (2) Mt
9,8 . (3) Mt
18,31 . (4) Mt
21,15 . (5) Mt
26,8 . (6) Lc 2,17 . (7) Lc
8,34 . (8) Lc
9,54 . (9) Lc 18,15 . (10) Lc 20,14 . (11) Lc
22,49 . (12) Hnd 13,45 . (13) Hnd 16,19 .
3. hoi (de) . Verwijzing : lidwoord , zie Mt 28,18 . Bepaald lidwoord nominatief mannelijk meervoud . Bijbel (4230) . O.T. (3257) . N.T. (973) . Mt (196) . Mc (101) . Lc (165) . Joh (125) . Brieven (316) . Apk (70) . In 196 verzen bij Mt , zie Mt 2,5 . Mt 1 (0) . Mt 2 (3) . Mt 3 (1) . Mt 4 (3) . Mt 5 (11) . Mt 6 (4) . Mt 7 (8) . Mt 8 (6) . Mt 9 (13) . Mt 10 (3) . Mt 11 (3) . Mt 12 (13) . Mt 13 (10) . Mt 14 (9) . Mt 15 (7) . Mt 16 (5) . Mt 17 (7) . Mt 18 (3) . Mt 19 (5) . Mt 20 (10) . Mt 21 (13) . Mt 22 (10) . Mt 23 (3) . Mt 24 (7) . Mt 25 (5) . Mt 26 (14). Mt 27 (15) . Mt 28 (5) . In dertien verzen in Mt 9 : (1) Mt 9,8 . (2) Mt 9,11 . (3) Mt 9,12 . (4) Mt 9,14 . (5) Mt 9,15 . (6) Mt 9,17 . (7) Mt 9,19 . (8) Mt 9,28 . (9) Mt 9,30 . (10) Mt 9,31 . (11) Mt 9,33 . (12) Mt 9,34 . (13) Mt 9,37 .
4. Pharisaioi (Farizeeën) . Verwijzing : Farisaioi (Farizeeën) , zie Mt 9,11 .
farisaios Farizeeër) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | Lc | Hnd |
nom. enk. farizaios | 9 | 9 | 5 | 3 | 1 | |||||||
gen. enk. farisaiou | 2 | 2 | 2 | |||||||||
nom. mv. farizaioi | 49 | 49 | 21 | 8 | 10 | 9 | 1 | |||||
gen. mv. farisaiôn | 28 | 28 | 7 | 4 | 7 | 6 | 4 | |||||
dat. mv. farisaiois | 2 | 2 | 2 | |||||||||
acc. mv. farisaious | 5 | 5 | 1 | 4 | ||||||||
Totaal | 95 | 95 | 28 | 12 | 27 | 19 | 8 | 1 |
In negenenveertig verzen in de bijbel . Slechts in het N.T. . Mt (21) . Mc (8) . Lc (10) . Joh (9) . Hnd (1) . In eenentwintig verzen bij Matteüs : (1) Mt 9,11 . (2) Mt 9,14 . (3) Mt 9,34 . (4) Mt 12,2 . (5) Mt 12,14 . (6) Mt 12,24 . (7) Mt 15,1 . (8) Mt 15,12 . (9) Mt 16,1 . (10) Mt 19,3 . (11) Mt 21,45 . (12) Mt 22,15 . (13) Mt 22,34 . (14) Mt 23,2 . (15) Mt 23,13 . (16) Mt 23,15 . (17) Mt 23,23 . (18) Mt 23,25 . (19) Mt 23,27 . (20) Mt 23,29 . (21) Mt 27,62 . Zesmaal in : wee u schriftgeleerden en Farizeeën in Mt 23 : (15) Mt 23,13 . (16) Mt 23,15 . (17) Mt 23,23 . (18) Mt 23,25 . (19) Mt 23,27 . (20) Mt 23,29 .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. |
Mt 9,11 | Mt 9,14 | Mt 9,34 | Mt 12,2 | Mt 12,14 | Mt 12,24 |
kai (en) | dia tí (waarom) | ||||
idontes (gezien) hoi Pharisaioi (de Farizeeën) | hèmeis kai hoi Pharisaioi (wij en de Farizeeën) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) idontes (gezien) | exelthontes de (naar buiten gegaan echter) hoi Pharisaioi (de Farizeeën) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akouontes (gehoord) |
elegon (zeiden) | nèsteuomen (vasten) | elegon (zeiden) | eipan autôi (zeiden hem) | sumboulion elabon (namen het besluit) | eipon (zeiden) |
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | 70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 - | 73. Genezing van een stomme bezetene : Mt 9,32-34 - Mt 12,22-23 - Mc 3,22-27 - Lc 11,14 - | 94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 - | 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - | 118. De Beëlzebubcontroverse : Mc 3,22-27 - Mt 12,24-30 - Lc 11,15-23 - |
7. | 8. | 9. | 10. |
Mt 15,1 | Mt 15,12 | Mt 16,1 | Mt 19,3 |
Tote (Daarop) | kai (en) | kai (en) | |
hoi Pharisaioi (de Farizeeën) akouontes (gehoord) ton logon (het woord) | proselthontes (naderbijgekomen) hoi Pharisaioi kai Saddukaioi (de Farizeeën en Sadduceeën) peirazontes (op de proef stellend) | prosèlthon autôi (naderden hem) Pharisaioi (Farizeeën) peirazontes auton (hem op de proef stellend) | |
proserchontai tôi Ièsou (komen naderbij Jezus) apo Hierosolumôn Farisaioi kai grammateis (vanuit Jeruzalem) (Fazrizeeën en schriftgeleerden) legontes (zeggende) | eskandalisthèsan (werden geschandaliseerd) | epèrôtèsan auton (vroegen hem) | kai legontes (en zeggende) |
154. Twistgesprek met de Farizeeën en schriftgeleerden : Mc 7,1-13 - Mt 15,1-9 - | 155. Rein en onrein : Mc 7,14-23 - Mt 15,10-20 - | 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 - | 265. Onontbindbaarheid van het huwelijk : Mc 10,2-12 - Mt 19,3-9 - |
11. | 12. | 13. | 14. | 21. | |
Mt 21,45 | Mt 22,15 | Mt 22,34 | Mt 23,2 | Mt 27,62 | Mt 12,38 |
kai (en) | Tote (daarop) | Tote (Daarop) | |||
akouontes (gehoord) | poreuthentes (zich op weg begeven) | apekrithèsan autôi (antwoordden hem) | |||
hoi archiereis kai hoi Pharisaioi (de hogepriesters en de Farizeeën) ... | hoi Pharisaioi (de Farizeeën) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akouontes (gehoord) ... | tines tôn grammateôn kai Pharisaiôn (sommige schriftgeleerden en Farizeeën) | ||
egnôsan (wisten) | sumboulion elabon (namen het besluit) | sunèchthèsan epi to auto (verzamelden bij elkaar) | ekathisan (zijn gezeten) hoi grammateis kai hoi Pharisaioi (de schriftgeleerden en de Farizeeën) | sunèchthèsan (verzamelden) hoi archiereis kai hoi Pharisaioi (de hogepriesters en de Farizeeën) ... | legontes (zeggende) |
289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 - | 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 - | 293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 - | 295. Aanklacht tegen schriftgeleerden en Farizeeën : Mc 12,37b-40 - Mt 23,1-12 - Lc 20,45-47 - | 350. Wacht bij het graf : Mt 27,62-66 - | 121. Het teken van Jona : Mt 12,38-42 - Lc 11,29-32 - |
3. - 4. hoi (...) Pharisaioi (de Farizeeën) . In negenendertig verzen
in het N.T. . Mt (13) . Mc (8) . Lc (8) . Joh (9) . In elf verzen bij Mt : (1)
Mt 9,11
. (2)
Mt 9,14 . (3) Mt
9,34 . (4) Mt
12,2 . (5) Mt
12,14 . (6) Mt
12,24 . (8) Mt
15,12 . (9) Mt
16,1 . (11) Mt
21,45 . (12) Mt
22,15 . (13) Mt
22,34 . (14) Mt
23,2 . (21) Mt
27,62 .
- hoi Pharisaioi (de Farizeeën) . In drieëndertig verzen in het N.T.
. Mt (9) . Mc (8) . Lc (7) . Joh (9) . In acht verzen (1) Mt
9,11 . (2)
Mt 9,14 . (5) Mt
12,14 . (8) Mt
15,12 . (9) Mt
16,1 . (11) Mt
21,45 . (12) Mt
22,15 . (14) Mt
23,2 . (21) Mt
27,62 .
- kai hoi Pharisaioi (en de Farizeeën) . In vijftien verzen in het N.T.
. Mt (4) . Mc (2) . Lc (5) . Joh (4) . In vier verzen bij Mt : (2)
Mt 9,14 . (11) Mt
21,45 . (14) Mt
23,2 . (21) Mt
27,62 .
- hoi de Pharisaioi (de Farizeeën echter) . In vijf verzen in het N.T.
. Mt (4) . Lc (1) . In vier verzen bij Matteüs . (3) Mt
9,34 . (4) Mt
12,2 . (6) Mt
12,24 . (13) Mt
22,34 .
Mt 9,12 - Mt 9,12 : 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,10 - Mt 9,11 - Mt 9,12 - Mt 9,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] But when Jesus heard that, he said unto them, They
that be whole need not a physician, but they that are sick.
Luther-Bibel . 12 Als das Jesus hörte, sprach er: Die Starken bedürfen
des Arztes nicht, sondern die Kranken.
Evangelie van de 10de
(tiende) zondag door het a-jaar : Jezus hoorde dit en zei: "Niet de gezonden
hebben een dokter nodig, maar de zieken.
Tekstuitleg van Mt 9,12 . De vraagzin van het vorige vers eindigt met het onderwerp ho didaskalos humôn (jullie leermeester) . De vraag was echter aan de leerlingen gericht . Maar Jezus geeft antwoord op de gestelde vraag . Vandaar begint de zin met ho de (hij echter) . Matteüs begint niet de zin met kai... (en). In acht verzen gebruikt Matteüs het participium akousas (gehoord) . Telkens wordt het partikel de (echter, nu) gebruikt . Het geeft verandering van personage aan. We krijgen een bepaald parallellisme met vorig vers :
Mt 9,11 | Mt 9,12 |
kai idontes hoi Farizaioi (en de Farizeeën gezien) | ho de akousas (hij echter gehoord) |
elegon (zeiden) | eipen (zei) |
tois mathètais autou (aan zijn leerlingen) |
Mt 9,13 - Mt 9,13 : 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,10 - Mt 9,11 - Mt 9,12 - Mt 9,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] But go ye and learn what that meaneth, I will have
mercy, and not sacrifice: for I am not come to call the righteous, but sinners
to repentance.
Luther-Bibel . 13 Geht aber hin und lernt, was das heißt (Hosea 6,6):
»Ich habe Wohlgefallen an Barmherzigkeit und nicht am Opfer.« Ich
bin gekommen, die Sünder zu rufen und nicht die Gerechten.
Evangelie van de 10de
(tiende) zondag door het a-jaar : Gaat heen en leert wat het zeggen wil:
Ik wil liever barmhartigheid dan offers. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen
te roepen, maar zondaars."
Tekstuitleg van Mt 9,13 .
1. poreuthentes (zich op weg begeven) . Verwijzing : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) , zie Mt 2,9 . Participium aorist nominatief mannelijk of vrouwelijk meervoud. In zesentwintig verzen in de bijbel. In elf verzen in het O.T. . In vijftien verzen in het N.T. : Mt (7) . Mc (1) . Lc (7) . Bij Matteüs : (1) Mt 2,8 . (2) Mt 9,13 . (3) Mt 11,4 . (4) Mt 21,6 . (5) Mt 22,15 . (6) Mt 27,66 . (7) Mt 28,19 .
1. opdracht van Herodes aan de magiërs. | 2. opdracht van Jezus aan de Farizeeën | 3. opdracht van Jezus aan de leerlingen van Johannes de Doper | 4. uitvoering van een opdracht van Jezus aan zijn leerlingen | 5. het besluit van de Farizeeën | 6. uitvoering van de opdracht van Pilatus | opdracht van de engel aan de vrouwen | 7. opdracht van Jezus aan zijn leerlingen |
Mt 2,8 | Mt 9,13 | Mt 11,4 | Mt 21,6 | Mt 22,15 | Mt 27,66 | Mt 28,7 | Mt 28,19 |
kai pempsas autous eis Bètleem eipen (en hen gezonden naar Betlehem zei hij) | Mt 9,12 : ho de akousas eipen (Hij - Jezus - echter gehoord zei) | kai apokritheis ho Ièsous eipen autois (en Jezus geantwoord zei hen) | Mt 21,1 : tote Ièsous apesteilen duo mathètas legôn autois (daarop zond Jezus twee leerlingen zeggende hen) | Mt 27,65 : efè autois ho Pilatos (Pilatus zei hen) | Mt 28,5 : apokritheis de ho aggelos eipen tais gunaiksin (Geantwoord echter de engel zei aan de vrouwen) | Mt 28,18 : Kai proselthôn ho Ièsous elalèsen autois legôn (En naderbijgekomen sprak Jezus tot hen zeggend) | |
poreuthentes (zich op weg begeven) | poreuthentes (zich op weg begeven) | poreuthentes (zich op weg begeven) | poreuthentes (gegaan) | Tote poreuthentes (Dan gegaan) | hoi de poreuthentes (zij echter gegaan) | kai tachu poreutheisai (en zich snel op weg begeven) | poreuthentes (zich op weg begeven) |
de (echter) | de (echter) | ||||||
hoi mathètai (de leerlingen) | hoi Farisaioi (de Farizeeën) | ||||||
imperatief 2de persoon meervoud | imperatief 2de persoon meervoud | imperatief 2de persoon meervoud apaggeilate (meldt) | imperatief 2de persoon meervoud : eipate (zeggen) | imperatief 2de persoon meervoud | |||
uitvoering: Mt 2,9 eporeuthèsan (zij begaven zich op weg) | Na Mt 11,2-6 : Mt 11,7 : toutôn de poreuomenôn (nadat zij echter zich op weg begaven) | opdracht : Mt 21,2 poreuesthe : begeef je op weg | opdracht: Mt 27,65 : hupagete : ga | Mt 28,7 : hupagete (ga) Mt 28,11 (na Mt 28,9-10) : poreuomenôn de autôn (nadat zij echter zich op weg begaven) | |||
11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 | 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 | 111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 | 279. Intocht in Jeruzalem : Mc 11,1-10 - Mt 21,1-9 - Lc 19,29-40 | 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 | 350. Wacht bij het graf : Mt 27,62-66 | 352. Het omkopen van de wacht :Mt 28,11-15 - | 353. Verschijning aan de elf in Galilea :Mt 28,16-20 - |
2. de (echter) . Verwijzing : de (echter) , zie Mt 1,2 . de (echter) . Partikel als tweede woord in de zin . Lichte tegenstelling . Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In 6210 verzen in de bijbel . In 3754 verzen in het O.T. . In 2456 verzen in het N..T. . In 421 verzen bij Mt .
Matteüs die aan het tolhuis zit , wordt door Jezus geroepen . Daarop geeft Matteüs een feestmaal waarop tollenaars en zondaars mee aanliggen . Matteüs behoort tot beide groepen : tot de tollenaars en tot de leerlingen . De Farizeeën maken opmerkingen aan de leerlingen van Jezus dat Jezus aanligt met tollenaars en zondaars . Jezus geeft de Farizeeën een opdracht , zending : "zich op weg begeven , leert wat het is : ik wil barmhartigheid en geen offer" . manthanô (leren, onderricht ontvangen) wordt gebruikt in Mt 9,13. Jezus maakt hen duidelijk hoe ze leerling kunnen worden. De naam Maththaios (Matteüs) en de imperatief mathete (leert) klinken zeer gelijkend . In de naam Matteüs zou dan de betekenis zitten van iemand die geleerd heeft , leerling geworden dank zij de barmhartigheid en de vergeving .
70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mt 9,14-17 - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,14 - Mt 9,15 - Mt 9,16 - Mt 9,17 -
Mt 9,14 - Mt 9,14 : 70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,14 - Mt 9,15 - Mt 9,16 - Mt 9,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] Then came to him the disciples of John, saying, Why
do we and the Pharisees fast oft, but thy disciples fast not?
Luther-Bibel . 14 Da kamen die Jünger des Johannes zu ihm und sprachen:
Warum fasten wir und die Pharisäer so viel und deine Jünger fasten
nicht?
Tekstuitleg van Mt 9,14 .
- een zeer parallelle zin : Mt
15,1 - Mt
15,2 .
- proserchomai (naderbijkomen) zie Mt
4,3 .
Twee soorten groepen benaderen Jezus met een vraag over het gedrag van de leerlingen. De leerlingen van Jezus onderscheiden zich van anderen omdat ze niet vasten en omdat ze de tradities van de priesters niet respecteren.
proserchontai komt slechts deze 2X bij Matteüs voor. | |||
Mt 9,14 | - Mt 15,1 - Mt 15,2 - | ||
tijdsaanduiding | Tote (dan, daarop) | 1. Tote (dan, daarop) | |
werkwoord | proserchontai (gaan naderbij) | proserchontai (gaan naderbij) | |
bepaling | autôi (hem) | tôi Ièsou (Jezus) | |
onderwerp | hoi mathètai Iôannou (de leerlingen van Johannes) | apo Hierosolumôn Farisaioi kai grammateis (vanuit Jeruzalem Farizeeërs en schriftgeleerden) | |
citaat inleidend | legontes (zeggende) | legontes (zeggende) | |
vraag | dia tí (waarom) | 2. dia tí (waarom) | |
hèmeis kai hoi Farizaioi (wij en de Farizeeërs) | oi de mathètai sou (uw leerlingen echter) | oi mathètai sou (uw leerlingen) | |
nèsteuomen polla (vasten veel) | ou nèsteuousin (vasten niet) | parabainousin tèn paradosin tôn presbuterôn (overtreden de overlevering van de priesters) | |
70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 - | 154. Twistgesprek met de Farizeeën en schriftgeleerden : Mc 7,1-13 // Mt 15,1-9 - Mc 7,1-13 - Mt 15,1-9 - |
Mt 9,15 - Mt 9,15 : 70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,14 - Mt 9,15 - Mt 9,16 - Mt 9,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And Jesus said unto them, Can the children of the bridechamber
mourn, as long as the bridegroom is with them? but the days will come, when
the bridegroom shall be taken from them, and then shall they fast.
Luther-Bibel . 15 Jesus antwortete ihnen: Wie können die Hochzeitsgäste
Leid tragen, solange der Bräutigam bei ihnen ist? Es wird aber die Zeit
kommen, dass der Bräutigam von ihnen genommen wird; dann werden sie fasten.
Tekstuitleg van Mt 9,15 .
Mt 9,16 - Mt 9,16 : 70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,14 - Mt 9,15 - Mt 9,16 - Mt 9,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] No man putteth a piece of new cloth unto an old garment,
for that which is put in to fill it up taketh from the garment, and the rent
is made worse.
Luther-Bibel . 16 Niemand flickt ein altes Kleid mit einem Lappen von neuem
Tuch; denn der Lappen reißt doch wieder vom Kleid ab und der Riss wird
ärger.
Tekstuitleg van Mt 9,16 .
Mt 9,17 - Mt 9,17 : 70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,14 - Mt 9,15 - Mt 9,16 - Mt 9,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] Neither do men put new wine into old bottles: else
the bottles break, and the wine runneth out, and the bottles perish: but they
put new wine into new bottles, and both are preserved.
Luther-Bibel . 17 Man füllt auch nicht neuen Wein in alte Schläuche;
sonst zerreißen die Schläuche und der Wein wird verschüttet
und die Schläuche verderben. Sondern man füllt neuen Wein in neue
Schläuche, so bleiben beide miteinander erhalten.
Tekstuitleg van Mt 9,17 .
71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter : Mt 9,18-26 - Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38
Mt 9,18 - Mt 9,18 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] While he spake these things unto them, behold, there
came a certain ruler, and worshipped him, saying, My daughter is even now dead:
but come and lay thy hand upon her, and she shall live.
Luther-Bibel . 18 Als er dies mit ihnen redete, siehe, da kam einer von den
Vorstehern der Gemeinde, fiel vor ihm nieder und sprach: Meine Tochter ist eben
gestorben, aber komm und lege deine Hand auf sie, so wird sie lebendig.
Tekstuitleg van Mt 9,18 .
19. part. aor. nom. mann. enk. ελθων = elthôn (gekomen) . Mt (14) : (1) Mt 2,8 . (2) Mt 2,9 . (3) Mt 2,23 . (4) Mt 4,13 . (5) Mt 5,24 . (6) Mt 8,7 . (7) Mt 8,14 . (8) Mt 9,18 . (9) Mt 9,23 . (10) Mt 13,54 . (11) Mt 16,13 . (12) Mt 24,46 . (13) Mt 25,27 . (14) Mt 26,43 .
Mt 9,19 - Mt 9,19 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And Jesus arose, and followed him, and so did his disciples.
Luther-Bibel . 19 Und Jesus stand auf und folgte ihm mit seinen Jüngern.
Tekstuitleg van Mt 9,19 .
Mt 9,20 - Mt 9,20 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And, behold, a woman, which was diseased with an issue
of blood twelve years, came behind him, and touched the hem of his garment:
Luther-Bibel . 20 Und siehe, eine Frau, die seit zwölf Jahren den Blutfluss
hatte, trat von hinten an ihn heran und berührte den Saum seines Gewandes.
Tekstuitleg van Mt 9,20 .
Mt 9,21 - Mt 9,21 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] For she said within herself, If I may but touch his
garment, I shall be whole.
Luther-Bibel . 21 Denn sie sprach bei sich selbst: Könnte ich nur sein
Gewand berühren, so würde ich gesund.
Tekstuitleg van Mt 9,21 .
Mt 9,22 - Mt 9,22 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] But Jesus turned him about, and when he saw her, he
said, Daughter, be of good comfort; thy faith hath made thee whole. And the
woman was made whole from that hour.
Luther-Bibel . 22 Da wandte sich Jesus um und sah sie und sprach: Sei getrost,
meine Tochter, dein Glaube hat dir geholfen. Und die Frau wurde gesund zu derselben
Stunde.
Tekstuitleg van Mt 9,22
6. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Inleiding op de 'genezings'formule hè pistis sou sesôken se = je geloof heeft je gered - je geloof is je redding) .
(1) Mt 9,22 (// Mc 5,34 // Lc 8,48) . | (2) Mc 5,34 (// Mt 9,22 // Lc 8,48) . | (3) Mc 10,52 (// Lc 18,42) . | (4) Lc 7,50 . | (5) Lc 8,48 (Mc 5,34 // Mt 9,2) . | (6) Lc 17,19 . | (7) Lc 18,42 (// Mc 10,52) . |
ho de Ièsous (Jezus echter) ... | ho de (hij echter) | kai ho Ièsous (en Jezus) | ho de (hij echter) | kai ho Ièsous (en Jezus) | ||
eipen (zei) | eipen (zei) haar | eipen (zei) | eipen de (hij echter zei) | eipen (zei) haar | kai eipen (en hij zei) | eipen (zei) |
autèi | autôi (hem) | pros tèn gunaika (tot de vrouw) | autèi | autôi (hem) | autôi (hem) | |
thugater (dochter) | thugater (dochter) | |||||
hupage (ga) ... | ... poreuou eis eirènèn (begeef je op weg in vrede) | ... poreuou eis eirènèn (begeef je op weg in vrede) | anastas poreuou (opgestaan begeef je op weg) | anablèpson (kijk op) | ||
71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 | 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 | 276. Genezing van de blinde Bartimeüs : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 | 115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 | 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 | 253. Genezing van de tien melaatsen : Lc 17,11-19 - Lc 17,11-19 | 276. Genezing van de blinde Bartimeüs : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 |
- sesôken (hij heeft gered / verlost) . In zeven verzen in de bijbel, enkel in het N.T. : (1) Mt 9,22 (// Mc 5,34 // Lc 8,48) . (2) Mc 5,34 (// Mt 9,2 // Lc 8,48) . (3) Mc 10,52 (// Lc 18,42) . (4) Lc 7,50 . (5) Lc 8,48 (Mc 5,34 // Mt 9,2) . (6) Lc 17,19 . (7) Lc 18,42 (// Mc 10,52) . In deze zeven verzen komt de uitdrukking hè pistis sou sesôken se = je geloof heeft je gered - je geloof is je redding) . Vier lettergrepen beginnen met s- . Vijf woorden . Acht lettergrepen . Het gaat om drie wonderverhalen en een verhaal van zondenvergeving van een vrouw die haar zonden berouwt . Bij de wonderverhaal gaat het om de genezing van een bloedvloeiende vrouw , van een blinde man en van een melaatse man . De 'genezings'formule is dus gericht tot twee vrouwen en twee mannen .
Mt 9,23 - Mt 9,23 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And when Jesus came into the ruler's house, and saw
the minstrels and the people making a noise,
Luther-Bibel . 23 Und als er in das Haus des Vorstehers kam und sah die Flötenspieler
und das Getümmel des Volkes,
Tekstuitleg van Mt 9,23 .
2. elthôn (gegaan, gekomen). In 14 verzen bij Matteüs, zie Mt 8,14 . De zinsconstructie van Mt 8,14 vertoont grote gelijkenis met Mt 9,23 , Mt 13,54 en Mt 16,13 (nevenschikkend voegwoord, participium elthôn, eventueel ho Ièsous, eis + plaatsbepaling, eventueel hoofdwerkwoord) . In twee gevallen gaat Jezus naar een huis, in twee andere gevallen naar een stad. Het ene huis is dat van Petrus, het andere van de overste van de synagoge.
7. oikian (huis). Verwijzing: oikia (huis), zie Mc 1,29 .
11. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Mt 9,24 - Mt 9,24 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] He said unto them, Give place: for the maid is not
dead, but sleepeth. And they laughed him to scorn.
Luther-Bibel . 24 sprach er: Geht hinaus! Denn das Mädchen ist nicht tot,
sondern es schläft. Und sie verlachten ihn.
Tekstuitleg van Mt 9,24 .
Mt 9,25 - Mt 9,25 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] But when the people were put forth, he went in, and
took her by the hand, and the maid arose.
Luther-Bibel . 25 Als aber das Volk hinausgetrieben war, ging er hinein und
ergriff sie bei der Hand. Da stand das Mädchen auf.
Tekstuitleg van Mt 9,25 .
Mt 9,26 - Mt 9,26 : 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter -- Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 - Mt 9,18 - Mt 9,19 - Mt 9,20 - Mt 9,21 - Mt 9,22 - Mt 9,23 - Mt 9,24 - Mt 9,25 - Mt 9,26 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] And the fame hereof went abroad into all that land.
Luther-Bibel . 26 Und diese Kunde erscholl durch dieses ganze Land.
Tekstuitleg van Mt 9,26 .
Mc 1,28 | kai exèlthen hè akoè autou euthus pantachou eis holèn tèn perichôron tès Galilaias (en 'nieuws' over hem ging terstond overal uit naar de omstreek van Galilea) . |
Mt 4,24 | kai apèlthen hè akoè autou eis olèn tèn surian (en het 'nieuws' over hem ging weg naar heel Syrië) . |
Mt 9,26 | kai exèlthen hè fèmè autè eis holèn tèn gèn ekeinèn (en deze faam ging uit naar heel dat land) . |
Lc 4,14 | kai fèmè exèlthen kath olès tès perichôrou peri autou (en faam ging uit over heel de omstreek / om-geving rond hem) . |
Lc 4,37 | kai exeporeueto èchos peri autou eis panta topon tès perichôrou (en weerklank over hem trok uit naar elke plaats van de omstreek / om-geving) . |
2. exèlthen (hij ging uit) . Verwijzing : èlthon (ik ben of zij zijn gegaan / gekomen) , zie Mt 8,14 . In 289 verzen in de bijbel . In 222 verzen in het O.T. . In zevenenzestig verzen in het N.T. . In acht verzen bij Matteüs : (1) Mt 8,34 . (2) Mt 9,26 . (3) Mt 13,3 . (4) Mt 17,18 . (5) Mt 20,1 . (6) Mt 21,17 .
72. Genezing van twee blinden : Mt 9,27-31 - Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38
Mt 9,27 - Mt 9,27 : 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] And when Jesus departed thence, two blind men followed
him, crying, and saying, Thou Son of David, have mercy on us.
Luther-Bibel . 27 Und als Jesus von dort weiterging, folgten ihm zwei Blinde,
die schrien: Ach, du Sohn Davids, erbarme dich unser!
Tekstuitleg van Mt 9,27 .
Mt 9,27.2. act. part. praes. dat. mann. enk. παραγοντι = paragonti (langsgaande) van het werkw.παραγω = paragô (langsdrijven, langsgaan) . Taalgebruik in het NT : paragô (langsdrijven, langsgaan) . Taalgebruik in de LXX : paragô (langsdrijven, langsgaan) . Taalgebruik in Mc : paragô (langsdrijven, langsgaan) . In het Nederlands kennen we het werkwoord ageren , ac-tie voeren , handelen . Bijbel (1) : Mt 9,27 . Een vorm van παραγω = paragô (langsdrijven, langsgaan) in de LXX (14) , in het NT (10) , in Mc (3) : (1) Mc 1,16 . (2) Mc 2,14 . (3) Mc 15,21 .
Mt 9,27.6. ind. aor. 3de pers. mv. ηκολουθησαν = èkolouthèsan (zij volgden) van het werkw. ακολουθεω = akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in de LXX : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in Lc : akoloutheô (volgen) . Ned. acoliet . Bijbel (19) : Jdt 2,3 . Mt (11) : (1) Mt 4,20 . (2) Mt 4,22 . (3) Mt 4,25 . (4) Mt 8,1 . (5) Mt 8,23 . (6) Mt 9,27 . (7) Mt 12,15 . (8) Mt 14,13 . (9) Mt 19,2 . (10) Mt 20,34 . (11) Mt 27,55 . Mc (1) : Mc 1,18 . Lc (3) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 9,11 . (3) Lc 22,39 . Joh (2) : (1) Joh 1,37 . (2) Joh 11,31 . Hnd (1) : Hnd 13,43 . Variante lezing in : (1) Mc 2,15 . (2) Mc 3,7 . Een vorm van ακολουθεω = akoloutheô (volgen) in de LXX (13) , in het NT (90) , in Lc (17) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 5,27 . (3) Lc 5,28 . (4) Lc 7,9 . (5) Lc 9,11 . (6) Lc 9,23 . (7) Lc 9,49 . (8) Lc 9,57 . (9) Lc 9,59 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 18,22 . (12) Lc 18,28 . (13) Lc 18,43 . (14) Lc 22,10 . (15) Lc 22,39 . (16) Lc 22,54 . (17) Lc 23,27 . In de LXX kan ακολουθεω = akoloutheô de vertaling van 4 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
akoloutheô (volgen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. mv. èkolouthèsan | 19 | 1 | 18 | 11 | 1 | 3 | 2 | 1 | 15 | 17 | |||||
Totaal | 13 | 90 | 25 | 18 | 17 | 19 | 4 | 1 | 6 | 60 | 79 | 1 |
- Hebr. gaan achter ; הָלַך אַחֲרָיו = hâlakh ´achärâ(j)w (gaan achter = volgen) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) en Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) .
- Ned . : volgen . Arabisch : تَبِعَ = tabi`a (volgen) . Taalgebruik in de Qoran : tabi`a (volgen) . D. : folgen . E. : to follow . Fr. suivre . Grieks : ακολουθεω = akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Hebr. : הָלַך אַחֲרָיו = hâlakh ´achärâ(j)w (gaan achter = volgen) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) en Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Lat. : sequi - secutus .
Door iemand te volgen kan je je gedrag in woord en daad verantwoorden op basis van degene die je volgt . Iemand volgen kan ook de behoefte uitdrukken om van iemand te leren om een persoonlijk gedrag te ontwikkelen . In het eerste geval is er sprake van imitatie (navolging) , in het tweede geval van zelfwording . In de zelfwording is men zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag . Wat beoogde Jezus : de navolging van Jezus of het zelfstandig worden .
Mt 9,27.5.
Ièsous | Mt 1 | Mt 2 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 21 | Mt 26 | Mt 27 | |
voc. gen. dat. Ièsou | 2 : (1) Mt 1,1 (gen.) . (2) Mt 1,18 (gen.) . | 1 : Mt 2,1 (gen.) . | 1 : Mt 8,34 (dat.) . | 2 : (1) Mt 9,10 (dat.) . (2) Mt 9,27 (dat.) | 2 : (1) Mt 14,1 (gen.) . (2) Mt 14,12 (dat.) . | 1 : Mt 15,1 (dat.) . | 2 : (1) Mt 17,4 (dat.) . (2) Mt 17,19 (dat.) . | 1 : Mt 18,1 (dat.) . | 1 : Mt 21,27 (dat.) . | 8 | 4 | 25 |
In het NT komt een vorm van de naam Jezus in 892 verzen voor . Bij Mt is dat in 150 verzen (16,81 %) . In Mt 26 - Mt 28 (lijdens- en verrijzenisverhalen) komt een vorm van de naam Jezus in drieënveertig verzen (28,66 %) voor . - (tou) ... Ièsou . Taalgebruik : Ièsous (Jezus), zie Mt 1,1 . Genitief of datief mannelijk enkelvoud . In vijfentwintig verzen bij Matteüs : (1) Mt 1,1 (-) . (2) Mt 1,18 (+) . (3) Mt 2,1 (+) .
Mt 9,27.6. - 7. ηκολουθησαν αυτῳ = èkolouthèsan autô(i) (zij volgden hem) . NT (16/21) . Niet in : (1) Jdt 2,3 . (11) Mt 27,55 . Joh en Hnd .
Mt 9,27.9. nom. mann. mv. τυφλοι = tufloi (blinden) van het bijvoegl. naamw. τυφλος = tuflos (blind) . Taalgebruik in het NT : tuflos (blind) . Taalgebruik in de LXX : tuflos (blind) . Bijbel (20) : (1) 2 S 5,6 . (2) 2 S 5,8 . (3) Js 42,18 . (4) Js 43,8 . (5) Js 59,10 . (6) Sef 1,17 . (7) Mt 9,27 . (8) Mt 9,28 . (9) Mt 11,5 . (10) Mt 15,14 . (11) Mt 20,30 . (12) Mt 21,14 . (13) Mt 23,16 . (14) Mt 23,17 . (15) Mt 23,19 . (16) Mt 23,24 . (17) Lc 7,22 . (18) Joh 9,39 . (19) Joh 9,40 . (20) Joh 9,41 . Een vorm van τυφλος = tuflos in Lc (8) : (1) Lc 4,18 . (2) Lc 6,39 . (3) Lc 7,21 . (4) Lc 7,22 . (5) Lc 14,13 . (6) Lc 14,21 . (7) Lc 18,35 .
tuflos (blind) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
6 | nom. + voc. mann. mv. tufloi | 20 | 6 | 14 | 10 | 1 | 3 | 11 | 14 | ||||||
totaal | 75 | 25 | 50 | 18 | 4 | 8 | 16 | 1 | 2 | 1 | 30 | 46 | 1 | 1 |
- Hebreeuws . mann. mv. עִוְרִים = iwërîm (blinden) van het zelfst. naamw. עִוֵּר = `iwwer (blind) . Taalgebruik in Tenakh : `iwwer (blind) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 276 (2² X 3 X 23) . Structuur : 7 - 6 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (6) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,16 . (4) Js 56,10 . (5) Ps 146,8 . (6) Kl 4,14 . Een vorm van עִוֵּר = `iwwer in 24 verzen , in Js (9) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,7 . (4) Js 42,16 . (5) Js 42,18 . (6) Js 42,19 (2 vormen) . (7) Js 43,8 . (8) Js 56,10 . (9) Js 59,10 .
- Lat. caecus . Fr. aveugle < ab oculis = beroofd van ogen . D. blind . E. blind .
Mt 9,27.16. dauid (David) in Mt : (1) Mt 1,1 . (2) Mt 1,6 . (3) Mt 1,17 . (4) Mt 1,20 . (5) Mt 9,27 . (6) Mt 12,3 . (7) Mt 12,23 . (8) Mt 15,22 . (9) Mt 20,30 . (10) Mt 20,31 . (11) Mt 21,9 . (12) Mt 21,15 . (13) Mt 22,42 . (14) Mt 22,43 . (15) Mt 22,45 .
Mt 9,27.15. - 16. zoon van David in Mt (10) : (1) Mt 1,1 . (2) Mt 1,20 (Jozef , zoon van David) . (3) Mt 9,27 . (4) Mt 12,23 . (5) Mt 15,22 . (6) Mt 20,30 . (7) Mt 20,31 . (8) Mt 21,9 . (9) Mt 21,15 . (10) Mt 22,42 .
Mt 9,28 - Mt 9,28 : 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] And when he was come into the house, the blind men
came to him: and Jesus saith unto them, Believe ye that I am able to do this?
They said unto him, Yea, Lord.
Luther-Bibel . 28 Und als er heimkam, traten die Blinden zu ihm. Und Jesus sprach
zu ihnen: Glaubt ihr, dass ich das tun kann? Da sprachen sie zu ihm: Ja, Herr.
Tekstuitleg van Mt 9,28 .
20. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (1) : Mt
9,28 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt .
Mt 9,29 - Mt 9,29 : 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] Then touched he their eyes, saying, According to your
faith be it unto you.
Luther-Bibel . 29 Da berührte er ihre Augen und sprach: Euch geschehe nach
eurem Glauben!
Tekstuitleg van Mt 9,29 .
Mt 9,30 - Mt 9,30 : 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And their eyes were opened; and Jesus straitly charged
them, saying, See that no man know it.
Luther-Bibel . 30 Und ihre Augen wurden geöffnet. Und Jesus drohte ihnen
und sprach: Seht zu, dass es niemand erfahre!
Tekstuitleg van Mt 9,30 .
Mt 9,31 - Mt 9,31 : 72. Genezing van twee blinden : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 - Mt 9,27-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,27 - Mt 9,28 - Mt 9,29 - Mt 9,30 - Mt 9,31 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 -- Mt 9,32-34 - Mt 9,35-38 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] But they, when they were departed, spread abroad his
fame in all that country.
Luther-Bibel . 31 Aber sie gingen hinaus und verbreiteten die Kunde von ihm
in diesem ganzen Lande.
Tekstuitleg van Mt 9,31 .
73. Genezing van een stomme bezetene : Mt 9,32-34 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,32 - Mt 9,33 - Mt 9,34 -
Mt 9,32 - Mt 9,32 : 73. Genezing van een stomme bezetene - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,32 - Mt 9,33 - Mt 9,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] As they went out, behold, they brought to him a dumb
man possessed with a devil.
Luther-Bibel . 32 Als diese nun hinausgegangen waren, siehe, da brachten sie
zu ihm einen Menschen, der war stumm und besessen.
Tekstuitleg van Mt 9,32 .
Mt 9,32.9. acc. mann. enk. δαιμονιζομενον = daimonizomenon (een demon wordende) van het werkw. δαιμονιζομαι = daimonizomai (bezeten zijn) . Taalgebruik in het NT : daimonizomai (bezeten zijn) . Taalgebruik in de LXX : daimonizomai (bezeten zijn) . Bijbel (2) : (1) Mt 9,32 . (2) Mc 5,15 . Een vorm van het werkw. δαιμονιζομαι = daimonizomai (bezeten zijn) in de LXX (0) , in het NT (13) .
daimonizomenos (een demon wordende) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. + acc. enk.daimonizomenos | 1 | 1 | 1 : Mt 12,22 . | 1 | 1 | |||||||
gen. enk. daimonizomenou | 1 | 1 | 1 : Joh 10,21 . | 1 | ||||||||
dat. enk. daimonizomenôi | 1 | 1 | 1 : Mc 5,16 . | 1 | 1 | |||||||
acc. enk. daimonizomenon | 3 | 2 | 2 : (1) Mt 9,32 . (2) Mt 12,22 . | 1 : Mc 5,15 . | 2 | 2 | ||||||
nom. + acc. mv. daimonizomenoi | 1 | 1 | 1 : Mc 8,28 . | 1 | 1 | |||||||
gen. mv. daimonizomenôn | 1 | 1 | 1 : Mc 8,33 . | 1 | 1 | |||||||
acc. mv. daimonizomenous | 3 | 3 | 2 : (1) Mt 4,24 . (2) Mt 8,16 . | 1 : Mc 1,32 . | 3 | 3 | ||||||
pass. part. aor. nom. mann. enk. daimonistheis | 2 | 1 : Mc 5,18 . | 1 : Lc 8,36 . | |||||||||
Totaal | 13 | 13 | 7 | 4 | 1 | 1 | 9 | 10 |
Mt 9,33 - Mt 9,33 : 73. Genezing van een stomme bezetene - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,32 - Mt 9,33 - Mt 9,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] And when the devil was cast out, the dumb spake: and
the multitudes marvelled, saying, It was never so seen in Israel.
Luther-Bibel . 33 Als aber der böse Geist ausgetrieben war, redete der
Stumme. Und das Volk verwunderte sich und sprach: So etwas ist noch nie in Israel
gesehen worden.
Tekstuitleg van Mt 9,33 .
Mt 9,34 - Mt 9,34 : 73. Genezing van een stomme bezetene - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,32 - Mt 9,33 - Mt 9,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] But the Pharisees said, He casteth out devils through
the prince of the devils.
Luther-Bibel . 34 Aber die Pharisäer sprachen: Er treibt die bösen
Geister aus durch ihren Obersten.
Tekstuitleg van Mt 9,34 .
74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,35 - Mt 9,36 - Mt 9,37 - Mt 9,38 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 -
Mt 9,35 - Mt 9,35 : 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,35 - Mt 9,36 - Mt 9,37 - Mt 9,38 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] And Jesus went about all the cities and villages, teaching
in their synagogues, and preaching the gospel of the kingdom, and healing every
sickness and every disease among the people.
Luther-Bibel . 35 Und Jesus ging ringsum in alle Städte und Dörfer,
lehrte in ihren Synagogen und predigte das Evangelium von dem Reich und heilte
alle Krankheiten und alle Gebrechen.
Tekstuitleg van Mt 9,35
Na de roeping van de leerlingen (Mc
1,16-20 - Mt
4,18-22) brengt de evangelist Matteüs een samenvatting van het optreden
van Jezus (Mt
4,23-25 ; 5,1-2) dat Mt 5-9 anticipeert . In Mt 5-7 brengt Matteüs
de bergrede . In Mt 8-9 brengt hij een reeks wonderverhalen . Hierna volgt Mt
9,35-38 dat enerzijds Mt
4,23 herneemt (en betrekking heeft op de voorgaande hoofdstukken Mt 5-9)
en anderzijds de zendingsrede van Mt 10 voorbereidt .
Gelijkaardige summaria vinden we in het evangelie van Marcus . Allereerst is
er het summarium in Mc
1,39 dat volgt op de eerste dag van Jezus'optreden in Kafarnaüm . Vervolgens
is er het summarium in Mc
6,6 na het optreden van Jezus in Nazaret .
Na het hoofdwerkwoord en de plaatsbepaling beschrijft Matteüs de activiteit
van Jezus in woord en daad . Hij doet het met drie nevenschikkende zinnen waarvan
het werkwoord telkens vooraan de zin in het tegenwoordig deelwoord in de nominatief
staat (als bijstelling bij het onderwerp van de hoofdzin) : didaskôn (onderwijzend)
- kèrussôn (verkondigend) - therapeuôn (genezend) . Het woord
neemt in het optreden van Jezus een belangrijke plaats in . Hier geeft Matteûs
twee aspecten van de woordactiviteit van Jezus : onderwijzend en verkondigend
.
18. - 21. to euaggelion tès basileias (het evangelie van het koninkrijk) . In drie verzen in het N.T. : (1) Mt 4,23 . (2) Mt 9,35 . (3) Mt 24,14 . In (1) Mt 4,23 . (2) Mt 9,35 gaat het participium praesens nominatief mannelijk enkelvoud vooraf kèrussôn (verkondigend) . In Mt 24,14 gaat vooreerst het aanwijzend voornaamwoord touto (dit) en vervolgens de werkwoordvorm kèruchthèsetai (en dit evangelie van het koninkrijk zal verkondigd worden) . In de drie verzen gaat een werkwoordvorm van kèrussô (verkondigen) vooraf . Verwijzing : hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) , zie Mt 3,2 .
Evangelie van de 11de (elfde) zondag door het a-jaar : Mt 9,36 – 10,8 . Verwijzing : Mt 9,36 - 10,8 .
In die tijd werd Jezus bij het zien van de menigte door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: "De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten." Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs, Tomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, Simon de IJveraar en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft. Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: "Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven."
Mt 9,36 - Mt 9,36 : 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,35 - Mt 9,36 - Mt 9,37 - Mt 9,38 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . But when he saw the multitudes, he was moved with compassion
on them, because they fainted and were scattered abroad, as sheep having no
shepherd.
Luther-Bibel (1984) . Und als er das Volk sah, jammerte es ihn; denn sie waren
verschmachtet und azerstreut wie die Schafe, die keinen Hirten haben
- 11de
(elfde) zondag door het a-jaar . In die tijd werd Jezus bij het zien van
de menigte door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen
zonder herder.
Tekstuitleg van Mt 9,36 . Dit vers Mt 9,36 telt 17 woorden en 94 (2 X 47) letters . De getalwaarde van Mt 9,36 is 19819 (31 X 349) .
Mc 6,34 // Mt 14,14 | kai exelthôn eiden polun ochlon kai esplagchnisthè ep autous oti èsan ôs probata mè echonta poimena kai èrxato didaskein autous polla ([34] Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte, en Hij had zeer met hen te doen, omdat ze als schapen zonder herder waren, en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Mt 14,14 | kai exelthôn eiden polun ochlon kai esplagchnisthè ep autois kai etherapeusen tous arrôstous autôn |
1. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelv oud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Hier wordt idôn (gezien) de negende maal gebruikt en voor de zevende
keer met Jezus als onderwerp .
- eiden (hij zag) . Verwijzing : idôn
(gezien) , zie Mt
2,16 . Actief aorist derde persoon enkelvoud . In tweeënveertig verzen
in het N.T. . In tien verzen bij Matteüs : (1) Mt
3,16 . (2) Mt
4,16 . (3) Mt
4,18 . (4) Mt
4,21 . (5) Mt
8,14 . (6) Mt
9,9 . (7) Mt
14,14 . (8) Mt
20,3 . (9) Mt
22,11 . (10) Mt
26,71 . In zes van de tien verzen is Jezus onderwerp . In vijf verzen bij
Marcus : (1) Mc
1,10 . (2) Mc
1,16 . (3) Mc
1,19 . (4) Mc
2,14 . (5) Mc
6,34
2. de (echter) . Verwijzing : de (echter) , zie Mt 1,2 . In zestien verzen in Mt 9 . Er heeft echter geen verandering van personage plaats .
3. tous (de) . Bepaald lidwoord accusatief mannelijk meervoud . In het N.T. staat bij de accusatief meervoud ochlous (menigten) steeds het bepaald lidwoord ; bijgevolg : de menigten .
4. De accusatief mannelijk meervoud ochlous (menigten) komt in tweeëntwintig verzen in de bijbel voor . In vijf verzen in het O.T. . In zeventien verzen in het N.T. . Verwijzing : ochloi (menigten) . zie Mt 4,20 en Mc 2,13 . In tien verzen bij Matteüs : (1) Mt 5,1 . (2) Mt 9,36 . (3) Mt 13,36 . (4) Mt 14,15 . (5) Mt 14,19 . (6) Mt 14,22 . (7) Mt 14,23 . (8) Mt 15,39 . (9) Mt 21,46 . (10) Mt 27,20 . In acht verzen is Jezus het onderwerp . In zes gevallen bij Matteüs komt ochlous (menigten) voor als lijdend voorwerp van een particpium(zin) . De accusatief tous ochlous (de menigten) volgt steeds op de werkwoordvorm . In vijf verzen gaat het om het ontbinden van de menigten . Vóór Mt 9,36 werd reeds in vijf verzen ochloi (menigten) als onderwerp gebruikt en het is de tweede maal dat de accusatief meervoud ochlous (menigten) wordt gebruikt . Het is dus de zevende maal dat ochloi of ochlous wordt aangewend .Met de deelwoordzin idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) leidt Matteüs de bergrede in . Op een identieke wijze leidt Matteüs in Mt 9,36 de zendingsrede in . Mt 5-7 bracht de bergrede ; Mt 8-9 bracht een geheel van wonderdaden . Mt 5-9 omvat de totale activiteit van Jezus : woord en daad . De menigten hebben nood aan zalvende woorden , aan genezende daden . Het zet Jezus ertoe aan om een twaalftal te vormen en te zenden (Mt 10) .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. |
Mt 5,1 | Mt 9,36 | Mt 13,36 | Mt 14,15 | Mt 14,19 | Mt 14,22 | Mt 14,23 | Mt 15,39 | Mt 21,46 | Mt 27,20 |
idôn de (gezien echter) | idôn de (gezien echter) | Tote afeis (dan achtergelaten) | apoluson (ontbind) | kai keleusas (en bevolen) | eôs ou apolusè (totdat hij zou ontbinden) | kai apolusas (en ontbonden) | kai apolusas (en ontbonden) | efobèthèsan (zij vreesden) | epeisan |
tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) |
24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 | 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 | 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,36-43 | 151. Eerste broodvermenig-vuldiging - Mc 6,35-44a - Mt 14,15-21a - Lc 9,12-17a | 151. Eerste broodvermenig-vuldiging - Mc 6,35-44a - Mt 14,15-21a - Lc 9,12-17a | 152. Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 | 152. Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 | 158. Tweede broodvermenig- vuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 |
- ochlon (menigte) . Accusatief enkelvoud. In eenenveertig verzen in de bijbel . In zes verzen in het O.T. . In vijfendertig verzen in het N.T. . In tien verzen bij Matteüs : (1) Mt 8,18 . (2) Mt 9,23 . (3) Mt 14,5 . (4) Mt 14,14 . (5) Mt 15,10 . (6) Mt 15,31 . (7) Mt 15,32 . (8) Mt 15,33 . (9) Mt 17,14 . (10) Mt 21,26 . In dertien verzen bij Marcus : (1) Mc 2,4 . (2) Mc 3,9 . (3) Mc 4,36 . (4) Mc 5,31 . (5) Mc 6,34 . (6) Mc 6,45 . (7) Mc 7,14 . (8) Mc 8,2 . (9) Mc 8,34 . (10) Mc 9,14 . (11) Mc 11,32 . (12) Mc 12,12 . (13) Mc 15,11 . polun ochlon (een grote menigte) . In twee verzen : (1) Mt 14,14 . (2) Mc 6,34 . In Mc 9,14 lezen we ochlon polun (een grote menigte) . Het bepaald lidwoord wordt bij het zelfstandig naamwoord accusatief enkelvoud ochlon (menigte) gebruikt , tenzij een bijvoeglijk naamwoord het zelfstandig naamwoord nader bepaald . Uitzonderingen hierop zijn : (1) Mt 8,18 . (2) Hnd 21,27 . Het bepaald lidwoord wordt in zesentwintig van de vijfendertig verzen gebruikt .
Mt 9,37 - Mt 9,37 : 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,35 - Mt 9,36 - Mt 9,37 - Mt 9,38 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] Then saith he unto his disciples, The harvest truly
is plenteous, but the labourers are few;
Luther-Bibel . 37 Da sprach er zu seinen Jüngern: Die Ernte ist groß,
aber wenige sind der Arbeiter.
- 11de
(elfde) zondag door het a-jaar . Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: "De
oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.
Tekstuitleg van Mt 9,37 .
Het is niet belangrijk om welke oogst het gaat: fruit-, groenten-, graan-,
wijnoogst enz. De oogst is ongeveer op hetzelfde moment rijp, oogstbaar. Op
dat moment zijn er vele werkers nodig, zo niet verrot of verdroogt hij op het
veld en gaat hij verloren. De eigenaar of diens gevolmahtigde zal arbeiders
inhuren. Voor hun werk zal hij hen belonen. Er wordt tussen de eigenaar en de
werkers mondeling of schriftelijk een loon bepaald. In de zendingsrede is er
slechts terloops sprake van loon. Op het einde ervan veel uitdrukkelijker. Al
naargelang de categorie van aangeworven werkers (profeet, rechtvaardige) wordt
het loon bepaald. In de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard is er uitvoeriger
sprake over werken en loon ontvangen ( Mt
20,1-16 ) .
Ergatai (werkers) komt slechts in 1 vers bij Matteüs voor nl. Mt 9,37.
De accusatief meervoud komt in 3 verzen bij Matteüs voor; Mt 9,38. Mt 20,1
en Mt 20,8.
Mt 9,38 - Mt 9,38 : 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 9 -- Mt 9,35 - Mt 9,36 - Mt 9,37 - Mt 9,38 -- Mt 9 -- Mt 9,1-8 - Mt 9,9 - Mt 9,10-13 - Mt 9,14-17 - Mt 9,18-26 - Mt 9,27-31 - Mt 9,32-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] Pray ye therefore the Lord of the harvest, that he
will send forth labourers into his harvest.
Luther-Bibel . 38 Darum bittet den Herrn der Ernte, dass er Arbeiter in seine
Ernte sende.
- 11de
(elfde) zondag door het a-jaar . Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders
te sturen om te oogsten."
Tekstuitleg van Mt 9,38 .
1 et ascendens in naviculam transfretavit et venit in civitatem suam 2 et ecce offerebant ei paralyticum iacentem in lecto et videns Iesus fidem illorum dixit paralytico confide fili remittuntur tibi peccata tua 3 et ecce quidam de scribis dixerunt intra se hic blasphemat 4 et cum vidisset Iesus cogitationes eorum dixit ut quid cogitatis mala in cordibus vestris 5 quid est facilius dicere dimittuntur tibi peccata aut dicere surge et ambula 6 ut sciatis autem quoniam Filius hominis habet potestatem in terra dimittendi peccata tunc ait paralytico surge tolle lectum tuum et vade in domum tuam 7 et surrexit et abiit in domum suam 8 videntes autem turbae timuerunt et glorificaverunt Deum qui dedit potestatem talem hominibus 9 et cum transiret inde Iesus vidit hominem sedentem in teloneo Mattheum nomine et ait illi sequere me et surgens secutus est eum 10 et factum est discumbente eo in domo ecce multi publicani et peccatores venientes discumbebant cum Iesu et discipulis eius 11 et videntes Pharisaei dicebant discipulis eius quare cum publicanis et peccatoribus manducat magister vester 12 at Iesus audiens ait non est opus valentibus medico sed male habentibus 13 euntes autem discite quid est misericordiam volo et non sacrificium non enim veni vocare iustos sed peccatores 14 tunc accesserunt ad eum discipuli Iohannis dicentes quare nos et Pharisaei ieiunamus frequenter discipuli autem tui non ieiunant 15 et ait illis Iesus numquid possunt filii sponsi lugere quamdiu cum illis est sponsus venient autem dies cum auferetur ab eis sponsus et tunc ieiunabunt 16 nemo autem inmittit commissuram panni rudis in vestimentum vetus tollit enim plenitudinem eius a vestimento et peior scissura fit 17 neque mittunt vinum novum in utres veteres alioquin rumpuntur utres et vinum effunditur et utres pereunt sed vinum novum in utres novos mittunt et ambo conservantur 18 haec illo loquente ad eos ecce princeps unus accessit et adorabat eum dicens filia mea modo defuncta est sed veni inpone manum super eam et vivet 19 et surgens Iesus sequebatur eum et discipuli eius 20 et ecce mulier quae sanguinis fluxum patiebatur duodecim annis accessit retro et tetigit fimbriam vestimenti eius 21 dicebat enim intra se si tetigero tantum vestimentum eius salva ero 22 at Iesus conversus et videns eam dixit confide filia fides tua te salvam fecit et salva facta est mulier ex illa hora 23 et cum venisset Iesus in domum principis et vidisset tibicines et turbam tumultuantem 24 dicebat recedite non est enim mortua puella sed dormit et deridebant eum 25 et cum eiecta esset turba intravit et tenuit manum eius et surrexit puella 26 et exiit fama haec in universam terram illam 27 et transeunte inde Iesu secuti sunt eum duo caeci clamantes et dicentes miserere nostri Fili David 28 cum autem venisset domum accesserunt ad eum caeci et dicit eis Iesus creditis quia possum hoc facere vobis dicunt ei utique Domine 29 tunc tetigit oculos eorum dicens secundum fidem vestram fiat vobis 30 et aperti sunt oculi illorum et comminatus est illis Iesus dicens videte ne quis sciat 31 illi autem exeuntes diffamaverunt eum in tota terra illa 32 egressis autem illis ecce obtulerunt ei hominem mutum daemonium habentem 33 et eiecto daemone locutus est mutus et miratae sunt turbae dicentes numquam paruit sic in Israhel 34 Pharisaei autem dicebant in principe daemoniorum eicit daemones 35 et circumibat Iesus civitates omnes et castella docens in synagogis eorum et praedicans evangelium regni et curans omnem languorem et omnem infirmitatem 36 videns autem turbas misertus est eis quia erant vexati et iacentes sicut oves non habentes pastorem 37 tunc dicit discipulis suis messis quidem multa operarii autem pauci 38 rogate ergo dominum messis ut eiciat operarios in messem suam