- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht van het Matteüsevangelie : Mt (Matteüs) : overzicht , Mt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Mt : commentaar ,
Overzicht Mt 1 , Mt 2 , Mt 3 , Mt 4 , Mt 5 , Mt 6 , Mt 7 , Mt 8 , Mt 9 , Mt 10 , Mt 11 , Mt 12 , Mt 13 , Mt 14 , Mt 15 , Mt 16 , Mt 17 , Mt 18 , Mt 19 , Mt 20 , Mt 21 , Mt 22 , Mt 23 , Mt 24 , Mt 25 , Mt 26 , Mt 27 , Mt 28 .![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het derde hoofdstuk van het Matteüsevangelie
:
56. Genezing van een melaatse : Mc
1,40-45 - Mt
8,1-4 - Lc
5,12-16 -
57. De honderdman van Kafarnaüm : Mt
8,5-13 - Lc
7,1-10 -
58. Genezing van Petrus'schoonmoeder : Mc
1,29-31 - Mt
8,14-15 - Lc
4,38-39 -
59. Genezingen en exorcismen : Mc
1,32-34 - Mt
8,16-17 - Lc
4,40-41 -
64. Voorwaarden van het volgen : Mt
8,18-22 - Lc
9,57-62 -
65. Het bedaren van de storm : Mc
4,35-41 - Mt
8,23-27 - Lc
8,22-25 -
66. Twee bezetenen van Gadara van de demonen bevrijd : Mt
8,28-34 - Mc
5,1-20 - Lc
8,26-39 -
56. Genezing van een melaatse : Mt 8,1-4 - Mc 1,40-45 - Mt 8,2-4 - Lc 5,12-16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,1 - Mt 8,2 - Mt 8,3 - Mt 8,4 -
structuur van de pericope
Mc 1,40 (melaatse) | Mt 8,2 | Mc 1,41 ( 'Jezus') | Mt 8,3 a | Mc 1,44 ('Jezus') | Mt 8,4 | Mc 1,45 (de melaatse) | Matteüs heeft dit vers niet. | |||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ho de... (hij echter) | ||||||
... | ||||||||||
legôn (zeggende) | legôn (zeggende) | legei (hij zegt) | legôn (zeggende) | legei (hij zegt) | legei (hij zegt) | èrxato kèrussein... (begon te verkondigen) | ||||
autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | |||||||
ho Ièsous (Jezus) | ||||||||||
63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 - Mt 8,2-4 - Lc 5,12-16 - |
De pericope is in 4 verzen ingedeeld. In Mt 8,1 zijn Jezus en de leerlingen onderwerp, in Mt 8,2 is de melaatse onderwerp, in Mt 8,3a Jezus, in Mt 8,3b de melaatsheid, in Mt 8,4 is Jezus onderwerp. In het eerste vers staat het partikel de (echter). De andere verzen beginnen met het nevenschikkend voegwoord kai (en). Er is telkens verandering van personage. In Mt 8,3 b staat een nevenschikkende zin met de melaatsheid als onderwerp. In Mt 8,4 verbindt het nevenschikkend voegwoord kai (en) twee imperatieven met elkaar. Kai (en) wordt dus 5X gebruikt in deze pericope.
Mt 8,1 - Mt 8,1 - 56. Genezing van een melaatse : Mt 8,2-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,1 - Mt 8,2 - Mt 8,3 - Mt 8,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] When he was come down from the mountain, great multitudes
followed him.
Luther-Bibel . 1 Als er aber vom Berge herabging, folgte ihm eine große
Menge.
Tekstuitleg van Mt 8,1 .
Mt 8,2 - Mt 8,2 - 56. Genezing van een melaatse : Mt 8,2-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,1 - Mt 8,2 - Mt 8,3 - Mt 8,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] And, behold, there came a leper and worshipped him,
saying, Lord, if thou wilt, thou canst make me clean.
Luther-Bibel . 2 Und siehe, ein Aussätziger kam heran und fiel vor ihm
nieder und sprach: Herr, wenn du willst, kannst du mich reinigen.
Tekstuitleg van Mt 8,2 .
- idou (zie) . Het wordt
Mt 8,2a, de inleiding, bestaat uit 7 woorden en 16 lettergrepen. Het eerste
gedeelte bestaat uit 4 woorden en 8 lettergrepen , het tweede gedeelte uit 3
woorden en 8 lettergrepen. Beide gedeelten eindigen met een deelwoord eindigend
op -ôn.
En zie een melaatse naderbijgekomen / knielde bij hem zeggend .
Idou (zie) wordt door Matteüs 59X gebruikt. Een vluchtige
blik op het gebruik van idou (zie) leert dat het onderwerp van de zin meestal
volgt op idou (zie). Na het onderwerp volgt dan het hoofdwerkwoord. Tussen het
onderwerp en het hoofdwerkwoord kan eventueel een deelwoord staan. Het is niet
onmiddellijk duidelijk waarom Matteüs hier het woordje idou (zie) gebruikt.
We vermoeden dat het te maken heeft met het werkwoord proskuneô : knielen
bij. Meestal gaat aan idou (zie) het nevenschikkend voegwoord kai (en) vooraf.
In Mt 8,2 wordt het onderwerp vóór proselthôn (naderbijgekomen)
geplaatst. Het participium aorist (verleden deelwoord) proselthôn (naderbijgekomen)
gebruikt Matteüs in 14 verzen. Het meewerkend voorwerp in de datief volgt
onmiddellijk op het hoofdwerkwoord prosekunei (hij knielde bij), dat in Matteüs
in 4 verzen voorkomt. Wellicht is het omwille van het samengesteld werkwoord
met pros- (bij). Het hoofdwerkwoord prosekunei (hij knielde neer) staat in het
imperfectum (onvoltooid verleden tijd). In Matteüs wordt in het hoofdwerkwoord
de relatie met Jezus uitgedrukt. De woorden van de melaatse worden ingeleid
door het tegenwoordig deelwoord legôn (zeggende).
14X. proselthôn (naderbijgekomen) 9X is eipen (hij zei) hoofdwerkwoord. 3X legôn (zeggende). 11 X gevolgd door rechtstreekse rede . 9X aanspreektitel . Voor prosèlthon (zij kwamen naderbij) en prosèlthen (hij kwam naderbij) zie : - Mt 4,1-11 -proserchontai komt 2X voor bij Matteüs, proserchetai geen enkele keer. |
proskuneô (knielen bij).
proskuneô
(knielen bij), zie Mt
8,2
--- proskunei (hij knielt bij). In 2 verzen in het O.T. en
in Opb 14,9.
--- proskunôn (knielend bij). Slechts in Da 6,28.
--- prosekunei autôi (hij knielde bij hem) Actief imperfectum
3de persoon enkelvoud van het werkwoord proskuneô (knielen bij). In 7
verzen in de bijbel; in 3 verzen in het O.T., in 4 verzen in het N.T. In 4 verzen
bij Matteüs, zie Mt
8,2 : (1) Mt
8,2 . (2) Mt
9,18 . (3) Mt
15,25 . (4) Mt
18,26 . (4) . In 3 gevallen knielt iemand neer om een genezing te vragen:
een melaatse, een overste voor de genezing van zijn dienaar, een moeder voor
haar kind. In het 4de geval knielt een dienaar neer voor zijn meester om hem
kwijtschelding van schulden te vragen. In 3 gevallen komt een persoon tot Jezus.
--- proskunèsô (ik zal knielen bij). In 6 verzen
in de bijbel; in 5 verzen in het O.T., in Mt
2,8 .
--- proskunèseis (jij zult knielen). In 7 verzen in
de bijbel: (1) Ex 20,5 . (2) Ex 23,24 . (3) Dt 5,9 . (4) Dt 26,10 . (5) Ps 81,10
. (6) Mt 4,10 . (7) Lc
4,8 .
--- prosekunèsen (hij knielde bij hem). Actief aorist
3de persoon enkelvoud. In 55 verzen in de bijbel, in 51 verzen in het O.T.,
in 4 verzen in het N.T. Niet bij Matteüs. In Mc
5,6 . Niet bij Lucas.
--- prosekunèsan (zij knielden bij). - prosekunèsan
(zij knielden bij). In. 4 verzen bij Matteüs, zie Mt
2,11 . - Actief aorist 3de persoon enkelvoud. In 46 verzen in de bijbel;
in 35 verzen in het O.T., in 11 verzen in het N.T. In. 4 verzen bij Matteüs,
zie Mt
2,11 . (1) Mt
2,11 . (2) Mt
14,33 . (3) Mt
28,9 . (4) Mt
28,17 . Wijzen, leerlingen en leerlingen-vrouwen knielen voor Jezus.
Het is een reactie op een Godsopenbaring.
- proskunèsèis (gij zoudt knielen). In 6 verzen
in de bijbel; in 4 verzen in het O.T., in 2 verzen in het N.T.
1. een melaatse | 2. een overste | 3. een Syro-Fenicische vrouw | 4. gelijkenis van een heer en dienaren | een vader voor zijn zoon | |||||||
bijbeltekst | Mt 9,18 | Mt 15,25 | Mt 18,26 | Mt 17,14 | Mt 18,29 | ||||||
kai idou (en zie) | idou (zie) | ||||||||||
onderwerp | lepros (een melaatse) | archôn heis (één overste) | |||||||||
participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud | proselthôn (naderbijgekomen) | proselthôn (naderbijgekomen) | hè de elthousa (zij echter gekomen) | pesôn de ho doulos (neergevallen echter de dienaar) | prosèlthen autôi ho anthrôpos (een mens kwam naderbij hem) | pesôn oun ho sundoulos autou (neergevallen derhalve zijn mededienaar) | |||||
werkwoord | prosekunei (knielde) | prosekunei (knielde) | prosekunei (knielde) | prosekunei (knielde) | gonupetôn auton (knievallend bij hem) | parekalei (riep hem te hulp) | |||||
meewerkend voorwerp (datief) | autôi (bij hem) | autôi (bij hem) | autôi (bij hem) | autôi (bij hem) | auton | ||||||
werkwoord vorm van legô : zeggen | legôn (zeggende) | legôn (zeggende) | legousa (zeggende) | legôn (zeggende) | kai legôn (en zeggende) | legôn (zeggende) | |||||
citaat | rechtstreekse rede | zgn. onrechtstreeksr rede | rechtstreekse rede | rechtstreekse rede | |||||||
aanspreektitel | kurie (Heer) | kurie (Heer) | kurie (Heer) | ||||||||
56. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 - Mt 8,2-4 - Lc 5,12-16 - | 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - | 156. Genezing van de dochter van een Kananeese / Syrofenicische vrouw : Mc 7,24-30 - Mt 15,21-28 - | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 170. Genezing van een bezeten kind : Mc 9,14-29 - Mt 17,14-21 - Lc 9,37-43a | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 |
Mt 8,3 - Mt 8,3 -- 56. Genezing van een melaatse : Mt 8,2-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,1 - Mt 8,2 - Mt 8,3 - Mt 8,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] And Jesus put forth his hand, and touched him, saying,
I will; be thou clean. And immediately his leprosy was cleansed.
Luther-Bibel . 3 Und Jesus streckte die Hand aus, rührte ihn an und sprach:
Ich will's tun; sei rein! Und sogleich wurde er von seinem Aussatz rein.
Tekstuitleg van Mt 8,3 .
12. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajjitëhâr (en hij werd rein) van het werkw. tâhâr (rein zijn, rein worden) . Taalgebruik in Tenach : tâhâr (rein zijn, rein worden) . Getalwaarde : tet = 9 , he = 5 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 214 (2 X 107) . Tenach (2) : (1) 2 K 5,14 . (2) 2 Kr 34,5 . In 2 K 5,14 heeft het betrekking op de reiniging van melaatsheid , in 2 Kr 34,5 op de reiniging van het volk . Gr. pass. ind. aor. 3de pers. enk. ekatharisthè (hij werd gereinigd) van het werkw. katharizô (schoon maken, reinigen) . Taalgebruik in het N.T. : katharizô (schoon maken, reinigen) . Taalgebruik in de LXX : katharizô (schoon maken, reinigen) . LXX (3) : (1) Nu 12,15 (een vorm van ´âsaph = verzamelen, terugtrekken) . (2) 2 K 5,14 . (3) Jdt 16,18 (reiniging van het volk) . N.T. (3) : (1) Mt 8,3 . (2) Mc 1,42 . (3) Lc 4,27 . In de 3 verzen van het N.T. heeft het betrekking op de reiniging van melaatsheid . In Lc 4,27 is er sprake van de genezing van Naäman door de profeet Elisja . De meervoudsvorm ekatharisthèsan (zij werden gereinigd) komt in de bijbel 4X voor : (1) Ezr 6,20 . (2) Neh 12,30. (3) Lc 17,14 . (4) Lc 17,17 . ; met betrekking tot de reiniging van melaatsen 2X : (1) Lc 17,14 . (4) Lc 17,17 . Een vorm van katharizô (schoon maken, reinigen) in de LXX in 125 verzen , in het N.T. in 31 verzen . Ned. katharsis (proces van zuivering) . Katharen < katharoi (zuiveren) .
Mt 8,4 - Mt 8,4 -- 56. Genezing van een melaatse : Mt 8,2-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,1 - Mt 8,2 - Mt 8,3 - Mt 8,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And Jesus saith unto him, See thou tell no man; but
go thy way, shew thyself to the priest, and offer the gift that Moses commanded,
for a testimony unto them.
Luther-Bibel . 4 Und Jesus sprach zu ihm: Sieh zu, sage es niemandem, sondern
geh hin und zeige dich dem Priester und opfere die Gabe, die Mose befohlen hat,
ihnen zum Zeugnis.
Tekstuitleg van Mt 8,4 .
- mèdeni (aan niemand) 3X bij Matteüs - eipèis (je zegge) 2X bij Matteüs -
--- eipèis (je zoudt
zeggen). In 40 verzen in de bijbel. In 36 verzen in het O.T., in 4
verzen in het N.T. In 2 verzen bij Matteüs, zie Mt
17,9 . (1) Mt
8,4 . (2) Mt
26,63 . In Mc
1,44 (// Mt
8,4 ). In Rom 10,6.
--- eipète (jullie zouden zegge). Conjunctief aorist
2de persoon meervoud. In 13 verzen in de bijbel; in 6 verzen in het O.T., in
7 verzen in het N.T. In 4 verzen bij Matteüs. Niet bij Marcus. In 2 verzen
bij Lucas. Niet bij Johannes.
--- Eipôsin (zij zouden zeggen). In 32 verzen in de bijbel;
in 26 verzen in het O.T., in 6 verzen in het N.T. In 5 verzen bij Matteüs.
Niet bij Marcus. In 1 vers bij Lucas. Niet bij Johannes.
Mt 8,4 | Mt 12,16 epetimèsen , zie Mc 1,25 | Mt 16,20 | Mt 26,63 | Mt 17,9 |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||
legei (hij zegt) | epetimèsen (hij droeg op / beval / berispte) | epetimèsen (hij droeg op / beval / berispte) | enesteilato (hij gebood) | |
autôi (hem) | autois (hen) | tois mathètais (zijn leerlingen) | autois (hen) | |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) legôn (zeggende) | |||
hina (opdat) | hina (opdat) | hina (opdat) | ||
hora (zie - zorg ervoor) | ||||
mèdeni (aan niemand) | mèdeni (aan niemand) | hèmin (aan ons) | mèdeni (aan niemand) | |
mè faneron auton (hem niet bekend) | ||||
eipèis (zegge je iets) | poièsôsin (zouden maken) | eipôsin (zouden zeggen) | eipèis | eipète (zegge je) |
hoti autos ho christos (dat hij de messias is) | ei su ei ho Christos ho huios tou theou (indien jij bent de messias de zoon van God,) | to horama (het visioen) | ||
63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 - Mt 8,2-4 - Lc 5,12-16 | 96. Volkstoeloop en genezingen : Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a | 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 - | 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 - | 168. Verheerlijking van Jezus : Mc 9,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 |
57. De honderdman van Kafarnaüm : Mt 8,5-13 - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 -
De pericope bestaat uit 8 verzen. In 5 verzen staat het partikel de (echter) op de tweede plaats van het vers.
Mt 8,5 - Mt 8,5 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] And when Jesus was entered into Capernaum, there came
unto him a centurion, beseeching him,
Luther-Bibel . 5 Als aber Jesus nach Kapernaum hineinging, trat ein Hauptmann
zu ihm; der bat ihn
Tekstuitleg van Mt 8,5 .
Mt 8,6 - Mt 8,6 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And saying, Lord, my servant lieth at home sick of the
palsy, grievously tormented.
Luther-Bibel . 6 und sprach: Herr, mein Knecht liegt zu Hause und ist gelähmt
und leidet große Qualen.
Tekstuitleg van Mt 8,6 .
11. paralutikos (lam, lamme) . Verwijzing : paralutikos (lam, lamme) , zie Mc 2,3 . paraluô : ter zijde losmaken , verlammen .
paralutikos (lamme) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk |
nom. enk. : paralutikos | 2 | 2 | (1) Mt 8,6 . | (1) Mc 2,4 . | Lc 5,18 : paralelumenos (verlamde) | Hnd 9,33 : paralelumenos (verlamde) | ||||
gen. enk. : paralutikou | ||||||||||
dat. enk. : paralutikôi | 5 | 5 | 2 : (1) Mt 9,2 . (2) Mt 9,6 | 3 : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,9 . (3) Mc 2,10 . | Lc 5,24 : paralelumenôi (aan de verlamde) | |||||
acc. enk. : paralutikon | 2 | 2 | (1) Mt 9,2 . | (1) Mc 2,3 | ||||||
nom. mv. : paralutikoi | Hnd 8,7 : paralelumenoi (verlamden) | |||||||||
gen. mv. : paralutikôn | ||||||||||
dat. mv. : paralutikois | ||||||||||
acc. mv. : paralutikous | 1 | Dt 32,36 : paralelumenous (verlamden) | 1 | 1 | ||||||
Totaal | 10 | 10 | 5 | 5 |
- datief mannelijk enkelvoud paralutikôi . In vijf verzen in de bijbel
: (1) Mt
9,2 // Mc
2,5 . (2) Mt
9,6 // Mc
2,10 . (3) Mc
2,5 // Mt
9,2 . (4) Mc
2,9 . (5) Mc
2,10 // Mt
9,6 .
- accusatief mannelijk enkelvoud paralutikon . In twee verzen in de bijbel :
(1) Mt
9,2 // Mc
2,3 . (2) Mc
2,3 // Mt
9,2 .
- In Mc
2,1-12 komt een vorm van paralutikos vijfmaal voor , in Mt
9,1-8 viermaal .
Mt 8,7 - Mt 8,7 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And Jesus saith unto him, I will come and heal him.
Luther-Bibel . 7 Jesus sprach zu ihm: Ich will kommen und ihn gesund machen.
Tekstuitleg van Mt 8,7 .
Mt 8,7 : kai legei autôi (en hij zegt hem) elthôn therapeusô auton (ik zal hem komen genezen) |
- Mt
8,7 - - elthôn (gegaan, gekomen). In 14 verzen bij Matteüs, zie Mt 8,14 . |
therapeusô (ik zal genezen). Indicatief futurum 1ste persoon enkelvoud.
Mt 8,8 - Mt 8,8 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] The centurion answered and said, Lord, I am not worthy
that thou shouldest come under my roof: but speak the word only, and my servant
shall be healed.
Luther-Bibel . 8 Der Hauptmann antwortete und sprach: Herr, ich bin nicht wert,
dass du unter mein Dach gehst, sondern sprich nur ein Wort, so wird mein Knecht
gesund.
Tekstuitleg van Mt 8,8 .
14. act. ind. aor. 3de pers. mv. απεστεγασαν = apestegasan (zij ont-dek (dak) ten) van het werkw. αποστεγαζω = apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) . Taalgebruik in het NT : apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) . Bijbel (1) : Mc 2,4 . Een vorm van αποστεγαζω = apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) in de Bijbel (1) : Mc 2,4 .
- Zie ook het werkw. στεγαζω = stegadzô (bedekken, bedakken) . Taalgebruik in het NT : stegadzô (bedekken, bedakken) . Taalgebruik in de LXX : stegadzô (bedekken, bedakken) . Een vorm van het werkw. στεγαζω = stegadzô (bedekken, bedakken) in de LXX (5) : (1) 2
Kr 34,11 . (2) Ps 104,3 . (3) Neh 2,8 . (4) Neh 3,3 . (5) Neh 3,6 . In het NT (0) .
- Zie eveneens het werkw. στεγω = stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Taalgebruik in het NT : stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Taalgebruik in de LXX : stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Een vorm van στεγω = stegô (dekken, bedekken, bedakken) in de LXX (1) : Sir 8,17 . In het NT (4) : (1) 1
Kor 9,12 . (2) 1
Kor 13,7 . (3) 1 Tes
3,1 . (4) 1
Tes 3,5 .
- Zie ook het zelfst. naamw. στεγη = stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in het NT : stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in de LXX : stegè (dak, deksel) . Een vorm van στεγη = stegè (dak, deksel) in de LXX (2) : (1) Gn
8,13 . (2) Ez
40,43 . In het NT (3) : (1) Mt
8,8 . (2) Mc
2,4 . (3) Lc
7,6 .
- Hebreeuws : de stam van het werkw. כָּסָה = kâsâh
(bedekken) . Taalgebruik in Tenakh : kâsâh
(bedekken) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , samekh = 15 of 60 , he = 5
; totaal : 31 OF 85 (5 X 17) . Structuur : 2 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 .
- Zie ook : קָרָה = qârâh (1. ontmoeten, treffen, overkomen. 2. ov erdekken, een zoldering maken) . Taalgebruik in Tenakh : qârâh (ontmoeten, treffen, overkomen) . Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 44 OF 305 (5 X 61) . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- Ned. : dak . D. : das Dach . Fr. : toit (< Lat. : tectum) . Gr. : στεγη = stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in het NT : stegè (dak, deksel) . Lat. : tegere (tectum) (dekken, bedekken, bedakken) .
Mt 8,9 - Mt 8,9 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] For I am a man under authority, having soldiers under
me: and I say to this man, Go, and he goeth; and to another, Come, and he cometh;
and to my servant, Do this, and he doeth it.
Luther-Bibel . 9 Denn auch ich bin ein Mensch, der Obrigkeit untertan, und habe
Soldaten unter mir; und wenn ich zu einem sage: Geh hin!, so geht er; und zu
einem andern: Komm her!, so kommt er; und zu meinem Knecht: Tu das!, so tut
er's.
Tekstuitleg van Mt 8,9 .
Mt 8,10 - Mt 8,10 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] When Jesus heard it, he marvelled, and said to them
that followed, Verily I say unto you, I have not found so great faith, no, not
in Israel.
Luther-Bibel . 10 Als das Jesus hörte, wunderte er sich und sprach zu denen,
die ihm nachfolgten: Wahrlich, ich sage euch: Solchen Glauben habe ich in Israel
bei keinem gefunden!
Tekstuitleg van Mt 8,10 .
Mt 8,11 - Mt 8,11 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And I say unto you, That many shall come from the east
and west, and shall sit down with Abraham, and Isaac, and Jacob, in the kingdom
of heaven.
Luther-Bibel . 11 Aber ich sage euch: Viele werden kommen von Osten und von
Westen und mit Abraham und Isaak und Jakob im Himmelreich zu Tisch sitzen;
Tekstuitleg van Mt 8,11 .
Mt 8,12 - Mt 8,12 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] But the children of the kingdom shall be cast out into
outer darkness: there shall be weeping and gnashing of teeth.
Luther-Bibel . 12 aber die Kinder des Reichs werden hinausgestoßen in
die Finsternis; da wird sein Heulen und Zähneklappern.
Tekstuitleg van Mt 8,12 .
Mt 8,13 - Mt 8,13 : 57. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,5 - Mt 8,6 - Mt 8,7 - Mt 8,8 - Mt 8,9 - Mt 8,10 - Mt 8,11 - Mt 8,12 - Mt 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] And Jesus said unto the centurion, Go thy way; and
as thou hast believed, so be it done unto thee. And his servant was healed in
the selfsame hour.
Luther-Bibel . 13 Und Jesus sprach zu dem Hauptmann: Geh hin; dir geschehe,
wie du geglaubt hast. Und sein Knecht wurde gesund zu derselben Stunde.
Tekstuitleg van Mt 8,13 .
- Mt 8,13 - zie verder Mt 15,28
pais (kind, dienaar). Het komt in 87 verzen in de bijbel voor. In 78 verzen in het O.T., in 9 verzen in het N.T. In 5 verzen bij Matteüs, waarvan in 3 verzen in deze pericope : Mt 8,6 , Mt 8,8 en Mt 8,13 . (4) Mt 12,18 . (5) Mt 17,18 . (6) Lc 2,43 . (7) Lc 7,7 . (8) Lc 8,54 . (9) Joh 4,51 .
58. Genezing van Petrus'schoonmoeder : Mt 8,14-15 - Mc 1,29-31 - Mt 8,14-15 - Lc 4,38-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,14 - Mt 8,15 -
Mt 8,14-15 bestaat uit vijf nevenschikkende zinnen, telkens ingeleid door kai (en). In de twee eerste zinnen is Jezus onderwerp, in de middelste nevenschikkende zin is de koorts onderwerp en in de 2 laatste zinnen is de vrouw onderwerp. De pericope bestaat uit dertig woorden en zestig lettergrepen. De versindeler heeft de pericope zo ingedeeld dat Mt 8,14 uit vijftien woorden en dertig lettergrepen bestaat en dat Mt 8,15 eveneens uit vijftien woorden en dertig lettergrepen bestaat. Met Jezus als onderwerp zijn er twintig woorden en negenendertig lettergrepen, met de koorts als onderwerp vijf woorden en tien lettergrepen en met de vrouw als onderwerp vijf woorden en elf lettergrepen. Er is een concentrische opbouw wat de vaststelling van de zieke en wat de genezing betreft; beblèmenon (geveld) - ègerthè (zij werd opgewekt) en puressousan (koortsig) - kai afèken autèn ho puretos (en de koorts verliet haar). In het midden ervan staat dan kai hèpsato tès cheiros autès (en hij nam haar hand vast). De buitenste cirkel : elthôn ho Ièsous eiden ... (Jezus gekomen, zag - kai dièkonei autôi : en zij diende Hem), doet denken aan een roepingsverhaal (zoals de roeping van de vier leerlingen en de roeping van Levi).
Mt 8,14 - Mt 8,14 : 58. Genezing van Petrus'schoonmoeder - Mt 8,14-15 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,14 - Mt 8,15 -- Mc 1,29-31 -- Lc 4,38-39 -- Lc 4,38 -- Mc 1,29 - Mc 1,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And when Jesus was come into Peter's house, he saw
his wife's mother laid, and sick of a fever.
Luther-Bibel . 14 Und Jesus kam in das Haus des Petrus und sah, dass dessen
Schwiegermutter zu Bett lag und hatte das Fieber.
Tekstuitleg van Mt 8,14 .
- kai
(en), zie Mt
1,2 . Nevenschikkend voegwoord. In 705 verzen bij Matteüs. Kai (en)
komt zesmaal voor; vijfmaal aan het begin van een nevenschikkende zin, eenmaal
tussen zinsdelen.
- Verwijzing : elthôn
(gegaan, gekomen) , zie Mt
8,14 . In veertien verzen bij Matteüs : (1) Mt
2,8 . (2) Mt
2,9 . (3) Mt
2,23 . (4) Mt
4,13 . (5) Mt
5,24 . (6) Mt
8,7 . (7) Mt
8,14 . (8) Mt
9,18 . (9) Mt
9,23 . (10) Mt
13,54 . (11) Mt
16,13 . (12) Mt
24,46 . (13) Mt
25,27 . (14) Mt
26,43 . De zinsconstructie van Mt
8,14 vertoont grote gelijkenis met Mt
9,23 , Mt
13,54 en Mt
16,13 (nevenschikkend voegwoord , participium elthôn , eventueel ho
Ièsous , eis + plaatsbepaling , eventueel hoofdwerkwoord) . In twee gevallen
gaat Jezus naar een huis , in twee andere gevallen naar een stad . Het ene huis
is dat van Petrus , het andere van de overste van de synagoge .
- Oikian (huis). Verwijzing: oikia
(huis), zie Mc
1,29 . In 11 verzen bij Matteüs : (1) Mt
2,11 zie elthontes
(gegaan, gekomen) in Mt
2,11 . (2) Mt
7,24 (huis op de rots) . (3) Mt
7,26 (huis op zand) . (4) Mt
8,14 zie elthôn
(gegaan, gekomen) . (5) Mt
9,18 zie elthôn
(gegaan, gekomen) . (6) Mt
9,28 (elthonti de eis tèn oikian - zij kwamen dichterbij hem die
echter naar huis kwam) . (7) Mt
10,12 (eiserchomenoi de eis tèn oikian - terwijl jullie echter in
het huis binnengaan) . (8) Mt
12,29 (eiselthein eis oikian tou ischurou - in het huis van de sterke binnengaan)
. (9) Mt
13,36 (èlthen eis tèn oikian - ging hij naar het huis) . (10)
Mt 17,25
(elthonta eis tèn oikian - gekomen in het huis) (11) Mt
24,43 (zijn huis verwoesten) .
- eiden
(hij zag) , zie Mt
2,16 . In 10 verzen bij Matteüs: (1) Mt
3,16 . (2) Mt
4,16 . (3) Mt
4,18 . (4) Mt
4,21 . (5) Mt
8,14 . (6) Mt
9,9 . (7) Mt
14,14 . (8) Mt
20,3 . (9) Mt
22,11 . (10) Mt
26,71 . Hier is de structuur met de roepingsverhalen (participiumzin + eiden
= hij zag) opvallend : Mt
4,18 . Mt
4,21 . Mt
9,9 .
De betekenis van de verschillende vormen van de aorist van
het werkwoord erchomai (gaan, komen) kan in drie groepen ingedeeld
worden:
- De eerste groep: het werkwoord erchomai (gaan, komen) is
een werkwoord van beweging; het wordt dikwijks gevolgd door het voorzetsel van
plaats nl. eis (naar).
- De tweede groep : het werkwoord is afgezwakt en kan bijna
als een hulpwerkwoord beschouwd worden . Het participium wordt over het algemeen
onmiddellijk gevolgd door het hoofdwerkwoord . In het Nederlands vertalen we
door gaat / ging + infintief ; b.v. hij ging wonen.
- De derde groep : het werkwoord wordt gevolgd door een infinitief
(van doel) .
elthôn (gekomen) . Participium aorist
nominatief mannelijk enkelvoud van het werkwoord erchomai (gaan, komen) . In
zesenzestig verzen in de bijbel . In zeventien verzen in het O.T. . In negenenveertig
verzen in het N.T. . Mt (14) . Mc (7) . Lc (11) . Joh (7) . Hnd (2) . Brieven
(8) . Elthôn (gegaan , gekomen) is vaak de vertaling van een vorm van
het Hebreeuwse werkwoord b´â (gaan , komen) dat gevolgd wordt door
een ander vervoegd werkwoord en met elkaar verbonden is met het nevenschikkend
voegwoord waw . In veertien verzen bij Matteüs : (1) Mt
2,8 . (2) Mt
2,9 . (3) Mt
2,23 . (4) Mt
4,13 . (5) Mt
5,24 . (6) Mt
8,7 . (7) Mt
8,14 . (8) Mt
9,18 . (9) Mt
9,23 . (10) Mt
13,54 . (11) Mt
16,13 . (12) Mt
24,46 . (13) Mt
25,27 . (14) Mt
26,43 . In Mt
2,8 maakt de doelzin deel uit van het citaat in de rechtstreekse rede. Het
hoofdwerkwoord staat in de toekomende tijd 1ste persoon enkelvoud (opdat ook
ik hem zal gaan aanbidden). In Mt
8,7 wordt eveneens een tekst geciteerd in de rechtstreekse rede en het hoofdwerkwoord
staat eveneens in de toekomende tijd 1ste persoon enkelvoud (ik zal hem komen
genzen). Na het participium aorist volgt vaak het hoofdwerkwoord met het onderwerp
soms tussenbeide.
elthontos (gegaan, gekomen). Participium aorist genitief mannelijk
en onzijdig enkelvoud. Het komt in 10 verzen in de bijbel voor; in 4 verzen
in het O.T., in 6 verzen in het N.T. In 2 verzen bij Matteüs : Mt 8,26
(losse genitief bij het begin van de pericope) en Mt 21,23 (eveneens een losse
genitief bij het begin van een pericope).
elthonti (gegaan, gekomen). Participium aorist datief enkelvoud.
Het komt in 3 verzen in de bijbel voor; in 2 verzen in het O.T. en in Mt 9,28
(een participiumzin).
elthonta (gegaan, gekomen). Participium aorist accusatief mannelijk
enkelvoud : Mt 13,4 en Mt 17,25.
èlthon (ik ben
of zij zijn gegaan / gekomen). Verwijzing : èlthon
(ik ben of zij zijn gegaan / gekomen) , zie Mt
8,14 . Indicatief aorist 1ste persoon enkelvoud of 3de persoon meervoud.
In 197 verzen in de bijbel; in 136 verzen in het O.T., in 61 verzen in het N.T.
In 8 verzen bij Matteüs, in 9 verzen bij Marcus, in 11 verzen bij Lucas,
in 17 verzen bij Johannes, in 16 verzen in de overige geschriften van het N.T.
Bij Matteüs : (1) Mt
5,17a en Mt
5,17b . (2) Mt
7,25 . (3) Mt
7,27 . (4) Mt
9,13 . (5) Mt
10,34a en Mt
10,34b . (6) Mt
10,35 . (7) Mt
14,34 . (8) Mt
21,1 . Jezus en zijn leerlingen : (7) Mt
14,34 . (8) Mt
21,1 . Jezus als 1ste persoon enkelvoud: Jezus en zijn leerlingen : (1)
Mt 5,17a
en Mt
5,17b . (4) Mt
9,13 . (5) Mt
10,34a en Mt
10,34b . (6) Mt
10,35 .
- èlthen (Hij kwam) . Verwijzing : èlthon
(ik ben of zij zijn gegaan / gekomen) , zie Mt
8,14 . Actief aorist derde persoon enkelvoud . Het komt in 338 verzen in
de bijbel voor . In 250 verzen in het O.T. . In achtentachtig verzen in het
N.T. : Mt (21) . Mc (12) . Lc (17) . Joh (18) . Hnd (5) .
--- èlthen eis (hij ging naar) . In negentien verzen in het N.T. : Mt
(6) . Mc (3) . Lc (3) . Joh (3) . Hnd (3) . 1 Tim 1,5 .
In de korte pericope Mt
8,14-15 , die uit 2 verzen bestaat, staat geen enkele maal het partikel
de (echter) maar 6X het nevenschikkend voegwoord kai (en). Elthôn (gegaan,
gekomen) staat aan het begin van de pericope en van het vers (onmiddellijk na
kai = en). Tussen het participium en de bepaling van plaats, ingeleid door het
voorzetsel eis (naar) staat het onderwerp ho Ièsous (Jezus).
De genoemde zinsconstructie van Mt
8,14 vertoont grote gelijkenis met Mt
9,23 , Mt
13,54 en Mt
16,13 . In twee gevallen gaat Jezus naar een huis, in twee andere gevallen
naar een stad. Het ene huis is dat van Petrus, het andere van de overste van
de synagoge. Later wordt Petrus hoofd van de kerk. Zo staan Petrus en de overste
van de synagoge naast elkaar. In de twee verhalen is er ook nog overeenkomst
wat de wijze van genezen betreft.
In zijn vaderstad wordt hij verworpen, in Caesarea Filippi belijdt Petrus dat
hij de Christus is. De woordspelingen hebben met Griekse woorden te maken :
Caesarea (KSR - Caesar ; met letterwijziging: KRS = Kurios = K (CH)RiS-Tos).
Petros - petra. Zo staan de joodse stad Nazaret naast de heidense stad Caesarea,
een verwijzing naar Rome.
elthôn 1. Herodes | elthôn 2. de ster | elthôn 3. .Jozef | elthôn . 4. Jezus | elthôn 5. bergrede | elthôn 6. Jezus | 8. een overste | 12. eschatologische rede | 13. | 14. Jezus |
Mt 2,8 | Mt 2,9 | Mt 2,23 | Mt 4,13 | Mt 5,24 | Mt 8,7 | Mt 9,18 | Mt 24,46 | Mt 25,27 | Mt 26,43 |
hopôs kagô (opdat ook ik) | heôs (totdat) | kai (en) | kai (en) ... | kai tote (en dan) | idou archôn heis (zie een bepaalde overste) | hon (die) | kai (en) | kai elthôn (en gekomen) | |
elthôn proskunèsô autôi (hem zal gaan aanbidden) | elthôn estathè epanô hou (zij kwam staan boven op de plaats waar | elthôn katôikèsen (en hij ging wonen) | elthôn katôikèsen (en hij ging wonen) | elthôn prosfere (kom offeren) | egô elthôn therapeusô auton (ik zal hem komen genezen) | elthôn prosekunei autôi (hij kwam bij hem neerknielen) | elthôn ho kurios autou heurèsei (de heer zal gaan vinden) | elthôn egô ekomisamèn (ik kwam ontvangen) | heuren autous katheudontas(vond hij hen slapend) |
11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 - | 11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 - | 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 12. | 30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - Mc 11,20-25 - | 57. De honderdman van Kafarnaüm : Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 - | 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - | 312. De trouwe en verstandige dienaar : Mt 24,45-51 - Lc 12,41-46 - | 314. Gelijkenis van de talenten : Mt 25,14-30 - | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - |
7. Jezus | 9. Jezus | 10. Jezus | 11. Jezus | 1. elthontes . de Wijzen | 4. elthontes | 8. elthontes | èlthon | |
Mt 8,14 | Mt 9,23 | Mt 13,54 | Mt 16,13 | Mt 2,11 | Mt 16,5 | Mt 27,33 | Mt 14,35 | Mt 21,1b |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||
elthôn (gegaan) | elthôn (gegaan) | elthôn (gegaan) | elthôn de (gegaan echter) | elthontes (gegaan / gekomen) | elthontes (gekomen) | elthontes (gekomen) | èlthon (zij kwamen) | èlthon (zij kwamen) |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | hoi mathètai (de leerlingen) | eis Bètfagè eis to horos tôn elaiôn (bij Betfage bij de Olijvenberg) | ||||
eis tèn oikian Petrou (naar het huis van Petrus) | eis tèn oikian tou archontos (naar het huis van de overste) | eis tèn patrida autou (naar zijn vaderstad) | eis ta merè Kaisareias tou Philippou (naar de gebieden van Caesarea van Filippus) | eis tèn oikian (naar / bij het huis) | eis to peran (naar de overkant) | eis topon legomenon Golgotha, ho estin Kraniou topos legomenos (naar de plaats Golgotha, die Calvarie wordt genoemd) | epi tèn gèn eis Gennèsaret (bij land bij Genesaret) | |
eiden (zag hij) | kai idôn (en gezien) | edidasken (onderrichtte hij) | èrôta (vroeg hij) | eidon (zagen zij) | epelathonto (vergaten zij) | edôkan (gaven zij) | ||
58. Genezing van Petrus'schoonmoeder : Mc 1,29-31 - Mt 8,14-15 - Lc 4,38-39 - | 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng. Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56 - | 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - | 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 - | 11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 - | 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 - | 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 | 153. Mc 6,53-56 // Mt 14,34-36 : genezingen te Gennesaret - Mc 6,53-56 - Mt 14,34-36 - | 281. Jezus gaat Jeruzalem binnen : Mc 11,11 // Mt 21,1-11 - Mc 11,11 - Mt 21,1-11 - |
èlthon (ik kwam) actief aorist 1ste persoon enkelvoud 1a. | 1b. | 2. | 3a. | 3b. | 4. |
Mt 5,17a | Mt 5,17b | Mt 9,13 | Mt 10,34a | Mt 10,34b | Mt 10,35 |
mè nomisète (meen niet) | mè nomisète (meen niet) | ||||
hoti èlthon (dat ik kwam) | ouk èlthon (ik kwam niet) | ou gar èlthon (ik kwam immers niet) | hoti èlthon (dat ik kwam) | ouk èlthon (ik kwam niet) | èlthon gar (ik kwam immers) |
katalusai ton nomon è tous profètous (om de wet en de profeten op te heffen) | katalusai alla plèrôsai (om op te heffen maar om te vervullen) | kalesai dikaious alla hamartôlous (om rechtvaardigen te roepen maar zondaars) | balein eirènèn epi tèn gèn (om vrede te brengen op de aarde) | balein eirènèn alla machairan (om vrede maar om strijd te brengen) | dichasai (om te scheiden) |
28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid : Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - | 28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid : Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - | 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | 81. Jezus'zending : bron van tweedracht : Mt 10,34-36 - Lc 12,49-53 - | 81. Jezus'zending : bron van tweedracht : Mt 10,34-36 - Lc 12,49-53 - | 81. Jezus'zending : bron van tweedracht : Mt 10,34-36 - Lc 12,49-53 - |
- elthontes (gegaan, gekomen) . Verwijzing
: elthontes
(gegaan, gekomen) , zie Mt
8,14 . Participium aorist nominatief mannelijk en vrouwelijk meervoud van
het werkwoord erchomai (gaan, komen) . Het komt in zesendertig verzen in de
bijbel voor . In vijftien verzen in het O.T. . In eenentwintig verzen in het
N.T. : Mt (12) . Mc (3) . Lc (0) . Joh (2) . Hnd (4) en in 2
Kor 11,9 . Bij Matteüs : (1) Mt
2,11 . (2) Mt
9,10 . (3) Mt
14,12 . (4) Mt
16,5 . (5) Mt
18,31 . (6) Mt
20,9 . (7) Mt
20,10 . (8) Mt
27,33 . (9) Mt
27,64 . (10) Mt
28,11 . (11) Mt
28,13 . In zeven gevallen komt elthontes in Matteüs-eigen teksten voor
. Er resten nog vier verzen. Mt
9,10 is identiek met Mc behalve dat Mt elthontes meer heeft . In Mc vinden
we een variante lezing van de tekst in Mt
14,12 . In Mt
16,5 vinden we een participiumzin , die we niet bij Mc en Lc vinden . De
participiumzin in Mt
27,33 staat aan het begin van de pericope . In Mc en Lc vinden we varianten
van de tekst . In acht gevallen begint de participiumzin met het nevenschikkend
voegwoord kai (en) ; in één geval met idou (zie) . Na het participium
kan eventueel het onderwerp volgen . Maar daarop volgt dan het hoofdwerkwoord
. In vier gevallen volgt op het participium (en eventueel het onderwerp) een
bepaling van plaats , ingeleid door het voorzetsel eis (naar) .
We hebben hier dus te maken met een eigen taalgebruik van Matteüs, althans
in vergelijking met Marcus en Lucas .
1. elthontes . Tollenaars en zondaars | 3. elthontes | 5. elthontes | 6. elthontes | 7. elthontes | 9. elthontes | 10. elthontes | 11. elthontes |
Mt 9,10 | Mt 14,12 | Mt 18,31 | Mt 20,9 | Mt 20,10 | Mt 27,64 | Mt 28,11 | Mt 28,13 |
kai idou (+ onderwerp) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | mèpote (opdat niet) : voegwoord | idou (zie) + onderwerp | onderwerp (hoi mathètai autou = zijn leerlingen) + tijdsbepaling |
elthontes (gekomen) | elthontes | elthontes | elthontes (en gekomen) + onderwerp | elthontes (en gekomen) + onderwerp | elthontes hoi mathètai autou (opdat zijn leerlingen hem niet zouden komen) | elthontes (gekomen) eis tèn polin (naar de stad) | elthontes |
sunekeinto (lagen zij aan) (kwamen zij aanliggen) | apèggeilan (kwamen zij melden) | diesafèsan (kwamen zij vertellen) | + werkwoord | + werkwoord (van mening) | klepsôsin (stelen) | apèggeilan (zijn naar de stad komen melden) | eklepsan (zij kwamen stelen) |
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 - | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 - | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wingaard : Mt 20,1-16 - | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wingaard : Mt 20,1-16 - | 350. Wacht bij het graf : Mt 27,62-66 - | 352. Het omkopen van de wacht : Mt 28,11-15 - | 352. Het omkopen van de wacht : Mt 28,11-15 - |
In vier verzen In Hnd : (1) Hnd
11,20 . (2) Hnd
16,7 . (3) Hnd
16,37 . (4) Hnd
16,39 .
- elthein (gaan , komen) . Aorist infinitief . In 127 verzen in de bijbel .
O.T. (87) . N.T. (40) . Mt (7) . Mc (1) . Lc (4) . Joh (8) . Hnd (3) . Brieven
(17) . In drie verzen in Hnd : (1) Hnd
2,20 . (2) Hnd
8,40 . (3) Hnd
19,27 .
exèlthen (hij ging uit) . Verwijzing : èlthon
(ik ben of zij zijn gegaan / gekomen) , zie Mt
8,14 . In 289 verzen in de bijbel . In 222 verzen in het O.T. . In zevenenzestig
verzen in het N.T. . In acht verzen bij Matteüs : (1) Mt
8,34 . (2) Mt
9,26 . (3) Mt
13,3 . (4) Mt
17,18 . (5) Mt
20,1 . (6) Mt
21,17 .
- apèlthen (hij ging weg) . Verwijzing : èlthon
(ik ben of zij zijn gegaan / gekomen) , zie Mt
8,14 . In 112 verzen in de bijbel . In drieënzeventig verzen in het
O.T. . In negenendertig verzen in het N.T. . In acht verzen bij Matteüs
: (1) Mt
4,24 . (2) Mt
9,7 . (3) Mt
13,25 . (4) Mt
16,4 . (5) Mt
19,22 . (6) Mt
21,29 . (7) Mt
21,30 . (8) Mt
27,60 .
- ballô (werpen, gooien)
. Verwijzing: ballô
(werpen, gooien), zie Mt
8,14 . epiballô (werpen op) , zie Hnd
4,3 .
--- beblèmenèn (neergeworpen, liggend). Particpium
perfectum accusatief vrouwelijk enkelvoud. In deze vorm komt het slechts hier
in Mt
8,14 voor.
--- Beblèmenos (geworpen) : Joh
3,24 : Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
--- Bèblèmenon (liggend, geworpen) : (1) Mt
9,2 : paralutikon epi klinès beblèmenon (een lamme, op bed
liggend) . (2) Mc
7,30 : to paidion beblèmenon epi tèn klinèn (het kind
liggend op het bed) . (3) Lc
23,25 : ton ... beblèmenon eis fulakèn (die ... in de gevangenis
was geworpen).
--- Beblètai (hij is geworpen). Indicatief perfectum
3de persoon enkelvoud : (1) Mt
8,6 : ho pais mou beblètai en tèi oikiai paralutikos (mijn
dienaar ligt thuis lam). (2) Mc
9,42 : beblètai eis tèn thalassan (hij werd in zee geworpen).
Mt 8,15 - Mt 8,15 : 58. Genezing van Petrus'schoonmoeder - Mt 8,14-15 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,14 - Mt 8,15 -- Mc 1,29-31 -- Lc 4,38-39 -- Lc 4,38 -- Mc 1,29 - Mc 1,30 - |
||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And he touched her hand, and the fever left her: and
she arose, and ministered unto them.
Luther-Bibel . 15 Da ergriff er ihre Hand und das Fieber verließ sie.
Und sie stand auf und diente ihm.
Tekstuitleg van Mt 8,15 .
59. Genezingen en exorcismen : Mt 8,16-17 Mc 1,32-34 - Mt 8,16-17 - Lc 4,40-41 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 --- Mt 8,16 - Mt 8,17 -
Mt 8,16 - Mt 8,16 : 59. Genezingen en exorcismen - Mc 1,32-34 - Mt 8,16-17 - Lc 4,40-41 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,16 - Mt 8,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . When the even was come, they brought unto him many that
were possessed with devils: and he cast out the spirits with his word, and healed
all that were sick:
Luther-Bibel . 16 Am Abend aber brachten sie viele Besessene zu ihm; und er
trieb die Geister aus durch sein Wort und machte alle Kranken gesund,
Mc 1,32 | opsias de genomenès, | hote edusen ho hèlios, | eferon pros auton | pantas tous kakôs echontas kai tous daimonizomenous | ||
Mt 8,16 | opsias de genomenès | prosènegkan autô | daimonizomenous pollous | kai exebalen ta pneumata logô kai pantas tous kakôs echontas etherapeusen | ||
Lc 4,40 | dunontos de tou èliou | apantes osoi eichon asthenountas nosois poikilais | ègagon autous pros auton | o de eni ekastô autôn tas cheiras epititheis etherapeuen autous |
Tekstuitleg van Mt 8,16 . Dit vers Mt 8,16 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 115 (5 X 23) letters . De getalwaarde van Mt 8,16 is 12416 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 97) .
opsias de genomenès (avond echter geworden. 's avonds. Het werd avond.) Opsias... genomenès ('s avonds) : :in 7 verzen bij Matteüs. In 6 verzen wordt opsias (avond) gevolgd door het partikel de (echter) , op de tweede plaats in de zin . Hebr. `rb . opsia : avond . Opsias (van de avond) komt in 14 verzen in de bijbel voor. Naast Matteüs en Marcus komt het in 1 vers in Johannes voor. Opsia komt in 2 verzen in de bijbel voor. Bij Matteüs : (1) Mt 8,16 (avond van de sabbat). (2) Mt 14,15 (avond van de broodvermenigvuldiging) Mt 14,15-21a - . (3) Mt 14,23 (avond vóór het wandelen over het meer) - Mt 14,22-33 - . (4) Mt 16,2 (zonder de - echter) - Mt 16,1-4 - . (5) (6) Mt 26,20 (de avond van het laatste Avondmaal) (7) Mt 27,57 (de avond van de kruisafneming) .
Mt 8,17 - Mt 8,17 : 59. Genezingen en exorcismen - Mc 1,32-34 - Mt 8,16-17 - Lc 4,40-41 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 --- Mt 8,16 - Mt 8,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] That it might be fulfilled which was spoken by Esaias
the prophet, saying, Himself took our infirmities, and bare our sicknesses.
Luther-Bibel . 17 damit erfüllt würde, was gesagt ist durch den Propheten
Jesaja, der da spricht (Jesaja 53,4): »Er hat unsre Schwachheit auf sich
genommen, und unsre Krankheit hat er getragen.«
Tekstuitleg van Mt 8,17 .
Mc 1,32 | Mc 1,32 | Mc 1,34 | Mc 1,34 | Mt 8,16 | Mt 8,17 | ||||||
eferon (zij droegen) | prosènegkan (zij brachten) | ||||||||||
pros auton (bij hem) | autôi (hem) | ||||||||||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||||||||
etherapeusen (hij genas) | 1. | 3. | daimonia (duivels) | exebalen (hij wierp buiten) | 1 | ||||||
pantas (allen) | pollous (velen) | 2. | 2. | polla (vele) | pantas (allen) | 2 | |||||
tous kakôs echontas (die er slecht aan toe waren) | kai daimonidzomenous (en duivelbezetenen) | kakôs echontas (die er slecht aan toe waren) | 3. | 1. | exebalen (wierp hij buiten) | daimonidzomenous pollous (vele duivelbezetenen) | ta pneumata logôi (de geesten met het woord) | tous kakôs echontas (die er slecht aan toe waren) | 3 | 3 | |
poikilais nosois (door allerlei ziekten) | etherapeusen (genas) | 1 | autos tas astheneias hijmôn elaben kai tas nosous ebastasen (hij zelf heeft onze zwakheden opgenomen en de ziekten gedrzagen | ||||||||
59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 | 59. Genezingen en exorcismen : Mc 1,32-34 // Mt 8,16-17 // Lc 4,40-41 |
poikilos : bont, gevarieerd, verschillend
nosos : ziekte
astheneia : krachteloosheid, zwakte
bastadzoo : dragen (van leed)
malakia : zwakheid, ziekelijkheid
Mc 1,34a is chiastisch ( X ) opgebouwd. Hierdoor vormen de twee nevenschikkende
zinnen een geheel. Het optreden van Jezus in daad wordt gezien als een dubbelvoudige
daad : het genezen van zieken en het uitdrijven van duivels of onreine geesten.
64. Voorwaarden van het volgen : Mt 8,18-22 - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 -
Jezus | een schriftgeleerde | Jezus | een andere leerling | Jezus | |
64. Voorwaarden van het volgen : Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 - | Mt 8,18 | Mt 8,19 | Mt 8,20 | Mt 8,21 | Mt 8,22 |
deelwoordzin | |||||
de (echter) | kai-tekst | een kai-tekst | de (echter) | de-tekst | |
woorden | 19 a : 6. | 21a : 6 | |||
lettergrepen | 19a : 12. | 21a : 12 |
Mt 8,18 - Mt 8,18 : 64. Voorwaarden van het volgen - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] Now when Jesus saw great multitudes about him, he gave
commandment to depart unto the other side.
Luther-Bibel . 18 Als aber Jesus die Menge um sich sah, befahl er, hinüber
ans andre Ufer zu fahren.
Tekstuitleg van Mt 8,18 .
1. idôn (gezien) . Verwijzing : idôn (gezien) , zie Mt 2,16 . Actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud . In 106 verzen in de bijbel . In vijfenveertig verzen in het O.T. . In eenenzestig verzen in het N.T. . In twaalf verzen bij Matteüs : (1) Mt 2,16 . (2) Mt 3,7 . (3) Mt 5,1 . (4) Mt 8,18 . (5) Mt 9,2 . (6) Mt 9,4 . (7) Mt 9,22 . (8) Mt 9,23 . (9) Mt 9,36 . (10) Mt 21,19 . (11) Mt 27,3 . (12) Mt 27,24 . Idôn (gezien) veronderstelt altijd een voorwerp of voorwerpszin . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor met een objectzin : (1) Mt 2,16 : Herodes . (2) Mt 27,3 : Judas . (3) Mt 27,24 : Pilatus .
Mt 2,16 : Herodes | Mt 27,3 : Judas | Mt 27,24 : Pilatus |
Tote (toen) | Tote (toen) | |
Hèrôdès(Herodes) idôn (gezien) | idôn (gezien) Ioudas ho paradidous auton (Judas die hem overlevert) | idôn de ho Pilatos (Gezien echter Pilatus) |
hoti (dat) enepaichthè hupo tôn magôn (dat hij misleid werd door de magiërs) | hoti (dat) katekrithè (dat hij werd veroordeeld) | hoti ouden ôfelei (dat niets hielp)... |
brengt de dertig zilverstukken terug |
laat een kom water brengen en wast zijn handen in het bijzijn van het volk | |
èmarton paradous haima athôion ( ik heb gezondigd. Ik leverde onschuldig bloed uit) | athôios eimi apo tou haimatos toutou ( onschuldig ben ik aan dit bloed) | |
Mt 27,4 : su opsèi (u ziet maar) | humeis opsesthe ( u ziet maar) | |
12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - | 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - |
Jezus is in acht verzen het onderwerp , in de andere vier gevallen is het Herodes , Johannes de Doper , Judas en Pilatus . In vier van de acht verzen , waarin Jezus onderwerp is , is een vorm van ochlos (menigte) het lijdend voorwerp . In Mt 5,1 wordt het eerst met betrekking tot Jezus gebruikt en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) met Mt 9,36 .
Mt 5,1 | idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) |
Mt 8,18 | idôn de ho Ièsous ochlon (gezien echter Jezus een menigte) |
Mt 9,23 | kai idôn tous aulètas kai ton ochlon (en gezien de fluitspelers en de menigte) |
Mt 9,36 | idôn de tous ochlous esplagchnisthè peri autôn oti èsan eskulmenoi kai errimmenoi ôsei probata mè echonta poimena (gezien echter de menigten werd hij door medelijden bewogen over hen omdat zij waren vermoeid en afgetobd als schapen die geen herder hebben) |
Mt 8,19 - Mt 8,19 : 64. Voorwaarden van het volgen - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And a certain scribe came, and said unto him, Master,
I will follow thee whithersoever thou goest.
Luther-Bibel . 19 Und es trat ein Schriftgelehrter herzu und sprach zu ihm:
Meister, ich will dir folgen, wohin du gehst.
Tekstuitleg van Mt 8,19 .
In Mt 8,19 is de zinsstructuur dezelfde als in Mt 4,3 : het nevenschikkend voegwoord kai (en), het participium aorist (verleden deelwoord) nominatief, het onderwerp, het hoofdwerkwoord eipen (hij zei) en het meewerkend voorwerp autôi (aan hem). De inleiding (Mt 8,19a) bestaat uit 6 woorden en 12 lettergrepen. Er heeft hier een verandering van personage plaats maar toch staat er het nevenschikkend voegwoord kai (en) . We hadden eerder de (echter) verwacht. Het onderwerp staat na het participium aorist proselthôn (naderbijgekomen). Bij proselthôn (naderbijgekomen) - proselthôn - staat geen autôi (bij hem); het staat na het hoofdwerkwoord eipen (hij zei). Let op de mooie structuur : 1 lettergereep- 3 lettergrepen (participium bestaande uit 3 lettergrepen en eindigend op -ôn) - 1 - 3 (participium presens als zelfstandig naamwoord gebruikt; het bestaat uit 3 lettergrepen en eveneens eindigend op -ôn) - 2 - 2 . Het naderbijkomen is vaak bedoeld om iets te zeggen. Zo komt een vorm van het werkwoord legô (zeggen) vaak samen met het werkwoord proserchomai (naderbijkomen) voor. Na een werkwoordvorm van zeggen volgt dan meestal een citaat van de persoon, die onderwerp is in de inleiding. Het citaat staat meestal in de rechtstreekse rede.
Mt 8,20 - Mt 8,20 : 64. Voorwaarden van het volgen - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And Jesus saith unto him, The foxes have holes, and
the birds of the air have nests; but the Son of man hath not where to lay his
head.
Luther-Bibel . 20 Jesus sagt zu ihm: Die Füchse haben Gruben und die Vögel
unter dem Himmel haben Nester; aber der Menschensohn hat nichts, wo er sein
Haupt hinlege.
Tekstuitleg van Mt 8,20 .
Mt 8,21 - Mt 8,21 : 64. Voorwaarden van het volgen - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] And another of his disciples said unto him, Lord, suffer
me first to go and bury my father.
Luther-Bibel . 21 Und ein anderer unter den Jüngern sprach zu ihm: Herr,
erlaube mir, dass ich zuvor hingehe und meinen Vater begrabe.
Tekstuitleg van Mt 8,21 .
14. act. inf. aor. θαψαι = thapsai (om te begraven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Bijbel (13) : (1) Gn 23,6 . (2) Gn 23,8 . (3) Gn 47,29 . (4) Gn 50,7 . (5) Gn 50,14 . (6) 1 K 13,29 . (7) 2 K 9,35 . (8) Ez 39,14 . (9) W 18,12 . (10) Mt
8,21 . (11) Mt
8,22 . (12) Lc
9,59 . (13) Lc
9,60 . Een vorm van θαπτω = thaptô (begraven) in de LXX (177) , in het NT (11) : (1) Mt
8,21 . (2) Mt
8,22 . (3) Mt
14,12 . (4) Lc
9,59 . (5) Lc
9,60 . (6) Lc 16,22 . (7) Hnd 2,29 . (8) Hnd
5,6 . (9) Hnd
5,9 . (10) Hnd
5,10 . (11) 1
Kor 15,4 .
- Hebreeuws . לִקְבֹּר = liqëbor (om te begraven) > prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (5) : (1) Gn 23,8 . (2) Gn 50,7 . (3) Gn 50,14 . (4) 1 K 11,15 . (5) Job 10,19 . Hebreeuws NBG Mt
8,21 en Lc
9,59 . וּלִקְבֹּר = üliqëbor (en om te begraven) . Niet in Tenakh .
Mt 8,22 - Mt 8,22 : 64. Voorwaarden van het volgen - Mt 8,18-22 - Lc 9,57-62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,18 - Mt 8,19 - Mt 8,20 - Mt 8,21 - Mt 8,22 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] But Jesus said unto him, Follow me; and let the dead
bury their dead.
Luther-Bibel . 22 Aber Jesus spricht zu ihm: Folge du mir und lass die Toten
ihre Toten begraben!
Tekstuitleg van Mt 8,22 .
12. act. inf. aor. θαψαι = thapsai (om te begraven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Bijbel (13) : (1) Gn 23,6 . (2) Gn 23,8 . (3) Gn 47,29 . (4) Gn 50,7 . (5) Gn 50,14 . (6) 1 K 13,29 . (7) 2 K 9,35 . (8) Ez 39,14 . (9) W 18,12 . (10) Mt
8,21 . (11) Mt
8,22 . (12) Lc
9,59 . (13) Lc
9,60 . Een vorm van θαπτω = thaptô (begraven) in de LXX (177) , in het NT (11) : (1) Mt
8,21 . (2) Mt
8,22 . (3) Mt
14,12 . (4) Lc
9,59 . (5) Lc
9,60 . (6) Lc 16,22 . (7) Hnd 2,29 . (8) Hnd
5,6 . (9) Hnd
5,9 . (10) Hnd
5,10 . (11) 1
Kor 15,4 .
- Hebreeuws . לִקְבֹּר = liqëbor (om te begraven) > prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (5) : (1) Gn 23,8 . (2) Gn 50,7 . (3) Gn 50,14 . (4) 1 K 11,15 . (5) Job 10,19 . Hebreeuws NBG Mt
8,21 en Lc
9,59 . וּלִקְבֹּר = üliqëbor (en om te begraven) . Niet in Tenakh .
65. Het bedaren van de storm : Mt 8,23-27 - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - Mt 8,28-34 -
Mt 8,23 - Mt 8,23 : 65. Het bedaren van de storm - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : And when he was entered into a ship, his disciples followed
him.
Luther-Bibel (1984) : Und er stieg in das Boot, und seine Jünger folgten
ihm.
Tekstuitleg van Mt 8,23 . Dit vers Mt 8,23 telt 11 woorden en 56 (2 X 28 of 2 X 2 X 2 X 2 X 7) letters . De getalwaarde van Mt 8,23 is 2 X 11 X 311 . Een participiumzin (die behoort tot het meewerkend voorwerp van de hoofdzin) gaat aan de hoofdzin vooraf .
1.
6. nom. + acc. onz. enk. πλοιον = ploion (boot) . Taalgebruik in het NT : ploion (boot) . Taalgebruik in de LXX : ploion (boot) . Mt (9) : (1) Mt 4,22 . (2) Mt 8,23 . (3) Mt 8,24 . (4) Mt 9,1 . (5) Mt 13,2 . (6) Mt 14,22 . (7) Mt 14,24 . (8) Mt 14,32 . (9) Mt 15,39 . Mc (7) : (1) Mc 4,1 . (2) Mc 4,37 . (3) Mc 5,18 . (4) Mc 6,45 . (5) Mc 6,47 . (6) Mc 6,51 . (7) Mc 8,10 . Lc (2) : (1) Lc 8,22 . (2) Lc 8,37 . Een vorm van πλοιον = ploion (boot) in de LXX (42) , in het NT (66) .
ploion (boot) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + acc. onz. enk. ploion | 37 | 6 | 31 | 9 | 7 | 2 | 4 | 9 | 18 | 22 |
- Hebreeuws : אֳנִי = 'änî (schip, vloot) . Taalgebruik in Tenakh : 'änî (schip, vloot) . Getalwaarde : aleph = 1 ; nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 .
- Ned. : boot . D. : Boot . E. : boat . Fr. : navire , bateau (oud-eng. bat + suffix -eau) . Gr. : ναυς , gen. νεως = naus (schip) . L. : navis (= schip ; navicula = boot) .
- Ned. : vlot (pl- -> vl-) . Grieks : πλοιον = ploion (boot) . Taalgebruik in
het NT : ploion
(boot) . Zie het werkw. πλεω = pleô (varen) . Taalgebruik in het NT : pleô (varen) . De r en l zijn linqualen (tongletters) . pl -> vr : pleô (varen) ; afgeleid ervan is πλοιον = ploion (vaar-tuig) .
4. - 6.
2. - 6. embanti autôi eis to ploion (die in de boot was ingestapt) . Participiumzin bij autôi van èkolouthèsan (zij volgden hem) . ploion (boot) . Verwijzing : ploion (boot) , zie Mt 4,22 . In zevenendertig verzen in de bijbel . In zes verzen in het O.T. . In eenendertig verzen in het N.T. . In negen verzen bij Matteüs . In zes verzen is het eis to ploion (in de boot) met een vorm van het werkwoord embainô (inklimmen) : (1) Mt 8,23 . (2) Mt 9,1 . (3) Mt 13,2 . (4) Mt 14,22 . (5) Mt 14,32 . (6) Mt 15,39 . De andere drie teksten : (1) Mt 4,22 . (2) Mt 8,24 . (3) Mt 14,24 .
Mt 8,24 - Mt 8,24 : 65. Het bedaren van de storm - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : And, behold, there arose a great tempest in the sea, insomuch
that the ship was covered with the waves: but he was asleep.
Luther-Bibel (1984) : Und siehe, da erhob sich ein gewaltiger Sturm auf dem
See, so daß auch das Boot von Wellen zugedeckt wurde. Er aber schlief.
Tekstanalyse van Mt 8,24 . Dit vers Mt 8,24 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 90 (2 X 3 X 3 X 5) letters . De getalwaarde van Mt 8,24 is 10540 (2 X 2 X 5 X 17 X 31) .
Mt 8,24 | Mt 28,2 |
kai idou (en zie) | kai idou (en zie) |
seismos megas egeneto (er gebeurde een grote beving) | seismos egeneto megas (er gebeurde een grote beving) |
65. Het bedaren van de storm : Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 |
Jon 1,4 | kai egeneto kludôn megas en tè thalassè (en er ontstond een grote golfslag op het meer) kai to ploion ekinduneuen suntribènai |
Mt 8,24 | kai idou seismos megas egeneto en tè thalassè (en zie een grote beving ontstond op het meer) ôste to ploion kaluptesthai upo tôn kumatôn |
1. 2. kai idou (en zie) . In achtentwintig verzen bij Matteüs . Verwijzing : idou (zie) , zie Mt 1,20 . Verwijzing : hinneh (zie) , zie Gn 29,2 .
3. seismos (beving, trilling) . Verwijzing
: seismos
(beving, trilling) , zie Mt
8,24 . Het komt in veertien verzen in de bijbel voor . In zes verzen in
het O.T . In acht verzen in het N.T. . In de evangelies slechts in Mt
8,24 en in Mt
28,2 . In één vers in Hnd . In vijf verzen in Apk . Een aardbeving
doet al het vaststaande wankelen . Het kan op zee een tsunami veroorzaken waardoor
metershoge golven ontstaan . Een land kan er verwoest en verlaten bijliggen
; een orkaan kan voorbijgeraasd zijn ; een tsunami kan over het land gerold
zijn ; een oorlog heeft zich afgespeeld ; een revolutie heeft plaats gehad .
Pre 1,4 . Seismologie : leer van de aardbevingen .
- seiô (schudden, doen trillen) .
--- eseisthè (hij werd geschud) . Passief aorist derde persoon enkelvoud
. In negen verzen in de bijbel : Ps
68,9 . In twee verzen in het N.T. , slechts bij Matteüs : (1) Mt
21,10 (bij de intocht van Jezus in Jeruzalem) . (2) Mt
27,51 (bij de kruisdood van Jezus) .
- râ`asj (heen en weer geschud
worden, beven, golven) . Verwijzing : râ`asj
(heen en weer geschud worden) , zie Mt
8,24 .
--- râ`äsjâh (de aarde werd geschud) . Actief aorist derde
persoon vrouwelijk enkelvoud . In vier verzen in de bijbel : (4) Ps
68,9 .
--- ra`asj (beving, geraas, gedreun) . Zelfstandig naamwoord . 1
K 19,11 (niet in de aardbeving was JHWH) . Ez 1,12 + Ez 3,13 : (we)qôl
ra`asj gâdôl (en het geluid van een grote aardbeving) . In Jr 10,22
(wera`asj gâdôl = kai seismos megas). Ez 37,7 : wehinneh ra`asj
= kai idou seismos (en zie een aardbeving). Ez 38,19 : jihjèh ra`asj
gâdôl = estai seismos megas (er zal een grote aardbeving zijn) .
Nah 3,2 : weqôl ra`asj = fônè seismou (het geluid van een
stormwind) .
- kludôn (golfslag, vloedgolf,
branding) . Verwijzing : kludôn
(golfslag, vloedgolf, branding), zie Mt
8,24 . In twee verzen in de bijbel . Zie Jon
1,4 : kai kurios eksègeiren pneuma eis tèn thalassan (en de
Heer wekte een wind op op de zee) kai egeneto kludôn megas en tèi
thalassèi (en er ontstond een grote golfslag op de zee) . Zie ook Jon
1,12 : ki bhesjèllî hassa`ar haggâdôl hazzèh
`älêkhèm = oti di' eme ho kludôn ho megas houtos ef'humas
estin (want omwille van mij kwam deze grote golfslag over jullie) .
10. 11. ploion (boot) . Verwijzing : ploion (boot) , zie Mt 4,22 . ploion (boot) . In zevenendertig verzen in de bijbel . In zes verzen in het O.T. : (3) Jon 1,3 . (4) Jon 1,4 . In eenendertig verzen in het N.T. . In negen verzen bij Matteüs . In zes verzen is het eis to ploion (in de boot) met een vorm van het werkwoord embainô (inklimmen) : (1) Mt 8,23 . (2) Mt 9,1 . (3) Mt 13,2 . (4) Mt 14,22 . (5) Mt 14,32 . (6) Mt 15,39 . De andere drie teksten : (1) Mt 4,22 . (2) Mt 8,24 . (3) Mt 14,24 .
Mt 8,25 - Mt 8,25 : 65. Het bedaren van de storm - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : And his disciples came to him, and awoke him, saying, Lord,
save us: we perish.
Luther-Bibel (1984) : Und sie traten zu ihm, weckten ihn auf und sprachen: Herr,
hilf, wir kommen um!
Tekstuitleg van Mt 8,25 . Dit vers Mt 8,25 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 73 letters . De getalwaarde van Mt 8,25 is 7201 (19 X 379) .
Mt
8,25.2. part. aor. nom. mann. en vr. mv. προσελθοντες = proselthontes van het werkw. προσερχομαι = proserchomai (naderbijkomen) . Taalgebruik in het NT : proserchomai
(naderbijkomen) . Taalgebruik in de LXX : proserchomai
(naderbijkomen) . Bijbel (23) . OT (6) : (1) Gn 43,19 . (2) Nu 32,2 . (3) Joz 10,24 . (4) Da 3,8 . (5) Jdt 7,8 . (6) 2 Mak 2,6 . NT (17) : (1) Mt
8,25 . (2) Mt
13,10 . (3) Mt
13,27 . (4) Mt
14,12 . (5) Mt
15,12 . (6) Mt
15,23 . (7) Mt 16,1 . (8) Mt 17,19 . (9) Mt
26,50 . (10) Mt
26,60 . (11) Mt
26,73 . (12) Mc 6,35 . (13) Mc 10,2 . (14) Lc 8,24 . (15) Lc 9,12 . (16) Lc
20,27 . (17) Hnd 23,14 . Een vorm van προσερχομαι = proserchomai in de LXX (113) , in het NT (87) ,
in Mt (51) , in Mt 8 (4) : (4) Mt
8,2 (part. aor. nom. mann. enk. proselthôn) . (5) Mt
8,5 (ind. aor. 3de p. enk. prosèlthen) . (6) Mt
8,19 (part. aor. nom. mann. enk. proselthôn) . (7) Mt
8,25 (part. aor. nom. m. + vr. mv. proselthontes) .
Een vorm van het werkw. προσερχομαι = proserchomai kan in de LXX de vertaling van 12 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .
Bij een persoon wordt voor de richting van plaats het voorzetsel προς = pros (naar) gebruikt . Wellicht is zo het gebruik van het werkw. προσερχομαι = proserchomai (naderbijkomen / gaan naar) met het voorzetsel προς = pros (naar) verklaarbaar .
proserchomai (naderbij komen) | Mt 4 | Mt 5 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 |
Totaal : 51 | 2 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2 | 4 | 1 | 4 | 2 | 2 | 1 | 4 | 1 | 2 | 3 | 8 | 3 | 1 |
1. | 2. de leerlingen | 3. | 4. zijn leerlingen | 5. de leerlingen | 6. zijn leerlingen | 7. Farizeeën en ... |
Mt 8,25 | Mt 13,10 | Mt 13,27 | Mt 14,12 | Mt 15,12 | Mt 15,23 | Mt 16,1 |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | Tote (daarop) | kai (en) | kai (en) | |
proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes de (naderbijgekomen echter) | proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) |
hoi mathètai (de leerlingen) | hoi mathètai autou (zijn leerlingen) | hoi mathètai (de leerlingen) | hoi mathètai autou (zijn leerlingen) | hoi Pharisaioi kai hoi Saddoukaioi (de Farizeeën en de Sadduceeën) | ||
peirazontes(op de proef stellend - uitproberend) | ||||||
ègeiran auton legontes (wekten hem zeggend) | eipan (zeiden) | eipon (zeiden) | legousin (zeggen zij) | èrôtoun (vroegen zij) | epèrôtèsan (vroegen zij) | |
autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | auton (hem) | auton (hem) | ||
dia ti (waarom) | legontes (zeggende) | |||||
kurie (Heer) | kurie (Heer) | onrechtstr. rede | ||||
65. Het bedaren van de storm : Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 | 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 149. Onthoofding van Johannes de Doper : Mc 6,17-29 - Mt 14,3-12 | 155. Rein en onrein : Mc 7,14-23 - Mt 15,10-20 | 156. Genezing van de dochter van een Kananeese / Syrofenicische vrouw : Mc 7,24-30 - Mt 15,21-28 | 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 - |
8. de leerlingen | 9. | 10. valse getuigen) | 11. omstaanders |
Mt 17,19 | Mt 26,50 | Mt 26,60 | Mt 26,73 |
Tote (daarop) | Tote (daarop) | husteron de (later echter) | |
proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) | proselthontes duo (twee naderbijgekomen) | proselthontes (naderbijgekomen) |
hoi mathètai (de leerlingen) | ... eipon (zij zeiden) tôi Petrôi (tot Petrus) | ||
... eipon (zij zeiden) | gevangenneming | ||
dia ti (waarom) | |||
170. Genezing van een bezeten kind : Mc 9,14-29 - Mt 17,14-21 - Lc 9,37-43a | 330. Gevangenneming van Jezus : Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 | 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 |
1. - 2. και προσελθοντες = kai proselthontes (en naderbijgekomen / en gegaan naar) . NT (6) : (1) Mt
8,25 . (2) Mt
13,10 . (3) Mt
14,12 . (4) Mt
15,23 . (5) Mt 16,1 . (6) Mc 10,2 .
- προσελθοντες δε = proselthontes de (gegaan echter naar) . NT (4) : (1) Mt
13,27 . (2) Lc 8,24 . (3) Lc 9,12 . (4) Lc
20,27 .
- De beide uitdrukkingen kunnen de weergave zijn van de Hebreeuwe vorm wa consecutivum + imperf. , m.a.w. 2 nevenschikkende op elkaar volgende werkw. .
3. act. ind. aor. 3de pers. mv. ηγειραν = ègeiran (zij wekten) van het werkw. εγειρω = egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het NT : egeirô (wekken) . Taalgebruik in de LXX : egeirô (wekken) . Bijbel (5) : (1) 1 S 5,3 . (2) Mi 3,5 . (3) Jdt 10,23 . (4) 1 Mak 3,49 . (5) Mt 8,25 . Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mt (36) , in Mt 8 () : (1) Mt 8,15 . (2) Mt 8,25 . (3) Mt 8,26 .
Mt 8,26 - Mt 8,26 : 65. Het bedaren van de storm - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : And he saith unto them, Why are ye fearful, O ye of little
faith? Then he arose, and rebuked the winds and the sea; and there was a great
calm.
Luther-Bibel (1984) : Da sagt er zu ihnen: Ihr Kleingläubigen, warum seid
ihr so furchtsam? Und stand auf und bedrohte den Wind und das Meer. Da wurde
es ganz stille.
Tekstuitleg van Mt 8,26 . Dit vers Mt 8,26 telt 19 woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters . De getalwaarde van Mt 8,26 is 6952 (2 X 2 X 2 X 11 X 79) .
Mt 8,26.5. nom. mann. mv. δειλοι = deiloi (kleingelovigen) van het bijvoegl. naamw. δειλος = deilos (vreesachtig, zwak van geloof, laf) . Taalgebruik in het NT : deilos (vreesachtig, zwak van geloof, laf) . Taalgebruik in de LXX : deilos (vreesachtig, zwak van geloof, laf) . Bijbel (4) : (1) W 4,20 . (2) W 9,14 . (3) Mt 8,26 . (4) Mc 4,40 .
Mt 8,26.9. passief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud εγερθεις = egertheis (ontwaakt, gewekt) van het werkw. εγειρω = egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het NT : egeirô (wekken) . Taalgebruik in de LXX : egeirô (wekken) . Bijbel (13) . LXX (0) . NT (13) . MT (9) : (1) Mt 1,24 . (2) Mt 2,13 . (3) Mt 2,14 . (4) Mt 2,20 . (5) Mt 2,21 . (6) Mt 8,26 . (7) Mt 9,6 . (8) Mt 9,7 . (9) Mt 9,19 . Mc (0) . Lc (1) . Joh (1) . Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mt (36) , in Mt 8 (3) : (1) Mt 8,15 . (2) Mt 8,25 . (3) Mt 8,26 . In de LXX is een vorm van εγειρω = egeirô de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden .
Mt
8,26.10. act. ind. aor. 3de pers. enk. επετιμησεν = epetimèsen (hij beval) van het werkw. επιτιμαω = epitimaô (nadrukkelijk vermanen , 'opdragen' , bevelen , berispen) . Taalgebruik in het NT : epitimaô (opleggen, opdragen) . Taalgebruik in de LXX : epitimaô (opleggen, opdragen) . Het werkwoord heeft een voorvoegsel επι = epi (aan bij, op) wat het werkwoord versterkt . Wellicht omwille van het voorvoegsel volgt op het werkwoord steeds een datief . Bijbel (16) . LXX (2) : (1) Gn 37,10 . (2) Ps 106,9 . NT (14) : (1) Mt 8,26 . (2) Mt 12,16 ( // Mc 3,12 ) . (3) Mt 17,18 . (4) Mt 20,31 . (5) Mc 1,25 ( // Mt 8,26 ) . (6) Mc 4,39 . (7) Mc 8,30 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 9,25 ( // Mt 17,18 ) . (10) Lc 4,35 . (11) Lc 4,39 . (12) Lc 8,24 . (13) Lc 9,42 . (14) Lc 9,55 . Een vorm van επιτιμαω = epitimaô (nadrukkelijk vermanen , 'opdragen' , bevelen , berispen) in de LXX (11) , in het NT (29) , in Mc (9) : (1) Mc 1,25 . (2) Mc 3,12 . (3) Mc 4,39 . (4) Mc 8,30 . (5) Mc 8,32 . (6) Mc 8,33 . (7) Mc 9,25 . (8) Mc 10,13 . (9) Mc 10,48 . In de LXX kan het Griekse werkwoord επιτιμαω = epitimaô (beroep doen op hun eer , nadrukkelijk vermanen , 'opdragen' , bevelen , berispen) de vertaling zijn van 3 verschillende Hebreeuwse werkwoorden .
- De kenletter σ = s geeft act. en mediaal aor. weer . De stamletter α = a wordt verlengd tot η = è . Vandaar : επετιμησεν = epetimèsen (hij beval) .
- Hebreeuws : wa consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיִּגְעַר = wajjigë`ar (en hij berispte) van het werkw. גָעַר = gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Taalgebruik in Tenakh : gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Gn 37,10 . (2) Ps 106,9 . Een vorm van het werkw. גָעַר = gâ`ar in 13 verzen in Tenakh
Mt 8,26.15. dat. vr. enk. θαλασσῃ = thalassè(i) van het zelfst. naamw. θαλασσα = thalassa (zee, meer) . Taalgebruik in het NT : thalassa (zee meer) . Taalgebruik in de LXX : thalassa (zee meer) . Mc (4) : (1) Mc 1,16 . (2) Mc 4,2 . (3) Mc 4,39 . (4) Mc 5,13 . Parallel : Mt 8,26 // Mc 4,39 . Een vorm van θαλασσα = thalassa (zee, meer) in Mc in 16 verzen (18X) : (1) Mc 1,16 (2 vormen) . (2) Mc 2,13 . (3) Mc 3,7 . (4) Mc 4,1 . (5) Mc 4,2 . (6) Mc 4,39 . (7) Mc 4,41 . (8) Mc 5,1 . (9) Mc 5,13 (2 vormen) . (10) Mc 5,21 . (11) Mc 6,47 . (12) Mc 6,48 . (13) Mc 6,49 . (14) Mc 7,31 . (15) Mc 9,42 . (16) Mc 11,23 .
Mt 8,26.18. γαληνη = galènè (windstilte) . Taalgebruik in het NT : galènè (windstilte) . Taalgebruik in de LXX : galènè (windstilte) . Bijbel (3) : (1) Mt 8,26 . (2) Mc 4,39 . (3) Lc 8,24 .
Mt 8,27 - Mt 8,27 : 65. Het bedaren van de storm - Mc 4,35-41 - Mt 8,23-27 - Lc 8,22-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,23 - Mt 8,24 - Mt 8,25 - Mt 8,26 - Mt 8,27 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,28-34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible : But the men marvelled, saying, What manner of man is this,
that even the winds and the sea obey him!
Luther-Bibel (1984) : Die Menschen aber verwunderten sich und sprachen: Was
ist das für ein Mann, daß ihm Wind und Meer gehorsam sind?
Tekstuitleg van Mt 8,27 . Dit vers Mt 8,27 telt 17 woorden en 87 (3 X 29) letters . De getalwaarde van Mt 8,27 is 9345 (3 X 5 X 7 X 89) .
66. Twee bezetenen van Gadara van de demonen bevrijd : Mt 8,28-34 - Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 -
Mt 8,28 - Mt 8,28 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] And when he was come to the other side into the country
of the Gergesenes, there met him two possessed with devils, coming out of the
tombs, exceeding fierce, so that no man might pass by that way.
Luther-Bibel . 28 Und er kam ans andre Ufer in die Gegend der Gadarener. Da
liefen ihm entgegen zwei Besessene; die kamen aus den Grabhöhlen und waren
sehr gefährlich, sodass niemand diese Straße gehen konnte.
Tekstuitleg van Mt 8,28 .
Mc 5,1 | Mt 8,28 | Lc 8,26 | |
1Καὶ ἦλθον εἰς τὸ πέραν τῆς θαλάσσης εἰς τὴν χώραν τῶν Γερασηνῶν. | 28a Καὶ ἐλθόντος αὐτοῦ εἰς τὸ πέραν εἰς τὴν χώραν τῶν Γαδαρηνῶν | 6. Καὶ κατέπλευσαν εἰς τὴν χώραν τῶν Γερασηνῶν, ἥτις ἐστὶν ἀντιπέρα τῆς Γαλιλαίας. |
Mc 5,2 - | Mt 8,28 | ||
2καὶ ἐξελθόντος αὐτοῦ ἐκ τοῦ πλοίου εὐθὺς ὑπήντησεν αὐτῷ ἐκ τῶν μνημείων ἄνθρωπος ἐν πνεύματι ἀκαθάρτῳ, | 28b ὑπήντησαν αὐτῷ δύο δαιμονιζόμενοι | 27ἐξελθόντι δὲ αὐτῷ ἐπὶ τὴν γῆν ὑπήντησεν ἀνήρ τις ἐκ τῆς πόλεως ἔχων δαιμόνια: |
Mt
8,28.15. nom. mann. mv. δαιμονιζομενοι = daimonizomenoi (een demon wordende) van het werkw. δαιμονιζομαι = daimonizomai (bezeten zijn) . Taalgebruik in het NT : daimonizomai (bezeten zijn) . Taalgebruik in de LXX : daimonizomai (bezeten zijn) . Bijbel (1) : Mc
8,28 . Een vorm van het werkw. δαιμονιζομαι = daimonizomai (bezeten zijn) in de LXX (0) , in het NT (13) .
daimonizomenos (een demon wordende) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. + acc. enk.daimonizomenos | 1 | 1 | 1 : Mt 12,22 . | 1 | 1 | |||||||
gen. enk. daimonizomenou | 1 | 1 | 1 : Joh 10,21 . | 1 | ||||||||
dat. enk. daimonizomenôi | 1 | 1 | 1 : Mc 5,16 . | 1 | 1 | |||||||
acc. enk. daimonizomenon | 3 | 2 | 2 : (1) Mt 9,32 . (2) Mt 12,22 . | 1 : Mc 5,15 . | 2 | 2 | ||||||
nom. + acc. mv. daimonizomenoi | 1 | 1 | 1 : Mc 8,28 . | 1 | 1 | |||||||
gen. mv. daimonizomenôn | 1 | 1 | 1 : Mc 8,33 . | 1 | 1 | |||||||
acc. mv. daimonizomenous | 3 | 3 | 2 : (1) Mt 4,24 . (2) Mt 8,16 . | 1 : Mc 1,32 . | 3 | 3 | ||||||
pass. part. aor. nom. mann. enk. daimonistheis | 2 | 1 : Mc 5,18 . | 1 : Lc 8,36 . | |||||||||
Totaal | 13 | 13 | 7 | 4 | 1 | 1 | 9 | 10 |
Mt 8,29 - Mt 8,29 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] And, behold, they cried out, saying, What have we to
do with thee, Jesus, thou Son of God? art thou come hither to torment us before
the time?
Luther-Bibel . 29 Und siehe, sie schrien: Was willst du von uns, du Sohn Gottes?
Bist du hergekommen, uns zu quälen, ehe es Zeit ist?
Tekstuitleg van Mt 8,29 .
Mt 8,29.3. act. ind. aor. 3de pers. mv. εκραξαν = ekraksan (zij krijsten) van het werkw. κραζω = krazô (krijsen, schreeuwen, roepen) . Taalgebruik in het NT : krazô (schreeuwen, roepen) . Taalgebruik in de LXX : krazô (schreeuwen, roepen) . Taalgebruik in Mc : krazô (schreeuwen, roepen) . Bijbel (7) : (1) Mt 8,29. (2) Mt 14,26 . (3) Mt 20,30 . (4) Mt 20,31 . (5) Mc 15,13 . (6) Mc 15,14 . (7) Apk 6,10 . Een vorm van κραζω = krazô (krijsen , schreeuwen, roepen) in de LXX (111) , in het NT (55) , in Mt (12) , in Mc (11) : (1) Mc 3,11 . (2) Mc 5,5 . (3) Mc 5,7 . (4) Mc 9,24. (5) Mc 9,26 . (6) Mc 10,47 . (7) Mc 10,48 . (8) Mc 11,9 . (9) Mc 15,13 . (10) Mc 15,14 . (11) Mc 15,39 . In Lc (3) .
Mt 8,30 - Mt 8,30 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And there was a good way off from them an herd of many
swine feeding.
Luther-Bibel . 30 Es war aber fern von ihnen eine große Herde Säue
auf der Weide.
Tekstuitleg van Mt 8,30 .
Mt 8,31 - Mt 8,31 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] So the devils besought him, saying, If thou cast us
out, suffer us to go away into the herd of swine.
Luther-Bibel . 31 Da baten ihn die bösen Geister und sprachen: Willst du
uns austreiben, so lass uns in die Herde Säue fahren.
Tekstuitleg van Mt 8,31 .
Mt 8,32 - Mt 8,32 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] And he said unto them, Go. And when they were come
out, they went into the herd of swine: and, behold, the whole herd of swine
ran violently down a steep place into the sea, and perished in the waters.
Luther-Bibel . 32 Und er sprach: Fahrt aus! Da fuhren sie aus und fuhren in
die Säue. Und siehe, die ganze Herde stürmte den Abhang hinunter in
den See, und sie ersoffen im Wasser.
Tekstuitleg van Mt 8,32 .
Mt 8,33 - Mt 8,33 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] And they that kept them fled, and went their ways into
the city, and told every thing, and what was befallen to the possessed of the
devils.
Luther-Bibel . 33 Und die Hirten flohen und gingen hin in die Stadt und berichteten
das alles und wie es den Besessenen ergangen war.
Tekstuitleg van Mt 8,33 .
Mt 8,34 - Mt 8,34 -- Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 8 -- Mt 8,28 - Mt 8,29 - Mt 8,30 - Mt 8,31 - Mt 8,32 - Mt 8,33 - Mt 8,34 -- Mt 8 -- Mt 8,1-4 - Mt 8,5-13 - Mt 8,14-15 - Mt 8,16-17 - Mt 8,18-22 - Mt 8,23-27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] And, behold, the whole city came out to meet Jesus:
and when they saw him, they besought him that he would depart out of their coasts.
Luther-Bibel . 34 Und siehe, da ging die ganze Stadt hinaus Jesus entgegen.
Und als sie ihn sahen, baten sie ihn, dass er ihr Gebiet verlasse.
Tekstuitleg van Mt 8,34 .
Mt 8,34.12. act. part. aor. nom. mann. mv. ιδοντες = idontes (gezien) . Zie : ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag) . Mt (14) : (1) Mt 2,10 . (2) Mt 8,34 . (3) Mt 9,8 . (4) Mt 9,11 . (5) Mt 12,2 . (6) Mt 14,26 . (7) Mt 18,31 . (8) Mt 21,15 . (9) Mt 21,20 . (10) Mt 21,32 . (11) Mt 21,38 . (12) Mt 26,8 . (13) Mt 27,54 . (14) Mt 28,17 . Een vorm van ειδον / ειδεν = eidon / eiden in het NT (336) .
zien | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
part. aor. nom. mann. mv. idontes | 63 | 22 | 41 | 14 | 5 | 9 | 4 | 5 | 4 | 28 | 32 |
- Hebreeuws . וַיִּרְאוּ = wajjirë`û (en zij zagen) < prefix nevenschikkend voegw. wë en werkw.vorm
act. ind. imperf. (jiqtol) 3de pers. mann. mv. van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (47) . Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188) .
- Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen . Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien) . Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien) .
Mt
8,34.11. - 12. και ιδοντες = kai idontes (en gezien) . LXX (1) : Tob 11,16 . NT (10) : (1) Mt
8,34 . (2) Mt
9,11 . (3) Mt
14,26 . (4) Mt
21,20 . (5) Mt
28,17 . (6) Mc 7,2 . (7) Lc 2,48 . (8) Lc
8,36 . (9) Lc
19,7 . (10) Hnd 16,40 .
- ιδοντες δε = idontes de (gezien echter) . LXX (8) . NT (13) : (1) Mt
2,10 . (2) Mt
9,8 . (3) Mt
18,31 . (4) Mt
21,15 . (5) Mt
26,8 . (6) Lc 2,17 . (7) Lc
8,34 . (8) Lc
9,54 . (9) Lc 18,15 . (10) Lc 20,14 . (11) Lc
22,49 . (12) Hnd 13,45 . (13) Hnd 16,19 .