MARCUSEVANGELIE , VIJFTIENDE HOOFDSTUK ( MC 15 ) -- TAALGEBRUIK -- COMMENTAAR - - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -
- Mc 15,1 - Mc 15,2-5 - Mc 15,6-14 - Mc 15,15 - Mc 15,16-20 - Mc 15,21 - Mc 15,22-26 - Mc 15,27-32 - Mc 15,33-39 - Mc 15,40-41 - Mc 15,42-47 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html

Overzicht van het Marcusevangelie : Mc 1, Mc 2 , Mc 3 , Mc 4 , Mc 5 , Mc 6 , Mc 7 , Mc 8 , Mc 9 , Mc 10 , Mc 11 , Mc 12 , Mc 13 , Mc 14 , Mc 15 , Mc 16
Tekstuitleg per pericope - Mc 15,1 - Mc 15,2-5 - Mc 15,6-14 - Mc 15,15 - Mc 15,16-20 - Mc 15,21 - Mc 15,22-26 - Mc 15,27-32 - Mc 15,33-39 - Mc 15,40-41 - Mc 15,42-47 -
Tekstuitleg vers per vers - Mc 15,0 - Mc 15,1 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 - Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 - Mc 15,15 - Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 - Mc 15,21 - Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 - Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 - Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 - Mc 15,40 - Mc 15,41 - Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46 - Mc 15,47 -- Mc 15,1 -


In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het zesde hoofdstuk van het Marcusevangelie :
336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1.
338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5.
341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23.
342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25.
343. Soldaten bespotten Jezus :Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31.
344. Naar Golgota : Mc 15,21 - Mt 27,32 - Lc 23,26-32.
345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34.
346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43.
347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48.
348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49.
349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a.

336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -

Mc 15,1 - Mc 15,1 : 336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
 15:1 kai euthus pr�i sumboulion poi�santes oi archiereis meta t�n presbuter�n kai grammate�n kai olon to sunedrion d�santes ton i�soun ap�negkan kai pared�kan pilat�   1 et confestim mane consilium facientes summi sacerdotes cum senioribus et scribis et universo concilio vincientes Iesum duxerunt et tradiderunt Pilato  En terstond, vroeg (in de morgen), nadat de hogepriesters een besluit genomen hadden met de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin, bonden ze Jezus (en) brachten hem weg en leverden hem over aan Pilatus. 1 En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over.   [1] Toen de hogepriesters met de oudsten, de schriftgeleerden en heel het Sanhedrin meteen ’s morgens vroeg een besluit genomen hadden, boeiden ze Jezus, voerden Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus.  [1] ’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hogepriesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus.  1 ¶ Meteen ‘s morgens vroeg hebben de overpriesters met de oudsten, de schriftgeleerden en heel het sanhedrin een beraad gereed; ze binden Jezus, brengen hem weg en leveren hem uit aan Pilatus.  1. Et aussitôt, le matin, les grands prêtres préparèrent un conseil avec les anciens, les scribes, et tout le Sanhédrin ; puis, après avoir ligoté Jésus, ils l'emmenèrent et le livrèrent à Pilate. 

King James Bible. [1] And straightway in the morning the chief priests held a consultation with the elders and scribes and the whole council, and bound Jesus, and carried him away, and delivered him to Pilate.
Luther-Bibel. 1 Und alsbald am Morgen hielten die Hohenpriester Rat mit den Ältesten und Schriftgelehrten und dem ganzen Hohen Rat, und sie banden Jesus, führten ihn ab und überantworteten ihn Pilatus.

Tekstuitleg van Mc 15,1.

Mt 27,2 kai dèsantes auton apègagon kai paredôkan pilatô tô ègemoni    
Mc 15,1 d�santes ton i�soun   ap�negkan kai pared�kan pilat�    
Lc 23,1 kai anastan apan to pl�thos aut�n �gagon auton epi ton pilaton     
           

1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa).

2. εὐθὺς (= euthus: onmiddellijk, rechtstreeks; bv nw als bijwoord)
- euthus From: "Temporal Deixis of the Greek Verb in the Gospel of Mark with Reference to Verbal Aspect" Th.D. diss., Central Baptist Seminary, Minneapolis, 1998. Rodney J. Decker , website : http://faculty.bbc.edu/rdecker/euthus.htm.
Het moet nog wel verder gecontroleerd worden, maar dit zijn enkele intuïties : kai euthus (en terstond) komt bij het begin van een zin voor, dikwijls bij het begin van een pericope en legt een verband met het voorgaande. Vaak maakt kai euthus deel uit van een deelwoordzin.

3. πρωῒ (= prôi: 's morgens; bw van tijd).

4. συμβούλιον (= sumboulion: raadsbesluit; zn acc onz enk).

5. ποιήσαντες (= poèsantes: doende; wkw act part aor nom mann mv van het wkw ποιεω = poieô: maken, doen).

6. οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

7. ἀρχιερεῖς (= archiereis: hogepriesters; zn nom mann mv van het zn ἀρχιερευς = archiereus: hogepriester).

8. μετὰ (= meta: met, na; vz met gen, acc; afkorting: μετ' = met' of μεθ' = meth').

9. τῶν (= tôn: van de; bep lidw gen mann/vr/onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het).

10. πρεσβυτέρων (= presbuterôn: van de ouderen / priesters; bv nw zelfstandig gebruikt , comparatief gen mann mv van het bv nw presbu-teros: oud-er; Ned.: priester).

11. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa).

12. γραμματέων (= grammateôn: van de schriftgeleerden; zn gen mann mv van het zn γραμματευς = grammateus: schrift-geleerde; uitgang -eus duidt op de persoon die met 'letters' te maken heeft: letterkundige, schrift-geleerde; γραφευς = grafeus is een schrijver; γρα-μ-μα = gra-m-ma: letter, uitgang -ma wijst op het resultaat, dus: het geschrevene of letter; γραφ-μα -> γρα-μ-μα. assimilatie van de f aan de m, γραφω = grafô: graveren, griffen, schrijven).

13. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa).

14. ὅλον (= holon: heel; bv nw acc onz enk van het bv ὁλος = holos: heel)

15. τὸ (= to: het, bep lidw nom en acc onz enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (5) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,15. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45.

16. συνέδριον (= sunedrion:Sanhedrin; zn nom onz enk)

17. δήσαντες (= dèsantes: boeiende; wkw act part aor nom mann mv van het wkw δεω = deô: binden, boeien, ketenen) τὸν (= ton: de, bep lidw acc mann enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het).

18. τὸν (= ton: de, bep lidw acc mann enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord.
Mc (124). Mc 15 (11) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,15. (7) Mc 15,21. (8) Mc 15,22. (9) Mc 15,29. (10) Mc 15,43. (11) Mc 15,44.

19. Ἰησοῦν (= Ièsoun: Jezus; zn eigennaam acc mann enk van het zn Ἰησους = ièsous: Jezus; Hebr: jëhôsjû‘a: hij brengt redding van het wkw jâsj‘a: redden; Gr: σῳζω = sôdzô).

20. ἀπήνεγκαν (= apènegkan: zij voerden af, zij brachten weg; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αποφερω: afvoeren, wegbrengen).

21. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa).

22. παρέδωκαν (= paredôkan: zij leverden over; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw παραδιδωμι = paradidômi: overleveren).

23. Πιλάτῳ (= pilatô: aan Pilatus; zn eigennaam dat mann enk van het zn Πιλατος = pilatos: Pilatus).

- Zie commentaar op website http://www.site-berea.com/B/rwp/n02c15.html.


Mc 14,27 Mc 14,30 Mc 10,29   Mc 14,31 Mc 14,31        
Kai (en) Kai (en) ho de Petros (Petrus echter)   ho de (Peterus echter) hoosautoos de kai pantes (op gelijke wijze ook allen)        
legei (zegt) legei (zegt) efij (zei)   ekperissoos elalei (zei uitdrukkelijker) elegon (zeiden)        
autois (hen) autooi (hem) autooi (hem)              
ho Iijsous (Jezus) ho Iijsous (Jezus)                
  amijn legoo soi (voorwaar ik zeg je)                
hoti (dat) hoti (dat)                
pantes (allen) su (gij)... ei kai pantes (ook als allen) all' ouk egoo (maar ik niet) ean deiji me sunapothanein soi,          
skandalisesthe (geshandalizeerd zukt zijn) me aparnijsiji (zult mij verloochenen) skandalisthijsontai (zullen geschandalizeerd zijn)   ou mij aparnijsomai (ik zal je niet verloochenen)          
Mc 14,26-31 // Mt 26,30-35 // Lc 22,31-34                  

 

Mc 15,46 // Mt 27,60 // Lc 23,53  Mt 27,60 // Mc 15,46 // Lc 23,53  Lc 23,53 //  Mt 27,60 // Mc 15,46 Lc 2,7  Lc 2,12  Lc 2,16 Lc 24,3  Lc 24,5
kai (en) kai (en)  kai (en) kai (en)   heurijsete brefos (gij zult vinden een kind)  kai aneuran... to brefos (en zij vonden... en het kind)  ouch heuron to sooma tou kuriou Iijsou (zij vonden niet het lichaam van de heer Jezus) ti zijteite ton zoonta meta toon nekroon (wat zoekt gij de levende bij de doden) 
agorasas (gekocht hebbende)              
sindona              
katheloon (afgenomen hebbende) laboon (genomen hebbende)   katheloon (afgenomen hebbende)          
auton (hem)  to sooma (het lichaam)             
  ho Ioosijf            
eneilijsen (wikkelde)  enetuliksen (wikkelde in) auto (het) enetuliksen (wikkelde in) auto (het) esparganoosen (wikkelde in doeken)  auton (hem)  esparganoomenon (in doeken gewikkeld)      
tiji sindoni (in het linnen) (en) sindoni katharai (in) (zuiver linnen)  sindoni (in linnen)          
kai (en) kai (en)  kai (en) kai (en)   kai (en)      
katethijken (legde neer) ethijken (legde) ethijken (legde) aneklinen (legde neer)  keimenon (liggend)  keimenon (liggend)    
auton (hem)  auto (het) auton (hem) auton (hem)         
en (in)  en tooi kainooi autou (in zijn nieuw) en (in) en (in)  en (in)  en (in)     
mnijmati (het graf) mnijmeiooi (graf)   mnijmati (het graf) fatniji (een kribbe)  fatniji (een kribbe)  tiji fatniji (de kribbe)     
ho ijn lelatomijmenon ek petras (dat in de rots was uitgehouwen) ho elatijsen en tiji petrai (dat hij uitgehouwen had in de rots)  lakseutooi, hou ouk ijn oudeis oupoo keimenos (uitgehouwen, waar niemand nog nooit had gelegen) dioti ouk iujn autois topos en tooi katalumati (omdat er  niet was voor hen een plaats in de herberg)        ouk estin hoode (hij is niet hier)
 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a  349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a  349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a  
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20
 
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20
 
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20
 
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20
 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12

eneileô : inwikkelen
latromeô : in steen houwen
spargaô : in windsels leggen

4.

22. act. ind. aor. 3de pers. mv. paredôkan (zij leverden over) van het werkw. paradidômi (overleveren)  . Taalgebruik in het NT : paradidômi (overleveren). Taalgebruik in Mc : paradidômi (overleveren). Lat. tradere (trans - dare). Fr. trahir. Ned. overleveren , overgeven. Hebr. mâsar. Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is. Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde. Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen
Mc (1) : Mc 15,2. Een vorm van paradidômi (overleveren) in Mc in 23 verzen. Judas leverde Jezus over aan de hogepriesters , enz. zij leverden hem over aan Pilatus en hij leverde Jezus over om gekruisigd te worden. De overlevering aan Pilatus in Mc 15,2 werd voorzegd in Mc 10,33.

- paredôkan (zij leverden over). Taalgebruik : paradidômi (overleveren). Actief ind. aor. 3de pers. mv. van het werkw. paradidômi. Lat. tradere (trans - dare). Fr. trahir. Ned. overleveren , overgeven. Hebr. mâsar. Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is. Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde. Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen. I.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : In 5 van de 6 verzen : (1) Mt 27,2 // Mc 15,1. (2) Mt 27,18 // Mc 15,10 (paradedôkeisan = zij hem hadden overgeleverd). (3) Mc 15,1 // Mt 27,2. (4) Lc 24,20. (5) Joh 18,35.

- paredôken (hij leverde over). Actief ind. aor. 3de pers. enk.. In 4 verzen in de syn. i.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : (1) Mt 27,26 // Mc 15,15 // Lc 23,25. (2) Mc 3,19 // Mt 10,4 (paradous = 'die overleverde') // Lc 6,16 (prodotès = overleveraar). (3) Mc 15,15 // Lc 23,25 // Mt 27,26. (4) Lc 23,25 // Mt 27,26 // Mc 15,15.

paradidômi (overleveren)   bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. aor. 3de pers. enk. paredôken  82  65  17   
act. ind. aor. 3de pers. mv. paredôkan        

sanhedrin sanhedrin sanhedrin  Judas Pilatus Pilatus Pilatus
Mc 15,1 Mt 27,2 Mt 27,18   Mc 3,19 Mc 15,15  Mt 27,26 Lc 23,25  
kai (en) kai (en) hoti (dat) kai Ioudan Iskariôth (Judas Iskariot) kai (en)  ton de Ièsoun Jezus echter)  
paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) tôi hègemoni (de procureur) dia fthonon paredôkan auton (zij hem omwille van nijd overleverden ) hos kai paredôken auton (die hem ook overleverde) paredôken (leverde hij over) ton Ièsoun (Jezus)  paredôken (leverde hij over) ton de Ièsoun (Jezus) paredôken (leverde hij over)
    hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden.   hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. tôi thelèmati autôn (aan hun wil)
336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1 - 336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1-  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25

338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 -

Mc 15,2 - Mc 15,2 : 338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:2 kai ep�r�t�sen auton o pilatos su ei o basileus t�n ioudai�n o de apokritheis aut� legei su legeis   2 et interrogavit eum Pilatus tu es rex Iudaeorum at ille respondens ait illi tu dicis    2 En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.   [2] Pilatus stelde Hem de vraag: ‘Bent U de koning* van de Joden?’ Hij gaf hem ten antwoord: ‘U zegt het zelf.’ 
[2] Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde: ‘U zegt het.’ 
2 Pilatus ondervraagt hem: u, bent u de koning der Joden? Maar hij zegt tot hem ten antwoord: dat zegt ú!  2. Pilate l'interrogea : « Tu es le roi des Juifs ? » Jésus lui répond : « Tu le dis. »  

King James Bible. [2] And Pilate asked him, Art thou the King of the Jews? And he answering said unto him, Thou sayest it.
Luther-Bibel. 2 Und Pilatus fragte ihn: Bist du der König der Juden? Er aber antwortete und sprach zu ihm: Du sagst es.

Tekstuitleg van Mc 15,2.

1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

2. actief indicatief aorist derde persoon enkelvoud epèrôtèsen (hij ondervroeg) van het werkw. eperôtaô (< epi - erotaô). : 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen. (inter-roger : ondervragen , tussen-vragen) , bijvragen. Taalgebruik in het NT : eperotaô (epi - erôtaô). Taalgebruik in Mc : eperotaô (epi - erôtaô). Mc (6) : (1) Mc 9,16. (2) Mc 9,21.  (3) Mc 12,28.  (4) Mc 14,60. (5) Mc 15,2. (6) Mc 15,44.  

4. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

6. pers. vnw. 2de pers. enk. nom. su (jij, gij). Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord. Mc (9) : (1) Mc 1,11. (2) Mc 3,11. (3) Mc 8,29. (4) Mc 14,30. (5) Mc 14,36. (6) Mc 14,61. (7) Mc 14,67. (8) Mc 14,68. (9) Mc 15,2.

6. - 7. su ei (jij bent, gij zijt). Mc (5 / 9) : (1) Mc 1,11. (2) Mc 3,11. (3) Mc 8,29. (4) Mc 14,61. (5) Mc 15,2.
Merk volgende gelijkenissen op :
- Mc 1,11 : su ei ho uios mou = jij bent mijn zoon.
- Mc 3,11 : su ei ho uios tou theou = jij bent de zoon van God.
- Mc 8,29 = Mc 14,61 : su ei ho christos = jij bent de messias
- Mc 15,2 : su ei ho basileus tôn ioudaiôn = jij bent de koning van de joden.

8. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

9. nom. mann. enk. basileus (koning). Taalgebruik in het NT : basileus (koning). Taalgebruik in Mc : basileus (koning). Mc (7) : (1) Mc 6,14. (2) Mc 6,22. (3) Mc 6,26. (4) Mc 6,27. (5) Mc 15,2. (6) Mc 15,26. (7) Mc 15,32.

8. - 11. hè basileia tôn ioudaiôn (de koning van de joden). Mc (2) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,26.

Mc 15,2.12. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : de. D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het).

13. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

12. - 13. δε ὁ = de ho (echter de). Mc (8) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 6,16. (3) Mc 8,29. (4) Mc 9,25. (5) Mc 10,14. (6) Mc 14,44. (7) Mc 15,7. (8) Mc 15,39. δε = de (echter) + een vorm van het bep. lidw.. NT (584).
- ὁ δε = ho de (hij echter). Mc () : (1) Mc 1,41. (2) Mc 1,45. (3) Mc 5,19. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,36. (6) Mc 5,40. (7) Mc 6,27. (8) Mc 6,37. (9) Mc 6,38. (10) Mc 7,6. (11) Mc 7,27. (12) Mc 8,33. (13) Mc 9,12. (14) Mc 9,19. (15) Mc 9,21. (16) Mc 9,23. (17) Mc 9,27. (18) Mc 9,39. (19) Mc 10,3. (20) Mc 10,18. (21) Mc 10,20. (22) Mc 10,21. (23) Mc 10,22. (24) Mc 10,24. (25) Mc 10,36. (26) Mc 10,38. (27) Mc 10,42. (28) Mc 10,48. (29) Mc 10,50. (30) Mc 10,51. (31) Mc 10,52. enz. Een vorm van het lidw. + δε = de (echter). NT (698).
- και ὁ = kai ho (en de). Mc 10 (17) : (1) Mc 2,22. (2) Mc 4,25. (3) Mc 4,27. (4) Mc 4,41. (5) Mc 7,10. (6) Mc 10,33. (7) Mc 11,33. (8) Mc 12,20. (9) Mc 12,21. (10) Mc 12,26. (11) Mc 12,34. (12) Mc 12,37. (13) Mc 13,2. (14) Mc 13,16. (15) Mc 14,9. (16) Mc 14,10. (17) Mc 14,54. και = kai + een vorm van het bep. lidw.. NT (1489).

ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

Mc 15,3 - Mc 15,3 : 338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:3 kai kat�goroun autou oi archiereis polla 3 et accusabant eum summi sacerdotes in multis    3 En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets.  [3] De hogepriesters brachten vele beschuldigingen tegen Hem in.  [3] De hogepriesters brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in.  3 De overpriesters hebben hem toen van vele dingen beschuldigd.  3. Et les grands prêtres multipliaient contre lui les accusations.

King James Bible. [3] And the chief priests accused him of many things: but he answered nothing.
Luther-Bibel. 3 Und die Hohenpriester beschuldigten ihn hart.

Tekstuitleg van Mc 15,3. Er is discussie rond de tekst. In sommige versies staat "hij antwoordde niets". In de synagoge van Kafarnaüm hielden de Farizeeën Jezus in het oog (Mc 3,2) om hem te kunnen beschuldigen. In Mc 15,3 is het zover. De aanklagers zijn de hogepriesters. De rechter is Pilatus.

  Mc 15,3 Mt 27,12 Lc 23,10
  3 καὶ κατηγόρουν αὐτοῦ οἱ ἀρχιερεῖς πολλά. 12καὶ ἐν τῷ κατηγορεῖσθαι αὐτὸν ὑπὸ τῶν ἀρχιερέων καὶ πρεσβυτέρων οὐδὲν ἀπεκρίνατο. 10 εἱστήκεισαν δὲ οἱ ἀρχιερεῖς καὶ οἱ γραμματεῖς εὐτόνως κατηγοροῦντες αὐτοῦ.

Mc 15,3.1. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). D. : und. E. : and. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat.: et.

Mc 15,3.2. act. ind. imperf. 3de pers. mv. κατηγορουν = katègoroun (zij bleven beschuldigen/ aanklagen) van het werkw. κατηγορεω = katègoreô (tegenspreken, iemand van iets beschuldigen). Taalgebruik in het NT : katègoreô (iemand van iets beschuldigen). Taalgebruik in de LXX : katègoreô (iemand van iets beschuldigen). Bijbel (1) : Mc 15,3. Een vorm van κατηγορεω = katègoreô in de LXX (6) , in het NT (22). Mt (2) : (1) Mt 12,10. (2) Mt 27,12. Mc (3) : (1) Mc 3,2. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,4. Lc (5) : (1) Lc 6,7. (2) Lc 11,54. (3) Lc 23,2. (4) Lc 23,10. (5) Lc 23,14. Joh (2) : (1) Joh 5,45. (2) Joh 8,6. Hnd (9) : (1) Hnd 22,30. (2) Hnd 24,2. (3) Hnd 24,8. (4) Hnd 24,13. (5) Hnd 24,19. (6) Hnd 25,5. (7) Hnd 25,11. (8) Hnd 25,16. (9) Hnd 28,19. Rom (1) : Rom 2,15. Apk (1) : Apk 12,10.

Mc 15,3.3. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos. Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos. Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos. Mc 15 (8) : (1) Mc 15,3. (2) Mc 15,19. (3) Mc 15,20. (4) Mc 15,21. (5) Mc 15,24. (6) Mc 15,26. (7) Mc 15,27. (8) Mc 15,39.

  autos enk. Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
2 gen. mann. enk. autou  143  13  10  12  16  17  15  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 
  totaal 413  35  17  27  14  34  34  18  33  32  30  18  25  47  34  12884  9893  2991  510  413  593  475  350  504  146  1670  2145 

Mc 15,3.4. bepaald lidw. nom. mann. mv. οἱ = hoi. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

  lidw. mv. Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  ΟΤ  ΝΤ  Mt  Mc Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk  syn. ev.
10. nom. m. mv. hoi 101 4 8 5 3 7 5 5 4 14 5 7 5 11 10   4230 3257 973 196 101 165 125 147 169 70 462  587 
  Totaal   389  21  25  26  22  22  33  30  29  16  28  18  27  23  36  24  23394  18879  4515  745  389  644  404  690  1228  415  1778  2182 

- bepaald lidw. Ned. : de. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,3.5. nom. mann. mv. archiereis (hogepriesters). Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester). Taalgebruik in Mc : archiereus (hogepriester).
Mc (11). (1) Mc 11,18. (2) Mc 11,27. (3) Mc 14,1. (4) Mc 14,10. (5) Mc 14,53. (6) Mc 14,55. (7) Mc 15,1. (8) Mc 15,3. (9) Mc 15,10. (10) Mc 15,11. (11) Mc 15,31.

Mc 15,3.6. nom. en acc. onz. mv. πολλα = polla (vele) van het bijvoegl. naamw. πολυς = polus (veel). Taalgebruik in het NT : polus (veel). Taalgebruik in de LXX : polus (veel). Taalgebruik in Mc : polus (veel). Mc (21). Mc (21) : (1) Mc 1,34. (2) Mc 1,45. (3) Mc 3,12. (4) Mc 4,2. (5) Mc 5,10. (6) Mc 5,23. (7) Mc 5,26. (8) Mc 5,38. (9) Mc 5,43. (10) Mc 6,13. (11) Mc 6,20. (12) Mc 6,23. (13) Mc 6,34. (14) Mc 7,4. (15) Mc 7,13. (16) Mc 8,31. (17) Mc 9,12. (18) Mc 9,26. (19) Mc 10,22. (20) Mc 12,41. (21) Mc 15,3. Van de 21 verzen staat πολλα = polla (vele dingen) zelfstandig gebruikt als lijdend voorwerp bij een werkwoord. Een vorm van πολυς = polus in de LXX (822) , in het NT (353).
- Een veelheid werd uiteengezet opdat het spreekverbod zou onderhouden worden.

polus (veel)     Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. onz. mv. polla    21  (1) Mc 1,34. (2) Mc 1,45.     (3) Mc 3,12.   (4) Mc 4,2.   (5) Mc 5,10. (6) Mc 5,23. (7) Mc 5,26. (8) Mc 5,38. (9) Mc 5,43.   (10) Mc 6,13. (11) Mc 6,20. (12) Mc 6,23. (13) Mc 6,34.   (14) Mc 7,4. (15) Mc 7,13.   (16) Mc 8,31.   (17) Mc 9,12. (18) Mc 9,26.   (19) Mc 10,22.     (20) Mc 12,41.       (21) Mc 15,3.     193  130  63  21  14  34  42     

- Hebreeuws : r-b. bijvoegl. naamw. רַב = rabh (veel, talrijk, groot). zelfst. naamw. robh. Zie : Taalgebruik in Tenakh : rabh (veel, talrijk, groot). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 22 (2X 11) OF 202 (2 X 101) ; structuur : 2 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (180). Pentateuch (25). Eerdere Profeten (36). Latere Profeten (45). 12 kl. Prof. (6). Geschriften (68).
- N. : veel. D. : viel. E. many. Fr. : nombreux (tal-rijk). Gr. : πολυς = polus (veel). Taalgebruik in het NT : polus (veel). Hebr. : רַב = rab (veel, talrijk, groot). Taalgebruik in Tenakh : rab (veel, talrijk, groot). Lat. : multus.


Mc 15,4 - Mc 15,4 : 338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:4 o de pilatos palin ep�r�ta auton | [leg�n] | leg�n | ouk apokrin� ouden ide posa sou kat�gorousin   4 Pilatus autem rursum interrogavit eum dicens non respondes quicquam vide in quantis te accusant    4 En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen!  [4] Pilatus stelde Hem nogmaals een vraag: ‘Antwoordt U niets? Kijk waar ze U allemaal van beschuldigen.’  [4] Pilatus vroeg hem toen: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch waar ze u allemaal van beschuldigen?’  4 Maar Pilatus ondervraagt hem weer en zegt: u antwoordt niets?– zie eens van hoeveel ze u beschuldigen!  4. Et Pilate de l'interroger à nouveau : « Tu ne réponds rien ? Vois tout ce dont ils t'accusent ! » 

King James Bible. [4] And Pilate asked him again, saying, Answerest thou nothing? behold how many things they witness against thee.
Luther-Bibel. 4 Pilatus aber fragte ihn abermals: Antwortest du nichts? Siehe, wie hart sie dich verklagen!

Tekstuitleg van Mc 15,4.

- katègoreô (aanklagen, beschuldigen) kata - agora : tegen-pleiten, tegen-spreken.
--- In Mc 15,4 staat indicatief praesens 3de persoon meervoud katègorousin (zij beschuldigen). Deze vorm staat ook in Hnd 24,13 en Hnd 25,11. In Mc 15,4 verwoordt Pilatus (ide posa sou katègorousin - zie van hoevele dingen klagen ze u aan) wat de hogepriesters in Mc 15,3 doen. De formulering in Mc 15,3 vertoont overeenkomsten met Mc 3,2 (de Farizeeën schaduwen Jezus opdat zij hem zouden aanklagen).

1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

5. act. ind. imperf. 3de pers. enk. epèrôta (hij ondervroeg) van het werkw. eperôtaô = 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen. (inter-roger : ondervragen , tussen-vragen) , bijvragen. Taalgebruik in het NT : eperotaô (epi - erôtaô). Taalgebruik in Mc : eperotaô (epi - erôtaô).
Mc (9) : (1) Mc 5,9.  (2) Mc 8,23. (3) Mc 8,27. (4) Mc 8,29.   (5) Mc 9,33. (6) Mc 10,17.   (7) Mc 13,3. (8) Mc 14,61. (9) Mc 15,4. Een vorm van eperôtaô in Mc (25).

Mc 15,4 :
- katègoreô (iemand van iets beschuldigen) 3X bij Marcus -

Het is de enigste maal in de evangelies dat katègoreô (iemand van iets beschuldigen; iets tegen iemand inbrengen) in de indicatief praesens wordt gebruikt.

Mc 15,5 - Mc 15,5 : 338. Jezus vóór Pilatus : Mc 15,2-5 - Mt 27,11-14 - Lc 23,2-5 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,2 - Mc 15,3 - Mc 15,4 - Mc 15,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:5 o de i�sous ouketi ouden apekrith� �ste thaumazein ton pilaton 5 Iesus autem amplius nihil respondit ita ut miraretur Pilatus    5 En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.  [5] Jezus antwoordde niets meer, tot verbazing van Pilatus.  [5] Maar Jezus zei helemaal niets meer, tot verwondering van Pilatus.   5 Maar Jezus heeft hem niets meer geantwoord, tot verwondering van Pilatus.  5. Mais Jésus ne répondit plus rien, si bien que Pilate était étonné. 

King James Bible. [5] But Jesus yet answered nothing; so that Pilate marvelled.
Luther-Bibel. 5 Jesus aber antwortete nichts mehr, sodass sich Pilatus verwunderte.

Tekstuitleg van Mc 15,5. Het vers Mc 15,5 telt 10 (2 X 5) woorden en 51 (3 X 17) letters. De getalwaarde van Mc 15,5 is 5323.

Mc 15,5.1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,5.2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

Mc 15,5.1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

Mc 15,5.3. nom. mann. enk. Ièsous (Jezus). Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus). Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus).
Mc (57). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,5. (2) Mc 15,34. (3) Mc 15,37. Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc in 81 verzen , in Mc 15 (6) : (1) Mc 15,1 (acc. Ièsoun). (2) Mc 15,5 (nom. Ièsous). (3) Mc 15,15 (acc. Ièsoun). (4) Mc 15,34 (nom. Ièsous). (5) Mc 15,37 (nom. Ièsous). (6) Mc 15,43 (gen. Ièsou).

Mc 15,5.1. - 3. ho de Ièsous. Mc (21 / 37). Mc 15 (2 / 3) : (1) Mc 15,5. (2) Mc 15,37. Niet : (1) Mc 15,34.

Mc 15,5.4. ouketi (niet nog, niet meer). Taalgebruik in het NT : ouketi (niet nog, niet meer). Taalgebruik in Mc : ouketi (niet nog, niet meer).
Mc (7) : (1) Mc 5,3. (2) Mc 7,12. (3) Mc 9,8. (4) Mc 10,8. (5) Mc 12,34. (6) Mc 14,25. (7) Mc 15,5.

Mc 15,5.6. ind. aor. 3de pers. enk. apekrithè (hij antwoordde) van het werkw. apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in het NT : apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Mc : apokrinomai (antwoorden).
Mc (7) : (1) Mc 7,28. (2) Mc 9,17. (3) Mc 12,28. (4) Mc 12,29. (5) Mc 12,34. (6) Mc 15,5. (7) Mc 15,9. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Mc in 30 verzen.

9. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (124). Mc 15 (11) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,15. (7) Mc 15,21. (8) Mc 15,22. (9) Mc 15,29. (10) Mc 15,43. (11) Mc 15,44.


341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -

  1. Pilatus 2. Barabbas 3. het volk 4. Pilatus verantwoording 5. de hogepriesters 6. Pilatus 7. de hogepriesters  8. Pilatus 9. de hogepriesters   10. Pilatus
  Mc 15,6 Mc 15,7 Mc 15,8 Mc 15,9 Mc 15,10 Mc 15,11 Mc 15,12 Mc 15,13  Mc 15,14a  Mc 15,14b Mc 15,15
  de (echter) de (echter) kai (en) ho de Pilatos (Pilatus echter)   hoi de archiereis (de hogepriesters echter) ho de Pilatos (Pilatus echter) hoi de (zij echter)  ho de Pilatos (Pilatus echter)  hoi de (zij echter)  
        apekrithè autois (antwoordde aan hen)     palin apokritheis (opnieuw beantwoord)        
        legôn (zeggende)     elegen autois (zei aan hen)    elegen autois (zei aan hen)    

Zie ook :  149. Mc 6,17-29 // Mt 14,3-12 : onthoofding van Johannes de Doper - Mc 6,17-29 - Mt 14,3-12 -

Mc 15,6 - Mc 15,6 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:6 kata de eort�n apeluen autois ena desmion on par�tounto  6 per diem autem festum dimittere solebat illis unum ex vinctis quemcumque petissent    6 En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.  [6] Bij een feest liet hij gewoonlijk één gevangene vrij, degene om wie ze vroegen.  [6] Pilatus had de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten op verzoek van het volk.  6 Bij een feest heeft die hun altijd één gevangene vrijgelaten, en wel wie zij vroegen.  6. A chaque Fête, il leur relâchait un prisonnier, celui qu'ils demandaient. 

King James Bible. [6] Now at that feast he released unto them one prisoner, whomsoever they desired.
Luther-Bibel. 6 Er pflegte ihnen aber zum Fest einen Gefangenen loszugeben, welchen sie erbaten.

Tekstuitleg van Mc 15,6.

1. κατα = kata (tegen, volgens). Taalgebruik in het NT : kata (tegen, volgens). Taalgebruik in de LXX : kata (tegen, volgens). Mc (9) : (1) Mc 4,10. (2) Mc 5,13. (3) Mc 6,40. (4) Mc 7,5. (5) Mc 11,25. (6) Mc 13,8. (7) Mc 14,19. (8) Mc 14,55. (9) Mc 15,6.

  kata Mc Mc 1 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 9 Mc 11 Mc 13 Mc 14 Mc 15 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
kata     (1) Mc 4,10. (2) Mc 5,13.   (3) Mc 6,40. (4) Mc 7,5.   (5) Mc 11,25.   (6) Mc 13,8. (7) Mc 14,19. (8) Mc 14,55 (9) Mc 15,6.   1541  1247  294  17  28  55  172  54  59     
kat  11  (1) Mc 1,27.   (2) Mc 3,6.   (3) Mc 4,34.     (4) Mc 6,31. (5) Mc 6,32.   (6) Mc 7,33 (7) Mc 9,2. (8) Mc 9,28.     (9) Mc 13,3.   (10) Mc 14,56. (11) Mc 14,57.     316  231  85  14  11  14  37    31  34  33 
kath              (1) Mc 9,40.       (1) Mc 14,49.     176  116  60  16  27  14  16     
  totaal 22  2033  1594  439  34  22  43  10  85  236  99  109     

Mc 4,10.5. monas (eenzaam, op zichzelf aangewezen). Taalgebruik in het N.T. : monas (eenzaam, op zidchzelf aangewezen). Taalgebruik in Mc : monas (eenzaam, op zidchzelf aangewezen). Mc (1) : (1) Mc 4,10

2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

Mc 15,7 - Mc 15,7 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:7 �n de o legomenos barabbas meta t�n stasiast�n dedemenos oitines en t� stasei fonon pepoi�keisan  7 erat autem qui dicebatur Barabbas qui cum seditiosis erat vinctus qui in seditione fecerant homicidium    7 En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had.  [7] Een zekere Barabbas zat toen gevangen, samen met de oproerlingen die bij het oproer een moord hadden gepleegd.  [7] Op dat moment zat er een zekere Barabbas gevangen, samen met de andere opstandelingen die tijdens het oproer hadden gemoord.  7 En er zat de zo geheten Barabbas vast, samen met de opstandelingen die tijdens de opstand een moord hadden begaan.   7. Or, il y avait en prison le nommé Barabbas, arrêté avec les émeutiers qui avaient commis un meurtre dans la sédition. 

King James Bible. [7] And there was one named Barabbas, which lay bound with them that had made insurrection with him, who had committed murder in the insurrection.
Luther-Bibel. 7 Es war aber einer, genannt Barabbas, gefangen mit den Aufrührern, die beim Aufruhr einen Mord begangen hatten.

Tekstuitleg van Mc 15,7.

1. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

3. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,8 - Mc 15,8 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:8 kai anabas o ochlos �rxato aiteisthai kath�s epoiei autois  8 et cum ascendisset turba coepit rogare sicut semper faciebat illis    8 En de schare riep uit, en begon te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had.  [8] De menigte kwam de trappen op en begon te vragen dat hij voor hen zou doen wat hij altijd deed.  [8] Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat zijn gewoonte was.   8 De schare komt opzetten en begint van hem te vragen wat hij altijd voor hen heeft gedaan.   8. La foule étant montée se mit à demander la grâce accoutumée. 

King James Bible. [8] And the multitude crying aloud began to desire him to do as he had ever done unto them.
Luther-Bibel. 8 Und das Volk ging hinauf und bat, dass er tue, wie er zu tun pflegte.

Tekstuitleg van Mc 15,8.

Mc 15,8.1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,8.2. act. part. aor. nom. mann. enk. anabas (beklommen) van het werkw. anabainô (beklimmen). Taalgebruik in het NT : anabainô (beklimmen). Taalgebruik in Mc : anabainô (beklimmen).
Mc (1) : Mc 15,8. Verschillende vormen van anabainô (beklimmen) in 9 verzen in Mc.

Mc 15,8.3. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,8.4. zelfst. naamw. nom. mann. enk. ochlos (menigte). Taalgebruik in NT : ochlos (menigte). Taalgebruik in Mc : ochlos (menigte). Met één uitzondering (Mc 10,1) gebruikt Mc ochlos (menigte) in het enk.
Mc (13) : (1) Mc 2,13. (2) Mc 3,20. (3) Mc 3,32. (4) Mc 4,1. (5) Mc 5,21. (6) Mc 5,24a - Mc 5,24b. (7) Mc 9,15. (8) Mc 9,25. (9) Mc 11,18. (10) Mc 12,37. (11) Mc 12,41. (12) Mc 14,43. (13) Mc 15,8. In deze gevallen is ochlos (menigte) onderwerp.

Mc 15,8.6. αιτεισθαι (= aiteisthai: voor zich te vragen, eisen; wkw med inf praes van het wkw αιτεω = aiteô: vragen, bedelen). Taalgebruik in het NT : aiteô (vragen, bedelen). Taalgebruik in de LXX : aiteô (vragen, bedelen). Taalgebruik in Mc : aiteô (vragen, bedelen). Bijbel (2) : (1) Mc 15,8. (2) Jak 4,2. Verschillende vormen in Mc in '9' verzen : (1) Mc 6,22. (2) Mc 6,23. (3) Mc 6,24.  (4) Mc 6,25. (5) Mc 10,35. (6) Mc 10,38. (7) Mc 11,24. (8) Mc 15,8. (9) Mc 15,43.

Mc 15,8.7. καθως = kathôs (zoals). Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX : kathôs (zoals). Ex (1) : Ex 34,1. Js (0).

kathôs (zoals)

bijbel LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
  405 / 368 /216 / 189 12 75 41 25 36 4 1 0 3 4 179 3 8 17 31 11 109 - 28  59 

 

Mt Mc Lc syn. ev.
kathôs (zoals) bij syn.  3 : (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. 8 : (1) Mc 1,2 (gegraptai). (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13 (gegraptai). (4) Mc 11,6 (eipen). (5) Mc 14,16 (eipen). (6) Mc 14,21 (gegraptai). (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7 (eipen). 17 : (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. 28 : (1) Mt 26,24 // Mc 14,21. 59 

- Hebreeuws. כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die). Getalswaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167). Structuur : 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (488). Pentateuch (202). Eerdere Profeten (68). Latere Profeten (68). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (56).
- כּמוֹ = këmô (zoals). Taalgebruik in Tenakh : këmô (zoals). Getalwaarde : kaph = 12 of 30 , mem , 13 of 40 , waw = 6 ; totaal : 31 OF 76 (4 X 19). Tenakh (52). Pentateuch (2). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (9). 12 Kleine Profeten (8). Geschriften (33). Pentateuch (2) : (1) Ex 15,5. (2) Ex 15,8.
- Ned. : zoals. Arabisch : كَما = kamâ (zoals). Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals). D. : wie. E. : as. Fr. : selon. Gr. καθως = kathôs (zoals). Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals). Hebreeuws : כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die).

Mc 15,8.8. εποιει (= epoiei: hij deed; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken). Taalgebruik in Mc : poieô (doen, maken). Mc (2) : (1) Mc 3,8. (2) Mc 15,8. In Mc 3,8 is Jezus onderwerp , in Mc 15,8 Pilatus. In dezelfde contekst vinden we poièsè(i)s hèmin (jij voor ons zoudt doen) in Mc 10,35 en poièsô humin (ik zal voor jullie doen) in Mc 10,36.

9. dat. mann. en onz. mv. αυτοις = autois van het pers. voornaamw. αυτος = autos. Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos. Mc 15 (7) : (1) Mc 15,6. (2) Mc 15,8. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15.

  autoi  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
7 dat. mann. en onz. mv.autois  117  10  13 10  12  13  1722  1180  542  101  117  89  97  75  47  16  307  404 

Mc 3,4.4. εξεστιν = exestin (het is toegelaten). Taalgebruik in het NT : exestin (het is toegelaten). Taalgebruik in de LXX : exestin (het is toegelaten). Taalgebruik in Mc :

Mc 15,8.7. - 9. In drie verzen wordt kathôs (zoals) gevolgd door gegraptai (er werd geschreven) , in drie verzen door eipen (hij zei).

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Mc 1,2 Mc 4,33 Mc 9,13 Mc 11,6 Mc 14,16 Mc 14,21 Mc 15,8 Mc 16,7
archè euaggeliou Ièsou Christou (begin van de goede boodschap van Jezus Christus) elalei autois ton logon (hij zei aan hen het woord) kai epoièsan autôi hosa èthelon (en zij deden hem zoals zij wilden) hoi de eipan autois (zij echter zeiden hen) kai èlthon eis tèn polin kai heuron (en zij gingen naar de stad en zij vonden) ho huios tou anthrôpou hupagei (de mensenzoon gaat weg kai anabas ho ochlos èrxato aiteisthai (en de menigte opgeklommen begon te vragen) ekei auton opsesthe (daar zult gij hem zien)
kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kathôs (zoals)
gegraptai (geschreven is) en (in) tôi (de) Ièsaiai (Jesaja) tôi (de) profètèi (profeet)  èdunanto akouein (zij niet in staat waren te horen) gegraptai (geschreven is) eipen (zei) ho Ièsous (Jezus) eipen ( hij zei) gegraptai (geschreven is) epoiei (hij deed) eipen (hij zei)
    ep'auton (over hem)   autois (aan hen) peri autou (over hem) autois (aan hen) humin (aan jullie)
13. Optreden van Johannes de Doper : Mc 1,1-6 - Mt 3,1-6 - Lc 3,1-6 - 136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 - 169. Vraag omtrent de wederkomst van Elia : Mc 9,11-13 - Mt 17,10-13 - 279. Intocht in Jeruzalem :Mc 11,1-10 - Mt 21,1-9 - Lc 19,29-40 - 320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 - 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -

Mc 15,9 - Mc 15,9 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:9 o de pilatos apekrith� autois leg�n thelete apolus� umin ton basilea t�n ioudai�n  9 Pilatus autem respondit eis et dixit vultis dimittam vobis regem Iudaeorum    9 En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate?  [9] Pilatus antwoordde hun: ‘Wilt u dat ik u de koning van de Joden vrijlaat?’   [9] Pilatus vroeg hun: ‘Wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’  8 De schare komt opzetten en begint van hem te vragen wat hij altijd voor hen heeft gedaan. 9 Maar Pilatus antwoordt hun en zegt: wilt ge dan dat ik u de koning der Joden loslaat?  9. Pilate leur répondit : « Voulez-vous que je vous relâche le roi des Juifs ? »  

King James Bible. [9] But Pilate answered them, saying, Will ye that I release unto you the King of the Jews?
Luther-Bibel. 9 Pilatus aber antwortete ihnen: Wollt ihr, dass ich euch den König der Juden losgebe?

Tekstuitleg van Mc 15,9.

1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

4. ind. aor. 3de pers. enk. apekrithè (hij antwoordde) van het werkw. apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in het NT : apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Mc : apokrinomai (antwoorden).
Mc (7) : (1) Mc 7,28. (2) Mc 9,17. (3) Mc 12,28. (4) Mc 12,29. (5) Mc 12,34. (6) Mc 15,5. (7) Mc 15,9. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Mc in 30 verzen.

7. act. ind. + imperat. praes. 2de pers. mv. thelete (jullie willen) van het werkw. Taalgebruik in het NT : thelô (willen). Taalgebruik in Mc : thelô (willen). Lat. velle. Fr. vouloir. Ned. willen.
Mc (3) : (1) Mc 10,36. (2) Mc 15,9. (3) Mc 15,12  . Een vorm van thelô (willen) in 23 verzen in Mc.


Mc 15,10 - Mc 15,10 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:10 egin�sken gar oti dia fthonon paraded�keisan auton | [oi archiereis] | oi archiereis |  10 sciebat enim quod per invidiam tradidissent eum summi sacerdotes    10 (Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)   [10] Want hij merkte dat de hogepriesters Hem uit afgunst overgeleverd hadden. [10] Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd.  10 Want het is hem niet ontgaan dat de overpriesters hem uit afgunst hebben overgeleverd.  10. Il se rendait bien compte que c'était par jalousie que les grands prêtres l'avaient livré. 

King James Bible. [10] For he knew that the chief priests had delivered him for envy.
Luther-Bibel. 10 Denn er erkannte, dass ihn die Hohenpriester aus Neid überantwortet hatten.

Tekstuitleg van Mc 15,10.

3. hoti (dat, omdat). Taalgebruik in het NT : hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat).
Mc (92). Mc 15 (2) : (1) Mc 15,10. (2) Mc 15,39.

6. De overlevering van Jezus door Judas aan de hogepriesters en de schriftgeleerden werd aangekondigd in de derde lijdensvoorspelling : Mt 20,18 // Mc 10,33 (en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en de schriftgeleerden). Bij Lucas ontbreekt dit stukje van de derde lijdensaankondiging. Lucas is voorzichtig om het woord paradidômi (overleveren) te gebruiken , zowel bij Judas , als bij de hogepriesters en de schriftgeleerden. Het zou de indruk kunnen geven dat zij macht over Jezus zouden bezitten.

8. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

- paredôkan (zij leverden over). Taalgebruik : paradidômi (overleveren). Actief ind. aor. 3de pers. mv. van het werkw. paradidômi. Lat. tradere (trans - dare). Fr. trahir. Ned. overleveren , overgeven. Hebr. mâsar. Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is. Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde. Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen. I.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : In 5 van de 6 verzen : (1) Mt 27,2 // Mc 15,1. (2) Mt 27,18 // Mc 15,10 (paradedôkeisan = zij hem hadden overgeleverd). (3) Mc 15,1 // Mt 27,2. (4) Lc 24,20. (5) Joh 18,35.

- paredôken (hij leverde over). Actief ind. aor. 3de pers. enk.. In 4 verzen in de syn. i.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : (1) Mt 27,26 // Mc 15,15 // Lc 23,25. (2) Mc 3,19 // Mt 10,4 (paradous = 'die overleverde') // Lc 6,16 (prodotès = overleveraar). (3) Mc 15,15 // Lc 23,25 // Mt 27,26. (4) Lc 23,25 // Mt 27,26 // Mc 15,15.

paradidômi (overleveren)   bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. aor. 3de pers. enk. paredôken  82  65  17   
act. ind. aor. 3de pers. mv. paredôkan        

sanhedrin sanhedrin sanhedrin  Judas Pilatus Pilatus Pilatus
Mc 15,1 Mt 27,2 Mt 27,18   Mc 3,19 Mc 15,15  Mt 27,26 Lc 23,25  
kai (en) kai (en) hoti (dat) kai Ioudan Iskariôth (Judas Iskariot) kai (en)  ton de Ièsoun Jezus echter)  
paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) tôi hègemoni (de procureur) dia fthonon paredôkan auton (zij hem omwille van nijd overleverden ) hos kai paredôken auton (die hem ook overleverde) paredôken (leverde hij over) ton Ièsoun (Jezus)  paredôken (leverde hij over) ton de Ièsoun (Jezus) paredôken (leverde hij over)
    hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden.   hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. tôi thelèmati autôn (aan hun wil)
336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1 - 336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1-  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25

 

Mc 15,11 - Mc 15,11 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:11 oi de archiereis aneseisan ton ochlon ina mallon ton barabban apolus� autois   11 pontifices autem concitaverunt turbam ut magis Barabban dimitteret eis    11 Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten.   [11] Maar de hogepriesters hitsten de menigte op, dat hij liever Barabbas moest vrijlaten.  [11] Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas moest vrijlaten.  11 Maar de overpriesters stoken de schare op dat hij hun liever Barabbas moet loslaten.  11. Cependant, les grands prêtres excitèrent la foule à demander qu'il leur relâchât plutôt Barabbas.  

King James Bible. [11] But the chief priests moved the people, that he should rather release Barabbas unto them.
Luther-Bibel. 11 Aber die Hohenpriester reizten das Volk auf, dass er ihnen viel lieber den Barabbas losgebe.

Tekstuitleg van Mc 15,11.

1. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

5. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (124). Mc 15 (11) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,15. (7) Mc 15,21. (8) Mc 15,22. (9) Mc 15,29. (10) Mc 15,43. (11) Mc 15,44.

8. mallon (meer). Taalgebruik in het NT : mallon (meer). Taalgebruik in Mc : mallon (meer).
Mc (5) : (1) Mc 5,26.   (2) Mc 7,36.  (3) Mc 9,42.  (4) Mc 10,48.  (5) Mc 15,11.  

9. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (124). Mc 15 (11) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,15. (7) Mc 15,21. (8) Mc 15,22. (9) Mc 15,29. (10) Mc 15,43. (11) Mc 15,44.

11. act. conj. aor. 3de pers. enk. apolusè(i)  van het werkw. apoluô (losmaken). Taalgebruik in het NT : apoluô (losmaken). Taalgebruik in Mc : apoluô (losmaken).
Mc (2) : (1) Mc 10,11. (2) Mc 15,11.

Mc 15,12 - Mc 15,12 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:12 o de pilatos palin apokritheis elegen autois ti oun | poi�s� [on] legete | [thelete] poi�s� [on legete*] | ton basilea t�n ioudai�n  12 Pilatus autem iterum respondens ait illis quid ergo vultis faciam regi Iudaeorum     12 En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?  [12] Waarop Pilatus hun weer zei: ‘Wat wilt u dan dat ik doe met Hem die u de koning van de Joden noemt?’  [12] Toen zei Pilatus tegen hen: ‘Wat wilt u dan dat ik doe met die man die u de koning van de Joden noemt?’  12 Maar weer antwoordt Pilatus en heeft hij tot hen gezegd: wat moet ik dan doen met hem die gij de koning der Joden noemt?  12. Pilate, prenant de nouveau la parole, leur disait : « Que ferais-je donc de celui que vous appelez le roi des Juifs ? »  

King James Bible. [12] And Pilate answered and said again unto them, What will ye then that I shall do unto him whom ye call the King of the Jews?
Luther-Bibel. 12 Pilatus aber fing wiederum an und sprach zu ihnen: Was wollt ihr denn, dass ich tue mit dem, den ihr den König der Juden nennt?

Tekstuitleg van Mc 15,12.

1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

10. act. ind. + imperat. praes. 2de pers. mv. thelete (jullie willen) van het werkw. Taalgebruik in het NT : thelô (willen). Taalgebruik in Mc : thelô (willen). Lat. velle. Fr. vouloir. Ned. willen.
Mc (3) : (1) Mc 10,36. (2) Mc 15,9. (3) Mc 15,12  . Een vorm van thelô (willen) in 23 verzen in Mc.

Mc 15,13 - Mc 15,13 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:13 oi de palin ekraxan staur�son auton  13 at illi iterum clamaverunt crucifige eum    13 En zij riepen wederom: Kruis Hem.   [13] Zij schreeuwden terug: ‘Kruisig Hem!’ [13] En ze begonnen weer te schreeuwen. ‘Kruisig hem!’ riepen ze.  13 Zij schreeuwen terug: kruisig hem!   13. Mais eux crièrent de nouveau : « Crucifie-le ! »  

King James Bible. [13] And they cried out again, Crucify him.
Luther-Bibel. 13 Sie schrien abermals: Kreuzige ihn!

Tekstuitleg van Mc 15,13.

1. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

4. act. ind. aor. 3de pers. mv. ekraxan  van het werkw. krazô (schreeuwen, roepen)  . Taalgebruik in het NT : krazô (schreeuwen, roepen). Taalgebruik in Mc : krazô (schreeuwen, roepen). Ned. krijsen. Mc (2) : (1) Mc 15,13. (2) Mc 15,14.

Mc 15,14 - Mc 15,14 : 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,6 - Mc 15,7 - Mc 15,8 - Mc 15,9 - Mc 15,10 - Mc 15,11 - Mc 15,12 - Mc 15,13 - Mc 15,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:14 o de pilatos elegen autois ti gar epoi�sen kakon oi de periss�s ekraxan staur�son auton  14 Pilatus vero dicebat eis quid enim mali fecit at illi magis clamabant crucifige eum     14 Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem!   [14] Pilatus zei tegen hen: ‘Wat voor kwaad heeft Hij dan eigenlijk gedaan?’ Maar zij schreeuwden nog harder: ‘Kruisig Hem!’   [14] Pilatus vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig hem!’  14 Maar Pilatus heeft tot hen gezegd: maar wat voor kwaad heeft hij gedaan? Zij schreeuwen des te heftiger: kruisig hem!   14. Et Pilate de leur dire : « Qu'a-t-il donc fait de mal ? » Mais ils n'en crièrent que plus fort : « Crucifie-le ! » 

King James Bible. [14] Then Pilate said unto them, Why, what evil hath he done? And they cried out the more exceedingly, Crucify him.
Luther-Bibel. 14 Pilatus aber sprach zu ihnen: Was hat er denn Böses getan? Aber sie schrien noch viel mehr: Kreuzige ihn!

Tekstuitleg van Mc 15,14.

Mc 15,14.1. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : de. D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het).

Mc 15,14.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

Mc 15,14.1. - 2. δε ὁ = de ho (echter de). Mc (8) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 6,16. (3) Mc 8,29. (4) Mc 9,25. (5) Mc 10,14. (6) Mc 14,44. (7) Mc 15,7. (8) Mc 15,39. δε = de (echter) + een vorm van het bep. lidw.. NT (584).
- ὁ δε = ho de (hij echter). Mc () : (1) Mc 1,41. (2) Mc 1,45. (3) Mc 5,19. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,36. (6) Mc 5,40. (7) Mc 6,27. (8) Mc 6,37. (9) Mc 6,38. (10) Mc 7,6. (11) Mc 7,27. (12) Mc 8,33. (13) Mc 9,12. (14) Mc 9,19. (15) Mc 9,21. (16) Mc 9,23. (17) Mc 9,27. (18) Mc 9,39. (19) Mc 10,3. (20) Mc 10,18. (21) Mc 10,20. (22) Mc 10,21. (23) Mc 10,22. (24) Mc 10,24. (25) Mc 10,36. (26) Mc 10,38. (27) Mc 10,42. (28) Mc 10,48. (29) Mc 10,50. (30) Mc 10,51. (31) Mc 10,52. enz. Een vorm van het lidw. + δε = de (echter). NT (698).
- και ὁ = kai ho (en de). Mc 10 (17) : (1) Mc 2,22. (2) Mc 4,25. (3) Mc 4,27. (4) Mc 4,41. (5) Mc 7,10. (6) Mc 10,33. (7) Mc 11,33. (8) Mc 12,20. (9) Mc 12,21. (10) Mc 12,26. (11) Mc 12,34. (12) Mc 12,37. (13) Mc 13,2. (14) Mc 13,16. (15) Mc 14,9. (16) Mc 14,10. (17) Mc 14,54. και = kai + een vorm van het bep. lidw.. NT (1489).

ὁ δε = ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

Mc 15,14.10. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

Mc 15,14.13. act. ind. aor. 3de pers. mv. ekraxan  van het werkw. krazô (schreeuwen, roepen)  . Taalgebruik in het NT : krazô (schreeuwen, roepen). Taalgebruik in Mc : krazô (schreeuwen, roepen). Ned. krijsen. Mc (2) : (1) Mc 15,13. (2) Mc 15,14.

342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,15 -

Mc 15,15 - Mc 15,15 : 342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 - Mc 15,15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:15 o de pilatos boulomenos t� ochl� to ikanon poi�sai apelusen autois ton barabban kai pared�ken ton i�soun fragell�sas ina staur�th� 15 Pilatus autem volens populo satisfacere dimisit illis Barabban et tradidit Iesum flagellis caesum ut crucifigeretur     15 Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist te worden.  [15] Omdat Pilatus het volk tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij, en Jezus liet hij geselen en leverde hij over om gekruisigd te worden.  [15] Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij. Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.  15 ¶ Pilatus wil voor de schare wel iets geschikts doen en laat aan hen Barabbas los; Jezus laat hij geselen en levert hij over om gekruisigd te worden.  15. Pilate alors, voulant contenter la foule, leur relâcha Barabbas et, après avoir fait flageller Jésus, il le livra pour être crucifié.

King James Bible. [15] And so Pilate, willing to content the people, released Barabbas unto them, and delivered Jesus, when he had scourged him, to be crucified.
Luther-Bibel. 15 Pilatus aber wollte dem Volk zu Willen sein und gab ihnen Barabbas los und ließ Jesus geißeln und überantwortete ihn, dass er gekreuzigt werde.

Tekstuitleg van Mc 15,15.

De overlevering van Jezus door Judas aan de hogepriesters en de schriftgeleerden werd aangekondigd in de derde lijdensvoorspelling : Mc 10,33 (en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en de schriftgeleerden). Bij Lucas ontbreekt dit stukje van de derde lijdensaankondiging. Lucas is voorzichtig om het woord paradidômi (overleveren) te gebruiken , zowel bij Judas , als bij de hogepriesters en de schriftgeleerden. Het zou de indruk kunnen wekken dat zij macht over Jezus zouden bezitten.

Mc 15,15.1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,15.2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

Mc 15,15.1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

Mc 15,15.7. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (5) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,15. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45.

Mc 15,15.15. act. ind. aor. 3de pers. enk. paredôken (hij leverde over) van het werkw. paradidômi (overleveren)  . Taalgebruik in het NT : paradidômi (overleveren). Taalgebruik in Mc : paradidômi (overleveren). Lat. tradere (trans - dare). Fr. trahir. Ned. overleveren , overgeven. Hebr. mâsar. Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is. Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde. Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen
Mc (2) : (1) Mc 3,19. (2) Mc 15,15.   Een vorm van paradidômi (overleveren) in Mc in 23 verzen.



343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -

Mc 15,16 - Mc 15,16 : 343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:16 oi de strati�tai ap�gagon auton es� t�s aul�s o estin prait�rion kai sugkalousin ol�n t�n speiran  16 milites autem duxerunt eum intro in atrium praetorii et convocant totam cohortem     16 En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen;  [16] De soldaten namen Hem mee in het paleis, dat wil zeggen: het pretorium, en ze riepen heel de cohort bij elkaar.   [16] De soldaten leidden hem weg, het paleis (dat wil zeggen het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen.  16 Maar de soldaten voeren hem af naar binnen de voorhof, dat is het ‘pretorium’, – en roepen de hele afdeling samen.  16. Les soldats l'emmenèrent à l'intérieur du palais, qui est le Prétoire, et ils convoquent toute la cohorte. 

King James Bible. [16] And the soldiers led him away into the hall, called Praetorium; and they call together the whole band.
Luther-Bibel. 16 Die Soldaten aber führten ihn hinein in den Palast, das ist ins Prätorium, und riefen die ganze Abteilung zusammen

Tekstuitleg van Mc 15,16.

Mc 15,16.1. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

Mc 15,16.2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

Mc 15,16.1. - 2. hoi de (zij echter). Mc (28). Mc 15 (4) : (1) Mc 15,11. (2) Mc 15,13. (3) Mc 15,15. (4) Mc 15,16.

Mc 15,16.3. nom. mann. mv. στρατιωται = stratiôtai (strijders, soldaten) van het zelfst. naamw. στρατιωτης = stratiôtès (strijder, soldaat). Taalgebruik in het NT : stratiôtès (strijder, soldaat). Taalgebruik in de LXX : stratiôtès (strijder, soldaat). Bijbel (9) : (1) Mt 27,27. (2) Mc 15,16. (3) Lc 23,36. (4) Joh 19,2. (5) Joh 19,23. (6) Joh 19,24. (7) Joh 19,32. (8) Hnd 23,31. (9) Hnd 27,32.

Mc 15,16.4. act. ind. aor. 3de pers. mv. απηγαγον = apègagon (zij leidden weg) van het werkw. απαγω = apagô (wegleiden, wegvoeren). Taalgebruik in het NT : apagô (wegleiden, afvoeren). Taalgebruik in Mc : apagô (wegleiden, afvoeren). Bijbel (12). LXX (5) : (1) 1 K 1,38. (2) Job 24,3. (3) 2 Kr 36,17. (4) Jdt 6,14. (5) Bar 4,16. NT (7) : (1) Mt 26,57. (2) Mt 27,2. (3) Mt 27,31. (4) Mc 14,53. (5) Mc 15,16. (6) Lc 22,66. (7) Lc 23,26. Een vorm van απαγω = apagô in de LXX (52) , in het NT (15).

Mt 26,57 // Mc 14,53 // (Lc 22,54) Mc 14,53 (Lc 22,54) Lc 22,66
Hoi de kratèsantes (Zij echter overmeesterd) Kai (en) Sullabontes de (Meegenomen echter)  
ton Ièsoun (Jezus)   auton (hem)  
apègagon (leidden zij weg) apègagon (leidden zij weg) ègagon (leidden zij) ) kai eisègagon (en leidden binnen) apègagon (zij leidden weg)
  ton Ièsoun (Jezus)   auton (hem) 
      eis to sunedrion autôn (naar hun sanhedrin).  

Na zijn arrestatie in de hof van Getsemane wordt Jezus weggeleid naar de hogepriester (Mc 14,53). Na de vrijlating van Barnabas wordt Jezus weggeleid om gekruisigd te worden. De soldaten leiden Jezus weg en beginnen met de uitvoering van de straf (Mc 15,16). Tussen beide wegleidingen ligt het gebeuren vanaf zijn arrestatie tot zijn veroordeling.

Mc 15,16.4. - 5.... τον ιησουν απηγαγον = ton Ièsoun apègagon (zij leidden Jezus weg). NT (1) : Mt 26,57.
- απηγαγον τον ιησουν = apègagon ton Ièsoun (zij leidden Jezus weg). Slechts in Mc 14,53.
- απηγαγον αυτον = apègagon auton (zij leidden hem weg). Bijbel (4) : (1) Mt 27,31. (2) Mc 15,16. (3) Lc 23,26. (4) Joh 18,13 (variante lezing).

Mc 15,16.7. gen. vr. enk. της = tès (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè. Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (2) : (1) Mc 15,16. (2) Mc 15,26.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
5. gen. vr. enk. tès 65  5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

- bepaald lidw. Ned. : de. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,16.9. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,16.10. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).


Mc 15,17 - Mc 15,17 : 343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:17 kai endiduskousin auton porfuran kai perititheasin aut� plexantes akanthinon stefanon  17 et induunt eum purpuram et inponunt ei plectentes spineam coronam    17 En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op;  [17] Ze deden Hem een purperen mantel om, vlochten een krans van doorns en zetten Hem die op.   [17] Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op.  17 Ze hullen hem in purper, vlechten een doornenkroon en zetten hem die op.   17. Ils le revêtent de pourpre, puis, ayant tressé une couronne d'épines, ils la lui mettent. 

King James Bible. [17] And they clothed him with purple, and platted a crown of thorns, and put it about his head,
Luther-Bibel. 17 und zogen ihm einen Purpurmantel an und flochten eine Dornenkrone und setzten sie ihm auf

Tekstuitleg van Mc 15,17.

1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

5. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,18 - Mc 15,18 : 343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:18 kai �rxanto aspazesthai auton chaire basileu t�n ioudai�n  18 et coeperunt salutare eum have rex Iudaeorum    18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!   [18] Ze begonnen Hem de groet te brengen: ‘Gegroet, koning van de Joden!’  [18] Daarna brachten ze hem hulde met de woorden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’   18 Dan beginnen ze hem hulde te brengen: wees gegroet, koning der Joden!  18. Et ils se mirent à le saluer : « Salut, roi des Juifs ! »  

King James Bible. [18] And began to salute him, Hail, King of the Jews!
Luther-Bibel. 18 und fingen an, ihn zu grüßen: Gegrüßet seist du, der Juden König!

Tekstuitleg van Mc 15,18. Het vers Mc 15,18 telt 8 (2 X 2 X 2) woorden en 48 (2 X 2 X 2 X 2 X 3) letters. De getalwaarde van Mc 15,18 is 5814 (2 X 3 X 3 X 17 X 19).

Mc 15,18.1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,18.3. inf. praes. aspazesthai ind. van het werkw. aspazomai (verwelkomen, begroeten). Taalgebruik in het NT : aspazomai (verwelkomen, begroeten). Taalgebruik in Mc : aspazomai (verwelkomen, begroeten).
Mc (1) Mc 15,18. Een vorm van aspazomai (verwelkomen, begroeten) in Mc in 2 verzen : (1) Mc 9,15. (1) Mc 15,18.

Mc 15,19 - Mc 15,19 : 343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:19 kai etupton autou t�n kefal�n kalam� kai eneptuon aut� kai tithentes ta gonata prosekunoun aut�  19 et percutiebant caput eius harundine et conspuebant eum et ponentes genua adorabant eum     19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieën, aanbaden Hem.  [19] Ze sloegen Hem met een rietstok op het hoofd, spuwden Hem in het gezicht, en knielden voor Hem neer om Hem te huldigen.  [19] Ze sloegen hem met een rietstok tegen het hoofd en bespuwden hem, en bogen onderdanig voor hem.  19 Ze hebben hem met een riet op het hoofd geslagen en hebben hem bespuwd; op de knieën vallend hebben ze plechtig voor hem gebogen.   19. Et ils lui frappaient la tête avec un roseau et ils lui crachaient dessus, et ils ployaient le genou devant lui pour lui rendre hommage. 

King James Bible. [19] And they smote him on the head with a reed, and did spit upon him, and bowing their knees worshipped him.
Luther-Bibel. 19 Und sie schlugen ihn mit einem Rohr auf das Haupt und spien ihn an und fielen auf die Knie und huldigten ihm.

Tekstuitleg van Mc 15,19.

1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

7. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

10. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,20 - Mc 15,20 : 343. Soldaten bespotten Jezus : Mc 15,16-20 - Mt 27,27-31 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,16 - Mc 15,17 - Mc 15,18 - Mc 15,19 - Mc 15,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:20 kai ote enepaixan aut� exedusan auton t�n porfuran kai enedusan auton ta imatia autou kai exagousin auton ina staur�s�sin auton   20 et postquam inluserunt ei exuerunt illum purpuram et induerunt eum vestimentis suis et educunt illum ut crucifigerent eum     20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen.  [20] Toen ze zo de spot met Hem gedreven hadden, namen ze Hem de purperen mantel af en deden Hem zijn eigen kleren weer aan. Toen brachten ze Hem naar buiten om Hem te kruisigen.  [20] Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan. Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen.  20 Als ze hem genoeg hebben bespot trekken ze hem het purper uit en trekken ze hem zijn eigen kleren aan. Ze voeren hem de stad uit om hem te kruisigen.  20. Puis, quand ils se furent moqués de lui, ils lui ôtèrent la pourpre et lui remirent ses vêtements. Ils le mènent dehors afin de le crucifier.  

King James Bible. [20] And when they had mocked him, they took off the purple from him, and put his own clothes on him, and led him out to crucify him.
Luther-Bibel. 20 Und als sie ihn verspottet hatten, zogen sie ihm den Purpurmantel aus und zogen ihm seine Kleider an. Und sie führten ihn hinaus, dass sie ihn kreuzigten.

Tekstuitleg van Mc 15,20.

1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

2. hote (toen). Taalgebruik in NT : hote (toen). Taalgebruik in Mc : hote (toen). Voegwoord van tijd. Mc (12) : (1) Mc 1,32. (2) Mc 2,25. (3) Mc 4,6. (4) Mc 4,10. (5) Mc 6,21.   (6) Mc 7,17. (7) Mc 8,19. (8) Mc 8,20. (9) Mc 11,1. (10) Mc 14,12. (11) Mc 15,20. (12) Mc 15,41.

1. - 2. kai hote (en toen). Mc (6) : (1) Mc 4,6. (2) Mc 4,10. (3) Mc 7,17. (4) Mc 11,1. (5) Mc 15,20. (6) Mc 15,41.

9. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

18. acc. mann. enk. stauron (kruis) van het zelfstand. naamw. stauros (kruis). Taalgebruik in het NT : stauros (kruis). Taalgebruik in Mc : stauros (kruis).
Mc (2) : (1) Mc 8,34. (2) Mc 15,21.

17. - 19. ton stauron autou (zijn kruis). Mc (2) : (1) Mc 8,34. (2) Mc 15,21.

344. Naar Golgota : Mc 15,21 - Mc 15,21 - Mt 27,32 - Lc 23,26-32 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -

Mc 15,21 - Mc 15,21 : 344. Naar Golgota : Mc 15,21 - Mt 27,32 - Lc 23,26-32 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:21 kai aggareuousin paragonta tina sim�na kur�naion erchomenon ap agrou ton patera alexandrou kai roufou ina ar� ton stauron autou   21 et angariaverunt praetereuntem quempiam Simonem Cyreneum venientem de villa patrem Alexandri et Rufi ut tolleret crucem eius    21 En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.  [21] Ze dwongen een voorbijganger, Simon van Cyrene, die van zijn akker kwam, de vader van Alexander en Rufus*, om zijn kruis te dragen.  
[21] Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen. 
21 Een voorbijganger, een zekere Simon van Cyrene, die net van een akker komt, de vader van Alexander en Rufus, dwingen ze om zijn kruis te dragen.   21. Et ils requièrent, pour porter sa croix, Simon de Cyrène, le père d'Alexandre et de Rufus, qui passait par là, revenant des champs.  

King James Bible. [21] And they compel one Simon a Cyrenian, who passed by, coming out of the country, the father of Alexander and Rufus, to bear his cross.
Luther-Bibel. 21 Und zwangen einen, der vorüberging, mit Namen Simon von Kyrene, der vom Feld kam, den Vater des Alexander und des Rufus, dass er ihm das Kreuz trage.

Tekstuitleg van Mc 15,21. Het vers Mc 15,21 telt 19 woorden en 108 (2² X 3³) letters. De getalwaarde van Mc 15,21 is 11737 (11² X 97).

Mc 15,21.1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,21.3. act. part. praes. acc. mann. enk. paragonta van het werkw. paragô (langsdrijven, langsgaan). Taalgebruik in het NT : paragô (langsdrijven, langsgaan). Taalgebruik in Mc : paragô (langsdrijven, langsgaan). In het Nederlands kennen we het werkwoord ageren , ac-tie voeren , handelen.
Mc (1) Mc 15,21. Een vorm van paragô (langsdrijven, langsgaan) in Mc in 3 verzen : (1) Mc 1,16. (2) Mc 2,14. (3) Mc 15,21.

Mc 15,21.10. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (124). Mc 15 (11) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,9. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,15. (7) Mc 15,21. (8) Mc 15,22. (9) Mc 15,29. (10) Mc 15,43. (11) Mc 15,44.

Mc 15,21.11. acc. mann. enk. patera (vader) van het zelfst. naamw. patèr (vader). Taalgebruik in het NT : patèr (vader). Taalgebruik in Mc : patèr (vader).
Mc (8). (1) Mc 1,20. (2) Mc 5,40. (3) Mc 7,10. (4) Mc 9,21.  (5) Mc 10,7. (6) Mc 10,19. (7) Mc 10,29. (8) Mc 15,21. Een vorm van patèr (enk. , vader) in Mc in 17 verzen.

Mc 15,21.13. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und. Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -

Mc 15,22 - Mc 15,22 : 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:22 kai ferousin auton epi ton golgothan topon o estin metherm�neuomenon kraniou topos   22 et perducunt illum in Golgotha locum quod est interpretatum Calvariae locus   22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats.  [22] Ze brachten Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met Schedelveld*.   [22] Ze brachten hem naar Golgota, wat in onze taal ‘schedelplaats’ betekent.  22 ¶ Ze brengen hem op de plek die Golgota heet; vertaald is dat ‘schedelplaats’.  22. Et ils amènent Jésus au lieu dit Golgotha, ce qui se traduit lieu du Crâne. 

King James Bible. [22] And they bring him unto the place Golgotha, which is, being interpreted, The place of a skull.
Luther-Bibel. 22 Und sie brachten ihn zu der Stätte Golgatha, das heißt übersetzt: Schädelstätte.

Tekstuitleg van Mc 15,22 // Mt 27,33.

2. act. indic. praes. 3de pers. mv. ferousin (zij voeren) van het werkw. ferô (voeren, dragen). Taalgebruik in het NT : ferô (voeren, dragen). Taalgebruik in Mc : ferô (voeren, dragen).
Mc (4) : (1) Mc 7,32. (2) Mc 8,22. (3) Mc 11,7. (4) Mc 15,22.

8. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,23 - Mc 15,23 : 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:23 kai edidoun aut� esmurnismenon oinon os de ouk elaben   23 et dabant ei bibere murratum vinum et non accepit     23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.  [23] Ze gaven Hem wijn met mirre, maar Hij nam die niet aan.   [23] Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die niet aan.  23 Ze geven hem wijn met mirre, maar hij neemt daar niet van.   23. Et ils lui donnaient du vin parfumé de myrrhe, mais il n'en prit pas.  

King James Bible. [23] And they gave him to drink wine mingled with myrrh: but he received it not.
Luther-Bibel. 23 Und sie gaben ihm Myrrhe in Wein zu trinken; aber er nahm's nicht.

Tekstuitleg van Mc 15,23.

7. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

Mc 15,24 - Mc 15,24 : 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:24 kai staurousin auton kai diamerizontai ta imatia autou ballontes kl�ron ep auta tis ti ar�   24 et crucifigentes eum diviserunt vestimenta eius mittentes sortem super eis quis quid tolleret    24 En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.   [24] Ze kruisigden Hem en ze dobbelden om zijn kleren om te zien wie wat zou krijgen  [24] Ze kruisigden hem en verdeelden zijn kleren onder elkaar; ze dobbelden erom wie wat zou krijgen.  24 Dan kruisigen ze hem, en ‘verdelen zijn kleren, werpen daarover het lot’, wie wát mag wegdragen.   24. Puis ils le crucifient et se partagent ses vêtements en tirant au sort ce qui reviendrait à chacun. 

King James Bible. [24] And when they had crucified him, they parted his garments, casting lots upon them, what every man should take.
Luther-Bibel. 24 Und sie kreuzigten ihn. Und sie teilten seine Kleider und warfen das Los, wer was bekommen solle.

Tekstuitleg van Mc 15,24.

Mt 27,35   staurôsantes de auton diemerisanto ta imatia autou ballontes klèron    
Mc 15,24   kai staurousin auton   kai diamerizontai ta imatia autou ballontes kl�ron ep auta tis ti ar� ballontes kl�ron ep auta tis ti ar�  
Lc 23,33 - Lc 23,34      Lc 23,34 : diamerizomenoi de ta imatia autou   ebalon | kl�ron | kl�rous |      
Joh 19,24   eipan oun pros all�lous m� schis�men auton alla lach�men peri autou tinos estai ina � graf� pl�r�th� | | [� legousa*] |   diemerisanto ta imatia mou eautois kai epi ton imatismon mou ebalon kl�ron      
Ps 22,19      diemerisanto ta imatia mou eautois kai epi ton imatismon mou ebalon kl�ron   kai epi ton imatismon mou ebalon kl�ron     
             

12. voornaamw. nom. + acc. onz. mv. auta (het, die). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos. Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos.
Mc (5) : (1) Mc 5,10. (2) Mc 8,7. (3) Mc 10,14. (4) Mc 10,16. (5) Mc 15,24.

Mc 15,25 - Mc 15,25 : 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:25 �n de �ra trit� kai estaur�san auton 25 erat autem hora tertia et crucifixerunt eum     25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.   . [25] Het was het derde uur*, toen ze Hem kruisigden.   [25] Het was in het derde uur na zonsopgang toen ze hem kruisigden.  25 Het is het derde uur van de dag als ze hem kruisigen.  25. C'était la troisième heure quand ils le crucifièrent. 

King James Bible. [25] And it was the third hour, and they crucified him.
Luther-Bibel. 25 Und es war die dritte Stunde, als sie ihn kreuzigten.

Tekstuitleg van Mc 15,25.

1. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

3. nom. + dat. vr. enk. hôra(i) (uur) van het zelfst. naamw. hôra (uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Taalgebruik in Mc : hôra (uur).
Mc (6) : (1) Mc 6,35. (2) Mc 13,11. (3) Mc 14,35. (4) Mc 14,41. (5) Mc 15,25. (6) Mc 15,34.
gen. vr. enk. hôras. Mc (4) : (1) Mc 6,35. (2) Mc 11,11. (3) Mc 13,32. (4) Mc 15,33.

Mc 15,26 - Mc 15,26 : 345. Kruisiging : Mc 15,22-26 - Mt 27,33-37 - Lc 23,33-34 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,22 - Mc 15,23 - Mc 15,24 - Mc 15,25 - Mc 15,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:26 kai �n � epigraf� t�s aitias autou epigegrammen� o basileus t�n ioudai�n  26 et erat titulus causae eius inscriptus rex Iudaeorum    26 En het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN. [26] Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde: De koning van de Joden.  [26] Het opschrift met de aanklacht tegen hem luidde: ‘De koning van de Joden’.  26 In het opschrift met zijn strafgrond staat boven hem geschreven: ‘de koning der Joden’.  26. L'inscription qui indiquait le motif de sa condamnation était libellée : « Le roi des Juifs. » 

King James Bible. [26] And the superscription of his accusation was written over, THE KING OF THE JEWS.
Luther-Bibel. 26 Und es stand über ihm geschrieben, welche Schuld man ihm gab, nämlich: Der König der Juden.

Tekstuitleg van Mc 15,26. Het vers Mc 15,26 telt 12 (3 X 4) woorden , 27 (3 X 3 X 3) lettergrepen en 61 letters. De getalwaarde van Mc 15,26 is 6768 (2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 3 X 47).

1. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

2. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. D. sein. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

3. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47.

9. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

10. nom. mann. enk. basileus (koning). Taalgebruik in het NT : basileus (koning). Taalgebruik in Mc : basileus (koning). Mc (7) : (1) Mc 6,14. (2) Mc 6,22. (3) Mc 6,26. (4) Mc 6,27. (5) Mc 15,2. (6) Mc 15,26. (7) Mc 15,32.

9. - 12. ho basileus tôn ioudaiôn (de koning van de joden). Mc (2) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,26.

346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -

Mc 15,27 - Mc 15,27 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:27 kai sun aut� staurousin duo l�stas ena ek dexi�n kai ena ex eu�num�n autou  27 et cum eo crucifigunt duos latrones unum a dextris et alium a sinistris eius   27 En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter-, en een aan Zijn linker zijde.   [27] Samen met Hem kruisigden ze twee bandieten, één rechts en één links van Hem.*   [27] Samen met hem kruisigden ze twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links.*   2 27 Samen met hem kruisigen ze twee rovers, één rechts en één links van hem.  27. Et avec lui ils crucifient deux brigands, l'un à sa droite, l'autre à sa gauche  

King James Bible. [27] And with him they crucify two thieves; the one on his right hand, and the other on his left.
Luther-Bibel. 27 Und sie kreuzigten mit ihm zwei Räuber, einen zu seiner Rechten und einen zu seiner Linken.

Tekstuitleg van Mc 15,27.

9. gen. mv. dexiôn (rechts) van het bijvoegl. naamw. dexios (rechts). Taalgebruik in het NT : dexios (rechts). Taalgebruik in Mc : dexios (rechts).
Mc (6) : (1) Mc 10,37. (2) Mc 10,40. (3) Mc 12,36. (4) Mc 14,62. (5) Mc 15,27. (6) Mc 16,19.

13. gen. mann. mv. euônumôn (links) van het bijvoegl. naamw. euônumos (met goede naam, bekend, links). Taalgebruik in het NT : euônumos (met goede naam, bekend, links). Taalgebruik in Mc : euônumos (met goede naam, bekend, links).
Mc (2) : (1) Mc 10,40. (2) Mc 15,27. De enigste vorm in Mc.

Mc 15,28 - Mc 15,28 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
28 και επληρωθη η γραφη η λεγουσα Και μετα ανομων ελογισθη 28 et adimpleta est scriptura quae dicit et cum iniquis reputatus est    28 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend.  28 Zo wordt het schriftwoord vervuld dat zegt: hij wordt bij de wettelozen gerekend. 

King James Bible. [28] And the scripture was fulfilled, which saith, And he was numbered with the transgressors.
Luther-Bibel. -

Tekstuitleg van Mc 15,28. Wellicht staan we hier voor een invoeging.

1. επληρωθη (= eplèrôthè: het werd vervuld; wkw pass ind aor 3de pers enk van het wkw πληροω = plèroô: vervullen). Taalgebruik in het NT: plèroô (vervullen). LXX (4). NT (7). Een vorm van πληροω (= plèroô: vervullen) in de LXX (112), in het NT (86), in Hnd (16).

3. γραφη (= grafè: schrift; zn nom vr enk). Taalgebruik in het NT: grafè (schrift). Bijbel (36). NT (24): (1) Mc 15,28. (2) Lc 4,21. (3) Joh 2,22. (4) . (5) Joh 7,38. (6) Gal 3,22. (7) Joh 10,35. (8) Joh 13,18. (9) Joh 17,12. (10) Joh 19,24. (11) Joh 19,28. (12) Joh 19,36. (13) Joh 19,37. (14) Rom 4,3. (15) Rom 9,17. (16) Rom 10,11. (17) Rom 11,2. (18) Gal 3,8. (19) Gal 4,30. (20) 1 Tim 5,18. (21) 2 Tim 3,16. (22) Jak 2,23. (23) Jak 4,5 (24) 1 Pe 2,6.

- επληρωθη η γραφη η λεγουσα (= eplèrôthè hè grafè hè legousa: de schrift de zeggende... werd vervuld). Bijbel (2): (1) Mc 15,28. (2) Jak 2,23.

Mc 15,29 - Mc 15,29 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:29 kai oi paraporeuomenoi eblasf�moun auton kinountes tas kefalas aut�n kai legontes oua o katalu�n ton naon kai oikodom�n | [en] | en | trisin �merais   29 et praetereuntes blasphemabant eum moventes capita sua et dicentes va qui destruit templum et in tribus diebus aedificat     29 En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha! Gij, die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt,   [29] De voorbijgangers lasterden Hem en zeiden hoofdschuddend: ‘Ha, jij die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt,  [29] De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem: ‘Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt,   29 Die aan hem voorbijtrekken hebben hem gehoond; ‘ze schudden hun hoofden’ en zeggen: ach toch, jij die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt,   29. Les passants l'injuriaient en hochant la tête et disant : « Hé ! toi qui détruis le Sanctuaire et le rebâtis en trois jours,  

King James Bible. [29] And they that passed by railed on him, wagging their heads, and saying, Ah, thou that destroyest the temple, and buildest it in three days,
Luther-Bibel. 29 Und die vorübergingen, lästerten ihn und schüttelten ihre Köpfe und sprachen: Ha, der du den Tempel abbrichst und baust ihn auf in drei Tagen,

Tekstuitleg van Mc 15,29.

2. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

3. part. praes. nom. mann. mv. paraporeuomenoi (zich op weg begeven langs) van het werkw. paraporeuomai (zich op weg begeven langs). Taalgebruik in het NT : paraporeuomai (zich begeven langs). Taalgebruik in Mc : paraporeuomai (zich begeven langs).
Mc (2) : (1) Mc 11,20. (2) Mc 15,29. Een vorm van paraporeuomai (zich op weg begeven langs) in 4 verzen in Mc : (1) Mc 2,23. (2) Mc 9,30. (3) Mc 11,20. (4) Mc 15,29.

5. In Hnd 4,31 vindt opnieuw het Pinksterwonder (Hnd 2,1-13) plaats. Dat weerspiegelt zich ook in de terminologie. Hnd 2,2 en Hnd 4,31 komen sterk met elkaar overeen :
- Hnd 2,2 : kai eplèrôsen holon ton oikon hou èsan kathèmenoi = en hij vulde de plaats waar zij waren gezeten.
- Hnd 4,31 : esaleuthè ho topos en hôi èsan sunègmenoi = de plaats werd geschud waarin zij waren samengestroomd.

Lc 23,46 kai fônèsas fônè megalè o Ièsous eipen pater eis cheiras sou paratithemai to pneuma mou touto de eipôn exepneusen
Mc 15,34 kai tèi enatèi hôrai eboèsen ho Ièsous fônèi megalèi      
Mc 15,37   ho de Ièsous afeis fônèn megalèn     exepneusen
Mt 27,46 peri de tèn enatèn hôran aneboèsen ho Ièsous fônèi megalèi legôn      
Mt 27,50   ho de Ièsous palin kraksas fônèi megalèi afèken to pneuma     afèken to pneuma
Hnd 7,59   legonta (en zeggend) Kurie Ièsou , dexai to pneuma mou    
Hnd 7,60 theis de ta gonata ekraksen fônèi megalèi Kurie mè stèsèis autois  tautèn tèn hamartian kai touto eipôn ekoimèthè

13. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mt 27,39 oi de paraporeuomenoi eblasfèmoun auton kinountes tas kefalas autôn       
Mc 15,29 kai oi paraporeuomenoi eblasf�moun auton kinountes tas kefalas aut�n kai legontes oua o katalu�n ton naon kai oikodom�n | [en] | en | trisin �merais kai legontes oua o katalu�n ton naon kai oikodom�n | [en] | en | trisin �merais    
           
           
Ps 22,8 pantes oi the�rountes me exemukt�risan me elal�san en cheilesin ekin�san kefal�n  me exemukt�risan me elal�san en cheilesin ekin�san kefal�n       
           

 

Mc 15,30 - Mc 15,30 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:30 s�son seauton katabas apo tou staurou  30 salvum fac temet ipsum descendens de cruce     30 Behoud Uzelven, en kom af van het kruis.   [30] red jezelf en kom van het kruis af.’  [30] red jezelf toch door van het kruis af te komen.’  30 red jezelf en daal af van dat kruis!  30. sauve-toi toi-même en descendant de la croix ! »  

King James Bible.[30] Save thyself, and come down from the cross.
Luther-Bibel. 30 hilf dir nun selber und steig herab vom Kreuz!

Tekstuitleg van Mc 15,30.

Mc 15,31 - Mc 15,31 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:31 omoi�s kai oi archiereis empaizontes pros all�lous meta t�n grammate�n elegon allous es�sen eauton ou dunatai s�sai  31 similiter et summi sacerdotes ludentes ad alterutrum cum scribis dicebant alios salvos fecit se ipsum non potest salvum facere    31 En insgelijks ook de overpriesters, met de Schriftgeleerden, zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen.  [31] In dezelfde trant dreven ook de hogepriesters samen met de schriftgeleerden onder elkaar de spot met Hem: ‘Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden.   [31] Ook de hogepriesters en de schriftgeleerden maakten onder elkaar zulke spottende opmerkingen: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet;  31 Net zo ook de overpriesters; zij spotten tegen elkaar en met de schriftgeleerden, en hebben gezegd: anderen heeft hij gered, zichzelf redden kan hij niet!–   31. Pareillement les grands prêtres se gaussaient entre eux avec les scribes et disaient : « Il en a sauvé d'autres et il ne peut se sauver lui-même !  

King James Bible. [31] Likewise also the chief priests mocking said among themselves with the scribes, He saved others; himself he cannot save.
Luther-Bibel. 31 Desgleichen verspotteten ihn auch die Hohenpriester untereinander samt den Schriftgelehrten und sprachen: Er hat andern geholfen und kann sich selber nicht helfen.

Tekstuitleg van Mc 15,31.

3. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

16. act. inf. aor. sôsai (redden) van het werkw. sôzô (redden). Taalgebruik in het NT : sôzô (redden). Taalgebruik in Mc : sôzô (redden). Hebr. jâsj`â (redden). Mc (3) : (1) Mc 3,4. (2) Mc 8,35. (3) Mc 15,31.

Mc 15,32 - Mc 15,32 : 346. Bespotting van de gekruisigde Jezus : Mc 15,27-32 - Mt 27,38-44 - Lc 23,35-43 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,27 - Mc 15,28 - Mc 15,29 - Mc 15,30 - Mc 15,31 - Mc 15,32 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:32 o christos o basileus isra�l katabat� nun apo tou staurou ina id�men kai pisteus�men kai oi sunestaur�menoi sun aut� �neidizon auton   32 Christus rex Israhel descendat nunc de cruce ut videamus et credamus et qui cum eo crucifixi erant conviciabantur ei     32 De Christus, de Koning Israëls, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.  [32] De Messias, de koning van Israël; laat Hij nu van het kruis afkomen, zodat we zien en geloven.’ Ook degenen die samen met Hem gekruisigd waren, maakten beledigende opmerkingen tegen Hem.  [32] laat die messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien, zullen we geloven!’ Ook de twee andere gekruisigden beschimpten hem.  32 hé, Gezalfde, koning van Israël, daal nu af van het kruis, dan kunnen wij zien en geloven! Ook die samen met hem gekruisigd werden hebben hem beschimpt.   32. Que le Christ, le Roi d'Israël, descende maintenant de la croix, pour que nous voyions et que nous croyions ! » Même ceux qui étaient crucifiés avec lui l'outrageaient. 

King James Bible. [32] Let Christ the King of Israel descend now from the cross, that we may see and believe. And they that were crucified with him reviled him.
Luther-Bibel. 32 Ist er der Christus, der König von Israel, so steige er nun vom Kreuz, damit wir sehen und glauben. Und die mit ihm gekreuzigt waren, schmähten ihn auch.

Tekstuitleg van Mc 15,32.

1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

3. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

4. nom. mann. enk. basileus (koning). Taalgebruik in het NT : basileus (koning). Taalgebruik in Mc : basileus (koning). Mc (7) : (1) Mc 6,14. (2) Mc 6,22. (3) Mc 6,26. (4) Mc 6,27. (5) Mc 15,2. (6) Mc 15,26. (7) Mc 15,32.

16. bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).Mc 15 (10) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,3. (3) Mc 15,10. (4) Mc 15,11. (5) Mc 15,13. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,16. (8) Mc 15,29. (9) Mc 15,31. (10) Mc 15,32.

347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -

Mc 15,33 - Mc 15,33 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:33 kai genomen�s �ras ekt�s skotos egeneto ef ol�n t�n g�n e�s �ras enat�s  33 et facta hora sexta tenebrae factae sunt per totam terram usque in horam nonam  En toen het zesde uur gekomen was, ontstond er duisternis over het hele land tot het negende uur.  33 En als de zesde ure gekomen was, werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.   [33] Toen het zesde uur* aangebroken was, viel er duisternis over het hele land, tot aan het negende uur.  
[33] Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield.  
33 ¶ Als het zesde uur van de dag komt, komt er duisternis over heel het land tot aan het negende uur van de dag.  33. Quand il fut la sixième heure, l'obscurité se fit sur la terre entière jusqu'à la neuvième heure.  

King James Bible. [33] And when the sixth hour was come, there was darkness over the whole land until the ninth hour.
Luther-Bibel. 33 Und zur sechsten Stunde kam eine Finsternis über das ganze Land bis zur neunten Stunde.

Tekstuitleg van Mc 15,33.

Mc 15,33 Mt 27,45 Lc 23,44 Am 8,9 
Kai (en) ... de (echter) Kai (en)  kai (en)
genomeès hôras hektès (toen het zes uur werd) Apo... hektès hôras (vanaf... zes uur) èn èdè hôsei hôra hektè (het was ongeveer zes uur) dusetai ho hèlios mesèmbtias (de middagzon zal ondergaan) 
skotos egeneto ef' holèn tèn gèn (duisternis was er over de hele aarde) skotos egeneto epi pasan tèn gèn (duisternis was er over de ganse aarde) kai skotos egeneto ef' holèn tèn gèn (duisternis was er over de hele aarde)  kai suskotasei epi tès gès en hèmerai to fôs (en het licht zal overdag verduisteren op aarde.)
heôs hôras enatès (tot negen uur) heôs hôras enatès (tot negen uur) heôs hôras enatès (tot negen uur)  
 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 // Mt 27,45-54 // Lc 23,44-48  347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 // Mt 27,45-54 // Lc 23,44-48  347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 // Mt 27,45-54 // Lc 23,44-48

Mc 15,33.1. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,33.2. part. aor. gen. vr. enk. γενομενης = genomenès (geworden) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden). Taalgebruik in Mc : ginomai (worden). Mt (9) : (1) Mt 8,16. (2) Mt 13,21. (3) Mt 14,15. (4) Mt 14,23. (5) Mt 16,2. (6) Mt 20,8. (7) Mt 27,1. (8) Mt 26,20. (9) Mt 27,57. Mc (9). (1) Mc 1,32. (2) Mc 4,17. (3) Mc 4,35. (4) Mc 6,21. (5) Mc 6,35. (6) Mc 6,47. (7) Mc 14,17. (8) Mc 15,33. (9) Mc 15,42. Lc (2) : (1) Lc 4,42. (2) Lc 6,48. Joh (1) : Joh 21,4. Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667).

  ginomai (worden, gebeuren)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
  part. aor. gen. vr. enk. genomenès  41  33  11    20  21 

- Hebreeuws. prefix verbindingswoord wa + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur : 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren).

Mc 15,33.3. gen. vr. enk. ὡρας = hôras (uur) van het zelfst. naamw. ὡρα = hôra (uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Taalgebruik in de LXX : hôra (uur). Taalgebruik in Mc : hôra (uur). Mt (5) : (1) Mt 9,22. (2) Mt 15,28. (3) Mt 17,18. (4) Mt 24,36. Mc (4) : Mt 27,45. (1) Mc 6,35. (2) Mc 11,11. (3) Mc 13,32. (4) Mc 15,33. Lc (2) : (1) Lc 22,59. (2) Lc 23,44. Joh (2) : (1) Joh 12,27. (2) Joh 19,27.

  hôra (uur)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel ΟΤ ΝΤ Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  gen. vr. enk. horas            (1) Mc 6,35.           (2) Mc 11,11.     (3) Mc 13,32.     (4) Mc 15,33.     32  13  19  11  13     

- Ned. : uur. D. : Stunde. E. : hour. Fr. : heure. Grieks : ὡρα = hôra (uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Latijn : hora.

Mc 15,33.5. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalwaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (57). Pentateuch (4). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (11). 12 Kleine Profeten (5). Geschriften (33). Niet in Gn 1.
- וְחֹשֶׁךְ = wëchosjèkh (en duisternis) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalwaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3) : (1) Gn 1,2. (2) Spr 10,19. (3) Job 38,19.
- הַחֹשֶׁך = hachosjèkh (de duisternis) < prefix bepaald lidw. ha + חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis).2. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Dt 5,23. (4) Js 60,2. (5) Pr 2,13. (6) Pr 11,8.
- וְלַחֹשֶׁך = wëlachosèkh (en tot de duisternis) < prefix voegwoord wë + voorzetsel be + bepaald lidwoord ha -> trekt samen tot la + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalwaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Gn (1) : Gn 1,5.
- Grieks : nom. en acc. onz. enk. σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos (duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta : skotos (duisternis). LXX (66). Gn (2) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,5. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120) , in het NT (30). Mt (4) : (1) Mt 8,12. (2) Mt 22,13. (3) Mt 25,30. (4) Mt 27,45. Mc (1) : Mc 15,33. Lc (2) : (1) Lc 11,35. (2) Lc 23,44. Joh (1) : Joh 3,19.
- Ned. : duisternis. Arabisch : ظلام = DHalâm (duisternis). Taalgebruik in de Qoran : DHalâm (duisternis). D. : Finsternis. Fr. : ténèbres. E. : darkness. Grieks : σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos (duisternis). Hebreeuws : חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Lat. : tenebrae.

Mc 15,33.6. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur : 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn 1,9. (7) Gn 1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn 1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak : wajhi.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). Gn 1 (13) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,8. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,11. (6) Gn 1,13. (7) Gn 1,15. (8) Gn 1,19. (9) Gn 1,20. (10) Gn 1,23. (11) Gn 1,24. (12) Gn 1,30. (13) Gn 1,31. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 1 NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
aor. 3de pers. enk. egeneto  925  wajëhî : 784 730  156 219 146 26 131 114 24 1 19 5 14 195  13  17  69  16  53    17  99  115 
Totaal 2841   2174                       667 75 55 129 51 124   38 259 310

- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).

Mc 15,33.7. επι = epi (op, bij). Afkortingen : επ' = ep' en εφ' = ef'. Taalgebruik in het NT : epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij). Taalgebruik in Mc : epi (op, bij).

epi (op, bij)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 51  1   4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 14  1             1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef                          430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   71  10  6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

- Ned. : op , naar, bij. D. : bei. E. : at. Fr. : à. Lat. : ad.

Mc 15,33.8. acc. vr. enk. ὁλην = holèn (heel) van het bijvoegl. naamw. ὁλος = holos (heel). Taalgebruik in het ΝΤ : holos (heel). Taalgebruik in de LXX : holos (heel). Taalgebruik in Mc : holos (heel).

  holos (heel)  Mc Mc 1 Mc 6 Mc 8 Mc 12 Mc 14 Mc 15 bijbel ΟΤ ΝΤ Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
acc. vr. enk. holèn   2 : (1) Mc 1,28. (2) Mc 1,39.   (1) Mc 6,55.         2 : (1) Mc 15,16. (2) Mc 15,33.   105  85  20    12  12   
  totaal 13  305  207  98  20  13  14  21  21  47  51     

Mc 15,33.9. bep. lidw. acc. vr. enk. την = tèn (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè. Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 1 (12) : (1) Mc 1,2. (2) Mc 1,3. (3) Mc 1,6. (4) Mc 1,12. (5) Mc 1,14. (6) Mc 1,16. (7) Mc 1,21. (8) Mc 1,28. (9) Mc 1,29. (10) Mc 1,33. (11) Mc 1,39. (12) Mc 1,41.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
9. acc. vr. enk. tèn 109  12 4 5 9 9 11 10 4 5 11 5 6 3 7 6 2 6161  4889  1272  180  109  149  121  198  404  111  438  559 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,33.10. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land). getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten (215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 12 : (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,7. me´arëtsëkhâ (uit je land) staat aan het begin van het citaat in Gn 12,1 , ´èl hâ´ârèts (naar het land) staat op het einde van Gn 12,1.
- Grieks. acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land).

  gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 acc. vr. enk.  gèn 961  884  77  13  12  10  25  30  36 

- Ned. aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). D. : Welt. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik in het NT : gè (aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land). Lat. : terra.

Mc 15,33,11. ἑως = heôs (tot, totdat) . Taalgebruik in het NT : heôs (tot , totdat). Taalgebruik in de LXX : heôs (tot , totdat). Taalgebruik in Mc : heôs (tot , totdat).

heôs (tot, totdat)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1353  1216  137  43  14  27  10  22  19  84  94 

Mc 15,33.12. gen. vr. enk. ὡρας = hôras (uur) van het zelfst. naamw. ὡρα = hôra (uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Taalgebruik in de LXX : hôra (uur). Taalgebruik in Mc : hôra (uur). Mc (4) : (1) Mc 6,35. (2) Mc 11,11. (3) Mc 13,32. (4) Mc 15,33

  hôra (uur)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel ΟΤ ΝΤ Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  gen. vr. enk. horas            (1) Mc 6,35.           (2) Mc 11,11.     (3) Mc 13,32.     (4) Mc 15,33.     32  13  19  11  13     

Mc 15,34 - Mc 15,34 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:34 kai t� enat� h�ra ebo�sen o I�sous f�n�i megal�i el�i el�i lama sabachthani ho estin metherm�neuomenon ho theos mou eis ti egkatelipes me  34 et hora nona exclamavit Iesus voce magna dicens Heloi Heloi lama sabacthani quod est interpretatum Deus meus Deus meus ut quid dereliquisti me  En op het negende uur riep Jezus met luide stem: “Eloi, Eloi, lema sabachtani ?“, dat is vertaald: “Mijn God, mijn God, waartoe hebt u mij verlaten ?”  34 En ter negender ure, riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten?  [34] Op het negende uur riep Jezus met luide stem: ‘Eloi, Eloi, lema sabachtani?’ Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten?  [34] Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’  34 In het negende uur van de dag schreeuwt Jezus met grote stem: Eloï, Eloï, lama sabachthani? Vertaald is dat: mijn God, mijn God, waartoe hebt ge mij verlaten?  34. Et à la neuvième heure Jésus clama en un grand cri : « Élôï, Élôï, lema sabachthani », ce qui se traduit : « Mon Dieu, mon Dieu, pourquoi m'as-tu abandonné ? »

King James Bible. [34] And at the ninth hour Jesus cried with a loud voice, saying, Eloi, Eloi, lama sabachthani? which is, being interpreted, My God, my God, why hast thou forsaken me?
Luther-Bibel. 34 Und zu der neunten Stunde rief Jesus laut: Eli, Eli, lama asabtani? Das heißt übersetzt: Mein Gott, mein Gott, warum hast du mich verlassen?

Tekstuitleg van Mc 15,34. Het vers Mc 15,34 telt 28 (2 X 2 X 7) woorden en 128 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2) letters. De getalswaarde van Mc 15,34 is 12818 (2 X 13 X 17 X 29). Het gebed van Jezus op het kruis.

Mc 15,34 καὶ τῇ ἐνάτῃ ὥρᾳ ἐβόησεν ὁ Ἰησοῦς φωνῇ μεγάλῃ, Ελωι ελωι λεμα σαβαχθανι; ὅ ἐστιν μεθερμηνευόμενον Ὁ θεός μου ὁ θεός μου, εἰς τί ἐγκατέλιπές με;
Vertaling: En op het negende uur schreeuwde Jezus met luide stem: Elôi, elôi, lema sabachtahani, vertaald is dit: Mijn God, mijn God, waarom verliet je me?
Mc 15,34 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) τῇ (= tè; bep lidw dat vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het) ἐνάτῃ (= enatè: negende); bv nw rangtelw dat vr enk van het bv nw rangtelw ενατος = enatos:: negende) ὥρᾳ (= hôra: op het uur; zn dat vr enk van het zn ὡρα = hôra: uur) ἐβόησεν (= eboèsen: hij schreeuwde luid; act ind aor 3de pers enk van het wkw βοαω = boaô: luid schreeuwen) (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) Ἰησοῦς (= Ièsous: Jezus; eigennaam; zn nom mann enk) φωνῇ (= fônè: met stem, roep; zn dat vr enk van het zn φωνη = fônè: stem, roep) μεγάλῃ (= megalè: groot; bv nw dat vr enk van het bv nw μεγας = megas: groot), Ελωι (= elôi: mijn God; Aramees) ελωι (= elôi: mijn God; Aramees) λεμα (= lema: waarom; Aramees) σαβαχθανι (sabachthani: jij verliet me; Aramees); (= ho; betrekk vnw nom en acc onz enk van het betrekk vnw ὁς = hos, ἡ = h, ὁ = ho: wie/wat) ἐστιν (= estin: hij/zij/het is, wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw ειμι = ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is; Lat.: esse) μεθερμηνευόμενον (= methermèneuomenon: vertaald; wkw pass part praes nom onz enk van het wkw μεθερμηνευω = methermèneuô: vertalen) (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) θεός (= theos: God; nom mann enk)  μου (= mou: van mij; pers vnw 1ste pers gen mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij) (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) θεός (= theos: God; nom mann enk)  μου (= mou: van mij; pers vnw 1ste pers gen mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij), εἰς (= eis: naar; vz van plaats) τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?) ἐγκατέλιπές (= egkatelipes: jij verliet in; wkw act ind aor 2de pers enk van het wkw εγκαταλειπω = egkataleipô: achterlaten in, verlaten in) με (= me: mij; pers vnw 1ste pers acc mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij);

Mc 15,34.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,34.2. τῇ (= tè; bep lidw dat vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (4) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,34. (3) Mc 15,41. (4) Mc 15,46.

- Ned. : de. Arabisch : bep lidw. اَل = ´al (de). Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,34.3 ἐνάτῃ (= enatè: negende); bv nw rangtelw dat vr enk van het bv nw rangtelw ενατος = enatos:: negende).

Mc 15,34.4. ὥρᾳ (= hôra: op het uur; zn dat vr enk van het zn ὡρα = hôra: uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Taalgebruik in de LXX : hôra (uur). Taalgebruik in Mc : hôra (uur). hôra (uur). Taalgebruik in het NT : hôra (uur). Taalgebruik in Mc : hôra (uur). Mc (6) : (1) Mc 6,35. (2) Mc 13,11. (3) Mc 14,35. (4) Mc 14,41. (5) Mc 15,25. (6) Mc 15,34.

Mc 15,34.5. ἐβόησεν (= eboèsen: hij schreeuwde luid; act ind aor 3de pers enk van het wkw βοαω = boaô: luid schreeuwen) Bijbel (42). OT (38). NT (3): (1) Mc 15,34. (2) Lc 9,38. (3) Lc 18,38.
- Taalgebruik : boaô (luid roepen, schreeuwen) , zie Mc 15,34. fôneô (roepen, schreeuwen) , zie Mc 1,26. anakrazô (uitschreeuwen) , zie Mc 1,23.
- eboèsa (ik riep luid). In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 39,14. (2) Gn 39,15. (3) Gn 39,18. (4) Re 12,2. (5) Jon 2,3.
--- aneboèsen. In veertien verzen in de bijbel. In dertien verzen in het O.T.. In één vers in het NT : Mt 27,46.

Mc 15,34.6. ὁ (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,34.7. Ἰησοῦς (= Ièsous: Jezus; eigennaam; zn nom mann enk) Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus). Taalgebruik in de LXX : Ièsous (Jezus). Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus). Mc (57). Mc (57). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,5. (2) Mc 15,34. (3) Mc 15,37. Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc in 81 verzen , in Mc 15 (6) : (1) Mc 15,1 (acc. Ièsoun). (2) Mc 15,5 (nom. Ièsous). (3) Mc 15,15 (acc. Ièsoun). (4) Mc 15,34 (nom. Ièsous). (5) Mc 15,37 (nom. Ièsous). (6) Mc 15,43 (gen. Ièsou). 

- Hebreeuws. יְהוֹשֻׁעַ = jëhôsju`a (Jozua). Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua). Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23). Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (177). Pentateuch (16). Eerdere Profeten (152). Joz (142). Re (6). 1 S (2). 1 K (1). 2 K (1). Jozua was degene die het volk van Israël het land binnenleidde.
- יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen). Taalgebruik in Tenakh : jâsja` (redden, bevrijden, verlossen). Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 47 OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur : 1 - 3 - 7. De getalswaarde van de elementen is telkens 2. Grieks. σῳζω = sôzô (redden, verlossen). Taalgebruik in het NT : sôzô (redden). Taalgebruik in de LXX : sôzô (redden). L. salvator (salvare - salus). Fr. sauver - saveur. Ned. b.v. salie (een heilbrengend kruid). E. saviour. Ned. heiland. D. Heiland. Arabisch : = najada (redden, helpen). Taalgebruik in de Qoran : najada (redden, helpen). Hebr. מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende) act. part. hifil nom. mann. enk. van het werkw. יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) , is heel nauw verwant wat letters betreft : מָשַׁח = mâsjach (zalven). (מָשִׁיחַ =mâsjîach = gezalfde, messias, G. χριστος = christos = Christus). Een vorm van σῳζω = sôzô (redden) in de LXX (363) , in het NT (106) , in Mc

Mc 15,34.6. - 7. ὁ ιησους = ho ièsous (Jezus). Mc (44) : (1) Mc 1,14. (2) Mc 1,17. (3) Mc 1,25. (4) Mc 2,5. (5) Mc 2,8. (6) Mc 2,17. (7) Mc 2,19. (8) Mc 3,7. (9) Mc 5,13. (10) Mc 5,20. (11) Mc 5,30. (12) Mc 6,4. (13) Mc 6,34. (14) Mc 8,1. (15) Mc 8,17. (16) Mc 8,27. (17) Mc 9,2. (18) Mc 9,25.. (19) Mc 10,5. (20) Mc 10,14. (21) Mc 10,23. (22) Mc 10,27. (23) Mc 10,29. (24) Mc 10,32. (25) Mc 10,49. (26) Mc 10,51. (27) Mc 11,6. (28) Mc 11,11. (29) Mc 11,14. (30) Mc 11,15. (31) Mc 11,33. (32) Mc 12,17. (33) Mc 12,24. (34) Mc 12,34. (35) Mc 12,35. (36) Mc 12,41. (37) Mc 13,2.(38) Mc 14,18. (39) Mc 14,22. (40) Mc 14,27. (41) Mc 14,30. (42) Mc 14,48. (43) Mc 14,72. (44) Mc 15,34.

Mc 15,34.8. φωνῃ (= fônè: met stem, roep; zn dat vr enk van het zn φωνη = fônè: stem, roep). Taalgebruik in het NT : fônè (stem, roep). Taalgebruik in de LXX : fônè (stem, roep). Taalgebruik in Mc : fônè (stem, roep). Mc (6) : (1) Mc 1,3 (nom.). (2) Mc 1,11 (nom.). (3) Mc 1,26 (dat.). (4) Mc 5,7 (dat.). (5) Mc 9,7 (nom.). (6) Mc 15,34 (dat.).

Hebr. p´ (mond). Verwant met Gr. fô-nè (Lat vo-x = stem , vo-care = roepen) , fè-mi = spreken. Lat for - fari. Verwant met de indogerm. stam bha cfr. tele-foon.
Ook verwantschap tussen Hebr. pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen. Lat. facies. E. face. Ned. aangezicht , aanschijn.

Mc 15,34.9. μεγάλῃ (= megalè: groot; bv nw dat vr enk van het bv nw μεγας = megas: groot). Taalgebruik in het NT : megas (groot). Taalgebruik in de LXX : megas (groot). Taalgebruik in Mc : megas (groot). Mc (7) : (1) Mc 1,26 (dat.). (2) Mc 4,37 (nom.). (3) Mc 4,39 (nom.). (4) Mc 5,7 (dat.). (5) Mc 5,11 (nom.). (6) Mc 5,42 (dat.). (7) Mc 15,34 (dat.).

Mc 15,34.8. - 9. φωνῃ μεγαλῃ = fônè(i) megalè(i) (met luide stem). LXX (47). NT (26). Mt (2) : (1) Mt 27,46. (2) Mt 27,50. Mc (3) : (1) Mc 1,26. (2) Mc 5,7. (3) Mc 15,34. Lc (4) : (1) Lc 4,33. (2) Lc 8,28. (3) Lc 19,17. (4) Lc 23,45. Joh (1) : Joh 11,43. Hnd (3) : (1) Hnd 7,57. (2) Hnd 7,60. (3) Hnd 16,28.

10. Ελωι (= elôi: mijn God; Aramees)

11. Ελωι (= elôi: mijn God; Aramees)

12. λεμα (= lema: waarom; Aramees)

13. σαβαχθανι (sabachthani: jij verliet me: Aramees)

Mc 15,34.14. ὃ (= ho; betrekk vnw nom en acc onz enk van het betrekk vnw ὁς = hos, ἡ = h, ὁ = ho: wie/wat). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,34.15. ἐστιν (= estin: hij/zij/het is, wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw ειμι = ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is; Lat.: esse)

Mc 15,34.16. μεθερμηνευόμενον (= methermèneuomenon: vertaald; wkw pass part praes nom onz enk van het wkw μεθερμηνευω = methermèneuô: vertalen)

Mc 15,34.17. ὁ (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

18. θεός (= theos: God; nom mann enk) 

Mc 15,34.19. μου (= mou: van mij; pers vnw 1ste pers gen mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij). Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Mc. : persoonlijk voornaamwoord.

  pers. vnw. 1ste pers. enk.   Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
gen. enk. mou (34) 4 : (1) Mc 1,2. (2) Mc 1,7. (3) Mc 1,11. (4) Mc 1,17.   3 : (1) Mc 3,33. (2) Mc 3,34. (3) Mc 3,35.   3 : (1) Mc 5,23. (2) Mc 5,30. (3) Mc 5,31. 1 : Mc 6,23. 1 : Mc 7,14. 2 : (1) Mc 8,33. (2) Mc 8,34. 5 : (1). Mc 9,7. (2) Mc 9,17.. (3) Mc 9,24. (4) Mc 9,37. (5) Mc 9,39. 2 : (1) Mc 10,20. (2) Mc 10,40. 1 : Mc 11,17. 2 : (1) Mc 12,6. (2) Mc 12,36. 3 : (1) Mc 13,6. (2) Mc 13,13. (3) Mc 13,31.   5 : (1)Mc 14,8. (2) Mc 14,14. (3) Mc 14,22. (4) Mc 14,24. (5) Mc 14,34. 1 : Mc 15,34. 1 : Mc 16,17.   3356  2897  459  67  34  77 82 39   21        

Mc 15,34.20. ὁ (= ho: de; bep lidw nom mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

21. θεός (= theos: God; nom mann enk) 

Mc 15,34.22. μου (= mou: van mij; pers vnw 1ste pers gen mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij). Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Mc. : persoonlijk voornaamwoord.

Mc 15,34.23. εἰς (= eis: naar; vz van plaats). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Taalgebruik in de LXX : eis (naar). εις = eis (naar). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Taalgebruik in de LXX : eis (naar). Mc 4 (8) : (1) Mc 4,1. (2) Mc 4,7. (3) Mc 4,8. (4) Mc 4,15. (5) Mc 4,18. (6) Mc 4,22. (7) Mc 4,35. (8) Mc 4,37.

eis (naar)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b.  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
  6930  5336  1594  215  151  210  181  260  504  73  576  757  427  77  13 5 6 8 11 14 9 10 11 13 8 7 8 20 3 5

- Ned. : naar. D. : nach. E. : for. Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à. Grieks : εις = eis (naar). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Lat. : in / ad.

24. τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?)

25. ἐγκατέλιπές (= egkatelipes: jij verliet in; wkw act ind aor 2de pers enk van het wkw εγκαταλειπω = egkataleipô: achterlaten in, verlaten in)

26. με (= me: mij; pers vnw 1ste pers acc mann enk bij het pers vnw εγω = egô: ik - mij)


Mc 15,35 - Mc 15,35 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:35 kai tines t�n parest�kot�n akousantes elegon ide �lian f�nei 35 et quidam de circumstantibus audientes dicebant ecce Heliam vocat   35 En enkelen van die erbij stonden hoorden het (en) zeiden: “Zie, hij roept Elia ”  35 En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias.   [35] Sommige omstanders die het gehoord hadden, zeiden: ‘Hoor, Hij roept Elia!’   [35] Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hoor, hij roept Elia!’   35 Sommigen van wie daar stonden hebben, toen ze dat hoorden, gezegd: zie, hij roept Elia!   35. Certains des assistants disaient en l'entendant : « Voilà qu'il appelle Élie ! »  

King James Bible. [35] And some of them that stood by, when they heard it, said, Behold, he calleth Elias.
Luther-Bibel. 35 Und einige, die dabeistanden, als sie das hörten, sprachen sie: Siehe, er ruft den Elia.

Tekstuitleg van Mc 15,35.

Mc 15,35.1. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,35.3. Mc 15 (9) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,2. (3) Mc 15,7. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,18. (7) Mc 15,26. (8) Mc 15,31. (9) Mc 15,35.

Mc 15,35.5. act. part. aor. nom. mv. ακουσαντες = akousantes (gehoord) van het werkw. ακουω = akouô (horen). Taalgebruik in het NT : akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen). Taalgebruik in Mc : akouô (horen). Mc (7) : (1) Mc 3,21. (2) Mc 4,18. (3) Mc 6,29. (4) Mc 10,41. (5) Mc 14,11. (6) Mc 15,35. (7) Mc 16,11.   Een vorm van ακουω = akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427).

akouô (horen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
act. part. aor. nom. mv. akousantes   67  15  52  13  16    27  32 

- Ned. : horen. Horen en oor zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ους = ous / ως= ôs , ωτις = ôtis. Lat. : auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter. Arabisch : سَمِعَ = sami`a (luisteren, horen). Taalgebruik in de Qoran : sami`a (luisteren, horen). D. hören. E. : to hear. Fr. : écouter. Grieks : ακουω = akouô (horen). Taalgebruik in het NT : akouô (horen). Hebreeuws : שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren).

Mc 15,35.6. act. ind. imperf. 3de pers. mv. ελεγον = elegon (zij zeiden) van het werkw. λεγω = legô (zeggen). Taalgebruik in het NT : legô (zeggen). Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen). Mc (18) : (1) Mc 2,16. (2) Mc 2,24. (3) Mc 3,21. (4) Mc 3,22. (5) Mc 3,30. (6) Mc 4,41 (pros allèlous = tot elkaar). (7) Mc 5,31. (8) Mc 6,14. (9) Mc 6,15. (10) Mc 6,35. (11) Mc 11,5. (12) Mc 11,28. (13) Mc 14,2. (14) Mc 14,31. (15) Mc 14,70. (16) Mc 15,31. (17) Mc 15,35 (pros heautas = tot zichzelf). (18) Mc 16,3. Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) , in Mc 3 (12) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). D. : sprechen (spreken). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω = legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô (zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Lat. : legere.

Mc 15,35.7. acc. mann. enk. ἡλιαν = èlian (Elia) van de eigennaam ἡλιας = èlias (Elia). Taalgebruik in het NT : èlias (Elia). Taalgebruik in de LXX : èlias (Elia). Taalgebruik in Mc : èlias (Elia). Mc (3) : (1) Mc 8,28. (2) Mc 9,11.  (3) Mc 15,35.

  èlias (Elia).  Mc Mc 6 Mc 8 Mc 9 Mc 15 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Br. syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. èlias   (1) Mc 6,15.     (2) Mc 9,4. (3) Mc 9,12. (4) Mc 9,13 (5) Mc 15,36.   19 16  13  15   
  Totaal   34  28  10  24  26 

Mc 15,36 - Mc 15,36 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:36 dram�n de tis | | [kai] | gemisas spoggon oxous peritheis kalam� epotizen auton leg�n afete id�men ei erchetai �lias kathelein auton   36 currens autem unus et implens spongiam aceto circumponensque calamo potum dabat ei dicens sinite videamus si veniat Helias ad deponendum eum  36 Iemand liep nu en vulde een spons met azijn, deed ze om een rietstengel (en) gaf hem te drinken zeggend: “Laten we zien of Elia komt om hem af te nemen!”   36 En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen.   [36] Een van hen rende weg, doopte een spons in wijn, stak die op een rietstok en wilde Hem te drinken geven. ‘Laten we eens kijken of Elia Hem eraf komt halen’, zei hij.  [36] Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: ‘Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.’  36 Maar zomaar iemand die daar liep vulde een spons met azijn, stak die op een riet en heeft hem te drinken gegeven, zeggend: laat hem met rust, we zien wel of Elia komt om hem er vanaf te halen!  36. Quelqu'un courut tremper une éponge dans du vinaigre et, l'ayant mise au bout d'un roseau, il lui donnait à boire en disant : « Laissez ! que nous voyions si Élie va venir le descendre ! » 

King James Bible. [36] And one ran and filled a spunge full of vinegar, and put it on a reed, and gave him to drink, saying, Let alone; let us see whether Elias will come to take him down.
Luther-Bibel. 36 Da lief einer und füllte einen Schwamm mit Essig, steckte ihn auf ein Rohr, gab ihm zu trinken und sprach: Halt, lasst sehen, ob Elia komme und ihn herabnehme!

Tekstuitleg van Mc 15,36. Taalgebruik naar : Ps 69,22 : kai eis tèn dipsan epotisan me oxos (en voor mijn dorst gaven ze me azijn te drinken).

Mc 15,36.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

Mc 15,36.10. act. ind. imperf. 3de pers. enk. epotizen  van het werkw. potizô (drenken, laten drinken). Taalgebruik in het NT : potizô (drenken, laten drinken). Taalgebruik in Mc : potizô (drenken, laten drinken). Mc (1) : Mc 15,36. Een andere vorm van potizô (drenken, laten drinken) in Mc : Mc 9,41.

Mc 15,36.12. act. part. praes. nom. mann. enk. λεγων = legôn (zeggend) van het werkw. λεγω = legô (zeggen). Taalgebruik in het NT : legô (zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen). Mc (18) : (1) Mc 1,7. (2) Mc 1,15. (3) Mc 1,24. (4) Mc 1,25. (5) Mc 1,40. (6) Mc 5,23. (7) Mc 8,15. (8) Mc 8,26. (9) Mc 8,27. (10) Mc 9,25. (11) Mc 12,6. (12) Mc 12,26. (13) Mc 14,44. (14) Mc 14,60. (15) Mc 14,68. (16) Mc 15,4. (17) Mc 15,9. (18) Mc 15,36. Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) , in Mc 1 (10) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) , in Mc 1 (1).

legô (zeggen) tegenwoordige tijd bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
act. part. pr. nom. mann. enk. legôn  936  758  178  49  18  47  25  15  16  114  122 

16. ind. praes. 3de pers. enk. ερχεται = erchetai (hij gaat) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen). Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen). Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen). Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen). Mc (16) : (1) Mc 1,7. (2) Mc 1,40. (3) Mc 3,20. (4) Mc 3,31. (5) Mc 4,15. (6) Mc 4,21. (7) Mc 5,22. (8) Mc 6,1. (9) Mc 6,48. (10) Mc 10,1. (11) Mc 13,35. (12) Mc 14,17. (13) Mc 14,37. (14) Mc 14,41. (15) Mc 14,66. (16 ) Mc 15,36. Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) , Hnd (54) , in Mc 1 (8) : (1) Mc 1,7. (2) Mc 1,9. (3) Mc 1,14. (4) Mc 1,24. (5) Mc 1,29. (6) Mc 1,39. (7) Mc 1,40. (8) Mc 1,45.
In Mc 1,40 komt een zieke naar Jezus. In Mc 5,22 gaat een synagoge-overste om genezing vragen voor zijn dienaar.

erchomai (gaan, komen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
ind. pr. 3de p. enk. erchetai 130 42 88 13 16 11 37 1 7 40  77 

- Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen). Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3. Structuur : 2 - 1. De som van de elementen is telkens 3. Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader).
- Ned. : gaan. D. : gehen. E. : go. Grieks : ερχομαι = erchomai (gaan, komen). Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen). Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen). Lat. : ire. vadere (Fr. je vais , il va). ambulare (Fr. nous allons , vous allez).

Mc 15,36.17. nom. mann. enk. ἡλιας = èlias (Elia). Taalgebruik in het NT : èlias (Elia). Taalgebruik in de LXX : èlias (Elia). Taalgebruik in Mc : èlias (Elia). Mc (5) : (1) Mc 6,15. (2) Mc 9,4. (3) Mc 9,12. (4) Mc 9,13. (5) Mc 15,36.  

  èlias (Elia).  Mc Mc 6 Mc 8 Mc 9 Mc 15 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Br. syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. mann. enk. èlias   (1) Mc 6,15.     (2) Mc 9,4. (3) Mc 9,12. (4) Mc 9,13 (5) Mc 15,36.   19 16  13  15   
  Totaal   34  28  10  24  26 

18. van het werkw. καθαιρεω = kathaireô (naar beneden nemen, afnemen). Taalgebruik in het NT : kathaireô (afnemen, naar beneden nemen) . Taalgebruik in de LXX : kathaireô (afnemen, naar beneden nemen) . Een vorm van καθαιρεω = kathaireô in de LXX (95) , in het NT (9) : (1) Mc 15,36. (2) Mc 15,46. (3) Lc 1,52. (4) Lc 12,18. (5) Lc 23,53. (6) Hnd 13,19. (7) Hnd 13,29. (8) Hnd 19,27. (9) 2 . In de LXX is een vorm van het werkw. καθαιρεω = kathaireô de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden.


Mc 15,37 - Mc 15,37 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:37 o de i�sous afeis f�n�n megal�n exepneusen   37 Iesus autem emissa voce magna exspiravit  37 Jezus echter gaf een luide kreet (en) blies de laatste adem uit.   37 En Jezus, een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest.   [37] Maar Jezus had, na het slaken van een luide kreet, de geest gegeven.  [37] Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit.  37 Maar dan laat Jezus een groot stemgeluid horen en blaast de adem uit.   37. Or Jésus, jetant un grand cri, expira.  

King James Bible. [37] And Jesus cried with a loud voice, and gave up the ghost.
Luther-Bibel. 37 Aber Jesus schrie laut und verschied.

Tekstuitleg van Mc 15,37.

Mc 15,34 kai tèi enatèi hôrai eboèsen ho Ièsous fônèi megalèi      
Mc 15,37   ho de I�sous afeis f�n�n megal�n     exepneusen

Mc 15,37.1. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,37.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc 15 (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

Mc 15,37.1. - 2. δε ὁ = de ho (echter de). Mc (8) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 6,16. (3) Mc 8,29. (4) Mc 9,25. (5) Mc 10,14. (6) Mc 14,44. (7) Mc 15,7. (8) Mc 15,39. δε = de (echter) + een vorm van het bep. lidw.. NT (584).
- ὁ δε = ho de (hij echter). Mc () : (1) Mc 1,41. (2) Mc 1,45. (3) Mc 5,19. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,36. (6) Mc 5,40. (7) Mc 6,27. (8) Mc 6,37. (9) Mc 6,38. (10) Mc 7,6. (11) Mc 7,27. (12) Mc 8,33. (13) Mc 9,12. (14) Mc 9,19. (15) Mc 9,21. (16) Mc 9,23. (17) Mc 9,27. (18) Mc 9,39. (19) Mc 10,3. (20) Mc 10,18. (21) Mc 10,20. (22) Mc 10,21. (23) Mc 10,22. (24) Mc 10,24. (25) Mc 10,36. (26) Mc 10,38. (27) Mc 10,42. (28) Mc 10,48. (29) Mc 10,50. (30) Mc 10,51. (31) Mc 10,52. enz.. Een vorm van het lidw. + δε = de (echter). NT (698).
- και ὁ = kai ho (en de). Mc 10 (17) : (1) Mc 2,22. (2) Mc 4,25. (3) Mc 4,27. (4) Mc 4,41. (5) Mc 7,10. (6) Mc 10,33. (7) Mc 11,33. (8) Mc 12,20. (9) Mc 12,21. (10) Mc 12,26. (11) Mc 12,34. (12) Mc 12,37. (13) Mc 13,2. (14) Mc 13,16. (15) Mc 14,9. (16) Mc 14,10. (17) Mc 14,54. και = kai + een vorm van het bep. lidw.. NT (1489)

Mc 15,37.3. nom. mann. enk. ιησους = ièsous (Jezus). Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus). Taalgebruik in de LXX : Ièsous (Jezus). Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus). Mc (57). Mc (57). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,5. (2) Mc 15,34. (3) Mc 15,37. Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc in 81 verzen , in Mc 15 (6) : (1) Mc 15,1 (acc. Ièsoun). (2) Mc 15,5 (nom. Ièsous). (3) Mc 15,15 (acc. Ièsoun). (4) Mc 15,34 (nom. Ièsous). (5) Mc 15,37 (nom. Ièsous). (6) Mc 15,43 (gen. Ièsou).

  Ièsous (Jezus)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
1 nom. mann. enk. Ièsous 57 4 4 1   3 1   1 5 16 4 5 2 7 3 1 604  149  455  110 57 55 194 10 28 1 222 416
  totaal 81 6 5 1   8 2   1 8 18 6 5 2 11 6 2 1115  223  892  150 81 87 238 69 255 12 318 556

  Ièsous  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 5 Mc 6 Mc 8
1 Ièsous  57 4 : (1) Mc 1,9. (2) Mc 1,14. (3) Mc 1,17. (4) Mc 1,25. 4 : (1) Mc 2,5. (2) Mc 2,8. (3) Mc 2,17. (4) Mc 2,19. 1 : Mc 3,7. 3 : (1) Mc 5,20. (2) Mc 5,30. (3) Mc 5,36. 1 : Mc 6,4. 1 : Mc 8,27.
  totaal  81 6 5 1 8 2 1
 
  Ièsous  Mc Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16  
1 Ièsous  57 5 : (1) Mc 9,2. (2) Mc 9,23. (3) Mc 9,25. (4) Mc 9,27. (5) Mc 9,39. 16 : (1) Mc 10,5. (2) Mc 10,14. (3) Mc 10,18. (4) Mc 10,21. (5) Mc 10,23. (6) Mc 10,24. (7) Mc 10,27. (8) Mc 10,29. (9) Mc 10,32. (10) Mc 10,38. (11) Mc 10,39. (12) Mc 10,42. (13) Mc 10,47. (14) Mc 10,49. (15) Mc 10,51. (16) Mc 10,52. 4 : (1) Mc 11,6. (2) Mc 11,22. (3) Mc 11,29. (4) Mc 11,33. 5 : (1) Mc 12,17. (2) Mc 12,24. (3) Mc 12,29. (4) Mc 12,34. (5) Mc 12,35. 2 : (1) Mc 13,2. (2) Mc 13,5. 7 : (1) Mc 14,6. (2) Mc 14,18. (3) Mc 14,27. (4) Mc 14,30. (5) Mc 14,48. (6) Mc 14,62. (7) Mc 14,72. 3 : (1) Mc 15,5. (2) Mc 15,34. (3) Mc 15,37. 1 : Mc 16,19. 57
  totaal  81 8 18 6 5 2 11 6 2 81

- Hebreeuws. יְהוֹשֻׁעַ = jëhôsju`a (Jozua). Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua). Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23). Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (177). Pentateuch (16). Eerdere Profeten (152). Joz (142). Re (6). 1 S (2). 1 K (1). 2 K (1). Jozua was degene die het volk van Israël het land binnenleidde.
- יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen). Taalgebruik in Tenakh : jâsja` (redden, bevrijden, verlossen). Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 47 OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur : 1 - 3 - 7. De getalwaarde van de elementen is telkens 2. Grieks. σῳζω = sôzô (redden, verlossen). Taalgebruik in het NT : sôzô (redden). Taalgebruik in de LXX : sôzô (redden). L. salvator (salvare - salus). Fr. sauver - saveur. Ned. b.v. salie (een heilbrengend kruid). E. saviour. Ned. heiland. D. Heiland. Arabisch : = najada (redden, helpen). Taalgebruik in de Qoran : najada (redden, helpen). Hebr. מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende) act. part. hifil nom. mann. enk. van het werkw. יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) , is heel nauw verwant wat letters betreft : מָשַׁח = mâsjach (zalven). (מָשִׁיחַ =mâsjîach = gezalfde, messias, G. χριστος = christos = Christus). Een vorm van σῳζω = sôzô (redden) in de LXX (363) , in het NT (106) , in Mc

Mc 15,37.1. - 3. δε ὁ ιησους = de ho ièsous (echter Jezus ). NT (47). Mc (4) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 9,25. (3) Mc 10,14. (4) Mc 10,29. Lc (9) : (1) Lc 5,22. (2) Lc 8,28. (3) Lc 9,41. (4) Lc 9,42. (5) Lc 10,30. (6) Lc 17,17. (7) Lc 18,40. (8) Lc 22,51. (9) Lc 22,52.
- και ὁ ιησους = kai ho ièsous (en Jezus). NT (7). Mc (4) : (1) Mc 3,7. (2) Mc 11,33. (3) Mc 12,34. (4) Mc 13,2. Lc (2) : (1) Lc 18,42. (2) Lc 20,8. Joh (1) : Joh 2,2.
- ὁ δε ιησους = ho de ièsous (Jezus echter). NT (62). Mc (21/37) : (1) Mc 1,41 (variante lezing). (2) Mc 5,19 (variante lezing). (3) Mc 5,36. (4) Mc 7,27 (variante lezing). (5) Mc 9,23. (6) Mc 9,27. (7) Mc 9,39. (8) Mc 10,18. (9) Mc 10,21. (10) Mc 10,24. (11) Mc 10,38. (12) Mc 10,39. (13) Mc 10,42. (14) Mc 10,52. (15) Mc 11,29. (16) Mc 12,29. (17) Mc 13,5. (18) Mc 14,6. (19) Mc 14,62. (20) Mc 15,5. (21) Mc 15,37. Lc (8) : (1) Lc 7,6. (2) Lc 8,46. (3) Lc 8,50. (4) Lc 9,47. (5) Lc 18,16. (6) Lc 22,48. (7) Lc 23,25. (8) Lc 23,34.

Mc 15,37.5. φωνὴν (= fônèn: stem; zn acc vr enk van het zn φωνη = fônè: stem, roep). Taalgebruik in het NT: fônè (stem, roep). Taalgebruik in de LXX: fônè (stem, roep). Taalgebruik in Mc : fônè (stem, roep). Taalgebruik in Lc : fônè (stem, roep). Hebr. p´ (mond). Verwant met Gr. fô-nè (Lat vo-x = stem , vo-care = roepen) , fè-mi = spreken. Lat for - fari. Verwant met de indogerm. stam bha.
Ook verwantschap tussen Hebr. pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen. Lat. facies. E. face. Ned. aangezicht , aanschijn.

fônè (stem, roep)  Mt Mc Lc syn.  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + dat. vr. enk. fônè   6 : (1) Mt 2,18. (2) Mt 3,3. (3) Mt 3,17. (4) Mt 17,5. (5) Mt 27,46. (6) Mt 27,50. 6 : (1) Mc 1,3. (2) Mc 1,11. (3) Mc 1,26. (4) Mc 5,7. (5) Mc 9,7. (6) Mc 15,34. 7 : (1) Lc 1,44. (2) Lc 3,4. (3) Lc 4,33. (4) Lc 8,28. (5) Lc 9,35. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,46. 19 : (1) Mt 3,3 // Mc 1,3 // Lc 3,4. (2) Mt 3,17 // Mc 1,11 // Lc 3,22. (3) Mt 17,5 // Mc 9,7 // Lc 9,35. (4) Mt 27,46 // Mc 15,34. (5) Mt 27,50 // Mc 15,37 // Lc 23,46. (6) Mc 5,7 // Lc 8,28. 242  180  62  12  23  19  23     
gen. vr. enk. fônès       1: Lc 17,15. 210  187  23     
acc. vr. enk. fônèn   1 : Mt 12,19. 1 : Mc 15,37. 4 : (1) Lc 3,22. (2) Lc 9,36. (3) Lc 11,27. (4) Lc 17,13. 182  146  36  12  11 
totaal 12  26  634  513  121  12  15  26  13  41  26  41     

Mc 15,37.6. μεγας = megas (groot). Taalgebruik in het NT : megas (groot). Taalgebruik in de LXX : megas (groot). Taalgebruik in Mc : megas (groot).

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
8.  acc. vr. enk. megalèn   114  97  17     

Mc 15,37.7. act. ind. aor. 3de pers. enk. εξεπνευσεν = exepneusen (hij ademde uit, hij stierf) van het werkw. εκπνεω = ekpneô (uitademen, sterven). Taalgebruik in het NT : ekpneô (uitademen, sterven). Taalgebruik in Mc : ekpneô (uitademen, sterven). Bijbel (3). Mc (2) : (1) Mc 15,37. (2) Mc 15,39. (3) Lc 23,46.
In deze aor.vorm is pneuma (geest) te horen. Het herinnert aan de nederdaling van de geest over Jezus in Mc 1,10. In Mc 1,10 ontvangt Jezus de geest , in Mc 15,37 blaast hij de geest uit.
In Mc 1,10 scheuren eerst de hemelen open en daalt dan de geest over Jezus neer. In Mc 15,37 - Mc 15,38 blaast Jezus eerst de geest uit en scheurt dan het voorhangsel van de tempel. In Mc 1,10 ziet Jezus beide elementen. In Mc 15,39 bevat het zien van de centurio wellicht de beide elementen.


Mc 15,38 - Mc 15,38 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:38 kai to katapetasma tou naou eschisth� eis duo ap an�then e�s kat�   38 et velum templi scissum est in duo a sursum usque deorsum En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden.   38 En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden.  [38] Het voorhangsel in de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën  [38] En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën.  38 Het voorhangsel van de tempel scheurt in tweeën, van boven tot beneden.  38. Et le voile du Sanctuaire se déchira en deux, du haut en bas.  

King James Bible. [38] And the veil of the temple was rent in twain from the top to the bottom.
Luther-Bibel. 38 Und der Vorhang im Tempel zerriss in zwei Stücke von oben an bis unten aus.

Tekstuitleg van Mc 15,38. Het vers Mc 15,38 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden , 52 (2 X 2 X 13) letters. De getalwaarde van Mc 15,38 is 7554 (2 X 3 X 1259). Het scheuren van het voorhangsel van de tempel.

Mc 15,38.1. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.
Het vorige vers Mc 15,37 wordt met dit vers Mc 15,38 verbonden met het voegwoord kai (en). Na het sterven van Jezus volgt het scheuren van het voorhangsel. Het lijkt op wat we ons voorstellen : na het sterven komen we aan de hemelpoort. Zo zouden we kunnen zeggen dat Jezus bij het voorhangsel kwam , dat zich dan openscheurde zodat Jezus kon binnengaan.
Hier wordt niet het partikel de (echter) gebruikt om een lichte tegenstelling aan te duiden.
Evenals in Mc 15,37 staat in Mc 15,38 het onderwerp vooraan de zin.

Mc 15,38.2. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. το = to (het) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (5) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,15. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 108  12  12  22  5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).

Mc 15,38.3. nom. + acc. onz. enk. καταπετασμα = katapetasma (voorhangsel , het neergevallene). Taalgebruik in het NT : katapetasma (voorhangsel). Taalgebruik in de LXX : katapetasma (voorhangsel). Bijbel (17) : (1) Ex 26,31. (2) Ex 26,33. (3) Ex 35,12. (4) Ex 37,3. (5) Ex 37,5. (6) Ex 37,16. (7) Ex 39,19. (8) Lv 4,6. (9) Lv 21,23. (10) Nu 3,26. (11) Nu 4,5. (12) 2 Kr 3,14. (13) 1 Mak 1,22. (14) Mt 27,51. (15) Mc 15,38. (16) Lc 23,45. (17) Heb 9,3.

  katapetasma (voorhangsel , het neergevallene) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. katapetasma 17  13         
gen. onz. enk.   katapetasmatos 21  19                   
dat. onz. enk. katapetasmati                         
  totaal 41  35         

- Lat. velum of velamentum. Fr. voile. E. veil. Ned. voorhangsel. D. Vorhang.

Mc 15,38.4. bep. lidw. gen. mann. + onz. enk. του = tou (de) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc 15 (7) : (1) Mc 15,30. (2) Mc 15,32. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,40. (5) Mc 15,43. (6) Mc 15,45. (7) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
4. gen. m. + onz. enk. tou 116  8 6 6 5 11 6 7 6 7 9 3 10 6 13 7 6 8480  6542  1938  234  116  272  196  269  673  178  622  818 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : bepaald lidwoord de / het. Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de). D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Hebreeuws : הַ = ha (de, het). Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het).

Mc 15,38.5. gen. mann. enk. naou (van de tempel) van het zelfst. naamw. naos (tempel). Taalgebruik in het NT : naos (tempel). Taalgebruik in Mc : naos (tempel). Mc (1) : Mc 15,38. Acc. ank. in 2 verzen in Mc : (1) Mc 14,58.  (2) Mc 15,29.  

Mc 15,38.6. pass. ind. aor. 3de pers. enk. εσχισθη = eschisthè (het werd gescheurd) van het werkw. σχιζω = schizô (scheuren). Taalgebruik in het NT : schizô (scheuren). Taalgebruik in de LXX : schizô (scheuren). Taalgebruik in Mc : schizô (scheuren). Mc (1) : Mc 15,38. Een vorm van het werkw. σχιζω = schizô (scheuren) in Mc slechts in 2 verzen : (1) Mc 1,10 (schizomenous = scheurende). Het begin van het openbaar leven van Jezus begon met het zien van het openscheuren van de hemelen (Mc 1,10) , het leven van Jezus eindigt met het scheuren van het voorhangsel van de tempel.
Het initiatieverhaal van Jezus (Mc 1,9-11) bevat de elementen : opstijgen uit het water , het openscheuren van de hemelen , het neerdalen van de geest als een duif , een stem uit de de hemelen met de woorden : jij bent mijn zoon de beminde , in wie ik welbehagen heb. Het openscheuren van de hemelen betekent het opengaan van de hemel naar de aarde.
Achter het voorhangsel was het heilige der heiligen. Daarin mocht de hogepriester slechts eenmaal per jaar gaan. Het heilige der heiligen was dus afgesloten. Het openscheuren betekende dus een openen , toegang krijgen tot. Bij zijn dood mocht Jezus binnengaan bij God , gesymboliseerd door het heilige der heilgen. Deze idee wordt versterkt door wat we lezen bij het eerste optreden van Jezus in de synagoge van Kafarnaüm : de heilige van God (titel van de hogepriester)

Mc 15,38.7. εις = eis (naar). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Taalgebruik in de LXX : eis (naar). εις = eis (naar). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Taalgebruik in de LXX : eis (naar). Mc 4 (8) : (1) Mc 4,1. (2) Mc 4,7. (3) Mc 4,8. (4) Mc 4,15. (5) Mc 4,18. (6) Mc 4,22. (7) Mc 4,35. (8) Mc 4,37.

eis (naar)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b.  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
  6930  5336  1594  215  151  210  181  260  504  73  576  757  427  77  13 5 6 8 11 14 9 10 11 13 8 7 8 20 3 5

- Ned. : naar. D. : nach. E. : for. Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à. Grieks : εις = eis (naar). Taalgebruik in het NT : eis (naar). Lat. : in / ad

Mc 15,38.8. δυο = duo (twee). Telwoord. Taalgebruik in het NT : telwoorden. Taalgebruik in de LXX : telwoorden. Taalgebruik in Lc : telwoorden. Lc (25) : (1) Lc 2,24. (2) Lc 3,11. (3) Lc 5,2. (4) Lc 7,18. (5) Lc 7,41. (6) Lc 9,3. (7) Lc 9,13. (8) Lc 9,16. (9) Lc 9,30. (10) Lc 9,32. (11) Lc 10,1. (12) Lc 10,17. (13) Lc 10,35. (14) Lc 12,6. (15) Lc 12,52. (16) Lc 15,11. (17) Lc 17,34. (18) Lc 17,35. (19) Lc 18,10. (20) Lc 19,29. (21) Lc 21,2. (22) Lc 22,38. (23) Lc 23,32. (24) Lc 24,4. (25) Lc 24,13. Een vorm van δυο = duo in de LXX (694) , in het NT (136) , in Lc (28).

  telwoorden  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  duo  624  509  115  33  14  25  13              

- Hebreeuws. שְׂנַיִם = sjënajim (twee). Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee). Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 400 (2² X 2² X 5²). De som van de elementen is telkens 4 (2²). Tenakh (76). Stat. constr. mann. mv. שְׂנֵי = sjëne(j) (twee). Tenakh (155).
- Ned. : twee. Arabisch : اِثنَان = ´ithnân (twee). Taalgebruik in de Qoran : ´ithnân (twee). D. : zwei. E. : two. Fr. : deux. Grieks : δυο = duo (twee). Taalgebruik in het NT : telwoorden. Hebreeuws : שְׂנַיִם = sjënajim (twee). Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee). Lat. : duo.

Mc 15,38.9. απο = apo (af, van-weg) ; afkorτing απ' = ap' en αφ' = af'. Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg). Taalgebruik in de LXX : apo (af , van-weg). Taalgebruik in Mc : apo (af , van-weg). απ' = ap' (afkoring van apo = af, weg). Mc (12) : (1) Mc 1,42. (2) Mc 2,20. (3) Mc 2,21. (4) Mc 4,25. (5) Mc 7,4. (6) Mc 7,6. (7) Mc 13,19. (8) Mc 13,27. (9) Mc 14,35. (10) Mc 14,36.    (11) Mc 15,21. (12) Mc 15,38.

  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo 33 1 :  Mc 1,9.   3  (1) Mc 3,7. (2) Mc 3,9. (3) Mc 3,22.   5 : (1) Mc 5,6. (2) Mc 5,17. (3) Mc 5,29. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,35. 2 :   (1) Mc 6,33. (2) Mc 6,43 4  : (1) Mc 7,1. (2) Mc 7,17. (3) Mc 7,28. (4) Mc 7,33. 3 : (1) Mc 8,3. (2) Mc 8,11. (3) Mc 8,15   2 :   (1) Mc 10,6. (2) Mc 10,46. 2   (1) Mc 11,12. (2) Mc 11,13. 3 : (1) Mc 12,2. (2) Mc 12,34. (3) Mc 12,38. 1 : Mc 13,28. 1 : Mc 14,54. 5  : (1) Mc 15,30. (2) Mc 15,32. (3) Mc 15,40. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45. 1 : Mc 16,8. 2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  12  1 : Mc 1,42. 2   (1) Mc 2,20. (2) Mc 2,21.   1 : Mc 4,25.     2   (1) Mc 7,4. (2) Mc 7,6.           2   (1) Mc 13,19. (2) Mc 13,27. 2   (1) Mc 14,35. (2) Mc 14,36. 2   (1) Mc 15,21. (2) Mc 15,38.   567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'                                    183  141  42    19  10  16 
totaal   45    3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Mc 15,38.10. anôthen (van boven). Taalgebruik in het NT : anôthen (van boven). Taalgebruik in Mc : anôthen (van boven). Mc (1) : Mc 15,38.

Mc 15,38.11. ἑως = heôs (tot, totdat) . Taalgebruik in het NT : heôs (tot , totdat). Taalgebruik in de LXX : heôs (tot , totdat). Taalgebruik in Mc : heôs (tot , totdat). Mc (14). Mc 15 (2) : (1) Mc 15,33. (2) Mc 15,38

heôs (tot, totdat)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1353  1216  137  43  14  27  10  22  19  84  94 

Mc 15,38.12. katô (naar beneden).


Mc 15,39 - Mc 15,39 : 347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,33 - Mc 15,34 - Mc 15,35 - Mc 15,36 - Mc 15,37 - Mc 15,38 - Mc 15,39 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:39 id�n de o kenturi�n o parest�k�s ex enantias autou oti out�s exepneusen* eipen al�th�s outos o anthr�pos uios theou �n     39 Toen nu de honderdman*, die tegenover hem erbij stond,  zag dat hij zo dc laatste adem uitgeblazen had, zei hij: “Waarlijk, deze mens was zoon van God!” 39 En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!  [39] Toen de centurio* die tegenover Hem stond, zag dat Hij op deze manier de geest gaf, zei hij: ‘Inderdaad, die man was de Zoon* van God.’  [39] Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’  39 En als de honderdman die tegenover hem bij hem staat ziet dat hij zó de adem uitblaast, zegt hij: waarlijk, deze mens is een godenzoon geweest!   39. Voyant qu'il avait ainsi expiré, le centurion, qui se tenait en face de lui, s'écria : « Vraiment cet homme était fils de Dieu ! »  

King James Bible. [39] And when the centurion, which stood over against him, saw that he so cried out, and gave up the ghost, he said, Truly this man was the Son of God.
Luther-Bibel. 39 Der Hauptmann aber, der dabeistand, ihm gegenüber, und sah, dass er so verschied, sprach: Wahrlich, dieser Mensch ist Gottes Sohn gewesen!

Tekstuitleg van Mc 15,39. Dit vers Mc 15,39 telt 21 (3 X 7) woorden , 44 (2 X 2 X 11) lettergrepen en 100 (2 X 2 X 5 X 5) letters. De getalwaarde van Mc 15,39 is 14347 (priemgetal). De geloofsbelijdenis van de centurio overspant het evangelie van Marcus , want in de titel staat : de goede boodschap dat Jezus de Christus , zoon van God is. Deze geloofsbelijdenis heeft met de 2de verhaallijn van Marcus te maken nl. het zoonschap van God.

Mc 15,39.1. Ἰδὼν (= idôn: gezien; wkw act part aor nom mann enk; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag - Lat: videre; bij het wkw ὁραω = horaô: zien; stam aor id; zie Baeyens nr.136; in ὁραω = horaô zit 'ra'. Egyptische god van de zon is Ra. In het Hebreeuws is zien: râ'âh). Taalgebruik in het NT: eiden (hij zag). Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag). Taalgebruik in Mc: eiden (hij zag). Mt (12): (1) Mt 2,16. (2) Mt 3,7. (3) Mt 5,1. (4) Mt 8,18. (5) Mt 9,2. (6) Mt 9,4. (7) Mt 9,22. (8) Mt 9,23. (9) Mt 9,36. (10) Mt 21,19. (11) Mt 27,3. (12) Mt 27,24. Mc (12): (1) Mc 2,5. (2) Mc 5,6. (3) Mc 5,22. (4) Mc 6,48. (5) Mc 8,33. (6) Mc 9,20. (7) Mc 9,25. (8) Mc 10,14. (9) Mc 11,13. (10) Mc 12,28. (11) Mc 12,34. (12) Mc 15,39. Met Jezus als onderwerp. Mc (7 / 12. expliciet : 4 / 12 , impliciet : 3 / 12). Expliciet (4 / 12) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 9,25. (3) Mc 10,14. (4) Mc 12,34. Impliciet (3 / 12) : (1) Mc 6,48. (2) Mc 8,33. (3) Mc 11,13. Andere (5 / 12) : (1) Mc 5,6 (bezetene). (2) Mc 5,22 (Jaïrus). (3) Mc 9,20 (onreine geest). (4) Mc 12,28 (een schriftgeleerde). (5) Mc 15,39 (centurio). Lc (20) : (1) Lc 1,12. (2) Lc 5,8. (3) Lc 5,12. (4) Lc 5,20. (5) Lc 7,13. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,28. (8) Lc 10,31. (9) Lc 10,32. (10) Lc 10,33. (11) Lc 11,38. (12) Lc 13,12. (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,15. (15) Lc 18,24. (16) Lc 18,43. (17) Lc 19,41. (18) Lc 22,58. (19) Lc 23,8. (20) Lc 23,47.
- ειδον / ειδεν = eidon / eiden in het NT (336) , in Lc (64) , in Lc 10 (4) : (1) Lc 10,24. (2) Lc 10,31. (3) Lc 10,32. (4) Lc 10,33.

  zien  Mc Mc 2 Mc 5 Mc 6 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 15 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  Ἰδὼν (= idôn: gezien; wkw act part aor nom mann enk 12  (1) Mc 2,5 (2) Mc 5,6. (3) Mc 5,22. (4) Mc 6,48.   (5) Mc 8,33.   (6) Mc 9,20. (7) Mc 9,25.   (8) Mc 10,14.   (9) Mc 11,13.   (10) Mc 12,28. (11) Mc 12,34.   (12) Mc 15,39 106  45  61  12  12  20  12  44  47   

- Hebreeuws : w-j-r-´ : (1) prefix verbindingswoord wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag). (2) prefix verbindingswoord wë + pass. nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen). (3) prefix verbindingswoord wë + hifil imperf. derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen). Het is een verkorte vorm , zie Joüon 79i. Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh (zien). Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden (hij zag) < stam wid-. Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien). Lat. : videre. Indogermaans : weid -> Ned. : weten. Sanskriet : veda. Latijn : videre.
Op het deelwoord volgt nog een objectzin : dat hij zo de geest uitblies. Dit zou de indruk kunnen geven dat het scheuren van het voorhangsel van de tempel van Mc 15,38 er niet bijhoort. Nochtans volgt idôn onmiddellijk op dit vers. Bij het zien hoort het uitblazen van de geest en het scheuren van het voorhangsel van de tempel. De centurio heeft een visioen dat gelijkt op dat van Jezus in Mc 1,9-11. De centurio heeft een 'geloofsvisioen'.

Mc 15,39.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

Mc 15,39.1. - 2. - και ιδων = kai idôn (en ziende). NT (8 / 12) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 5,6. (3) Mc 5,22. (4) Mc 6,48. (5) Mc 8,33. (6) Mc 9,20. (7) Mc 11,13. (8) Mc 12,34. kai... idôn (en... gezien). Mc (1 / 8) : Mc 12,34. idôn de (gezien echter) in Mc (3 / 12) : (1) Mc 9,25. (2) Mc 10,14. (3) Mc 15,39.
- ιδων δε = idôn de (gezien echter). LXX (14). NT (17). Mc (5) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 5,6. (3) Mc 9,25. (4) Mc 10,14. (5) Mc 15,39.

  zien  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  part. aor. nom. mann. enk. idôn  106  45  61  12  12  20  12  44  47   

    Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
ind. aor. 3de pers. enk. eiden                                                   
part. aor. nom. mann. enk. idôn   20 (1) Lc 1,12.       (2) Lc 5,8. (3) Lc 5,12. (4) Lc 5,20.   (5) Lc 7,13. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,28.   (8) Lc 10,31. (9) Lc 10,32. (10) Lc 10,33. (11) Lc 11,38.        (12) Lc 13,12.       (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,15.    (15) Lc 18,24. (16) Lc 18,43. (17) Lc 19,41.     (18) Lc 22,58. (19) Lc 23,8. (20) Lc 23,47.      
act. ind. aor. nom. mann. mv. idontes 9   (1) Lc 2,17. (2) Lc 2,48.           (3) Lc 8,34. (4) Lc 8,36. (5) Lc 9,54.                 (6) Lc 18,15. (7) Lc 19,7. (8) Lc 20,14.   (9) Lc 22,49.    

Hebreeuws. van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien). Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206. Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (47). Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden (hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien). Lat. : videre

Mc 15,39.3. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : de. D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het).

Mc 15,39.2. - 3. δε ὁ = de ho (echter de). Mc (8) : (1) Mc 2,5. (2) Mc 6,16. (3) Mc 8,29. (4) Mc 9,25. (5) Mc 10,14. (6) Mc 14,44. (7) Mc 15,7. (8) Mc 15,39. δε = de (echter) + een vorm van het bep. lidw.. NT (584).
- ὁ δε = ho de (hij echter). Mc () : (1) Mc 1,41. (2) Mc 1,45. (3) Mc 5,19. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,36. (6) Mc 5,40. (7) Mc 6,27. (8) Mc 6,37. (9) Mc 6,38. (10) Mc 7,6. (11) Mc 7,27. (12) Mc 8,33. (13) Mc 9,12. (14) Mc 9,19. (15) Mc 9,21. (16) Mc 9,23. (17) Mc 9,27. (18) Mc 9,39. (19) Mc 10,3. (20) Mc 10,18. (21) Mc 10,20. (22) Mc 10,21. (23) Mc 10,22. (24) Mc 10,24. (25) Mc 10,36. (26) Mc 10,38. (27) Mc 10,42. (28) Mc 10,48. (29) Mc 10,50. (30) Mc 10,51. (31) Mc 10,52. enz. Een vorm van het lidw. + δε = de (echter). NT (698).
- και ὁ = kai ho (en de). Mc 10 (17) : (1) Mc 2,22. (2) Mc 4,25. (3) Mc 4,27. (4) Mc 4,41. (5) Mc 7,10. (6) Mc 10,33. (7) Mc 11,33. (8) Mc 12,20. (9) Mc 12,21. (10) Mc 12,26. (11) Mc 12,34. (12) Mc 12,37. (13) Mc 13,2. (14) Mc 13,16. (15) Mc 14,9. (16) Mc 14,10. (17) Mc 14,54. και = kai + een vorm van het bep. lidw.. NT (1489).

Mc 15,39.4. nom. mann. enk. kenturiôn (centurio, honderdman). In het NT slechts in Mc. Mc (3) : (1) Mc 15,39 : nom. mann. enk. kenturiôn. (2) Mc 15,44 : acc. mann. enk. kenturiôna. (3) Mc 15,45 : gen. mann. enk. kenturiônos.

Mc 15,39.5. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Nederl.. : de. D. : der , die , das enz.. E. : the. Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het).

8. ἐναντίας (= enantias; het tegenover, tegendeel; zn gen vr enk van het zn ἐναντίον = enantion).

Mc 15,39.9. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos. Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos. Mc 15 (8) : (1) Mc 15,3. (2) Mc 15,19. (3) Mc 15,20. (4) Mc 15,21. (5) Mc 15,24. (6) Mc 15,26. (7) Mc 15,27. (8) Mc 15,39.

  autos enk. Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
2 gen. mann. enk. autou  143  13  10  12  16  17  15  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 
  totaal 413  35  17  27  14  34  34  18  33  32  30  18  25  47  34  12884  9893  2991  510  413  593  475  350  504  146  1670  2145 

Mc 15,39.10. ὁτι = hoti (dat, omdat). Taalgebruik in het ΝΤ : hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de LXX : hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat). Mc (92). Mc 12 (12) : (1) Mc 12,6. (2) Mc 12,7. (3) Mc 12,12. (4) Mc 12,14. (5) Mc 12,19. (6) Mc 12,26. (7) Mc 12,28. (8) Mc 12,29. (9) Mc 12,32. (10) Mc 12,34. (11) Mc 12,35. (12) Mc 12,43.

hoti ( dat , omdat )   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel ΟΤ ΝΤ Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  92  12  10  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- Hebreeuws : כִּי = kî (want, omdat). Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat). Taalgebruik in Dt : kî (want, omdat). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5). Structuur : 2 - 1. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (3849). Pentateuch (884). Eerdere Profeten (726). Latere Profeten (841). 12 Kleine Profeten (241). Geschriften (1157). Dt (235). Dt 4 (14) : (1) Dt 4,3. (2) Dt 4,6. (3) Dt 4,7. (4) Dt 4,15. (5) Dt 4,22. (6) Dt 4,24. (7) Dt 4,25. (8) Dt 4,26. (9) Dt 4,29. (10) Dt 4,31. (11) Dt 4,32. (12) Dt 4,35. (13) Dt 4,37. (14) Dt 4,39.
- כִּי = kî (want, omdat) < een woord met 1 medeklinker. De lange î is î gebleven omdat het een proclitisch woord is. Proclitisch wil zeggen dat een eenlettergrepig onbeklemtoond woord wordt gehecht aan het volgende (Lettinga(6) 13d).

Mc 15,39.11. οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik in het NT : houtos (zo). Taalgebruik in de LXX : houtos (zo). Mc (10) : (1) Mc 2,7. (2) Mc 2,8. (3) Mc 2,12.  (4) Mc 4,26.  (5) Mc 7,18.  (6) Mc 9,3.  (7) Mc 10,43.  (8) Mc 13,29.  (9) Mc 14,59.  (10) Mc 14,59. Lc (21) : (1) Lc 1,25. (2) Lc 2,48. (3) Lc 9,15. (4) Lc 10,21. (5) Lc 11,30. (6) Lc 12,21. (7) Lc 12,28. (8) Lc 12,38. (9) Lc 12,43. (10) Lc 12,54. (11) Lc 14,33. (12) Lc 15,7. (13) Lc 15,10. (14) Lc 17,10. (15) Lc 17,24. (16) Lc 17,26 . (17) Lc 19,31. (18) Lc 21,31. (19) Lc 22,26 . (20) Lc 24,24. (21) Lc 24,46.

houtôs (zo)   Mc Mc 2 Mc 4 Mc 7 Mc 9 Mc 10 Mc 13 Mc 14 Mc 15 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  10  (1) Mc 2,7. (2) Mc 2,8. (3) Mc 2,12.   (4) Mc 4,26.   (5) Mc 7,18.   (6) Mc 9,3.   (7) Mc 10,43.   (8) Mc 13,29.   (9) Mc 14,59.   (10) Mc 15,39. 907  708  199  32  10  21  14  26  90  63  77 

- Hebreeuws. כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen (zo). Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²) OF 70 (2 X 5 X 7). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (514). Pentateuch (156). Eerdere Profeten (109). Latere Profeten (109). 12 Kleine Profeten (25). Geschriften (115).
- Lat. sic. Ned. zo. D. so. E. thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic.

Mc 15,39.10. - 11. ὁτι οὑτως = houtôs (dat op die wijze). NT (12) : (1) Mt 11,26. (2) Mt 26,54. (3) Mc 2,8. (4) Mc 15,39. (5) Lc 1,25. (6) Lc 10,21. (7) Lc 15,7. (8) Lc 24,46. (9) Hnd 20,35. (10) Hnd 27,25. (11) Gal 1,6. (12) 1 Pe 2,15.

Mc 15,39.12. act. ind. aor. 3de pers. enk. εξεπνευσεν = exepneusen (hij ademde uit, hij stierf) van het werkw. εκπνεω = ekpneô (uitademen, sterven). Taalgebruik in het NT : ekpneô (uitademen, sterven). Taalgebruik in Mc : ekpneô (uitademen, sterven). Bijbel (3). Mc (2) : (1) Mc 15,37. (2) Mc 15,39. (3) Lc 23,46.
In deze aor.vorm is pneuma (geest) te horen. Het herinnert aan de nederdaling van de geest over Jezus in Mc 1,10. In Mc 1,10 ontvangt Jezus de geest , in Mc 15,37 blaast hij de geest uit.
In Mc 1,10 scheuren eerst de hemelen open en daalt dan de geest over Jezus neer. In Mc 15,37 - Mc 15,38 blaast Jezus eerst de geest uit en scheurt dan het voorhangsel van de tempel. In Mc 1,10 ziet Jezus beide elementen. In Mc 15,39 bevat het zien van de centurio wellicht de beide elementen..

Mc 15,39.13. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô (zeggen). Taalgebruik in Mc : legô (zeggen). Mc (56). Mc 15 (1) : Mc 15,39.

Mc 15,39.14. Taalgebruik in het NT : alèthôs (waarlijk). Taalgebruik in Mc : alèthôs (waarlijk). Mc (2) : (1) Mc 14,70. (2) Mc 15,39. We zeggen : 't echt waar. Kort uitgedrukt : terecht. Het wijst op een bevestiging. De bevestiging gebeurt op basis van wat gezien wordt : de wijze waarop Jezus stierf.

alèthôs (waarlijk)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  33  15  18  2 : (1) Mc 14,70. (2) Mc 15,39.   15 

Mc 15,39.15. aanwijz. voornaamw. nom. mann. enk. οὑτος = houtos (deze). Taalgebruik in het NT : houtos (deze). Taalgebruik in de LXX : houtos (deze). Taalgebruik in Marcus : houtos (deze). Mc (12) : (1) Mc 2,7. (2) Mc 3,35. (3) Mc 4,41. (4) Mc 6,3. (5) Mc 6,16. (6) Mc 7,6. (7) Mc 9,7. (8) Mc 12,7. (9) Mc 12,10. (10) Mc 13,13. (11) Mc 14,69. (12) Mc 15,39.

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  houtos (deze)  531  345  186  32  12  39  48  35  21  83  131     

- Lat. hic - haec - hoc. Fr. ceci. Ned. deze , dat / dit. D. der - die - das. E. this - that.

Mc 15,39.16. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho. Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
1. nom. m. enk. ho 219 12  13  12  17  18  28  11  16  16  27  21  8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).

Mc 15,39.15. - 16. οὑτος ὁ = houtos ho (deze de). Mc (1) : Mc 7,6. Lc (3) : (1) Lc 14,30. (2) Lc 15,24. (3) Lc 15,30. (4) Lc 18,11.

Mc 15,39.17. nom. mann. enk. ανθρωπος = anthrôpos (mens). Taalgebruik in het NT : anthrôpos (mens). Taalgebruik in de LXX : anthrôpos (mens). Taalgebruik in Mc : anthrôpos (mens). Bijbel (512). OT (394). NT (118). Mc (14) : (1) Mc 1,23. (2) Mc 2,27. (3) Mc 3,1. (4) Mc 4,26. (5) Mc 5,2. (6) Mc 7,11. (7) Mc 8,37. (8) Mc 10,7. (9) Mc 10,9. (10) Mc 12,1. (11) Mc 13,34. (12) Mc 14,13. (13) Mc 14,21. (14) Mc 15,39.

  anthrôpos (mens) bijbel  OT NT  Mt  Mc Lc  Joh  Hnd  Br. Apk syn. ev.
1 nom. mann. enk. anthrôpos 512 394 118 21 14 24 21  10  27  59  80 
  Totaal   1760 1233 527 108 53 94 57  45  145  25  255  312

  anthrôpos (mens) Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15
1 nom. enk. anthrôpos 14 (1) Mc 1,23.   (2) Mc 2,27.   (3) Mc 3,1.   (4) Mc 4,26.   (5) Mc 5,2.   (6) Mc 7,11. (7) Mc 8,37   (8) Mc 10,7. (9) Mc 10,9.     (10) Mc 12,1.   (11) Mc 13,34.   (12) Mc 14,13. (13) Mc 14,21.   (14) Mc 15,39.  
  Totaal   53 10 

- Hebreeuws. אִישׁ = ´îsj (man, ieder). Taalgebruik in Tenakh : ´îsj (man). Getalwaarde : aleph = 1, jod = 10, sjin = 21 of 300 ; totaal : 32 (2² X 2³) of 311 (priemgetal). Structuur : 1 - 1 - 3. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (1023).

Mc 15,39.15. - 17. ὁ ανθρωπος οὑτος = ho anthrôpos houtos (deze mens). Een vorm van het zelfstandig naamwoord ανθρωπος = anthrôpos (mens) , gevolgd door een vorm van het bezittelijk voornaamwoord οὑτος = houtos komt in vele verzen voor. De nom. enk komt in het NT in 9 verzen voor : Mc (1) : Mc 15,39. Lc (2) : (1) Lc 2,25. (2) Lc 23,47. Joh (1) : Joh 9,24. Hnd (5) : (1) Hnd 6,13. (2) Hnd 22,26. (3) Hnd 26,31. (4) Hnd 26,32. (5) Hnd 28,4.
- ὁ ανθρωπος οὑτος = ho anthrôpos houtos of οὑτος ὁ ανθρωπος = houtos ho anthrôpos (deze mens) : in Mc slechts in Mc 15,39. In Mc 14,71 staan de woorden van Petrus : τον ανθρωπον τουτον = ton anthrôpon touton (ik ken die mens niet). De twee zinssneden staan in schril contrast met elkaar. Petrus ontkent die mens te kennen en de Romeinse centurio belijdt : Waarlijk was deze mens een zoon van God.

Mc 15,39.18. nom. mann. enk. υἰος = huios (zoon). Taalgebruik in het NT : huios (zoon). Taalgebruik in de LXX : huios (zoon). Taalgebruik in Mc : huios (zoon). Mc (19). Mc (19) Mc 1,11. (2) Mc 2,10 **. (3) Mc 2,28 **. (4) Mc 3,11 *. (5) Mc 6,3. (6) Mc 8,38 **. (7) Mc 9,7. (8) Mc 9,9 **. (9) Mc 9,31 **. (10) Mc 10,33 **. (11) Mc 10,45 **. (12) Mc 10,46. (13) Mc 12,35. (14) Mc 12,37. (15) Mc 13,32. (16) Mc 14,21 **. (17) Mc 14,41 **. (18) Mc 14,61. (19) Mc 15,39. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Mc (33) , in Mc 1 (2) : (1) Mc 1,1 (gen. huiou). (2) Mc 1,11 (nom. υἰος = huios).

huios (zoon)  enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
nom. mann. enk. huios 885 732 153 42 19 39 26 6 19 2 100 126
totaal 1851 1560 291 69 29 62 51 10 65 5 160 211

  huios (zoon)  enk.. ** Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 5 Mc 6 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15
1 nom. mann. enk. huios 19 1 : Mc 1,11 2 : (1) Mc 2,10 **. (2) Mc 2,28 **. 1 : Mc 3,11 *.   1 : Mc 6,3. 1 : Mc 8,38 **. 3 : (1) Mc 9,7. (2) Mc 9,9 **. (3) Mc 9,31 **. 3 : (1) Mc 10,33 **. (2) Mc 10,45 **. (3) Mc 10,46. 2 : (1) Mc 12,35. (2) Mc 12,37. 1 : Mc 13,32. 3 : (1) Mc 14,21 **.. (2) Mc 14,41 **. (3) Mc 14,61. 1 : Mc 15,39.
  totaal 29 2 **

- Hebreeuws. בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind). Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind). Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is 7. Tenakh (1225). Pentateuch (284). Eerdere Profeten (392). Latere Profeten (231). 12 Kleine Profeten (26). Geschriften (292).
- Lat. filius. Fr. fils. Ned. zoon. D. Sohn. E. son. Arabisch : اِبن = ´ibn (zoon). Taalgebruik in de Qoran : ´ibn (zoon).
Bij de doop van Johannes wordt Jezus als de zoon van God geopenbaard. Het sanhedrin zal Jezus juist om deze bewering veroordelen. Bij het eerste optreden van Jezus heeft reeds een confrontatie plaats. Jezus , vervuld van heilige geest , komt in het aangezicht te staan van een onreine geest die hem zegt : wat is er tussen ons en u , Jezus van Nazaret. Ik weet wie u bent , de heilige van God.

- nom. mann. enk. pais (kind). Taalgebruik in het NT : pais (kind). Taalgebruik in de Septuaginta : pais (kind). Bijbel (87). O.T. (78). Js (10) : (1) Js 20,3. (2) Js 24,2. (3) Js 41,8. (4) Js 41,9. (5) Js 42,1. (6) Js 43,10. (7) Js 44,1. (8) Js 44,2. (9) Js 44,21. (10) Js 52,13. NT (9). Mt (5) o.a. Mt 12,18. Een vorm van pais (kind)in de LXX (470) , in het NT (24). doulos (dienaar). Taalgebruik in het NT : doulos (dienaar). doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta : doulos (dienaar). Een vorm van doulos (dienaar) in de LXX (383) , in het NT (124). Merkwaardig is het gebruik van pais (kind) en doulos (dienaar) in het NT. Er is een duidelijke voorkeur voor doulos (dienaar).
In Mc 1,11 en Lc 3,22 lezen we : su ei ho huios mou (jij bent mijn zoon). `abhëdî (mijn dienaar) kan via de LXX pais (kind) geëvolueerd zijn naar huios (zoon). De idee van Mozes, `èbhèd JHWH (dienaar van JHWH) evoleert naar Jezus , huios theou (zoon van God). Zie ook : Mt 4,10 en Lc 4,8 (verwijzing naar Dt 6,13) waar een vorm van het werkw. `âbhad (werken, dienen) wordt gebruikt. Het getuigenis na de dood van Jezus in Mt 27,54 en Mc 15,39 luidt : deze (mens) was waarlijk zoon van God.
Ons woord 'liturgie' komt van het griekse woord 'leitourgia' samengesteld uit twee delen 'leitos' ('dat wat het volk aangaat') en 'ergon' ('daad, werk') ook eredienst.

Mc 15,39.19. gen. mann. enk. θεου = theou (van God) van het zelfst. naamw. θεος = theos (God). Taalgebruik in het NT : theos (God). Taalgebruik in de LXX : theos (God). Taalgebruik in Mc : theos (God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314). In 4 verzen in Mc , en wel telkens een genitief : (1) Mc 1,1 : huiou theou = van een zoon van een God. (2) Mc 1,14 : to euaggelion tou theou = de goede boodschap van de God. (3) Mc 1,15 : hè basileia tou theou = het koninkrijk van de God. (4) Mc 1,24 : ho hagios tou theou = de heilige van de God.

  theos (God)  Mc   Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn.. ev. Paul. Ap. br.
2 gen. enk.  theou (van God) 31  4 : (1) Mc 1,1. (2) Mc 1,14. (3) Mc 1,15. (4) Mc 1,24. 1 : Mc 2,26. (2) : (1) Mc 3,11. (2) Mc 3,35.   3 : (1) Mc 4,11. (2) Mc 4,26. (3) Mc 4,30. 1 : Mc 5,7.   3 : (1) Mc 7,8. (2) Mc 7,9. (3) Mc 7,13.   1 : Mc 8,33. 2 : (1) Mc 9,1. (2) Mc 9,47. 5 : (1) Mc 10,14. (2) Mc 10,15. (3) Mc 10,23. (4) Mc 10,24. (5) Mc 10,25. 1 : Mc 11,22. 4 : (1) Mc 12,14. (2) Mc 12,17. (3) Mc 12,24. (4) Mc 12,34.   1 : Mc 14,25. 2 : (1) Mc 15,39. (2) Mc 15,43. 1 : Mc 16,19. 1517  876 641  28  31  70 43  56  360   53  129 172 293 67
  Totaal   44    1 4132  2908  1224  44  44  117  76  157  695 91  205 281 576  119 

  theos (God)  Br. Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud  Paul. Ap. br.
2 gen. mann. enk.  theou 360   71  46  33  15  20  10  14  15  15  29  20  29  293 67
  Totaal   695 144  93  70   30  31  23  20  35  17  21  13  12  65  15  36  52  4 576  119 

- Hebreeuws. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4. De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (635). Pentateuch (207). Eerdere Profeten (118). Latere Profeten (39). 12 Kleine Profeten (17). Geschriften (253).
- L. deus , Fr. dieu. De vloek dju. D. Gott. E. God. Ned. God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah).
- Marcus evenals Matteüs gebruiken het woord God relatief weinig , in tegenstelling tot Lucas , de Handelingen maar vooral de Brieven. Als in Marcus het woord God gebruikt wordt is het meestal in de genitief (van God) en behoort God tot een zaak , een persoon of een gebeuren.

Mc 15,39.18. - 19. υἰου θεου = huiou theou (zoon van God). Hapax in Mc. Deze woorden komen slechts in bepaalde handschriften voor en zouden een toevoeging kunnen zijn. Met het zoonschap van God geeft Marcus de 2de verhaallijn aan. Deze verhaallijn kent 7 stappen : (1) de titel. (2) de doop. (3) de verklaring van de onreine geesten. (4) de aanspreking van Jezus door de man met een onreine geest. (5) de transfiguratie. (6) de vraag van de hogepriester bij de ondervraging van Jezus. (7) de geloofsbelijdenis van de honderdman.

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Mc 1,1 Mc 1,11 Mc 3,11 Mc 5,7 Mc 9,7 Mc 14,61 Mc 15,39
 
hoti (dat)        
  su (u) su (u)   houtos (deze) su (u)  
  ei (bent) ei (bent)   estin (is) ei (bent)  
archè tou euaggeliou Ièsou Christou huiou theou (begin van het evangelie van Jezus Christus, zoon van God) ho huios mou (mijn zoon) ho huios tou theou (de zoon van God) Ièsou , huie tou theou ho huios mou (mijn zoon) ho christos, ho huios tou eulogètou (de messias,de zoon van de gezegende) alèthôs houtos ho anthrôpos huios theou èn (waarlijk deze mens was de zoon van God)
  ho agapètos (de beminde)     ho agapètos (de beminde)    
 13. Optreden van Johannes de Doper : Mc 1,1-6 - Mt 3,1-6 - Lc 3,1-6 - 18. Doop van Jezus :Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 - 96. Volkstoeloop en genezingen : Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a 66. Twee bezetenen van Gadara van de demonen bevrijd : Mc 5,1-20 - Mt 8,28-34 - Lc 8,26-39 168. Verheerlijking van Jezus : Mc 9,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - 332. Jezus voor het Sandredin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -

347. Kruisdood van Jezus : Mc 15,33-39 - Mt 27,45-54 - Lc 23,44-48 -

Mc 15,39.20. act. ind. imperf. 3de pers. enk. ην = èn (hij / zij was) van het werkw. ειμι = eimi (zijn) OF betrekkelijk voornaamw. acc. vr. enk. ἡν (die) van het betrekk. voornaamw. ὁς (die). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in de LXX (6947) , in het NT (2450) , in Mc (192).

- Hebreeuws. act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. הָיָה = hâjâh (zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur : 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (332). Pentateuch (52). Eerdere Profeten (111). Latere Profeten (87). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (67).
- werkw. Ned. : zijn. Arabisch : كانَ = kâna (zijn). Taalgebruik in de Qoran : kâna (zijn). D. : sein. E. : to be. E. : to be. Grieks : ειμι = eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Hebreeuws : הָיָה = hâjâh (zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Lat. : esse.

In het intiatieverhaal is de stem gericht naar Jezus zelf (Mc 1,11) : su ei = jij bent. In het transfiguratieverhaal is de stem gericht op toehoorder

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn  OF betrekkelijk voornaamw. acc. vr. enk. ἡν 1506  1120  386  24  38  79  92  63  71  19  141  233     

s , vandaar : houtos estin = deze is. Er zit dus evolutie in het Mcverhaal. Het belijdenisverhaal van de centurio sluit aan op het transfiguratieverhaal : houtos ho anthrôpos... èn = deze mens was. In Mc 15,39 valt op de aanwezigheid van ho anthrôpos = deze mens en de verleden tijd van het werkw. nl. èn = hij was.
Het huios theou (een zoon van een god) sluit aan op het transfiguratieverhaal ho huios mou = mijn zoon , dat gericht is op toehoorders. Om te belijden dat Jezus een zoon van een god is , moet hij dus geluisterd hebben. Naast gezien heeft hij dus ook gehoord. Hij bevestigt wat in Mc 9,7 werd gezegd. deze is mijn zoon de beminde , luistert naar hem.

Mc 15,39.21. nom. mann. enk. υἰος = huios (zoon). Taalgebruik in het NT : huios (zoon). Taalgebruik in de LXX : huios (zoon). Taalgebruik in Mc : huios (zoon). Mc (19). Mc (19) Mc 1,11. (2) Mc 2,10 **. (3) Mc 2,28 **. (4) Mc 3,11 *. (5) Mc 6,3. (6) Mc 8,38 **. (7) Mc 9,7. (8) Mc 9,9 **. (9) Mc 9,31 **. (10) Mc 10,33 **. (11) Mc 10,45 **. (12) Mc 10,46. (13) Mc 12,35. (14) Mc 12,37. (15) Mc 13,32. (16) Mc 14,21 **. (17) Mc 14,41 **. (18) Mc 14,61. (19) Mc 15,39. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Mc (33).

huios (zoon)  enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
nom. mann. enk. huios 885 732 153 42 19 39 26 6 19 2 100 126
totaal 1851 1560 291 69 29 62 51 10 65 5 160 211

huios (zoon)  mv. bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b.
totaal 2499 2432 67 14 4 10 2 11 23 3 28 30  23   

  huios (zoon)  enk.. ** Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 5 Mc 6 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15
1 nom. mann. enk. huios 19 1 : Mc 1,11 2 : (1) Mc 2,10 **. (2) Mc 2,28 **. 1 : Mc 3,11 *.   1 : Mc 6,3. 1 : Mc 8,38 **. 3 : (1) Mc 9,7. (2) Mc 9,9 **. (3) Mc 9,31 **. 3 : (1) Mc 10,33 **. (2) Mc 10,45 **. (3) Mc 10,46. 2 : (1) Mc 12,35. (2) Mc 12,37. 1 : Mc 13,32. 3 : (1) Mc 14,21 **.. (2) Mc 14,41 **. (3) Mc 14,61. 1 : Mc 15,39.
  totaal 29 2 ** 2 

- Hebreeuws. בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind). Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind). Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is 7. Tenakh (1225). Pentateuch (284). Eerdere Profeten (392). Latere Profeten (231). 12 Kleine Profeten (26). Geschriften (292). Gn (85). Gn 21 (7) : (1) Gn 21,2. (2) Gn 21,4. (3) Gn 21,5. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 21,13.
- Lat. filius. Fr. fils. Ned. zoon. D. Sohn. E. son. Arabisch : اِبن = ´ibn (zoon). Taalgebruik in de Qoran : ´ibn (zoon).

Mc 15,39.22. gen. mann. enk. θεου = theou (van God) van het zelfst. naamw. θεος = theos (God). Taalgebruik in het NT : theos (God). Taalgebruik in de LXX : theos (God). Taalgebruik in Mc : theos (God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314). In 4 verzen in Mc , en wel telkens een genitief : (1) Mc 1,1 : huiou theou = van een zoon van een God. (2) Mc 1,14 : to euaggelion tou theou = de goede boodschap van de God. (3) Mc 1,15 : hè basileia tou theou = het koninkrijk van de God. (4) Mc 1,24 : ho hagios tou theou = de heilige van de God.

  theos (God)  Mc   Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn.. ev. Paul. Ap. br.
2 gen. enk.  theou (van God) 31  4 : (1) Mc 1,1. (2) Mc 1,14. (3) Mc 1,15. (4) Mc 1,24. 1 : Mc 2,26. (2) : (1) Mc 3,11. (2) Mc 3,35.   3 : (1) Mc 4,11. (2) Mc 4,26. (3) Mc 4,30. 1 : Mc 5,7.   3 : (1) Mc 7,8. (2) Mc 7,9. (3) Mc 7,13.   1 : Mc 8,33. 2 : (1) Mc 9,1. (2) Mc 9,47. 5 : (1) Mc 10,14. (2) Mc 10,15. (3) Mc 10,23. (4) Mc 10,24. (5) Mc 10,25. 1 : Mc 11,22. 4 : (1) Mc 12,14. (2) Mc 12,17. (3) Mc 12,24. (4) Mc 12,34.   1 : Mc 14,25. 2 : (1) Mc 15,39. (2) Mc 15,43. 1 : Mc 16,19. 1517  876 641  28  31  70 43  56  360   53  129 172 293 67
  Totaal   44    1 4132  2908  1224  44  44  117  76  157  695 91  205 281 576  119 

- Hebreeuws. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4. De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (635). Pentateuch (207). Eerdere Profeten (118). Latere Profeten (39). 12 Kleine Profeten (17). Geschriften (253).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God).

Mc 15,39.21. - 22.



348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,40 - Mc 15,41 -

Mc 15,40 - Mc 15,40 : 348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,40 - Mc 15,41 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:40 �san de kai gunaikes apo makrothen the�rousai en ais kai | mariam | maria | � magdal�n� kai maria � iak�bou tou mikrou kai i�s�tos m�t�r kai sal�m�   40 erant autem et mulieres de longe aspicientes inter quas et Maria Magdalene et Maria Iacobi minoris et Ioseph mater et Salome  Er waren nu ook onder hen (was) en Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus de Kleine en van Joses en Salome,  40 En er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, en van Joses, en Salome;  [40] Op een afstand stonden er ook vrouwen toe te kijken, onder wie Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus de jongere en Joses, en Salome,  [40] Van een afstand keken ook enkele vrouwen toe, onder wie Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome.  40 Maar er zijn ook vrouwen, die van verre toeschouwen, onder wie ook Maria Magdalena en Maria van Jakobus de jongere, en moeder van Joses, en Salome,–  40. Il y avait aussi des femmes qui regardaient à distance, entre autres Marie de Magdala, Marie mère de Jacques le petit et de Joset, et Salomé,  

King James Bible. [40] There were also women looking on afar off: among whom was Mary Magdalene, and Mary the mother of James the less and of Joses, and Salome;
Luther-Bibel. 40 Und es waren auch Frauen da, die von ferne zuschauten, unter ihnen Maria von Magdala und Maria, die Mutter Jakobus' des Kleinen und des Joses, und Salome,

Tekstuitleg van Mc 15,40.

Mc 15,40.1. act. ind. imperf. 3de pers. mv. ησαν = èsan  (zij waren) van het werkw. ειμι = eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX : eimi (zijn). Taalgebruik in Lc : eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn). Mc (16) : (1) Mc 1,16. (2) Mc 2,6. (3) Mc 2,15. (4) Mc 2,18.  (5) Mc 4,1.  (6) Mc 6,31. (7) Mc 6,34. (8) Mc 6,44.  (9) Mc 8,9. (10) Mc 9,4. (11) : Mc 10,32.  (12) Mc 12,20.  (13) (1) Mc 14,4. (14) Mc 14,40. (15) Mc 14,56. (16) Mc 15,40. Lc (22) : (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 2,8. (4) Lc 4,20. (5) Lc 4,25. (6) Lc 4,27. (7) Lc 5,10. (8) Lc 5,17. (9) Lc 5,29. (10) Lc 7,41. (11) Lc 8,2. (12) Lc 8,40. (13) Lc 9,14. (14) Lc 9,30. (15) Lc 9,32. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,1. (18) Lc 20,29. (19) Lc 23,55. (20) Lc 24,10. (21) Lc 24,13. (22) Lc 24,53. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450) , in de LXX (6947).

eimi (zijn) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
imperf. 3de pers. mv. èsan   332  239  93  10  16  22  28  48  56 

      1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.. 12.
  eimi (zijn) Lc Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 14 Lc 15 Lc 20 Lc 23 Lc 24
  act. ind. imperf. 3de pers. mv. èsan   22  (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 2,8. (4) Lc 4,20. (5) Lc 4,25. (6) Lc 4,27. (7) Lc 5,10. (8) Lc 5,17. (9) Lc 5,29. (10) Lc 7,41. (11) Lc 8,2. (12) Lc 8,40. (13) Lc 9,14. (14) Lc 9,30. (15) Lc 9,32. (16) Lc 14,1.          (17) Lc 15,1.   (18) Lc 20,29. (19) Lc 23,55. (20) Lc 24,10. (21) Lc 24,13. (22) Lc 24,53.    

- Hebreeuws : act. ind. perf. 3de pers. mann. mv. הָיוּ = hâjû (zij waren) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur : 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (166). Pentateuch (35). Eerdere Profeten (36). Latere Profeten (43). 12 Kleine Profeten (9). Profeten in totaal (88). Geschriften (43).
- werkw. Ned. : zijn. Arabisch : كانَ = kâna (zijn). Taalgebruik in de Qoran : kâna (zijn).. Verleden tijd 3de pers. mann. mv. كاتوا = kânwâ (zij waren).D. : sein. E. : to be. Fr. : être. Grieks : ειμι = eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Hebreeuws : הָיָה = hâjâh (zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Lat. : esse. Lat. erant (719) van het werkw. esse.
- Het werkw. maakt deel uit van een omschrijving. Het drukt de tijdsduur uit : zij waren benaderende ; zij waren bezig met benaderen. In dit vers wordt beklemtoond dat de tollenaars en de zondaars contact met Jezus zochten. Omschrijvende vorm in Lc in : (1) Lc 1,7. (2) Lc 2,8. (3) Lc 4,20. (4) Lc 5,17. (5) Lc 5,29. (6) Lc 8,2. (7) Lc 8,40. (8) Lc 9,32. (9) Lc 14,1. (10) Lc 15,1. (11) Lc 23,55. (12) Lc 24,13. (13) Lc 24,53. Mc (7) : (1) Mc 2,6. (2) Mc 2,18.  (3) Mc 9,4. (4) Mc 10,32. (5) Mc 14,4. (6) Mc 14,40. (7) Mc 15,40. In Mc 15,40 : èsan... theôrousai (zij waren... kijkende)

Mc 15,40.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d'. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in de LXX : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie aan te duiden. Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

de (echter)   de (echter)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  149 + 2   10  23  13  23  20  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  d'     1         1                 73 50  23  12      19  20 
Totaal                                   6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8
kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7
verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1

Mc 15,40.1. - 2. hèsan de (zij waren echter). Mc (5). In 4 / 7 van de omschrijv. structuur : (1) Mc 2,6. (2) Mc 10,32. (3) Mc 14,4. (4) Mc 15,40 + Mc 8,9

Mc 15,40.3. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,40.4. acc. vr. enk. gunaika (vrouw) van het zelfst. naamw. gunè (vrouw). Taalgebruik in het NT : gunè (vrouw). Taalgebruik in Mc : gunè (vrouw). Hebr. ´isjsjâh. Lat. uxor. Fr. femme (> Lat. femina). Ned. vrouw. D. Frau.
Mc (8) : (1) Mc 6,17. (2) Mc 6,18. (3) Mc 10,2. (4) Mc 10,7. (5) Mc 10,11. (6) Mc 12,19. (7) Mc 12,20. (8) Mc 12,23.

Mc 15,40.5. απο = apo (af, van-weg) ; afkorτing απ' = ap' en αφ' = af'. Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg). Taalgebruik in de LXX : apo (af , van-weg). Taalgebruik in Mc : apo (af , van-weg).Mc 5 (5) : (1) Mc 5,6. (2) Mc 5,17. (3) Mc 5,29. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,35.

  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo 33 1 :  Mc 1,9.   3  (1) Mc 3,7. (2) Mc 3,9. (3) Mc 3,22.   5 : (1) Mc 5,6. (2) Mc 5,17. (3) Mc 5,29. (4) Mc 5,34. (5) Mc 5,35. 2 :   (1) Mc 6,33. (2) Mc 6,43 4  : (1) Mc 7,1. (2) Mc 7,17. (3) Mc 7,28. (4) Mc 7,33. 3 : (1) Mc 8,3. (2) Mc 8,11. (3) Mc 8,15   2 :   (1) Mc 10,6. (2) Mc 10,46. 2   (1) Mc 11,12. (2) Mc 11,13. 3 : (1) Mc 12,2. (2) Mc 12,34. (3) Mc 12,38. 1 : Mc 13,28. 1 : Mc 14,54. 5  : (1) Mc 15,30. (2) Mc 15,32. (3) Mc 15,40. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45. 1 : Mc 16,8. 2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  12  1 : Mc 1,42. 2   (1) Mc 2,20. (2) Mc 2,21.   1 : Mc 4,25.     2   (1) Mc 7,4. (2) Mc 7,6.           2   (1) Mc 13,19. (2) Mc 13,27. 2   (1) Mc 14,35. (2) Mc 14,36. 2   (1) Mc 15,21. (2) Mc 15,38.   567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'                                    183  141  42    19  10  16 
totaal   45    3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Mc 15,40.6. μακροθεν = makrothen (van verre, in de verte). Taalgebruik in het NT : makrothen (van verre, in de verte). Taalgebruik in de LXX : makrothen (van verre, in de verte). Bijbel (49). OT (35). NT (14) : (1) Mt 26,58. (2) Mt 27,55. (3) Mc 5,6. (4) Mc 8,3. (5) Mc 11,13. (6) Mc 14,54. (7) Mc 15,40. (8) Lc 16,23. (9) Lc 18,13. (10) Lc 22,54. (11) Lc 23,49. (12) Apk 18,10. (13) Apk 18,15. (14) Apk 18,17.

Mc 15,40.5. - 6. απο μακροθεν = apo makrothen (van verre, in de verte). LXX (5). NT (9) : (1) Mt 26,58. (2) Mt 27,55. (3) Mc 5,6. (4) Mc 14,54. (5) Mc 15,40. (6) Lc 16,23. (7) Apk 18,10. (8) Apk 18,15. (9) Apk 18,17.

Mc 15,40.12. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47.

Mc 15,40.14. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,40.16. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47. De bijstelling bij Maria (Maria) wordt omsloten door het bepaald lidwoord hè (de) in het begin en het zelfstandig naamwoord mètèr (moeder) op het einde.

Mc 15,40.17. iakôbos (Jakobus). Taalgebruik in het N.T. : iakôbos (Jakobus). Taalgebruik in Mc : iakôbos (Jakobus).

  iakôbos (Jakobus)   Mc Mc 1 Mc 3 Mc 5 Mc 6 Mc 9 Mc 10 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel N.T. Mt Mc Lc Hnd Br. syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. mann. enk. iakôbos            (1) Mc 10,35.   (2) Mc 13,3.         10  10 
3 gen. mann. enk. iakôbou   (1) Mc 1,29 (2) Mc 3,17 (3) Mc 5,37.   (4) Mc 6,3.     (5) Mc 10,41.       (6) Mc 15,40 Mc 16,1 13  13  10  10 
5 acc. nom. enk. iakôbon  (1) Mc 1,19.   (2) Mc 3,17. (3) Mc 3,18.   (4) Mc 5,37   (5) Mc 9,2.       (6) Mc 14,33.       16  16  13  13   
  totaal 15  41  41  15  29  29 

Mc 15,40.20. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,40.21. Iôsètos (van Joses). Taalgebruik : iôsès (Joses). Gen. mann. enk. van Iôsès (Joses). Eigennaam. Deze naam komt slechts driemaal in de bijbel voor : (1) Mc 6,3. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47. Zijn moeder is Maria. Zijn broers zijn Jezus , Jakobus , Judas en Simon.
- Jakobus en Joses worden samen vermeld in (1) Mc 6,3. (2) Mc 15,40.
- In de scènes van de kruisiging , de graflegging en het lege graf komen telkens twee vrouwen voor : Maria Magdalena en Maria , de moeder van... In de scène van de graflegging worden Jakobus en Joses samen vernoemd , in de scène van de graflegging alleen Joses en in de scène van het lege graf alleen Jakobus.

Mc 15,40.22. nom. vr. enk. μητηρ = mètèr (moeder). Taalgebruik in het NT : mètèr (moeder). Taalgebruik in de LXX : mètèr (moeder). Taalgebruik in Mc : mètèr (moeder). Bijbel (94). LXX (63). NT (31). Mc (6) : (1) Mc 3,31. (2) Mc 3,32. (3) Mc 3,33. (4) Mc 3,34. (5) Mc 3,35. (6) Mc 15,40. Een vorm van μητηρ = mètèr in de LXX (338) , in het NT (84).

  mètèr  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. vr. enk. mètèr   94  63  31  6 : (1) Mc 3,31. (2) Mc 3,32. (3) Mc 3,33. (4) Mc 3,34. (5) Mc 3,35. (6) Mc 15,40.   23  29     

Mc 15,40.23. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.


Mc 15,41 - Mc 15,41 : 348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,40 - Mc 15,41 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
15:41 ai ote �n en t� galilaia �kolouthoun aut� kai di�konoun aut� kai allai pollai ai sunanabasai aut� eis ierosoluma   41 et cum esset in Galilaea sequebantur eum et ministrabant ei et aliae multae quae simul cum eo ascenderant Hierosolyma  41 die toen hij in Galilea was hem volgden en hem bedienden; en veel andere (vrouwen) die mee opgegaan waren met hem naar Jeruzalem.  41 Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren.   [41] die Hem waren gevolgd toen Hij in Galilea was en Hem onderhouden hadden, en nog veel andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem waren opgetrokken. [41] Toen hij in Galilea verbleef, waren deze vrouwen hem gevolgd en hadden ze voor hem gezorgd, net als vele andere vrouwen die met hem waren meegereisd naar Jeruzalem.  41 die, toen hij in Galilea was, hem zijn gevolgd en hem hebben bediend, net als vele anderen die met hem mee zijn opgetrokken naar Jeruzalem.   41. qui le suivaient et le servaient lorsqu'il était en Galilée ; beaucoup d'autres encore qui étaient montées avec lui à Jérusalem.  

King James Bible. [41] (Who also, when he was in Galilee, followed him, and ministered unto him;) and many other women which came up with him unto Jerusalem.
Luther-Bibel. 41 die ihm nachgefolgt waren, als er in Galiläa war, und ihm gedient hatten, und viele andere Frauen, die mit ihm hinauf nach Jerusalem gegangen waren.

Tekstuitleg van Mc 15,41.

Mc 15,41.2. hote (toen). Taalgebruik in NT : hote (toen). Taalgebruik in Mc : hote (toen). Voegwoord van tijd. Mc (12) : (1) Mc 1,32. (2) Mc 2,25. (3) Mc 4,6. (4) Mc 4,10. (5) Mc 6,21.   (6) Mc 7,17. (7) Mc 8,19. (8) Mc 8,20. (9) Mc 11,1. (10) Mc 14,12. (11) Mc 15,20. (12) Mc 15,41.

Mc 15,41.1. - 2. kai hote (en toen). Mc (6) : (1) Mc 4,6. (2) Mc 4,10. (3) Mc 7,17. (4) Mc 11,1. (5) Mc 15,20. (6) Mc 15,41.

Mc 15,41.3. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

9. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

12. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik : kai (en) in de LXX. Taalgebruik in Mc : kai (en). Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,41.19. Hierosuluma (Jeruzalem) wordt in de tien verzen in Mc voorafgegaan door een voorzetsel ; in 3 verzen door het voorzetsel apo (van-weg) + gen. (Hierosolumôn) , in 7 door eis (naar) + acc. (Hierosoluma). Taalgebruik in het NT : Hierosoluma (Jeruzalem)  . Taalgebruik in Mc : Hierosoluma (Jeruzalem).
- apo Hierosolumôn (van Jeruzalem). Mc (3) : (1) Mc 3,8. (2) Mc 3,22. (3) Mc 7,1.
- eis Hierosoluma (naar Jeruzalem). Mc (7) : (1) Mc 10,32. (2) Mc 10,33. (3) Mc 11,1. (4) Mc 11,11. (5) Mc 11,15. (6) Mc 11,27. (7) Mc 15,41.

1. Vrouwen zijn getuigen ( marcusevangelie)

Mc 15,40 Mc 15,47 Mc 16,4
  ... de (echter) kai (en)
èsan de... theôrousai (waren echter... toekijkende) etheôroun (zagen zij) anablepsasai theôrousin (opgekeken zien zij)
kai gunaikes (ook vrouwen)    
apo makrothen (van verre)    
  pou tetheitai (waar hij was gelegd) hoti anakekulistai ho lithos (dat de steen is weggerold)
348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12

In de drie teksten staat telkens het werkwoord theôreô : zien, kijken. De vrouwen zijn telkens getuigen: van de kruisdood, de begrafenis en de verrijzenis. Opmerkelijk is de tegenwoordige tijd in Mc 16,4 : theôrousin (zij zien) - Mc 16,1-8 -. Blijkbaar is het een zien dat zich niet louter als een eenmalig feit in het verleden heeft afgespeeld, maar dat zich in de tegenwoordige tijd blijft afspelen nl. zij - de vrouwen - zijn identificatiefiguren waarin toekomstige personen zich herkennen en zien dat de steen is weggerold. Zowel in Mc 14,47 als Mc 16,4 staat de bijzin in de perfectumvorm (om de blijvende toestand uit te drukken). De blijvende toestand van de dood (Mc 15,47) maakt plaats voor de blijvende toestand voor een leven na de dood (Mc 16,4). Bij de synoptici (de evangelisten Marcus, Matteüs en Lucas) is geen enkele van de twaalf apostelen getuige van Jezus'dood, begrafenis en verrijzenis. Bij de evangelist Johannes staat de apostel Johannes onder het kruis. Het is dan wel opmerkelijk dat de dood en de verrijzenis van Jezus zo'n belangrijke rol ging innemen in het eerste christendom.

2. De vrouwen zijn hem gevolgd vanuit Galilea

De evangelist Lucas vermeldt in Lc 8 - Lc 8,1-3 - de vrouwen, die Jezus vanuit Galilea volgen. Marcus en Matteüs doen dat pas later. In al de gevallen wordt Maria Magdalena het eerst genoemd. Ze is dus de vrouwelijke tegenspeler van de eerste mannelijk vermelde Simon Petrus. Maria Magdalena en haar metgezellen zijn getuigen van de verrijzenis maar de apostelen vinden het maar beuzelpraat. Zij zijn de eerste gelovigen en zulllen de mannelijke volgers van Jezus tot geloof brengen. Een aantal keren wordt vermeld dat zij dienden (van het werkwoord diakoneô : dienen).

Lc 8,2 Lc 8,3 Mc 1,29 // Mt 8,15 // Lc 4,39 Lc 10,40 Mc 15 Mc 15,40b Lc 23,49 Lc 23,55
kai gunaikes tines (en bepaalde vrouwen) kai heterai pollai (en vele andere)     40;... kai gunaikes... (ook vrouwen... ) kai allai pollai (en vele andere) kai gunaikes (en de vrouwen) katakolouthèsasai de hai gunaikes (gevolgd zijnde echter de vrouwen)
hai (die) haitines (die)     41a hai (die) hai (die) hai (die) haitines (die)
        hote èn en tèi Galilaiai (toen hij was in Galilea)      
èsan tetherapeuomenai apo pneumatôn ponèrôn kai astheneiôn (waren genezen van slechte geesten en ziekten)       èkolouthoun (volgden) sunanabasai (samen waren opgegaan) sunakolouthousai (die gevolgd waren) èsan sunelèluthuiai (waren meegegaan)
        autôi (hem) autôi (met hem) autôi (met hem) ... autôi (met hem)
          eis hierosoluma (naar Jeruzalem) apo tès Galilaias (vanaf Galilea) ek tès Galilaias (vanuit Galileax)
  dièkonoun (dienden) dièkonei (en zij bediende) hè de Martha periespato peri pollèn diakonian (Martha echter was begaan om de vele bediening) epistasa de eipen kurie, ou melei soi hoti hè adelfè mou monèn me kateleipen diakonein (erbij staande zei ze echter : meester, stoort het u niet dat mijn zus me alleen achterlaat om te bedienen kai dièkonoun (en dienden)      
  autois (hen Mc en Lc : autois (hen) , Mt : autôi (hem)   autôi (hem)      
  ek tôn huparchôntôn autais (uit hun bezittingen)            
124. Vrouwen volgen Jezus : Lc 8,1-3 - Lc 8,1-3 - 124. Vrouwen volgen Jezus : Lc 8,1-3 - Lc 8,1-3 - 58. Genezing van Petrus'schoonmoeder : Mc 1,29-31 // Mt 8,14-15 // Lc 4,38-39 193. Maria en Marta : Lc 10,38-42 348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 // Mt 27,55-56 // Lc 23,49 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - 348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 // Mt 27,55-56 // Lc 23,49 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - 348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 // Mt 27,55-56 // Lc 23,49 - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 - 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a - Mc 15,40-41 - Mt 27,55-56 - Lc 23,49 -

3. De concrete namen van de vrouwen

Mc 15,40 Mc 15,47 Mc 16,1 Lc 8,2 Lc 24,10
en hais (onder wie)       èsan de (het waren echter)
Maria hè Magdalènè (Maria Magdalena) hè de Maria hè Magdalènè (Maria Magdalena echter) (hè) Maria hè Magdalènè (Maria Magdalena) Maria hè kaloumenè Magdalènè (Maria die genoemd wordt Magdalena) hè Magdalènè Maria (Maria Magdalema)
      af'hès daimonia hepta exelèluthei (uit wie hij zeven duivels had uitgedreven)  
kai Maria hè Iakobou tou mikrou kai Iôsètos mètèr (en Maria de moeder van Jacobus de kleine en Ioses) kai Maria hè Iôsètos (en Maria van Ioses kai Maria hè (tou) Iakôbou (en Maria van Jacobus)    
kai Salômè (en Salome)   kai Salômè (en Salome)    
      kai Iôanna gunè Chousa epitropou Hèrôidou (en Joanna, de vrouw van Chusas, de opzichter van Herodes) kai Iôanna (en Joanna)
      kai Sousanna (en Suzanna)  
        kai Maria hè Iakôbou (en Maria van Jacobus)
348 Vrouwen als getuigen van Jezus'dood : Mc 15,40-41 // Mt 27,55-56 // Lc 23,49 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a   351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 124. Vrouwen volgen Jezus : Lc 8,1-3   351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12


349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46 - bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,1 - Mc 15,2-5 - Mc 15,6-14 - Mc 15,15 - Mc 15,16-20 - Mc 15,21 - Mc 15,22-26 - Mc 15,27-32 - Mc 15,33-39 - Mc 15,40-41 -

1. Jozef van Arimatea 2. Pilatus 3. Jozef van Arimatea 4. de vrouwen
Mc 15,42 - Mc 15,43 Mc 15,44 - Mc 15,45 Mc 15,46 Mc 15,47
kai (en) ondanks verandering van personage ho de Pilatos (Pilatus echter) + twee nevenschikkende zinnen drie nevenschikkende zinnen , met elkaar verbonden door kai (en) beginwoord is kai (en) ondanks verandering van personage hè de Maria.... (Maria echter...) de (echter) : verandering van personage

De perikope bestaat uit 6 verzen. Drie verzen beginnen met kai (en) , twee verzen 'beginnen' met de (echter).
Kai (en) wordt negenmaal in deze pericope gebruikt. In Mc 15,42 bij het begin van de pericope. In Mc 15,43 versterkt kai (en) autos (zelf). Mc 15,43 : kai (en) als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen. Mc 15,44 - Mc 15,45 : tweemaal kai (en) om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,46 - Mc 15,47 : driemaal kai (en) ; de eerste maal bij het begin van de zin , de twee andere om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,47 kai (en) tussen twee zinsdelen. - de (echter) wordt tweemaal gebruikt om verandering van personage aan te duiden.

Mc 15,42 - Mc 15,42 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
42Καὶ ἤδη ὀψίας γενομένης, ἐπεὶ ἦν παρασκευή, ἐστιν προσάββατον, 42 et cum iam sero esset factum quia erat parasceve quod est ante sabbatum  42 En toen het al avond werd, daar het voorbereidingsdag was — dat is een vóór-sabbat —,  42 En als het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, welke is de voorsabbat;   [42] En toen het avond geworden was – het was voorbereidingsdag, dat wil zeggen de dag vóór de sabbat –  
[42] Toen de avond al gevallen was (het was de ‘voorbereidingsdag’, dat wil zeggen de dag voor de sabbat), 
42 ¶ Het wordt al laat, en daar het de Voorbereiding is, dat is de vóórsabbat,   42. Déjà le soir était venu et comme c'était la Préparation, c'est-à-dire la veille du sabbat, 

King James Bible. And now when the even was come, because it was the preparation, that is, the day before the sabbath,
Luther-Bibel. 42 Und als es schon Abend wurde und weil Rüsttag war, das ist der Tag vor dem Sabbat,

Tekstuitleg van Mc 15,42. Dit vers Mc 15,42 telt 10 (2 X 5) woorden en 51 (3 X 17) letters. De getalswaarde van Mc 15,42 is 3897 (3 X 3 X 433).

Mc 15,42.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in het NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39. De perikope (Mc 15,42-47) bestaat uit 6 verzen. Drie verzen beginnen met και = kai (en) , twee verzen 'beginnen' met δε = de (echter).
- και = kai (en) wordt negenmaal in deze pericope gebruikt. In Mc 15,42 bij het begin van de pericope. In Mc 15,43 versterkt και = kai (en) αυτος = autos (zelf). Mc 15,43 : και = kai (en) als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen. Mc 15,44 - Mc 15,45 : tweemaal και = kai (en) om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,46 - Mc 15,47 : driemaal και = kai (en) ; de eerste maal bij het begin van de zin , de twee andere om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,47 και = kai (en) tussen twee zinsdelen.
- δε = de (echter) wordt tweemaal gebruikt om verandering van personage aan te duiden.

- Ned. : en. Arabisch : وَ = wa (en). Taalgebruik in de Qoran : wa (en). E. : and. D. : und. Fr. : et. Grieks : και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Hebr. : וְ = wë (en). Lat. : et.

Mc 15,42.2. ηδη (= èdè: reeds, al; bw). Taalgebruik in het NT : èdè (reeds). Mc (7) : (1) Mc 4,37. (2) Mc 6,35. (3) Mc 8,2. (4) Mc 11,11. (5) Mc 13,28. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,44.

èdè (reeds)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  92  36  56  16  15    23  39  12 

Mc 15,42.1. - 2. και ηδη = kai èdè (en reeds). NT (2) : (1) Mc 6,35 (2X). (2) Mc 15,42.
- ηδη δε = èdè de (reeds echter). NT (5) : (1) Mt 3,10. (2) Lc 3,9. (3) Lc 7,6. (4) Joh 4,51. (5) Joh 7,14.

Mc 15,42.3. ὀψίας (= opsias: 's avonds; zn gen vr enk van het zn οψια = opsia: avond). Taalgebruik in het NT : opsia (avond). Taalgebruik in de LXX : opsia (avond). Taalgebruik in Mc : opsia (avond). Bijbel = NT (14). Mt (7) : (1) Mt 8,16. (2) Mt 14,15. (3) Mt 14,23. (4) Mt 16,2. (5) Mt 20,8. (6) Mt 26,20. (7) Mt 27,57. Mc (6) : (1) Mc 1,32. (2) Mc 4,35. (3) Mc 6,47. (4) Mc 11,11. (5) Mc 14,17. (6) Mc 15,42. Joh (1) : Joh 20,19. Synoptici : 1) Mt 8,16 // Mc 1,32. (2) Mt 14,23 // Mc 6,47. (3) Mt 26,20 // Mc 14,17. (4) Mt 27,57 // Mc 15,42.

opsia (avond)   bijbel OT NT Mt Mc Joh syn.  ev. 
nom. + dat. mann. enk. opsia(i) (avond)  1 : Jdt 13,1     1 : Joh 6,16.  
gen. mann. enk. opsias ('s avonds)  14    14  7 : (1) Mt 8,16. (2) Mt 14,15. (3) Mt 14,23. (4) Mt 16,2. (5) Mt 20,8. (6) Mt 26,20. (7) Mt 27,57. 6 : (1) Mc 1,32. (2) Mc 4,35. (3) Mc 6,47. (4) Mc 11,11. (5) Mc 14,17. (6) Mc 15,42. 1 : Joh 20,19. 13 : (1) Mt 8,16 // Mc 1,32. (2) Mt 14,23 // Mc 6,47. (3) Mt 26,20 // Mc 14,17. (4) Mt 27,57 // Mc 15,42   14 
acc. mann. enk. opsian              
totaal 16  15  13  15 
opsias... genomenès       7   5 :  (1) Mc 1,32. (2) Mc 4,35. (3) Mc 6,47. (4). (5) Mc 14,17. (6) Mc 15,42. Niet in (4) Mc 11,11.      

- Hebreeuws. עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond). Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17). Structuur : 7 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (48). Pentateuch (20). Eerdere Profeten (2). Latere Profeten (5). 12 Kleine Profeten (3). Geschriften (18). Gn (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 8,11. (8) Gn 24,11. (9) Gn 24,63. (10) Gn 44,32.
- Ned. : avond. Arabisch : مَسَاء = masâ´ (avond). Taalgebruik in de Qoran : masâ´ (avond). D. : Abend. E. evening. Fr. : soir. Gr. : οψια = opsia (avond). Taalgebruik in het NT : opsia (avond). Hebr. : עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond. Lat. ad vesperas.
- Door het neerdalen en het ondergaan van de zon wordt het avond. Het is hét symbool van overgang.

Mc 15,42.2. - 3. = èdè opsias (reeds avond). Slechts in één vers in de bijbel , in het NT , nl. Mc 15,42.
- = opsias èdè (avond reeds). Slechts in Mc 11,11 (toen het reeds het uur van de avond was).

Mc 15,42.1. - 3. kai èdè opsias (en reeds avond). Slechts in één vers in de bijbel , in het NT , nl. Mc 15,42.
- kai èdè in combinatie met hôra pollè (laat uur). Tweemaal in Mc 6,35.

Mc 15,42.4. γενομένης (= genomenès: geworden; wkw med part aor gen vr enk van het wkw γινομαι = ginomai: gebeuren - stam ge-). Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden). Taalgebruik in Mc : ginomai (worden). Mt (9) : (1) Mt 8,16. (2) Mt 13,21. (3) Mt 14,15. (4) Mt 14,23. (5) Mt 16,2. (6) Mt 20,8. (7) Mt 27,1. (8) Mt 26,20. (9) Mt 27,57. Mc (9). (1) Mc 1,32. (2) Mc 4,17. (3) Mc 4,35. (4) Mc 6,21. (5) Mc 6,35. (6) Mc 6,47. (7) Mc 14,17. (8) Mc 15,33. (9) Mc 15,42. Lc (2) : (1) Lc 4,42. (2) Lc 6,48. Joh (1) : Joh 21,4. Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667).

  ginomai (worden, gebeuren)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
  part. aor. gen. vr. enk. genomenès  41  33  11    20  21 

Mc 15,42.3. - 4. οψιας γενομενης = opsias genomenès (nadat het avond was geworden). NT (12) : (1) Mt 8,16. (2) Mt 14,15. (3) Mt 14,23. (4) Mt 16,2. (5) Mt 20,8. (6) Mt 26,20. (7) Mt 27,57. (8) Mc 1,32. (9) Mc 4,35. (10) Mc 6,47. (11) Mc 14,17. (12) Mc 15,42. + 4 : (1) Mc 4,17. (2) Mc 6,21. (3) Mc 6,35. (4) Mc 15,33.
- οψιας δε γενομενης = opsias de genomenès (nadat het echter avond was geworden). NT (7) : (1) Mt 8,16. (2) Mt 14,15. (3) Mt 14,23. (4) Mt 20,8. (5) Mt 26,20. (6) Mt 27,57. (7) Mc 1,32.
- και οψιας γενομενης = kai opsias genomenès (en nadat het avond was geworden). NT (2) : (1) Mc 6,47. (2) Mc 14,17.
- και... οψιας γενομενης = kai... opsias genomenès (en... nadat het avond was geworden). NT (2) : (1) Mc 4,35. (2) Mc 15,42.
- Hebr. : וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.

Mc 15,42.1. - 4. STAP VOOR STAP !
- Mc 6,35 : kai �d� �ras poll�s genomen�s (en nadat het reeds een laat uur was geworden).
- Mc 15,42 : kai �d� opsias genomen�s (en nadat het reeds avond was geworden).

Mc 15,42.6. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

Mc 15,42.7. παρασκευη = paraskeuè (voorbereiding, maatregelen, dag van voorbereiding voor een feest). Taalgebruik in de Bijbel : paraskeuè (voorbereiding, maatregelen, dag van voorbereiding voor een feest). Bijbel (3) : (1) Mc 15,42. (2) Joh 19,14. (3) Joh 19,31. Een vorm van παρασκευη = paraskeuè in de LXX (3) : (1) Jdt 2,17. (2) Jdt 4,5. (3) 2 Mak 15,21 , in het NT (6) : (1) Mt 27,62. (2) Mc 15,42. (3) Lc 23,54. (4) Joh 19,14. (5) Joh 19,31. (6) Joh 19,42.

Mc 15,42.8. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.


Mc 15,43 - Mc 15,43 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
43ἐλθὼν Ἰωσὴφ [ὁ] ἀπὸ Ἁριμαθαίας εὐσχήμων βουλευτής, ὃς καὶ αὐτὸς ἦν προσδεχόμενος τὴν βασιλείαν τοῦ θεοῦ, τολμήσας εἰσῆλθεν πρὸς τὸν Πιλᾶτον καὶ ᾐτήσατο τὸ σῶμα τοῦ Ἰησοῦ. 43 venit Ioseph ab Arimathia nobilis decurio qui et ipse erat expectans regnum Dei et audacter introiit ad Pilatum et petiit corpus Iesu   43 kwam Jozef van Arimatea, een aanzienlijk raadsheer, die ook zelf het Rijk Gods verwachtend was. Hij durfde het aan bij Pilatus te gaan en vroeg het lichaam van Jezus.  43 Kwam Jozef, die van Arimathea was, een eerlijk raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods was verwachtende, en zich verstoutende, ging hij in tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus.  [43] durfde Jozef van Arimatea, een vooraanstaand lid van de raad, die zelf ook leefde in de verwachting van het koninkrijk van God, het aan om naar Pilatus te gaan en het lichaam van Jezus te vragen.  [43] kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus, die hij om het lichaam van Jezus vroeg.  43 komt Jozef, die van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer; ook híj is iemand die leeft in verwachting van het koninkrijk Gods; hij waagt het om bij Pilatus binnen te komen en vraagt hem om Jezus’ lichaam.   43. Joseph d'Arimathie, membre notable du Conseil, qui attendait lui aussi le Royaume de Dieu, s'en vint hardiment trouver Pilate et réclama le corps de Jésus.  

King James Bible. Joseph of Arimathaea, an honourable counsellor, which also waited for the kingdom of God, came, and went in boldly unto Pilate, and craved the body of Jesus.
Luther-Bibel. 43 kam Josef von Arimathäa, ein angesehener Ratsherr, der auch auf das Reich Gottes wartete, der wagte es und ging hinein zu Pilatus und bat um den Leichnam Jesu.

Tekstuitleg van Mc 15,43. Dit vers Mc 15,43 telt 26 (2 X 13) woorden en 136 (2 X 2 X 2 X 17) letters. De getalwaarde van Mc 15,43 is 16381 (priemgetal)

Mc 15,43.3. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,43.9. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,43.10. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

Mc 15,43.14. acc. vr. enk. basileian (koninkrijk) van het zelfst. naamw. basileia (koninkrijk). Taalgebruik in het NT : basileia (koninkrijk). Taalgebruik in Mc : basileia (koninkrijk).
Mc (9) : (1) Mc 4,30.  2 : (2) Mc 9,1. (3) Mc 9,47. (4) Mc 10,15. (5) Mc 10,23. (6) Mc 10,24. (7) Mc 10,25. (8) Mc 13,8. (9) Mc 15,43.

Mc 15,43.16. act. part. aor. nom. mann. enk. = tolmèsas (durvende) van het werkw. τολμαω = tolmaô (doorstaan, de moed hebben om, wagen, durven). Taalgebruik in de Bijbel : tolmaô (doorstaan, de moed hebben om, wagen, durven). Bijbel (1) : Mc 15,43. Een vorm van in de LXX (7) , in het NT (15) : (1) Mt 22,46. (2) Mc 12,34. (3) Mc 15,43. (4) Lc 20,40. (5) Joh 21,12. (6) Hnd 5,13. (7) Hnd 7,32. (8) Rom 5,7. (9) Rom 15,18. (10) 1 Kor 6,1. (11) 2 Kor 10,2. (12) 2 Kor 10,12. (13) 2 Kor 11,21. (14) Fil 1,14. (15) 1 Jud 1,9.

Mc 15,43.17. ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen (hij ging - naar - binnen). Taalgebruik in NT : eiserchomai (binnengaan). Taalgebruik in Mc : eiserchomai (binnengaan). Mc (5) : (1) Mc 2,26. (2) Mc 3,1. (3) Mc 7,17. (4) Mc 11,11. (5) Mc 15,43.

Mc 15,43.22. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

23. act. ind. aor. 3de pers. enk. è(i)tèsato (zij vroeg) van het werkw. aiteô (vragen, bedelen). Taalgebruik in het NT : aiteô (vragen, bedelen). Taalgebruik in Mc : aiteô (vragen, bedelen).
Mc (2). Verschillende vormen in Mc in '9' verzen : (1) Mc 6,22. (2) Mc 6,23. (3) Mc 6,24.  (4) Mc 6,25. (5) Mc 10,35. (6) Mc 10,38. (7) Mc 11,24. (8) Mc 15,8. (9) Mc 15,43.

Mc 15,43.24. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc 15 (5) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,15. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45.

Mc 15,44 - Mc 15,44 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
44 δὲ Πιλᾶτος ἐθαύμασεν εἰ ἤδη τέθνηκεν, καὶ προσκαλεσάμενος τὸν κεντυρίωνα ἐπηρώτησεν αὐτὸν εἰ πάλαι ἀπέθανεν: 44 Pilatus autem mirabatur si iam obisset et accersito centurione interrogavit eum si iam mortuus esset  verwonderd dat hij al dood was; en hij riep de honderdman bij zich (en) vroeg hem of hij al lang gestorven was.   44 En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was.   [44] Pilatus was verbaasd dat Hij al dood zou zijn, en hij riep de centurio bij zich en vroeg hem of Hij al gestorven was.  [44] Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was,  44 Maar Pilatus is verbaasd: is hij al gestorven? Hij roept de honderdman bij zich en stelt hem de vraag of hij al lang gestorven is.  44. Pilate s'étonna qu'il fût déjà mort et, ayant fait appeler le centurion, il lui demanda s'il était mort depuis longtemps. 

King James Bible. And Pilate marvelled if he were already dead: and calling unto him the centurion, he asked him whether he had been any while dead.
Luther-Bibel. 44 Pilatus aber wunderte sich, daß er schon tot sei, und rief den Hauptmann und fragte ihn, ob er schon lange gestorben sei.

Tekstuitleg van Mc 15,44. Dit vers Mc 15,44 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 91 letters. De getalwaarde van Mc 15,44 is 7837 (17 X 461).

1. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

1. - 2. ho de (hij echter) in Mc 15 (9 / 21 en 9 / 20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,9. (5) Mc 15,12. (6) Mc 15,14. (7) Mc 15,15. (8) Mc 15,37. (9) Mc 15,44.

6. ηδη = èdè (reeds). Taalgebruik in het NT : èdè (reeds). Mc (7) : (1) Mc 4,37. (2) Mc 6,35. (3) Mc 8,2. (4) Mc 11,11. (5) Mc 13,28. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,44.

èdè (reeds)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  92  36  56  16  15    23  39  12 

8. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

9. participium aorist nom. mann. enk. proskalesamenos van het werkw. proskaleomai (bij zich roepen).  Taalgebruik in het NT : proskaleomai (bij zich roepen)  . Taalgebruik in Mc : proskaleomai (bij zich roepen) .
Mc (7) : (1) Mc 3,23. (2) Mc 7,14. (3) Mc 8,1. (4) Mc 8,34. (5) Mc 10,42. (6) Mc 12,43. (7) Mc 15,44. In 6 / 7 is Jezuis onderwerp. In 1 / 7 is het Pilatus (Mc 15,44). In 7 / 7 volgt op het part. proskalesamenos (bij zich geroepen) een lijdend voorwerp.

8. - 9. kai proskalesamenos (en bij zich geroepen). Mc (6 / 7). Niet in Mc 8,1.

11. acc. mann. enk. kenturiôna van het zelfst. naamw. kenturiôn (centurio, honderdman). In het NT slechts in Mc.
Mc (3) : (1) Mc 15,39 : nom. mann. enk. kenturiôn. (2) Mc 15,44 : acc. mann. enk. kenturiôna. (3) Mc 15,45 : gen. mann. enk. kenturiônos.

Mc 15,45 - Mc 15,45 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
45καὶ γνοὺς ἀπὸ τοῦ κεντυρίωνος ἐδωρήσατο τὸ πτῶμα τῷ Ἰωσήφ. 45 et cum cognovisset a centurione donavit corpus Ioseph   En toen hij het te weten gekomen was van de honderdman schonk hij het lijk aan Jozef. 45 En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam.   [45] Toen hij dat van de centurio vernomen had, gaf hij het lijk aan Jozef.  [45] en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef.  45 Na de kennisgeving door de honderdman schenkt hij het lichaam aan Jozef.  45. Informé par le centurion, il octroya le corps à Joseph.  

King James Bible. And when he knew it of the centurion, he gave the body to Joseph.
Luther-Bibel. 45 Und als er's erkundet hatte von dem Hauptmann, gab er Josef den Leichnam.

Tekstuitleg van Mc 15,45. Dit vers Mc 15,45 telt 10 (2 X 5) woorden en 48 (2 X 2 X 2 X 2 X 3) letters. De getalwaarde van Mc 15,45 is 9207 (3 X 3 X 3 X 11 X 31).

Mc 15,45.1. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in het NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39. De perikope (Mc 15,42-47) bestaat uit 6 verzen. Drie verzen beginnen met και = kai (en) , twee verzen 'beginnen' met δε = de (echter).
- και = kai (en) wordt negenmaal in deze pericope gebruikt. In Mc 15,42 bij het begin van de pericope. In Mc 15,43 versterkt και = kai (en) αυτος = autos (zelf). Mc 15,43 : και = kai (en) als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen. Mc 15,44 - Mc 15,45 : tweemaal και = kai (en) om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,46 - Mc 15,47 : driemaal και = kai (en) ; de eerste maal bij het begin van de zin , de twee andere om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,47 και = kai (en) tussen twee zinsdelen.
- δε = de (echter) wordt tweemaal gebruikt om verandering van personage aan te duiden.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

5. gen. mann. enk. kenturiônos van het zelfst. naamw. kenturiôn (centurio, honderdman). In het NT slechts in Mc. Mc (3) : (1) Mc 15,39 : nom. mann. enk. kenturiôn. (2) Mc 15,44 : acc. mann. enk. kenturiôna. (3) Mc 15,45 : gen. mann. enk. kenturiônos.

6. pass. ind. aor. 3de pers. enk. εδωρησατο = edôrèsato (hij / het werd geschonken) van het werkw. δωρεω = dôreô (schenken). Taalgebruik in de Bijbel : dôreô (schenken). Bijbel (2) : (1) Est 8,1. (2) Mc 15,45. Een vorm van δωρεω = dôreô in de LXX (8) , in het NT (3) : (1) Mc 15,45. (2) 2 Pe 1,3. (3) 2 Pe 1,4.

7. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (5) : (1) Mc 15,1. (2) Mc 15,15. (3) Mc 15,38. (4) Mc 15,43. (5) Mc 15,45.

Mc 15,45.10, ιωσηφ = iôsèf (Jozef). Taalgebruik in de LXX : iôsèf (Jozef). Taalgebruik in het NT : iôsèf (Jozef). Gebruik in de bijbel (234) , in de LXX (200) , in het NT (34/35).

  iôsèf  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1    234  200  34  11  21  25   

 

Mc 15,46 - Mc 15,46 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46 - Mc 15,47 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
46καὶ ἀγοράσας σινδόνα καθελὼν αὐτὸν ἐνείλησεν τῇ σινδόνι καὶ ἔθηκεν αὐτὸν ἐν μνημείῳ ἦν λελατομημένον ἐκ πέτρας, καὶ προσεκύλισεν λίθον ἐπὶ τὴν θύραν τοῦ μνημείου. 46 Ioseph autem mercatus sindonem et deponens eum involvit sindone et posuit eum in monumento quod erat excisum de petra et advolvit lapidem ad ostium monumenti  En hij kocht linnen ; hij nam hem (en) wond (hem) in het linnen en legde hem in een grafkamer , die gehouwen was uit de rots ; en hij wentelde een steen voor de deuropening van de grafkamer.   46 En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en leide Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs.  [46] Deze kocht een linnen doek, nam Hem van het kruis af, en wikkelde Hem in het linnen; hij legde Hem in een graf* dat in de rots was uitgehouwen, en hij rolde een steen voor de ingang van het graf.  [46] Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang.  46 Die koopt een lap linnen, neemt hem af, wikkelt hem in het linnen en legt hem neer in een graf dat uitgehakt is in een rotswand. Dan wentelt hij een steen voor de ingang van het graf. 

46. Celui-ci, ayant acheté un linceul, descendit Jésus, l'enveloppa dans le linceul et le déposa dans une tombe qui avait été taillée dans le roc ; puis il roula une pierre à l'entrée du tombeau.

Na het kopen van fijn linnen (en) het afnemen van Jezus wikkelde hij hem in een linnen doek en legde hem neer in een graf die uit een rots was gehouwen en hij rolde een steen bij de deur van het grafmonument
King James Bible. And he bought fine linen, and took him down, and wrapped him in the linen, and laid him in a sepulchre which was hewn out of a rock, and rolled a stone unto the door of the sepulchre.
Luther-Bibel (1984). 46 Und der kaufte ein Leinentuch und nahm ihn ab und wickelte ihn in das Tuch und legte ihn in ein Grab, das war in einen Felsen gehauen, und wälzte einen Stein vor des Grabes Tür.

Mc 15,46 en mnèmeiôi ho èn lelatomèmenon ek petras (in een monument dat uit een rots was uitgehouwen)      
Mt 27,60 en tô kainô autou mnèmeiô o elatomèsen en tè petra (in zijn nieuw monument dat hij in de rots had uitgehouwen).      
         
Gn 50,5 en t� mn�mei� � �ruxa emaut� en g� chanaan ekei me thapseis (in het monument dat ik voor mezelf groef in het land Kanaän , zal je me daar begraven.      
         
Js 22,16 hoti elatomèsas seautôi hôde mnèmeion (omdat je uithouwde voor jezelf hier een monument)
kai epoièsas seautôi en hupsèlôi mnèmeion (en je maakte voor jezelf hogerop een monument)
kai egrapsas seautôi en petrai skènèn ( en je groef voor jezelf in een rots een verblijfplaats).
     
         
         
         

Tekstanalyse van Mc 15,46. Dit vers Mc 15,46 telt 27 (3 X 3 X 3) woorden en 143 (11 X 13) letters. De getalswaarde van Mc 15,46 is 11336 (2 X 2 X 2 X 13 X 109). Mc 15,46 : drie nevenschikkende zinnen, met elkaar verbonden door kai (en). Beginwoord is kai (en) ondanks verandering van personage. Er worden vijf handelingen gegeven; drie hoofdzinnen, twee partipiumzinnen. Het inwikkelen van het lichaam van Jezus in linnen en het rollen van de steen voor het graf geven in twee stappen (gradueel) aan dat Jezus omsloten wordt in het graf. De gedachtenis heeft dan te maken met het graf waarin Jezus ligt en zijn dode lichaam. Die beide 'omsluitingen' zullen stapsgewijze ontsloten worden: eerst het graf en dan het lichaam. De gedachtenis van Jezus is geen zaak van een graf en een dood lichaam. Het heeft te maken met de essentie van Jezus' leven: breken en geven. Het dode lichaam en de gestorven Jezus wordt niet levend. Door te doen wat Jezus deed, komen mensen tot leven en groeien ze tot voller leven. Het is niet omdat ze doen wat Jezus deed, dat ze tot voller leven komen. Het is omdat ze doen wat essentieel is om tot leven te komen. Dat besef, die manier van , had Jezus. Zijn levenswijze kan inspiratie zijn opdat we ook de essentie van het leven ontdekken.
- Volgens Dt 21,23 moet een gehangene aan het hout op dezelfde dag begraven worden; anders wordt de aarde verontreinigd.

Mc 15,46.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in het NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.
De perikope (Mc 15,42-47) bestaat uit 6 verzen. Drie verzen beginnen met και = kai (en) , twee verzen 'beginnen' met δε = de (echter).
- και = kai (en) wordt negenmaal in deze pericope gebruikt. In Mc 15,42 bij het begin van de pericope. In Mc 15,43 versterkt και = kai (en) αυτος = autos (zelf). Mc 15,43 : και = kai (en) als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen. Mc 15,44 - Mc 15,45 : tweemaal και = kai (en) om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,46 - Mc 15,47 : driemaal και = kai (en) ; de eerste maal bij het begin van de zin , de twee andere om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,47 και = kai (en) tussen twee zinsdelen.
- δε = de (echter) wordt tweemaal gebruikt om verandering van personage aan te duiden.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.

Mc 15,46.2. ἀγοράσας (= agorasas: gekocht; wkw act part aor nom mann enk van het wkw αγοραζω = agorazô: kopen). Taalgebruik in het NT : αγοραζω = agorazô (kopen). Taalgebruik in de LXX : αγοραζω = agorazô (kopen). Bijbel (1) : Mc 15,46. Een vorm van αγοραζω = agorazô (kopen) in de LXX (24) , in het NT (30). In deze vorm is het een hapax in de bijbel. In de LXX is αγοραζω = agorazô (kopen) de vertaling van 5 Hebreeuwse werkwoorden. Het is een eerste participiumzin bij het onderwerp.
- act. indic. aor. 3de pers. mv. ηγορασαν = ègorasan (zij kochten) komt in Mt 27,7 (de akker gekocht met het bloedgeld) en Mc 16,1. Slechts in twee verzen in de bijbel.
- Hebreeuws. וַיִּקֵן = wajjiqèn (en hij kocht) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. קָנַה = qânah (verwerven, bezitten, kopen). Taalgebruik in Tenakh : qânâh (verwerven, bezitten, kopen). Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31). Structuur : 1 - 5 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (4) : (1) Gn 33,19. (2) Gn 47,20. (3) 2 S 24,24. (4) 1 K 16,24.
- Lat. mercari. Ned. kopen. D. kaufen. E. to buy. Fr. acheter.

Mc 15,46.3. σινδόνα (= sindona: onderkleed; zn acc mann mv van het zn σινδων = sindôn: linnen weefsel). Taalgebruik in de Bijbel : sindôn (linnen weefsel). Bijbel (3) : (1) Mc 14,51. (2) Mc 14,52. (3) Mc 15,46. Een vorm van σινδων = sindôn in de LXX (3) : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Spr 31,24 , in het NT (6).

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. vr. enk. sindoni     1 : Mt 27,59. 1 : Mc 15,46. 1 : Lc 23,53.         3 : (1) Mt 27,59 // Mc 15,46 // Lc 23,53.    
acc. vr. enk. sindona      3 : (1) Mc 14,51. (2) Mc 14,52. (3) Mc 15,46.              
acc. vr. mv. sindonas  3 : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Spr 31,24.                        
totaal         6      

- Hebreeuws. סָדִין = sâdîn (onderkleed, linnen hemd). Taalgebruik in Tenakh : sâdîn (onderkleed, linnen hemd). Getalwaarde : samekh = 15 of 60 , daleth = 4 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 124 (2² X 31). Structuur : 6 - 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Een vorm van סָדִין = sâdîn in Tenakh (4) : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Js 3,23 . (4) Spr 31,24.
- Latijn. acc. mann. enk. sindonem van het zelfst. naamw. sindon , -onis. Bijbel (2) : (1) Spr 31,24. (2) Mc 15,46.
- Ned. satijn , zijde. Fr. toile = weefsel van linnen , hennep of katoen , afkomstig uit : Lat. tela (tex-la) , texere = weven (Fr. tiser). E. linen. D. Leinentuch. Ned. linnen. Lat. linum (vlas). Gr. lineos. Fr. lin.

Mc 15,46.4. καθελὼν (= kathelôn: afnemend; wkw act part aor nom mann enk van het wkw καθαιρεω = kathaireô: naar beneden nemen, afnemen). Taalgebruik in het NT : kathaireô (afnemen, naar beneden nemen) . Taalgebruik in de LXX : kathaireô (afnemen, naar beneden nemen) . Bijbel (3) : (1) Mc 15,46. (2) Lc 23,53. (3) Hnd 13,19. Een vorm van καθαιρεω = kathaireô in de LXX (95) , in het NT (9) : (1) Mc 15,36. (2) Mc 15,46. (3) Lc 1,52. (4) Lc 12,18. (5) Lc 23,53. (6) Hnd 13,19. (7) Hnd 13,29. (8) Hnd 19,27. (9) 2 Kor 10,5. In de LXX is een vorm van het werkw. καθαιρεω = kathaireô de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden.

5. αυτον (= auton: hem; aanw vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het).

Mc 15,46.6. ἐνείλησεν (= eneilèsen: hij wikkelde in; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ενειλεω = eneileô: inwikkelen). Taalgebruik : eneileô (inwikkelen). Bijbel (1) : Mc 15,46. Een vorm van ενειλεω = eneileô in de LXX (1 : variante lezing in 1 S 21,10) , in het NT (1) : Mc 15,46. Een vorm van het werkw. ειλεω = eileô (oprollen, wikkelen) in LXX (2) : (1) 2 K 2,8. (2) Js 11,5 , in het NT (0).
- In de parallelteksten wordt gebruikt : act. ind. aor. 3de pers. mann. enk. ενετυλιξεν = enetulixen (hij wikkelde in) van het werkw. εντυλισσω = entulissô (inwikkelen). Taalgebruik in de Bijbel : entulissô (inwikkelen). Bijbel (2) : (1) Mt 27,59. (2) Lc 23,53. Een vorm van εντυλισσω = entulissô in de LXX (0) , in het NT (3) : (1) Mt 27,59. (2) Lc 23,53. (3) Joh 20,7 .
- Hebreeuws NBG Lc 23,53 , Van Cangh (2005) , blz. 415. prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. וַיַּעֲטֵהוּ = wajja`ätehû (en hij bedekte) van het werkw. עָטָה = `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken). Taalgebruik in Tenakh : `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken). Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tet = 9 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7). Structuur : 7 - 9 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Niet in Tenakh.
- Latijn. act. ind. aor. 3de pers. enk. involvit (hij wikkelde in) van het werkw. involvere , involvi , involutum (wentelen, rollen, wikkelen in). Bijbel (6) : (1) Ex 14,27. (2) 2 K 2,8. (3) Mt 27,59. (4) Mc 15,46. (5) Lc 2,7. (6) Lc 23,53.
- In 2 K 2,8 neemt Elia zijn profetenmantel en slaat ermee op de Jordaan. Het duidt een exodus , overgang , pesach aan , zoals ook Mozes deed. In Mc 15,46 hebben we met de exodus , pesach van Jezus te maken. Hij maakt de overgang mee. Tussen de dood en de begrafenis heeft een 40dagenperiode van balseming plaats. Het inwikkelen van het lichaam van Jezus in het linnen maakt er een onderdeel van uit. Het vers 2 K 2,8 staat in het verhaal van de tenhemelopneming van Elia. Marcus heeft wel geen verhaal van Jezus' opneming in de hemel , maar Lucas wel , die heel wat gegevens van het Elia-verhaal gebruikt.

7. τῇ (= tè; bep lidw dat vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het).

Mc 15,46.7. dat. mann. enk. σινδονι = sindoni van het zelfst. naamw. σινδων = sindôn (linnen weefsel). Taalgebruik in de Bijbel : sindôn (linnen weefsel). Bijbel (3) : (1) Mt 27,59. (2) Mc 15,46. (3) Lc 23,53. Een vorm van σινδων = sindôn in de LXX (3) : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Spr 31,24 , in het NT (6).

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. vr. enk. sindoni     1 : Mt 27,59. 1 : Mc 15,46. 1 : Lc 23,53.         3 : (1) Mt 27,59 // Mc 15,46 // Lc 23,53.    
acc. vr. enk. sindona      3 : (1) Mc 14,51. (2) Mc 14,52. (3) Mc 15,46.              
acc. vr. mv. sindonas  3 : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Spr 31,24.                        
totaal         6      

- Hebreeuws. סָדִין = sâdîn (onderkleed, linnen hemd). Taalgebruik in Tenakh : sâdîn (onderkleed, linnen hemd). Getalwaarde : samekh = 15 of 60 , daleth = 4 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 124 (2² X 31). Structuur : 6 - 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Een vorm van in Tenakh (4) : (1) Re 14,12. (2) Re 14,13. (3) Js 3,23 . (4) Spr 31,24.
- Latijn. abl. mann. enk. sindone van het zelfst. naamw. sindon , -onis. Bijbel (5) : (1) Mt 27,59. (2) Mc 14,51. (3) Mc 14,52. (4) Mc 15,46. (5) Lc 23,53.
- Ned. satijn , zijde. Fr. toile = weefsel van linnen , hennep of katoen , afkomstig uit : Lat. tela (tex-la) , texere = weven (Fr. tiser). E. linen. D. Leinentuch. Ned. linnen. Lat. linum (vlas). Gr. lineos. Fr. lin.

Mc 15,46.9. και = kai (en). Taalgebruik : kai (en) in het NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Mc (555). Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39. De perikope (Mc 15,42-47) bestaat uit 6 verzen. Drie verzen beginnen met και = kai (en) , twee verzen 'beginnen' met δε = de (echter).
- και = kai (en) wordt negenmaal in deze pericope gebruikt. In Mc 15,42 bij het begin van de pericope. In Mc 15,43 versterkt και = kai (en) αυτος = autos (zelf). Mc 15,43 : και = kai (en) als voegwoord tussen twee nevenschikkende zinnen. Mc 15,44 - Mc 15,45 : tweemaal και = kai (en) om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,46 - Mc 15,47 : driemaal και = kai (en) ; de eerste maal bij het begin van de zin , de twee andere om drie nevenschikkende zinnen met elkaar te verbinden. Mc 15,47 και = kai (en) tussen twee zinsdelen.
- δε = de (echter) wordt tweemaal gebruikt om verandering van personage aan te duiden.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.

Mc 15,46.10. act. ind. aor. 3de pers. enk. εθηκεν = ethèken (hij legde) van het werkw. τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken). Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken). Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken). Bijbel (67). OT (50). NT (11) : (1) Mt 27,60. (2) Mc 15,46. (3) Lc 6,48. (4) Lc 23,53. (5) Joh 19,19. (6) Hnd 4,37. (7) Hnd 5,2. (8) Heb 1,2. (9) 1 Joh 3,16. (10) Apk 1,17. (11) Apk 10,2. Een vorm van τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) in de LXX (558) , in het NT (101).

Mc 15,46.13. dat. onz. enk. μνημειῳ = mnèmeiôi (graf, gedenkteken) van het zelfst. naamw. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf). Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf). Taalgebruik in de LXX : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf). Bijbel (6) : (1) Gn 50,5 : in het graf, dat ik voor mijzelf in het land Kanaän heb uitgegraven, begraaf me daar. (2) Mt 27,60. (3) Mc 6,29. (4) Mc 15,46. (5) Joh 11,17. (6) Joh 20,11. Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37).

Mc 15,46.14. bepaald lidw. nom. mann. enk. ho (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam).
Mc (219). Mc 15 (21) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,8. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,12. (8) Mc 15,14. (9) Mc 15,15. (10) Mc 15,16. (11) Mc 15,22. (12) Mc 15,26. (13) Mc 15,29. (14) Mc 15,32. (15) Mc 15,34. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,42. (19) Mc 15,43. (20) Mc 15,44. (21) Mc 15,46.

Mc 15,46.15. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. èn (hij was) van het werkwoord eimi (zijn). Taalgebruik in het NT : eimi (zijn). Taalgebruik in Mc : eimi (zijn). Hebr. hâjâh. Lat. esse. Fr. être. Ned. zijn. E. to be.Mc 15 (8) : (1) Mc 15,7. (2) Mc 15,25. (3) Mc 15,26. (4) Mc 15,39. (5) Mc 15,41. (6) Mc 15,42. (7) Mc 15,43. (8) Mc 15,46.

Mc 15,46.16. Gr. latomeô (uit steen houwen). Taalgebruik in het NT : latomeô (uit steen houwen). Een vorm van latomeô (uit steen houwen) in de LXX (8) , in het NT (2). Act. ind. aor. 2de pers. enk. elatomèsas (jij houwde uit). Bijbel (1) : Js 22,16. Passief participium perfectum nominatief onzijdig enkelvoud lelatomèmenon (gehouwen). Hapax in de bijbel. In deze vorm slechts in Mc 15,46. Paralleltekst van Mc 15,46 is Mt 27,60 waar we lezen : act. aor. 3de pers. mann. enk. elatomèsen (hij houwde uit). Tenakh (2) : (1) 2 Kr 26,10. (2) Mt 27,60. Passief participium perfectum acc mann mv. lelatomèmenous (uitgehouwen). Bijbel (2) : (1) Dt 6,11. (2) Neh 9,25. Dt 6,11 : lakkous lelatomèmenous (parallel Ne 9,25) hous ouk exelatomèsas (en uitgegraven citernen die je niet uitgroef).
- châtsabh (splijten, hakken, doden). Taalgebruik in Tenakh : châtsabh (splijten, hakken, doden). Getalwaarde : chet = 8 , tsade = 18 of 90 , beth = 2 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 100 (2² X 5²). Structuur : 8 - 9 - 2.
- act. qal perf. 2de pers. mann. enk. châtsabhëthâ (jij hebt gehouwen). Tenakh (2) : (1) Dt 6,11. (2) Js 22,16.

Mc 15,46.18. petras (uit een rots). Genitief vrouwelijk enkelvoud. In veertig verzen in de bijbel. O.T. (36). NT (4).
ek petras (uit een rots). Slechts in Mc 15,46.
- petra (rots) . Taalgebruik : petra (rots). Nominatief en datief vrouwelijk enkelvoud. Het woord komt in 20 verzen in de bijbel voor; in 16 verzen in het O.T. en in 4 verzen in het NT Mt 16,18 : su ei Petros kai epi tautèi tèi petrai (jij bent Petrus en op deze steenrots). Mt 27,60 : ho elatomèsen en tèi petrai (die in de rots was uitgehouwen). Het is de vertaling van het Hebreeuwse sèla`.

Mc 15,46.19. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

Mc 15,46.20. act. indicatief aorist derde persoon enkelvoud προσεκυλισεν = prosekulisen (hij rolde naartoe) van het werkwoord προσκυλιω = proskuliô (ernaartoe rollen). Taalgebruik in de Bijbel : proskuliô (ernaartoerollen). Bijbel (1) : Mc 15,46. Een vorm van προσκυλιω = proskuliô in de LXX (0) , in het NT (2) : (1) Mt 27,60. (2) Mc 15,46.
- Dit werkw. vormt een tegenstelling met het werkw. αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) . Zie het werkw. κυλιω = kuliô (rollen, wentelen). Taalgebruik in de Bijbel : kuliô (rollen). Een vorm van αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) in de LXX (4) : (1) Gn 29,3. (2) Gn 29,8. (3) Gn 29,10. (4) Jdt 13,9 , in het NT (4) : (1) Mt 28,2 : απεκυλισεν = apekulisen (hij rolde weg). (2) Mc 16,3 : αποκυλισει = apokulisei (hij zal wegrollen). (3) Mc 16,4 : αποκεκυλισται = apokekulistai (hij is weggerold). (4) Lc 24,2 : αποκεκυλισμενον apokekulismenon (weggerold). De vorm actief ind. aorist 3de pers. enk. απεκυλισεν = apekulisen (hij rolde weg) van het werkw.
αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) . Zie het werkw. κυλιω = kuliô (rollen, wentelen). Taalgebruik in de Bijbel : kuliô (rollen). Slechts in Gn 29,10 en Mt 28,2.
- Hebreeuws NBG Mc 15,46 / Mt 28,2. וַיָּגֶל = wajjâgèl (en hij rolde weg) < prefix verbindingswoord wë + actief. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen). Taalgebruik : gâlal (rollen, wentelen). Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7). Structuur : 3 - 3 - 3. De som van de elementen is telkens 9. o.a. : Gn 29,10.

Mc 15,47 - Mc 15,47 : 349. Begrafenis van Jezus - Mc 15,42-47 - Mt 27,57-61 - Lc 23,50-56a -- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 15 -- Mc 15,42 - Mc 15,43 - Mc 15,44 - Mc 15,45 - Mc 15,46 - Mc 15,47 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de J�rusalem
  47 Maria autem Magdalene et Maria Ioseph aspiciebant ubi poneretur   47 Maria Magdalena nu en Maria van Joses zagen waar hij was neergelegd.  47 En Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd.   [47] Maria van Magdala en Maria van Joses keken toe waar Hij werd neergelegd.  [47] Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.  47 En Maria Magdalena en Maria van Joses hebben als toeschouwers gezien waar hij is neergelegd.   47. Or, Marie de Magdala et Marie, mère de Joset, regardaient où on l'avait mis.  

King James Bible. And Mary Magdalene and Mary the mother of Joses beheld where he was laid.
Luther-Bibel. 47 Aber Maria von Magdala und Maria, die Mutter des Joses, sahen, wo er hingelegt wurde.

Tekstuitleg van Mc 15,47. Dit vers Mc 15,47 telt 11 woorden en 43 letters. De getalwaarde van Mc 15,47 is 4147 (11 X 13 X 29). Andere versie : 12 woorden en 26 lettergrepen.

1. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47.

2. de (echter). Taalgebruik in het NT : de (echter). Taalgebruik in Mc : de (echter). Het staat steeds als tweede woord in de zin. Het kan een lichte tegenstelling aanduiden. Om verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden.
Mc (149 + 2). Mc (20) : (1) Mc 15,2. (2) Mc 15,4. (3) Mc 15,5. (4) Mc 15,6. (5) Mc 15,7. (6) Mc 15,9. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,15. (12) Mc 15,16. (13) Mc 15,23. (14) Mc 15,25. (15) Mc 15,36. (16) Mc 15,37. (17) Mc 15,39. (18) Mc 15,40. (19) Mc 15,44. (20) Mc 15,47.

4. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47.

6. kai (en). Taalgebruik : kai (en) in NT. Taalgebruik in Mc : kai (en). Nevenschikkend voegwoord. Hebr. : waw (verbindingshaak). L. : et. Fr. : et. N. : en. E. : and. D. und.
Mc 15. Van de 47 verzen niet in 14 verzen : (1) Mc 15,4. (2) Mc 15,5. (3) Mc 15,6. (4) Mc 15,7. (5) Mc 15,9. (6) Mc 15,10. (7) Mc 15,11. (8) Mc 15,12. (9) Mc 15,13. (10) Mc 15,14. (11) Mc 15,28. (12) Mc 15,30. (13) Mc 15,37. (14) Mc 15,39.

8. bep. lidw. nom. vr. enk. hè (de). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord. Gr. to.. , tè... N. : de. E. : the. D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam). Mc 15 (3) : (1) Mc 15,26. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47.

9. Iôsètos (van Joses). Taalgebruik : iôsès (Joses). Gen. mann. enk. van Iôsès (Joses). Eigennaam. Deze naam komt slechts driemaal in de bijbel voor : (1) Mc 6,3. (2) Mc 15,40. (3) Mc 15,47. Zijn moeder is Maria. Zijn broers zijn Jezus , Jakobus, Judas en Simon.
- Jakobus en Joses worden samen vermeld in (1) Mc 6,3. (2) Mc 15,40.
- In de scènes van de kruisiging , de graflegging en het lege graf komen telkens twee vrouwen voor : Maria Magdalena en Maria , de moeder van... In de scène van de graflegging worden Jakobus en Joses samen vernoemd , in de scène van de graflegging alleen Joses en in de scène van het lege graf alleen Jakobus.


- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


Griekse tekst

1Καὶ εὐθὺς πρωῒ συμβούλιον ποιήσαντες οἱ ἀρχιερεῖς μετὰ τῶν πρεσβυτέρων καὶ γραμματέων καὶ ὅλον τὸ συνέδριον δήσαντες τὸν Ἰησοῦν ἀπήνεγκαν καὶ παρέδωκαν Πιλάτῳ. 2καὶ ἐπηρώτησεν αὐτὸν ὁ Πιλᾶτος, Σὺ εἶ ὁ βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων; ὁ δὲ ἀποκριθεὶς αὐτῷ λέγει, Σὺ λέγεις. 3 καὶ κατηγόρουν αὐτοῦ οἱ ἀρχιερεῖς πολλά. 4ὁ δὲ Πιλᾶτος πάλιν ἐπηρώτα αὐτὸν λέγων, Οὐκ ἀποκρίνῃ οὐδέν; ἴδε πόσα σου κατηγοροῦσιν. 5ὁ δὲ Ἰησοῦς οὐκέτι οὐδὲν ἀπεκρίθη, ὥστε θαυμάζειν τὸν Πιλᾶτον. 6Κατὰ δὲ ἑορτὴν ἀπέλυεν αὐτοῖς ἕνα δέσμιον ὃν παρῃτοῦντο. 7ἦν δὲ ὁ λεγόμενος Βαραββᾶς μετὰ τῶν στασιαστῶν δεδεμένος οἵτινες ἐν τῇ στάσει φόνον πεποιήκεισαν. 8καὶ ἀναβὰς ὁ ὄχλος ἤρξατο αἰτεῖσθαι καθὼς ἐποίει αὐτοῖς. 9ὁ δὲ Πιλᾶτος ἀπεκρίθη αὐτοῖς λέγων, Θέλετε ἀπολύσω ὑμῖν τὸν βασιλέα τῶν Ἰουδαίων; 10ἐγίνωσκεν γὰρ ὅτι διὰ φθόνον παραδεδώκεισαν αὐτὸν οἱ ἀρχιερεῖς. 11οἱ δὲ ἀρχιερεῖς ἀνέσεισαν τὸν ὄχλον ἵνα μᾶλλον τὸν Βαραββᾶν ἀπολύσῃ αὐτοῖς. 12ὁ δὲ Πιλᾶτος πάλιν ἀποκριθεὶς ἔλεγεν αὐτοῖς, Τί οὖν [θέλετε] ποιήσω [ὃν λέγετε] τὸν βασιλέα τῶν Ἰουδαίων; 13οἱ δὲ πάλιν ἔκραξαν, Σταύρωσον αὐτόν. 14ὁ δὲ Πιλᾶτος ἔλεγεν αὐτοῖς, Τί γὰρ ἐποίησεν κακόν; οἱ δὲ περισσῶς ἔκραξαν, Σταύρωσον αὐτόν. 15ὁ δὲ Πιλᾶτος βουλόμενος τῷ ὄχλῳ τὸ ἱκανὸν ποιῆσαι ἀπέλυσεν αὐτοῖς τὸν Βαραββᾶν, καὶ παρέδωκεν τὸν Ἰησοῦν φραγελλώσας ἵνα σταυρωθῇ. 16Οἱ δὲ στρατιῶται ἀπήγαγον αὐτὸν ἔσω τῆς αὐλῆς, ὅ ἐστιν πραιτώριον, καὶ συγκαλοῦσιν ὅλην τὴν σπεῖραν. 17καὶ ἐνδιδύσκουσιν αὐτὸν πορφύραν καὶ περιτιθέασιν αὐτῷ πλέξαντες ἀκάνθινον στέφανον: 18καὶ ἤρξαντο ἀσπάζεσθαι αὐτόν, Χαῖρε, βασιλεῦ τῶν Ἰουδαίων: 19καὶ ἔτυπτον αὐτοῦ τὴν κεφαλὴν καλάμῳ καὶ ἐνέπτυον αὐτῷ, καὶ τιθέντες τὰ γόνατα προσεκύνουν αὐτῷ. 20καὶ ὅτε ἐνέπαιξαν αὐτῷ, ἐξέδυσαν αὐτὸν τὴν πορφύραν καὶ ἐνέδυσαν αὐτὸν τὰ ἱμάτια αὐτοῦ. καὶ ἐξάγουσιν αὐτὸν ἵνα σταυρώσωσιν αὐτόν. 21Καὶ ἀγγαρεύουσιν παράγοντά τινα Σίμωνα Κυρηναῖον ἐρχόμενον ἀπ' ἀγροῦ, τὸν πατέρα Ἀλεξάνδρου καὶ Ῥούφου, ἵνα ἄρῃ τὸν σταυρὸν αὐτοῦ. 22καὶ φέρουσιν αὐτὸν ἐπὶ τὸν Γολγοθᾶν τόπον, ὅ ἐστιν μεθερμηνευόμενον Κρανίου Τόπος. 23καὶ ἐδίδουν αὐτῷ ἐσμυρνισμένον οἶνον, ὃς δὲ οὐκ ἔλαβεν. 24καὶ σταυροῦσιν αὐτὸν καὶ διαμερίζονται τὰ ἱμάτια αὐτοῦ, βάλλοντες κλῆρον ἐπ' αὐτὰ τίς τί ἄρῃ. 25ἦν δὲ ὥρα τρίτη καὶ ἐσταύρωσαν αὐτόν. 26καὶ ἦν ἡ ἐπιγραφὴ τῆς αἰτίας αὐτοῦ ἐπιγεγραμμένη, Ὁ βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων. 27Καὶ σὺν αὐτῷ σταυροῦσιν δύο λῃστάς, ἕνα ἐκ δεξιῶν καὶ ἕνα ἐξ εὐωνύμων αὐτοῦ. 28Καὶ 29οἱ παραπορευόμενοι ἐβλασφήμουν αὐτὸν κινοῦντες τὰς κεφαλὰς αὐτῶν καὶ λέγοντες, Οὐὰ ὁ καταλύων τὸν ναὸν καὶ οἰκοδομῶν ἐν τρισὶν ἡμέραις, 30σῶσον σεαυτὸν καταβὰς ἀπὸ τοῦ σταυροῦ. 31ὁμοίως καὶ οἱ ἀρχιερεῖς ἐμπαίζοντες πρὸς ἀλλήλους μετὰ τῶν γραμματέων ἔλεγον, Ἄλλους ἔσωσεν, ἑαυτὸν οὐ δύναται σῶσαι: 32ὁ Χριστὸς ὁ βασιλεὺς Ἰσραὴλ καταβάτω νῦν ἀπὸ τοῦ σταυροῦ, ἵνα ἴδωμεν καὶ πιστεύσωμεν. καὶ οἱ συνεσταυρωμένοι σὺν αὐτῷ ὠνείδιζον αὐτόν. 33Καὶ γενομένης ὥρας ἕκτης σκότος ἐγένετο ἐφ' ὅλην τὴν γῆν ἕως ὥρας ἐνάτης. 34καὶ τῇ ἐνάτῃ ὥρᾳ ἐβόησεν ὁ Ἰησοῦς φωνῇ μεγάλῃ, Ελωι ελωι λεμα σαβαχθανι; ὅ ἐστιν μεθερμηνευόμενον Ὁ θεός μου ὁ θεός μου, εἰς τί ἐγκατέλιπές με; 35καί τινες τῶν παρεστηκότων ἀκούσαντες ἔλεγον, Ἴδε Ἠλίαν φωνεῖ. 36δραμὼν δέ τις [καὶ] γεμίσας σπόγγον ὄξους περιθεὶς καλάμῳ ἐπότιζεν αὐτόν, λέγων, Ἄφετε ἴδωμεν εἰ ἔρχεται Ἠλίας καθελεῖν αὐτόν. 37ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀφεὶς φωνὴν μεγάλην ἐξέπνευσεν. 38Καὶ τὸ καταπέτασμα τοῦ ναοῦ ἐσχίσθη εἰς δύο ἀπ' ἄνωθεν ἕως κάτω. 39Ἰδὼν δὲ ὁ κεντυρίων ὁ παρεστηκὼς ἐξ ἐναντίας αὐτοῦ ὅτι οὕτως ἐξέπνευσεν εἶπεν, Ἀληθῶς οὗτος ὁ ἄνθρωπος υἱὸς θεοῦ ἦν. 40*)=ησαν δὲ καὶ γυναῖκες ἀπὸ μακρόθεν θεωροῦσαι, ἐν αἷς καὶ Μαρία ἡ Μαγδαληνὴ καὶ Μαρία ἡ Ἰακώβου τοῦ μικροῦ καὶ Ἰωσῆτος μήτηρ καὶ Σαλώμη, 41αἳ ὅτε ἦν ἐν τῇ Γαλιλαίᾳ ἠκολούθουν αὐτῷ καὶ διηκόνουν αὐτῷ, καὶ ἄλλαι πολλαὶ αἱ συναναβᾶσαι αὐτῷ εἰς Ἱεροσόλυμα. 42Καὶ ἤδη ὀψίας γενομένης, ἐπεὶ ἦν παρασκευή, ὅ ἐστιν προσάββατον, 43ἐλθὼν Ἰωσὴφ [ὁ] ἀπὸ Ἁριμαθαίας εὐσχήμων βουλευτής, ὃς καὶ αὐτὸς ἦν προσδεχόμενος τὴν βασιλείαν τοῦ θεοῦ, τολμήσας εἰσῆλθεν πρὸς τὸν Πιλᾶτον καὶ ᾐτήσατο τὸ σῶμα τοῦ Ἰησοῦ. 44ὁ δὲ Πιλᾶτος ἐθαύμασεν εἰ ἤδη τέθνηκεν, καὶ προσκαλεσάμενος τὸν κεντυρίωνα ἐπηρώτησεν αὐτὸν εἰ πάλαι ἀπέθανεν: 45καὶ γνοὺς ἀπὸ τοῦ κεντυρίωνος ἐδωρήσατο τὸ πτῶμα τῷ Ἰωσήφ. 46καὶ ἀγοράσας σινδόνα καθελὼν αὐτὸν ἐνείλησεν τῇ σινδόνι καὶ ἔθηκεν αὐτὸν ἐν μνημείῳ ὃ ἦν λελατομημένον ἐκ πέτρας, καὶ προσεκύλισεν λίθον ἐπὶ τὴν θύραν τοῦ μνημείου. 47ἡ δὲ Μαρία ἡ Μαγδαληνὴ καὶ Μαρία ἡ Ἰωσῆτος ἐθεώρουν ποῦ τέθειται.