LUCASEVANGELIE , ZESIENDE HOOFDSTUK , LC 16 -
- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16 -
- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -- Lc 16,1-13 --

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

Bijbeluitleg per pericope - Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -
Uitleg hoofdstuk per hoofdstuk : Lc 1 - Lc 2 - Lc 3 - Lc 4 - Lc 5 - Lc 6 - Lc 7 - Lc 8 - Lc 9 - Lc 10 - Lc 11 - Lc 12 - Lc 13 - Lc 14 - Lc 15 - Lc 16 - Lc 17 - Lc 18 - Lc 19 - Lc 20 - Lc 21 - Lc 22 - Lc 23 - Lc 24 -
Tekstuitleg vers per vers : - Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 - Lc 16,10 - Lc 16,11 - Lc 16,12 - Lc 16,13 - Lc 16,14 - Lc 16,15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18 - Lc 16,19 - Lc 16,20 - Lc 16,21 - Lc 16,22 - Lc 16,23 - Lc 16,24 - Lc 16,25 - Lc 16,26 - Lc 16,27 - Lc 16,28 - Lc 16,29 - Lc 16,30 - Lc 16,31 -
Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
http://www.beleven.org/            
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur : - S/Preekwijzer -
Liturgisch gebruik
- Lc 16,1-13 : 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar .
- Lc 16,19-31 : 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar .
-
Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het zestiende hoofdstuk van het Lucasevangelie :
241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc 16,1-9
242. Betrouwbaarheid : Lc 16,10-12
243. Geen twee heren dienen : Lc 16,13 - Mt 6,24
244. De zelfrechtvaardiging van de Farizeeën veroordeeld : Lc 16,14-15
245. Overweldiging van het Rijk Gods : Lc 16,16 - Mt 11,12-15 - Mt 11,12-15
246. Onvergankelijkheid van de Wet : Lc 16,17
247. Echtscheiding : Lc 16,18ab : Lc 16,18ab
248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31

Evangelie op de 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar . Lc 16,1-13 . Lc 16,1-13 .
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: "Er was eens en rijk man. Hij had een rentmeester die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig. Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig. De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht. Zo zeg Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen – u in de eeuwige tenten opnemen. Wie betrouwbaar is in het kleinste is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote. Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest met betrekking tot de onrechtvaardige mammon, wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen? Als ge niet betrouwbaar zijt geweest in het beheren van andermans goed, wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen? Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon."

241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc 16,1-9 - Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -

- Schramm, Tim and Kathrin Löwenstein. Unmoralische Helden. Antstößige Gleichnisse Jesu. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1986. ISBN 3-525-53575-9 [11 IOF 196] . <15:> 1. Der kluge Verwalter (Lk 16,1-13) . Webpagina : http://www.uni-essen.de/Ev-Theologie/courses/course-stuff/lit-schramm-unmoralische021verwalter.htm .
- Vooreerst trachten we de structuur van de tekst te achterhalen. Een hulpmiddel daartoe kan bestaan in het bekijken van de dialogen.

Lc 16,2 : eigenaar Lc 16,2 : rentmeester Lc 16,5 : de rentmeester aan de eerste schuldenaar Lc 16,6a :de eerste schuldenaar Lc 16,6c : de rentmeester aan de eerste schuldenaar Lc 16,7a : de rentmeester aan de tweede schuldenaar Lc 16,7c : de tweede schuldenaar Lc 16,7e
kai (en)     ho de (hij echter) ho de (hij echter) epeita (daarna) ho de (hij echter)  
fônèsas auton (geroepen hem)              
eipen (zei hij) eipen de en heautôi (zei echter in zichzelf) ho oikonomos (de rentmeester) elegen (zei hij) eipen (zei) eipen (zei) heterôi eipen (zei hij tot een ander) eipen (zei) legei (hij zegt)
autôi (aan hem)   tôi prôtôi (aan de eerste)   autôi (aan hem)     autôi (aan hem)

Het verhaal van de onverstandige rijke (Lc 12,16-21) gelijkt in opbouw op dat van de onrechtvaardige rentmeester . Wat doet de rentmeester met het bezit dat bij de anderen belegd is ? Hij vermindert hun schuld . Daardoor worden de schuldenaars wat minder arm en de schuldeiser wat minder rijk en worden de bezittingen wat beter verdeeld . De onrechtvaardige rentmeester geeft op een onrechtvaardige wijze een deel van het bezit van zijn meester weg.
De gelijkenis tussen het verhaal van Lc 15,11-32 en Lc 16,1-9 bestaat erin dat de vader - of de eigenaar niet boos worden dat het bezit verkwist is. Zowel de vader als de eigenaar hebben aandacht voor wat erna gebeurt: de bekering van de zoon, de kwijtschelding van een gedeelte van de schuld (ofschoon het om het bezit van de eigenaar gaat).
De onverstandige rijke (Lc 12,16-21) dacht op rozen te kunnen slapen . Hij beschouwde zich als een trotse bezitter van vele rijkdommen . Maar in feite is hij maar een vruchtgebruiker , een rentmeester . En daarin gelijken het verhaal van de onverstandige rijke en de verstandige rentmeester op elkaar . De ene is onverstandig (Lc 12,20 : afrôn : onverstandige) . De andere is verstandig (Lc 16,8) hoti fronimôs epoièsen : omdat hij op een verstandige wijze handelde , in die zin dat hij zich bewust is van zijn rentmeesterschap en zich ervan bewust is dat niets hem toebehoort en dat hij niets zal hebben wanneer hij van zijn rentmeesterschap zal ontslagen worden . Dan zal hij moeten leven van de gastvrijheid van anderen . Zo'n houding prijst Jezus . Want dat is de wijze waarop Jezus en zijn leerlingen leven : niets bezitten en vertrouwen op de gastvrijheid van anderen .

Lc 15,11 Lc 16,1 Lc 12,16
eipen de (hij zei echter) elegen de kai pros tous mathètas (hij zei echter ook tot zijn leerlingen) eipen de parabolèn pros autous legôn (hij zei echter een parabel tot hen zeggende)
anthrôpos tis (een bepaalde mens) anthrôpos tis èn plousios (een bepaalde mens was rijk) anthrôpou tinos plousiou (van een bepaalde rijke mens)...
eichen duo huious (had twee zonen)... hos eichen oikonomon (die had de economie - huishouden - beheer)  
Lc 15,13 : kai ekei dieskorpisen tèn ousian autou (en daar verkwiste hij zijn bezit) hôs diaskorpizôn ta huparchonta autou (als verkwistende zijn goederen)  
  Lc 16,3 : eipen de en heautôi ho oikonomos (de beheerder echter zei bij zichzelf) kai dielogizeto en heautôi legôn (hij overlegde bij zichzelf zeggende)
  tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...)
  uitvoering uitvoering
240. Gelijkenis van de verloren zijn : Lc 15,11-32  241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc 16,1-9 211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21 

Wat moet ik doen ? vinden we terug bij de prediking van Johannes de Doper , Jezus, Petrus en Paulus .

Lc 3,8 - Mt 3,7-10 - Lc 3,7-9 - Lc 3,10-11 - Lc 3,10-14 - Lc 3,12-13 Lc 3,14
  tí (wat) oun (derhalve)  didaskale, tí (leermeester, wat tí (wat)
poièsate oun karpous... (brengt derhalve vruchten voort...) poièsômen (moeten wij doen)  poièsômen (moeten wij doen) poièsômen (moeten wij doen)
14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper : Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 - Mt 3,7-10 - Lc 3,7-9 -  15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14 - Lc 3,10-14 -    

 

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Mc 10,17 // Mt 19,16 // Lc 18,18 - Mc 10,17-22 - Mt 19,16 // Mc 10,17 // Lc 18,18 - Mt 19,16-22 - Lc 18,18 // Mc 10,17 // Mt 19,16 - Lc 18,18-23 - Lc 10,25 - Lc 10, 25-28 - Hnd 2,37 - Hnd 2,14-40 - Hnd 9,6 - Hnd 9,1-22 - Hnd 16,30  - Hnd 16,11-40 - Hnd 22,10 - Hnd 21,37-22,21
didaskale agathe (goede leermeester) didaskale (leermeester) didaskale agathe (goede leermeester) didaskale (leermeester)   kai lalèthèsetai soi (en er zal u gezegd worden)    
tí (wat) tí agathon (wat goeds) tí (door wat) tí (door wat) tí (wat) ho ti (wat) tí (wat)   tí (wat)
poièsoo (zal ik doen) poièsoo (zal ik doen) poièsas (te doen) poièsas (te doen) poièsômen se dei poein (je moet doen) me dei poiein (is nodig dat ik doe)   poièsô (zal / moet ik doen?)
(hina) opdat (hina) opdat          hina (opdat)  
zôèn aiônion (eeuwig leven) schô zôèn aiônion (ik zou hebben leven leven) zôèn aiônion (eeuwig leven) zôèn aiônion (eeuwig leven)        
klèronomèsô (ik zal beërven)   klèronomèsô (ik zal beërven) klèronomèsô (ik zal beërven)     sôthô (ik word gered)   
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 // Mt 22,34-40 // Lc 20,39-40  Hnd 2,14-40 : toespraak van Petrus Hnd 9,1-22 : Saulus in Damascus  Hnd 16,11-40 : in Filippi  Hnd 21,37-22,21 : verdedigingsrede tegenover het volk

 

Lc 3,11b1 - Lc 3,11b -  Lc 3,11b2 - Lc 3,11b -  Mc 10,21 - Mc 10,17-22 -  Mt 19,21 - Mt 19,16-22 -  Lc 18,22 - Lc 18,18-23 - Mc 10,22 + Mt 19,22 - Mc 10,17-22 - - Mt 19,16-22 - Lc 18,23 - Lc 18,18-23 - Lc 12,33 - Lc 12,33-34 - Lc 10,28  - Lc 10, 25-28 -  Lc 10,37 - Lc 10,29-37 -
    kai (en)                
ho echoon (wie heeft)  ho echoon (wie heeft) hosa echeis ( wat jij hebt)    panta hosa echeis ( al wat jij hebt)   èn gar echôn (hij was immers hebbende)  èn gar (hij was immers)      
duo chitônas (twee lijfrokken)  brômata (voedsel)        ktèmata polla (vele bezittingen)  plousios sfodra (geweldig rijk)      
    pôlèson (verkoop het)   pôlèson sou ta huarchonta (verkoop jouw bezittingen) pôlèson (verkoop het)       pôlèsate ta huarchonta humôn (verkoopt uw bezitiingen)    
metadotô (overhandige het)  homoiôs poieitô (doet evenzo) kai dos (en geef het)    kai dos (en geef het) kai diados (en verdeel het)        kai dote eleèmosunèn (en geeft aalmoes)  touto poiei (doet dit)  kai su poiei homoiôs (en doe gij evenzo)
tôi mè echonti (aan de niet hebbende)   tois ptôchois (aan de armen)    ptôchois (aan de armen) ptôchois (aan armen)            
                 kai zèisièi (en gij zult leven)  
 15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  213. Een onuitputtelijke schat in de hemelen : Lc 12,33-34 // (Mt 6,19-21) 191. Vraag naar het grootste gebod : Lc 10,25-28 // (Mc 12,28-34) // (Mt 22,34-40)  192. Gelijkenis van de barmhartige Samaritaan : Lc 10,29-37

 

Lc 16,1 - Lc 16,1 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1elegen de kai pros tous mathètas, anthrôpos tis èn plousios os eichen oikonomon, kai outos dieblèthè autô ôs diaskorpizôn ta uparchonta autou.   1 dicebat autem et ad discipulos suos homo quidam erat dives qui habebat vilicum et hic diffamatus est apud illum quasi dissipasset bona ipsius     In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: "Er was eens en rijk man. Hij had een rentmeester die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezit verkwistte.   1 En Hij zeide ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd, als die zijn goederen doorbracht.   [1] Hij zei ook, nu tegen zijn leerlingen: ‘Een rijk man had een rentmeester, maar hij kreeg klachten dat die zijn bezit verkwistte.   [1] Hij richtte zich ook tot zijn leerlingen: ‘Er was eens een rijke man die een rentmeester had en te horen kreeg dat de rentmeester zijn eigendommen verkwistte.   1 ¶ Ook heeft hij tot zijn leerlingen gezegd: er was eens een rijk man die een huismeester had en deze werd bij hem aangeklaagd als een verkwister van zijn bezit.  1. Il disait encore à ses disciples : « Il était un homme riche qui avait un intendant, et celui-ci lui fut dénoncé comme dilapidant ses biens.  

King James Bible . [1] And he said also unto his disciples, There was a certain rich man, which had a steward; and the same was accused unto him that he had wasted his goods.
Luther-Bibel . 16 1 Er sprach aber auch zu den Jüngern: Es war ein reicher Mann, der hatte einen Verwalter; der wurde bei ihm beschuldigt, er verschleudere ihm seinen Besitz.

Tekstuitleg van Lc 16,1 .

1. act. ind. imperf. 3de pers. enk. ελεγεν = elegen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . Bijbel (81) . LXX (10) . NT (71) . Lc (19) : (1) Lc 3,7 . (2) Lc 3,11 . (3) Lc 5,36 . (4) Lc 6,5 . (5) Lc 6,20 . (6) Lc 9,23 . (7) Lc 10,2 . (8) Lc 12,54 . (9) Lc 13,6 . (10) Lc 13,14 . (11) Lc 13,18 . (12) Lc 14,7 . (13) Lc 14,12 . (14) Lc 16,1 . (15) Lc 16,5 . (16) Lc 18,1 . (17) Lc 21,10 . (18) Lc 23,34 . (19) Lc 23,42 . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπεν = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

4. - 6. προς τους μαθητας = pros tous mathètas (tot de leerlingen) . NT (14) : (1) Mt 26,40 . (2) Mt 26,45 . (3) Mc 9,14 . (4) Lc 5,30 . (5) Lc 9,14 . (6) Lc 9,43 . (7) Lc 10,22 . (8) Lc 10,23 . (9) Lc 12,1 . (10) Lc 12,22 . (11) Lc 16,1 . (12) Lc 17,1 . (13) Lc 17,22 . (14) Lc 22,45 .

12. actief indic. imperf. 3de pers. enk. eichen (hij had, hij bezat) van het werkw. echô (hebben) . Taalgebruik in het N.T. : echô (hebben, bezitten) . Taalgebruik in Lc : echô (hebben, bezitten) . Lc (4) : (1) Lc 13,6 . (2) Lc 15,11 . (3) Lc 16,1 . (4) Lc 21,4 .

Lc 16,2 - Lc 16,2 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai fônèsas auton eipen autô, ti touto akouô peri sou; apodos ton logon tès oikonomias sou, ou gar dunè eti oikonomein.   2 et vocavit illum et ait illi quid hoc audio de te redde rationem vilicationis tuae iam enim non poteris vilicare     Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven.   2 En hij riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn.   [2] Hij riep hem bij zich en zei: “Wat hoor ik daar over u? Ik wil dat u rekenschap aflegt, want zo kunt u geen rentmeester blijven.” [2] De rijke man riep de rentmeester bij zich en zei tegen hem: “Wat hoor ik over jou? Leg verantwoording af van je beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven.”   2 Hij laat hem roepen en zegt tot hem: wat hoor ik nu over je?– geef maar de afrekening over je huismeesterschap, want huismeester kun je niet meer zijn!   2. Il le fit appeler et lui dit : «Qu'est-ce que j'entends dire de toi ? Rends compte de ta gestion, car tu ne peux plus gérer mes biens désormais. »  

King James Bible . [2] And he called him, and said unto him, How is it that I hear this of thee? give an account of thy stewardship; for thou mayest be no longer steward.
Luther-Bibel . 2 Und er ließ ihn rufen und sprach zu ihm: Was höre ich da von dir? Gib Rechenschaft über deine Verwaltung; denn du kannst hinfort nicht Verwalter sein.

Tekstuitleg van Lc 16,2 .

2. actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud fônèsas (geroepen) van het werkw. foneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in het N.T. : fôneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in Lc : fôneô (roepen, schreeuwen) . In het Lat. vertaald door het werkw. vocare = roepen , vox = stem . Hebr. qârâ . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Fr. appeler < Lat. pellere , pello , pulsum = stoten , slaan , doen klinken . appellare = oproepen ; appel : oproep . Cfr tele-foon . Lc (3) :
(1) Lc 16,2 : kai fônèsas auton eipen autôi = en hem geroepen zei hij aan hem . (Een rijk man riep zijn rentmeester bij zich) .
(2) Lc 16,24 : kai autos fônèsas eipen, pater Abraam = en zelf geroepen zei : Vader Abraham... (De rijke riep in het dodenrijk tot vader Abraham) .
(3) Lc 23,46 : kai fônèsas fônèi megalèi ho Ièsous eipen pater = en geroepen met luide stem zei Jezus : Vader... ) . (Met luide stem riep Jezus, Vader...) .
In de verzen van het Lucasevangelie is het hoofdwerkwoord eipen = hij zei (aorist van het werkwoord legô = zeggen) . Het leidt een citaat in . In één vers nl. Lc 23,46 is Jezus aan het woord .
Een vorm van foneô (roepen, schreeuwen) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 8,8 . (2) Lc 8,54 . (3) Lc 14,12 . (4) Lc 16,2 . (5) Lc 16,24 . (6) Lc 19,15 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,60 . (9) Lc 22,61 . (10) Lc 23,46 .

Lc 16,3 - Lc 16,3 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3eipen de en eautô o oikonomos, ti poièsô, oti o kurios mou afaireitai tèn oikonomian ap emou; skaptein ouk ischuô, epaitein aischunomai.   3 ait autem vilicus intra se quid faciam quia dominus meus aufert a me vilicationem fodere non valeo mendicare erubesco     Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij.   3 En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mij neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij.   [3] De rentmeester zei bij zichzelf: “Wat moet ik doen? Mijn heer ontneemt mij het beheer. Spitten kan ik niet, en bedelen, daar schaam ik me voor.   [3] Toen zei de rentmeester bij zichzelf: Wat moet ik doen nu mijn heer mij het beheer afneemt? Werken op het land kan ik niet, en voor bedelen schaam ik me.   3 Dan zegt de huismeester bij zichzelf: wát moet ik doen?, nu mijn heer het huismeesterschap van mij afneemt?– voor spitten ben ik niet sterk genoeg en voor schooien schaam ik mij!–  3. L'intendant se dit en lui-même : «Que vais-je faire, puisque mon maître me retire la gérance ? Piocher ? je n'en ai pas la force ; mendier ? j'aurais honte...  

King James Bible . [3] Then the steward said within himself, What shall I do? for my lord taketh away from me the stewardship: I cannot dig; to beg I am ashamed.
Luther-Bibel . 3 Der Verwalter sprach bei sich selbst: Was soll ich tun? Mein Herr nimmt mir das Amt; graben kann ich nicht, auch schäme ich mich zu betteln.

Tekstuitleg van Lc 16,3 .

Lc 16,4 - Lc 16,4 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4egnôn ti poièsô, ina otan metastathô ek tès oikonomias dexôntai me eis tous oikous autôn.   4 scio quid faciam ut cum amotus fuero a vilicatione recipiant me in domos suas     Ik weet al wat ik ga doen opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind.  4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap afgezet zal wezen, zij mij in hun huizen ontvangen.   [4] Ik weet al wat ik moet doen om te zorgen dat ze me, na mijn ontslag als rentmeester, in hun huis ontvangen.”  [4] Maar ik weet al wat ik moet doen om ervoor te zorgen dat de mensen, wanneer ik van mijn beheerderstaak ben ontheven, mij bij hen thuis ontvangen. 4 ik weet al wat ik moet doen om te zorgen, wanneer ik uit het huismeesterschap gezet word, dat ze me zullen opnemen in hun huizen!   4. Ah ! je sais ce que je vais faire, pour qu'une fois relevé de ma gérance, il y en ait qui m'accueillent chez eux. »  

King James Bible . [4] I am resolved what to do, that, when I am put out of the stewardship, they may receive me into their houses.
Luther-Bibel . 4 Ich weiß, was ich tun will, damit sie mich in ihre Häuser aufnehmen, wenn ich von dem Amt abgesetzt werde.

Tekstuitleg van Lc 16,4 .

Lc 16,5 - Lc 16,5 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai proskalesamenos ena ekaston tôn chreofeiletôn tou kuriou eautou elegen tô prôtô, poson ofeileis tô kuriô mou; 5 convocatis itaque singulis debitoribus domini sui dicebat primo quantum debes domino meo     Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?   5 En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heeren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?  [5] Een* voor een liet hij de pachters van zijn heer bij zich komen. Tot de eerste zei hij: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?”  [5] Een voor een riep hij de schuldenaars van zijn heer bij zich. De eerste vroeg hij: “Hoeveel bent u mijn heer schuldig?”   5 Hij roept één voor één de schuldenaars van zijn heer bij zich, en zegt tot de eerste: hoeveel ben je schuldig aan mijn heer?  5. « Et, faisant venir un à un les débiteurs de son maître, il dit au premier : «Combien dois-tu à mon maître ?» - 

King James Bible . [5] So he called every one of his lord's debtors unto him, and said unto the first, How much owest thou unto my lord?
Luther-Bibel . 5 Und er rief zu sich die Schuldner seines Herrn, einen jeden für sich, und fragte den ersten: Wie viel bist du meinem Herrn schuldig?

Tekstuitleg van Lc 16,5 .

Lc 16,6 - Lc 16,6 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6o de eipen, ekaton batous elaiou. o de eipen autô, dexai sou ta grammata kai kathisas tacheôs grapson pentèkonta.   6 at ille dixit centum cados olei dixitque illi accipe cautionem tuam et sede cito scribe quinquaginta     Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig.   6 En hij zeide: Honderd vaten olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en nederzittende, schrijf haastelijk vijftig.  [6] Die antwoordde: “Honderd vaatjes* olijfolie.” Hij zei: “Hier is het contract, ga zitten en maak er vlug vijftig van.”   [6] “Honderd vaten olijfolie,” antwoordde de schuldenaar. De rentmeester zei tegen hem: “Hier is uw schuldbewijs, ga zitten en maak er gauw vijftig van.”   6 Hij zegt: honderd vat olijfolie. En hij zegt tot hem: neem je papieren, ga zitten en schrijf vlug vijftig!   6. «Cent barils d'huile», lui dit-il. Il lui dit : «Prends ton billet, assieds-toi et écris vite cinquante. »  

King James Bible . [6] And he said, An hundred measures of oil. And he said unto him, Take thy bill, and sit down quickly, and write fifty.
Luther-Bibel . 6 Er sprach: Hundert Eimer Öl. Und er sprach zu ihm: Nimm deinen Schuldschein, setz dich hin und schreib flugs fünfzig.

Tekstuitleg van Lc 16,6 .

Lc 16,7 - Lc 16,7 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7epeita eterô eipen, su de poson ofeileis; o de eipen, ekaton korous sitou. legei autô, dexai sou ta grammata kai grapson ogdoèkonta.   7 deinde alio dixit tu vero quantum debes qui ait centum choros tritici ait illi accipe litteras tuas et scribe octoginta     Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.  7 Daarna zeide hij tot een anderen: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd mudden tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en schrijf tachtig.   [7] De volgende vroeg hij: “En jij, hoeveel ben jij hem schuldig?” Die antwoordde: “Honderd zakken* tarwe.” De rentmeester zei tegen hem: “Hier is je contract, maak er tachtig van.”  [7] Daarna vroeg hij aan de volgende schuldenaar: “En u, hoeveel bent u schuldig?” “Honderd balen graan,” luidde het antwoord. De rentmeester zei: “Hier is uw schuldbewijs, maak er tachtig van.”   7 Vervolgens zegt hij tot een ander: en jij, hoeveel ben jij schuldig?– hij zegt: honderd mud tarwe. En hij zegt tot hem: neem je papieren en schrijf tachtig!   7. Puis il dit à un autre : «Et toi, combien dois-tu ?» - «Cent mesures de blé», dit-il. Il lui dit : «Prends ton billet, et écris quatre-vingts. »  

King James Bible . [7] Then said he to another, And how much owest thou? And he said, An hundred measures of wheat. And he said unto him, Take thy bill, and write fourscore.
Luther-Bibel . 7 Danach fragte er den zweiten: Du aber, wie viel bist du schuldig? Er sprach: Hundert Sack Weizen. Und er sprach zu ihm: Nimm deinen Schuldschein und schreib achtzig.

Tekstuitleg van Lc 16,7 .

Lc 16,8 - Lc 16,8 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai epènesen o kurios ton oikonomon tès adikias oti fronimôs epoièsen: oti oi uioi tou aiônos toutou fronimôteroi uper tous uious tou fôtos eis tèn genean tèn eautôn eisin.   8 et laudavit dominus vilicum iniquitatis quia prudenter fecisset quia filii huius saeculi prudentiores filiis lucis in generatione sua sunt    De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht.   8 En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht.   [8] De heer* prees de gewiekste aanpak van de onrechtvaardige rentmeester. De kinderen* van deze wereld gaan onderling immers handiger te werk dan de kinderen* van het licht.  [8] En de heer prees de oneerlijke rentmeester omdat hij slim had gehandeld. De kinderen van deze wereld gaan immers slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht.   8 En de heer prijst het in de huismeester vol ongerechtigheid dat hij zo wijs gedaan heeft,– dat de zonen van deze wereld wijzer zijn dan de zonen van het licht jegens hun generatie.  8. « Et le maître loua cet intendant malhonnête d'avoir agi de façon avisée. Car les fils de ce monde-ci sont plus avisés envers leurs propres congénères que les fils de la lumière. 

King James Bible . [8] And the lord commended the unjust steward, because he had done wisely: for the children of this world are in their generation wiser than the children of light.
Luther-Bibel . 8 Und der Herr lobte den ungetreuen Verwalter, weil er klug gehandelt hatte; denn die Kinder dieser Welt sind unter ihresgleichen klüger als die Kinder des Lichts.

Tekstuitleg van Lc 16,8 .

Lc 16,9 - Lc 16,9 : 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder Lc 16,1 - Lc 16,2 - Lc 16,3 - Lc 16,4 - Lc 16,5 - Lc 16,6 - Lc 16,7 - Lc 16,8 - Lc 16,9 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai egô umin legô, eautois poièsate filous ek tou mamôna tès adikias, ina otan eklipè dexôntai umas eis tas aiônious skènas.   9 et ego vobis dico facite vobis amicos de mamona iniquitatis ut cum defeceritis recipiant vos in aeterna tabernacula     Zo zeg Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen – u in de eeuwige tenten opnemen.   9 En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.   [9] Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel*; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten. [9] Ook ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is.   9 Ook ík zeg u: maakt u vrienden uit de mammon zo vol onrecht, opdat, wanneer die u verlaat, ze u zullen opnemen in de eeuwige tenten!   9. « Eh bien ! moi je vous dis : faites-vous des amis avec le malhonnête Argent, afin qu'au jour où il viendra à manquer, ceux-ci vous accueillent dans les tentes éternelles.  

King James Bible . [9] And I say unto you, Make to yourselves friends of the mammon of unrighteousness; that, when ye fail, they may receive you into everlasting habitations.
Luther-Bibel . 9 Und ich sage euch: Macht euch Freunde mit dem ungerechten Mammon, damit, wenn er zu Ende geht, sie euch aufnehmen in die ewigen Hütten. Von der Treue

Tekstuitleg van Lc 16,9 .

Lc 16,5 : poson ofeileis tôi kuriôi mou; (Hoeveel ben je verschuldigd aan mijn heer?)
- Lc 16,5 -

- tôn chreofeiletôn (van de schuldenaars) van het zelfstandig naarwoord chreofeiletès : schuldenaar . In deze vorm hapax in de bijbel .
- ofeileis (jij bent schuldig) . Indicatief praesens tweede persoon enkelvoud . In drie verzen in de bijbel : in Mt 18,28 , in Lc 16,5 en in Lc 16,7 . Het is de vraag van de rentmeester aan de eerste schuldenaar . In Lc 16,7 stelt de rentmeester dezelfde vraag aan de tweede schuldenaar .

 

Lc 16,7 : su de poson ofeileis; (jij echter, hoeveel ben jij verschuldigd?)
- Lc 16,7 -

ofeileis (jij bent schuldig). Indicatief praesens 2de persoon enkelvoud. In 3 verzen in de bijbel: in Mt 18,28 , in Lc 16,5 en in Lc 16,7. Het is de vraag van de rentmeester aan de tweede schuldenaar. In Lc 16,5 stelde de rentmeester dezelfde vraag aan de eerste schuldenaar.

 

242. Betrouwbaarheid : Lc 16,10-12 -- Lc 16 -- Lc 16,10 - Lc 16,11 - Lc 16,12 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -

Lc 16,10 - Lc 16,10 : 242. Betrouwbaarheid - Lc 16 -- Lc 16,10 - Lc 16,11 - Lc 16,12 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10o pistos en elachistô kai en pollô pistos estin, kai o en elachistô adikos kai en pollô adikos estin.   10 qui fidelis est in minimo et in maiori fidelis est et qui in modico iniquus est et in maiori iniquus est     Wie betrouwbaar is in het kleinste is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote.   10 Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig.   [10] Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in* het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot.  [10] Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste is ook oneerlijk als het om veel gaat.   10 Wie betrouwbaar is in het kleinste is ook in het grote betrouwbaar, en wie in het kleinste onrechtvaardig is is ook in het grote onrechtvaardig; 10. Qui est fidèle en très peu de chose est fidèle aussi en beaucoup, et qui est malhonnête en très peu est malhonnête aussi en beaucoup.  

King James Bible . [10] He that is faithful in that which is least is faithful also in much: and he that is unjust in the least is unjust also in much.
Luther-Bibel . 10 Wer im Geringsten treu ist, der ist auch im Großen treu; und wer im Geringsten ungerecht ist, der ist auch im Großen ungerecht.

Tekstuitleg van Lc 16,10 .

Lc 16,11 - Lc 16,11 : 242. Betrouwbaarheid - Lc 16 -- Lc 16,10 - Lc 16,11 - Lc 16,12 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11ei oun en tô adikô mamôna pistoi ouk egenesthe, to alèthinon tis umin pisteusei;   11 si ergo in iniquo mamona fideles non fuistis quod verum est quis credet vobis     Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest met betrekking tot de onrechtvaardige mammon, wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen?   11 Zo gij dan in den onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen?   [11] Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen?  [11] Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen?   11 welnu, als ge inzake de mammon–vol–onrecht niet betrouwbaar zijt, wie zal u dan de waarachtige toevertrouwen?–   11. Si donc vous ne vous êtes pas montrés fidèles pour le malhonnête Argent, qui vous confiera le vrai bien ?  

King James Bible . [11] If therefore ye have not been faithful in the unrighteous mammon, who will commit to your trust the true riches?
Luther-Bibel . 11 Wenn ihr nun mit dem ungerechten Mammon nicht treu seid, wer wird euch das wahre Gut anvertrauen?

Tekstuitleg van Lc 16,11 .

Lc 16,12 - Lc 16,12 : 242. Betrouwbaarheid - Lc 16 -- Lc 16,10 - Lc 16,11 - Lc 16,12 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,13 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai ei en tô allotriô pistoi ouk egenesthe, to umeteron tis umin dôsei;   12 et si in alieno fideles non fuistis quod vestrum est quis dabit vobis     Als ge niet betrouwbaar zijt geweest in het beheren van andermans goed, wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen?  12 En zo gij in eens anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven?  [12] En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat jezelf toebehoort?   [12] En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt?   12 en als ge in die van een ander niet betrouwbaar zijt, wie zal u dan de uwe geven?–   12. Et si vous ne vous êtes pas montrés fidèles pour le bien étranger, qui vous donnera le vôtre ?  

King James Bible . [12] And if ye have not been faithful in that which is another man's, who shall give you that which is your own?
Luther-Bibel . 12 Und wenn ihr mit dem fremden Gut nicht treu seid, wer wird euch geben, was euer ist?

Tekstuitleg van Lc 16,12 .

243. Geen twee heren dienen : Lc 16,13 - Lc 16,13 - Mt 6,24 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -

Lc 16,13 - Lc 16,13 : 243. Geen twee heren dienen - Lc 16,13 - Mt 6,24 -- Lc 16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lc (Lucas) -- Lc 16,1-9 - Lc 16,10-12 - Lc 16,14-15 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - Lc 16,18ab - Lc 16,19-31 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 25ste (vijfentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13oudeis oiketès dunatai dusi kuriois douleuein: è gar ton ena misèsei kai ton eteron agapèsei, è enos anthexetai kai tou eterou katafronèsei. ou dunasthe theô douleuein kai mamôna.   13 nemo servus potest duobus dominis servire aut enim unum odiet et alterum diliget aut uni adherebit et alterum contemnet non potestis Deo servire et mamonae     Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon."  13 Geen huisknecht kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten, en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen, en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon.   [13] Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’  [13] Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’   13 wie bij één huis hoort kan niet twéé heren dienen: want of de ene zal hij haten en de andere liefhebben, of de eerste aanhangen en de andere verachten: ge kunt niet God dienen én de mammon!   13. « Nul serviteur ne peut servir deux maîtres : ou il haïra l'un et aimera l'autre, ou il s'attachera à l'un et méprisera l'autre. Vous ne pouvez servir Dieu et l'Argent. »  

King James Bible . [13] No servant can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.
Luther-Bibel . 13 Kein Knecht kann zwei Herren dienen; entweder er wird den einen hassen und den andern lieben, oder er wird an dem einen hängen und den andern verachten. Ihr könnt nicht Gott dienen und dem Mammon.

Tekstuitleg van Lc 16,13 . Het vers Lc 16,13 telt 28 (2² X 7) woorden en 147 (3 X 7²) letters . De getalwaarde van Lc 16,13 is 14446 (2 X 31 X 233) .

Lc 16,13.1. nom. mann. enk. ουδεις = oudeis (niemand) . Taalgebruik in het NT : oudeis (niemand) . Taalgebruik in de LXX : oudeis (niemand) . Taalgebruik in Lc : oudeis (niemand) . Bijbel (136) . OT (41) . NT (95) . Lc (18) : (1) Lc 1,61 . (2) Lc 4,24 . (3) Lc 4,27 . (4) Lc 5,36 . (5) Lc 5,37 . (6) Lc 5,39 . (7) Lc 7,28 . (8) Lc 8,16 . (9) Lc 9,62 . (10) Lc 10,22 . (11) Lc 11,33 . (12) Lc 14,24 . (13) Lc 15,16 . (14) Lc 16,13 . (15) Lc 18,19 . (16) Lc 18,29 . (17) Lc 19,30 . (18) Lc 23,53 . Een vorm van ουδεις = oudeis (niemand) in het OT (270) , in het NT (226) , in Lc (33) .

Lc 16,13.3. ind. praes. 3de pers. enk. dunatai (hij kan) van het (hulp-) werkw. dunamai (kunnen) . Taalgebruik in het NT : dunamai (kunnen) . Taalgebruik in de LXX : dunamai (kunnen) . Lc (9) : (1) Lc 3,8 . (2) Lc 5,21 . (3) Lc 6,39 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 14,26 . (6) Lc 14,27 . (7) Lc 14,33 . (8) Lc 16,13 . (9) Lc 18,26 . Een vorm van dunamai (kunnen) in de LXX (332) , in het NT (209) , in Mt (27) , in Lc (26) .
- Hebreeuws . UBS-vertaling jâkhôl : act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. OF act. inf. absol. van het werkw. jâkhal (vermogen, kunnen) . Taalgebruik in Tenakh : jâkhal (vermogen, kunnen) . Getalwaarde : jod = 10 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 60 (2² X 3 X 5) . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (4) : (1) Nu 13,30 . (2) 1 S 4,15 . (3) 2 Kr 7,7 . (4) 2 Kr 32,14 . NBG-vertaling : jûkhal (hij kan) : pass. hofal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (38) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (11) .
- Latijn . act. ind. praes. 3de pers. enk. potest (hij kan) van het werkw. posse (kunnen) . Bijbel (167) . OT (97) . NT (70) . Lc (9) , zie het Griekse dunatai (hij kan) . Fr. ik peut van het werkw. pouvoir . N. hij kan van het werkw. kunnen . D. Er kann van het werkw. können . E. to can .

14. nom. + acc. onz. enk. heteron van het bijvoegl. voornaamw. heteros , -a , -on (een van de twee, ander) . heteros (ander) . Taalgebruik in het NT : heteros (ander) . Taalgebruik in Lc : heteros (ander) . Lc (7) : (1) Lc 8,6 . (2) Lc 8,7 . (3) Lc 8,8 . (4) Lc 9,29 . (5) Lc 9,59 . (6) Lc 16,13 . (7) Lc 20,11 .
- Lat. uter , utra , utrum .

Lc 16,13.25. dat.  mann. enk. theô(i) van het zelfst. naamw. theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Lc (9) : (1) Lc 1,30 . (2) Lc 1,47 . (3) Lc 2,38 . (4) Lc 2,52 . (5) Lc 16,13 . (6) Lc 17,18 . (7) Lc 18,27 . (8) Lc 18,43 . (9) Lc 20,25 . Een vorm van theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) , in Lc (117) .
- Hebreeuws . hâ´èlohîm (God) . lidwoord + godsaanduidng ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Tenakh (336) .
- Latijn . dat. mann. enk. deo van het zelfst. naamw. deus . Lc (9) : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 1,47 . (3) Lc 2,14 . (4) Lc 12,6 . (5) Lc 16,13 . (6) Lc 17,18 . (7) Lc 18,43 . (8) Lc 20,25 . (9) Lc 24,19 . Fr. dieu . De vloek dju . D. Gott . E. God . Arabisch : ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Koran : ´allah (Allah) .

Website : http://wesley.nnu.edu/BiblicalStudies/parables/Lk16_1-13.htm .

244. De zelfrechtvaardiging van de Farizeeën veroordeeld : Lc 16,14-15 .

Lc 16,14 - Lc 16,14 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14èkouon de tauta panta oi farisaioi filarguroi uparchontes, kai exemuktèrizon auton.   14 audiebant autem omnia haec Pharisaei qui erant avari et deridebant illum     14 En al deze dingen hoorden ook de Farizeën, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem.   [14] De farizeeën, die op geld belust zijn, hoorden dit alles en lachten Hem uit.   [14] De Farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor hem op.   14 Toen de farizeeërs dat alles hoorden en, belust op geld als ze waren, hem uitlachten   14. Les Pharisiens, qui sont amis de l'argent, entendaient tout cela et ils se moquaient de lui.  

King James Bible . [14] And the Pharisees also, who were covetous, heard all these things: and they derided him.
Luther-Bibel . 14 Das alles hörten die Pharisäer. Die waren geldgierig und spotteten über ihn.

Tekstuitleg van Lc 16,14 .

2. - 3. tauta de (die dingen echter . Lc (2) : (1) Lc 9,34 . (2) Lc 24,36 .
- Lc 9,34 : tauta de autou legontos = terwijl hij echter die dingen zegt .
- Lc 24,36 : tauta de autôn lalountôn = terwijl zij echter die dingen spraken .
de auta (echter die dingen) : Lc (5) : (1) Lc 7,9 . (2) Lc 10,1 . (3) Lc 16,14 . (4) Lc 18,4 . (5) Lc 18,22 . akousas de tauta (die dingen echter gehoord) : Lc (2) : (1) Lc 7,9 . (2) Lc 18,22 . èkouon de tauta (zij hoorden echter die dingen) : Lc (1) Lc 16,14 . meta de tauta (na die dingen echter) . Lc (2) : (1) Lc 10,1 . (2) Lc 18,4 .

Lc 16,15 - Lc 16,15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai eipen autois, umeis este oi dikaiountes eautous enôpion tôn anthrôpôn, o de theos ginôskei tas kardias umôn: oti to en anthrôpois upsèlon bdelugma enôpion tou theou. 15 et ait illis vos estis qui iustificatis vos coram hominibus Deus autem novit corda vestra quia quod hominibus altum est abominatio est ante Deum     15 En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die uzelven rechtvaardigt voor de mensen; maar God kent uw harten; want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.   [15] Hij zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen voor rechtvaardig doorgaan, maar God* kent uw hart; wat de mensen hoogschatten, is een gruwel in Gods oog.   [15] Maar Jezus zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God.   15 zei hij tot hen: u bent bezig uzelf te rechtvaardigen voor het aanschijn van de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog staat bij de mensen is een gruwel voor het aanschijn van God!–   15. Il leur dit : « Vous êtes, vous, ceux qui se donnent pour justes devant les hommes, mais Dieu connaît vos cœurs ; car ce qui est élevé pour les hommes est objet de dégoût devant Dieu.  

King James Bible . [15] And he said unto them, Ye are they which justify yourselves before men; but God knoweth your hearts: for that which is highly esteemed among men is abomination in the sight of God.
Luther-Bibel . 15 Und er sprach zu ihnen: Ihr seid's, die ihr euch selbst rechtfertigt vor den Menschen; aber Gott kennt eure Herzen; denn was hoch ist bei den Menschen, das ist ein Gräuel vor Gott.

Tekstuitleg van Lc 16,15 .


245. Overweldiging van het Rijk Gods : Lc 16,16 ( Mt 11,12-13) .

Lc 16,16 - Lc 16,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16o nomos kai oi profètai mechri iôannou: apo tote è basileia tou theou euaggelizetai kai pas eis autèn biazetai.   16 lex et prophetae usque ad Iohannem ex eo regnum Dei evangelizatur et omnis in illud vim facit     16 De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een iegelijk doet geweld op hetzelve.  [16] De Wet en de Profeten gaan tot* Johannes; sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd en* iedereen staat te dringen om er binnen te komen.   [16] De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen.   16 de wet en de profeten zijn uitgekomen bij Johannes; sindsdien wordt het koninkrijk Gods aangekondigd en dringt elk er binnen;   16. « Jusqu'à Jean ce furent la Loi et les Prophètes ; depuis lors le Royaume de Dieu est annoncé, et tous s'efforcent d'y entrer par violence. 

King James Bible . [16] The law and the prophets were until John: since that time the kingdom of God is preached, and every man presseth into it.
Luther-Bibel . 16 Das Gesetz und die Propheten reichen bis zu Johannes. Von da an wird das Evangelium vom Reich Gottes gepredigt, und jedermann drängt sich mit Gewalt hinein.

Tekstuitleg van Lc 16,16 .


246. Onvergankelijkheid van de Wet : Lc 16,17 .

Lc 16,17 - Lc 16,17 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17eukopôteron de estin ton ouranon kai tèn gèn parelthein è tou nomou mian keraian pesein.   17 facilius est autem caelum et terram praeterire quam de lege unum apicem cadere     17 En het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel der wet valle.   [17] Maar* nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat een letter van de wet vervalt.   [17] Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt.   17 maar gemakkelijker is het dat hemel en aarde voorbijgaan dan dat van de Wet één haaltje vervalt:   17. « Il est plus facile que le ciel et la terre passent que ne tombe un seul menu trait de la Loi.  

King James Bible . [17] And it is easier for heaven and earth to pass, than one tittle of the law to fail.
Luther-Bibel . 17 Es ist aber leichter, dass Himmel und Erde vergehen, als dass ein Tüpfelchen vom Gesetz fällt.

Tekstuitleg van Lc 16,17 .

247. Echtscheiding : Lc 16,18ab .

Lc 16,18 - Lc 16,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18pas o apoluôn tèn gunaika autou kai gamôn eteran moicheuei, kai o apolelumenèn apo andros gamôn moicheuei.   18 omnis qui dimittit uxorem suam et ducit alteram moechatur et qui dimissam a viro ducit moechatur     18 Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.   [18] Wie zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt echtbreuk, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man verstoten is, pleegt echtbreuk.  [18] Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel.   18 ieder die zijn vrouw verlaat en een andere huwt pleegt echtbreuk, en wie haar huwt die van haar man verlaten werd pleegt echtbreuk!   18. « Tout homme qui répudie sa femme et en épouse une autre commet un adultère, et celui qui épouse une femme répudiée par son mari commet un adultère. 

King James Bible . [18] Whosoever putteth away his wife, and marrieth another, committeth adultery: and whosoever marrieth her that is put away from her husband committeth adultery.
Luther-Bibel . 18 Wer sich scheidet von seiner Frau und heiratet eine andere, der bricht die Ehe; und wer die von ihrem Mann Geschiedene heiratet, der bricht auch die Ehe. Vom reichen Mann und armen Lazarus

Tekstuitleg van Lc 16,18 .

248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31

- bijbeluitleg : http://www.blueletterbible.org/ .
-- Brian P. Stoffregen Exegetical Notes at Luke 16.19-31 : http://www.crossmarks.com/brian/luke16x19.htm .
- http://www.textweek.com/mtlk/lk16b.htm .
- http://www.bible.ca/su-hades-luke16.htm .
- http://www.biblestudymanuals.net/sheol_hades.htm .
- boedhistische - christelijke parallellen : http://www.iid.org/publications/rfinal.pdf .
- gebaseerd op Egyptische verhalen : http://nefertiti.iwebland.com/texts/khamuas.htm . The second story of Khamuas: Prince Khamuas and Si-Osiri . Een andere vertaling : http://members.tripod.com/~ib205/setne_2.html .

1. Lezing van de tekst

We nemen de tekst uit de Synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, blz. 214-215) van Adelbert Denaux en Marc Vervenne.

Toen het evangelie geschreven werd, bestond er nog geen versindeling. Dat is pas veel later gebeurd. Maar de schrijver van een evangelietekst heeft wel "leestekens" ingelast in de tekst die ons de weg wijzen hoe we de tekst kunnen lezen. Het Griekse woordje de (dat de Synopsis met echter of nu vertaalt) is zo één van die wegwijzers. Dat Griekse woordje staat (bijna) steeds op de tweede plaats van de zin. In Lc 16,19-31 wordt het 11 X gebruikt. In 8 gevallen staat het als tweede woord van een vers. Het was voor de versindeler een handig middel om de tekst in verzen in te delen. Het Griekse woordje de (echter, nu) kan wijzen op verandering van het personage ( 10 X) of van de situatie (1 X : Lc 16,22).
In de dialoog wordt de rechtstreekse rede gebruikt (3 X is de rijke en 3 X Abraham aan het woord). Wat de personages (de rijke, Abraham) zeggen, wordt telkens ingeleid; waarbij een vorm van het Griekse werkwoord legô (= zeggen) gebruikt wordt. Door zo'n inleiding weten we dat iemand geciteerd zal worden.

 rijke arme   arme

rijke

1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lc 16,19 Lc 16,20 Lc 16,22a Lc 16,22b Lc 16,24 (smeekbede 1 van de rijke) Lc 16,25 (Abraham) Lc 16,27 (smeekbede 2 van de rijke)  Lc 16,29 (Abraham) Lc 16, 30 (smeekbede 3 van de rijke)  Lc 16,31 (Abraham)
anthrôpos (een mens)   egeneto (het gebeurde)   kai autos (en hijzelf) fôsèsas (de stem verheffende) eipen (zei) eipen (hij zei)  legei (zegt)  ho (hij) eipen (hij zei)
de (echter)   de (echter)     de (echter) de (echter) de (echter)  de (echter)  de (echter)
tis (een zeker)         Abraam (Abraham)   Abraam (Abraham)  eipen (zei)  
èn plousios (was rijk) ptôchos de tis (een zekere arme echter)     eipen (zei hij)          autôi (aan hem)
    apothanein (sterven) apethanen de (stierf echter) pater Abraam (vader Abraham)   ... patèr (vader) ...      
    ton ptôchon (de arme) kai ho plousios (ook de rijke) ... hina (opdat)   hina (opdat)      

2. Uitleg van de tekst

beeldverhaal
Het verhaal is een beeldverhaal. Verhalen over de rijke en de arme circuleerden reeds in joodse kringen. Ons verhaal vertoont grote gelijkenis met een Egyptisch verhaal over Si-Osiris. Egypte is wel het land bij uitstek dat reeds vele eeuwen voor Christus nadacht over het hiernamaals en het leven na de dood.
Het verhaal typeren als een beeldverhaal houdt in dat de beschrijving van het hiernamaals slechts beelden zijn, en geen beschrijvingen van concrete werkelijkheden. In de christelijke voorstelling zijn de beelden wel eens voor werkelijkheid gehouden. In onze jeugd leerden we over hemel, hel en vagevuur. Hemel en hel waren onherroepelijk zoals dat bij Lazarus en de rijke het geval was. Het vagevuur (purgatoire - zuiveringsstation) was de voorhal van de hemel.

over welke rijke vertelt dit verhaal ?
Wat was er toch mis met de rijke dat hem na zijn dood zo'n verschrikkelijk lot overkomt? Wat de rijke niet deed, was delen met de arme. Hij had het gekund, want de arme lag aan zijn deur / poort, in zijn hal. Blijkbaar kon de arme niet naar binnen, maar kon de rijke wel van binnen naar buiten. De rijke heeft zijn deur / poort niet geopend en gedeeld. De situatie op aarde is omgekeerd na de dood : de rijke lijdt pijn in de Hades, de arme vindt vertroosting (in de hemel). Na de dood is de kloof tussen hemel en onderwereld, het verblijf van Lazarus in de hemel en het verblijf van de rijke in de onderwereld, niet te overbruggen. (Het blijven echter beelden!)
Er wordt wel wat druk uitgeoefend op de rijke om te delen, anders wacht hem een ellendig, pijnlijk lot in het hiernamaals. Blijkbaar had men nood aan rechtvaardigheid: wie het hier onrechtmatig goed had, moest het later wel bekopen. De rijke in het hiernamaals is niet zo slecht want hij vraagt om zijn broers te verwittigen opdat ze niet hetzelfde lot zouden ondergaan. Genade (barmhartigheid) lijkt uitgesloten. Het lot is beslecht. Het berouw is pas gekomen als het kalf verdronken is.
Dit verhaal toont nog maar eens dat "de laatsten de eersten, en de eersten de laatsten zullen zijn".

Lc 6,20-26 (zaligsprekingen - wee-klachten) / Lc 1,53 (Magnificat van Maria)

Het Nederlandse woordje nu kan verschillende betekenissen hebben. Het kan de vertaling zijn van het Griekse woordje de en is synoniem van echter. In Lc 6,21 heeft nu een tijdelijk karakter : het tijdelijke nu (zalig die nu hongeren). In Lc 16,25e gaat het over het eeuwige nu : het tijdloze nu.
De arme Lazarus had zich willen verzadigen met ... (het woord verzadigen - het Griekse chortazô - vinden we in de zaligspreking Lc 6,21: zalig jullie die nu hongeren want je zult verzadigd worden).
De armen worden zalig geprezen "want van jullie is het Rijk Gods". Uit het verhaal van Lc 16,19-31 wordt die zaligspreking duidelijker. Hebben de armen op aarde niets, ze zullen in de hemel "de hemel op aarde" hebben. In de loop van de geschiedenis is van deze gedachte wel eens misbruik gemaakt; immers, de armen moesten in hun lot berusten, want hen was de hemel beloofd. Daarenboven boodt de situatie van de armen aan de rijke de kans om zich om hen te bekommeren, maar dat gebeurde wel met een grote afstandelijkheid. Gelukkig is de situatie veranderd en delen de meer begoeden van zeer nabij en zelfs lijfelijk het lot van de armen.
In de wee-woorden wordt gezegd dat de rijken de vertroosting (paraklèsis) van zich afhouden (Lc 6,24). In Lc 16,25e krijgt Lazarus vertroosting (het Griekse werkwoord parakaleô : vertroosten; hiervan is het woord paraklèsis : vertroosting, afgeleid).
De paradoxen (schijnbare tegenstellingen) van Lc 16,19-31 en Lc 6,20-26 vinden we ook in Lc 1,53 in het Magnificat van Maria.
De armen volgens Lucas zijn materieel armen. Wellicht heeft Lucas (geneesheer) kennis gemaakt met de enorme sociale tegenstellingen tussen rijken en armen in het Romeinse Rijk, waartoe ook Pelastina behoorde). Lucas is schrijver van zowel zijn evangelie als van de Handelingen van de apostelen. Na Jeruzalem (uitzicht van het evangelie) is Rome (Handelingen van de apostelen) het einddoel. De evangelist Matteüs legt de nadruk op de innerlijke houding : armen van geest; die honger en dorst hebben naar gerechtigheid. Met armen van geest worden niet de mentaal gehandicapten of de simpelen van geest bedoeld.
Vanuit al deze beschouwingen zouden we kunnen zeggen dat het verhaal van de rijke en de arme Lazarus een illustratie is van de zaligsprekingen en de wee-woorden.

De boodschap van Jezus heeft vooral de armen aangesproken. Jezus richtte zich tot hen, zoals Hij zelf het verwoordde in zijn programmatie in Lc 4,18-19 : "De geest van de Heer is op mij, doordat hij mij gezalfd heeft om de blijde boodschap te brengen aan armen."

Lc 6,21 Lc 6,25 Lc 6,20b  Lc 6,24   Lc 1,53 a Lc 1,53b  Lc 16,25c  Lc 16,25d Lc 16,25e  Lc 16,25f 
makarioi (zalig - geluukig) ouai humin (wee aan u)  makarioi (zalig - gelukkig)  ouai humin (wee aan u)    kai (en)  hoti (want)  kai (en)    
hoi peinôntes (peinaô : hongeren) hoi empeplèsmenoi (de verzadigden) empimplèmi : verzadigen, vol zijn  hoi ptôchoi (de armen)  tois plousiois (rijken)  peinôntas eneplèsen (hongerigen verzadigde Hij)  ploutountas (die zich verrijkten)   lazaros homoiôs (en Lazarus op gelijke wijze)    su de (gij echter) 
nun (nu) nun (nu)        exapesteilen (zond Hij heen)  apelabes (gij hebt ontvangen)    nun de (nu echter)  
hoti (want) hoti (want) hoti (wxant)   hoti            
chortasthèsesthe (chortazô : gevoed worden, verzadigen) (gij zult verzadigd worden) peinasete (gij zult hongeren) humetera estin hè basileia  tou theou (het uwe is het koninkrijk van God) apechete tèn paraklèsin humôn (want uw vertroosting houdt u van u af) agathôn (met goederen)  kenous (ledig)   ta agatha sou (jouw goederen)  ta kaka (de kwalen)  hôde parakaleitai (vindt hij hier troost)   odunasai (lijdt pijn)  
            en tài zôèi sou (in uw leven)       
 99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -  100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26 -   99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -  100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26 -  4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56 -   4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56 -  248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31

Lc 12,13-15 (vermaning tegen hebzucht) - Lc 12,16-21 (de onverstandige rijke) - Lc 16,1-9 (onrechtvaardige huishouder)

Welke houding maant Jezus aan tegenover rijkdom. Dat wordt duidelijk uit een reeks verhalen. Nu al kunnen we zeggen dat Jezus ervoor pleit alle vaste goederen te verkopen en het geld aan de armen te geven en hem te volgen. Hij is op weg naar Jeruzalem waar Hij Gods koninkrijk zal stichten. Om hem te kunnen volgen, moet je je ontdoen van alles wat je bindt. Misschien heeft Jezus en zijn leerlingen gedacht dat het koninkrijk zou gesticht worden terwijl Jezus nog leefde. Met zijn kruisdood kwam aan die droom een einde. Maar niet getreurd! Zij waren ervan overtuigd dat Jezus bij God in de hemel was en spoedig als rechter en leidsman zou wederkomen. Ook dan speelde bezit geen rol meer. Het was belangrijk samen in gemeenschap zijn wederkomst op te wachten. Toen die wederkomst langer uitbleef dan verwacht, was de ervaring van gemeenschap-zijn belangrijk en werd het gemeenschappelijke bezit gezien in het licht van de gemeenschap. Maar hoelang zou men het op die wijze kunnen volhouden, want de bron van inkomsten uit de verkoop van huizen en goederen moet toch wel eens opdrogen. De aansporingen uit het evangelie en de Handelingen zijn niet zomaar letterlijk naar onze tijd over te plaatsen. Zo zien we dat nieuwe kloostergemeenschappen ervoor zorgen in eigen onderhoud te voorzien door b.v. buitenshuis te gaan werken (zie de monikken van Jeruzalem in Sint-Gillis Brussel).

Lc 12,13-15 (vermaning tegen hebzucht)

210.1 Lc 12,13a : inleiding op het verzoek

Lc 12,13a (iemand uit het volk ) - Lc 12,13-15 - Lc 12,14a (Jezus) - Lc 12,13-15 - Lc 12,15a (Jezus) - Lc 12,13-15 -
  ho (hij)  
  de (echter)  
eipen (hij zei) eipen (zei) eipen (hij zei)
de (echter)   de (echter)
tis ek tou ochlou (iemand uit het volk)    
autôi (hem) autôi (tot hem) pros autous (tot hen)
 210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15  210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15  210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15

Uit het bovenstaand overzichtje blijkt duidelijk dat de tekst uit drie delen bestaat, telkens ingeleid door een inleidingsformule. In Lc 12,13 doet iemand een verzoek aan Jezus om aan zijn broer te zeggen dat hij de erfenis zou delen. In Lc 12,14 ontwijkt Jezus een antwoord te geven, waarbij hij gebruik maakt van het bijbelcitaat Ex 2,14 : Wie heeft mij aangesteld tot beoordelaar en verdeler over jullie ? Het woord meritès (verdeler) is wellicht gekozen onder invloed van merisasthai : merizô : delen; mediaal : iets met iemand delen; meris : deel ; meritès : verdeler. Daarna richt Jezus zich tot een ruimer publiek. Hij waarschuwt voor hebzucht (pleonexia : pleon - echô : meer hebben, het meer willen hebben). Want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven is niet afhankelijk van zijn bezittingen. Deze laatste zin kan zowel slaan op degene die de erfenis niet wil delen als de broer die zijn deel opeist. Bij beide broers kan hun houding het gevolg van hebzucht zijn. Jezus overstijgt de situatie waarbij de verzoeker zich onrechtvaardig behandeld weet en waarbij Jezus de ander tot rechtvaardigheid had kunnen aanzetten. Jezus heeft wel andere zorgen dan een erfenisbemiddelaar te zijn. Hij is op weg naar Jeruzalem. Hij verlangt ernaar dat het koninkrijk van God kome. Hij pleit ervoor dat de erfgenamen zich niet door hebzucht laten leiden.
De verdeling van de erfenis is geregeld door de wetten van Mozes en betreffen de periode waarin men in het beloofde land woont. Mozes echter is nooit het beloofde land ingetrokken. Hij was wel de leider om het volk uit Egypte te verlossen en naar het beloofde land te leiden. Het beroep op een citaat uit Exodus maakt duidelijk dat Jezus de nieuwe Mozes is. Hij is de leider en verlosser van het nieuwe volk van God. Hij is op weg naar zijn ten-hemel-opneming; hij beleeft zijn exodus. Bezit, vooral onroerend goed, kluistert de mens aan een bepaalde plaats. Hij kan dan niet op weg gaan. Bezit kan de mens ook kluisteren aan de aarde, aan het leven hier, waardoor geen plaats is voor een leven hierna. Het erfdeel dat Jezus aan zijn leerlingen zal geven, is het eeuwig leven, niet een bezit.
De indeling van de tekst in drie delen werd ingegeven door de inleidingsformule, gevolgd door een uitspraak. Het tweede woord is telkens het partikel de (echter). In de inleiding van de eerste zin tis ek tou ochlou (iemand uit het volk) (Lc 12,13a) worden de bestemmelingen in Lc 12,14a : autôi (aan hem) en Lc 12,15a : pros autous (tot hen) nl. het volk, voorbereid.

210.2 Lc 12,13b : een verzoek

Hier gaat het om een geschil tussen twee broers. Jezus wordt als pleiter (advocatus) van de ene broer gevraagd. In het verhaal van Martha en Maria (Lc 10,38-42) gaat het om twee zussen bij de ontvangst van Jezus. In dit verhaal gaat het om verdelen en een verdeler. In het verhaal van Martha en Maria is er sprake van het betere deel. Dat heeft betrekking op Maria die naar Jezus luistert. In dit verhaal gaat het om bezittingen.

 Lc 12,13b - Lc 12,13b -  Lc 10, 40b - Lc 10,38-42 -
 didaskale (leermeester)  
 eipe (zeg) eipon oun (zeg bijgevolg) 
 tôi adelfôi mou (aan mijn broer) autèi (aan haar)  
 + infinitiefzin hina (zodat) ...  + doelzin
210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15   193. Maria en Marta : Lc 10,38-42

210.3. Lc 12,14b : het antwoord van Jezus

Ex 2,14 = Hnd 7,27 - Ex 2,11-22 - - Hnd 7,1-53 - Lc 12,14 - Lc 12,13-15 -
  anthrôpe (mens)
Tís (Wie) Tís (Wie)
se (u) me (mij)
katestèsen (heeft aangesteld) katestèsen (heeft aangesteld)
archonta (tot leider) kritèn (tot beoordeelaar)
kai (en) kai (en)
dikastèn (rechter) meristèn (verdeler)
ef'èmôn (over ons) ef'humôn (over u)
 Ex 2,11-22 : Mozesvlucht naar Midjan  210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15

.katestèsen : aorist van kathistèmi : aanstellen
De wijze waarop Jezus op het verzoek van de man reageert, vinden we terug in Lc 22,58.60 waar Petrus reageert op de aantijging dat hij tot de kring van Jezus behoort.
De reactie van Jezus gaat terug op Ex 2,14. In het verhaal van Ex 2,11-15 doodt Mozes een Egyptenaar nadat deze een Hebreeër had neergeslagen. 's Anderendaags wil Mozes tussenkomen tussen twee twistende Hebreeën. Degene die ongelijk heeft, roept Mozes ter verantwoording en zegt: "Wie heeft jou als heer en rechter over ons aangesteld?" Het gevolg ervan is dat Mozes de zaak onbeslecht laat. De situaties van het verhaal van Mozes en van het verhaal van het lucasevangelie zijn zeer verschillend. De gelijkenis bestaat erin dat er een dispuut bestaat tussen twee broers over de verdeling van de erfenis. Degene die zich onrechtvaardig behandeld weet, roept de hulp in van Jezus. Jezus echter citeert uit het Exodusverhaal om bij de erfeniszaak van de de twee twistende broers niet tussenbeide te komen.
- Cuvelier, Ferdinand . Titel: Jezus mysticus : naar het herontdekte Tomas-evangelie / vert. en toegel. door Ferdinand Cuvelier . Uitgave: Kapellen : DNB-Pelckmans . Haarlem : Gottmer . Jaar: cop. 1990 . Opbouw: 22 cm - 190 p. Illustraties: fig . Referentie: Met lit. opg . Classificatie: 227.7 (SISO) . 3 Godsdienst, godgeleerdheid (UNESCO) . 631 (NUGI) . Trefwoord: Thomasevangelie; verklaringen . Mystiek ; religie . Identificatie: (ISBN) 90 2891 543 5 - blz.141 : "Een man zei : Spreek tot mijn broers zodat zij de goederen van mijn vader met mij delen. Hij zei hem : Och mens, wie heeft van mij een verdeler gemaakt? Hij keerde zich naar zijn leerlingen . Hij zei hen : Ben ik een verdeler? "
Het Thomasevangelie werd in 1945 gevonden te Nag Hammadi (Zuid-Egypte) . Naar alle waarschijnlijkheid is dit Thomasevangelie ouder en Jezus-getrouwer dan alle andere evangelies.

211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21 - onrechtvaardige rentmeester : Lc 16,1-9

Blijkbaar wordt iemand die welstand beleeft en ervoor de nodige maatregelen neemt, afgestraft. Het foutieve lijkt erin gelegen dat de man met aardse schatten bezig was.
De tegenstelling tussen Jezus en deze man is frappant. Volgens Lc 9,51 zijn Jezus'dagen geteld. Volgens Lc 12,16-21 lijkt het broodje van de rijke gebakken en zou hij op twee oren mogen slapen. In het licht van de komende eindtijd zouden alle gedachten en inspanningen moeten gericht zijn op die eindtijd. Dat doet de rijke man echter niet.
Wie bezittingen heeft, wordt aangeraden, ze te verkopen en de opbrengst ervan aan de armen te geven. Jezus en zijn leerlingen werden o.a. onderhouden door vrouwen die hem volgden vanaf Galilea. Het wordt de mensen aanbevolen schatten voor de hemel te verzamelen. Maar wat betekent dat? En is die hemel, dat eeuwig leven, dan door allerlei goede werken te verwerven?

Lc 12,16a Lc 12,17a Lc 12,18a Lc 12;19 Lc 12,20a
eipen (hij zei) kai dielogizeto (en hij overlegde) kai eipen (en hijzei) kai erô (en ik zal zeggen) eipen de (hij zei)
de (echter)       de (echter)
 parabolèn (een parabel)        
pros autous (tot hen) en heautôi (in zichzelf)   tèi psuchèi (tot mezelf) autôi (aan hem)
 legôn (zeggende) legôn (zeggende)     ho theos (God)
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21 - Lc 12,16-21          

 

Lc 12,17 Lc 12,18
kai dielogizeto en heautôi legôn (en hij overlegde bij zichzelf zeggende) kai eipen (en hij zei)
tí poièsô (wat zal ik doen) touto poièsô (dit zal ik doen)
hoti ouk echô pou (omdat ik geen plaats heb waar) kathelô mou tas apothèkas kai meizonas oikodomèsô (afbreken zal ik mijn voorraadschuren en ik zal grotere bouwen)
sunaxô (ik zal vergaren) kai sunaxô ekei (en ikzal daar verzamelen)
tous karpous mou (mijn vruchten) panta ton siton kai ta agatha mou (geheel mijn oogst en al mijn goederen)
211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21 - Lc 12,16-21    

De vraag van een bepaalde wetgeleerde (Lc 10,25-37) - en van de rijke overste (Lc 18,18-23) - luidde : Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? Het antwoord in het verhaal van de wetgeleerde is : God beminnen boven alles en je naaste helpen als jezelf. De rijke overste onderhoudt alle wettelijke verplichtingen. Jezus raadt hem aan alles te verkopen, het aan de armen te geven en hem te volgen.
De vraag van de onverstandige rijke "Wat zal ik doen?" laat de vraag van de wetgeleerde en van de rijke overste meetrillen. De man had alles kunnen verkopen, het aan de armen geven en Jezus kunnen volgen.

Het verhaal van de onverstandige rijke (Lc 12,16-21) gelijkt in opbouw op dat van de onrechtvaardige rentmeester. Wat doet de rentmeester met het bezit dat bij de anderen belegd is? Hij vermindert hun schuld. Daardoor worden de schuldenaars wat minder arm en de schuldeiser wat minder rijk en worden de bezittingen wat beter verdeeld. De onrechtvaardige rentmeester geeft op een onrechtvaardige wijze een deel van het bezit van zijn meester weg - tenzij dat de rentmeester volmacht over het bezit had.
De onverstandige rijke (Lc 12,16-21) dacht op rozen te kunnen slapen. Hij beschouwde zich als een trotse bezitter van vele rijkdommen. Maar in feite is hij maar een vruchtgebruiker, een rentmeester. En daarin gelijken het verhaal van de onverstandige rijke en de verstandige rentmeester op elkaar. De ene is onverstandig (Lc 12,20 : afrôn : onverstandige) . De andere is verstandig (Lc 16,8) hoti fronimôs epoièsen : omdat hij op een verstandige wijze handelde) , in die zin dat hij zich bewust is van zijn rentmeesterschap en dat niets hem toebehoort en dat hij niets zal hebben wanneer hij van zijn rentmeesterschap zal ontslagen worden. Dan zal hij moeten leven van de gastvrijheid van anderen. Zo'n houding prijst Jezus. Want dat is de wijze waarop Jezus en zijn leerlingen leven : niets bezitten en vertrouwen op de gastvrijheid van anderen. Zie Lc 16,4 : ... me zouden ontvangen in hun huizen. Verder schrijft Lucas : de zonen van deze wereld zijn verstandiger (fronimôteroi : zie het woord fronimos : verstandig) dan de zonen van het licht. De rentmeester heeft als het ware zijn gastvrijheid afgekocht en kan hij - niets bezittend - toch goed leven. En dat garandeert hem zelfs een uitzicht op de hemel : " het verblijf in de eeuwige tenten" (Lc 16,9).

Lc 15,11 - Lc 15,11-32 - Lc 16,1 - Lc 16,1-9 - Lc 12,16 - Lc 12,16-21 -
eipen de (hij zei echter) elegen de kai pros tous mathètas (hij zei echter ook tot zijn leerlingen) eipen de parabolèn pros autous legôn (hij zei echter een parabel tot hen zeggende)
anthrôpos tis (een bepaalde mens) anthrôpos tis èn plousios (een bepaalde mens was rijk) anthrôpoutinos plousiou (van een bepaalde rijke mens)...
eichen duo huious (had twee zonen)... hos eichen oikonomon (die had de economie - huishouden - beheer)  
kai ekei dieskorpisen tèn ousian autou (en daar verkwiste hij zijn bezit) hôs diaskorpizôn ta huparchonta autou (als verkwistende zijn goederen)  
  3. eipen de en heautôi ho oikonomos (de beheerder echter zei bij zichzekf) kai dielogizeto en heautôi legôn (hij overlegde bij zichzelf zeggende)
  tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...) tí poièsô hoti (wat zal ik doen want...)
   uitvoering  uitvoering
 240. Gelijkenis van de verloren zoon : Lc 15,11-32 241. Gelijkenis van de onrechtvaardige huishouder : Lc 16,1-9    211. Gelijkenis van de onverstandige rijke : Lc 12,16-21

Wat moet ik doen?
Deze vraag klinkt voortdurend terug in het evangelie . We vinden ze terug bij de prediking van Johannes de Doper , Jezus, Petrus en Paulus.
Lc 3,8 - Mt 3,7-10 - Lc 3,7-9 - Lc 3,10-11 - Lc 3,10-14 - Lc 3,12-13 Lc 3,14
  tí (wat) oun (derhalve)  didaskale, tí (leermeester, wat tí (wat)
poièsate oun karpous... (brengt derhalve vruchten voort...) poièsômen (moeten wij doen)  poièsômen (moeten wij doen) poièsômen (moeten wij doen)
14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper : Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 - Mt 3,7-10 - Lc 3,7-9 -  15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14 - Lc 3,10-14 -    

 
Mc 10,17 // Mt 19,16 // Lc 18,18 - Mc 10,17-22 - Mt 19,16 // Mc 10,17 // Lc 18,18 - Mt 19,16-22 - Lc 18,18 // Mc 10,17 // Mt 19,16 - Lc 18,18-23 - Lc 10,25 - Lc 10, 25-28 - Hnd 2,37 - Hnd 2,14-40 - Hnd 9,6 - Hnd 9,1-22 - Hnd 16,30  - Hnd 16,11-40 - Hnd 22,10 - Hnd 21,37-22,21
didaskale agathe (goede leermeester) didaskale (leermeester) didaskale agathe (goede leermeester) didaskale (leermeester)   kai lalèthèsetai soi (en er zal u gezegd worden)    
tí (wat) tí agathon (wat goeds) tí (door wat) tí (door wat) tí (wat) ho ti (wat) tí (wat)   tí (wat)
poièsoo (zal ik doen) poièsoo (zal ik doen) poièsas (te doen) poièsas (te doen) poièsômen se dei poein (je moet doen) me dei poiein (is nodig dat ik doe)   poièsô (zal / moet ik doen?)
(hina) opdat (hina) opdat          hina (opdat)  
zôèn aiônion (eeuwig leven) schô zôèn aiônion (ik zou hebben leven leven) zôèn aiônion (eeuwig leven) zôèn aiônion (eeuwig leven)        
klèronomèsô (ik zal beërven)   klèronomèsô (ik zal beërven) klèronomèsô (ik zal beërven)     sôthô (ik word gered)   
268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 // Mt 22,34-40 // Lc 20,39-40  Hnd 2,14-40 : toespraak van Petrus Hnd 9,1-22 : Saulus in Damascus  Hnd 16,11-40 : in Filippi  Hnd 21,37-22,21 : verdedigingsrede tegenover het volk

Het antwoord op deze vraag klinkt: bekeer je, laat je dopen enz. Meer concreet : doe werken die beantwoorden aan je bekering. Wat bezittingen betreft : verkoop alles en geef de opbrengst aan de armen.
De aanmaning van Johannes in Lc 3,7-9 vertoont gelijkenissen met het verhaal van Lc 16,19-31. Johannes wijst het beroep op Abraham af; de rijke in de Hades doet tevergeefs een beroep op Abraham die hij steeds vader Abraham noemt. Johannes waarschuwt dat de bijl klaarligt om de boom om te hakken en in het vuur te werpen. Voor de rijke in Lc 16,24 komt de verwiitiging blijkbaar te laat : "want ik lijd pijn in deze vlammengloed".

Lc 3,11b1 - Lc 3,11b -  Lc 3,11b2 - Lc 3,11b -  Mc 10,21 - Mc 10,17-22 -  Mt 19,21 - Mt 19,16-22 -  Lc 18,22 - Lc 18,18-23 - Mc 10,22 + Mt 19,22 - Mc 10,17-22 - - Mt 19,16-22 - Lc 18,23 - Lc 18,18-23 - Lc 12,33 - Lc 12,33-34 - Lc 10,28  - Lc 10, 25-28 -  Lc 10,37 - Lc 10,29-37 -
    kai (en)                
ho echoon (wie heeft)  ho echoon (wie heeft) hosa echeis ( wat jij hebt)    panta hosa echeis ( al wat jij hebt)   èn gar echôn (hij was immers hebbende)  èn gar (hij was immers)      
duo chitônas (twee lijfrokken)  brômata (voedsel)        ktèmata polla (vele bezittingen)  plousios sfodra (geweldig rijk)      
    pôlèson (verkoop het)   pôlèson sou ta huarchonta (verkoop jouw bezittingen) pôlèson (verkoop het)       pôlèsate ta huarchonta humôn (verkoopt uw bezitiingen)    
metadotô (overhandige het)  homoiôs poieitô (doet evenzo) kai dos (en geef het)    kai dos (en geef het) kai diados (en verdeel het)        kai dote eleèmosunèn (en geeft aalmoes)  touto poiei (doet dit)  kai su poiei homoiôs (en doe gij evenzo)
tôi mè echonti (aan de niet hebbende)   tois ptôchois (aan de armen)    ptôchois (aan de armen) ptôchois (aan armen)            
                 kai zèisièi (en gij zult leven)  
 15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23  213. Een onuitputtelijke schat in de hemelen : Lc 12,33-34 // (Mt 6,19-21) 191. Vraag naar het grootste gebod : Lc 10,25-28 // (Mc 12,28-34) // (Mt 22,34-40)  192. Gelijkenis van de barmhartige Samaritaan : Lc 10,29-37

In de brief van Jakobus wordt gepleit voor een geloof met daden : Jak 2,14 : "Broeders en zusters, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo'n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten... " En er staat nog meer over de relatie tussen rijken en armen in deze brief.

Hnd 4,32-37 : ze hadden alles gemeenschappelijk
Deze tekst schetst een beeld van een eensgezinde gemeenschap waarin alles gemeenschappelijk was en ieder ontving volgens zijn behoeften. Dat lijkt wel een ideaalbeeld. Of het in werkelijkheid ooit zo bestaan heeft weten we niet. De brief van Jakobus laat toch ook de kleinmenselijke kanten van de gemeenschap zien. De vraag echter is of bezitloosheid nu in deze tijd als ideaal kan gesteld worden. Leggen we niet eerder de klemtoon op onthecht-zijn aan het materiële en het delen met anderen?

Luisteren naar Mozes en de profeten
Abraham verwijst naar Mozes en de profeten , d.i.de joodse bijbel of Tenach (samengesteld uit de beginwoorden van de drie woorden : Torah : Wet = pentateuch ; Nebi'im : profeten en Ketubim : geschriften). Daar vinden we voorschriften hoe je met rijkdom en armoede kunt omgaan. Maar die voorschriften werden vaak niet toegepast. Zie Deut 15, 4 : Er zullen bij u trouwens geen armen zijn. Deut 15,7 : Is een van uw broeders in armoede vervallen... Deut 15,11 : Armen zullen er altijd blijven in het land...

Vertalingen zijn soms tendentieus. Een titel als : de rijke vrek en de arme Lazarus, is daarvan een voorbeeld. We kunnen de rijke slechts verwijten dat hij geen oog had voor de arme en niets voor hem deed. Het verhaal wil zeggen: deel met elkaar, nu je het nog kunt.

Evangelie op de 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar . Lc 16,19-31 .

Lc 16,19 - Lc 16,19 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19anthrôpos de tis èn plousios, kai enedidusketo porfuran kai busson eufrainomenos kath èmeran lamprôs.   19 homo quidam erat dives et induebatur purpura et bysso et epulabatur cotidie splendide       19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.   [19] Er was een rijk man, die gekleed ging in purper en het fijnste linnen, en elke dag uitbundig feestvierde.  [19] Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde.   19 ¶ Zomaar een mens was rijk; hij ging gekleed in purper en lijnwaad en vierde iedere dag schitterend feest.   19. « Il y avait un homme riche qui se revêtait de pourpre et de lin fin et faisait chaque jour brillante chère.  

King James Bible . [19] There was a certain rich man, which was clothed in purple and fine linen, and fared sumptuously every day:
Luther-Bibel . 19 Es war aber ein reicher Mann, der kleidete sich in Purpur und kostbares Leinen und lebte alle Tage herrlich und in Freuden.

Tekstuitleg van Lc 16,19 .

Lc 16,20 - Lc 16,20 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20ptôchos de tis onomati lazaros ebeblèto pros ton pulôna autou eilkômenos   20 et erat quidam mendicus nomine Lazarus qui iacebat ad ianuam eius ulceribus plenus       20 En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren;   [20] Aan zijn poort lag een zekere Lazarus; hij was arm en zat onder de zweren.  [20] Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren.   20 Zomaar een arme, genaamd Lazarus, lag als een vod bij zijn poort, ónder de zweren,   20. Et un pauvre, nommé Lazare, gisait près de son portail, tout couvert d'ulcères. 

King James Bible . [20] And there was a certain beggar named Lazarus, which was laid at his gate, full of sores,
Luther-Bibel . 20 Es war aber ein Armer mit Namen Lazarus, der lag vor seiner Tür voll von Geschwüren

Tekstuitleg van Lc 16,20 .

Lc 16,21 - Lc 16,21 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai epithumôn chortasthènai apo tôn piptontôn apo tès trapezès tou plousiou: alla kai oi kunes erchomenoi epeleichon ta elkè autou.   21 cupiens saturari de micis quae cadebant de mensa divitis sed et canes veniebant et lingebant ulcera eius       21 En begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren.   [21] Hij had graag zijn honger gestild met wat er van de tafel van de rijke op de grond viel, maar nee, de honden kwamen en likten aan zijn zweren.  [21] Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.   21 vol verlangen om verzadigd te worden met wat omlaagviel van de tafel van de rijke; maar de honden waren er eerder bij, en likten ook nog aan zijn zweren.   21. Il aurait bien voulu se rassasier de ce qui tombait de la table du riche... Bien plus, les chiens eux-mêmes venaient lécher ses ulcères.  

King James Bible . [21] And desiring to be fed with the crumbs which fell from the rich man's table: moreover the dogs came and licked his sores.
Luther-Bibel . 21 und begehrte sich zu sättigen mit dem, was von des Reichen Tisch fiel; dazu kamen auch die Hunde und leckten seine Geschwüre.

Tekstuitleg van Lc 16,21 .

Lc 16,22 - Lc 16,22 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22egeneto de apothanein ton ptôchon kai apenechthènai auton upo tôn aggelôn eis ton kolpon abraam: apethanen de kai o plousios kai etafè.   22 factum est autem ut moreretur mendicus et portaretur ab angelis in sinum Abrahae mortuus est autem et dives et sepultus est in inferno       22 En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham.   [22] Toen kwam de arme te sterven; de engelen droegen hem in de schoot* van Abraham. Ook de rijke stierf, en werd begraven.   [22] Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven.   22 Dan geschiedt het: de arme sterft en wordt door de engelen weggedragen naar de schoot van Abraham; dan sterft ook de rijke: hij krijgt een begrafenis;  22. Or il advint que le pauvre mourut et fut emporté par les anges dans le sein d'Abraham. Le riche aussi mourut, et on l'ensevelit.  

King James Bible . [22] And it came to pass, that the beggar died, and was carried by the angels into Abraham's bosom: the rich man also died, and was buried;
Luther-Bibel . 22 Es begab sich aber, dass der Arme starb, und er wurde von den Engeln getragen in Abrahams Schoß. Der Reiche aber starb auch und wurde begraben.

Tekstuitleg van Lc 16,22 .

22. pass. ind. aor. 3de pers. enk. εταφη = etafè (hij werd begraven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Bijbel (33) . OT (30) . Nt (3) : (1) Lc 16,22 . (2) Hnd 2,29 . (3) 1 Kor 15,4 . Een vorm van θαπτω = thaptô (begraven) in de LXX (177) , in het NT (11) : (1) Mt 8,21 . (2) Mt 8,22 . (3) Mt 14,12 . (4) Lc 9,59 . (5) Lc 9,60 . (6) Lc 16,22 . (7) Hnd 2,29 . (8) Hnd 5,6 . (9) Hnd 5,9 . (10) Hnd 5,10 . (11) 1 Kor 15,4 .
- Hebreeuws NBG . wjqbr (1) וַיִּקְבֹּר = wajjiqëbor (en hij begroef) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. OF (2) wë + pass. nifal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיִּקָּבֵר (en hij werd begraven) van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . wjqbr (2) : Tenakh (27) .

Lc 16,23 - Lc 16,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai en tô adè eparas tous ofthalmous autou, uparchôn en basanois, ora abraam apo makrothen kai lazaron en tois kolpois autou.   23 elevans oculos suos cum esset in tormentis videbat Abraham a longe et Lazarum in sinu eius       23 En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot.  [23] In het dodenrijk sloeg hij gekweld door pijn zijn ogen op en zag van verre Abraham met Lazarus in zijn schoot.   [23] Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde.   23 hij heft in het dodenrijk zijn ogen op terwijl hij folteringen ondergaat, en ziet ver weg Abraham, en Lazarus bij hem op schoot!  23. « Dans l'Hadès, en proie à des tortures, il lève les yeux et voit de loin Abraham, et Lazare en son sein. 

King James Bible . [23] And in hell he lift up his eyes, being in torments, and seeth Abraham afar off, and Lazarus in his bosom.
Luther-Bibel . 23 Als er nun in der Hölle war, hob er seine Augen auf in seiner Qual und sah Abraham von ferne und Lazarus in seinem Schoß.

Tekstuitleg van Lc 16,23 .

5. act. part. aor. nom. mann. enk. eparas (opgeheven) van het werkw. epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in het N.T. : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in Lc : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in Hnd : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in de Septuaginta : epairô (opheffen, verheffen) . Hebr. nâshâ´(dragen, opnemen, verheffen) . Taalgebruik in Tenach : nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen) . Lat. levare (elevare) . Fr. lever . E. to lift up . D. aufheben . Lc (3) : (1) Lc 6,20 . (2) Lc 16,23 . (3) Lc 24,50 . Een vorm van epairô (opheffen, verheffen) in Lc in 6 verzen : (1) Lc 6,20 . (2) Lc 11,27 . (3) Lc 16,23 . (4) Lc 18,13 . (5) Lc 21,28 . (6) Lc 24,50 . In Lc : 4 vormen van epairô (opheffen, verheffen) in 6 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 4 vormen van epairô (opheffen, verheffen) in 5 verzen in 5 hoofdstukken . Een vorm van epairô (opheffen, verheffen) in het N.T. (19) , de LXX (83) .

Lc 16,24 - Lc 16,24 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai autos fônèsas eipen, pater abraam, eleèson me kai pempson lazaron ina bapsè to akron tou daktulou autou udatos kai katapsuxè tèn glôssan mou, oti odunômai en tè flogi tautè.   24 et ipse clamans dixit pater Abraham miserere mei et mitte Lazarum ut intinguat extremum digiti sui in aqua ut refrigeret linguam meam quia crucior in hac flamma       24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijde smarten in deze vlam.   [24] “Vader Abraham,” riep hij, “heb medelijden met me; stuur Lazarus om de toppen van zijn vingers nat te maken met water, en er mijn tong mee te verkoelen, want ik lijd hevig in dit vuur.”  [24] Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.”   24 Hij roept en zegt: vader Abraham, ontferm u over mij en stuur Lazarus, dat die het topje van zijn vinger doopt in het water en mijn tong verkoeling brengt,– want ik lijd zo’n pijn in deze vlam!   24. Alors il s'écria : «Père Abraham, aie pitié de moi et envoie Lazare tremper dans l'eau le bout de son doigt pour me rafraîchir la langue, car je suis tourmenté dans cette flamme. » 

King James Bible . [24] And he cried and said, Father Abraham, have mercy on me, and send Lazarus, that he may dip the tip of his finger in water, and cool my tongue; for I am tormented in this flame.
Luther-Bibel . 24 Und er rief: Vater Abraham, erbarme dich meiner und sende Lazarus, damit er die Spitze seines Fingers ins Wasser tauche und mir die Zunge kühle; denn ich leide Pein in diesen Flammen.

Tekstuitleg van Lc 16,24 .

3. actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud fônèsas (geroepen) van het werkw. foneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in het N.T. : fôneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in Lc : fôneô (roepen, schreeuwen) . In het Lat. vertaald door het werkw. vocare = roepen , vox = stem . Hebr. qârâ . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Fr. appeler < Lat. pellere , pello , pulsum = stoten , slaan , doen klinken . appellare = oproepen ; appel : oproep . Cfr tele-foon . Lc (3) :
(1) Lc 16,2 : kai fônèsas auton eipen autôi = en hem geroepen zei hij aan hem . (Een rijk man riep zijn rentmeester bij zich) .
(2) Lc 16,24 : kai autos fônèsas eipen, pater Abraam = en zelf geroepen zei : Vader Abraham... (De rijke riep in het dodenrijk tot vader Abraham) .
(3) Lc 23,46 : kai fônèsas fônèi megalèi ho Ièsous eipen pater = en geroepen met luide stem zei Jezus : Vader... ) . (Met luide stem riep Jezus, Vader...) .
In de verzen van het Lucasevangelie is het hoofdwerkwoord eipen = hij zei (aorist van het werkwoord legô = zeggen) . Het leidt een citaat in . In één vers nl. Lc 23,46 is Jezus aan het woord .
Een vorm van foneô (roepen, schreeuwen) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 8,8 . (2) Lc 8,54 . (3) Lc 14,12 . (4) Lc 16,2 . (5) Lc 16,24 . (6) Lc 19,15 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,60 . (9) Lc 22,61 . (10) Lc 23,46 .

7. werkw. act. imperat. aor. 2de pers. enk. ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn) . Taalgebruik in het NT : eleeô (medelijden hebben) . Taalgebruik in de LXX : eleeô (medelijden hebben) . Taalgebruik in Lc : eleeô (medelijden hebben) . In Lc (4) : (1) Lc 16,24 . (2) Lc 17,13 . (3) Lc 18,38 . (4) Lc 18,39 . Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139) , in het NT (32) , in Lc (4) .

  eleos  Lc Lc 1 Lc 10 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk. eleos (1) Lc 1,50 . (2)  Lc 1,58 . (3) Lc 1,72 . (4) Lc 10,37 226  207  19        12   
gen. onz. enk. eleous   (1) Lc 1,54 .  (2) Lc 1,78 .   33  28           
                                 

- acc. vr. enk. ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst. naamw. ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen : (1) Lc 11,41 . (2) Lc 12,33 .
- Besluit : een vorm met de stam ele (barmhart- , ontferm-) in Lc in 12 verzen .

Lc 16,25 - Lc 16,25 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25eipen de abraam, teknon, mnèsthèti oti apelabes ta agatha sou en tè zôè sou, kai lazaros omoiôs ta kaka: nun de ôde parakaleitai su de odunasai. 25 et dixit illi Abraham fili recordare quia recepisti bona in vita tua et Lazarus similiter mala nunc autem hic consolatur tu vero cruciaris       25 Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.   [25] Maar Abraham zei: “Kind, vergeet niet dat jij het heel je leven goed hebt gehad en Lazarus altijd slecht; nu wordt hij hier getroost, en jij lijdt pijn.  [25] Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn.  25 Maar Abraham zegt: kind, bedenk dat jij de goede dingen hebt ontvangen in je leven en Lazarus evenzo de kwade; nú wordt hij hier getroost en lijd jij pijn!–   25. Mais Abraham dit : «Mon enfant, souviens-toi que tu as reçu tes biens pendant ta vie, et Lazare pareillement ses maux ; maintenant ici il est consolé, et toi, tu es tourmenté.  

King James Bible . [25] But Abraham said, Son, remember that thou in thy lifetime receivedst thy good things, and likewise Lazarus evil things: but now he is comforted, and thou art tormented.
Luther-Bibel . 25 Abraham aber sprach: Gedenke, Sohn, dass du dein Gutes empfangen hast in deinem Leben, Lazarus dagegen hat Böses empfangen; nun wird er hier getröstet und du wirst gepeinigt.

Tekstuitleg van Lc 16,25 .

Lc 16,26 - Lc 16,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai en pasi toutois metaxu èmôn kai umôn chasma mega estèriktai, opôs oi thelontes diabènai enthen pros umas mè dunôntai, mède ekeithen pros èmas diaperôsin.  26 et in his omnibus inter nos et vos chasma magnum firmatum est ut hii qui volunt hinc transire ad vos non possint neque inde huc transmeare       26 En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, van daar tot ons overkomen.   [26] Bovendien, er gaapt tussen ons en jullie een diepe kloof; al zou iemand van hier naar jullie willen oversteken, hij zou het niet kunnen; evenmin kan iemand van daar naar ons komen.”  [26] Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.”   26 en bij dit alles gaapt er tussen ons en jullie een grote kloof, zodat zij die wíllen oversteken van hier naar jullie, het niet kúnnen, en ze ook niet daarvandaan naar ons kunnen overkomen.   26. Ce n'est pas tout : entre nous et vous un grand abîme a été fixé, afin que ceux qui voudraient passer d'ici chez vous ne le puissent, et qu'on ne traverse pas non plus de là-bas chez nous. » 

King James Bible . [26] And beside all this, between us and you there is a great gulf fixed: so that they which would pass from hence to you cannot; neither can they pass to us, that would come from thence.
Luther-Bibel . 26 Und überdies besteht zwischen uns und euch eine große Kluft, dass niemand, der von hier zu euch hinüberwill, dorthin kommen kann und auch niemand von dort zu uns herüber.

Tekstuitleg van Lc 16,26 .

Lc 16,27 - Lc 16,27 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27eipen de, erôtô se oun, pater, ina pempsès auton eis ton oikon tou patros mou,    27 et ait rogo ergo te pater ut mittas eum in domum patris mei       27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis;   [27] Maar de rijke zei: “Dan, vader, vraag ik u hem naar mijn ouderlijk huis te sturen,  [27] Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt,  27 Hij zegt: dan vraag ik u, vader, dat u hem stuurt naar het huis van mijn vader;   27. « Il dit alors : «Je te prie donc, père, d'envoyer Lazare dans la maison de mon père,  

King James Bible . [27] Then he said, I pray thee therefore, father, that thou wouldest send him to my father's house:
Luther-Bibel . 27 Da sprach er: So bitte ich dich, Vater, dass du ihn sendest in meines Vaters Haus;

Tekstuitleg van Lc 16,27 .

10. - 12. eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,40 . (3) Lc 1,56 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 5,25 . (6) Lc 6,4 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,39 . (9) Lc 8,41 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 10,38 . (12) Lc 11,24 . (13) Lc 15,6 . (14) Lc 16,27 . (15) Lc 18,14 . (16) Lc 22,54 .

Lc 16,28 - Lc 16,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28echô gar pente adelfous, opôs diamarturètai autois, ina mè kai autoi elthôsin eis ton topon touton tès basanou.   28 habeo enim quinque fratres ut testetur illis ne et ipsi veniant in locum hunc tormentorum       28 Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging.  [28] want ik heb nog vijf broers. Laat hij hen gaan waarschuwen, zodat zij niet eveneens terechtkomen in dit oord van pijn.”   [28] want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”   28 want ik heb vijf broers; opdat hij zal betuigen dat zíj níet óók moeten komen in dit oord van foltering!  28. car j'ai cinq frères ; qu'il leur porte son témoignage, de peur qu'ils ne viennent, eux aussi, dans ce lieu de la torture. »  

King James Bible . [28] For I have five brethren; that he may testify unto them, lest they also come into this place of torment.
Luther-Bibel . 28 denn ich habe noch fünf Brüder, die soll er warnen, damit sie nicht auch kommen an diesen Ort der Qual.

Tekstuitleg van Lc 16,28 .

Lc 16,29 - Lc 16,29 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29legei de abraam, echousi môusea kai tous profètas: akousatôsan autôn. 29 et ait illi Abraham habent Mosen et prophetas audiant illos       29 Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.  [29] Maar Abraham zei: “Ze hebben Mozes* en de Profeten; daar moeten ze naar luisteren.”   [29] Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren!” 29 Maar Abraham zegt: zíj hebben Mozes en de profeten,– laten ze horen naar hén.   29. Et Abraham de dire : «Ils ont Moïse et les Prophètes ; qu'ils les écoutent. » -  

King James Bible . [29] Abraham saith unto him, They have Moses and the prophets; let them hear them.
Luther-Bibel . 29 Abraham sprach: Sie haben Mose und die Propheten; die sollen sie hören.

Tekstuitleg van Lc 16,29 .

Lc 16,30 - Lc 16,30 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30o de eipen, ouchi, pater abraam, all ean tis apo nekrôn poreuthè pros autous metanoèsousin.   30 at ille dixit non pater Abraham sed si quis ex mortuis ierit ad eos paenitentiam agent       30 En hij zeide: Neen, vader Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren.   [30] Maar hij zei: “Nee, vader Abraham, als iemand van de doden naar hen toe komt, dan zullen zij zich bekeren.”  [30] De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.”   30 Hij zegt: o nee, vader Abraham!– maar als er iemand bij de doden vandaan naar hen toe gaat, dan zullen ze zich bekeren!  30. «Non, père Abraham, dit-il, mais si quelqu'un de chez les morts va les trouver, ils se repentiront. »  

King James Bible . [30] And he said, Nay, father Abraham: but if one went unto them from the dead, they will repent.
Luther-Bibel . 30 Er aber sprach: Nein, Vater Abraham, sondern wenn einer von den Toten zu ihnen ginge, so würden sie Buße tun.

Tekstuitleg van Lc 16,30 .

Lc 16,31 - Lc 16,31 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 26ste (zesentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31eipen de autô, ei môuseôs kai tôn profètôn ouk akouousin, oud ean tis ek nekrôn anastè peisthèsontai.   31 ait autem illi si Mosen et prophetas non audiunt neque si quis ex mortuis resurrexerit credent       31 Doch Abraham zeide tot hem: Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.   [31] Maar Abraham antwoordde: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, dan zullen ze zich ook niet laten overtuigen als iemand uit de doden opstaat.” ’  [31] Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’  31 Maar hij zegt tot hem: als ze naar Mozes en de profeten niet horen, zullen ze ook niet als iemand uit de doden opstaat zich laten overtuigen! e  31. Mais il lui dit : «Du moment qu'ils n'écoutent pas Moïse et les Prophètes, même si quelqu'un ressuscite d'entre les morts, ils ne seront pas convaincus. » » 

King James Bible . [31] And he said unto him, If they hear not Moses and the prophets, neither will they be persuaded, though one rose from the dead.
Luther-Bibel . 31 Er sprach zu ihm: Hören sie Mose und die Propheten nicht, so werden sie sich auch nicht überzeugen lassen, wenn jemand von den Toten auferstünde.

Tekstuitleg van Lc 16,31 .


GRIEKSE VERTALING

1elegen de kai pros tous mathètas, anthrôpos tis èn plousios os eichen oikonomon, kai outos dieblèthè autô ôs diaskorpizôn ta uparchonta autou. 2kai fônèsas auton eipen autô, ti touto akouô peri sou; apodos ton logon tès oikonomias sou, ou gar dunè eti oikonomein. 3eipen de en eautô o oikonomos, ti poièsô, oti o kurios mou afaireitai tèn oikonomian ap emou; skaptein ouk ischuô, epaitein aischunomai. 4egnôn ti poièsô, ina otan metastathô ek tès oikonomias dexôntai me eis tous oikous autôn. 5kai proskalesamenos ena ekaston tôn chreofeiletôn tou kuriou eautou elegen tô prôtô, poson ofeileis tô kuriô mou; 6o de eipen, ekaton batous elaiou. o de eipen autô, dexai sou ta grammata kai kathisas tacheôs grapson pentèkonta. 7epeita eterô eipen, su de poson ofeileis; o de eipen, ekaton korous sitou. legei autô, dexai sou ta grammata kai grapson ogdoèkonta. 8kai epènesen o kurios ton oikonomon tès adikias oti fronimôs epoièsen: oti oi uioi tou aiônos toutou fronimôteroi uper tous uious tou fôtos eis tèn genean tèn eautôn eisin. 9kai egô umin legô, eautois poièsate filous ek tou mamôna tès adikias, ina otan eklipè dexôntai umas eis tas aiônious skènas. 10o pistos en elachistô kai en pollô pistos estin, kai o en elachistô adikos kai en pollô adikos estin. 11ei oun en tô adikô mamôna pistoi ouk egenesthe, to alèthinon tis umin pisteusei; 12kai ei en tô allotriô pistoi ouk egenesthe, to umeteron tis umin dôsei; 13oudeis oiketès dunatai dusi kuriois douleuein: è gar ton ena misèsei kai ton eteron agapèsei, è enos anthexetai kai tou eterou katafronèsei. ou dunasthe theô douleuein kai mamôna. 14èkouon de tauta panta oi farisaioi filarguroi uparchontes, kai exemuktèrizon auton. 15kai eipen autois, umeis este oi dikaiountes eautous enôpion tôn anthrôpôn, o de theos ginôskei tas kardias umôn: oti to en anthrôpois upsèlon bdelugma enôpion tou theou. 16o nomos kai oi profètai mechri iôannou: apo tote è basileia tou theou euaggelizetai kai pas eis autèn biazetai. 17eukopôteron de estin ton ouranon kai tèn gèn parelthein è tou nomou mian keraian pesein. 18pas o apoluôn tèn gunaika autou kai gamôn eteran moicheuei, kai o apolelumenèn apo andros gamôn moicheuei. 19anthrôpos de tis èn plousios, kai enedidusketo porfuran kai busson eufrainomenos kath èmeran lamprôs. 20ptôchos de tis onomati lazaros ebeblèto pros ton pulôna autou eilkômenos 21kai epithumôn chortasthènai apo tôn piptontôn apo tès trapezès tou plousiou: alla kai oi kunes erchomenoi epeleichon ta elkè autou. 22egeneto de apothanein ton ptôchon kai apenechthènai auton upo tôn aggelôn eis ton kolpon abraam: apethanen de kai o plousios kai etafè. 23kai en tô adè eparas tous ofthalmous autou, uparchôn en basanois, ora abraam apo makrothen kai lazaron en tois kolpois autou. 24kai autos fônèsas eipen, pater abraam, eleèson me kai pempson lazaron ina bapsè to akron tou daktulou autou udatos kai katapsuxè tèn glôssan mou, oti odunômai en tè flogi tautè. 25eipen de abraam, teknon, mnèsthèti oti apelabes ta agatha sou en tè zôè sou, kai lazaros omoiôs ta kaka: nun de ôde parakaleitai su de odunasai. 26kai en pasi toutois metaxu èmôn kai umôn chasma mega estèriktai, opôs oi thelontes diabènai enthen pros umas mè dunôntai, mède ekeithen pros èmas diaperôsin. 27eipen de, erôtô se oun, pater, ina pempsès auton eis ton oikon tou patros mou, 28echô gar pente adelfous, opôs diamarturètai autois, ina mè kai autoi elthôsin eis ton topon touton tès basanou. 29legei de abraam, echousi môusea kai tous profètas: akousatôsan autôn. 30o de eipen, ouchi, pater abraam, all ean tis apo nekrôn poreuthè pros autous metanoèsousin. 31eipen de autô, ei môuseôs kai tôn profètôn ouk akouousin, oud ean tis ek nekrôn anastè peisthèsontai.


VULGAAT

1 dicebat autem et ad discipulos suos homo quidam erat dives qui habebat vilicum et hic diffamatus est apud illum quasi dissipasset bona ipsius 2 et vocavit illum et ait illi quid hoc audio de te redde rationem vilicationis tuae iam enim non poteris vilicare 3 ait autem vilicus intra se quid faciam quia dominus meus aufert a me vilicationem fodere non valeo mendicare erubesco 4 scio quid faciam ut cum amotus fuero a vilicatione recipiant me in domos suas 5 convocatis itaque singulis debitoribus domini sui dicebat primo quantum debes domino meo 6 at ille dixit centum cados olei dixitque illi accipe cautionem tuam et sede cito scribe quinquaginta 7 deinde alio dixit tu vero quantum debes qui ait centum choros tritici ait illi accipe litteras tuas et scribe octoginta 8 et laudavit dominus vilicum iniquitatis quia prudenter fecisset quia filii huius saeculi prudentiores filiis lucis in generatione sua sunt 9 et ego vobis dico facite vobis amicos de mamona iniquitatis ut cum defeceritis recipiant vos in aeterna tabernacula 10 qui fidelis est in minimo et in maiori fidelis est et qui in modico iniquus est et in maiori iniquus est 11 si ergo in iniquo mamona fideles non fuistis quod verum est quis credet vobis 12 et si in alieno fideles non fuistis quod vestrum est quis dabit vobis 13 nemo servus potest duobus dominis servire aut enim unum odiet et alterum diliget aut uni adherebit et alterum contemnet non potestis Deo servire et mamonae 14 audiebant autem omnia haec Pharisaei qui erant avari et deridebant illum 15 et ait illis vos estis qui iustificatis vos coram hominibus Deus autem novit corda vestra quia quod hominibus altum est abominatio est ante Deum 16 lex et prophetae usque ad Iohannem ex eo regnum Dei evangelizatur et omnis in illud vim facit 17 facilius est autem caelum et terram praeterire quam de lege unum apicem cadere 18 omnis qui dimittit uxorem suam et ducit alteram moechatur et qui dimissam a viro ducit moechatur 19 homo quidam erat dives et induebatur purpura et bysso et epulabatur cotidie splendide 20 et erat quidam mendicus nomine Lazarus qui iacebat ad ianuam eius ulceribus plenus 21 cupiens saturari de micis quae cadebant de mensa divitis sed et canes veniebant et lingebant ulcera eius 22 factum est autem ut moreretur mendicus et portaretur ab angelis in sinum Abrahae mortuus est autem et dives et sepultus est in inferno 23 elevans oculos suos cum esset in tormentis videbat Abraham a longe et Lazarum in sinu eius 24 et ipse clamans dixit pater Abraham miserere mei et mitte Lazarum ut intinguat extremum digiti sui in aqua ut refrigeret linguam meam quia crucior in hac flamma 25 et dixit illi Abraham fili recordare quia recepisti bona in vita tua et Lazarus similiter mala nunc autem hic consolatur tu vero cruciaris 26 et in his omnibus inter nos et vos chasma magnum firmatum est ut hii qui volunt hinc transire ad vos non possint neque inde huc transmeare 27 et ait rogo ergo te pater ut mittas eum in domum patris mei 28 habeo enim quinque fratres ut testetur illis ne et ipsi veniant in locum hunc tormentorum 29 et ait illi Abraham habent Mosen et prophetas audiant illos 30 at ille dixit non pater Abraham sed si quis ex mortuis ierit ad eos paenitentiam agent 31 ait autem illi si Mosen et prophetas non audiunt neque si quis ex mortuis resurrexerit credent