LUCASEVANGELIE ELFDE HOOFDSTUK , LC 11 -
- bijbeloverzicht
-- taalgebruik
-- Lc (Lucas)
-- Lc 11
-
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het elfde hoofdstuk van het Lucasevangelie
:
194. Het Onze Vader : Lc
11,1-4 - Mt
6,7-13 -
195. Gelijkenis van de aandringende vriend : Lc
11,5-8 -
196. Gebedsverhoring : Lc
11,9-13 - Mt
7,7-11 -
197. Uitdrijving van een stomme demon : Lc
11,14 -
198. De Beëlzbubcontroverse : Lc
11,15-23 - Mc
3,22-27 - Mt
12,24-30 -
199. Terugkeer van de onreine geest : Lc
11,24-26 - Mt
12,43-45 -
200. Zaligprijzing van Jezus'moeder : Lc
11,27-28 -
201. Het teken van Jona : Lc
11,29-32 - Mt
12,38-42 -
202. De lamp op de standaard : Lc
11,33 - Mt
5,14-16 -
203. Het oog als het licht van het lichaam : Lc
11,34-36 - Mt
6,22-23 -
204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc
11,37-54 -
Gij badt op enen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn ogen sla;
en arm als ik en is er geen;
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!
Guido Gezelle
1830 - 1899
OTTEN M. Het Onze Vader (Lc.11,13 en Mt.6,9-13) in: Idem Deel in mijn vreugde. Lucas in gezin school en catechese Averbode/Apeldoorn Altiora 1990 p.92-97
HET ONZE VADER (Lc. 11,1-4 en Mt. 6,9-13) Het 'Onze Vader' is niet zomaar een formulegebed, dat ergens 'los' ontstaan is en 'los' verder werd geleerd. Het heeft zijn wortels in de evangeliën. We vinden het bij Lucas en Matteüs; de tekst van het Onze Vader is ingebed in hun hele evangelie. We drukken de twee versies hieronder naast elkaar af in een wat kunstmatige, letterlijke vertaling. Ook dit zé gekende gebed staat niet zonder verschillen in de twee evangeliën. Het is de langere versie van Matteüs, die wij bidden. Daarom laten we ons bij de bespreking leiden door de Matteüstekst.
De teksten
Mt 6,9-13b / Lc. 11,2c-4c
Het 'Onze Vader' staat niet los, neen, het staat tweemaal middenin het verhaal van die man van Nazaret, die, anders dan velen hadden verwacht, God kwam verkondigen en gestalte geven. Eigenlijk kunnen we het 'Onze Vader' niet verstaan en niet bidden zonder weet te hebben van het bevrijdende Jezus-gebeuren. Alles wat Jezus in Gods Naam deed en zei, vormt uiteindelijk de brede context van het 'Onze Vader'. Maar er is in beide evangeliën ook een belangrijke onmiddellijke context. Bij Lucas is Jezus op weg naar Jeruzalem met zijn groep leerlingen. Nadat ze bij Maria en Marta te gast waren, waagt één van de leerlingen: "Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft." (Lc. 11,1). Daarop leert Jezus het 'Onze Vader' aan zijn leerlingen. Er volgen dan nog enkele algemene uitspraken over het bidden (Lc. 11,5-13) en daarna staan de Farizeeën weer klaar om te wagen met welk recht Jezus duivels uitdrijft (Lc. 11,15-23). De context van Matteüs is beter bekend: het 'Onze Vader' staat daar ongeveer in het midden van de 'bergrede', de eerste van de vijf redevoeringen in dat evangelie. Soms wordt die bergrede ook de 'programmaverklaring' van Jezus genoemd: als een nieuwe Mozes kondigt hij vanop de berg de nieuwe wet af. In het midden van deze heerlijke uiteenzetting over de nieuwe gerechtigheid en levenswijze, staat het 'Onze Vader' als de bezielende kracht waaruit alles moet voortkomen. Het wordt in de bergrede ook nog voorafgegaan door de vermaning om niet te bidden zoals de heidenen met een holle overvloed van woorden en om niet te bidden zoals de Farizeeën die alleen maar bidden voor het oog van de mensen. De context is dus vrij 'streng'. Het 'Onze Vader' bidden kan niet 'zomaar'.
De structuur van dit gebed
In beide versies (Mt en Lc.) vinden we zogenaamde 'Gij'-beden en 'wij'-beden: aanroepingen van God én het ter sprake brengen van onze eigen bestaanswijze. De Gij-beden (of Uw-beden) betreffen het heiligen van Gods Naam, het komen van Gods Rijk en het geschieden van Gods wil. De wij-beden (of ons-beden) gaan over het nodige brood, over de vergeving die we nodig hebben en over het aankunnen van onze levensweg zonder beproeving. We kunnen het 'Onze Vader' dus niet voor de helft bidden. Ook in het Joodse 'achttiengebed', waarin het 'Onze Vader' ongetwijfeld zijn wortels heeft, was er al die dubbele structuur. Maar wanneer het 'Onze Vader' het gebed wordt van Jezus en van al zijn volgelingen, wordt dat alles nog scherper. In Jezus zien we de dromen van het Oude Testament waar worden. Even duidelijk zien we hoe hij de beden van het 'Onze Vader' probeerde te realiseren. Hemel en aarde raken elkaar in dit gebed: het gaat om dingen van God die onze zaak worden, en om dingen van ons die Gods zaak worden. Zo kunnen we onze levensweg tot een goed einde brengen.
Onze Vader in de hemelen
In een ongehoorde intimiteitsbeleving noemt Jezus God 'Abba', lieve vader; het is een aanspreking met woorden uit de kindertaal, die thuishoren in de huiselijke kring. Nooit werd God zo genoemd. De aanhef van Jezus' gebed wijst dus op het toppunt van intimiteit. Van hieruit vertrekt Jezus' hele optreden; van daaruit moet ook het doen en laten van zijn leerlingen vertrekken. Daarom is God ook 'onze Vader'. Wanneer Jezus God zijn 'lieve Vader' noemt, volgt dikwijls de toevoeging 'die in de hemelen zijt'. 'Hemel' moet dan worden gezien als iets 'overkoepelends', als iets dat de wereld en het leven omvat en omgeeft. Hemel en aarde raken elkaar in deze aanroeping. 'In de hemelen' is tegelijk een correctie: onze God die wij 'Abba' mogen noemen blijft de hoogheilige God, die in de hemelen is.
Uw naam worde geheiligd
Het is een sterke smeekbede: de naam - bijbels gezien is dat de kern van iemand, hier dus van God - moet openbaar worden. Die Naam, 'Ik zal er zijn voor u', moet boven alles komen staan. Jezus heeft die Naam ten volle waar gemaakt in zijn optreden. Hij bad "Verheerlijk uw Naam!" (Joh. 12,28), maar die bede 'deed' hij ook. Wie dit bidt moet namens God ook zelf gaan bevrijden. Hij mag die naam zeker niet voor van alles en nog wat (bijvoorbeeld heilige oorlogen) gebruiken. Vooraleer Gods Naam overkoepelend aan de hemel staat, is er nog veel werk op de planken. De naam van God brengt 'heil', hij maakt mensen 'heel' en laat hen niet gebroken in het leven staan. Dat is de evangelische betekenis van 'heiligen'.
Uw Rijk kome
Deze bede heeft niets te maken met een louter passief wachten op de 'komst van God uit de wolken des hemels'. Datgene waarvan de profeten ooit hebben gedroomd, neemt in Jezus een aanvang. Aan hem kan men zien hoe dat Rijk gevestigd moet worden. Het vraagt een hele omkering; de bergrede, waarin het 'Onze Vader' centraal staat, maakt geregeld toespelingen op die omkering. Voor het komen van dat Rijk bidden en eraan meewerken, is de moeite waard. Eigenlijk is deze bede een verdere ontvouwing van de vorige bede over het geheiligd worden van Gods Naam. De volgende is dat ook.
Uw wil gesehiede, gelijk in de hemel zo ook op aarde
In tal van onontkoombare en dramatische omstandigheden werd dit ooit gebeden met gebogen hoofd, alsof het Gods wil zou zijn te straffen, ziekten over te zenden en onrechtvaardige situaties in stand te houden. Het is integendeel de wil van God dat er orde komt in de chaos, dat de wereld menselijk wordt en dat daaraan met alle mogelijke menselijke krachten wordt gewerkt. 'Geschiede uw wil' was ook Jezus' gebed in de tuin. Het ging daarbij niet om een fatalistisch 'laat maar gebeuren', maar om een aanvaarding van de uiterste gevolgen van zijn levenswijze in eenklank met Gods Geest. Die wil van God, dat iedereen gelukkig zou zijn, moet 'overkoepelend' worden waargemaakt, met andere woorden in de hemel en op aarde.
Ons brood, geef het ons heden
De interpretatie van het Griekse woord dat op deze plaats wordt gebruikt voor brood, is erg uiteenlopend. Het is een bede om het noodzakelijke dat nodig is voor 'onderweg', zowel materieel als en geestelijk. Het is bidden dat de 'spirit' niet zou ontbreken en ook dat er solidariteit zou zijn tussen de mensen. Het is een bede om het brood - welk soort brood dan ook - te delen met anderen, in Gods Naam. Elke dag zouden er voldoende mogelijkheden moeten zijn om echt te leven, voor iedereen
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren
Hier wordt verwezen naar het 'zeventig maal zeven maal vergeven' (Mt. 18,22) en naar de eis om 'barmhartig te zijn zoals de Vader barmhartig is' (Lc. 6,36); het gaat daar telkens om een kernpunt van het christelijk leven. Nergens komt het nieuwe van God zo sterk naar voren als in het vergeven. Nergens wordt zijn Naam scherper en duidelijker waar gemaakt. Vergeven is uiteindelijk wat willen inleveren van ons recht, van ons gelijk, van onze eer, van onszelf Ook zelf hebben we vergeving nodig. Met schuld zitten we allen: individueel en collectief, zowel door actieve en bewuste fouten als door nalatigheid. Zelf telkens weer opnieuw mogen beginnen en in Gods Naam ook anderen telkens weer laten herbeginnen: het kon niet ontbreken in het gebed van de Heer.
En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade
De laatste zinsnede 'verlos ons van het kwade' moet wellicht gezien worden als een positieve aanvulling van de negatief geformuleerde uitdrukking 'leid ons niet in bekoring'. We worden getest op onze waarde. In de vorige gebeden hebben we ons tot veel geëngageerd; eigenlijk hebben we ons tot Gods bondgenoten verklaard. In het dagelijkse leven blijkt echter hoe moeilijk we ons als bondgenoten kunnen handhaven. Zoals Jezus moeten we worstelen met 'satanische' aanvallen en machten. Daarom bidden we tot slot van ons engagement, dat we het in de 'vuurproef van het leven' zouden kunnen uithouden.
Lc 11,1 - Lc 11,1 - 194. Het Onze Vader - Lc 11,1-4 - Mt 6,7-13 -- verwijzingen -- Lc 11,1 - Lc 11,2 - Lc 11,3 - Lc 11,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And it came to pass, that, as he was praying in a certain
place, when he ceased, one of his disciples said unto him, Lord, teach us to
pray, as John also taught his disciples.
Luther-Bibel . 11 1 Und es begab sich, dass er an einem Ort war und betete.
Als er aufgehört hatte, sprach einer seiner Jünger zu ihm: Herr, lehre uns beten,
wie auch Johannes seine Jünger lehrte.
Tekstuitleg van Lc 11,1 .
1. - 6. kai egeneto en tô(i) einai auton = en het gebeurde terwijl hij was . Lc (3) : (1) Lc 5,12 . (2) Lc 9,18 . (3) Lc 11,1 .
10. part. pr. acc. mann. enk. proseuchomenon van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het N.T. : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 9,18 . (3) Lc 11,1 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .
1. - 6. 10. kai egeneto en tô(i) einai auton (...) proseuchomenon = en het gebeurde terwijl hij aan het bidden was . Lc (2 : (1) Lc 9,18 . (2) Lc 11,1 .
24. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in Lc : kathôs
(zoals) .
Lc (17) : (1) Lc
1,2 . (2) Lc
1,55 . (3) Lc
1,70 . (4) Lc
2,20 . (5) Lc
2,23 . (6) Lc
5,14 . (7) Lc
6,31 . (8) Lc
6,36 . (9) Lc
11,1 . (10) Lc
11,30 . (11) Lc
17,26 . (12) Lc
17,28 . (13) Lc
19,32 . (14) Lc
22,13 . (15) Lc
22,29 . (16) Lc
24,24 . (17) Lc
24,39 .
Lc 11,2 - Lc 11,2 -- 194. Het Onze Vader - Lc 11,1-4 - Mt 6,7-13 -- verwijzingen -- Lc 11,1 - Lc 11,2 - Lc 11,3 - Lc 11,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] And he said unto them, When ye pray, say, Our Father
which art in heaven, Hallowed be thy name. Thy kingdom come. Thy will be done,
as in heaven, so in earth.
Luther-Bibel . 2 Er aber sprach zu ihnen: Wenn ihr betet, so sprecht: Vater!
Dein Name werde geheiligt. Dein Reich komme.
Tekstuitleg van Lc 11,2 .
7. pater (vader) . Verwijzing : patèr
(vader), zie Lc
15,12 . Vocatief . In elf verzen bij Lucas . In vijf verzen richt Jezus
zich tot God als 'Vader' :
(1) Lc
10,21 (dankgebed van Jezus) .
(2) Lc 11,2
(het Onzevader) . .
(9) Lc
22,42 (Jezus in Getsemane) .
(10) Lc
23,34 (vergevingswoorden bij de kruisiging) .
(11) Lc
23,46 (Jezus' laatste woorden) .
Bij de conceptie zegt de engel tot Maria : Daarom zal het kind heilig genoemd
worden , zoon van God (Lc
1,35) . Bij de doop (Lc
3,21-22) zegt een stem uit de hemel : Gij zijt mijn zoon, mijn welbeminde
, in wie ik welbehagen heb . In het verhaal van de verheerlijking (Lc
9,28-36) zegt een stem uit de wolk : Deze is mijn zoon , de uitverkorene
. Luistert naar hem (Lc
9,35) . Jezus beleeft zijn relatie tot God als een vader-zoon relatie .
Allerlei tegenstanders vermelden het zoonschap van Jezus : de duivel , een onreine
geest . Bij de ondervraging van Jezus door de raad was het doorslaggevend getuigenis
het antwoord van Jezus op de vraag : "U bent dus de zoon van God"
(Lc 22,70)
.
10. nom. + acc. onz. enk. : onoma (naam) . Taalgebruik in het N.T. : onoma (naam) . Taalgebruik in Lc : onoma (naam) . Stam : N ... M . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . Lc (15) : (1) Lc 1,5 (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) . (2) Lc 1,13 (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) . (3) Lc 1,26 (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) . (4) Lc 1,27 (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) . (5) Lc 1,31 (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) . (6) Lc 1,49 . (7) Lc 1,63 (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) . (8) Lc 2,21 (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) . (9) Lc 2,25 (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) . (10) Lc 6,22 . (11) Lc 8,30 . (12) Lc 8,41 (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) . (13) Lc 11,2 . (14) Lc 21,17 . (15) Lc 24,13 (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) . Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen .
Lc 11,3 - Lc 11,3 - 194. Het Onze Vader - Lc 11,1-4 - Mt 6,7-13 -- verwijzingen -- Lc 11,1 - Lc 11,2 - Lc 11,3 - Lc 11,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] Give us day by day our daily bread.
Luther-Bibel . 3 Unser tägliches Brot gib uns Tag für Tag
Tekstuitleg van Lc 11,3 .
2. acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in
het NT : artos
(brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos
(brood) . Taalgebruik in Lc : artos
(brood) . Taalgebruik in Hnd : artos
(brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Lc (7)
: (1) Lc
7,33 . (2) Lc
9,3 . (3) Lc
11,3 . (4) Lc
14,1 . (5) Lc
14,15 . (6) Lc
22,19 . (7) Lc
24,30 . Een
vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) ,
in Lc (16) : (1) Lc
4,3 . (2) Lc
4,4 . (3) Lc
6,4 . (4) Lc
7,33 . (5) Lc
9,3 . (6) Lc
9,13 . (7) Lc
9,16 . (8) Lc
11,3 . (9) Lc
11,5 . (10) Lc
11,11 . (11) Lc
14,1 . (12) Lc
14,15 . (13) Lc
15,17 . (14) Lc
22,19 . (15) Lc
24,30 . (16) Lc
24,35 . In Lc : 7 vormen van αρτος = artos (brood) in 16 verzen in 9 / 24 hoofdstukken
. 10 X een vorm in het enk. , 5X een vorm in het mv. In Hnd : 2 vormen van αρτος = artos (brood) in 5 verzen in 3 / 28 hoofdstukken . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .
artos (brood) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
acc. mann. enk. arton | 133 | 96 | 37 | 5 | 6 | 7 | 8 | 4 | 7 | 18 | 26 | |
Totaal | 414 | 307 | 97 | 21 | 21 | 15 | 24 | 5 | 11 | 57 | 81 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | |||
artos | Lc 4 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 11 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 22 | Lc 24 | ||
1. | nom. mann. enk. artos | 1 | (1) Lc 4,3 . | ||||||||
2. | gen. mann. enk. artou | 1 | (1) Lc 24,35 . | ||||||||
3. | dat. mann. enk. artô(i) | 1 | (1) Lc 4,4 . | ||||||||
4. | acc. mann. enk. arton | 7 | (1) Lc 7,33 . | (2) Lc 9,3 . | (3) Lc 11,3 . | (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . | (6) Lc 22,19 . | (7) Lc 24,30 . | |||
5. | nom. + voc. mann. mv. artoi | 1 | (1) Lc 9,13 . | ||||||||
6. | gen. mann. mv. artôn | 1 | (1) Lc 15,17 . | ||||||||
7. | acc. mann. mv. artous | 3 | (1) Lc 6,4 . | (2) Lc 9,16 . | (3) Lc 11,5 . | ||||||
15 | 2 | 1 | 1 | 3 | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 |
- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm
(brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm
(brood) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal
: 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh
(227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Lat. panis . Fr. pain . N. brood . D. Brot . E. bread . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) .
Lc 11,4 - Lc 11,4 - 194. Het Onze Vader - Lc 11,1-4 - Mt 6,7-13 -- verwijzingen -- Lc 11,1 - Lc 11,2 - Lc 11,3 - Lc 11,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And forgive us our sins; for we also forgive every one
that is indebted to us. And lead us not into temptation; but deliver us from
evil.
Luther-Bibel . 4 und vergib uns unsre Sünden; denn auch wir vergeben allen,
die an uns schuldig werden. Und führe uns nicht in Versuchung. Der bittende
Freund
Tekstuitleg van Lc 11,4 .
194.1. Lc 11,1-2
194.1.1. kai egeneto (en het gebeurde) : Lc 5,1-11 / Lc 5,1-11 ; Lc 5,12-16 / Lc 5,12-16 ; Lc 5,17-26 / Lc 5,17-26 ; Lc 6,1 / Lc 6,1-5 ; Lc 6,6 / Lc 6,6-11 ; Lc 6,12 / Lc 6,12-16 ; Lc 9,18 / Lc 9,18-21 ; Lc 9,28 / Lc 9,28-36 ; Lc 9,29 / Lc 9,28-36 ; Lc 9,33 / Lc 9,28-36 ; Lc 9,37/ Lc 9,37-43a ; Lc 9,51 / Lc 9,51-56 - egeneto ... kai autos (het gebeurde ... en hij zelf ) : Lc 5,1 / Lc 5,1-11 ; Lc5,17 / Lc 5,17-26 ; Lc 9,51 / Lc 9,51-56 ; Lc 17,11 - Lc 17,11-19
194.1.2. proseuchomai (bidden) : - Lc 9,28-36 -
- hamartia (zonde) . Verwijzing:
hamartia
(zonde) , zie Lc
11,4 .
--- hamartiôn (van de zonden) . Verwijzing: hamartia
(zonde) , zie Lc
11,4 . Genitief meervoud van het zelfstandig naamwoord hamartia (zonde)
. In vijfentachtig verzen in de bijbel . In tweeënvijftig verzen in het
O.T. . In tweeëndertig verzen in het N.T. (1) Mt
1,21 . (2) Mt
26,28 . (3) Mc
1,4 . (4) Lc
1,77 . (5) Lc
3,3 . (6) Lc
24,47 . (7) Hnd
2,38 . (8) Hnd
5,31 . (9) Hnd
10,43 . (10) Hnd
13,38 . (11) Hnd
26,18 . In eenentwintig verzen in de andere boeken van het N.T. .
--- hèmartèka (ik heb gezondigd) . Actief perfectum eerste persoon
enkelvoud van het werkwoord hamartanô (falen, zondigen) . In negentien
verzen in de bijbel . Enkel in het O.T. : (4) 1 S 15,24 .
- hamartèsèi (je zoudt zondigen) . Conjunctief aorist derde persoon
enkelvoud van het werkwoord hamartanô (falen, zondigen) . In twee verzen
in de bijbel : Mt
18,15 en Lc
17,4 .
195. Gelijkenis van de aandringende vriend : Lc 11,5-8 - verwijzingen -
Lc 11,5 - Lc 11,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] And he said unto them, Which of you shall have a friend,
and shall go unto him at midnight, and say unto him, Friend, lend me three loaves;
Luther-Bibel . 5 Und er sprach zu ihnen: Wenn jemand unter euch einen Freund
hat und ginge zu ihm um Mitternacht und spräche zu ihm: Lieber Freund, leih
mir drei Brote;
Tekstuitleg van Lc 11,5 .
22. acc. mann. mv. artous van het zelfst. naamw. artos (brood) . Taalgebruik in het N.T. : artos (brood) . Taalgebruik in Lc : artos (brood) . Taalgebruik in Hnd : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Hebr. lèchèm (brood) . Taalgebruik in Tenach : lèchèm (brood) . Lat. panis . Fr. pain . N. brood . D. Brot . E. bread . Lc (3) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 11,5 . Bijbel (93) . LXX (65) . N.T. (28) . Een vorm van artos (brood) in Lc in 16 verzen : (1) Lc 4,3 . (2) Lc 4,4 . (3) Lc 6,4 . (4) Lc 7,33 . (5) Lc 9,3 . (6) Lc 9,13 . (7) Lc 9,16 . (8) Lc 11,3 . (9) Lc 11,5 . (10) Lc 11,11 . (11) Lc 14,1 . (12) Lc 14,15 . (13) Lc 15,17 . (14) Lc 22,19 . (15) Lc 24,30 . (16) Lc 24,35 . In Lc : 7 vormen van artos (brood) in 16 verzen in 9 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van artos (brood) in 5 verzen in 3 / 28 hoofdstukken . Een vorm van artos (brood) , in het N.T. (97) , in de LXX (307) .
Lc 11,6 - Lc 11,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] For a friend of mine in his journey is come to me, and
I have nothing to set before him?
Luther-Bibel . 6 denn mein Freund ist zu mir gekommen auf der Reise, und ich
habe nichts, was ich ihm vorsetzen kann,
Tekstuitleg van Lc 11,6 .
Lc 11,7 - Lc 11,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And he from within shall answer and say, Trouble me
not: the door is now shut, and my children are with me in bed; I cannot rise
and give thee.
Luther-Bibel . 7 und der drinnen würde antworten und sprechen: Mach mir keine
Unruhe! Die Tür ist schon zugeschlossen und meine Kinder und ich liegen schon
zu Bett; ich kann nicht aufstehen und dir etwas geben.
Tekstuitleg van Lc 11,7 .
Lc 11,8 - Lc 11,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] I say unto you, Though he will not rise and give him,
because he is his friend, yet because of his importunity he will rise and give
him as many as he needeth.
Luther-Bibel . 8 Ich sage euch: Und wenn er schon nicht aufsteht und ihm etwas
gibt, weil er sein Freund ist, dann wird er doch wegen seines unverschämten
Drängens aufstehen und ihm geben, so viel er bedarf.
Tekstuitleg van Lc 11,8 .
196. Gebedsverhoring : Lc 11,9-13 // ( Mt 7,7-11 ) - verwijzingen -
Lc 11,9 - Lc 11,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And I say unto you, Ask, and it shall be given you;
seek, and ye shall find; knock, and it shall be opened unto you.
Luther-Bibel . 9 Und ich sage euch auch: Bittet, so wird euch gegeben; suchet,
so werdet ihr finden; klopfet an, so wird euch aufgetan.
Tekstuitleg van Lc 11,9 .
10. act. ind. fut. 2de pers. mv. heurèsete (mâtsâ´thèm) van het werkw. heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het N.T. : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Lc : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Hnd : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in de Septuaginta : heuriskô (vinden) . Hebr. mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenach : mâtsâ´ (vinden) . Lat. invenire . Fr. trouver . Du latin populaire *tropare (« composer, inventer un air » d’où « composer un poème », puis « inventer, découvrir »), dérivé de tropus (« figure de rhétorique » ? voir trope). Website : http://fr.wiktionary.org/wiki/trouver . Ned. vinden . D. finden . E. to find . Lc (3) : (1) Lc 2,12 . (2) Lc 11,9 . (3) Lc 19,30 .Een vorm van heuriskô (vinden) in Lc in 45 verzen , in Lc 11 in 5 verzen : (1) Lc 11,9 . (2) Lc 11,10 . (3) Lc 11,24 . (4) Lc 11,25 . (5) Lc 11,54 . In Lc : 17 vormen in 18 / 24 hoofdstukken en 45 verzen . In Hnd : X vormen in 17 hoofdstukken en 33 verzen . Een vorm van heuriskô (vinden) in de LXX (613) , in het N.T. (176) .
Lc 11,10 - Lc 11,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] For every one that asketh receiveth; and he that seeketh
findeth; and to him that knocketh it shall be opened.
Luther-Bibel . 10 Denn wer da bittet, der empfängt; und wer da sucht, der findet;
und wer da anklopft, dem wird aufgetan.
Tekstuitleg van Lc 11,10 .
Lc 11,11 - Lc 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] If a son shall ask bread of any of you that is a father,
will he give him a stone? or if he ask a fish, will he for a fish give him a
serpent?
Luther-Bibel . 11 Wo ist unter euch ein Vater, der seinem Sohn, wenn der ihn
um einen Fisch bittet, eine Schlange für den Fisch biete?
Tekstuitleg van Lc 11,11 .
Lc 11,12 - Lc 11,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] Or if he shall ask an egg, will he offer him a scorpion?
Luther-Bibel . 12 Oder der ihm, wenn er um ein Ei bittet, einen Skorpion dafür
biete?
Tekstuitleg van Lc 11,12 .
Lc 11,13 - Lc 11,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] If ye then, being evil, know how to give good gifts
unto your children: how much more shall your heavenly Father give the Holy Spirit
to them that ask him?
Luther-Bibel . 13 Wenn nun ihr, die ihr böse seid, euren Kindern gute Gaben
geben könnt, wie viel mehr wird der Vater im Himmel den Heiligen Geist geben
denen, die ihn bitten! Jesus und die bösen Geister
Tekstuitleg van Lc 11,13 .
197. Uitdrijving van een stomme demon : Lc 11,14 - verwijzingen -Lc 11,14 - Lc 11,14 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And he was casting out a devil, and it was dumb. And
it came to pass, when the devil was gone out, the dumb spake; and the people
wondered.
Luther-Bibel . 14 Und er trieb einen bösen Geist aus, der war stumm. Und es
geschah, als der Geist ausfuhr, da redete der Stumme. Und die Menge verwunderte
sich.
Tekstuitleg van Lc 11,14 .
14. actief indicatief aorist derde persoon enkelvoud elalèsen (hij sprak)
van het werkw. laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het N.T.
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Lc : laleô
(lallen, spreken, praten) .
Lc (5) : (1) Lc
1,55 . (2) Lc
1,70 . (3) Lc
2,50 . (4) Lc
11,14 . (5) Lc
24,6 . Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen
. In 2 verzen in Lc 11 : (1) Lc
11,14 . (2) Lc
11,37 .
198. De Beëlzbubcontroverse : Lc 11,15-23 -
Lc 11,15 - Lc 11,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] But some of them said, He casteth out devils through
Beelzebub the chief of the devils.
Luther-Bibel . 15 Einige aber unter ihnen sprachen: Er treibt die bösen Geister
aus durch Beelzebul, ihren Obersten.
Tekstuitleg van Lc 11,15 .
Lc 11,16 - Lc 11,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] And others, tempting him, sought of him a sign from
heaven.
Luther-Bibel . 16 Andere aber versuchten ihn und forderten von ihm ein Zeichen
vom Himmel.
Tekstuitleg van Lc 11,16 .
4. nom. + acc. onz. enk. sèmeion (teken) . Taalgebruik in het N.T. :
sèmeion
(teken) . Taalgebruik in Lc : sèmeion
(teken) . Lat. signum . Fr. signe . E. sign . N. teken . D. Zeichen .
Lc (7) : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
23,8 . Een vorm van sèmeion (teken) in Lc in 9 verzen : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
21,11 . (8) Lc
21,25 . (9) Lc
23,8 .
Lc 11,17 - Lc 11,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] But he, knowing their thoughts, said unto them, Every
kingdom divided against itself is brought to desolation; and a house divided
against a house falleth.
Luther-Bibel . 17 Er aber erkannte ihre Gedanken und sprach zu ihnen: Jedes
Reich, das mit sich selbst uneins ist, wird verwüstet und ein Haus fällt über
das andre.
Tekstuitleg van Lc 11,17 .
Lc 11,18 - Lc 11,18 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] If Satan also be divided against himself, how shall
his kingdom stand? because ye say that I cast out devils through Beelzebub.
Luther-Bibel . 18 Ist aber der Satan auch mit sich selbst uneins, wie kann sein
Reich bestehen? Denn ihr sagt, ich treibe die bösen Geister aus durch Beelzebul.
Tekstuitleg van Lc 11,18 .
Lc 11,19 - Lc 11,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And if I by Beelzebub cast out devils, by whom do your
sons cast them out? therefore shall they be your judges.
Luther-Bibel . 19 Wenn aber ich die bösen Geister durch Beelzebul austreibe,
durch wen treiben eure Söhne sie aus? Darum werden sie eure Richter sein.
Tekstuitleg van Lc 11,19 .
20. act. ind. fut. 3de pers. mv. esontai (zij zullen zijn) van het werkw. eimi
(zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi
(zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn
. E. to be .
Lc (7) : (1) Lc
11,19 . (2) Lc
12,52 . (3) Lc
13,30 . (4) Lc
17,34 . (5) Lc
17,35 . (6) Lc
21,11 . (7) Lc
21,25 .
Lc 11,20 - Lc 11,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] But if I with the finger of God cast out devils, no
doubt the kingdom of God is come upon you.
Luther-Bibel . 20 Wenn ich aber durch Gottes Finger die bösen Geister austreibe,
so ist ja das Reich Gottes zu euch gekommen.
Tekstuitleg van Lc 11,20 .
Lc 11,21 - Lc 11,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] When a strong man armed keepeth his palace, his goods
are in peace:
Luther-Bibel . 21 Wenn ein Starker gewappnet seinen Palast bewacht, so bleibt,
was er hat, in Frieden.
Tekstuitleg van Lc 11,21 .
Lc 11,22 - Lc 11,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] But when a stronger than he shall come upon him, and
overcome him, he taketh from him all his armour wherein he trusted, and divideth
his spoils.
Luther-Bibel . 22 Wenn aber ein Stärkerer über ihn kommt und überwindet ihn,
so nimmt er ihm seine Rüstung, auf die er sich verließ, und verteilt die Beute.
Tekstuitleg van Lc 11,22 .
Lc 11,23 - Lc 11,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] He that is not with me is against me: and he that gathereth
not with me scattereth.
Luther-Bibel . 23 Wer nicht mit mir ist, der ist gegen mich; und wer nicht mit
mir sammelt, der zerstreut. Von der Rückkehr des bösen Geistes
Tekstuitleg van Lc 11,23 .
199. Terugkeer van de onreine geest : Lc 11,24-26 // Mt 12,43-45 - verwijzingen -
Lc 11,24 - Lc 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] When the unclean spirit is gone out of a man, he walketh
through dry places, seeking rest; and finding none, he saith, I will return
unto my house whence I came out.
Luther-Bibel . 24 Wenn der unreine Geist von einem Menschen ausgefahren ist,
so durchstreift er dürre Stätten, sucht Ruhe und findet sie nicht; dann spricht
er: Ich will wieder zurückkehren in mein Haus, aus dem ich fortgegangen bin.
Tekstuitleg van Lc 11,24 .
21. - 23. eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,40 . (3) Lc 1,56 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 5,25 . (6) Lc 6,4 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,39 . (9) Lc 8,41 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 10,38 . (12) Lc 11,24 . (13) Lc 15,6 . (14) Lc 16,27 . (15) Lc 18,14 . (16) Lc 22,54 .
Lc 11,25 - Lc 11,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] And when he cometh, he findeth it swept and garnished.
Luther-Bibel . 25 Und wenn er kommt, so findet er's gekehrt und geschmückt.
Tekstuitleg van Lc 11,25 .
Lc 11,26 - Lc 11,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] Then goeth he, and taketh to him seven other spirits
more wicked than himself; and they enter in, and dwell there: and the last state
of that man is worse than the first.
Luther-Bibel . 26 Dann geht er hin und nimmt sieben andre Geister mit sich,
die böser sind als er selbst; und wenn sie hineinkommen, wohnen sie darin, und
es wird mit diesem Menschen hernach ärger als zuvor. Eine Seligpreisung Jesu
Tekstuitleg van Lc 11,26 .
200. Zaligprijzing van Jezus'moeder : Lc 11,27-28 - verwijzingen -
Lc 11,27 - Lc 11,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] And it came to pass, as he spake these things, a certain
woman of the company lifted up her voice, and said unto him, Blessed is the
womb that bare thee, and the paps which thou hast sucked.
Luther-Bibel . 27 Und es begab sich, als er so redete, da erhob eine Frau im
Volk ihre Stimme und sprach zu ihm: Selig ist der Leib, der dich getragen hat,
und die Brüste, an denen du gesogen hast.
Tekstuitleg van Lc 11,27 . Het vers Lc 11,27 telt 26 (2 X 13) woorden en 115 (5 X 23) letters . De getalwaarde van Lc 11,27 is 13148 (2² X 19 X 179) .
Lc 11,27.1. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... ) zoals vele verhalen bij ons beginnen . Lc (69) . Lc
Lc 11,27..2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Lc (487 + 5 = 483) . Lc
Lc 11,27.3.
en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en
(in) . Taalgebruik in Lc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc
Lc 11,27.4.
bep. lidw. dat. mann. + onz. enk. tô(i) van het bepaald lidwoord ho ,
hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. . Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (154) . Lc
Lc 11,27.1. - 4. egeneto de en tô(i) = het gebeurde echter tijdens het ... Lc (9) : (1) Lc 1,8 . (2) Lc 2,6 . (3) Lc 3,21 . (4) Lc 5,1 . (5) Lc 8,40 . (6) Lc 9,51 . (7) Lc 10,38 . (8) Lc 11,27 . (9) Lc 18,35 .
Lc 11,27.19. nom. + dat. vr. enk. koilia(i) van het zelfst. naamw. koilia (buikholte , moederschoot) . Taalgebruik in het N.T. : koilia (buikholte , moederschoot) . Taalgebruik in Lc : koilia (buikholte , moederschoot) . Lc (4) : (1) Lc 1,41 . (2) Lc 1,44 . (3) Lc 2,21 . (4) Lc 11,27 . Een vorm van koilia (buikholte , moederschoot) in Lc in 8 verzen : (1) Lc 1,15 . (2) Lc 1,41 . (3) Lc 1,42 . (4) Lc 1,44 . (5) Lc 2,21 . (6) Lc 11,27 . (7) Lc 15,16 . (8) Lc 23,29 .
Lc 11,28 - Lc 11,28 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] But he said, Yea rather, blessed are they that hear
the word of God, and keep it.
Luther-Bibel . 28 Er aber sprach: Ja, selig sind, die das Wort Gottes hören
und bewahren. Ablehnung der Zeichenforderung
Tekstuitleg van Lc 11,28 .
7. akouontes (horende) . Verwijzing : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . Tegenwoordig deelwoord nominatief mannelijk meervoud . In twintig verzen in de bijbel . In vijf verzen in het O.T. . In vijf verzen in Lc : (1) Lc 2,47 . (2) Lc 4,28 . (3) Lc 8,10 . (4) Lc 8,21 . (5) Lc 11,28 . In vier verzen in Hnd : (1) Hnd 7,54 . (2) Hnd 9,7 . (3) Hnd 9,21 . (4) Hnd 18,8 . pantes hoi akouantes (alle toehoorders) .
201. Het teken van Jona : Lc 11,29-32
Lc 11,29 - Lc 11,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] And when the people were gathered thick together, he
began to say, This is an evil generation: they seek a sign; and there shall
no sign be given it, but the sign of Jonas the prophet.
Luther-Bibel . 29 Die Menge aber drängte herzu. Da fing er an und sagte: Dies
Geschlecht ist ein böses Geschlecht; es fordert ein Zeichen, aber es wird ihm
kein Zeichen gegeben werden als nur das Zeichen des Jona.
Tekstuitleg van Lc 11,29 .
13. nom. + acc. onz. enk. sèmeion (teken) . Taalgebruik in het N.T.
: sèmeion
(teken) . Taalgebruik in Lc : sèmeion
(teken) . Lat. signum . Fr. signe . E. sign . N. teken . D. Zeichen .
Lc (7) : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
23,8 . Een vorm van sèmeion (teken) in Lc in 9 verzen : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
21,11 . (8) Lc
21,25 . (9) Lc
23,8 .
16. nom. + acc. onz. enk. sèmeion (teken) . Taalgebruik in het N.T.
: sèmeion
(teken) . Taalgebruik in Lc : sèmeion
(teken) . Lat. signum . Fr. signe . E. sign . N. teken . D. Zeichen .
Lc (7) : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
23,8 . Een vorm van sèmeion (teken) in Lc in 9 verzen : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
21,11 . (8) Lc
21,25 . (9) Lc
23,8 .
23. nom. + acc. onz. enk. sèmeion (teken) . Taalgebruik in het N.T.
: sèmeion
(teken) . Taalgebruik in Lc : sèmeion
(teken) . Lat. signum . Fr. signe . E. sign . N. teken . D. Zeichen .
Lc (7) : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
23,8 . Een vorm van sèmeion (teken) in Lc in 9 verzen : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
21,11 . (8) Lc
21,25 . (9) Lc
23,8 .
Lc 11,30 - Lc 11,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] For as Jonas was a sign unto the Ninevites, so shall
also the Son of man be to this generation.
Luther-Bibel . 30 Denn wie Jona ein Zeichen war für die Leute von Ninive, so
wird es auch der Menschensohn sein für dieses Geschlecht.
Tekstuitleg van Lc 11,30 .
1. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in Lc : kathôs
(zoals) .
Lc (17) : (1) Lc
1,2 . (2) Lc
1,55 . (3) Lc
1,70 . (4) Lc
2,20 . (5) Lc
2,23 . (6) Lc
5,14 . (7) Lc
6,31 . (8) Lc
6,36 . (9) Lc
11,1 . (10) Lc
11,30 . (11) Lc
17,26 . (12) Lc
17,28 . (13) Lc
19,32 . (14) Lc
22,13 . (15) Lc
22,29 . (16) Lc
24,24 . (17) Lc
24,39 .
7. nom. + acc. onz. enk. sèmeion (teken) . Taalgebruik in het N.T. :
sèmeion
(teken) . Taalgebruik in Lc : sèmeion
(teken) . Lat. signum . Fr. signe . E. sign . N. teken . D. Zeichen .
Lc (7) : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
23,8 . Een vorm van sèmeion (teken) in Lc in 9 verzen : (1) Lc
2,12 . (2) Lc
2,34 . (3) Lc
11,16 . (4) Lc
11,29 . (5) Lc
11,30 . (6) Lc
21,7 . (7) Lc
21,11 . (8) Lc
21,25 . (9) Lc
23,8 .
Lc 11,31 - Lc 11,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] The queen of the south shall rise up in the judgment
with the men of this generation, and condemn them: for she came from the utmost
parts of the earth to hear the wisdom of Solomon; and, behold, a greater than
Solomon is here.
Luther-Bibel . 31 Die Königin vom Süden wird auftreten beim Jüngsten Gericht
mit den Leuten dieses Geschlechts und wird sie verdammen; denn sie kam vom Ende
der Welt, zu hören die Weisheit Salomos. Und siehe, hier ist mehr als Salomo.
Tekstuitleg van Lc 11,31 .
Lc 11,32 - Lc 11,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] The men of Nineve shall rise up in the judgment with
this generation, and shall condemn it: for they repented at the preaching of
Jonas; and, behold, a greater than Jonas is here.
Luther-Bibel . 32 Die Leute von Ninive werden auftreten beim Jüngsten Gericht
mit diesem Geschlecht und werden's verdammen; denn sie taten Buße nach der Predigt
des Jona. Und siehe, hier ist mehr als Jona. Bildworte vom Licht
Tekstuitleg van Lc 11,32 .
202. De lamp op de standaard : Lc 11,33 // Mt 5,15 - verwijzingen -
Lc 11,33 - Lc 11,33 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] No man, when he hath lighted a candle, putteth it in
a secret place, neither under a bushel, but on a candlestick, that they which
come in may see the light.
Luther-Bibel . 33 Niemand zündet ein Licht an und setzt es in einen Winkel,
auch nicht unter einen Scheffel, sondern auf den Leuchter, damit, wer hineingeht,
das Licht sehe.
Tekstuitleg van Lc 11,33 .
203. Het oog als het licht van het lichaam : Lc 11,34-36 // Mt 6,22-23 - verwijzingen -Lc 11,34 - Lc 11,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] The light of the body is the eye: therefore when thine
eye is single, thy whole body also is full of light; but when thine eye is evil,
thy body also is full of darkness.
Luther-Bibel . 34 Dein Auge ist das Licht des Leibes. Wenn nun dein Auge lauter
ist, so ist dein ganzer Leib licht; wenn es aber böse ist, so ist auch dein
Leib finster.
Tekstuitleg van Lc 11,34 .
Lc 11,35 - Lc 11,35 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] Take heed therefore that the light which is in thee
be not darkness.
Luther-Bibel . 35 So schaue darauf, dass nicht das Licht in dir Finsternis sei.
Tekstuitleg van Lc 11,35 .
Lc 11,36 - Lc 11,36 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] If thy whole body therefore be full of light, having
no part dark, the whole shall be full of light, as when the bright shining of
a candle doth give thee light.
Luther-Bibel . 36 Wenn nun dein Leib ganz licht ist und kein Teil an ihm finster
ist, dann wird er ganz licht sein, wie wenn dich das Licht erleuchtet mit hellem
Schein. Weherufe gegen die Pharisäer und Schriftgelehrten
Tekstuitleg van Lc 11,36 .
204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54 -
Lc 11,37 - Lc 11,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] And as he spake, a certain Pharisee besought him to
dine with him: and he went in, and sat down to meat.
Luther-Bibel . 37 Als er noch redete, bat ihn ein Pharisäer, mit ihm zu essen.
Und er ging hinein und setzte sich zu Tisch.
Tekstuitleg van Lc 11,37 .
4. act. inf. aor. lalèsai van het werkw. laleô (lallen, spreken,
praten) . Taalgebruik in het N.T. : laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Lc : laleô
(lallen, spreken, praten) .
Lc (4) : (1) Lc
1,19 . (2) Lc
1,20 . (3) Lc
1,22 . (4) Lc
11,37 . Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen
. In 2 verzen in Lc 11 : (1) Lc
11,14 . (2) Lc
11,37 .
7. farisaios (farizeeër) . Verwijzing : Farisaioi (Farizeeën) , zie Mc 2,18 . Nominatief mannelijk enkelvoud . In negen verzen in de bijbel . In vijf verzen bij Lucas : (1) Lc 7,39 . (2) Lc 11,37 . (3) Lc 11,38 . (4) Lc 18,10 . (5) Lc 18,11 . In drie verzen in Hnd : (1) Hnd 5,34 . (2) Hnd 23,6 . (3) Hnd 26,5 . In Fil 3,5 .
204. 1. Lc 11,37 : uitnodiging van Jezus op de maaltijd en zijn ingaan erop
Vers 7,36 bestaat uit twee delen, aangegeven door twee nevenschikkende zinnen : de uitnodiging van Jezus op een maaltijd door een Farizeeër (Lc 7,36a) en het ingaan op de uitnodiging door Jezus (Lc 7,36b). Hetzelfde thema en dezelfde structuur treffen we ook aan in Lc 11,37. Het is opmerkelijk dat zowel Lc 7,36 als Lc 11,37 32 lettergrepen bevatten. In Lc 14,1a is hetzelfde thema maar de structuur is omgekeerd. Jezus gaat naar het huis van een Farizeeër wellicht na een uitnodiging. Ook Lc 14,1a bevat 32 lettergrepen.
Lc 7,36a - Lc 7,36 - | Lc 11,37a - Lc 11,37 - | Lc 14,1 - Lc 14,1a - |
En de tôi lalèsai (tijdens het spreken echter) | ||
èrôta de (vroeg echter) | erôtai (vraagt) | |
tis (iemand) ... tôn farisaiôn (van de farizeeën) | ... farizaios (een farizeeër) | tinos tôn archôntôn tôn farisaiôn (van één van de leiders van de farizeeën) |
auton (hem) | auton (hem) | |
hina (opdat) | hopôs (opdat) | |
fagèi (hij zou eten) | aristèsèi ( aristaô : eten; de eerste maaltijd nemen (hij zou eten) | sabbatôi fagein arton (op sabbat om brood te eten) |
met'autou (met hem) | par'autôi (bij hem) | |
kai (en) | ||
eiselthôn (binnengegaan) | eiselthôn (binnengegaan) de (echter) | kai egeneto en tôi elthein auton (en het gebeurde in het gaan ) |
eis ton oikon (in het huis) | eis oikon (naar het huis).... | |
kateklithè (lag hij aan) (kataklinô : aanliggen) | anepesen (lag hij aan) (anapiptô = ) | |
115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) | 204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54 | 230. Genezing van een waterzuchtige op sabbat : Lc 14,1-6 |
Lc 7,36a - Lc 7,36a - | Lc 11,37a - Lc 11,37a - | |
En de tôi lalèsai (tijdens het spreken echter) | ||
werkwoord | èrôta de (vroeg echter) | erôtai (vraagt) |
onderwerp | tis (iemand) ... tôn farisaiôn (van de farizeeën) | ... farizaios (een farizeeër) |
lijdend voorwerp | auton (hem) | auton (hem) |
voegwoord van doel | hina (opdat) | hopôs (opdat) |
werkwoord | fagèi (hij zou eten) | aristèsèi ( aristaô : eten; de eerste maaltijd nemen (hij zou eten) |
bijwoordelijke bepaling | met'autou (met hem) | par'autôi (bij hem) |
115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) | 204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54 |
Tijdens het gesprek nodigt een Farizeeër Jezus uit om bij hem te eten.
Jezus is wel vaker bij iemand te gast: een tollenaar, een bepaalde Farizeeër,
een wetgeleerde, Martha en Maria, Zacheüs, enz.
Het begin van deze pericope roept natuurlijk onmiddellijk herinneringen op aan Lc 7,36a .
Het is verwonderlijk dat de zin niet begint met egeneto de (het gebeurde echter) of kai egeneto (en het gebeurde) gevolgd door en töi ... (terwijl ...) . Het gebruik van de (echter) zwakt de band met voorgaande pericope wat af. En ... tôi lalèsai (tijdens het spreken) legt dan wel weer de band met voorgaande pericope (Lc 11,29-36) en de aard van de tussenkomst (het gesprek). Lalèsai (spreken) staat in de infinitief aorist (verleden tijd) ; de vraag maakt een einde aan het gesprek waardoor het gesprek verleden tijd wordt; het gesprek zal wellicht later worden voortgezet (Lc 11,39-54).
erôtai : indicatief presens (onvoltooid tegenwoordige
tijd) : vraagt. Woordvolgorde : werkwoord, lijdend voorwerp (auton = hem) ,
onderwerp : (farisaios : een farizeeër).
De bijwoordelijke bijzin van doel wordt ingeleid door hopôs of
hina (opdat). Het werkwoord staat hier in de conjunctief. Aristèsèi
: conjunctief aorist van aristaô : "ontbijten", een
twaalfuurtje nemen, maaltijd nemen. ariston : ontbijt, twaalfuurtje . Woordvolgorde
van de bijwoordelijke bijzin van doel : voegwoord, werkwoord, bijwoordelijke
bepaling .
De tweede zin van vers 37 is uiterst kort : het participium als bijstelling bij het onderwerp; het onderschikkend partikel de (echter) en het hoofdwerkwoord. Eiselthôn : participium aorist van eiserchomai : binnengaan. Anepesen : indicatief aorist van anapiptô : neerleggen.
1. - 3. en de tôi + infinitief . Voorzetsel + partikel + bepaald lidwoord datief mannelijk of onzijdig enkelvoud + infinitief . In vier verzen in het N.T. : (1) Mt 13,25 . (2) Lc 8,42 . (3) Lc 11,37 . (4) Hnd 9,3 . (5) Hnd 11,15 .
Lc 11,38 - Lc 11,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] And when the Pharisee saw it, he marvelled that he
had not first washed before dinner.
Luther-Bibel . 38 Als das der Pharisäer sah, wunderte er sich, dass er sich
nicht vor dem Essen gewaschen hatte.
Tekstuitleg van Lc 11,38 .
3. farisaios (farizeeër) . Verwijzing : Farisaioi (Farizeeën) , zie Mc 2,18 . Nominatief mannelijk enkelvoud . In negen verzen in de bijbel . In vijf verzen bij Lucas : (1) Lc 7,39 . (2) Lc 11,37 . (3) Lc 11,38 . (4) Lc 18,10 . (5) Lc 18,11 . In drie verzen in Hnd : (1) Hnd 5,34 . (2) Hnd 23,6 . (3) Hnd 26,5 . In Fil 3,5 .
Lc 11,39 - Lc 11,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] And the Lord said unto him, Now do ye Pharisees make
clean the outside of the cup and the platter; but your inward part is full of
ravening and wickedness.
Luther-Bibel . 39 Der Herr aber sprach zu ihm: Ihr Pharisäer, ihr haltet die
Becher und Schüsseln außen rein; aber euer Inneres ist voll Raubgier und Bosheit.
Tekstuitleg van Lc 11,39 .
Lc 11,40 - Lc 11,40 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] Ye fools, did not he that made that which is without
make that which is within also?
Luther-Bibel . 40 Ihr Narren, hat nicht der, der das Äußere geschaffen hat,
auch das Innere geschaffen?
Tekstuitleg van Lc 11,40 .
Lc 11,41 - Lc 11,41 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] But rather give alms of such things as ye have; and,
behold, all things are clean unto you.
Luther-Bibel . 41 Gebt doch, was drinnen ist, als Almosen, siehe, dann ist euch
alles rein.
Tekstuitleg van Lc 11,41 .
4. act. imperat. aor. 2de pers. mv. dote (geeft) van het werkw. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het N.T. : didômi (geven) . Hebr. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenach : nâthan (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Lc (5) : (1) Lc 9,13 . (2) Lc 11,41 . (3) Lc 12,33 . (4) Lc 15,22 . (5) Lc 19,24 . Bijbel (50) . O.T. (36) . N.T. (14) . Een vorm van didômi (geven) in Lc in 54 verzen , in Lc 9 (3) : (1) Lc 9,1 . (2) Lc 9,13 . (3) Lc 9,16 . In Lc : X vormen van didômi (geven) in 54 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van didômi (geven) in 34 verzen in 18 / 28 hoofdstukken . Een vorm van didômi (geven) in het N.T. (416) , in de LXX (2131) .
Lc 11,42 - Lc 11,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] But woe unto you, Pharisees! for ye tithe mint and
rue and all manner of herbs, and pass over judgment and the love of God: these
ought ye to have done, and not to leave the other undone.
Luther-Bibel . 42 Aber weh euch Pharisäern! Denn ihr gebt den Zehnten von Minze
und Raute und allerlei Gemüse, aber am Recht und an der Liebe Gottes geht ihr
vorbei. Doch dies sollte man tun und jenes nicht lassen.
Tekstuitleg van Lc 11,42 .
14. nom. + acc. onz. enk. pan van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles)
. Taalgebruik in het N.T. : pas
(ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas
(ieder, elk, alles) . Hebr. kol . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder
.
Lc (6) : (1) Lc
1,10 . (2) Lc
1,37 . (3) Lc
2,23 . (4) Lc
3,5 . (5) Lc
3,9 . (6) Lc
11,42 .
Lc 11,43 - Lc 11,43 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] Woe unto you, Pharisees! for ye love the uppermost
seats in the synagogues, and greetings in the markets.
Luther-Bibel . 43 Weh euch Pharisäern! Denn ihr sitzt gern obenan in den Synagogen
und wollt gegrüßt sein auf dem Markt.
Tekstuitleg van Lc 11,43 .
11. dat. vr. mv. sunagôgais van het zelfst. naamw. sunagôgè (synagoge) . Taalgebruik in het N.T. : sunagôgè (synagoge) . Taalgebruik in Lc : sunagôgè (synagoge) . Lc (3) : (1) Lc 4,15 . (2) Lc 11,43 . (3) Lc 20,46 . Een vorm van sunagogè (synagoge) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 4,15 . (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,20 . (4) Lc 4,28 . (5) Lc 4,33 . (6) Lc 4,38 . (7) Lc 4,44 . (8) Lc 6,6 . (9) Lc 7,5 . (10) Lc 8,41 . (11) Lc 11,43 . (12) Lc 12,11 . (13) Lc 13,10 . (14) Lc 20,46 . (15) Lc 21,12 .
Lc 11,44 - Lc 11,44 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] Woe unto you, scribes and Pharisees, hypocrites! for
ye are as graves which appear not, and the men that walk over them are not aware
of them.
Luther-Bibel . 44 Weh euch! Denn ihr seid wie die verdeckten Gräber, über die
die Leute laufen und wissen es nicht.
Tekstuitleg van Lc 11,44 .
Lc 11,45 - Lc 11,45 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] Then answered one of the lawyers, and said unto him,
Master, thus saying thou reproachest us also.
Luther-Bibel . 45 Da antwortete einer von den Schriftgelehrten und sprach zu
ihm: Meister, mit diesen Worten schmähst du uns auch.
Tekstuitleg van Lc 11,45 .
Lc 11,46 - Lc 11,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] And he said, Woe unto you also, ye lawyers! for ye
lade men with burdens grievous to be borne, and ye yourselves touch not the
burdens with one of your fingers.
Luther-Bibel . 46 Er aber sprach: Weh auch euch Schriftgelehrten! Denn ihr beladet
die Menschen mit unerträglichen Lasten und ihr selbst rührt sie nicht mit einem
Finger an.
Tekstuitleg van Lc 11,46 .
Lc 11,47 - Lc 11,47 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] Woe unto you! for ye build the sepulchres of the prophets,
and your fathers killed them.
Luther-Bibel . 47 Weh euch! Denn ihr baut den Propheten Grabmäler; eure Väter
aber haben sie getötet.
Tekstuitleg van Lc 11,47 .
Lc 11,48 - Lc 11,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] Truly ye bear witness that ye allow the deeds of your
fathers: for they indeed killed them, and ye build their sepulchres.
Luther-Bibel . 48 So bezeugt ihr und billigt die Taten eurer Väter; denn sie
haben sie getötet, und ihr baut ihnen Grabmäler!
Tekstuitleg van Lc 11,48 .
2. martures (getuigen). Verwijzing : martureô
(getuigen) , zie Joh
1,7 . Nominatief meervoud mannelijk . In twintig verzen in de bijbel
. In tien verzen in het O.T. . In tien verzen in het N.T. . Niet bij Matteüs
en Marcus. In twee verzen bij Lucas : (1) Lc
11,48 . (2) Lc
24,48 . In zeven verzen in Hnd : (1) Hnd
1,8 . (2) Hnd
2,32 . (3) Hnd
3,15 . (4) Hnd
5,32 . (5) Hnd
7,58 . (6) Hnd
10,39 . (7) Hnd
13,31 . Tenslotte 1 Tes 2,10 .
Het getuigenis van de apostelen is één van de elementen die Lc
24,48 - Lc
24,49 en Hnd
1,4 / Hnd
1,8 gemeenschappelijk hebben :
- Lc 24,48
: humeis martures toutôn = jullie zijn getuigen van deze 'dingen' .
- Hnd 1,8
: esesthe mou martures = jullie zullen mijn getuigen zijn .
Getuigen zijn wijst op opvolging maar ook op de aard van de opvolging . Na het
heengaan van Elia werd de leerling Elisa leraar . Op deze wijze gebeurt het
niet met de leerlingen van Jezus . Zij blijven leerlingen . Ze zijn en blijven
getuigen . In de meeste teksten van Hnd kan dat getuigenis onder verschillende
aspecten bekeken worden : tijd , plaats en inhoud . Naar tijd : vanaf het doopsel
van Johannes tot ... Naar plaats : te beginnen vanaf Jeruzalem ... Naar inhoud
: het leven van Jezus , zijn lijden , dood , opstanding , geestesgave enz....
Lc 11,49 - Lc 11,49 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [49] Therefore also said the wisdom of God, I will send
them prophets and apostles, and some of them they shall slay and persecute:
Luther-Bibel . 49 Darum spricht die Weisheit Gottes: Ich will Propheten und
Apostel zu ihnen senden, und einige von ihnen werden sie töten und verfolgen,
Tekstuitleg van Lc 11,49 .
Lc 11,50 - Lc 11,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [50] That the blood of all the prophets, which was shed
from the foundation of the world, may be required of this generation;
Luther-Bibel . 50 damit gefordert werde von diesem Geschlecht das Blut aller
Propheten, das vergossen ist seit Erschaffung der Welt,
Tekstuitleg van Lc 11,50 .
Lc 11,51 - Lc 11,51 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [51] From the blood of Abel unto the blood of Zacharias,
which perished between the altar and the temple: verily I say unto you, It shall
be required of this generation.
Luther-Bibel . 51 von Abels Blut an bis hin zum Blut des Secharja, der umkam
zwischen Altar und Tempel. Ja, ich sage euch: Es wird gefordert werden von diesem
Geschlecht.
Tekstuitleg van Lc 11,51 .
6. gen. mann. enk. zachariou van de eigennaam zacharias (Zacharja) . Taalgebruik
in het N.T. : zacharias
(Zacharja) . Taalgebruik in Lc : zacharias
(Zacharja) .
Lc (3) : (1) Lc
1,40 . (2) Lc
3,2 . (3) Lc
11,51 . Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen : (1) Lc
1,5 . (2) Lc
1,12 . (3) Lc
1,13 . (4) Lc
1,18 . (5) Lc
1,21 . (6) Lc
1,40 . (7) Lc
1,59 . (8) Lc
1,67 . (9) Lc
3,2 . (10) Lc
11,51 .
14. gen. mann. enk. oikou van het zelfst. naamw. oikos (huis) . Taalgebruik
in het N.T. : oikos
(huis) . Taalgebruik in Lc : oikos
(huis) .
Lc (3) : (1) Lc
1,27 . (2) Lc
2,4 . (3) Lc
11,51 .
Lc 11,52 - Lc 11,52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [52] Woe unto you, lawyers! for ye have taken away the key
of knowledge: ye entered not in yourselves, and them that were entering in ye
hindered.
Luther-Bibel . 52 Weh euch Schriftgelehrten! Denn ihr habt den Schlüssel der
Erkenntnis weggenommen. Ihr selbst seid nicht hineingegangen und habt auch denen
gewehrt, die hineinwollten.
Tekstuitleg van Lc 11,52 .
Lc 11,53 - Lc 11,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [53] And as he said these things unto them, the scribes
and the Pharisees began to urge him vehemently, and to provoke him to speak
of many things:
Luther-Bibel . 53 Und als er von dort hinausging, fingen die Schriftgelehrten
und Pharisäer an, heftig auf ihn einzudringen und ihn mit vielen Fragen auszuhorchen,
Tekstuitleg van Lc 11,53 .
Lc 11,54 - Lc 11,54 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [54] Laying wait for him, and seeking to catch something
out of his mouth, that they might accuse him.
Luther-Bibel . 54 und belauerten ihn, ob sie etwas aus seinem Mund erjagen könnten.
Tekstuitleg van Lc 11,54 .
VULGAAT
1 et factum est cum esset in loco quodam orans ut cessavit dixit unus ex discipulis eius ad eum Domine doce nos orare sicut et Iohannes docuit discipulos suos 2 et ait illis cum oratis dicite Pater sanctificetur nomen tuum adveniat regnum tuum 3 panem nostrum cotidianum da nobis cotidie 4 et dimitte nobis peccata nostra siquidem et ipsi dimittimus omni debenti nobis et ne nos inducas in temptationem 5 et ait ad illos quis vestrum habebit amicum et ibit ad illum media nocte et dicit illi amice commoda mihi tres panes 6 quoniam amicus meus venit de via ad me et non habeo quod ponam ante illum 7 et ille de intus respondens dicat noli mihi molestus esse iam ostium clausum est et pueri mei mecum sunt in cubili non possum surgere et dare tibi 8 dico vobis et si non dabit illi surgens eo quod amicus eius sit propter inprobitatem tamen eius surget et dabit illi quotquot habet necessarios 9 et ego vobis dico petite et dabitur vobis quaerite et invenietis pulsate et aperietur vobis 10 omnis enim qui petit accipit et qui quaerit invenit et pulsanti aperietur 11 quis autem ex vobis patrem petet panem numquid lapidem dabit illi aut piscem numquid pro pisce serpentem dabit illi 12 aut si petierit ovum numquid porriget illi scorpionem 13 si ergo vos cum sitis mali nostis bona data dare filiis vestris quanto magis Pater vester de caelo dabit spiritum bonum petentibus se 14 et erat eiciens daemonium et illud erat mutum et cum eiecisset daemonium locutus est mutus et admiratae sunt turbae 15 quidam autem ex eis dixerunt in Beelzebub principe daemoniorum eicit daemonia 16 et alii temptantes signum de caelo quaerebant ab eo 17 ipse autem ut vidit cogitationes eorum dixit eis omne regnum in se ipsum divisum desolatur et domus supra domum cadet 18 si autem et Satanas in se ipsum divisus est quomodo stabit regnum ipsius quia dicitis in Beelzebub eicere me daemonia 19 si autem ego in Beelzebub eicio daemonia filii vestri in quo eiciunt ideo ipsi iudices vestri erunt 20 porro si in digito Dei eicio daemonia profecto praevenit in vos regnum Dei 21 cum fortis armatus custodit atrium suum in pace sunt ea quae possidet 22 si autem fortior illo superveniens vicerit eum universa arma eius aufert in quibus confidebat et spolia eius distribuit 23 qui non est mecum adversum me est et qui non colligit mecum dispergit 24 cum inmundus spiritus exierit de homine perambulat per loca inaquosa quaerens requiem et non inveniens dicit revertar in domum meam unde exivi 25 et cum venerit invenit scopis mundatam 26 et tunc vadit et adsumit septem alios spiritus nequiores se et ingressi habitant ibi et sunt novissima hominis illius peiora prioribus 27 factum est autem cum haec diceret extollens vocem quaedam mulier de turba dixit illi beatus venter qui te portavit et ubera quae suxisti 28 at ille dixit quippini beati qui audiunt verbum Dei et custodiunt 29 turbis autem concurrentibus coepit dicere generatio haec generatio nequam est signum quaerit et signum non dabitur illi nisi signum Ionae 30 nam sicut Ionas fuit signum Ninevitis ita erit et Filius hominis generationi isti 31 regina austri surget in iudicio cum viris generationis huius et condemnabit illos quia venit a finibus terrae audire sapientiam Salomonis et ecce plus Salomone hic 32 viri ninevitae surgent in iudicio cum generatione hac et condemnabunt illam quia paenitentiam egerunt ad praedicationem Ionae et ecce plus Iona hic 33 nemo lucernam accendit et in abscondito ponit neque sub modio sed supra candelabrum ut qui ingrediuntur lumen videant 34 lucerna corporis tui est oculus tuus si oculus tuus fuerit simplex totum corpus tuum lucidum erit si autem nequam fuerit etiam corpus tuum tenebrosum erit 35 vide ergo ne lumen quod in te est tenebrae sint 36 si ergo corpus tuum totum lucidum fuerit non habens aliquam partem tenebrarum erit lucidum totum et sicut lucerna fulgoris inluminabit te 37 et cum loqueretur rogavit illum quidam Pharisaeus ut pranderet apud se et ingressus recubuit 38 Pharisaeus autem coepit intra se reputans dicere quare non baptizatus esset ante prandium 39 et ait Dominus ad illum nunc vos Pharisaei quod de foris est calicis et catini mundatis quod autem intus est vestrum plenum est rapina et iniquitate 40 stulti nonne qui fecit quod de foris est etiam id quod de intus est fecit 41 verumtamen quod superest date elemosynam et ecce omnia munda sunt vobis 42 sed vae vobis Pharisaeis quia decimatis mentam et rutam et omne holus et praeteritis iudicium et caritatem Dei haec autem oportuit facere et illa non omittere 43 vae vobis Pharisaeis quia diligitis primas cathedras in synagogis et salutationes in foro 44 vae vobis quia estis ut monumenta quae non parent et homines ambulantes supra nesciunt 45 respondens autem quidam ex legis peritis ait illi magister haec dicens etiam nobis contumeliam facis 46 at ille ait et vobis legis peritis vae quia oneratis homines oneribus quae portari non possunt et ipsi uno digito vestro non tangitis sarcinas 47 vae vobis quia aedificatis monumenta prophetarum patres autem vestri occiderunt illos 48 profecto testificamini quod consentitis operibus patrum vestrorum quoniam quidem ipsi eos occiderunt vos autem aedificatis eorum sepulchra 49 propterea et sapientia Dei dixit mittam ad illos prophetas et apostolos et ex illis occident et persequentur 50 ut inquiratur sanguis omnium prophetarum qui effusus est a constitutione mundi a generatione ista 51 a sanguine Abel usque ad sanguinem Zacchariae qui periit inter altare et aedem ita dico vobis requiretur ab hac generatione 52 vae vobis legis peritis quia tulistis clavem scientiae ipsi non introistis et eos qui introibant prohibuistis 53 cum haec ad illos diceret coeperunt Pharisaei et legis periti graviter insistere et os eius opprimere de multis 54 insidiantes et quaerentes capere aliquid ex ore eius ut accusarent eum