LUCASEVANGELIE , ZEVENDE HOOFDSTUK , LC 7 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -
BIJBEL: Taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

Overzicht van het Lucasevangelie : Lc : overzicht , Lc : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Lc : commentaar ,

Overzicht : Lc 1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc 5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc 9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 ,

  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
                                                 

Tekstuitleg per pericope : Lc 7,1-10 - Lc 7,11-17 - Lc 7,18-23 - Lc 7,24-28 - Lc 7,29-30 - Lc 7,31-35 - Lc 7,36-50 - Lc 7,36 - Lc 7,36a - Lc 7,36b -
Tekstuitleg vers per vers : - Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10 - Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,15 - Lc 7,16 - Lc 7,17 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 - Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 - Lc 7,29 - Lc 7,30 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 - Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -



In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het zevende hoofdstuk van het Lucasevangelie :
109. De honderdman van Kafarnaüm : Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10
110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17
111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6
112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11
113. Het doopsel van Johannes : een beslissende keuze : Lc 7,29-30
114. Jezus en Johannes slecht ontvangen : Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19
115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13


109. De honderdman van Kafarnaüm : Lc 7,1-10 - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10

Evangelie op de 9de (negende) zondag door het c-jaar : Lc 7,1-10 .

In die tijd ging Jezus, na afloop van zijn onderricht aan het luisterende volk, naar Kafarnaüm. Daar was een honderdman, die een knecht had aan wie hem veel gelegen was; die knecht was ziek en lag op sterven. Omdat de honderdman van Jezus hoorde, zond hij enkele oudsten van de Joden naar Hem toe met het verzoek zijn knecht te komen genezen. Bij Jezus gekomen riepen zij met aandrang zijn hulp in. Ze zeiden: "Hij verdient dat Gij hem deze gunst bewijst, want hij houdt van ons volk en hij heeft op eigen kosten de synagoge voor ons gebouwd." Daarop ging Jezus met hen mee. Maar toen Hij niet ver meer van het huis was liet de honderman Hem door vrienden zeggen: "Heer, doe geen verdere moeite; ik ben niet waard dat Gij onder mijn dak komt. Daarom meende ik ook er geen aanspraak op te mogen maken persoonlijk naar U toe te komen. Maar een woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat, en tot een ander: kom, en hij komt, en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het." Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd over hem. Hij keerde zich om en zei tot het volk dat Hem volgde: "Ik zeg u: zelfs in Israël heb Ik zo'n groot geloof niet gevonden." Toen de mensen die gestuurd waren in het huis terugkeerden, vonden zij de knecht weer gezond.

Lc 7,1 - Lc 7,1 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1epeidè eplèrôsen panta ta rèmata autou eis tas akoas tou laou, eisèlthen eis kafarnaoum.   1 cum autem implesset omnia verba sua in aures plebis intravit Capharnaum   1 Toen hij dan al zijn woorden voltooid had voor de oren van het volk, ging hij binnen in Kafarnaüm.  In die tijd ging Jezus, na afloop van zijn onderricht aan het luisterende volk, naar Kafarnaüm.   [1] Toen Hij ten aanhoren van het volk dit alles had gezegd, ging Hij Kafarnaüm binnen.   [1] Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging hij Kafarnaüm in.   1 ¶ Wanneer hij al zijn uitspraken ten aanhoren van de gemeenschap heeft voleindigd, is het Kafarnaoem waar hij binnenkomt.   1. Après qu'il eut fini de faire entendre au peuple toutes ses paroles, il entra dans Capharnaüm.  

Statenvertaling . 1 Nadat Hij nu al Zijn woorden voleindigd had, ten aanhore des volks, ging Hij in te Kapernaum.
King James Bible . [1] Now when he had ended all his sayings in the audience of the people, he entered into Capernaum.
Luther-Bibel . 7 1 Nachdem Jesus seine Rede vor dem Volk vollendet hatte, ging er nach Kapernaum.

Tekstuitleg van Lc 7,1 .

3. - 5. panta ta rèmata (alle woorden) . Lc (2) : (1) Lc 2,51 . (2) Lc 7,1 .

12. ind. aor. 3de pers. enk. εισηλθεν = eisèlthen (hij ging binnen) van het werkw. εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in de LXX : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai . Lc (12) : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,38 . (4) Lc 6,4 . (5) Lc 7,1 . (6) Lc 8,30 . (7) Lc 9,46 . (8) Lc 10,38 . (9) Lc 17,27 . (10) Lc 19,7 . (11) Lc 22,3 . (12) Lc 24,29 .

  eiserchomai (binnengaan) aor.   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen  227  164  43  12  10  21  28     

      1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
      Lc 1 Lc 4 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 21 Lc 22 Lc 24
1. eiserchesthôsan                               (1) Lc 21,21 .      
2. conj. praes. 2de pers. mv. eiserchèsthe             (1) Lc 10,8 .                      
3. part. praes. gen. mann. + onz. enk.  eiserchomenou                       (1) Lc 17,12 .            
4. part. praes. acc. mann. mv. eiserchomenous                (1) Lc 11,52 .                    
5. ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen  12 (1) Lc 1,40 .   (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,38 .   (4) Lc 6,4 .   (5) Lc 7,1 .   (6) Lc 8,30 .   (7) Lc 9,46 (8) Lc 10,38 .           (9) Lc 17,27 .     (10) Lc 19,7 .     (11) Lc 22,3 .   (12) Lc 24,29 .  
6. ind. aor. 2de pers. mv. eisèlthate                 (1) Lc 11,52 .                    
7. ind. aor. 3de pers. mv. eisèlthon        (1) Lc 7,44 . (2) Lc 7,45 .   (3) Lc 8,33 .   (4) Lc 9,52 .                        
8. inf. aor. eiselthein  11      (1) Lc 6,6   (2) Lc 8,32 . (3) Lc 8,41 . (4) Lc 8,51 .   (5) Lc 9,34 .       (6) Lc 13,24 .   (7) Lc 14,23 .   (8) Lc 15,28 .     (9) Lc 18,25 .       (10) Lc 22,40 .   (11) Lc 24,26 .  
9. conj. aor. 3de pers. enk. eiselthè(i)                         (1) Lc 18,17 .          
10. conj. aor. 2de pers. enk. eiselthè(i)s         (1) Lc 7,6 .                            
11. conj. aor. 2de pers. mv. eiselthète             (1) Lc 9,4 .   (2) Lc 10,5 . (3) Lc 10,10 .                   (4) Lc 22,46 .    
12. part. aor. nom. mann. enk. eiselthôn  6 (1) Lc 1,9 . (2) Lc 1,28 .       (3) Lc 7,36 .         (4) Lc 11,37 .             (5) Lc 19,1 . (6) Lc 19,45      
13. part. aor. dat. mann. enk. eiselthonti                         (1) Lc 17,7 .            
14. part. aor. acc. mann. enk. eiselthonta                (1) Lc 11,26 .                    
15. part. aor. nom. vr. mv. eiselthousai                                  (1) Lc 24,3 .
16. part. aor.  gen. mann. mv. eiselthontôn                               (1) Lc 22,10 .    
    47

12. - 13. eisèlthen eis (hij / zij ging binnen in) . (7 / 12) : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 4,38 . (3) Lc 6,4 . (4 ) Lc 7,1 . (5) Lc 8,30 . (6) Lc 10,38 . (7) Lc 17,27 .

14. kafarnaoum (Kafarnaüm)  . Taalgebruik in het N.T. : kafarnaoum (Kafarnaüm) . Taalgebruik in Lc. : kafarnaoum (Kafarnaüm) . Khofèr (losgeld, verzoengeld) komt in de Hebreeuwse bijbel in 14 verzen voor .
Lc (4) : (1) Lc 4,23 . (2) Lc 4,31 . (3) Lc 7,1 . (4) Lc 10,15

13. - 14. eis (tèn) kafarnaoum (naar Kafarnaüm) . Lc (3) : (1) Lc 4,23 . (2) Lc 4,31 (X tèn X) . (3) Lc 7,1 .

Lc 7,2 - Lc 7,2 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2ekatontarchou de tinos doulos kakôs echôn èmellen teleutan, os èn autô entimos.   2 centurionis autem cuiusdam servus male habens erat moriturus qui illi erat pretiosus  2 Van een zekere honderdman nu lag een dienaar die er slecht aan toe was op sterven; deze was hem waardevol.  Daar was een honderdman, die een knecht had aan wie hem veel gelegen was; die knecht was ziek en lag op sterven.   [2] Een centurio* daar had een slaaf die veel voor hem betekende; deze was ziek geworden en lag op sterven.   [2] Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld.   2 De dienstknecht van een zeker centurio was er slecht aan toe; hij zou sterven; en hij was voor hem zo kostbaar!   2. Or un centurion avait, malade et sur le point de mourir, un esclave qui lui était cher.  

Statenvertaling . 2 En een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde, lag op zijn sterven.
King James Bible . [2] And a certain centurion's servant, who was dear unto him, was sick, and ready to die.
Luther-Bibel . 2 Ein Hauptmann aber hatte einen Knecht, der ihm lieb und wert war; der lag todkrank.

Tekstuitleg van Lc 7,2 .

Lc 7,3 - Lc 7,3 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3akousas de peri tou ièsou apesteilen pros auton presbuterous tôn ioudaiôn, erôtôn auton opôs elthôn diasôsè ton doulon autou.   3 et cum audisset de Iesu misit ad eum seniores Iudaeorum rogans eum ut veniret et salvaret servum eius   3 En toen hij van Jezus hoorde, zond hij de oudsten van de Joden naar hem om hem te vragen of hij wou komen (en) zijn dienaar redden.  Omdat de honderdman van Jezus hoorde, zond hij enkele oudsten van de Joden naar Hem toe met het verzoek zijn knecht te komen genezen.   [3] Toen hij over Jezus hoorde, zond hij Joodse* oudsten naar Hem toe met het verzoek zijn slaaf te komen genezen.   [3] Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar hem toe om hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden.   3 Hij hoort over Jezus, zendt tot hem de oudsten van de Judeeërs en vraagt hem of hij wil komen om zijn dienaar te genezen.   3. Ayant entendu parler de Jésus, il envoya vers lui quelques-uns des anciens des Juifs, pour le prier de venir sauver son esclave.  

Statenvertaling . 3 En van Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen der Joden, Hem biddende, dat Hij wilde komen, en zijn dienstknecht gezond maken.
King James Bible . [3] And when he heard of Jesus, he sent unto him the elders of the Jews, beseeching him that he would come and heal his servant.
Luther-Bibel . 3 Als er aber von Jesus hörte, sandte er die Ältesten der Juden zu ihm und bat ihn, zu kommen und seinen Knecht gesund zu machen.

Tekstuitleg van Lc 7,3 .

Lc 7,4 - Lc 7,4 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4oi de paragenomenoi pros ton ièsoun parekaloun auton spoudaiôs, legontes oti axios estin ô parexè touto,   4 at illi cum venissent ad Iesum rogabant eum sollicite dicentes ei quia dignus est ut hoc illi praestes   4 Zij kwamen bij Jezus (en) smeekten hem dringend, zeggend: Hij is het waard dat u hem dit toestaat;  Bij Jezus gekomen riepen zij met aandrang zijn hulp in. Ze zeiden:   [4] Bij Jezus gekomen deden zij een klemmend beroep op Hem. ‘Hij verdient het dat U hem deze gunst bewijst,’ zeiden ze,   [4] Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst.   4 Zij zijn bij Jezus geweest en hebben met klem bij hem gepleit   4. Arrivés auprès de Jésus, ils le suppliaient instamment : « Il est digne, disaient-ils, que tu lui accordes cela ; 

Statenvertaling . 4 Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende: Hij is waardig, dat Gij hem dat doet;
King James Bible . [4] And when they came to Jesus, they besought him instantly, saying, That he was worthy for whom he should do this:
Luther-Bibel . 4 Als sie aber zu Jesus kamen, baten sie ihn sehr und sprachen: Er ist es wert, dass du ihm die Bitte erfüllst;

Tekstuitleg van Lc 7,4 .

Lc 7,5 - Lc 7,5 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5agapa gar to ethnos èmôn kai tèn sunagôgèn autos ôkodomèsen èmin. 5 diligit enim gentem nostram et synagogam ipse aedificavit nobis   5 hij heeft immers ons volk lief en de synagoge heeft hij zelf voor ons gebouwd .   "Hij verdient dat Gij hem deze gunst bewijst, want hij houdt van ons volk en hij heeft op eigen kosten de synagoge voor ons gebouwd."   [5] ‘want* hij houdt van ons volk. De synagoge hier heeft hij voor ons laten bouwen.’   [5] Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’   5 en gezegd: hij is het wáárd dat u hem deze gunst bewijst; want hij houdt van ons volk, en de synagoge heeft hij voor ons gebouwd!  5. il aime en effet notre nation, et c'est lui qui nous a bâti la synagogue. » 

Statenvertaling . 5 Want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd.
King James Bible . [5] For he loveth our nation, and he hath built us a synagogue.
Luther-Bibel . 5 denn er hat unser Volk lieb, und die Synagoge hat er uns erbaut.

Tekstuitleg van Lc 7,5 .

Lc 7,6 - Lc 7,6 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 o de ièsous eporeueto sun autois. èdè de autou ou makran apechontos apo tès oikias epempsen filous o ekatontarchès legôn autô, kurie, mè skullou, ou gar ikanos eimi ina upo tèn stegèn mou eiselthès:   6 Iesus autem ibat cum illis et cum iam non longe esset a domo misit ad eum centurio amicos dicens Domine noli vexari non enim dignus sum ut sub tectum meum intres   6 Jezus nu ging met hen. Toen hij echter al niet ver meer verwijderd was van het huis stuurde de honderdman vrienden, hem zeggend: Heer, doe geen moeite, ik ben het immers niet waard dat u onder mijn dak binnenkomt.  Daarop ging Jezus met hen mee. Maar toen Hij niet ver meer van het huis was liet de honderman Hem door vrienden zeggen: "Heer, doe geen verdere moeite; ik ben niet waard dat Gij onder mijn dak komt.   [6] Jezus ging met hen mee. Toen Hij niet ver meer van het huis vandaan was, stuurde de centurio vrienden met de boodschap: ‘Heer, doe geen moeite. Ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt.   [6] Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt.   6 Toen is Jezus met hen meegegaan. Maar als hij al niet ver meer van het huis af is, stuurt de centurio zijn vrienden om tot hem te zeggen: heer, kwel u niet!– want te gering ben ik dat u onder mijn dak zoudt binnenkomen!–   6. Jésus faisait route avec eux, et déjà il n'était plus loin de la maison, quand le centurion envoya des amis pour lui dire : « Seigneur, ne te dérange pas davantage, car je ne mérite pas que tu entres sous mon toit ;  

Statenvertaling . 6 En Jezus ging met hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem enige vrienden, en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.
King James Bible . [6] Then Jesus went with them. And when he was now not far from the house, the centurion sent friends to him, saying unto him, Lord, trouble not thyself: for I am not worthy that thou shouldest enter under my roof:
Luther-Bibel . 6 Da ging Jesus mit ihnen. Als er aber nicht mehr fern von dem Haus war, sandte der Hauptmann Freunde zu ihm und ließ ihm sagen: Ach Herr, bemühe dich nicht; ich bin nicht wert, dass du unter mein Dach gehst;

Tekstuitleg van Lc 7,6 .

4. ind imperf. 3de pers. enk. eporeueto (hij begaf zich op weg) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het N.T. : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . Lc (3) : (1) Lc 4,30 . (2) Lc 7,6 . (3) Lc 19,28 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 7 (5) : (1) Lc 7,6 . (2) Lc 7,8 . (3) Lc 7,11 . (4) Lc 7,22 . (5) Lc 7,50 . In Lc 19 vormen in 18 hoofdstukken .

32. act. ind. aor. 3de pers. mv. απεστεγασαν = apestegasan (zij ont-dek (dak) ten) van het werkw. αποστεγαζω = apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) . Taalgebruik in het NT : apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) . Bijbel (1) : Mc 2,4 . Een vorm van αποστεγαζω = apostegadzô (het dak eraf nemen, ontdakken) in de Bijbel (1) : Mc 2,4 .
- Zie ook het werkw. στεγαζω = stegadzô (bedekken, bedakken) . Taalgebruik in het NT : stegadzô (bedekken, bedakken) . Taalgebruik in de LXX : stegadzô (bedekken, bedakken) . Een vorm van het werkw. στεγαζω = stegadzô (bedekken, bedakken) in de LXX (5) : (1) 2 Kr 34,11 . (2) Ps 104,3 . (3) Neh 2,8 . (4) Neh 3,3 . (5) Neh 3,6 . In het NT (0) .
- Zie eveneens het werkw. στεγω = stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Taalgebruik in het NT : stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Taalgebruik in de LXX : stegô (dekken, bedekken, bedakken) . Een vorm van στεγω = stegô (dekken, bedekken, bedakken) in de LXX (1) : Sir 8,17 . In het NT (4) : (1) 1 Kor 9,12 . (2) 1 Kor 13,7 . (3) 1 Tes 3,1 . (4) 1 Tes 3,5 .
- Zie ook het zelfst. naamw. στεγη = stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in het NT : stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in de LXX : stegè (dak, deksel) . Een vorm van στεγη = stegè (dak, deksel) in de LXX (2) : (1) Gn 8,13 . (2) Ez 40,43 . In het NT (3) : (1) Mt 8,8 . (2) Mc 2,4 . (3) Lc 7,6 .
- Hebreeuws : de stam van het werkw. כָּסָה = kâsâh (bedekken) . Taalgebruik in Tenakh : kâsâh (bedekken) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , samekh = 15 of 60 , he = 5 ; totaal : 31 OF 85 (5 X 17) . Structuur : 2 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 .
- Zie ook : קָרָה = qârâh (1. ontmoeten, treffen, overkomen. 2. ov erdekken, een zoldering maken) . Taalgebruik in Tenakh : qârâh (ontmoeten, treffen, overkomen) . Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 44 OF 305 (5 X 61) . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- Ned. : dak . D. : das Dach . Fr. : toit (< Lat. : tectum) . Gr. : στεγη = stegè (dak, deksel) . Taalgebruik in het NT : stegè (dak, deksel) . Lat. : tegere (tectum) (dekken, bedekken, bedakken) .

Lc 7,7 - Lc 7,7 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7dio oude emauton èxiôsa pros se elthein: alla eipe logô, kai iathètô o pais mou.   7 propter quod et me ipsum non sum dignum arbitratus ut venirem ad te sed dic verbo et sanabitur puer meus   7 Daarom heb ik ook mezelf niet waard geacht tot u te komen; maar zeg een woord, en mocht mijn dienstknecht genezen worden.  Daarom meende ik ook er geen aanspraak op te mogen maken persoonlijk naar U toe te komen. Maar een woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen.   [7] Daarom vond ik me ook te min om zelf naar U toe te komen. Maar zeg een enkel woord, dan zal mijn jongen beter worden.   [7] Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn.   7 daarom heb ik mijzelf ook niet waardig geacht tot u te komen; maar zeg een woord en mijn dienaar zal genezen!–  7. aussi bien ne me suis-je pas jugé digne de venir te trouver. Mais dis un mot et que mon enfant soit guéri. 

Statenvertaling . 7 Daarom heb ik ook mijzelven niet waardig geacht, om tot U te komen; maar zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden.
King James Bible . [7] Wherefore neither thought I myself worthy to come unto thee: but say in a word, and my servant shall be healed.
Luther-Bibel . 7 darum habe ich auch mich selbst nicht für würdig geachtet, zu dir zu kommen; sondern sprich ein Wort, so wird mein Knecht gesund.

Tekstuitleg van Lc 7,7 .

Lc 7,8 - Lc 7,8 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai gar egô anthrôpos eimi upo exousian tassomenos, echôn up emauton stratiôtas, kai legô toutô, poreuthèti, kai poreuetai, kai allô, erchou, kai erchetai, kai tô doulô mou, poièson touto, kai poiei.   8 nam et ego homo sum sub potestate constitutus habens sub me milites et dico huic vade et vadit et alio veni et venit et servo meo fac hoc et facit  8 Ook ik immers ben een mens onder macht gesteld, ik die onder mijzelf soldaten heb;   Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat, en tot een ander: kom, en hij komt, en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het."   [8] Want ik ben iemand die onder bevel staat, en soldaten onder zich heeft. Tegen de een zeg ik: “Ga!” en hij gaat, en tegen de ander: “Kom!” en hij komt, en tegen mijn slaaf: “Doe dit!” en hij doet het.’   [8] Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: “Doe dit!” dan doet hij het.’   8 want ik ben zelf ook een mens die onder gezag is gesteld, met weer soldaten onder mij, ik zeg tot deze ‘ga’ en hij gaat en tot een ander ‘kom’ en hij komt, en tot mijn dienaar ‘doe dit’ en hij doet het!  8. Car moi, qui n'ai rang que de subalterne, j'ai sous moi des soldats, et je dis à l'un : Va ! et il va, et à un autre : Viens ! et il vient, et à mon esclave : Fais ceci ! et il le fait. » 

Statenvertaling . 8 Want ik ben ook een mens, onder de macht van anderen gesteld, hebbende krijgsknechten onder mij, en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het.
King James Bible . [8] For I also am a man set under authority, having under me soldiers, and I say unto one, Go, and he goeth; and to another, Come, and he cometh; and to my servant, Do this, and he doeth it.
Luther-Bibel . 8 Denn auch ich bin ein Mensch, der Obrigkeit untertan, und habe Soldaten unter mir; und wenn ich zu einem sage: Geh hin!, so geht er hin; und zu einem andern: Komm her!, so kommt er; und zu meinem Knecht: Tu das!, so tut er's.

Tekstuitleg van Lc 7,8 .

Lc 7,9 - Lc 7,9 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9akousas de tauta o ièsous ethaumasen auton, kai strafeis tô akolouthounti autô ochlô eipen, legô umin, oude en tô israèl tosautèn pistin euron.   9 quo audito Iesus miratus est et conversus sequentibus se turbis dixit amen dico vobis nec in Israhel tantam fidem inveni     Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd over hem. Hij keerde zich om en zei tot het volk dat Hem volgde: "Ik zeg u: zelfs in Israël heb Ik zo'n groot geloof niet gevonden."   [9] Jezus verbaasde zich over hem toen Hij dit hoorde. Hij wendde zich tot de mensen die Hem volgden en zei: ‘Ik verzeker u, zo’n groot vertrouwen* heb Ik zelfs in Israël niet aangetroffen.’  [9] Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich over hem; hij keerde zich om naar de menigte die hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!’   9 Als hij dat alles hoort is Jezus verwonderd over hem; hij keert zich tot de schare die hem volgt en zegt: ik zeg u, in Israël heb ik zo’n vertrouwen niet gevonden!   9. En entendant ces paroles, Jésus l'admira et, se retournant, il dit à la foule qui le suivait : « Je vous le dis : pas même en Israël je n'ai trouvé une telle foi. »  

Statenvertaling . 9 En Jezus, dit horende, verwonderde Zich over hem; en Zich omkerende, zeide tot de schare, die Hem volgde: Ik zeg ulieden: Ik heb zo groot een geloof zelfs in Israël niet gevonden.
King James Bible . [9] When Jesus heard these things, he marvelled at him, and turned him about, and said unto the people that followed him, I say unto you, I have not found so great faith, no, not in Israel.
Luther-Bibel . 9 Als aber Jesus das hörte, wunderte er sich über ihn und wandte sich um und sprach zu dem Volk, das ihm nachfolgte: Ich sage euch: Solchen Glauben habe ich in Israel nicht gefunden.

Tekstuitleg van Lc 7,9 .

2. - 3. tauta de (die dingen echter . Lc (2) : (1) Lc 9,34 . (2) Lc 24,36 .
- Lc 9,34 : tauta de autou legontos = terwijl hij echter die dingen zegt .
- Lc 24,36 : tauta de autôn lalountôn = terwijl zij echter die dingen spraken .
de auta (echter die dingen) : Lc (5) : (1) Lc 7,9 . (2) Lc 10,1 . (3) Lc 16,14 . (4) Lc 18,4 . (5) Lc 18,22 . akousas de tauta (die dingen echter gehoord) : Lc (2) : (1) Lc 7,9 . (2) Lc 18,22 . èkouon de tauta (zij hoorden echter die dingen) : Lc (1) Lc 16,14 . meta de tauta (na die dingen echter) . Lc (2) : (1) Lc 10,1 . (2) Lc 18,4 .

20. israèl (Israël) . Taalgebruik in het N.T. : Israèl (Israël) . Taalgebruik in Lc : Israèl (Israël) .
Lc (12) : (1) Lc 1,16 . (2) Lc 1,54 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 1,80 . (5) Lc 2,25 . (6) Lc 2,32 . (7) Lc 2,34 . (8)Lc 4,25 . (9) Lc 4,27 . (10) Lc 7,9 . (11) Lc 22,30 . (12) Lc 24,21 .

18. - 20. en tô(i) israèl (in Israël) . Lc (4) : (1) Lc 2,34 . (2)Lc 4,25 . (3) Lc 4,27 . (4) Lc 7,9 .

Lc 7,10 - Lc 7,10 : 109. De honderdman van Kafarnaüm - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,1 - Lc 7,2 - Lc 7,3 - Lc 7,4 - Lc 7,5 - Lc 7,6 - Lc 7,7 - Lc 7,8 - Lc 7,9 - Lc 7,10
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 9de (negende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai upostrepsantes eis ton oikon oi pemfthentes euron ton doulon ugiainonta.   10 et reversi qui missi fuerant domum invenerunt servum qui languerat sanum     Toen de mensen die gestuurd waren in het huis terugkeerden, vonden zij de knecht weer gezond.   [10] Daarop keerden de boodschappers terug naar het huis en troffen daar de slaaf gezond aan.   [10] Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.   10 Toen zij naar het huis terugkeerden vonden zij die erop uitgestuurd waren de dienaar gezond. 10. Et, de retour à la maison, les envoyés trouvèrent l'esclave en parfaite santé.  

Statenvertaling . 10 En die gezonden waren, wedergekeerd zijnde in het huis, vonden den kranken dienstknecht gezond.
King James Bible . [10] And they that were sent, returning to the house, found the servant whole that had been sick.
Luther-Bibel . 10 Und als die Boten wieder nach Hause kamen, fanden sie den Knecht gesund. Der Jüngling zu Nain

Tekstuitleg van Lc 7,10 .

3. - 5. eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,40 . (3) Lc 1,56 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 5,25 . (6) Lc 6,4 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,39 . (9) Lc 8,41 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 10,38 . (12) Lc 11,24 . (13) Lc 15,6 . (14) Lc 16,27 . (15) Lc 18,14 . (16) Lc 22,54 .

110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -

Evangelielezing op de 10de (tiende) zondag door het c-jaar : Lc 7,11-17 .
In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Naïm heette; zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee. Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen toen daar een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Een groot aantal mensen uit de stad vergezelde haar. Toen de Heer haar zag gevoelde Hij medelijden met haar en sprak: "Schrei maar niet." Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij sprak: "Jongeling, Ik zeg je sta op!" De dode kwam overeind zitten en begon te spreken en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug. Allen werden door ontzag bevangen en zij verheerlijkten God, zeggende: "Een groot profeet is onder ons opgestaan," en: "God heeft genadig neergezien op zijn volk." En dit verhaal over Hem deed de ronde door heel het Joodse land en de wijde omtrek.

Wie voor de jaren zestig catechismus ontving , zal wel geleerd hebben (want toen heette het nog "lering") dat Jezus wonderen deed om zijn goddelijkheid te bewijzen . Vooral iemand uit de dood opwekken , moest een uiting van goddelijkheid zijn . Er is een treffende gelijkenis tussen het verhaal van de opwekking van een jongeman door Elia en dat door Jezus . En ook in de hellenistisch-romeinse wereld zijn verhalen van opwekking uit de doden bekend . Hier staan we voor een verhaal dat alleen het Lucasevangelie heeft. Na de roeping van de twaalf (Mc 3,13-19 // Lc 6,12-20a) geeft Lucas de vlakterede en daarna twee wonderverhalen : de honderdman van Kafarnaüm (Lc 7,1-10) en de opwekking van de jongeling van Naïn (Lc 7,11-17) .

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Lc 7,11 (Jezus en een menigte) Lc 7,12 (de gestorven zoon , de weduwe en een menigte) Lc 7,13 (Jezus en de weduwe) Lc 7,14 (Jezus en de gestorvene) Lc 7,14 (de uitwerking van Jezus'woord) Lc 7,16 (reactie van de omstaanders) Lc 7,17 (verspreiding)
kai (en) (ondergeschikte tijdszin) hôs de (zodra echter) kai (en) kai (en) kai (en)   kai (en)
egeneto (het gebeurde) èggisen (naderde) idôn (ziende) proselthôn (komende bij) anekathisen (hij ging rechtop zitten) elaben de fobos (vrees echter nam hen in beslag) eksèlthen (ging uit)

De pericope telt 7 scènes , als 't ware 7 camerawisselingen . Actoren of personages zijn : Jezus , de menigte , de weduwe en haar gestorven zoon . 7 verzen . 5 ervan beginnen met kai (en) , één 'begint' met de (echter) .

Jezus , groter dan Elia en Elisa

1 K 17, 17-23  2 K 4, 32-37 Lc 7,11-17            
17. egeneto (het gebeurde)   11. egeneto (en het gebeurde)            
  32. kai eisèlthen Elisaie eis... (en Eliseüs ging naar ...) eporeuthè eis... (ging hij naar... )            
ho huios (de zoon van...)  kai idou to paidarion tethèkos ... (en zie het gestorven kind ... ) 12.kai idou ... tethèkôs monogenès huios (en zie ... de gestorven eniggeboren zoon)            
    kai hautè èn chèra (en deze was een weduwe)            
23. kai edôken auton tèi mètri autou (en hij gaf hem aan zijn moeder)   15. kai edôken auton tèi mètri autou (en hij gaf hem aan zijn moeder)            
                 
24. kai eipen... hoti (en ze zei... dat )   16. legontes hoti (zeggende dat)            
 1 K 17,17-23 : Elia in Sarefat  2 K 4,32-37 : Elisa en de Sunammitische  110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17            

 

Lc 7,11 - Lc 7,11 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:11 kai egeneto en tô exès eporeuthè eis polin kaloumenèn nain kai suneporeuonto autô oi mathètai autou kai ochlos polus  11 et factum est deinceps ibat in civitatem quae vocatur Naim et ibant cum illo discipuli eius et turba copiosa  11 En het geschiedde op den volgenden dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Nain, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen, en een grote schare.   In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Naïm heette; zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee.   [11] Naderhand* ging Jezus naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee.  [11] Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee.   11 ¶ Het geschiedt vervolgens dat hij verder trekt naar een stad die Naïn heet; met hem meegetrokken zijn zijn leerlingen en een talrijke schare.  11. Et il advint ensuite qu'il se rendit dans une ville appelée Naïm. Ses disciples et une foule nombreuse faisaient route avec lui.  

Statenvertaling . 11 En het geschiedde op den volgenden dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Nain, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen, en een grote schare.  
King James Bible . [11] And it came to pass the day after, that he went into a city called Nain; and many of his disciples went with him, and much people.
Luther-Bibel . 11 Und es begab sich danach, dass er in eine Stadt mit Namen Nain ging; und seine Jünger gingen mit ihm und eine große Menge.

Tekstuitleg van Lc 7,11 .

8. acc. vr. enk. polin van het zelfst. naamw. polis (stad) . Taalgebruik in het N.T. : polis (stad) . Taalgebruik in Lc : polis (stad) .
Lc (17) : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 1,39 . (3) Lc 2,3 . (4) Lc 2,4 . (5) Lc 2,39 . (6) Lc 4,31 . (7) Lc 7,11 . (8) Lc 8,1 . (9) Lc 8,4 . (10) Lc 8,34 . (11) Lc 8,39 . (12) Lc 9,10 . (13) Lc 10,1 . (14) Lc 10,8 . (15) Lc 10,10 . (16) Lc 19,41 . (17) Lc 22,10 . Een vorm van polis (stad) in Lc in 38 verzen .

7. - 8. eis polin (naar een stad) . Lc (7) : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 1,39 . (4) Lc 2,4 . (5) Lc 2,39 . (7) Lc 7,11 . (10) Lc 8,34 . (17) Lc 22,10 .

Lc 7,12 - Lc 7,12 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:12 ôs de èggisen tè pulè tès poleôs kai idou exekomizeto tethnèkôs monogenès uios tè mètri autou kai autè èn chèra kai ochlos tès poleôs ikanos èn sun autè  12 cum autem adpropinquaret portae civitatis et ecce defunctus efferebatur filius unicus matri suae et haec vidua erat et turba civitatis multa cum illa  12 En als Hij de poort der stad genaakte, zie daar, een dode werd uitgedragen, die een eniggeboren zoon zijner moeder was, en zij was weduwe en een grote schare van de stad was met haar.  Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen toen daar een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Een groot aantal mensen uit de stad vergezelde haar.  [12] Toen Hij de stadspoort naderde, werd er juist een dode uitgedragen, de enige zoon van een weduwe. Een talrijke menigte uit de stad was bij haar.   [12] Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar.   12 Met dat hij de poort van de stad nadert,– zie, daar is net een gestorvene uitgedragen, de eniggeboren zoon van zijn moeder, die weduwe is; een niet geringe schare uit de stad is met haar.   12. Quand il fut près de la porte de la ville, voilà qu'on portait en terre un mort, un fils unique dont la mère était veuve ; et il y avait avec elle une foule considérable de la ville.  

Statenvertaling
King James Bible . [12] Now when he came nigh to the gate of the city, behold, there was a dead man carried out, the only son of his mother, and she was a widow: and much people of the city was with her.
Luther-Bibel . 12 Als er aber nahe an das Stadttor kam, siehe, da trug man einen Toten heraus, der der einzige Sohn seiner Mutter war, und sie war eine Witwe; und eine große Menge aus der Stadt ging mit ihr.

Tekstuitleg van Lc 7,12 .

Lc 7,13 - Lc 7,13 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:13 kai idôn autèn o kurios esplagchnisthè ep autè kai eipen autè mè klaie  13 quam cum vidisset Dominus misericordia motus super ea dixit illi noli flere  13 En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet.  Toen de Heer haar zag gevoelde Hij medelijden met haar en sprak: "Schrei maar niet."   [13] Toen de Heer* haar zag, was Hij ten diepste met haar begaan. ‘Huil niet’, zei Hij tegen haar.   [13] Toen de Heer haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’   13 Als de Heer haar ziet raakt alles in hem over haar bewogen, en hij zegt tot haar: ween niet!  13. En la voyant, le Seigneur eut pitié d'elle et lui dit : « Ne pleure pas. » 

Statenvertaling . 13 En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet. 
King James Bible . [13] And when the Lord saw her, he had compassion on her, and said unto her, Weep not.
Luther-Bibel . 13 Und als sie der Herr sah, jammerte sie ihn und er sprach zu ihr: Weine nicht!

Tekstuitleg van Lc 7,13 .

Lc 7,14 - Lc 7,14 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:14 kai proselthôn èpsato tès sorou oi de bastazontes estèsan kai eipen neaniske soi legô egerthèti   14 et accessit et tetigit loculum hii autem qui portabant steterunt et ait adulescens tibi dico surge  14 En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op!   Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij sprak: "Jongeling, Ik zeg je sta op!"   [14] Hij liep naar de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij zei: ‘Jongeman, kom overeind, zeg Ik je!’   [14] Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’   14 Hij komt erop af en grijpt de open kist vast; de dragers blijven stilstaan en hij zegt: jongen, ik zeg je, word wakker!  14. Puis, s'approchant, il toucha le cercueil, et les porteurs s'arrêtèrent. Et il dit : « Jeune homme, je te le dis, lève-toi. »  

Statenvertaling . 14 En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op!  
King James Bible . [14] And he came and touched the bier: and they that bare him stood still. And he said, Young man, I say unto thee, Arise.
Luther-Bibel . 14 Und trat hinzu und berührte den Sarg, und die Träger blieben stehen. Und er sprach: Jüngling, ich sage dir, steh auf!

Tekstuitleg van Lc 7,14 .

Lc 7,15 - Lc 7,15 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:15 kai anekathisen o nekros kai èrxato lalein kai edôken auton tè mètri autou 15 et resedit qui erat mortuus et coepit loqui et dedit illum matri suae   15 En de dode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.  De dode kwam overeind zitten en begon te spreken en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug.  [15] En de dode ging rechtop zitten en begon te praten, en Hij gaf hem aan zijn moeder.   [15] De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.  15 De dode gaat zitten en begint te praten; ‘en hij geeft hem aan zijn moeder’.   15. Et le mort se dressa sur son séant et se mit à parler. Et il le remit à sa mère. 

Statenvertaling . 15 En de dode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. 
King James Bible . [15] And he that was dead sat up, and began to speak. And he delivered him to his mother.
Luther-Bibel . 15 Und der Tote richtete sich auf und fing an zu reden, und Jesus gab ihn seiner Mutter.

Tekstuitleg van Lc 7,15 .

Lc 7,15.4. νεκρος = nekros (dode) . Taalgebruik in het NT : nekros (dode) . Taalgebruik in de LXX : nekros (dode) . Taalgebruik in Lc : nekros (dode) . Taalgebruik in Hnd : nekros (dode) .

nekros (dode) bijbel  O.T.  N.T.  Mt  Mc Lc  Lc   Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev.
nom. enk. nekros 12 3 9   1 3 (1) Lc 7,15 . (2) Lc 15,24 . (3) Lc 15,32 .     1   4 4 4
nom. mv. nekroi 25 11 14 2   2 (1) Lc 7,22 . (2) Lc 10,37 .   1   7 2
gen. mv. nekrôn 82 8 74 7 6 7 (1) Lc 9,7 . (2) Lc 16,30 . (3) Lc 16,31 . (4) Lc 20,35 . (5) Lc 20,38 . (6) Lc 24,5 . (7) Lc 24,46.   6 13 32 3 20  26 
acc. mv. nekrous 29 13 16 2   1 (1) Lc 9,60  1 1 9 2
Totaal   191 72 119 11 7 13   8 16 52 12 31 39 

- Hebr. mth (67) . mwth (123) . L. mori : sterven ; mors , mortis : de dood ; mortuus : dode; cfr. mortuarium : dodenhuisje . Fr. mort . E. dead . D. tot .

Lc 7,15.6. aorist 3de pers. enk. ηρξατο = èrxato van het werkw. αρχομαι = archomai (beginnen, aanvangen) . Taalgebruik in het NT : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in de LXX : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Mt (11) : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . Mc (18) : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . 18) Mc 15,8 . Lc (11) : (1) Lc 4,21 . (2) Lc 7,15 . (3) Lc 7,24 . (4) Lc 7,38 . (5) Lc 9,12 . (6) Lc 11,29 . (7) Lc 12,1 . (8) Lc 14,30 . (9) Lc 15,14 . (10) Lc 19,45 . (11) Lc 20,9 . Joh (1) : Joh 13,5 . Hnd (4) : (1) Hnd 1,1 . (2) Hnd 18,26 . (3) Hnd 24,2 . (4) Hnd 27,35 . Een vorm van het werkw. αρχομαι = archomai (beginnen, heersen) in Mc (27) .

archomai (beginnen, aanvangen) Mt Mc  Lc syn. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br.
ind. aor. 3de p. enk. èrxato 7 : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . 18 : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 . (1) Lc 4,21 .  (2) Lc 7,15 . (3) Lc 7,24 . (4) Lc 7,38 . (5) Lc 9,12 . (6) Lc 11,29 . (7) Lc 12,1 . (8) Lc 14,30 . (9) Lc 15,14 . (10) Lc 19,45 . (11) Lc 20,9 . (1) Mt 11,7 // Lc 7,24 . (2) Mt 16,21 // Mc 8,31 . (3) Mt 16,22 // Mc 8,32 . (4) Mt 26,37 // Mc 14,33 . (5) Mt 26,74 // Mc 14,71 . (6) Mc 11,15 // Lc 19,45 . (7) Mc 12,1 // Lc 20,9 . 76 35 41 7 18 11 1 4  

Lc 7,15.7. act. inf. praes. λαλειν = lalein (te spreken) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Lc : laleô (lallen, spreken, praten) . Bijbel (37) . LXX (16) . NT (21) . Mt (2) . Mc (3) . Lc (2) : (1) Lc 4,41 . (2) Lc 7,15 . Joh (1) . Hnd (6) : (1) Hnd 2,4 . (2) Hnd 4,17 . (3) Hnd 4,20 . (4) Hnd 4,29 . (5) Hnd 5,40 . (6) Hnd 11,15 . Een vorm van λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) in de LXX (1189) , in het NT (298) , in Lc (31) .

6. - 7. ηρξατο διδασκειν = èrxato didaskein (hij begon te onderrichten) . Bijbel = NT (4) : (1) Mc 4,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,34 . (4) Mc 8,31 .
- ηρξατο κηρυσσειν = èrxato kèrussein (hij begon te verkondigen) . Bijbel = Mc (2) : (1) Mc 1,45 . (3) Mc 5,20 .
- ηρξατο λαλειν = èrxato lalein (hij begin te spreken) . NT (1) : Lc 7,15 .
- ηρξατο λεγειν = èrxato legein (hij begon te zeggen) . NT (5) : (1) Mt 13,5 . (2)

(1) Lc 4,21 : èrxato de legein = hij begon echter te zeggen .
(2) Lc 7,15 : èrxato lalein = hij begon te spreken .
(3) Lc 7,24 : èrxato legein = hij begon te zeggen .
(6) Lc 11,29 : èrxato legein = hij begon te zeggen .
(7) Lc 12,1 : èrxato legein = hij begon te zeggen .
(11) Lc 20,9 : èrxato ... legein = hij begon ... te zeggen .


Lc 7,16 - Lc 7,16 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:16 elaben de fobos pantas kai edoxazon ton theon legontes oti profètès megas ègerthè en èmin kai oti epeskepsato o theos ton laon autou  16 accepit autem omnes timor et magnificabant Deum dicentes quia propheta magnus surrexit in nobis et quia Deus visitavit plebem suam  16 En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht.  Allen werden door ontzag bevangen en zij verheerlijkten God, zeggende: "Een groot profeet is onder ons opgestaan," en: "God heeft genadig neergezien op zijn volk."  [16] Ontzag vervulde allen en ze prezen God. Ze zeiden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’, en: ‘God heeft naar zijn volk omgezien.’  [16] Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’   16 Vreze neemt allen in bezit, en zij hebben God verheerlijkt, zeggend: een groot profeet is bij ons opgewekt! en: God ziet naar zijn gemeente om!   16. Tous furent saisis de crainte, et ils glorifiaient Dieu en disant : « Un grand prophète s'est levé parmi nous et Dieu a visité son peuple. »  

Statenvertaling . 16 En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht.
King James Bible . [16] And there came a fear on all: and they glorified God, saying, That a great prophet is risen up among us; and, That God hath visited his people.
Luther-Bibel . 16 Und Furcht ergriff sie alle, und sie priesen Gott und sprachen: Es ist ein großer Prophet unter uns aufgestanden, und: Gott hat sein Volk besucht.

Tekstuitleg van Lc 7,16 . Het vers Lc 7,16 telt 23 woorden en 109 letters . De getalwaarde van Lc 7,16 is 9428 (2² X 357) .

3. nom. mann. enk. fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in het N.T. : fobos (vrees, fobie) . Taalgebruik in Lc : fobos (vrees, fobie) .
In drie verzen bij Lucas : (1) Lc 1,12 . (2) Lc 1,65 . (3) Lc 7,16 . Een vorm van fobos (vrees, fobie) in Lc in 7 verzen : (1) Lc 1,12 . (2) Lc 1,65 . (3) Lc 2,9 . (4) Lc 5,26 . (5) Lc 7,16 . (6) Lc 8,37 . (7) Lc 21,26 .

4. acc. mann. mv. pantas van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het N.T. : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kol . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Lc (14) : (1) Lc 1,65 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 5,9 . (4) Lc 6,10 . (5) Lc 6,19 . (6) Lc 7,16 . (7) Lc 9,23 . (8) Lc 12,41 . (9) Lc 13,2 . (10) Lc 13,4 . (11) Lc 13,28 . (12) Lc 17,27 . (13) Lc 17,29 . (14) Lc 21,35 . Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc

11. nom. mann. enk. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T. : profètès (profeet) . Taalgebruik in Mc : profètès (profeet) . pro-fèmi (voor zich uitspreken) .
Lc (7) : (1) Lc 1,76 . (2) Lc 4,24 . (3) Lc 7,16 . (4) Lc 7,39 . (5) Lc 9,8 . (6) Lc 9,19 . (7) Lc 24,19 . Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen , in Lc 7 (4) : (1) Lc 7,16 . (2) Lc 7,26 . (3) Lc 7,28 . (4) Lc 7,39 .

12. nom. mann. enk. megas (groot) . Taalgebruik in het N.T. : megas (groot) . Taalgebruik in Lc : megas (groot) .
Lc (5) : (1) Lc 1,15 . (2) Lc 1,32 . (3) Lc 4,25 . (4) Lc 7,16 . (5) Lc 9,48 . Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzen , in Lc 4 in 3 verzen : (1) Lc 4,25 . (2) Lc 4,33 . (3) Lc 4,38 .

18. επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επισκεπτομαι = episkeptomai: kijken naar, bekijken, omkijken). Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (26) ΟΤ (23): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) Nu 3,39. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Nu 4,37. (7) Nu 4,41. (8) Nu 4,45. (9) Nu 4,46. (10) Nu 4,49. (11) Joz 8,10. (12) Re 15,1. (13) 1 S 2,21. (14) 1 S 13,15. (15) 2 S 18,1. (16) 1 K 20,15. (17) 1 K 20,26. (18) 2 K 3,6. (19) Kl 4,22. (20) Ezr 1,2. (21) Ezr 6,1. (22) Jdt 7,7. (23) Sir 46,14. NT (3) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16. En: Hnd 15,14. Een vorm van επισκεπτομαι (= episkeptomai: kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι (= episkeptomai) de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn.
- פָקַד (= pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4; totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. p - q- d: (1) פָקַד (= pâqad: hij ziet om; wkw act qal perf 3de pers mann enk). Tenakh (11): (1) Gn 21,1. (2) Nu 1,44. (3) Nu 3,39. (4) Nu 4,37. (5) Nu 4,41. (6) Nu 4,45. (7) Nu 4,46. (8) Nu 4,49. (9) 1 K 20,15. (10) Job 35,15. (11) Kl 4,22. Hierbij horen ook nog de 4 teksten in de constructie פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202). פָקַד (= pâqad) wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden.
- פָּקַדְתִּי (= pâqadëthî: ik zag om; wkw act qal perf 1ste pers enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ; totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (6): (1) Ex 3,16. (2) 1 S 15,2. (3) Js 38,10. (4) Jr 44,13. (5) Jr 50,18. (6) Sef 3,7.
- Soms is het Griekse επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om) de vertaling van het Hebreeuwse וַיִּפְקֹד (= wajjiphëqod: en hij zag om; < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Tenakh (20): (1) Gn 40,4. (2) Gn 41,34. (3) Nu 3,16. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Joz 8,10. (7) Re 15,1. (8) 1 S 13,15. (9) 1 S 20,25. (10) 1 S 20,27. (11) 2 S 18,1. (12) 1 K 11,28. (13) 1 K 20,15. (14) 1 K 20,26. (15) 2 K 3,6. (16) 2 K 5,24. (17) 2 K 25,22. (18) Jr 14,10. (19) Hos 8,13. (20) Est 2,3.
- Fr: visiter <- Lat visitare (= bezoeken); een intensieve vorm van videre (zien); vandaar: naar iemand omzien.

17. - 18. ὁτι επεσκεψατο (= hoti epeskepsato: omdat hij omzag). NT (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16.
- Hebreeuws כִּי פָקַד (= kî pâqad: want hij zag om). Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. In deze vier teksten wordt het wkw telkens gevolgd door het onderwerp JHWH Bovendien staat פָקַד יהוה (= pâqad JHWH: JHWH zag om) slechts in deze vier teksten.
- ויהוה פָקַד (= waJHWH pâqad: en JHWH zag om - naar Sara) Tenakh (1): Gn 21,1. Hapax.
- Van deze 5 teksten wordt het Hebr פָקַד (= pâqad) vertaald door επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) 1 S 2,21.
-- In Gn 21,1. και κυριος επεσκεψατο την σαρραν (= kai kurios epeskepsato tèn sarran: en de Heer zag om naar Sara).
-- in 1 S 2,21: και επεσκεψατο κυριος την ανναν (= kai epeskepsato kurios tèn annan: en de Heer zag om naar Anna).
-- In Ex 4,31. ὁτι επεσκεψατο ὁ θεος (= hoti epeskepsato ho theos: en God zag om).
De tekst van Lucas benadert het sterkst 1 S 2,21. Maar de tekst van 1 S 2,21 verwijst wellicht naar Gn 21,1.


Lc 7,17 - Lc 7,17 : 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,11 - Lc 7,12 - Lc 7,13 - Lc 7,14 - Lc 7,14 - Lc 7,16 - Lc 7,17 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling 10de (tiende) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:17 kai exèlthen o logos outos en olè tè ioudaia peri autou kai pasè tè perichôrô   17 et exiit hic sermo in universam Iudaeam de eo et omnem circa regionem   17 En dit gerucht van Hem ging uit in geheel Judea, en in al het omliggende land.   En dit verhaal over Hem deed de ronde door heel het Joodse land en de wijde omtrek.   [17] Dit verhaal over Hem verbreidde zich in heel het Joodse land en in de wijde omtrek.  [17] Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.  17 Dit woord omtrent hem gaat uit in heel Judea en in elke landstreek rondom.  
17. Et ce propos se répandit à son sujet dans la Judée entière et tout le pays d'alentour. 

Statenvertaling . 17 En dit gerucht van Hem ging uit in geheel Judea, en in al het omliggende land.
King James Bible . [17] And this rumour of him went forth throughout all Judaea, and throughout all the region round about.
Luther-Bibel . 17 Und diese Kunde von ihm erscholl in ganz Judäa und im ganzen umliegenden Land. Die Anfrage des Täufers

Tekstuitleg van Lc 7,17 . Het vers Lc 7,17 telt 16 (2² X 2²) en 69 (3 X 23) letters . De getalwaarde van Lc 7,17 is 7252 (2² X 7é X 37) .

Lc 7,17.2. ind. aor. 3de pers. enk. εξηλθεν = exèlthen (ging uit) van het werkw. εξερχομαι = exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in het NT : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in de LXX : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Lc : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Lc (8) : (1) Lc 2,1 . (2) Lc 4,14 . (3) Lc 4,35 . (4) Lc 5,27 . (5) Lc 7,17 . (6) Lc 8,5 . (7) Lc 8,35 . (8) Lc 17,29 . Een vorm van εξερχομαι = exerchomai in de LXX (216) , in het NT (742) , in Lc (41) .
- Uit-gaan kan betekenen : van een eerder besloten ruimte zoals een huis, een stad enz. naar buiten gaan . Het werkwoord wordt ook vaak gebruikt om het weggaan van een onreine geest uit een persoon aan te geven .

  exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  ind. aor. 3de pers. enk. exèlthen   232  165  67  11  19  11  25  44     

Lc 7,17.9. dat. vr. enk. ioudaia(i) van het zelfst. naamw. ioudaia (Judea) . Taalgebruik in het N.T. : ioudaia (Judea) . Taalgebruik in Lc : ioudaia (Judea) .
Lc (2) : (1) Lc 7,17 . (2) Lc 21,21 . Een vorm van ioudaia (Judea) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 1,5 . (2) Lc 1,65 . (3) Lc 2,4 . (4) Lc 3,1 . (5) Lc 4,44 . (6) Lc 5,17 . (7) Lc 6,17 . (8) Lc 7,17 . (9) Lc 21,21 . (10) Lc 23,5 .

111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -

Lc 7,18 - Lc 7,18 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai apèggeilan iôannè oi mathètai autou peri pantôn toutôn. kai proskalesamenos duo tinas tôn mathètôn autou o iôannès   18 et nuntiaverunt Iohanni discipuli eius de omnibus his       [18] Aan Johannes werd dit alles verteld door zijn leerlingen. Daarop riep hij twee van zijn leerlingen bij zich   [18] Johannes kreeg van zijn leerlingen bericht over al deze gebeurtenissen. Hij riep twee van zijn leerlingen bij zich   18 Aan Johannes verkondigen zijn leerlingen dit alles.  18. Les disciples de Jean l'informèrent de tout cela. Appelant à lui deux de ses disciples, Jean  

Statenvertaling . 18 En de discipelen van Johannes boodschapten hem van al deze dingen.
King James Bible . [18] And the disciples of John shewed him of all these things.
Luther-Bibel . 18 Und die Jünger des Johannes verkündeten ihm das alles. Und Johannes rief zwei seiner Jünger zu sich

Tekstuitleg van Lc 7,18 .

Lc 7,19 - Lc 7,19 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19epempsen pros ton kurion legôn, su ei o erchomenos è allon prosdokômen;   19 et convocavit duos de discipulis suis Iohannes et misit ad Dominum dicens tu es qui venturus es an alium expectamus       [19] en stuurde hen naar de Heer met de vraag: ‘Bent U het die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?’   [19] en stuurde hen naar de Heer, aan wie ze moesten vragen: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’   19 ¶ Johannes roept zekere twee van zijn leerlingen tot zich en stuurt ze naar de Heer toe om te zeggen: ben jij de komende, of hebben wij een ander te verwachten?   19. les envoya dire au Seigneur : « Es-tu celui qui doit venir ou devons-nous en attendre un autre ? »  

Statenvertaling . 19 En Johannes, zekere twee van zijn discipelen tot zich geroepen hebbende, zond hen tot Jezus, zeggende: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
King James Bible . [19] And John calling unto him two of his disciples sent them to Jesus, saying, Art thou he that should come? or look we for another?
Luther-Bibel . 19 und sandte sie zum Herrn und ließ ihn fragen: Bist du, der da kommen soll, oder sollen wir auf einen andern warten?

Tekstuitleg van Lc 7,19 .

Lc 7,20 - Lc 7,20 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20paragenomenoi de pros auton oi andres eipan, iôannès o baptistès apesteilen èmas pros se legôn, su ei o erchomenos è allon prosdokômen;   20 cum autem venissent ad eum viri dixerunt Iohannes Baptista misit nos ad te dicens tu es qui venturus es an alium expectamus       [20] Bij Hem gekomen zeiden de mannen: ‘Johannes de Doper heeft ons naar U toegezonden met de vraag: “Bent U het die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?” ’   [20] Toen de mannen bij hem gekomen waren, zeiden ze: ‘Johannes de Doper heeft ons naar u gezonden om u te vragen: “Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?”’  20 Als ze bij hem zijn zeggen de mannen: Johannes de Doper heeft ons tot u uitgezonden om te zeggen: bent ú de komende, of hebben wij een ander te verwachten?   20. Arrivés auprès de lui, ces hommes dirent : « Jean le Baptiste nous envoie te dire : Es-tu celui qui doit venir ou devons-nous en attendre un autre ? » 

Statenvertaling . 20 En als de mannen tot Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U afgezonden, zeggende: Zijt Gij, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
King James Bible . [20] When the men were come unto him, they said, John Baptist hath sent us unto thee, saying, Art thou he that should come? or look we for another?
Luther-Bibel . 20 Als aber die Männer zu ihm kamen, sprachen sie: Johannes der Täufer hat uns zu dir gesandt und lässt dich fragen: Bist du, der da kommen soll, oder sollen wir auf einen andern warten?

Tekstuitleg van Lc 7,20 .

Lc 7,21 - Lc 7,21 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21en ekeinè tè ôra etherapeusen pollous apo nosôn kai mastigôn kai pneumatôn ponèrôn, kai tuflois pollois echarisato blepein.   21 in ipsa autem hora curavit multos a languoribus et plagis et spiritibus malis et caecis multis donavit visum       [21] Juist toen genas Hij veel mensen van ziekten, kwalen en boze geesten, en schonk Hij veel blinden het gezicht.   [21] Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van boze geesten en hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug.   21 Het is juist het uur dat hij velen geneest van ziekten, kwellingen en boze geesten en vele blinden begenadigt met zien.   21. A cette heure-là, il guérit beaucoup de gens affligés de maladies, d'infirmités, d'esprits mauvais, et rendit la vue à beaucoup d'aveugles. 

Statenvertaling . 21 En in dezelfde ure genas Hij er velen van ziekten en kwalen, en boze geesten; en velen blinden gaf Hij het gezicht.
King James Bible . [21] And in that same hour he cured many of their infirmities and plagues, and of evil spirits; and unto many that were blind he gave sight.
Luther-Bibel . 21 Zu der Stunde machte Jesus viele gesund von Krankheiten und Plagen und bösen Geistern, und vielen Blinden schenkte er das Augenlicht.

Tekstuitleg van Lc 7,21 .

6. acc. mann. mv. pollous (velen) van het bijvoegl. naamw. polus (veel) . Taalgebruik in het N.T. : polus (veel) . Taalgebruik in Lc : polus (veel) . Taalgebruik in Hnd : polus (veel) . Taalgebruik in de Septuaginta : polus (veel) . Hebr. rab (veel, talrijk, groot) . Taalgebruik in Tenach : rab (veel, talrijk, groot) . N. veel . D. veil . Lat. multus . E. many . Fr. nombreus (tal-rijk) . Lc (3) : (1) Lc 1,16 . (2) Lc 7,21 . (3) Lc 14,16 . Een vorm van polus (veel) in Lc (44) , in Lc 7 (3) : (1) Lc 7,11 . (2) Lc 7,21 . (3) Lc 7,47 . In Lc : X vormen van polus (veel) in 44 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van polus (veel) in 46 verzen in 25 / 28 hoofdstukken .

15. dat. mann. mv. τυφλοις = tuflois (aan blinden) van het bijvoegl. naamw. τυφλος = tuflos (blind) . Taalgebruik in het NT : tuflos (blind) . Taalgebruik in de LXX : tuflos (blind) . Bijbel (3) : (1) Js 61,1 . (2) Lc 4,18 . (3) Lc 7,21 . Een vorm van τυφλος = tuflos in Lc (8) : (1) Lc 4,18 . (2) Lc 6,39 . (3) Lc 7,21 . (4) Lc 7,22 . (5) Lc 14,13 . (6) Lc 14,21 . (7) Lc 18,35 .

  tuflos (blind)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. mann. mv. tuflois                  
  totaal 75  25  50  18  16  30  46 

- Hebreeuws . mann. mv. עִוְרִים = iwërîm (blinden) van het zelfst. naamw. עִוֵּר = `iwwer (blind) . Taalgebruik in Tenakh : `iwwer (blind) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 276 (2² X 3 X 23) . Structuur : 7 - 6 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (6) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,16 . (4) Js 56,10 . (5) Ps 146,8 . (6) Kl 4,14 . Een vorm van עִוֵּר = `iwwer in 24 verzen , in Js (9) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,7 . (4) Js 42,16 . (5) Js 42,18 . (6) Js 42,19 (2 vormen) . (7) Js 43,8 . (8) Js 56,10 . (9) Js 59,10 .
- Lat. caecus . Fr. aveugle < ab oculis = beroofd van ogen . D. blind . E. blind .

Lc 7,22 - Lc 7,22 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai apokritheis eipen autois, poreuthentes apaggeilate iôannè a eidete kai èkousate: tufloi anablepousin, chôloi peripatousin, leproi katharizontai kai kôfoi akouousin, nekroi egeirontai, ptôchoi euaggelizontai:   22 et respondens dixit illis euntes nuntiate Iohanni quae vidistis et audistis quia caeci vident claudi ambulant leprosi mundantur surdi audiunt mortui resurgunt pauperes evangelizantur       [22] Hij gaf hun dit antwoord: ‘Ga Johannes vertellen wat u hebt gezien en gehoord: blinden* zien weer, kreupelen lopen, melaatsen worden rein, doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd.   [22] Hij antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.   22 Ten antwoord zegt hij tot hen: gaat heen en verkondigt aan Johannes wat ge ziet en hoort: blinden gaan weer zien, lammen wandelen rond en melaatsen worden rein, doven horen, doden ontwaken en aan armen wordt goede tijding aangekondigd;   22. Puis il répondit aux envoyés : « Allez rapporter à Jean ce que vous avez vu et entendu : les aveugles voient, les boiteux marchent, les lépreux sont purifiés et les sourds entendent, les morts ressuscitent, la Bonne Nouvelle est annoncée aux pauvres ; 

Statenvertaling . 22 En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Gaat heen, en boodschapt Johannes weder de dingen, die gij gezien en gehoord hebt, namelijk dat de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen, de melaatsen gereinigd worden, de doven horen, de doden opgewekt worden, den armen het Evangelie verkondigd wordt.
King James Bible . [22] Then Jesus answering said unto them, Go your way, and tell John what things ye have seen and heard; how that the blind see, the lame walk, the lepers are cleansed, the deaf hear, the dead are raised, to the poor the gospel is preached.
Luther-Bibel . 22 Und Jesus antwortete und sprach zu ihnen: Geht und verkündet Johannes, was ihr gesehen und gehört habt: Blinde sehen, Lahme gehen, Aussätzige werden rein, Taube hören, Tote stehen auf, Armen wird das Evangelium gepredigt;

Tekstuitleg van Lc 7,22 .

Lc 7,22.12. nom. mann. mv. τυφλοι = tufloi (blinden) van het bijvoegl. naamw. τυφλος = tuflos (blind) . Taalgebruik in het NT : tuflos (blind) . Taalgebruik in de LXX : tuflos (blind) . Bijbel (20) : (1) 2 S 5,6 . (2) 2 S 5,8 . (3) Js 42,18 . (4) Js 43,8 . (5) Js 59,10 . (6) Sef 1,17 . (7) Mt 9,27 . (8) Mt 9,28 . (9) Mt 11,5 . (10) Mt 15,14 . (11) Mt 20,30 . (12) Mt 21,14 . (13) Mt 23,16 . (14) Mt 23,17 . (15) Mt 23,19 . (16) Mt 23,24 . (17) Lc 7,22 . (18) Joh 9,39 . (19) Joh 9,40 . (20) Joh 9,41 . Een vorm van τυφλος = tuflos in Lc (8) : (1) Lc 4,18 . (2) Lc 6,39 . (3) Lc 7,21 . (4) Lc 7,22 . (5) Lc 14,13 . (6) Lc 14,21 . (7) Lc 18,35 .

  tuflos (blind)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + voc. mann. mv. tufloi  20  14  10          11  14     
  totaal 75  25  50  18  16  30  46 

- Hebreeuws . mann. mv. עִוְרִים = iwërîm (blinden) van het zelfst. naamw. עִוֵּר = `iwwer (blind) . Taalgebruik in Tenakh : `iwwer (blind) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 276 (2² X 3 X 23) . Structuur : 7 - 6 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (6) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,16 . (4) Js 56,10 . (5) Ps 146,8 . (6) Kl 4,14 . Een vorm van עִוֵּר = `iwwer in 24 verzen , in Js (9) : (1) Js 29,18 . (2) Js 35,5 . (3) Js 42,7 . (4) Js 42,16 . (5) Js 42,18 . (6) Js 42,19 (2 vormen) . (7) Js 43,8 . (8) Js 56,10 . (9) Js 59,10 .
- Lat. caecus . Fr. aveugle < ab oculis = beroofd van ogen . D. blind . E. blind .

Lc 7,22.13. act. ind. praes. 3de pers. mv. αναβλεπουσιν = anablepousin (zij kijken omhoog / opnieuw) van het werkw. αναβλεπω = anablepô (naar boven / omhoog blikken , opkijken) . Taalgebruik in het NT : anablepô (naar boven blikken) . Taalgebruik in de LXX : anablepô (naar boven blikken) . Bijbel (2) : (1) Mt 11,5 . (2) Lc 7,22 . Een vorm van αναβλεπω = anablepô (naar boven / omhoog blikken, opkijken) in de LXX (35) , in het NT (25) , in Mt (3) : (1) Mt 11,5 . (2) Mt 14,19 . (3) Mt 20,34 ; in Mc (6) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 7,34 . (3) Mc 8,24 . (4) Mc 10,52 . (5) Mc 10,51 . (6) Mc 16,4 ; in Lc (7) : (1) Lc 7,22 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 18,41 . (4) Lc 18,42 . (5) Lc 18,43 . (6) Lc 19,5 . (7) Lc 21,1 .

Lc 7,23 - Lc 7,23 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,18 - Lc 7,19 - Lc 7,20 - Lc 7,21 - Lc 7,22 - Lc 7,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai makarios estin os ean mè skandalisthè en emoi.   23 et beatus est quicumque non fuerit scandalizatus in me      [23] Gelukkig degene die geen aanstoot neemt aan Mij.’ Johannes, meer dan een profeet   [23] Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’   23 zalig is hij die niet struikelt over mij!   23. et heureux celui qui ne trébuchera pas à cause de moi ! »  

Statenvertaling . 23 En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.
King James Bible . [23] And blessed is he, whosoever shall not be offended in me.
Luther-Bibel . 23 und selig ist, wer sich nicht ärgert an mir. Jesu Zeugnis über den Täufer

Tekstuitleg van Lc 7,23 .

112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -

Lc 7,24 - Lc 7,24 : 112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24apelthontôn de tôn aggelôn iôannou èrxato legein pros tous ochlous peri iôannou, ti exèlthate eis tèn erèmon theasasthai; kalamon upo anemou saleuomenon; 24 et cum discessissent nuntii Iohannis coepit dicere de Iohanne ad turbas quid existis in desertum videre harundinem vento moveri       [24] Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren, begon Hij tegen de mensen over Johannes te spreken. ‘Waarom bent u naar de woestijn gegaan? Om naar riet te kijken dat beweegt met de wind? [24] Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren, zei hij tegen de menigte over Johannes het volgende: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind?   24 Als ze weggaan om dat alles aan Johannes te verkondigen begint hij tot de scharen over Johannes te zeggen: wát zijt ge gaan aanschouwen toen ge zijt uitgetrokken naar de woestijn?– een rietstengel heen en weer bewogen door de wind?–   24. Quand les envoyés de Jean furent partis, il se mit à dire aux foules au sujet de Jean : « Qu'êtes-vous allés contempler au désert ? Un roseau agité par le vent ?  

Statenvertaling . 24 Als nu de boden van Johannes weggegaan waren, begon Hij tot de scharen van Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
King James Bible . [24] And when the messengers of John were departed, he began to speak unto the people concerning John, What went ye out into the wilderness for to see? A reed shaken with the wind?
Luther-Bibel . 24 Als aber die Boten des Johannes fortgingen, fing Jesus an, zu dem Volk über Johannes zu reden: Was seid ihr hinausgegangen in die Wüste zu sehen? Wolltet ihr ein Rohr sehen, das vom Wind bewegt wird?

Tekstuitleg van Lc 7,24 .

Lc 7,25 - Lc 7,25 : 112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25alla ti exèlthate idein; anthrôpon en malakois imatiois èmfiesmenon; idou oi en imatismô endoxô kai trufè uparchontes en tois basileiois eisin. 25 sed quid existis videre hominem mollibus vestimentis indutum ecce qui in veste pretiosa sunt et deliciis in domibus regum sunt        [25] Maar waarom ging u dan? Om iemand in verfijnde kleren te zien? Mensen in prachtige kleren, die in weelde leven, zijn in paleizen te vinden. [25] Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die zich in fraaie gewaden hulde? Welnee, want wie voorname kleding draagt en in weelde leeft, woont in een paleis.   25 nee!– wat zijt ge dán gaan zien toen ge zijt uitgetrokken?– een mens gekleed in zachte kleren?– zie, die in het kleed van de eer en in weelde erbij staan zijn te vinden in de koningsburchten!–   25. Alors qu'êtes-vous allés voir ? Un homme vêtu d'habits délicats ? Mais ceux qui ont des habits magnifiques et vivent dans les délices sont dans les palais royaux.  

Statenvertaling . 25 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die in heerlijke kleding en wellust zijn, die zijn in de koninklijke hoven.
King James Bible . [25] But what went ye out for to see? A man clothed in soft raiment? Behold, they which are gorgeously apparelled, and live delicately, are in kings' courts.
Luther-Bibel . 25 Oder was seid ihr hinausgegangen zu sehen? Wolltet ihr einen Menschen sehen in weichen Kleidern? Seht, die herrliche Kleider tragen und üppig leben, die sind an den königlichen Höfen.

Tekstuitleg van Lc 7,25 .

Lc 7,26 - Lc 7,26 : 112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:26 alla ti exèlthate idein profètèn nai legô umin kai perissoteron profètou  26 sed quid existis videre prophetam utique dico vobis et plus quam prophetam       [26] Waarom ging u dan? Om een profeet te zien? Inderdaad, Ik verzeker u, zelfs meer dan een profeet.   [26] Wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet.   26 maar wat zijt ge dán gaan zien toen ge zijt uitgetrokken?– een profeet?– ja, ik zeg u: en méér dan een profeet!–   26. Alors qu'êtes-vous allés voir ? Un prophète ? Oui, je vous le dis, et plus qu'un prophète.  

Statenvertaling . 26 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet.
King James Bible . [26] But what went ye out for to see? A prophet? Yea, I say unto you, and much more than a prophet.
Luther-Bibel . 26 Oder was seid ihr hinausgegangen zu sehen? Wolltet ihr einen Propheten sehen? Ja, ich sage euch: Er ist mehr als ein Prophet.

Tekstuitleg van Lc 7,26 .

Lc 7,27 - Lc 7,27 : 112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:27 outos estin peri ou gegraptai idou apostellô ton aggelon mou pro prosôpou sou os kataskeuasei tèn odon sou emprosthen sou   27 hic est de quo scriptum est ecce mitto angelum meum ante faciem tuam qui praeparabit viam tuam ante te       [27] Hij is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor U uit om voor U de weg te banen.   [27] Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.”   27 hij is het over wie geschreven staat: ‘zie, ik zend mijn aankondiger voor je aanschijn uit; hij zal voor jou de weg bereiden!’   27. C'est celui dont il est écrit : Voici que j'envoie mon messager en avant de toi pour préparer ta route devant toi.  

Statenvertaling . 27 Deze is het, van welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
King James Bible . [27] This is he, of whom it is written, Behold, I send my messenger before thy face, which shall prepare thy way before thee.
Luther-Bibel . 27 Er ist's, von dem geschrieben steht (Maleachi 3,1): »Siehe, ich sende meinen Boten vor dir her, der deinen Weg vor dir bereiten soll.«

Tekstuitleg van Lc 7,27 .

Lc 7,28 - Lc 7,28 : 112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,24 - Lc 7,25 - Lc 7,26 - Lc 7,27 - Lc 7,28 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:28 legô umin meizôn en gennètois gunaikôn iôannou oudeis estin o de mikroteros en tè basileia tou theou meizôn autou estin  28 dico enim vobis maior inter natos mulierum propheta Iohanne Baptista nemo est qui autem minor est in regno Dei maior est illo       [28] Ik verzeker u, onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes. Maar* in het koninkrijk van God is de kleinste groter dan hij.   [28] Ik zeg jullie: van allen die geboren zijn uit een vrouw is niemand groter dan Johannes, maar in het koninkrijk van God is de kleinste nog groter dan hij.’   28 ik zeg u: onder wie uit vrouwen voortgebracht zijn is niemand groter dan Johannes, wel is de kleinste in het koninkrijk van God groter dan hij;   28. « Je vous le dis : de plus grand que Jean parmi les enfants des femmes, il n'y en a pas ; et cependant le plus petit dans le Royaume de Dieu est plus grand que lui.  

Statenvertaling . 28 Want Ik zeg ulieden: Onder die van vrouwen geboren zijn, is niemand meerder profeet, dan Johannes de Doper; maar de minste in het Koninkrijk Gods is meerder dan hij.
King James Bible . [28] For I say unto you, Among those that are born of women there is not a greater prophet than John the Baptist: but he that is least in the kingdom of God is greater than he.
Luther-Bibel . 28 Ich sage euch, dass unter denen, die von einer Frau geboren sind, keiner größer ist als Johannes; der aber der Kleinste ist im Reich Gottes, der ist größer als er.

Tekstuitleg van Lc 7,28 .

113. Het doopsel van Johannes : een beslissende keuze : Lc 7,29-30 - Lc 7,29-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,29 - Lc 7,30 -

Lc 7,29 - Lc 7,29 : 113. Het doopsel van Johannes : een beslissende keuze - Lc 7,29-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,29 - Lc 7,30 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:29 kai pas o laos akousas kai oi telônai edikaiôsan ton theon baptisthentes to baptisma iôannou  29 et omnis populus audiens et publicani iustificaverunt Deum baptizati baptismo Iohannis       [29] Heel het volk heeft naar hem geluisterd, ook de tollenaars. Ze rechtvaardigden God door zich te laten dopen met de doop van Johannes.   [29] Alle mensen die dit hoorden, ook de tollenaars, brachten hulde aan God en zijn gerechtigheid: zij hadden zich immers door Johannes laten dopen.   29 en heel de gemeenschap die naar hem hoorde en de tollenaars hebben God gerechtvaardigd door zich te laten dopen met de doop van Johannes;   29. Tout le peuple qui a écouté, et même les publicains, ont justifié Dieu en se faisant baptiser du baptême de Jean ;  

Statenvertaling . 29 En al het volk, Hem horende, en de tollenaars, die met den doop van Johannes gedoopt waren, rechtvaardigden God.
King James Bible . [29] And all the people that heard him, and the publicans, justified God, being baptized with the baptism of John.
Luther-Bibel . 29 Und alles Volk, das ihn hörte, und die Zöllner gaben Gott Recht und ließen sich taufen mit der Taufe des Johannes.

Tekstuitleg van Lc 7,29 .

Lc 7,30 - Lc 7,30 : 113. Het doopsel van Johannes : een beslissende keuze - Lc 7,29-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,29 - Lc 7,30 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:30 oi de farisaioi kai oi nomikoi tèn boulèn tou theou èthetèsan eis eautous mè baptisthentes up autou 30 Pharisaei autem et legis periti consilium Dei spreverunt in semet ipsos non baptizati ab eo       [30] Maar de farizeeën en de wetgeleerden hebben wat henzelf betreft Gods plan verworpen: zij lieten zich niet door hem dopen.   [30] Maar de Farizeeën en wetgeleerden verwierpen het plan van God: zij hadden zich immers niet door hem laten dopen.  30 maar de farizeeërs en de wetkenners hebben de raad Gods afgewezen, –naar zichzelf toe– door zich niet door hem te laten dopen!–   30. mais les Pharisiens et les légistes ont annulé pour eux le dessein de Dieu en ne se faisant pas baptiser par lui.  

Statenvertaling . 30 Maar de Farizeën en de wetgeleerden hebben den raad Gods tegen zichzelven verworpen, van hem niet gedoopt zijnde.
King James Bible .[30] But the Pharisees and lawyers rejected the counsel of God against themselves, being not baptized of him.
Luther-Bibel . 30 Aber die Pharisäer und Schriftgelehrten verachteten, was Gott ihnen zugedacht hatte, und ließen sich nicht von ihm taufen.

Tekstuitleg van Lc 7,30 .

114. Jezus en Johannes slecht ontvangen : Lc 7,31-35 - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -

Lc 7,31 - Lc 7,31 : 114. Jezus en Johannes slecht ontvangen - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:31 tini oun omoiôsô tous anthrôpous tès geneas tautès kai tini eisin omoioi  31 cui ergo similes dicam homines generationis huius et cui similes sunt       [31] Waarmee zal Ik dan de mensen van deze generatie vergelijken? Waarop lijken ze?   [31] ‘Waarmee zal ik dan de mensen van deze generatie vergelijken, waarop lijken ze?   31 waarmee zal ik de mensen van deze generatie vergelijken,– waarop lijken ze?–   31. « A qui donc vais-je comparer les hommes de cette génération ? A qui ressemblent-ils ?  

Statenvertaling . 31 En de Heere zeide: Bij wien zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en wien zijn zij gelijk?
King James Bible . [31] And the Lord said, Whereunto then shall I liken the men of this generation? and to what are they like?
Luther-Bibel . 31 Mit wem soll ich die Menschen dieses Geschlechts vergleichen, und wem sind sie gleich?

Tekstuitleg van Lc 7,31 .

Lc 7,32 - Lc 7,32 : 114. Jezus en Johannes slecht ontvangen - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:32 omoioi eisin paidiois tois en agora kathèmenois kai prosfônousin allèlois a legei èulèsamen umin kai ouk ôrchèsasthe ethrènèsamen kai ouk eklausate 32 similes sunt pueris sedentibus in foro et loquentibus ad invicem et dicentibus cantavimus vobis tibiis et non saltastis lamentavimus et non plorastis       [32] Ze lijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: “Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie hebben niet gedanst; wij hebben een treurlied gezongen en jullie hebben niet gehuild.”  [32] Ze lijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: “Toen we voor jullie op de fluit speelden, wilden jullie niet dansen, toen we een klaaglied zongen, wilden jullie niet treuren.”   32 ze lijken op jongetjes die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen het vaak gezegde ‘we floten voor jullie en je danste niet, klaagliederen zongen we en jullie huilden niet!’–   32. Ils ressemblent à ces gamins qui sont assis sur une place et s'interpellent les uns les autres, en disant : «Nous vous avons joué de la flûte, et vous n'avez pas dansé ! Nous avons entonné un chant funèbre, et vous n'avez pas pleuré ! »  

Statenvertaling . 32 Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten, en elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.
King James Bible . [32] They are like unto children sitting in the marketplace, and calling one to another, and saying, We have piped unto you, and ye have not danced; we have mourned to you, and ye have not wept.
Luther-Bibel . 32 Sie sind den Kindern gleich, die auf dem Markt sitzen und rufen einander zu: Wir haben euch aufgespielt und ihr habt nicht getanzt; wir haben Klagelieder gesungen und ihr habt nicht geweint.

Tekstuitleg van Lc 7,32 .

Lc 7,33 - Lc 7,33 : 114. Jezus en Johannes slecht ontvangen - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:33 elèluthen gar iôannès o baptistès mè esthiôn arton mète pinôn oinon kai legete daimonion echei   33 venit enim Iohannes Baptista neque manducans panem neque bibens vinum et dicitis daemonium habet       [33] Immers, Johannes de Doper is gekomen, hij at geen brood en dronk geen wijn, en u zegt: “Hij is in de macht van een demon.”   [33] Want Johannes de Doper is gekomen, hij eet geen brood en drinkt geen wijn, en jullie zeggen: “Hij is door een demon bezeten.”   33 want Johannes de Doper komt, eet geen brood en drinkt geen wijn en ge zegt: die heeft een demon in zich!–   33. « Jean le Baptiste est venu en effet, ne mangeant pas de pain ni ne buvant de vin, et vous dites : «Il est possédé ! »  

Statenvertaling . 33 Want Johannes de Doper is gekomen, noch brood etende, noch wijn drinkende; en gij zegt: Hij heeft den duivel.
King James Bible . [33] For John the Baptist came neither eating bread nor drinking wine; and ye say, He hath a devil.
Luther-Bibel . 33 Denn Johannes der Täufer ist gekommen und aß kein Brot und trank keinen Wein; so sagt ihr: Er ist besessen.

Tekstuitleg van Lc 7,33 .

8. acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Taalgebruik in Lc : artos (brood) . Taalgebruik in Hnd : artos (brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Lc (7) : (1) Lc 7,33 . (2) Lc 9,3 . (3) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 24,30 . Een vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) , in Lc (16) : (1) Lc 4,3 . (2) Lc 4,4 . (3) Lc 6,4 . (4) Lc 7,33 . (5) Lc 9,3 . (6) Lc 9,13 . (7) Lc 9,16 . (8) Lc 11,3 . (9) Lc 11,5 . (10) Lc 11,11 . (11) Lc 14,1 . (12) Lc 14,15 . (13) Lc 15,17 . (14) Lc 22,19 . (15) Lc 24,30 . (16) Lc 24,35 . In Lc : 7 vormen van αρτος = artos (brood) in 16 verzen in 9 / 24 hoofdstukken . 10 X een vorm in het enk. , 5X een vorm in het mv. In Hnd : 2 vormen van αρτος = artos (brood) in 5 verzen in 3 / 28 hoofdstukken . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .

artos (brood) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk syn. ev.
acc. mann. enk. arton 133 96 37 5 6 7 8 4 7   18 26
Totaal 414 307 97 21 21 15 24 5 11   57 81

      1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
  artos    Lc 4 Lc 6 Lc 7 Lc 9 Lc 11 Lc 14 Lc 15 Lc 22 Lc 24
1.  nom. mann. enk. artos  (1) Lc 4,3                
2.  gen. mann. enk. artou                  (1) Lc 24,35 .
3.  dat. mann. enk. artô(i)   (1) Lc 4,4 .                  
4.  acc. mann. enk. arton 7     (1) Lc 7,33 (2) Lc 9,3 .   (3) Lc 11,3 .   (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 .     (6) Lc 22,19 .   (7) Lc 24,30 .  
5.  nom. + voc. mann. mv. artoi 1       (1) Lc 9,13 .          
6.  gen. mann. mv. artôn 1             (1) Lc 15,17 .    
7.  acc. mann. mv. artous 3   (1) Lc 6,4 .     (2) Lc 9,16 .   (3) Lc 11,5 .          
    15  1 1 3 2 2 1 1 2

- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm (brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal : 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Lat. panis . Fr. pain . N. brood . D. Brot . E. bread . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) .

Lc 7,34 - Lc 7,34 : 114. Jezus en Johannes slecht ontvangen - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:34 elèluthen o uios tou anthrôpou esthiôn kai pinôn kai legete idou anthrôpos fagos kai oinopotès filos telônôn kai amartôlôn  34 venit Filius hominis manducans et bibens et dicitis ecce homo devorator et bibens vinum amicus publicanorum et peccatorum       [34] De Mensenzoon is gekomen, Hij at en dronk, en u zegt: “Kijk die veelvraat, die slemper, die vriend van tollenaars en zondaars.”   [34] De Mensenzoon is gekomen, hij eet en drinkt wel, en jullie zeggen: “Kijk, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.”   34 dan komt de mensenzoon, eet en drinkt wél, en ge zegt: zie zo’n mens eens aan, een vreter en wijnzuiper, de vriend van tollenaars en zondaars!–   34. Le Fils de l'homme est venu, mangeant et buvant, et vous dites : «Voilà un glouton et un ivrogne, un ami des publicains et des pécheurs ! »  

Statenvertaling . 34 De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een Mens, Die een vraat en wijnzuiper is, een Vriend van tollenaren en zondaren.
King James Bible . [34] The Son of man is come eating and drinking; and ye say, Behold a gluttonous man, and a winebibber, a friend of publicans and sinners!
Luther-Bibel . 34 Der Menschensohn ist gekommen, isst und trinkt; so sagt ihr: Siehe, dieser Mensch ist ein Fresser und Weinsäufer, ein Freund der Zöllner und Sünder!

Tekstuitleg van Lc 7,34 .

Lc 7,35 - Lc 7,35 : 114. Jezus en Johannes slecht ontvangen - Lc 7,31-35 - Mt 11,16-19 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 - Lc 7,31 - Lc 7,32 - Lc 7,33 - Lc 7,34 - Lc 7,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:35 kai edikaiôthè è sofia apo pantôn tôn teknôn autès 35 et iustificata est sapientia ab omnibus filiis suis       [35] Maar de wijsheid vindt rechtvaardiging bij al haar kinderen.’  [35] En toch is de Wijsheid door al haar kinderen in het gelijk gesteld.’  35 de wijsheid wordt gerechtvaardigd door allen die haar kinderen zijn!   35. Et la Sagesse a été justifiée par tous ses enfants. »  

Statenvertaling . 35 Doch de wijsheid is gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen.
King James Bible . [35] But wisdom is justified of all her children.
Luther-Bibel . 35 Und doch ist die Weisheit gerechtfertigt worden von allen ihren Kindern. Jesu Salbung durch die Sünderin

Tekstuitleg van Lc 7,35 .

115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 -- Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -

De vrouw heeft veel liefde tot Jezus betuigd. Op basis van haar liefde krijgt ze vergeving van zonden. Men zal zeggen : de vrouw toonde veel liefde, gaf uiting aan haar bekering en boetvaardigheid. Nergens staat echter dat zij boetvaardig was. Jezus zegt dat haar zonden vergeven zijn. Farizeeën hadden er moeite mee dat Jezus zonden vergaf want volgens hun opvatting kon alleen God zonden vergeven. Zodra Jezus als zoon van God en als God wordt opgevat, komt de denkopvatting van de farizeeën terug: alleen God kan zonden vergeven. Daarvoor is dan bemiddeling nodig via de priester in de biechtstoel. De vergeving van de zonden legt Jezus niet buiten de mens (bij God, als zijnde buiten hem) maar binnen de mens (in wiens hart God woont). Een hart vol liefde is in tegenspraak met een hart vol zonde. Volgens de farizeeën kan zonde, de zondige daden enkel door God vergeven worden. Het kan niet door mensen. En vermits we niet weten hoe en wanneer God vergeeft, blijft de zondige mens in de ogen van de mens een zondig iemand.

Lc 7,38c Lc 7,44e Lc 7,38d Lc 7,44f Lc 7,38e Lc 7,45b Lc 7,38f Lc 7,46b Lc 7, 44d  Lc 7,45a Lc 7,46a
  hautè de (zij echter) kai (en) kai (en) kai (en) hautè de (zij echter) kai (en) hautè de (zij echter)  eisèlthon sou eis oikian (ik ben binnengekomen in uw huis    
tois dakrusin (met tranen) tois dakrusin (met tranen) tais thrixin tès kefalès autès (met de haren van haar hoofd) tais thrixin autès (met haar haren)       murôi (met mirre)  hudôr (water)   elaiôi (met olie)
èrxato brechein (begon zij nat te maken) ebrexen (maakte zij nat) exemassen (wreef ze droog) exemaxen (wreef zij droog) katefilei (zij kuste) af'hès eisèlthon ou dieleipen katafilousa (vanaf ik binnenkwam hield zij niet op kussende èleifen (zij zalfde) eleipsen (zalfde)  moi epi podas ouk edôkas (aan mij op de voeten hebt gij niet gegeven) filèma moi ouk edôkas (een kus aan mij hebt gij niet gegeven) tèn kefalèn mou ouk èleipsas (mijn hoofd hebt gij niet gezalfd)
tous podas autou (zijn voeten) mou tous podas (mijn voeten)     tous podas autou (zijn voeten) mou tous podas (mijn voeten)   tous podas mou (mijn voeten)      
            tôi murôi (met mirre)        

Evangelielezing op de 11de (elfde) zondag door het c-jaar : Lc 7,36-50
In die tijd vroeg een van de Farizeeën Jezus bij zich te eten. Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als zondares bekend stond, was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: "als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares". Jezus gaf hem ten antwoord: "Simon, ik heb u iets te zeggen". Waarop deze zei: "Zeg het, Meester". "Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig. Omdat zij die niet konden teruggeven schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?" Ik veronderstel, – antwoordde Simon – diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden". Jezus zei tot hem: "Uw oordeel is juist. Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: "Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; ge hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. Gij hebt mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield sinds Ik binnenkwam niet op mijn voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik U haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want zij heeft veel liefde betoond. Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt gegeven." Daarop sprak Hij tot haar: "Uw zonden zijn u vergeven." De andere gasten vroegen zich af: "Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?" Jezus zei tot de vrouw: "Uw geloof heeft u gered: ga in vrede."

Lc 7,37 Lc 7,39a Lc 7,39b Lc 7,40a Lc 7,40b Lc 7,44 Lc 7,48 Lc 7,49 Lc 7,50
de vrouw Lc 7,39 : de Farizeeër Lc 7,39 : de Farizeeër Jezus de Farizeeër Jezus de vrouw de medeaanliggenden Jezus
kai idou (en zie) idôn de (gezien hebbende echter) eginôsken (zou weten) kai apokritheis (en beantwoordend)   kai strafeis pros tèn gunaika (en zich naar de vrouw gekeerd)   kai èrxanto (en begonnen)  
gunè (een vrouw) ho farizaios (de farizeeër) an tis kai potapè hè gunè (wie en wat voor een vrouw het is) ho Ièsous (Jezus) ho de (hij echter)     hoi sunanakeimenoi (de medeaanliggenden)  
hètis (die) ho (die) hètis (die) haptetai autou (haar aanraakt)            
ijn en tèi polei hamartôlos (was in de stad zondares) kalesas auton (die hem had uitgenodigd) hoti hamartôlos estin (dat zij een zondares is)            
   eipen en heautôi (zei in zichzelf)   eipen pros auton (zei tot hem)    fèsin (zegt hij) tôi Simôni efè (aan Simon zei hij)   eipen de autèi (hij zei echter tot haar)  legein en heautois (te zeggen in zichzelf) eipen de pros gunaika (hij echter zei tot de vrouw)  
  legôn (zeggende)                
  houtos ei èn profètès  (deze indien hij een profeet was)           tis houtos estin, (wie is deze)   
              hos kai hamartias afièsin (die zelfs zonden vergeeft)   

 

Lc 7,38c Lc 7,44e Lc 7,38d Lc 7,44f Lc 7,38e Lc 7,45b Lc 7,38f Lc 7,46b Lc 7, 44d  Lc 7,45a Lc 7,46a
  hautè de (zij echter) kai (en) kai (en) kai (en) hautè de (zij echter) kai (en) hautè de (zij echter)  eisèlthon sou eis oikian (ik ben binnengekomen in uw huis    
tois dakrusin (met tranen) tois dakrusin (met tranen) tais thrixin tès kefalès autès (met de haren van haar hoofd) tais thrixin autès (met haar haren)       murôi (met mirre)  hudôr (water)   elaiôi (met olie)
èrxato brechein (begon zij nat te maken) ebrexen (maakte zij nat) exemassen (wreef ze droog) exemaxen (wreef zij droog) katefilei (zij kuste) af'hès eisèlthon ou dieleipen katafilousa (vanaf ik binnenkwam hield zij niet op kussende èleifen (zij zalfde) tôi murôi (met mirre) eleipsen (zalfde)  moi epi podas ouk edôkas (aan mij op de voeten hebt gij niet gegeven) filèma moi ouk edôkas (een kus aan mij hebt gij niet gegeven) tèn kefalèn mou ouk èleipsas (mijn hoofd hebt gij niet gezalfd)
tous podas autou (zijn voeten) mou tous podas (mijn voeten)     tous podas autou (zijn voeten) mou tous podas (mijn voeten)   tous podas mou (mijn voeten)      

 

Lc 7,36 - Lc 7,36 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:36 èrôta de tis auton tôn farisaiôn ina fagè met autou kai eiselthôn eis ton oikon tou farisaiou kateklithè 36 rogabat autem illum quidam de Pharisaeis ut manducaret cum illo et ingressus domum Pharisaei discubuit   36 Iemand van de Farizeeën nu vroeg hem eens bij zich te eten; en hij ging binnen in het huis van de Farizeeër (en) lag aan. In die tijd vroeg een van de Farizeeën Jezus bij zich te eten. Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen.   [36] Een* van de farizeeën vroeg Hem om te komen eten. Hij kwam in het huis van de farizeeër en* ging aan tafel.  [36] Een van de Farizeeën nodigde hem uit voor de maaltijd, en toen hij het huis van de Farizeeër was binnengegaan, ging hij aan tafel aanliggen.  36 ¶ Een van de farizeeërs heeft hem gevraagd om bij hem te eten; hij komt binnen in het huis van de farizeeër en gaat aanliggen.   36. Un Pharisien l'invita à manger avec lui ; il entra dans la maison du Pharisien et se mit à table.  

Statenvertaling . 36 En een der Farizeën bad Hem, dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des Farizeërs huis, zat Hij aan.
King James Bible . [36] And one of the Pharisees desired him that he would eat with him. And he went into the Pharisee's house, and sat down to meat.
Luther-Bibel . 36 Es bat ihn aber einer der Pharisäer, bei ihm zu essen. Und er ging hinein in das Haus des Pharisäers und setzte sich zu Tisch.

Tekstuitleg van Lc 7,36 .

Lc 7,36 bestaat uit twee delen , aangegeven door twee nevenschikkende zinnen : de uitnodiging van Jezus op een maaltijd door een Farizeeër (Lc 7,36a) en het ingaan op de uitnodiging door Jezus (Lc 7,36b) . Hetzelfde thema en dezelfde structuur treffen we ook aan in Lc 11,37 . Het is opmerkelijk dat zowel Lc 7,36 als Lc 11,37 tweeëndertig lettergrepen bevatten . In Lc 14,1a vinden we hetzelfde thema maar een omgekeerde structuur . Jezus gaat naar het huis van een Farizeeër wellicht na een uitnodiging . Ook Lc 14,1a bevat tweeëndertig lettergrepen . In de drie gevallen gaat het om het eten in een huis van een Farizeeër .

Lc 7,36 Lc 11,37 Lc 14,1a
èrôta de (vroeg echter) En de tôi lalèsai (tijdens het spreken echter) erôtai (vraagt)  
tis (iemand) ... tôn Farisaiôn (van de farizeeën) ... Farizaios (een farizeeër) ... tinos tôn archôntôn tôn Farisaiôn (van één van de leiders van de farizeeën)
auton (hem) auton (hem)  
hina (opdat) hopôs (opdat)  
fagèi (hij zou eten) met'autou (met hem) aristèsèi ( aristaô : eten; de eerste maaltijd nemen (hij zou eten) par'autôi (bij hem) sabbatôi fagein arton (op sabbat om brood te eten)
kai (en) eiselthôn (binnengegaan) eis ton oikon (in het huis) eiselthôn (binnengegaan) de (echter) kai egeneto en tôi elthein auton (en het gebeurde in het gaan ) eis oikon (naar het huis).... 
 kateklithè (lag hij aan) (kataklinô : aanliggen)  anepesen (lag hij aan) (anapiptô = )  
 115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13  204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54  230. Genezing van een waterzuchtige op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -

6. De genitief farisaiôn (van de farizeeën) komt in achtentwintig verzen in het N.T. voor . In zeven verzen bij Lucas . In vier verzen ervan staat een vorm van het onbepaald lidwoord tis (iemand, een, bepaalde, sommige) gevolgd door een genitief (tôn farisaiôn = van de farizeeën) . In Lc 7,36 staat de nominatief mannelijk enkelvoud tis , gevolgd door tôn farisaiôn : iemand van de farizeeën of een farizeeër .

115.1.1. Lc 7,36a : uitnodiging van Jezus op een maaltijd

  Lc 7,36a - Lc 7,36a - Lc 11,37a - Lc 11,37a -
    En de tôi lalèsai (tijdens het spreken echter)
werkwoord èrôta de (vroeg echter) erôtai (vraagt)
onderwerp tis (iemand) ... tôn farisaiôn (van de farizeeën) ... farizaios (een farizeeër)
lijdend voorwerp auton (hem) auton (hem)
voegwoord van doel hina (opdat) hopôs (opdat)
werkwoord fagèi (hij zou eten) aristèsèi ( aristaô : eten; de eerste maaltijd nemen (hij zou eten)
bijwoordelijke bepaling met'autou (met hem) par'autôi (bij hem)
   115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 )  204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54

Het woordje de (echter) legt slechts een heel zwakke band met de voorgaande pericope. Het werkwoord erôtaô : vragen, staat in de indicatief imperfectum (onvoltooid verleden tijd). De woordvolgorde verrast wat omdat het lijdend voorwerp (auton = hem) tussen de woorden van het onderwerp staat tis... tôn farisaiôn (iemand... van de Farizeeën). Het onderwerp bestaat uit het onbepaald voornaamwoord tis (een bepaald iemand) dat zelfstandig is gebruikt, gevolgd door een genitief van deel : iemand van de Farizeeër = een bepaalde Farizeeër.
De bijwoordelijke bijzin van doel wordt ingeleid door hopôs of hina (opdat). Het werkwoord staat hier in de conjunctief. Fagèi : conjunctief aorist van fagô : eten. Woordvolgorde van de bijwoordelijke bijzin van doel : voegwoord, werkwoord, bijwoordelijke bepaling .

115.1.2. Lc 7,36b : Jezus gaat op de uitnodiging in

  Lc 7,36b - Lc 7,36b - Lc 11,37b Lc 14,1 Mc 14,3 Lc 7,37
   kai (en)        
 bijzin eiselthôn (binnengegaan)  eiselthôn (binnengegaan) de (echter)  kai egeneto en tôi elthein auton (en het gebeurde in het gaan ) kai ontos autou en bèthaniai (en terwijl hij was in Bethanië)  
 bijwoordelijke bepaling eis ton oikon (in het huis)     eis oikon (naar het huis)....  en tèi oikiai Simônos tou leprou (in het huis van Simon de melaatse) ... en tèi oikiai tou Farizaiou (in het huis van de farizeeër)
 hoofdwerkwoord  kateklithè (lag hij aan) (kataklinô : aanliggen)  anepesen (lag hij aan) (anapiptô = )     katakeita (hij aanligt)
   115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 )  204. Rede tegen de farizeeën en wetgeleerden : Lc 11,37-54  230. Genezing van een waterzuchtige op sabbat : Lc 14,1-6 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 // Mt 26,6-13 // (Lc 7,36-38)  115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 )

Een Farizeeër vroeg Jezus om bij hem de maaltijd te gebruiken. Jezus ging op die uitnodiging in.
We komen aan de tweede nevenschikkende zin van vers 36. Deze wordt ingeleid door het nevenschikkende voegwoord kai (en). Hierna volgt een participiumzin bij het onderwerp. Eiselthôn : participium aorist van eiserchomai : binnengaan. Het werkwoord wordt nader bepaald door de bijwoordelijke bepaling van plaats : eiselthôn eis ton oikon : binnengegaan in het huis. Bij het zelfstandig naamwoord staat het bepalend lidwoord omdat Jezus het huis van de Farizeeër die hem heeft uitgenodigd, binnengaat. Op het einde van de zin komt het hoofdwerkwoord : kateklithè : passief aorist (legde hij zich neer). kataklinô : neerleggen; passief : zich neerleggen (om te eten). klinè : aanligbed bij de maaltijd.

Lc 7,37 - Lc 7,37 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:37 kai idou gunè ètis èn en tè polei amartôlos kai epignousa oti katakeitai en tè oikia tou farisaiou komisasa alabastron murou 37 et ecce mulier quae erat in civitate peccatrix ut cognovit quod accubuit in domo Pharisaei adtulit alabastrum unguenti 37 En zie, daar was een zekere vrouw die in de stad als zondares gekend was, en ze had begrepen dat hij (aan tafel) was gaan liggen in liet huis van de Farizeeër. Ze bracht een albasten vaasje aan van mirre   Een vrouw nu, die in de stad als zondares bekend stond, was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee  [37] In diezelfde stad woonde een zondige vrouw. Toen zij vernam dat Hij aanlag in het huis van de farizeeër, ging ze erheen met een albasten fles balsem.  [37] Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat hij bij de Farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie.  37 Ziedaar een vrouw die in het stadje de zondares is; als haar ter kennis komt dat hij neerligt in het huis van de farizeeër, draagt ze een albasten flesje mirre mee, 37. Et voici une femme, qui dans la ville était une pécheresse. Ayant appris qu'il était à table dans la maison du Pharisien, elle avait apporté un vase de parfum.  

Statenvertaling . 37 En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeërs huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
King James Bible . [37] And, behold, a woman in the city, which was a sinner, when she knew that Jesus sat at meat in the Pharisee's house, brought an alabaster box of ointment,
Luther-Bibel . 37 Und siehe, eine Frau war in der Stadt, die war eine Sünderin. Als die vernahm, dass er zu Tisch saß im Haus des Pharisäers, brachte sie ein Glas mit Salböl

Tekstuitleg van Lc 7,37 .

3. gunè (vrouw) . Nominatief vrouwelijk enkelvoud . gunèi : datief vrouwelijk enkelvoud . In 299 verzen in de bijbel . In 228 verzen in het O.T. . In éénenzeventig verzen in het N.T. . In zestien verzen bij Lucas .
- idou gunè (zie een vrouw) komt steeds voor als kai idou gunè (en zie een vrouw) . In vier verzen in het N.T. , telkens in het begin van een zin en van een vers : (3) Lc 7,37 . (4) Lc 13,11 .

Lc 7,38 - Lc 7,38 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:38 kai stasa opisô para tous podas autou klaiousa tois dakrusin èrxato brechein tous podas autou kai tais thrixin tès kefalès autès exemassen kai katefilei tous podas autou kai èleifen tô murô 38 et stans retro secus pedes eius lacrimis coepit rigare pedes eius et capillis capitis sui tergebat et osculabatur pedes eius et unguento unguebat 38 en stond achter hem, bij zijn voeten, (en) wenend begon ze met haar tranen zijn voeten nat te maken, en met de haren van haar hoofd wreef ze die droog en kuste zijn voeten en zalfde ze met mirre. en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.  [38] Huilend ging ze achter Hem staan, bij zijn voeten. Met haar tranen maakte ze zijn voeten nat en met de haren van haar hoofd droogde ze die. Ze kuste zijn voeten en zalfde ze met balsem.   [38] Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en wreef ze in met de olie.  38 komt wenend achter hem –bij zijn voeten– staan en begint met haar tranen zijn voeten nat te maken; zij heeft ze met de haren van haar hoofd afgewist, zij heeft zijn voeten gekust en ze gezalfd met de mirre.  38. Et se plaçant par derrière, à ses pieds, tout en pleurs, elle se mit à lui arroser les pieds de ses larmes ; et elle les essuyait avec ses cheveux, les couvrait de baisers, les oignait de parfum.  

Statenvertaling . 38 En staande achter Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf.
King James Bible . [38] And stood at his feet behind him weeping, and began to wash his feet with tears, and did wipe them with the hairs of her head, and kissed his feet, and anointed them with the ointment.
Luther-Bibel . 38 und trat von hinten zu seinen Füßen, weinte und fing an, seine Füße mit Tränen zu benetzen und mit den Haaren ihres Hauptes zu trocknen, und küsste seine Füße und salbte sie mit Salböl.

Tekstuitleg van Lc 7,38 .

Lc 7,39 - Lc 7,39 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:39 idôn de o farisaios o kalesas auton eipen en eautô legôn outos ei èn | [o] | | profètès eginôsken an tis kai potapè è gunè ètis aptetai autou oti amartôlos estin  videns autem Pharisaeus qui eum ait intra se dicens hic si esset propheta sciret utique quae et qualis mulier quae tangit eum quia peccatrix est  39 Toen echter de Farizeeër die hem genodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf, zeggend: “Als deze een profeet was, zou hij weten wie en wat voor iemand die vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is”.   Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: "als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares".  [39] Toen de farizeeër die Hem had uitgenodigd, dit zag, zei hij bij zichzelf: ‘Als Hij een profeet was, zou Hij weten wat voor vrouw het is die Hem aanraakt; Hij zou weten dat het een zondares is.’   [39] Toen de Farizeeër die hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als hij een profeet was, zou hij weten wie de vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is.  39 Als de farizeeër die hem genodigd heeft dat ziet, zegt hij bij zichzelf,– hij zegt: als hij een profeet was had hij herkend wat voor vrouw het is die zich aan hem vastklampt: dat ze een zondares is!   39. A cette vue, le Pharisien qui l'avait convié se dit en lui-même : « Si cet homme était prophète, il saurait qui est cette femme qui le touche, et ce qu'elle est : une pécheresse ! »  

Statenvertaling . 39 En de Farizeër, die Hem genood had, zulks ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares.
King James Bible . [39] Now when the Pharisee which had bidden him saw it, he spake within himself, saying, This man, if he were a prophet, would have known who and what manner of woman this is that toucheth him: for she is a sinner.
Luther-Bibel . 39 Als aber das der Pharisäer sah, der ihn eingeladen hatte, sprach er bei sich selbst und sagte: Wenn dieser ein Prophet wäre, so wüsste er, wer und was für eine Frau das ist, die ihn anrührt; denn sie ist eine Sünderin.

Tekstuitleg van Lc 7,39 .

4. farisaios (farizeeër) . Verwijzing : Farisaioi (Farizeeën) , zie Mc 2,18 . Nominatief mannelijk enkelvoud . In negen verzen in de bijbel . In vijf verzen bij Lucas : (1) Lc 7,39 . (2) Lc 11,37 . (3) Lc 11,38 . (4) Lc 18,10 . (5) Lc 18,11 . In drie verzen in Hnd : (1) Hnd 5,34 . (2) Hnd 23,6 . (3) Hnd 26,5 . In Fil 3,5 .

15. nom. mann. enk. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T. : profètès (profeet) . Taalgebruik in Mc : profètès (profeet) . pro-fèmi (voor zich uitspreken) .
Lc (7) : (1) Lc 1,76 . (2) Lc 4,24 . (3) Lc 7,16 . (4) Lc 7,39 . (5) Lc 9,8 . (6) Lc 9,19 . (7) Lc 24,19 . Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen , in Lc 7 (4) : (1) Lc 7,16 . (2) Lc 7,26 . (3) Lc 7,28 . (4) Lc 7,39 .

Lc 7,40 - Lc 7,40 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:40 kai apokritheis o ièsous eipen pros auton simôn echô soi ti eipein o de didaskale eipe fèsin  40 et respondens Iesus dixit ad illum Simon habeo tibi aliquid dicere at ille ait magister dic   40 En Jezus antwoordde (en) zei tegen hem: “Simon, ik heb u wat te zeggen”. Hij nu: “Meester, zeg (maar)”, zei hij.   Jezus gaf hem ten antwoord: "Simon, ik heb u iets te zeggen". Waarop deze zei: "Zeg het, Meester".  [40] Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Simon, Ik heb u iets te zeggen.’ Hij zei: ‘Zeg het, Meester.’   [40] Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, ik heb je iets te zeggen.’ ‘Meester, spreek!’ zei hij. 40 Ten antwoord zegt Jezus tot hem: Simon, ik heb je iets te zeggen! ‘Leermeester, zeg het!’ zegt hij. 40. Mais, prenant la parole, Jésus lui dit : « Simon, j'ai quelque chose à te dire. » - « Parle, maître », répond-il. -  

Statenvertaling . 40 En Jezus antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester! zeg het.
King James Bible . [40] And Jesus answering said unto him, Simon, I have somewhat to say unto thee. And he saith, Master, say on.
Luther-Bibel . 40 Jesus antwortete und sprach zu ihm: Simon, ich habe dir etwas zu sagen. Er aber sprach: Meister, sag es!

Tekstuitleg van Lc 7,40 .

8. nom. + voc. mann. enk. simôn (Simon) . Taalgebruik in het N.T. : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 .  4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 .  Lc (5) : (1) Lc 5,5 . (2) Lc 5,8 . (3) Lc 7,40 . (4) Lc 7,43 . (5) Lc 22,31 .

Lc 7,41 - Lc 7,41 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:41 duo chreofeiletai èsan danistè tini o eis ôfeilen dènaria pentakosia o de eteros pentèkonta 7:42 mè echontôn autôn apodounai amfoterois echarisato tis oun autôn pleion agapèsei auton  41 duo debitores erant cuidam feneratori unus debebat denarios quingentos alius quinquaginta   41“Een zekere geldschieter had twee schuldenaars; de ene was vijfhonderd denaries schuldig, de andere echter vijftig.   "Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig.  [41] ‘Een geldschieter had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd denariën* schuldig, de ander vijftig.  [41] ‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig.  41 Twéé schuldenaars had zeker geldschieter; de ene was hem vijfhonderd dinar schuldig, de andere vijftig;   41. « Un créancier avait deux débiteurs ; l'un devait cinq cents deniers, l'autre cinquante.  

Statenvertaling . 41 Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig;
King James Bible . [41] There was a certain creditor which had two debtors: the one owed five hundred pence, and the other fifty.
Luther-Bibel . 41 Ein Gläubiger hatte zwei Schuldner. Einer war fünfhundert Silbergroschen schuldig, der andere fünfzig.

Tekstuitleg van Lc 7,41 .

Lc 7,42 - Lc 7,42 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem

 

7:42 mè echontôn autôn apodounai amfoterois echarisato tis oun autôn pleion agapèsei auton

42 non habentibus illis unde redderent donavit utrisque quis ergo eum plus diliget  42 Daar ze niets hadden om terug te geven, schold hij ze allebei kwijt. Wie dan van hen zal hem het meest liefhebben?”  Omdat zij die niet konden teruggeven schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?"   [42] Ze konden het geen van beiden terugbetalen, en daarom schonk hij het hun. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?’  [42] Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’  42 toen ze niets hadden om terug te geven begenadigde hij beiden; wie van hen nu zal hem het méést liefhebben?  42. Comme ils n'avaient pas de quoi rembourser, il fit grâce à tous deux. Lequel des deux l'en aimera le plus ? »  

Statenvertaling . 42 En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van dezen zal hem meer liefhebben?
King James Bible . [42] And when they had nothing to pay, he frankly forgave them both. Tell me therefore, which of them will love him most?
Luther-Bibel . 42 Da sie aber nicht bezahlen konnten, schenkte er's beiden. Wer von ihnen wird ihn am meisten lieben?

Tekstuitleg van Lc 7,42 .

Lc 7,43 - Lc 7,43 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:43 apokritheis simôn eipen upolambanô oti ô to pleion echarisato o de eipen autô orthôs ekrinas   43 respondens Simon dixit aestimo quia is cui plus donavit at ille dixit ei recte iudicasti   43 Simon antwoordde (en) zei: “Ik neem aan: aan wie hij het meest heeft kwijtgescholden”. Hij nu zei hem: “U hebt juist geoordeeld”.  Ik veronderstel, – antwoordde Simon – diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden". Jezus zei tot hem: "Uw oordeel is juist.  [43] ‘Ik veronderstel,’ zei Simon, ‘degene aan wie hij het meeste geschonken heeft.’ ‘Dat is juist’, zei Jezus.  [43] Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’ Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’   43 Ten antwoord zegt Simon: ik neem aan: diegene die hij het meest begenadigd heeft! Hij zegt tot hem: je hebt juist geoordeeld!   43. Simon répondit : « Celui-là, je pense, auquel il a fait grâce de plus. » Il lui dit : « Tu as bien jugé. »  

Statenvertaling . 43 En Simon, antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld.
King James Bible . [43] Simon answered and said, I suppose that he, to whom he forgave most. And he said unto him, Thou hast rightly judged.
Luther-Bibel . 43 Simon antwortete und sprach: Ich denke, der, dem er am meisten geschenkt hat. Er aber sprach zu ihm: Du hast recht geurteilt.

Tekstuitleg van Lc 7,43 .

2. nom. + voc. mann. enk. simôn (Simon) . Taalgebruik in het N.T. : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 .  4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 .  Lc (5) : (1) Lc 5,5 . (2) Lc 5,8 . (3) Lc 7,40 . (4) Lc 7,43 . (5) Lc 22,31 .

Lc 7,44 - Lc 7,44 : 115. De boetvaardige zondares : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:44 kai strafeis pros tèn gunaika tô simôni efè blepeis tautèn tèn gunaika eisèlthon sou eis tèn oikian udôr moi epi podas ouk edôkas autè de tois dakrusin ebrexen mou tous podas kai tais thrixin autès exemaxen  44 et conversus ad mulierem dixit Simoni vides hanc mulierem intravi in domum tuam aquam pedibus meis non dedisti haec autem lacrimis rigavit pedes meos et capillis suis tersit  44 En zich omkerend naar de vrouw verklaarde hij aan Simon: “U ziet die vrouw? Ik ben binnengekomen in uw huis,  water op mijn voeten hebt u mij niet gegeven, zij echter heeft mijn voeten met tranen natgemaakt en met haar haren wreef ze die droog. Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: "Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; ge hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd.  [44] Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd.  [44] Toen draaide hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon: ‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd.   44 Hij keert zich om naar de vrouw en zegt tot Simon: je kijkt deze vrouw aan?– ik kwam binnen in je huis, maar water over de voeten heb je mij niet gegeven; zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haren afgewist;   44. Et, se tournant vers la femme : « Tu vois cette femme ? dit-il à Simon. Je suis entré dans ta maison, et tu ne m'as pas versé d'eau sur les pieds ; elle, au contraire, m'a arrosé les pieds de ses larmes et les a essuyés avec ses cheveux.  

Statenvertaling . 44 En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd.
King James Bible . [44] And he turned to the woman, and said unto Simon, Seest thou this woman? I entered into thine house, thou gavest me no water for my feet: but she hath washed my feet with tears, and wiped them with the hairs of her head.
Luther-Bibel . 44 Und er wandte sich zu der Frau und sprach zu Simon: Siehst du diese Frau? Ich bin in dein Haus gekommen; du hast mir kein Wasser für meine Füße gegeben; diese aber hat meine Füße mit Tränen benetzt und mit ihren Haaren getrocknet.

Tekstuitleg van Lc 7,44 .

7. dat. mann. enk. simôni van de eigennaam Simôn (Simon) . Taalgebruik in het N.T. : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 .  4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 .  Lc (3) : (1) Lc 5,10 . (2) Lc 7,44 . (3) Lc 24,34 . Een vorm van Simon (Petrus) in 9 verzen in Lc : (1) Lc 4,38 . (2) Lc 5,3 . (3) Lc 5,4 . (4) Lc 5,5 . (5) Lc 5,8 . (6) Lc 5,10 . (7) Lc 6,14 . (8) Lc 22,31 . (9) Lc 24,34 .

Lc 7,45 - Lc 7,45 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:45 filèma moi ouk edôkas autè de af ès eisèlthon ou dielipen katafilousa mou tous podas 45 osculum mihi non dedisti haec autem ex quo intravit non cessavit osculari pedes meos  45 Een kus hebt u me niet gegeven; zij echter heeft sinds ik binnenkwam niet opgehouden mijn voeten te kussen. Gij hebt mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield sinds Ik binnenkwam niet op mijn voeten te kussen.   [45] Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust.   [45] Je hebt me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust.   45 een kus heb je mij niet gegeven; zij is, vanaf dat ik binnenkwam, niet opgehouden mijn voeten te kussen;  45. Tu ne m'as pas donné de baiser ; elle, au contraire, depuis que je suis entré, n'a cessé de me couvrir les pieds de baisers.  

Statenvertaling . 45 Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.
King James Bible . [45] Thou gavest me no kiss: but this woman since the time I came in hath not ceased to kiss my feet.
Luther-Bibel . 45 Du hast mir keinen Kuss gegeben; diese aber hat, seit ich hereingekommen bin, nicht abgelassen, meine Füße zu küssen.

Tekstuitleg van Lc 7,45 .

Lc 7,46 - Lc 7,46 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:46 elaiô tèn kefalèn mou ouk èleipsas autè de murô èleipsen tous podas mou  46 oleo caput meum non unxisti haec autem unguento unxit pedes meos 46 U hebt mijn hoofd niet met olie gezaifd; zij echter heeft mijn voeten met mirre gezaifd.  Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.   [46] Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.   [46] Je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten ingewreven.   46 jij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd; zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd!–  46. Tu n'as pas répandu d'huile sur ma tête ; elle, au contraire, a répandu du parfum sur mes pieds.  

Statenvertaling . 46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.
King James Bible . [46] My head with oil thou didst not anoint: but this woman hath anointed my feet with ointment.
Luther-Bibel . 46 Du hast mein Haupt nicht mit Öl gesalbt; sie aber hat meine Füße mit Salböl gesalbt.

Tekstuitleg van Lc 7,46 .

Lc 7,47 - Lc 7,47 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:47 ou charin legô soi afeôntai ai amartiai autès ai pollai oti ègapèsen polu ô de oligon afietai oligon agapa  47 propter quod dico tibi remittentur ei peccata multa quoniam dilexit multum cui autem minus dimittitur minus diligit  47 Daarom zeg ik u, vergeven zijn haar vele zonden, omdat ze veel heeft liefgehad; aan wie echter weinig wordt vergeven. hij heeft weinig lief”.   Daarom zeg Ik U haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want zij heeft veel liefde betoond. Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt gegeven."  [47] Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn, getuige haar grote liefde. Maar wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde.’   [47] Daarom zeg ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’    47 om die genade, zeg ik je, moeten haar véle zonden wel vergeven zijn,– omdat zij véél liefde heeft betoond!– wie weinig wordt vergeven, betoont weinig liefde!   47. A cause de cela, je te le dis, ses péchés, ses nombreux péchés, lui sont remis parce qu'elle a montré beaucoup d'amour. Mais celui à qui on remet peu montre peu d'amour. »  

Statenvertaling . 47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.
King James Bible . [47] Wherefore I say unto thee, Her sins, which are many, are forgiven; for she loved much: but to whom little is forgiven, the same loveth little.
Luther-Bibel . 47 Deshalb sage ich dir: Ihre vielen Sünden sind vergeben, denn sie hat viel Liebe gezeigt; wem aber wenig vergeben wird, der liebt wenig.

Tekstuitleg van Lc 7,47 .

Lc 7,48 - Lc 7,48 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:48 eipen de autè afeôntai sou ai amartiai  48 dixit autem ad illam remittuntur tibi peccata   48 Hij nu zei haar: “Je zonden zijn vergeven !“   Daarop sprak Hij tot haar: "Uw zonden zijn u vergeven."  [48] Tegen haar zei Hij: ‘Uw zonden zijn vergeven.’  [48] Toen zei hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ 48 Dan zegt hij tot haar: dat jouw zonden je vergeven zijn!  48. Puis il dit à la femme : « Tes péchés sont remis. »  

Statenvertaling . 48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.
King James Bible . [48] And he said unto her, Thy sins are forgiven.
Luther-Bibel . 48 Und er sprach zu ihr: Dir sind deine Sünden vergeben.

Tekstuitleg van Lc 7,48 .

Lc 7,49 - Lc 7,49 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -

Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:49 kai èrxanto oi sunanakeimenoi legein en eautois tis outos estin os kai amartias afièsin  49 et coeperunt qui simul accumbebant dicere intra se quis est hic qui etiam peccata dimittit   49 En de medeaanliggenden begonnen bij zichzelf te zeggen: “Wie is deze die zelfs zonden vergeeft?”   De andere gasten vroegen zich af: "Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?"  [49] De andere gasten zeiden toen onder elkaar: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’   [49] Zijn tafelgenoten dachten bij zichzelf: Wie is hij, dat hij zelfs zonden vergeeft? 49 Die mee–aanliggen beginnen bij zichzelf te zeggen: wie is hij, dat hij ook zonden vergeeft?   49. Et ceux qui étaient à table avec lui se mirent à dire en eux-mêmes : « Qui est-il celui-là qui va jusqu'à remettre les péchés ? »  

Statenvertaling . 49 En die mede aanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?
King James Bible . [49] And they that sat at meat with him began to say within themselves, Who is this that forgiveth sins also?
Luther-Bibel . 49 Da fingen die an, die mit zu Tisch saßen, und sprachen bei sich selbst: Wer ist dieser, der auch die Sünden vergibt?

Tekstuitleg van Lc 7,49 .

Lc 5,21 Lc 5,20 Lc 7,49 Lc 7,48
de schriftgeleerden en  de Farizeeën  Jezus de medeaanliggenden Jezus
kai èrxanto (en begonnen) -+*741  kai èrxanto (en begonnen)  
dialogizesthai hoi grammateis kai hoi Farisaioi legontes (te discussiëren de schriftgeleerden en de Farizeeeën zeggende)   hoi sunanakeimenoi (de medeaanliggenden)  
       
       
  kai idôn tèn pistin autôn eipen (en ziende hun geloof zei hij)  legein en heautois (te zeggen in zichzelf) eipen de autèi (hij echter zei aan haar) 
       
tís estin houtos (wie is deze)   tis houtos estin, (wie is deze)   
hos lalaei blasfèmias; tís dunatai hamartias afienai ei mè monos ho theos; (die godslasteringen spreekt? wie kan zonden vergeven tenzij God alleen?)   anthrôpe, afeôntai soi hai amartiai sou (man, je zonden zijn je vergven) hos kai hamartias afièsin (die zelfs zonden vergeeft)  afeôntai sou hai hamartiai (je zonden zijn vergeven)
  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26 - Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26 - Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -   115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) - Lc 7,36-50 -   115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) - Lc 7,36-50 -

 

Lc 7,50 - Lc 7,50 : 115. De boetvaardige zondares - Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) - Lc 7 -- Lc 7,36 - Lc 7,37 - Lc 7,38 - Lc 7,39 - Lc 7,40 - Lc 7,41 - Lc 7,42 - Lc 7,43 - Lc 7,44 - Lc 7,45 - Lc 7,46 - Lc 7,47 - Lc 7,48 - Lc 7,49 - Lc 7,50 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 11de (elfde) zondag door het c-jaar Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7:50 eipen de pros tèn gunaika è pistis sou sesôken se poreuou eis eirènèn   50 dixit autem ad mulierem fides tua te salvam fecit vade in pace   50 Hij nu zei tegen de vrouw: »Je geloof heef je gered; ga in vrede   Jezus zei tot de vrouw: "Uw geloof heeft u gered: ga in vrede."   [50] Tegen de vrouw zei Hij: ‘Uw vertrouwen* is uw redding. Ga in vrede.’  [50] Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’  50 Hij zegt tot de vrouw: je vertrouwen heeft je gered, ‘ga heen tot vrede!’.   50. Mais il dit à la femme : « Ta foi t'a sauvée ; va en paix. » 

Statenvertaling . 50 Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.
King James Bible . [50] And he said to the woman, Thy faith hath saved thee; go in peace.
Luther-Bibel . 50 Er aber sprach zu der Frau: Dein Glaube hat dir geholfen; geh hin in Frieden!

Tekstuitleg van Lc 7,50 .

Inleiding op de 'genezings'formule hè pistis sou sesôken se = je geloof heeft je gered - je geloof is je redding) .

(1) Mt 9,22 (// Mc 5,34 // Lc 8,48) . (2) Mc 5,34 (// Mt 9,22 // Lc 8,48) . (3) Mc 10,52 (// Lc 18,42) . (4) Lc 7,50 . (5) Lc 8,48 (Mc 5,34 // Mt 9,2) . (6) Lc 17,19 . (7) Lc 18,42 (// Mc 10,52) .
ho de Ièsous (Jezus echter) ... ho de (hij echter) kai ho Ièsous (en Jezus)   ho de (hij echter)   kai ho Ièsous (en Jezus)
eipen (zei) eipen (zei) haar eipen (zei) eipen de (hij echter zei) eipen (zei) haar kai eipen (en hij zei) eipen (zei)
  autèi autôi (hem) pros tèn gunaika (tot de vrouw) autèi autôi (hem) autôi (hem)
  thugater (dochter)     thugater (dochter)    
    hupage (ga) ... ... poreuou eis eirènèn (begeef je op weg in vrede) ... poreuou eis eirènèn (begeef je op weg in vrede) anastas poreuou (opgestaan begeef je op weg) anablèpson (kijk op)
71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56   71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56    276. Genezing van de blinde Bartimeüs : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43   115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 71. Genezing van een vrouw met bloedvloeiïng . Opwekking van Jaïrus'dochter : Mc 5,21-43 - Mt 9,18-26 - Lc 8,40-56    253. Genezing van de tien melaatsen : Lc 17,11-19 - Lc 17,11-19  276. Genezing van de blinde Bartimeüs : Mc 10,46-52 - Mt 20,29-34 - Lc 18,35-43 

- sesôken (hij heeft gered / verlost) . In zeven verzen in de bijbel, enkel in het N.T. : (1) Mt 9,22 (// Mc 5,34 // Lc 8,48) . (2) Mc 5,34 (// Mt 9,2 // Lc 8,48) . (3) Mc 10,52 (// Lc 18,42) . (4) Lc 7,50 . (5) Lc 8,48 (Mc 5,34 // Mt 9,2) . (6) Lc 17,19 . (7) Lc 18,42 (// Mc 10,52) . In deze zeven verzen komt de uitdrukking hè pistis sou sesôken se = je geloof heeft je gered - je geloof is je redding) . Vier lettergrepen beginnen met s- . Vijf woorden . Acht lettergrepen . Het gaat om drie wonderverhalen en een verhaal van zondenvergeving van een vrouw die haar zonden berouwt . Bij de wonderverhaal gaat het om de genezing van een bloedvloeiende vrouw , van een blinde man en van een melaatse man . De 'genezings'formule is dus gericht tot twee vrouwen en twee mannen .


VULGAAT

1 cum autem implesset omnia verba sua in aures plebis intravit Capharnaum 2 centurionis autem cuiusdam servus male habens erat moriturus qui illi erat pretiosus 3 et cum audisset de Iesu misit ad eum seniores Iudaeorum rogans eum ut veniret et salvaret servum eius 4 at illi cum venissent ad Iesum rogabant eum sollicite dicentes ei quia dignus est ut hoc illi praestes 5 diligit enim gentem nostram et synagogam ipse aedificavit nobis 6 Iesus autem ibat cum illis et cum iam non longe esset a domo misit ad eum centurio amicos dicens Domine noli vexari non enim dignus sum ut sub tectum meum intres 7 propter quod et me ipsum non sum dignum arbitratus ut venirem ad te sed dic verbo et sanabitur puer meus 8 nam et ego homo sum sub potestate constitutus habens sub me milites et dico huic vade et vadit et alio veni et venit et servo meo fac hoc et facit 9 quo audito Iesus miratus est et conversus sequentibus se turbis dixit amen dico vobis nec in Israhel tantam fidem inveni 10 et reversi qui missi fuerant domum invenerunt servum qui languerat sanum 11 et factum est deinceps ibat in civitatem quae vocatur Naim et ibant cum illo discipuli eius et turba copiosa 12 cum autem adpropinquaret portae civitatis et ecce defunctus efferebatur filius unicus matri suae et haec vidua erat et turba civitatis multa cum illa 13 quam cum vidisset Dominus misericordia motus super ea dixit illi noli flere 14 et accessit et tetigit loculum hii autem qui portabant steterunt et ait adulescens tibi dico surge 15 et resedit qui erat mortuus et coepit loqui et dedit illum matri suae 16 accepit autem omnes timor et magnificabant Deum dicentes quia propheta magnus surrexit in nobis et quia Deus visitavit plebem suam 17 et exiit hic sermo in universam Iudaeam de eo et omnem circa regionem 18 et nuntiaverunt Iohanni discipuli eius de omnibus his 19 et convocavit duos de discipulis suis Iohannes et misit ad Dominum dicens tu es qui venturus es an alium expectamus 20 cum autem venissent ad eum viri dixerunt Iohannes Baptista misit nos ad te dicens tu es qui venturus es an alium expectamus 21 in ipsa autem hora curavit multos a languoribus et plagis et spiritibus malis et caecis multis donavit visum 22 et respondens dixit illis euntes nuntiate Iohanni quae vidistis et audistis quia caeci vident claudi ambulant leprosi mundantur surdi audiunt mortui resurgunt pauperes evangelizantur 23 et beatus est quicumque non fuerit scandalizatus in me 24 et cum discessissent nuntii Iohannis coepit dicere de Iohanne ad turbas quid existis in desertum videre harundinem vento moveri 25 sed quid existis videre hominem mollibus vestimentis indutum ecce qui in veste pretiosa sunt et deliciis in domibus regum sunt 26 sed quid existis videre prophetam utique dico vobis et plus quam prophetam 27 hic est de quo scriptum est ecce mitto angelum meum ante faciem tuam qui praeparabit viam tuam ante te 28 dico enim vobis maior inter natos mulierum propheta Iohanne Baptista nemo est qui autem minor est in regno Dei maior est illo 29 et omnis populus audiens et publicani iustificaverunt Deum baptizati baptismo Iohannis 30 Pharisaei autem et legis periti consilium Dei spreverunt in semet ipsos non baptizati ab eo 31 cui ergo similes dicam homines generationis huius et cui similes sunt 32 similes sunt pueris sedentibus in foro et loquentibus ad invicem et dicentibus cantavimus vobis tibiis et non saltastis lamentavimus et non plorastis 33 venit enim Iohannes Baptista neque manducans panem neque bibens vinum et dicitis daemonium habet 34 venit Filius hominis manducans et bibens et dicitis ecce homo devorator et bibens vinum amicus publicanorum et peccatorum 35 et iustificata est sapientia ab omnibus filiis suis 36 rogabat autem illum quidam de Pharisaeis ut manducaret cum illo et ingressus domum Pharisaei discubuit 37 et ecce mulier quae erat in civitate peccatrix ut cognovit quod accubuit in domo Pharisaei adtulit alabastrum unguenti 38 et stans retro secus pedes eius lacrimis coepit rigare pedes eius et capillis capitis sui tergebat et osculabatur pedes eius et unguento unguebat videns autem Pharisaeus qui eum ait intra se dicens hic si esset propheta sciret utique quae et qualis mulier quae tangit eum quia peccatrix est 40 et respondens Iesus dixit ad illum Simon habeo tibi aliquid dicere at ille ait magister dic 41 duo debitores erant cuidam feneratori unus debebat denarios quingentos alius quinquaginta 42 non habentibus illis unde redderent donavit utrisque quis ergo eum plus diliget 43 respondens Simon dixit aestimo quia is cui plus donavit at ille dixit ei recte iudicasti 44 et conversus ad mulierem dixit Simoni vides hanc mulierem intravi in domum tuam aquam pedibus meis non dedisti haec autem lacrimis rigavit pedes meos et capillis suis tersit 45 osculum mihi non dedisti haec autem ex quo intravit non cessavit osculari pedes meos 46 oleo caput meum non unxisti haec autem unguento unxit pedes meos 47 propter quod dico tibi remittentur ei peccata multa quoniam dilexit multum cui autem minus dimittitur minus diligit 48 dixit autem ad illam remittuntur tibi peccata 49 et coeperunt qui simul accumbebant dicere intra se quis est hic qui etiam peccata dimittit 50 dixit autem ad mulierem fides tua te salvam fecit vade in pace