LUCASEVANGELIE, EERSTE HOOFDSTUK, LC 1 - - bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -
- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -- Lc 1,57-6680. -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van het Lucasevangelie: Lc 1., Lc 2., Lc 3., Lc 4., Lc 5., Lc 6., Lc 7., Lc 8., Lc 9., Lc 10., Lc 11., Lc 12., Lc 13., Lc 14., Lc 15., Lc 16., Lc 17., Lc 18., Lc 19., Lc 20., Lc 21., Lc 22., Lc 23., Lc 24.,

Tekstuitleg - Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80.
Tekstuitleg vers per vers: - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. - Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. - Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -


In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het eerste hoofdstuk van het Lucasevangelie:
1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4.
2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25.
3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38.
4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56.
5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80.

Evangelielezing van 3de (derde) zondag door het jaar C: Lc 1,1-4. en Lc 4,14-21.
Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaats gevonden, aan de hand van de gegevens welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in diens van het woord zijn getreden Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot – na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht – voor u een ordelijk verslag te schrijven, met de bedoeling u te doen zien hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt

1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -

Het kindsheidsevangelie van Lucas (Lc 1. - Lc 2) bestaat uit een voorwoord en zeven verhalen
Het eerste en het tweede verhaal (Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38) zijn op een parallelle wijze opgebouwd ; zij betreffen de aankondiging van de geboorte van Johannes, de Doper (Lc 1,5-25) en die van Jezus (Lc 1,26-38) De tijdsaanduiding “in de zesde maand” vormt een link tussen het eerste en het tweede verhaal
Dit tweeluik wordt gevolgd door een tussenluik nl het bezoek van Maria aan Elisabeth (Lc 1,39-56), waarop een tweede tweeluik volgt, die de geboorte van Johannes, de Doper (Lc 1,57-80) en die van Jezus (Lc 2,1-20) betreffen Deze vijf verhalen worden gevolgd door twee Jezusverhalen: de opdracht van Jezus in de tempel, veertig dagen na zijn geboorte (Lc 2,21-40) en de twaalfjarige Jezus te midden van de leraren (Lc 2,41-52)

De verhalen van het "kindsheidsevangelie" van Lucas worden meestal als onhistorische, fictieve verhalen geïnterpreteerd Dit betekent geenszins dat ze niet rijk aan betekenis zijn We zullen ons afvragen hoe de evangelist tot de constructie van deze verhalen is gekomen en wat de betekenis ervan is

Lc 1,1. - Lc 1,1: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) zondag door het jaar C. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:1 epeidèper polloi epecheirèsan anataxasthai diègèsin peri tôn peplèroforèmenôn en èmin pragmatôn  1 quoniam quidem multi conati sunt ordinare narrationem quae in nobis conpletae sunt rerum   1 Aangezien al velen ondernomen hebben een verhaal op te stellen omtrent de gebeurtenissen die onder ons voltrokken zijn,   Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaats gevonden,   Nademaal velen ter hand genomen hebben, om in orde te stellen een verhaal van de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben;  [1] Velen * hebben zich er al toe gezet het verhaal te doen van wat zich bij ons heeft voltrokken,   [1] Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om een verslag te schrijven over de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken,  1 ¶ Nadat velen reeds het ter hand hebben genomen een verhandeling op te stellen over de gebeurtenissen die zich bij ons hebben voltrokken,  1 Puisque beaucoup ont entrepris de composer un récit des événements qui se sont accomplis parmi nous, 

King James Bible [1] Forasmuch as many have taken in hand to set forth in order a declaration of those things which are most surely believed among us,
Luther-Bibel Viele haben es schon unternommen, Bericht zu geben von den Geschichten, die unter uns geschehen sind,

Tekstuitleg van Lc 1,1. Het vers Lc 1,1. telt 11 woorden en 83 letters De getalwaarde van Lc 1,1. is 7457

Lc 1,11epeidèper (nadat nu, daar nu) Taalgebruik in het NT: epeidèper (nadat nu, daar nu). Taalgebruik in Lc: epeidèper (nadat nu, daar nu). Slechi ts in Lc 1,1. Voegwoord van tijd: toen nu, nadat nu, sinds Voegwoord van reden: daar nu, daar immers

Lc 1,12 nom mann mv polloi (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik in het NT: polus (veel). Taalgebruik in Lc: polus (veel).
Lc (8): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 4,27. (4) Lc 5,15. (5) Lc 10,24. (6) Lc 13,24. (7) Lc 14,25. (8) Lc 21,8. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 1,16.

Lc 1,13 act ind aor 3de pers mv epecheirèsan (zij beproefden) van het werkw epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven) Taalgebruik in het NT: epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven). Taalgebruik in Lc: epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven). Slechts in Lc 1,1. Dit is het enigste vers en de enigste vorm in de evangelies

Lc 1,14 passief infinitief aorist anataxasthai van het werkw anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken) Taalgebruik in het NT: anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken). Taalgebruik in Lc: anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken). anatassô diègèsin: een verhaal opbouwen, omstandig vertellen Lc (1) Lc 1,1. Hapax Zij namen ter hand dat een verhaal zou opgebouwd worden

Lc 1,15 nom vr enk diègèsin van het zelfst naamw diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal) Taalgebruik in het NT: diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal). Taalgebruik in Lc: diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal). Lc (1) Lc 1,1.

Lc 1,16 peri (omwille van, over) Taalgebruik in NT: peri (over, rondom, omwille van). Taalgebruik in Lc: peri (over, rondom, omwille van). Fr pour, N voor Lc (43) Lc 1 (2): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,4.

Lc 1,17 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

Lc 1,18 pass part perf gen nom + onz mv peplèroforèmenôn van het werkw plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen) Taalgebruik in het NT: plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen). Taalgebruik in Lc: plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen). Lc (1) Lc 1,1.

Lc 1,19 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,110 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.

Lc 1,111 gen onz mv pragmatôn (van de handelingen / gebeurtenissen) van het zelfst naamw pragma (daad, handeling) Taalgebruik in het NT: pragma (daad, handeling). Taalgebruik in Lc: pragma (daad, handeling). Lc (1) Lc 1,1. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,2. - Lc 1,2: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) zondag door het jaar C. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:2 kathôs paredosan èmin oi ap archès autoptai kai upèretai genomenoi tou logou  2 sicut tradiderunt nobis qui ab initio ipsi viderunt et ministri fuerunt sermonis   2 zoals zij ons hebben overgeleverd die vanaf het begin ooggetuigen waren en dienaren van het woord geworden zijn,  aan de hand van de gegevens welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in diens van het woord zijn getreden   2 Gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn;  [2] aan de hand van de overlevering van de oorspronkelijke ooggetuigen die dienaar van het woord zijn geworden  [2] en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden,  2 zoals aan ons hebben overgeleverd zij die van het begin af ooggetuigen en dienaars van het woord zijn geweest,  2 d'après ce que nous ont transmis ceux qui furent dès le début témoins oculaires et serviteurs de la Parole, 

King James Bible [2] Even as they delivered them unto us, which from the beginning were eyewitnesses, and ministers of the word;
Luther-Bibel 2 wie uns das überliefert haben, die es von Anfang an selbst gesehen haben und Diener des Worts gewesen sind

Tekstuitleg van Lc 1,2. Het vers Lc 1,2. telt 12 (2² X 3) woorden en 63 (3² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,2. is 6462 (2 X 3² X 359)

Lc 1,21 καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.

kathôs (zoals)

bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
  405 326 179 3 8 17 31 11 109 - 28  59 

 

Mt Mc Lc syn ev
kathôs (zoals) bij syn  3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. 59 

- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr (die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin = 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten (68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- כּמוֹ = këmô (zoals) Taalgebruik in Tenakh: këmô (zoals). Getalwaarde: kaph = 12 of 30, mem, 13 of 40, waw = 6 ; totaal: 31 OF 76 (4 X 19) Tenakh (52) Pentateuch (2) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (9) 12 Kleine Profeten (8) Geschriften (33) Pentateuch (2): (1) Ex 15,5. (2) Ex 15,8. Arabisch كَما = zoals (kamâ) Taalgebruik in de Qoran: zoals (kamâ). Lat sicut Fr selon E as D wie

Lc 1,22 act ind aor 3de pers mv paredosan paradidômi (overleveren)   Taalgebruik in het NT: paradidômi (overleveren). Taalgebruik in Mc: paradidômi (overleveren). Lat tradere (trans - dare) Fr trahir Ned overleveren, overgeven Hebr mâsar Bij (Gr para) langs, naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over: tegenover, aan de andere zijde Zo kan para-didômi betekenen: geven aan de tegenovergestelde, de andere, de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van paradidômi (overleveren) in Lc in 17 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 4,6. (3) Lc 9,44. (4) Lc 10,22. (5) Lc 12,58. (6) Lc 18,32. (7) Lc 20,20. (8) Lc 21,12. (9) Lc 21,16. (10) Lc 22,4. (11) Lc 22,6. (12) Lc 22,21. (13) Lc 22,22. (14) Lc 22,48. (15) Lc 23,25. (16) Lc 24,7. (17) Lc 24,20.

Lc 1,23 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.

Lc 1,24 nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

Lc 1,25 apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo (af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.

Lc 1,26 gen vr enk archès van het zelfst naamw archè (begin, heerschappij) Taalgebruik in het NT: archè (begin, heerschappij). Taalgebruik in Lc: archè (begin, heerschappij). Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van archè (begin, heerschappij) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 12,11. (3) Lc 20,20.

Lc 1,27 nom vr mv autoptai van het zelfst naamw autoptès (zelfziener, ooggetuige) Taalgebruik in het NT: autoptès (zelfziener, ooggetuige). Taalgebruik in Lc: autoptès (zelfziener, ooggetuige). Lc (1) Lc 1,2. Dit is de enigste vorm in het NT

Lc 1,2.8 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,2.9 nom mann mv hupèretai van het zelfst naamw hupèretès (dienaar) Taalgebruik in het NT: hupèretès (dienaar). Taalgebruik in Lc: hupèretès (dienaar). Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van hupèretès (dienaar) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 4,20.

Lc 1,210 part aor nom mann mv genomenoi van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Lc (2): (1) Lc 1,2. (2) Lc 24,37. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

Lc 1,211 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,212 gen mann enk logou van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (2): (1) Lc 1,2. (2) Lc 20,20. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29. In Lc: 8 vormen van logos (woord) in 17 / 24 hoofdstukken en in 33 verzen In Hnd: 8 vormen van logos (woord) in 20 / 28 hoofdstukken en in 65 verzen

Lc 1,3 - . Lc 1,3: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) zondag door het jaar C. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:3 edoxen kamoi parèkolouthèkoti anôthen pasin akribôs kathexès soi grapsai kratiste theofile   3 visum est et mihi adsecuto a principio omnibus diligenter ex ordine tibi scribere optime Theophile  3 leek het ook mij goed, na alles vanaf het begin nauwkeurig te hebben vervolgd, het ordelijk voor u op te schrijven, hoogedele Theofilus,   Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot – na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht – voor u een ordelijk verslag te schrijven,   3 Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles van voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, voortreffelijke Theofilus!   [3] Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan en voor u, geachte Teofilus, ordelijk op schrift te stellen,  [3] leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen,  3 leek het ook mij goed, na alles van meet af zorgvuldig te hebben nagevorst het ordelijk voor je op te schrijven, beste Teofilus,  3 j'ai décidé, moi aussi, après m'être informé exactement de tout depuis les origines, d'en écrire pour toi l'exposé suivi, excellent Théophile, 

King James Bible [3] It seemed good to me also, having had perfect understanding of all things from the very first, to write unto thee in order, most excellent Theophilus,
Luther-Bibel 3 So habe auch ich's für gut gehalten, nachdem ich alles von Anfang an sorgfältig erkundet habe, es für dich, hochgeehrter Theophilus, in guter Ordnung aufzuschreiben,

Tekstuitleg van Lc 1,3. Het vers Lc 1,3. telt 11 woorden en 74 (2 X 37) letters De getalwaarde van Lc 1,3. is 6833

Lc 1,31 act ind aor 3de pers enk edoxe van het werkw dokeô (menen, schijnen) Taalgebruik in het NT: dokeô (menen, schijnen). Taalgebruik in Lc: dokeô (menen, schijnen). Lc (1) Lc 1,3. Een vorm van dokeô (menen, schijnen) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 8,18. (3) Lc 10,36. (4) Lc 12,40. (5) Lc 12,51. (6) Lc 13,2. (7) Lc 13,4. (8) Lc 19,11. (9) Lc 22,24. (10) Lc 24,37.

Lc 1,32 kamoi < kai (en) + moi (pers voornaamw dat mann enk: aan mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (1) Lc 1,3.

Lc 1,33 act part perf dat mann enk parèkolouthèkoti van het werkw parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden) Taalgebruik in het NT: parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden). Taalgebruik in het NT: parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden). Lc (1) Lc 1,3. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,34 anôthen (van boven af) Taalgebruik in het NT: anôthen (van boven af). Taalgebruik in Lc: anôthen (van boven af). Lc (1) Lc 1,3.

Lc 1,35 dat mann + onz mv pasin van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (13): (1) Lc 1,3. (2) Lc 2,20. (3) Lc 2,38. (4) Lc 3,16. (5) Lc 3,20. (6) Lc 9,43. (7) Lc 9,48. (8) Lc 12,44. (9) Lc 13,17. (10) Lc 14,33. (11) Lc 24,9. (12) Lc 24,21. (13) Lc 24,25. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,36 akribôs (nauwkeurig, wel overwogen) Taalgebruik in het NT: akribôs (nauwkeurig, wel overwogen). Taalgebruik in Lc: akribôs (nauwkeurig, wel overwogen). Lc (1) Lc 1,3.

Lc 1,37 kathexès = efexès (in volgorde, op een rij) Taalgebruik in het NT: kathexès = efexès (in volgorde, op een rij). Taalgebruik in Lc: kathexès = efexès (in volgorde, op een rij). Lc (2): (1) Lc 1,3. (2) Lc 8,1.

Lc 1,38 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.

Lc 1,39 act inf aor grapsai van het werkw grafô (schrijven) Taalgebruik in het NT: grafô (schrijven). Taalgebruik in Mc: grafô (schrijven). Taalgebruik in Lc: grafô (schrijven). Lat scribere Fr écrire Lc (1) Lc 1,3. Een vorm van grafô (schrijven) in Lc in 20 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,63. (3) Lc 2,23. (4) Lc 3,4. (5) Lc 4,4. (6) Lc 4,8. (7) Lc 4,10. (8) Lc 4,17. (9) Lc 7,27. (10) Lc 10,26. (11) Lc 16,6. (12) Lc 16,7. (13) Lc 18,31. (14) Lc 19,46. (15) Lc 20,17. (16) Lc 20,28. (17) Lc 21,22. (18) Lc 22,37. (19) Lc 24,44. (20) Lc 24,46.

Lc 1,310 voc mann enk kratiste van het bijvoegl naamw kratistos (machtigst, best) Taalgebruik in het NT: kratistos (machtigst, best). Taalgebruik in Lc: kratistos (machtigst, best). Lc (1) Lc 1,3. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,311 theofile (Theofilus) Vocatief mannelijk enkelvoud In twee verzen in de bijbel: (1) Lc 1,3. (2) Hnd 1,1. Het evangelie (volgens Lucas) en het boek Handelingen zijn gericht tot Teofilus Wellicht was hij een christen van Antiochië

Lc 1,4. - Lc 1,4: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) zondag door het jaar C. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:4 ina epignôs peri ôn katèchèthès logôn tèn asfaleian 1Ἐπειδήπερ πολλοὶ ἐπεχείρησαν ἀνατάξασθαι διήγησιν περὶ τῶν πεπληροφορημένων ἐν ἡμῖν πραγμάτων, 2καθὼς παρέδοσαν ἡμῖν οἱ ἀπ' ἀρχῆς αὐτόπται καὶ ὑπηρέται γενόμενοι τοῦ λόγου, 3ἔδοξε κἀμοὶ παρηκολουθηκότι ἄνωθεν πᾶσιν ἀκριβῶς καθεξῆς σοι γράψαι, κράτιστε Θεόφιλε, 4ἵνα ἐπιγνῷς περὶ ὧν κατηχήθης λόγων τὴν ἀσφάλειαν.  4 ut cognoscas eorum verborum de quibus eruditus es veritatem   4 opdat u de betrouwbaarheid zou erkennen van de dingen waaromtrent u onderricht bent   met de bedoeling u te doen zien hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt   4 Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, waarvan gij onderwezen zijt   [4] zodat u zich kunt overtuigen van de betrouwbaarheid van de berichten die u hebt ontvangen  [4] om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent  4 opdat je de onwankelbare grond zult kennen van de woorden waarin je bent onderricht   4 pour que tu te rendes bien compte de la sûreté des enseignements que tu as reçus 

King James Bible [4] That thou mightest know the certainty of those things, wherein thou hast been instructed
Luther-Bibel 4 damit du den sicheren Grund der Lehre erfährst, in der du unterrichtet bist Die Ankündigung der Geburt Johannes des Täufers

Tekstuitleg van Lc 1,4. Het vers Lc 1,4. telt 8 (2³) woorden en 43 letters De getalwaarde van Lc 1,4. is 5527

Lc 1,41 hina (opdat) Taalgebruik in het NT: hina (opdat). Taalgebruik in Lc: hina (opdat). Lc (46) Lc 1 (2): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,43.

Lc 1,42 act conj aor 2de pers enk epignô(i)s van het werkw epiginôskô (leren kennen, begrijpen) Taalgebruik in het NT: epiginôskô (leren kennen, begrijpen). Taalgebruik in Lc: epiginôskô (leren kennen, begrijpen). (1) Lc 1,4. Een vorm van epiginôskô (leren kennen, begrijpen) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,22. (3) Lc 5,22. (4) Lc 7,37. (5) Lc 23,7. (6) Lc 24,16. (7) Lc 24,31.

Lc 1,43 peri (omwille van, over) Taalgebruik in NT: peri (over, rondom, omwille van). Taalgebruik in Lc: peri (over, rondom, omwille van). Fr pour, N voor Lc (43) Lc 1 (2): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,4.

Lc 1,44 betrekk voornaamw gen mann + onz mv hôn van het betrekk voornaamw hos, hè, ho OF part praes nom mann enk ôn van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord. Lc (17): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,20. (3) Lc 3,19. (4) Lc 3,23. (5) Lc 5,9. (6) Lc 6,34. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,23. (9) Lc 12,3. (10) Lc 13,1. (11) Lc 15,16. (12) Lc 19,37. (13) Lc 19,44. (14) Lc 23,14. (15) Lc 23,41. (16) Lc 24,6. (17) Lc 24,44.

Lc 1,45 pass ind aor 2de pers enk katèchèthès van het werkw katècheô (doen klinken, leren) Taakgebruik in het NT: katècheô (doen klinken, leren). Taakgebruik in Lc: katècheô (doen klinken, leren). Lc (1) Lc 1,4. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,46 gen mann mv logôn van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,4. (2) Lc 3,4. (3) Lc 6,47. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.

Lc 1,47 bep lidw acc vr enk tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.

8 acc vr enk asfaleian van het zelfst naamw asfaleia (vastheid, veiligheid) Taalgebruik in het NT: asfaleia (vastheid, veiligheid). Taalgebruik in Lc: asfaleia (vastheid, veiligheid). Lc (1) Lc 1,4. Dit is de enigste vorm in Lc



2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. - Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -

In Lc 1,5-25. beginnen 11 / 21 verzen met kai (en) en 6 / 21 verzen met de (echter)

Lc 1,5. - Lc 1,5: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -

In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven

Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 5. 5Ἐγένετο ἐν ταῖς ἡμέραις Ἡρῴδου βασιλέως τῆς Ἰουδαίας ἱερεύς τις ὀνόματι Ζαχαρίας ἐξ ἐφημερίας Ἀβιά, καὶ γυνὴ αὐτῷ ἐκ τῶν θυγατέρων Ἀαρών, καὶ τὸ ὄνομα αὐτῆς Ἐλισάβετ. 5 fuit in diebus Herodis regis Iudaeae sacerdos quidam nomine Zaccharias de vice Abia et uxor illi de filiabus Aaron et nomen eius Elisabeth  Er was in de dagen van Herodes, koning van Jodea, een zeker priester met de naam van Zaeharias uit de dienstafdeling van Abia, en hij had een vrouw uit de dochters van Aâron en haar naam was Elisabet   5 In de dagen van Herodes, den koning van Judea, was een zeker priester, met name Zacharias, van de dagorde van Abia; en zijn vrouw was uit de dochteren van Aäron, en haar naam Elizabet [5] In de dagen van Herodes, de koning van Judea*, was er een priester, Zacharias genaamd, die behoorde tot de afdeling* Abia Ook zijn vrouw stamde af van Aäron, en haar naam was Elisabet  [5] Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling Abia behoorde Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron  5 ¶ Het geschiedt in de dagen van Herodes, als deze koning over Judea is: een zeker priester, genaamd Zacharias, uit de dagorde van Avia, heeft een vrouw uit de dochters van Aäron; haar naam is Elisabet  5 Il y eut aux jours d'Hérode, roi de Judée, un prêtre du nom de Zacharie, de la classe d'Abia, et il avait pour femme une descendante d'Aaron, dont le nom était Élisabeth 

King James Bible: There was in the days of Herod, the king of Judaea, a certain priest named Zacharias, of the course of Abia: and his wife was of the daughters of Aaron, and her name was Elisabeth
Luther-Bibel 5 Zu der Zeit des Herodes, des Königs von Judäa, lebte ein Priester von der Ordnung Abija, mit Namen Zacharias, und seine Frau war aus dem Geschlecht Aaron und hieß Elisabeth

5. Ἐγένετο ἐν ταῖς ἡμέραις Ἡρῴδου βασιλέως τῆς Ἰουδαίας ἱερεύς τις ὀνόματι Ζαχαρίας ἐξ ἐφημερίας Ἀβιά, καὶ γυνὴ αὐτῷ ἐκ τῶν θυγατέρων Ἀαρών, καὶ τὸ ὄνομα αὐτῆς Ἐλισάβετ.

Hebr wajëhî bîme(j) mèlèkh jëhûdâh

Tekstanalyse van Lc 1,5. Dit vers Lc 1,5. telt 29 woorden en 142 (2 X 71) letters. De getalswaarde van Lc 1,5. is 17171 (7 X 11 X 223). Van links naar rechts of van rechts naar links gelezen blijft 17171 hetzelfde getal. Reeds bij het allereerste begin van Lc 1,5-25. wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea. En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea. De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar. Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven. Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea.

Lc 1,51 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,2. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,13. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn   ev 
aor 3de pers enk egeneto  925  wajëhî: 784 730  195  13  17  69  16  53    17  99  115 
Totaal 2841   2174 667 75 55 129 51 124   38 259 310

egeneto (het gebeurde)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24  
67 3      

    Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8
                   
ind aor 3de pers enk egeneto   69 (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. (15) Lc 3,2. (16) Lc 3,21. (17) Lc 4,25. (18) Lc 4,36. (19) Lc 5,1. (20) Lc 5,12. (21) Lc 5,17. (22) Lc 6,1. (23) Lc 6,6. (24) Lc 6,12. (25) Lc 6,13. (26) Lc 6,16. (27) Lc 6,49. (28) Lc 7,11. (29) Lc 8,1. (30) Lc 8,22. (31) Lc 8,24.

- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126) In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren)

eimi (zijn) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
act ind pr 3de pers enk estin  2371  1558  813  114  69  96  147  66  296  25  176 323    
Totaal 9397 6947 2450 288 192 361 442 560 496 111 841 1283    

- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be OF ook: worden Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa

Gr act ind imperf 3de pers enk èn (hij / zij was) Bijbel (1506) OT (1120) Pentateuch (329) Eerdere Profeten (219) Latere Profeten (146) 12 Kleine Profeten (26) Geschriften (131)
Door wajëhî (en hij was / en het was) wordt het verhaal vervolgd We zouden kunnen vertalen: vervolgens, en dan

Lc 1,52 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Ned in Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi . D: in E: in Fr: en Grieks: εν = en (in, tijdens) Hebreeuws: בְּ = bë

Lc 1,51 - 2 εγενετο εν = egeneto en (het gebeurde) Na de inleiding staan we hier voor een absoluut begin van het Lucasevangelie Wellicht daarom staat er geen και = kai (en) of δε = de (echter), want meestal treffen we aan: εγενετο δε εν = egeneto de en = het gebeurde echter tijdens NT (18) Lc (14): (1) Lc 1,8. (2) Lc 2,1. (3) Lc 2,6. (4) Lc 3,21. (5) Lc 5,1. (6) Lc 6,1. (7) Lc 6,6. (8) Lc 6,12. (9) Lc 8,40. (10) Lc 9,37. (11) Lc 9,51. (12) Lc 10,38. (13) Lc 11,27. (14) Lc 18,35.
- και εγενετο εν = kai egeneto en = en het gebeurde tijdens NT (23) Mc (3) Lc (20): (1) Lc 1,59. (2) Lc 5,12. (3) Lc 5,17. (4) Lc 7,11. (5) Lc 8,1. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,18. (8) Lc 9,29. (9) Lc 9,33. (10) Lc 11,1. (11) Lc 14,1. (12) Lc 17,11. (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,28. (15) Lc 19,15. (16) Lc 20,1. (17) Lc 24,4. (18) Lc 24,15. (19) Lc 24,30. (35) Lc 24,51.
- 69X εγενετο = egeneto in Lc 55X εγενετο δε = egeneto de + και εγενετο = kai egeneto 34X εγενετο δε εν = egeneto de en + και εγενετο εν = kai egeneto en 34X op een totaal van 41X in het NT

Lc 1,53 bepaald lidw dat vr mv ταις = tais van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80. Lc 2 (2): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,47.

  lidw mv   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev
15 dat vr mv tais   980  799  181  21  10  33  24  66  23  64  68 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

2 - 3 εν ταις = en tais (in ) NT (104) Lc (22): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 1,80. (6) Lc 2,1. (7) Lc 3,15. (8) Lc 4,2. (9) Lc 4,15. (10) Lc 4,25. (11) Lc 4,44. (12) Lc 5,16. (13) Lc 5,22. (14) Lc 6,12. (15) Lc 11,43. (16) Lc 13,26 . (17) Lc 17,26. (18) Lc 17,28. (19) Lc 20,46. (20) Lc 21,21. (21) Lc 24,18. (22) Lc 24,38.

Lc 1,54 ἡμεραις (= hèmerais: dagen; zn dat vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?). Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93), in Lc 1 (11): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80., in Lc 2 (9): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. (5) Lc 2,36. (6) Lc 2,37. (7) Lc 2,43. (8) Lc 2,44. (9) Lc 2,46.

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
6 dat vr mv hèmerais   228  180  48  18  10  29  31     
  totaal 2508  2029  479  43  26  82  31  93  183  21  151  182     

      10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22 
  hèmera (dag)  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1 nom en dat vr enk hèmera(i)  27 (1) Lc 1,59.     (1) Lc 4,16.     (1) Lc 6,13. (2) Lc 6,23.     (1) Lc 9,12. (2) Lc 9,22. (3) Lc 9,37.   (1) Lc 10,12.                              
2 gen vr enk + acc vr mv hèmeras  14  (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80.   (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42.       (9) Lc 9,51.             (10) Lc 15,13.       (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. (13) Lc 18,7.     (14) Lc 21,37.          
3 acc vr enk hèmeran     (1) Lc 2,37.         (2) Lc 9,23.   (3) Lc 11,3.           (4) Lc 16,19.     (5) Lc 19,47.     (6) Lc 22,53.   (7) Lc 24,21.       
nom vr mv hèmerai 12 (1) Lc 1,23.   (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22.   (5) Lc 5,35.     (6) Lc 9,28.       (7) Lc 13,14.       (8) Lc 17,22.   (9) Lc 19,43.   (10) Lc 21,6. (11) Lc 21,22.   (12) Lc 23,29.           
5 gen vr mv hèmerôn        (1) Lc 5,17.     (2) Lc 8,22.                 (3) Lc 17,22.       (4) Lc 20,1.           
6 dat vr mv hèmerais   18  (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75.   (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12.   (13) Lc 9,36.                 (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28.       (16) Lc 21,23.   (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.         
  totaal 78 / '82'  11  '2'                           

- Hebreeuws mann mv יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29 OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 j-m-m Tenakh (289) Pentateuch (117) Eerdere Profeten (45) Latere Profeten (45) 12 Kleine Profeten (10) Geschriften (66)
- Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum Cfr journaal Arabisch: يَوم = jaum (dag) Taalgebruik in de Qoran: dag (jaum).

Lc 1,52 - 3 εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) NT (25) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1.  (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.
- Hebreeuws בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst naamw mann mv van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29 OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (53) Pentateuch (11) Eerdere Profeten (17) Latere Profeten (11) 12 Kleine Profeten (6) Geschriften (8)
- Hebreeuws בִּימֵי = bîme(j) < voorzetsel bë + stat constr mann mv OF בְיָמָי = bëjâmâj (in mijn dagen) <bë + stat constr mann mv + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mann enk b-j-m-j Tenakh (55) Pentateuch (6) Eerdere Profeten (12) Latere Profeten (9) 12 Kleine Profeten (6) Geschriften (22)

Lc 1,5.1 - 4 εγενετο εν ταις ἡμεραις (= egeneto en tais hèmerais: et gebeurde in de dagen). LXX (3): (1) Re 19,1. (2) Js 7,1. (3) Jr 1,3. Lc (3): (1) Lc 1,5. (2) Lc 17,26. (3) Lc 17,28.
- εγενετο δε εν ταις ἡμεραις = = egeneto de en tais hèmerais: het gebeurde echter in de dagen) Lc (2): (1) Lc 2,1. (2) Lc 6,12. Hnd (1): Hnd 9,37.
- Hebreeuws: בִּימֵי וַיְהִי (= wajëhî bîme(j): en het was in de dagen van) Tenakh (5): (1) Gn 14,1. (2) Rt 1,1. (3) Est 1,1. (4) Js 7,1. (5) Jr 1,3.

Lc 1,55 gen mann enk ἡρῳδου = hèrô(i)dou (van Herodes) van het zelfst naamw ἡρῳδης = hèrô(i)dès (Herodes) Taalgebruik in het NT: hèrô(i)dès (Herodes). Taalgebruik in de LXX: hèrô(i)dès (Herodes). Taalgebruik in Lc: hèrô(i)dès (Herodes). Lc (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 3,1. (3) Lc 8,3. (4) Lc 23,7. Een vorm van ἡρῳδης = hèrô(i)dès (Herodes) in het NT (43), in Lc (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 3,1. (3) Lc 3,19. (4) Lc 8,3. (5) Lc 9,7. (6) Lc 9,9. (7) Lc 13,31. (8) Lc 23,7. (hèrô(i)dou en herô(i)dèn) (9) Lc 23,8. (10) Lc 23,11. (11) Lc 23,12. (12) Lc 23,15.
De naam Herodes omsluit (Lc 1,5. en Lc 3,19) het verhaal van Johannes de Doper Vanaf Lc 3,21. verschijnt Jezus op de voorgrond

  hèrô(i)dès (Herodes)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen mann enk hèrô(i)dou  13    13        10  10     

Lc 1,56 gen mann enk βασιλεως = basileôs van het zelfst naamw βασιλευς = basileus (koning) Taalgebruik in het NT: basileus (koning). Taalgebruik in de LXX: basileus (koning). Taalgebruik in Lc: basileus (koning). Lc (1): Lc 1,5. Een vorm van βασιλευς = basileus (koning) in Lc in 10 (11X) verzen: (1) Lc 1,5.  (2) Lc 10,24. (3) Lc 14,31. (basileus en baselei) (4) Lc 19,38. (5) Lc 21,12. (6) Lc 22,25. (7) Lc 23,2. (8) Lc 23,3. (9) Lc 23,37. (10) Lc 23,38. In Lc: 5 vormen in 7 hoofdstukken en 10 verzen
Er staat geen bep lidw bij basileôs. Dat bep lidw zal er wel staan wanneer er sprake is over Jezus als ho basileus tôn ioudaiôn (de koning van de Joden): (1) Lc 23,3. (2) Lc 23,37. (3) Lc 23,38.

  basileus (koning)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen mann enk basileôs   692  683         

      1 2 3 4 5 6 7
  basileus (koning)  Lc Lc 1 Lc 11 Lc 14 Lc 19 Lc 21 Lc 22 Lc 23
nom mann enk basileus      (1) Lc 14,31.   (2) Lc 19,38.       (3) Lc 23,3. (4) Lc 23,37. (5) Lc 23,38.  
gen mann enk basileôs   (1) Lc 1,5.              
dat mann enk basilei      (1) Lc 14,31.          
acc mann enk basilea              (1) Lc 23,2.  
nom + acc mann mv basileis    (1) Lc 10,24.       (2) Lc 21,12.   (3) Lc 22,25.    
  totaal 11  1

- Hebreeuws מֶלֶך = mèlèkh (koning) Taalgebruik in Tenakh: mèlèkh (koning). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of 20 ; totaal: 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) Structuur: 4 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (816) Pentateuch (58) Eerdere Profeten (345) Latere Profeten (188) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (203)
- Het koningschap werd ingesteld door rechter Samuël De eerste koning was Saul, uit de stam Benjamin De tweede koning was David, uit de stam Juda Door David werd de Davidische dynastie ingesteld

Lc 1,57 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,58 zn gen vr enk ιουδαιας = ioudaias: van Judea, van het zn eigennaam ιουδαια = ioudaia: Judea) Taalgebruik in het NT: ioudaia (Judea). Taalgebruik in de LXX: ioudaia (Judea). Taalgebruik in Lc: ioudaia (Judea). Lc (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,65. (3) Lc 3,1. (4) Lc 4,44. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,17. (7) Lc 23,5. Een vorm van ιουδαια = ioudaia (Judea) in het NT (44), in Lc (10): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,65. (3) Lc 2,4. (4) Lc 3,1. (5) Lc 4,44. (6) Lc 5,17. (7) Lc 6,17. (8) Lc 7,17. (9) Lc 21,21. (10) Lc 23,5. Hier wordt een plaatsnaam gebruikt en niet de naam van het volk nl Joden Deze naam van Joden komt in Lc in slechts 5 verzen voor, waarvoor 3X om Jezus als de koning van de Joden aan te duiden: (1) Lc 7,3. (2) Lc 23,3. (3) Lc 23,37. (4) Lc 23,38. (5) Lc 23,51.

  ioudaia (Judea)  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 21 Lc 23 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br syn  ev 
1   nom vr enk ioudaia(i)              (1) Lc 7,17.   (2) Lc 21,21.     42  30  12 
gen vr enk ioudaias   (1) Lc 1,5.   (2) Lc 1,65.   (3) Lc 3,1.   (4) Lc 4,44.   (5) Lc 5,17.   (6) Lc 6,17.       (7) Lc 23,5.   74  47  27  15  17 
3   acc vr enk ioudaian     (1) Lc 2,4.                 29  21     
  totaal 10  1   145  98  47  10  14  22  29 

- Hebreeuws יְהוּדָה = jëhûdâh (Juda) Taalgebruik in Tenakh: jëhûdâh (Juda). Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6, daleth = 4 ; totaal: 32 (2² X 2³) Structuur: 1 - 5 - 4 - 5 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (633) Pentateuch (40) Eerdere Profeten (178) Latere Profeten (190) 12 Kleine Profeten (53)

7 - 8
- Hebreeuws יְהוּדָה מֶלֶך = mèlèkh jëhûdâh (koning van Juda) Tenakh (43)

Lc 1,5.6 - 8 εγενετο εν ταις ἡμεραις ... βασιλεως της ιουδαιας (= egeneto en tais hèmerais ... basileôs tès ioudaias: het gebeurde in de dagen van koning van Judea). Tenakh (2): (1) Js 7,1. (2) Jr 1,3. In Js 7 wordt aan Achaz een zoon aangekondigd, In Jr 1 wordt Jeremia tot profeet geroepen.

Lc 1,59 ἱερευς (= hiereus: priester; zn nom man enk). Taalgebruik in het NT: hiereus (priester). Taalgebruik in de LXX: hiereus (priester). Taalgebruik in Lc: hiereus (priester). Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 10,31. Een vorm van ἱερευς (= hiereus: priester), in de LXX (900), in het NT (31), in Lc (5): (1) Lc 1,5.  (2) Lc 5,14.   (3) Lc 6,4.   (4) Lc 10,31. (5) Lc 17,14. In Lc: 4 vormen van ἱερευς = hiereus (priester) in 5 hoofdstukken en in 5 verzen In Lc: 3 vormen van ἱερον = hieron (heiligdom, tempel) in 8 hoofdstukken en in 14 verzen

      1 2 3 4 5
  hiereus  Lc Lc 1 Lc 5 Lc 6 Lc 10 Lc 17
nom mann enk hiereus   2 (1) Lc 1,5.       (2) Lc 10,31.    
dat mann enk hierei     (1) Lc 5,14.        
nom + acc mann mv hiereis   1     (1) Lc 6,4.      
dat mann mv hiereusin   1         (1) Lc 17,14.  
  Totaal  

Verwant hiermee in deze onmiddellijke context: ἱερατεια = hierateia (priesterschap): Lc 1,9. Dit is de enigste vorm van ἱερατεια = hierateia (priesterschap) in Lc Verder: ἱερεατευω = hierateuô (het priesterschap uitoefenen): Lc 1,8. Dit is de enigste vorm van ἱερεατευω =hierateuô (priester zijn) in het NT
- Hebreeuws כֹהֵן = kohen (priester) Taalgebruik in Tenakh: kohen (priester). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 75 (3 X 5²) Structuur: 2 - 5 - 5 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (43) Pentateuch (11) Eerdere Profeten (8) Latere Profeten (10) 12 Kleine Profeten (4) Geschriften (10)

Lc 1,510 voornaamwoord nom mann enk tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (72) Lc 1 (1): Lc 1,5.

Lc 1,59 - 10 hiereus tis (een priester) Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 10,31. In Lc 1,5. zal de priester Zacharia naar de tempel opgaan om er dienst te verrichten In Lc 10,31. had de priester zijn tempeldienst verricht en daalde hij af om naar huis te gaan Dat hij door verontreiniging geen tempeldienst zou kunnen verrichten is dus niet terzake Uit de tempeldienst die een uiting van liefde tot God is, moet ook liefde tot de naaste worden beoefend

Lc 1,511 datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,59. (3) Lc 1,61. (4) Lc 5,27. (5) Lc 9,48. (6) Lc 9,49. (7) Lc 10,17. (8) Lc 10,38. (9) Lc 13,35. (10) Lc 16,20. (11) Lc 19,2. (12) Lc 19,38. (13) Lc 21,8. (14) Lc 23,50. (15) Lc 24,18. (16) Lc 24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 9 verzen: (1) Lc 1,5. (2 vormen) (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (2 vormen) (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,63.

Lc 1,512 nom mann enk ζαχαριας = zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67. Een vorm van ζαχαριας = zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.
- JHWH gedenkt Het geeft de ene pool van het verbond dat gesloten wordt tussen 2 partijen

  zacharias  Lc Lc 1 Lc 3 Lc 11 bijbel OT NT Mt Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
nom mann enk zacharias  (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67.       21  17               
voc mann enk zacharia   (1) Lc 1,13.       13  12               
gen mann enk zachariou   (1) Lc 1,40.   (2) Lc 3,2.   (3) Lc 11,51.   15  11             
acc mann enk zacharian   (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,59.                    
  Totaal  10  55  44  11  10          11  11     

Hebreeuws zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia) Taalgebruik in Tenakh: zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia). Getalwaarde: zain = 7, kaph = 11 of 20, resj = 20 of 200, jod = 10, he = 5 ; totaal: 53 (priemgetal) OF 242 (11 X 22) Structuur: 7 - 2 - 2 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (20): (1) 2 K 14,29. (2) 2 K 25,11. (20) 2 Kr 24,20. Ook zëkharëjâhû Tenakh (10): (1) 2 K 15,8.
- Grieks μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (gedenken, zich herinneren) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in Lc: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in Hnd: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc (6): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. (3) Lc 16,25. (4) Lc 23,42. (5) Lc 24,6. (6) Lc 24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen

     
  mimnèskomai    Lc 1 Lc 16 Lc 23 Lc 24
ind aor 3de pers mv emnèsthèsan         (1) Lc 24,8.  
imperat aor 2de pers enk mnèsthèti     (1) Lc 16,25.   (2) Lc 23,42.    
imperat aor 2de pers mv mnèsthète         (1) Lc 24,6.  
inf aor mnèsthènai   (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72.        
  Totaal   

Lc 1,511 - 12 In 7 / 16 verzen in Lc volgt een persoonsnaam op onomati (met de naam): (1) Lc 1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc 5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (3) Lc 10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (4) Lc 16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (5) Lc 19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs) (6) Lc 23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (7) Lc 24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas).
Voor of na onoma (naam) volgt een persoonsnaam (8 / 10): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (4) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (5) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (6) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (7) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (8) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus). Alfabetisch ordening van de persoonsnamen: (1) Elisabeth (Lc 1,5) (2) Jaïrus (Lc 8,41) (3) Jezus (Lc 1,31. - Lc 2,21) (4) Johannes de Doper (Lc 1,13. - Lc 1,63) (5) Jozef (Lc 1,27) - Lc 2,25) (6) Jozef (van Arimathea) ( Lc 23,50) (7) Kleopas (Lc 24,18) (8) Lazarus (Lc 16,20) (9) Levi (Lc 5,27) (10) Martha (Lc 10,38) (11) Simeon (Lc 2,25) (12) Zacharia (Lc 1,5) (13) Zacheüs (Lc 19,2)

Lc 1,513 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit). Taalgebruik in Hnd: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,514 gen vr enk efèmerias van het zelfst naamw efèmeria (beurt volgens de dagrooster) Taalgebruik in het NT: efèmeria (beurt volgens de dagrooster). Taalgebruik in Mc: efèmeria (beurt volgens de dagrooster).
Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT

Lc 1,515 abia (Abia) Taalgebruik in het NT: abia (Abia). Taalgebruik in Lc: abia (Abia). Benaming van de achtste priesterklasse Getalwaarde is 14 (2 X 7) Hebreeuws ´äbijjâh (letterlijk: JHWH is mijn vader) Maar het Hebreeuwse ´âbîhä = haar vader

Lc 1,516 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,517 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen, in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,42.

Lc 1,518 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144) Lc 1 (5): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.

Lc 1,519 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit). Taalgebruik in Hnd: ek (uit). min (uit) Taalgebruik in Tenakh: min (uit). Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,520 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

Lc 1,521 gen vr mv thugaterôn van het zelfst naamw thugatèr (dochter) Taalgebruik in het NT: thugatèr (dochter). Taalgebruik in Lc: thugatèr (dochter). Lc (1) Lc 1,5. Een vorm van thugatèr (dochter) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 2,36. (3) Lc 8,42. (4) Lc 8,48. (5) Lc 8,49. (6) Lc 12,53. (7) Lc 13,16. (8) Lc 23,28.

Lc 1,522 aarôn (Aäron) Taalgebruik in het NT: aarôn (Aäron). Taalgebruik in Lc: aarôn (Aäron). Lc (1): Lc 1,5. Elisabeth komt voort uit het hogepriesterlijk geslacht van Aäron.

Lc 1,523 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,524 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,525 nom + acc onz enk onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in de LXX: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (8) Lc 2,21. (9) Lc 2,25. (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 9 verzen: (1) Lc 1,5. (2 vormen) (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (2 vormen) (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,63.

Lc 1,526 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

24.-26. τὸ ὄνομα αὐτῆς (= to onoma autès: haar naam). LXX (11). NT (1): Lc 1,5.

Lc 1,527 ελισαβετ = elisabet (Elisabet) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in de LXX: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Bijbel = Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57.
- ελισαβεθ = elisabèth (Elisabet / Elisjeba) LXX (1): Ex 6,23. In Ex 6,23. is Elisjeba de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes 'Elisabet'
- Hebreeuws: אלזבת = ´-l-z-b-th, in het D, E, Fr, Lat: Elisabeth (met th) Gr, Ned: Elisabet, Stat-vertaling: Elizabet Betreffende deze weergave zijn er 3 opmerkingen: 1 de i kan kort of lang zijn, maar de Hebreeuwse jod kan hier bezittel voornaamw 1ste pers mann enk (mijn) aanduiden OF qal imperf 3de pers mann enk (hij zal) en moet geschreven worden 2 de σ = s is de weergave van de Hebreeuwse letter sjin en niet van samekh 3 de τ = t is geen Griekse θ = th, maar een Griekse τ = t
- In Ex 6,23. is ελισαβεθ (met th) = elisabèth (Elisabeth / Elisjeba) de vertaling van het Hebreeuwse אֱלִישֶׁבַע = ´ëlîsjèbha` < zelfst naamw + suffix bezittel voornaamw 1ste pers enk אֵלִי = 'elî (mijn God) en misschien sjèbha < שָׁבָע = sjâbhâ` (zweren) Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Dan zou Elisabeth kunnen betekenen: Mijn God zwoer Getalswaarde: aleph = 1, lamed = 12 of 30, jod = 10, sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 62 (2 X 31) OF 413 Structuur: 1 - 3 - 1 - 3 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 8
- OF een samenstelling met het woord שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) Taalgebruik in Tenakh: sjèbha` / sjëbha` (zeven). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 (3 X 13 = (26 + 13) OF 372 (2 X 3 X 31) Structuur: 3 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 12 -> 3 En dan zou Elisjebha kunnen betekenen: mijn God is zeven

Lc 1,5.24 - 25 27 Voor of na onoma (naam) volgt een persoonsnaam (8 / 10): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (4) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (5) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (6) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (7) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (8) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) OF een plaatsnaam (2 / 10): (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Alfabetisch ordening van de persoonsnamen: (1) Elisabeth (Lc 1,5) (2) Jaïrus (Lc 8,41) (3) Jezus (Lc 1,31. - Lc 2,21) (4) Johannes de Doper (Lc 1,13. - Lc 1,63) (5) Jozef (Lc 1,27) - Lc 2,25) (6) Jozef (van Arimathea) ( Lc 23,50) (7) Kleopas (Lc 24,18) (8) Lazarus (Lc 16,20) (9) Levi (Lc 5,27) (10) Martha (Lc 10,38) (11) Simeon (Lc 2,25) (12) Zacharia (Lc 1,5) (13) Zacheüs (Lc 19,2)

Lc 1,6. - Lc 1,6: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 6ἦσαν δὲ δίκαιοι ἀμφότεροι ἐναντίον τοῦ θεοῦ, πορευόμενοι ἐν πάσαις ταῖς ἐντολαῖς καὶ δικαιώμασιν τοῦ κυρίου ἄμεμπτοι. 6 erant autem iusti ambo ante Deum incedentes in omnibus mandatis et iustificationibus Domini sine querella  Ze waren beiden rechtvaardig voor God, onberispelijk wandelend in alle geboden en verordeningen van de Heer   6 En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren, onberispelijk [6] Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en voorschriften van de Heer   [6] Beiden waren vrome en gelovige mensen, die zich strikt aan alle geboden en wetten van de Heer hielden  6 Beiden zijn ze rechtvaardigen tegenover God, wandelend in al de geboden, en in de gerechtigheden van de Heer onkreukbaar,  6 Tous deux étaient justes devant Dieu, et ils suivaient, irréprochables, tous les commandements et observances du Seigneur 

King James Bible [6] And they were both righteous before God, walking in all the commandments and ordinances of the Lord blameless
Luther-Bibel 6 Sie waren aber alle beide fromm vor Gott und lebten in allen Geboten und Satzungen des Herrn untadelig

 6. ἦσαν δὲ δίκαιοι ἀμφότεροι ἐναντίον τοῦ θεοῦ, πορευόμενοι ἐν πάσαις ταῖς ἐντολαῖς καὶ δικαιώμασιν τοῦ κυρίου ἄμεμπτοι.

Tekstuitleg van Lc 1,6. Dit vers Lc 1,6. telt 17 woorden en 97 letters De getalwaarde van Lc 1,6. is 9875 (5 X 5 X 5 X 79)

Lc 1,61 act ind imperf 3de pers mv èsan  (zij waren) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (22): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 2,8. (4) Lc 4,20. (5) Lc 4,25. (6) Lc 4,27. (7) Lc 5,10. (8) Lc 5,17. (9) Lc 5,29. (10) Lc 7,41. (11) Lc 8,2. (12) Lc 8,40. (13) Lc 9,14. (14) Lc 9,30. (15) Lc 9,32. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,1. (18) Lc 20,29. (19) Lc 23,55. (20) Lc 24,10. (21) Lc 24,13. (22) Lc 24,53.

Lc 1,62 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,63 nom mann mv dikaioi van het bijvoegl naamw dikaios (rechtvaardig) Taalgebruik in het NT: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in Lc: dikaios (rechtvaardig). Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 18,9. Een vorm van dikaios (rechtvaardig) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,25. (4) Lc 5,32. (5) Lc 12,57. (6) Lc 14,14. (7) Lc 15,7. (8) Lc 18,9. (9) Lc 20,20. (10) Lc 23,47. (11) Lc 23,50.

Lc 1,64 nom mann mv amfoteroi van het voornaamw amfoteros (beide) Taalgebruik in het NT: amfoteros (beide). Taalgebruik in Lc: amfoteros (beide). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 6,39. Een vorm van amfoteroi (beiden) in 5 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 5,7. (4) Lc 6,39. (5) Lc 7,42.

Lc 1,65 enantion (tegenover, in de ogen van) Taalgebruik in het NT: enantion (tegenover, in de ogen van). Taalgebruik in Lc: enantion (tegenover, in de ogen van). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 20,26. (3) Lc 24,19. enanti (tegenover) Taalgebruik in het NT: enanti (tegenover). Taalgebruik in Lc: enanti (tegenover). Lc (1) Lc 1,8.  

Lc 1,66 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,67 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen

Lc 1,65 - 7 enantiou tou theou (tegenover God) Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 24,19. enanti tou theou (tegenover God) Lc (1) Lc 1,8.

Lc 1,68 part praes nom mann mv poreuomenoi (zich op weg begevende) van het werkw poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in het NT: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Lc: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Hnd: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Hebr hâlakh (gaan) < halacha Taalgebruik in Tenakh: hâlakh (gaan). por-euomai p of ph = f -> v + r Zelfstandig naamwoord poros: weg door een water heen, wad, voorde, veer, doorwaadbare plaats Lat por-tus: haven Mnd voort, ofries forda, oeng ford Het woord behoort tot de groep van varen Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 8,14. (3) Lc 24,13. Hebr haholëkhîm (zij die gaan) Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc (48), in Lc 1 (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,39. In Lc: 19 vormen van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in 18 / 24 hoofdstukken en in 48 verzen In Hnd: X vormen van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in 21 / 28 hoofdstukken en in 39 verzen

Lc 1,69 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,610 dat vr mv pasais van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Hnd: pas (ieder, elk, alles). Hebr kl (al) Taalgebruik in Tenakh: kl (al). Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,75. (3) Lc 24,27. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,611 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,612 dat vr mv entolais van het zelfst naamw entolè (opdracht) Taalgebruik in het NT: entolè (opdracht). Taalgebruik in Lc: entolè (opdracht).
Lc (1): Lc 1,6. Een vorm van entolè (opdracht) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 15,29. (3) Lc 18,20. (4) Lc 23,56.

Lc 1,613 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,614 dat onz mv dikaiômasin van het zelfst naamw dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod) Taalgebruik in het NT: dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod). Taalgebruik in het NT: dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod). Lc (1): Lc 1,6. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,615 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,616 gen mann enk kuriou (van de heer) van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Lc (26) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (Heer) in Lc 1 in 17 verzen

Lc 1,617 nom mann mv = amemptoi van het bijvoegl naamw αμεμπτος = amemptos (onberispelijk, voortreffelijk) Taalgebruik in het NT: amemptos (onberispelijk, voortreffelijk). Taalgebruik in de LXX: amemptos (onberispelijk, voortreffelijk). Bijbel (2): (1) Lc 1,6. (2) Fil 2,15. Dit is de enigste vorm in Lc
- αμεμπτος = amemptos (onberispelijk, voortreffelijk) Taalgebruik in het NT: amemptos (onberispelijk, voortreffelijk). Taalgebruik in de LXX: amemptos (onberispelijk, voortreffelijk). Bijbel (15): (1) Gn 17,1. (2) Job 1,1. (3) Job 1,8. (4) Job 2,3. (5) Job 4,17. (6) Job 9,20. (7) Job 11,4. (8) Job 12,4. (9) Job 15,14. (10) Job 22,3. (11) Job 22,19. (12) Job 33,9. (13) W 18,21. (14) Fil 3,6. (15) Heb 8,7.


Lc 1,7. - Lc 1,7: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 7καὶ οὐκ ἦν αὐτοῖς τέκνον, καθότι ἦν  Ἐλισάβετ στεῖρα, καὶ ἀμφότεροι προβεβηκότες ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῶν ἦσαν. 7 et non erat illis filius eo quod esset Elisabeth sterilis et ambo processissent in diebus suis   En ze hadden geen kind omdat Elisabet onvruchtbaar was, en beiden waren van gevorderde leeftijd   7 En zij hadden geen kind, omdat Elizabet onvruchtbaar was, en zij beiden verre op hun dagen gekomen waren  [7] Zij hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren ze al op jaren  [7] Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd  7 maar een kind hebben ze niet gekregen, omdat Elisabet onvruchtbaar is; beiden zijn met hun levensdagen al ver heen  7 Mais ils n'avaient pas d'enfant, parce que Élisabeth était stérile et que tous deux étaient avancés en âge 

King James Bible [7] And they had no child, because that Elisabeth was barren, and they both were now well stricken in years
Luther-Bibel 7 Und sie hatten kein Kind; denn Elisabeth war unfruchtbar und beide waren hochbetagt

Tekstuitleg van Lc 1,7. Het vers Lc 1,7. telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 89 letters. De getalswaarde van Lc 1,7. is 8429
- Lc 1,7ab leunt het sterkst aan bij Gn 11,30., maar de zinnen staan er evenwel in omgekeerde volgorde. In Lc 1,7. is de onvruchtbaarheid de reden van de kinderloosheid. In Gn 11,30. is de kinderloosheid het gevolg van de onvruchtbaarheid. Die volgorde van Lc is begrijpelijk. In Lc 1,5-7 worden de personen Zacharia en Elisabeth voorgesteld. In Lc 1,7 gaat het over het ontbreken van een nageslacht. De reden ervan wordt gegeven na de vermelding dat zij geen nageslacht hebben.

Lc 1,71 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: וְ = wë Lat: et Fr: et Ned: en E: and D und Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en).

Lc 1,72 ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) OF betrekk voornaamw gen mann en onz enk (οὑ = hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in de LXX: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ου = ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ουκ = ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

ou (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
ou   3068  2321  747  97  42  84  113  68  313  30  223  336 
ouk  3499  2752  747  93  66  92  137  56  274  29  251  388 
ouch  452  351  101  20  49  20  40 
Totaal  7019 5424 1595 197 114 183 270 132 636 63 494 764

- Hebreeuws לֹא = lo´(niet) Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Getalwaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 Tenakh (2767) Pentateuch (801) Eerdere Profeten (456) Latere Profeten (611) 12 Kleine Profeten (150) Geschriften (749) Structuur: 3 - 1 De som van de elementen is telkens 4
- Fr ne pas E not D nicht

1 - 2 και ουκ = kai ouk NT (123) Hebreeuws וְלֹא = wëlo´ (en niet) Tenakh (1381) Pentateuch (325) Eerdere Profeten (278) Latere Profeten (323) 12 Kleine Profeten (90) Geschriften (365)

Lc 1,73 act ind imperf 3de pers enk ην = èn (hij / zij was) van het werkw ειμι = eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450), in de LXX (6947)

eimi (zijn) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
act ind imperf 3de pers enk èn   1506  1120  386  24  38  79  92  63  71  19  141  233     

- Hebreeuws act ind perf 3de pers mann enk הָיָה = hâjâh (zijn) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (332) Pentateuch (52) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (87) 12 Kleine Profeten (14) Geschriften (67)
- Lat esse Fr être Ned zijn E to be D sein

1 - 3 και ουκ ην = kai ouk èn (en er was niet) NT (1): Lc 1,7.
- Hebreeuws וְאֵין = wë´e(j)n (en er is niet) < wë + עַיִן = ´ajin (er is niet) Stat constr עיֵן = ´e(j)n Taalgebruik in Tenakh: ´ajin (er is niet). Getalwaarde: aleph = 1, jod = 10, nun = 14 of 50 ; totaal: 25 (5²) OF 61 (priemgetal) Structuur: 1 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 7 De getalwaarde van de letter ajin is 16 of 70 Tenakh (211) Pentateuch (20) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (68) 12 Kleine Profeten (18) Alle Profet boeken (111) Geschriften (80)

Lc 1,74 dat mann en onz mv αυτοις = autois van het pers voornaamw αυτος = autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (89) Lc 1 (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,22.

  autoi bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
7 dat mann en onz mvautois  1722  1180  542  101  117  89  97  75  47  16  307  404 

Lc 1,72 - 4 Lc 1,7: ouk èn autois teknon (er was niet aan hen een kind = zij hadden geen kind) Lc (2): (1) Lc 1,7. (2) Lc 2,7. Hebr ´e(j)n lahèm

Lc 1,7.5 τεκνον (= teknon: kind; nom + acc onz enk; zie wkw τικτω = tiktô: baren, bevallen). Taalgebruik in het NT: teknon (kind). Taalgebruik in Mc: teknon (kind).
Lc (4): (1) Lc 1,7. (2) Lc 2,48. (3) Lc 15,31. (4) Lc 16,25. Een vorm van teknon (kind) in Lc in 14 verzen: (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,48. (4) Lc 3,8. (5) Lc 7,35. (6) Lc 11,13. (7) Lc 13,34. (8) Lc 14,26. (9) Lc 15,31. (10) Lc 16,25. (11) Lc 18,29. (12) Lc 19,44. (13) Lc 20,31. (14) Lc 23,28.

Lc 1,7.1-5. ουκ ην αυτοις τεκνον (= ouk èn autois teknon: er was niet aan hen een kind OF zij hadden geen kind).
- וָלָד לָהֶם אֵין (= ´e(j)n lahèm wâlâd: er was niet aan hen een kind OF zij hadden geen kind). Hieraan beantwoordt Gn 11,30: וָלָד לָהּ אֵין = ´e(j)n lâh wâlâd (er was geen kind aan haar = zij had geen kind) LXX vertaalt: και = kai (MT heeft geen verbindingsartikel wa = en), ουκ = ouk (ontkenning in het Hebreeuws אֵין = ´en (er is niet), ετεκνοποιει = eteknopoiei: zij maakte een kind - τεκνοποιεω = teknopoieô); zij maakte geen kind.
- Gelijkaardig: 1 S 1,2: wajëhî liphëninnâh jëlâdîm ûlëchannâh ´e(j)n jëlâdîm (en Pennana had kinderen maar Hannah had geen kinderen) ; LXX: kai èn tèi Pennana paidia kai tèi Anna ouk èn paidion (en Penanna had kinderen maar Hanna had geen kind)

Lc 1,76 kathoti (naarmate, omdat) Taalgebruik in het NT: kathoti (naarmate, omdat). Taalgebruik in Lc: kathoti (naarmate, omdat).
Lc (2): (1) Lc 1,7. (2) Lc 19,9.

Lc 1,77 act ind imperf 3de pers enk ην = èn (hij / zij was) van het werkw ειμι = eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450), in de LXX (6947)

eimi (zijn) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
act ind imperf 3de pers enk èn   1506  1120  386  24  38  79  92  63  71  19  141  233     

- Hebreeuws act ind perf 3de pers mann enk הָיָה = hâjâh (zijn) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (332) Pentateuch (52) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (87) 12 Kleine Profeten (14) Geschriften (67)
- Lat esse Fr être Ned zijn E to be D sein

Lc 1,78 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64. Een vorm van het bep lidw in Lc (2629), in het NT (19734), in de LXX (88439)

Lc 1,7.9 elisabet (Elisabet) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabet). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabet). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet. De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,710 nom vr enk στειρα = steira van het bijvoegl naamw στειρος = steiros (onvruchtbaar) Taalgebruik in het NT: steiros (onvruchtbaar). Taalgebruik in de LXX: steiros (onvruchtbaar). Een vorm van στειρος = steiros in de LXX (17), in het NT (4): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,36. (3) Lc 23,29. (4) Gal 4,27.
- Hebreeuws vr enk עֲקָרָה = `äqârâh (onvruchtbaar) Taalgebruik in Tenakh: `äqârâh (onvruchtbaar). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 60 (2² X 3 X 5) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 1 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (8): (1) Gn 11,30. (Sara) (2) Gn 25,21. (Rebekka) (3) Gn 29,31. (Rachel) (4) Re 13,2. (de moeder van Simson) (5) Re 13,3. (6) 1 S 2,5. (Hanna, de moeder van Samuël) (7) Js 54,1. (8) Job 24,21. mann enk עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar) Modern Hebreeuws: עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar)
-- וְעֲקָרָה = wë`äqârâh (en onvruchtbaar) Tenakh (2): (1) Ex 23,26. (2) Dt 7,14.
-- In deze 10 verzen heeft de LXX στειρα = steira als vertaling
- Lat sterilis Fr stérile Ned onvruchtbaar D unfruchtbar E barren Aramees: עֲקַר = `äqar (onvruchtbaar) Arabisch: عَقَارِىّ = `aqârii (onvruchtbaar) Taalgebruik in de Qoran: `aqârii (onvruchtbaar). Qoran: soera 3,40.
Gn 11,30. vermeldt dat Sara onvruchtbaar is en geen kind heeft Pas in Gn 21,2. - Gn 21,3. wordt Sara zwanger en baart ze een zoon, Isaak In Gn 16,1. wordt nog eens teruggegrepen naar Gn 11,30: Sarai had geen kinderen In Gn 17 . - Gn 18. wordt aan Saraj de belofte gedaan dat uit haar een zoon zal geboren worden Het loopt bijna mis wanneer Abraham zegt dat zijn vrouw Sara zijn zuster is (Gn 20,1) en zij geschaakt wordt door Abimelek
- Verwant is het werkw עָקַר = `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) Taalgebruik in Tenakh: `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200 ; totaal: 55 (5 X 11) OF 370 (2 X 5 X 37) Structuur: 7 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Eveneens verwant is het zelfst naamw עֵקֶר = `eqèr (ontwortelde, emigrant, vreemdeling) Buber vertaalt עֲקָרָה = `äqârâh als "wurzelverstockt" "On peut lire aussi que Saraë est "déracinée", qu'elle est "arrachée" à l'essentiel d'elle-même" (Annick de Souzenelle, Le Féminin de l'Être (1997, p76)

Lc 1,77 - 10 Lc 1,7: ην ἡ ελισαβεθ στειρα = èn hè elisabet steira (Elisabeth was onvruchtbaar)
Deze zin beantwoordt het best aan Gn 11,30. (Sara): עֲקָרָה שָׂרַי וַתְּהִי = waththëhî Shâraj `äqârâh (en Sarai was onvruchtbaar) LXX: και ην σαρα στειρα = kai èn sara steira (en Sara was onvruchtbaar) De woordvolgorde in de LXX is die van Tenakh
Door de naam Elisabet in Lc 1,7. is een link gelegd met Elisabet, de vrouw van Aäron (Ex 6,23), en de inhoud en de zinsconstructie van Lc 1,7. legt een link met Saraj, de vrouw van Abram (Gn 11,30) Hiermee legt Lc een link naar de wortels van het volk van Israël en met de instelling van het priesterschap

Lc 1,7c (11-18) leunt aan bij Gn 18,11. De auteur van het verhaal van het bezoek van de drie mannen aan Abraham (Gn 18,1-15) verduidelijkt de situatie van Abraham en Sara (Gn 18,11). Deze verduidelijking wendt de evangelist Lucas aan in de beschrijving van de beginsituatie van Zacharia en Elisabeth (Lc 1,7) in het verhaal van de aankondiging van Johannes de Doper.

Lc 1,711 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,712 nom mann mv amfoteroi van het voornaamw amfoteros (beide) Taalgebruik in het NT: amfoteros (beide). Taalgebruik in Lc: amfoteros (beide). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 6,39. Een vorm van amfoteroi (beiden) in 5 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 5,7. (4) Lc 6,39. (5) Lc 7,42.

Lc 1,713 pass part perf nom mann mv προβεβηκοτες = probebèkotes (voortgegaan) van het werkw προβαινω = probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) Taalgebruik in het NT: probainô (vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik in de LXX: probainô (vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik in Lc: probainô (vooruitbanen, vooruitgaan). Bijbel (2) LXX (1): Gn 18,11. NT = Lc (1) Lc 1,7. Een vorm van προβαινω = probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) in de LXX (18), in het NT (5): (1) Mt 4,21. (2) Mc 1,19. In Lc (3): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,18. (3) Lc 2,36.
De vorm (προβας = probas: voortgegaan) komt in de bijbel slechts in Mc 1,19. en in de paralleltekst Mt 4,21. voor βαινω = bainô (banen, gaan) προβαινω = pro-bainô (vooruitgaan) Een vorm van het werkwoord προβαινω = probainô komt slechts in vijf verzen in het NT voor Bij Mc en Mt in de ruimtelijke betekenis, bij Lucas in temporele (tijdelijke) betekenis: (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,18. (3) Lc 2,36.

Lc 1,714 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,715 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,716 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,714 - 16 εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1.  (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.

13 - 16 προβεβηκοτες εν ταις ἡμεραις = probebèkotes en tais hèmerais (voortgegaan in de dagen) Lc (1): Lc 1,7.
- προβεβηκοτες ἡμερων = probebèkotes hèmerôn (voortgegaan van de dagen) LXX (1): Gn 18,11.
- בָּא בַּיָּמִּים = bâ´bajjâmîm (hij ging in de dagen) Tenakh (4): (1) Gn 24,1. (Abraham) (2) Joz 13,1. (Jozua) (3) Joz 23,1. (Jozua) (4) 1 K 1,1. (koning David In deze 4 verzen wordt eerst de naam van de persoon genoemd
- בָּאִים בַּיָּמִּים = bâ´bajjâmîm (gaande in de dagen) Tenakh (1): Gn 18,11.
- Er is litreraire overeenkomst tussen Zacharia en Elisabeth enerzijds en Abraham en Sara anderzijds Zoals Abraham en Sara aan het begin van de geschiedenis van het volk van Israël staan, zo staan Zacharia en Elisabeth aan het begin van het evangelie volgens Lucas

Lc 1,717 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.

Lc 1,718 act ind imperf 3de pers mv èsan  (zij waren) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (22): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 2,8. (4) Lc 4,20. (5) Lc 4,25. (6) Lc 4,27. (7) Lc 5,10. (8) Lc 5,17. (9) Lc 5,29. (10) Lc 7,41. (11) Lc 8,2. (12) Lc 8,40. (13) Lc 9,14. (14) Lc 9,30. (15) Lc 9,32. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,1. (18) Lc 20,29. (19) Lc 23,55. (20) Lc 24,10. (21) Lc 24,13. (22) Lc 24,53.


Lc 1,8. - Lc 1,8: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 8Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ ἱερατεύειν αὐτὸν ἐν τῇ τάξει τῆς ἐφημερίας αὐτοῦ ἔναντι τοῦ θεοῦ, 8 factum est autem cum sacerdotio fungeretur in ordine vicis suae ante Deum  Het gebeurde nu, terwijl hij priesterdienst verrichtte voor God toen zijn dienstafdeling aan de beurt was,  8 En het geschiedde, dat, als hij het priesterambt bediende voor God, in de beurt zijner dagorde [8] Eens, toen Zacharias met zijn afdeling aan de beurt was om als priester dienst te doen voor Gods aangezicht,   [8] Toen de afdeling van Zacharias eens aan de beurt was om de priesterdienst te vervullen,  8 Het geschiedt als hij de priesterdienst doet, als zijn dagorde staat opgesteld tegenover God  8 Or il advint, comme il remplissait devant Dieu les fonctions sacerdotales au tour de sa classe, 

King James Bible [8] And it came to pass, that while he executed the priest's office before God in the order of his course,
Luther-Bibel 8 Und es begab sich, als Zacharias den Priesterdienst vor Gott versah, da seine Ordnung an der Reihe war,

Tekstuitleg van Lc 1,8. Het vers Lc 1,8. telt 15 (3 X 5) woorden en 69 (3 X 23) letters. De getalswaarde van Lc 1,8. is 8286 (2 X 3 X 1381). Met Lc 1,8. begint het middengedeelte van het verhaal: de verandering Het speelt zich af in de tempel tijdens het reukoffer

Lc 1,81 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen

egeneto (het gebeurde)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24  
67 3      

- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa

In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal εγενετο = egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea. De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde εγενετο = egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven

Lc 1,82 δε = de (echter), afkorting δ' = d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in de LXX: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80. In Lc 2,1-20. komt het partikel de (echter) vijfmaal voor: (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,17. (5) Lc 2,19. Verder in Lc 2 (4): (1) Lc 2,35. (2) Lc 2,40. (3) Lc 2,44. (4) Lc 2,47.

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
de  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  73 50  23  12      19  20 
Totaal 6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

de (echter)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
de (478) 17  11  13  18  15  23  37  36  21  22  26  13  16  15  11  26  16  22  14  35  34  20 
d' (5)                                        
483 17  11  13  18  15  23  37  37  23  22  26  13  16  15  12  26  16  23  14  35  34  20 
1151 verzen  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
  80  52  38  44  39  49  50  56  62  42  54  59  35  35  32  31  37  43  48  47  38  71  56  53 

1 - 2 εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) NT (40) Lc (20): (1) Lc 1,8. (2) Lc 2,1. (3) Lc 2,6. (4) Lc 3,21. (5) Lc 5,1. (6) Lc 6,1. (7) Lc 6,6. (8) Lc 6,12. (9) Lc 8,40. (10) Lc 9,28. (11) Lc 9,37. (12) Lc 9,51. (13) Lc 9,57. (14) Lc 10,38. (15) Lc 11,14. (16) Lc 11,27. (17) Lc 16,22. (18) Lc 18,35. (19) Lc 22,24. (20) Lc 22,44.
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) NT () Lc (35): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,59. (4) Lc 1,65. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. (8) Lc 4,36. (9) Lc 5,12. (10) Lc 5,17. (11) Lc 6,13. (12) Lc 6,16. (13) Lc 6,49. (14) Lc 7,11. (15) Lc 8,1. (16) Lc 8,22. (17) Lc 8,24. (18) Lc 9,18. (19) Lc 9,29. (20) Lc 9,33. (21) Lc 11,1. (22) Lc 13,19. (23) Lc 14,1. (24) Lc 17,11. (25) Lc 17,14. (26) Lc 17,28. (27) Lc 19,15. (28) Lc 19,29. (29) Lc 20,1. (30) Lc 22,14. (31) Lc 22,66. (32) Lc 24,4. (33) Lc 24,15. (34) Lc 24,30. (35) Lc 24,51.

Lc 1,83 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

Lc 1,84 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,81 - 4 εγενετο δε εν τῳ = egeneto de en tô(i) = het gebeurde echter tijdens het Lc (9): (1) Lc 1,8. (2) Lc 2,6. (3) Lc 3,21. (4) Lc 5,1. (5) Lc 8,40. (6) Lc 9,51. (7) Lc 10,38. (8) Lc 11,27. (9) Lc 18,35.
- και εγενετο εν τῳ = kai egeneto en tô(i) = en het gebeurde tijdens het Lc (14): (1) Lc 5,12. (2) Lc 8,1. (3) Lc 9,18. (4) Lc 9,29. (5) Lc 9,33. (6) Lc 11,1. (7) Lc 14,1. (8) Lc 17,11. (9) Lc 17,14. (10) Lc 19,15. (11) Lc 24,4. (12) Lc 24,15. (13) Lc 24,30. (14) Lc 24,51.

Lc 1,85 act inf praes hierateuein (priester zijn, priesterschap uitoefenen) van het werkw hierateuô (priester zijn) Taalgebruik in het NT: hierateuô (priester zijn). Taalgebruik in Lc: hierateuô (priester zijn). Lc (1): Lc 1,8. Dit is de enigste vorm van hierateuô (priester zijn) in het NT

Lc 1,86 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.

Lc 1,87 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

Lc 1,88 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,89 dat vr enk taksei van het zelfst naamw taksis (orde, ordening, volgorde) Taalgebruik in het NT: taksis (orde, ordening, volgorde). Taalgebruik in Lc: taksis (orde, ordening, volgorde). Lc (1) Lc 1,8. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,810 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,811 gen vr enk efèmerias van het zelfst naamw efèmeria (beurt volgens de dagrooster) Taalgebruik in het NT: efèmeria (beurt volgens de dagrooster). Taalgebruik in Lc: efèmeria (beurt volgens de dagrooster). Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT

Lc 1,812 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,813 enanti (tegenover) Taalgebruik in het NT: enanti (tegenover). Taalgebruik in Lc: enanti (tegenover). Lc (1) Lc 1,8. enantion (tegenover) Taalgebruik in het NT: enantion (tegenover, in de ogen van). Taalgebruik in Lc: enantion (tegenover, in de ogen van). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 20,26. (3) Lc 24,19.

Lc 1,814 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bep lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,815 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen

Lc 1,813 - 15 enantion tou theou (tegenover God) Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 24,19. enanti tou theou (tegenover God) Lc (1) Lc 1,8.

Lc 1,9 - . Lc 1,9: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 9 κατὰ τὸ ἔθος τῆς ἱερατείας ἔλαχε τοῦ θυμιᾶσαι εἰσελθὼν εἰς τὸν ναὸν τοῦ κυρίου, 10καὶ πᾶν  9 secundum consuetudinem sacerdotii sorte exiit ut incensum poneret ingressus in templum Domini  dat hij volgens het gebruik van de priesterschap door loting verkreeg om de tempel van de Heer binnen te gaan en er een wierookoffer te brengen  9 Naar de gewoonte der priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen, dat hij zoude ingaan in den tempel des Heeren om te reukofferen  [9] werd hij, volgens priesterlijk gebruik, door loting aangewezen om het heiligdom van de Heer binnen te gaan en het reukoffer te brengen   [9] werd er volgens het gebruik van de priesters geloot en werd Zacharias door het lot aangewezen om het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer  9 dat hij het lotsteentje trekt –dat is naar de gewoonte van de priesterschap– voor het brengen van het wierookoffer en binnentreedt in de tempel van de Heer,   9 qu'il fut, suivant la coutume sacerdotale, désigné par le sort pour entrer dans le sanctuaire du Seigneur et y brûler l'encens 

King James Bible [9] According to the custom of the priest's office, his lot was to burn incense when he went into the temple of the Lord
Luther-Bibel 9 dass ihn nach dem Brauch der Priesterschaft das Los traf, das Räucheropfer darzubringen; und er ging in den Tempel des Herrn

Tekstuitleg van Lc 1,9. Het vers Lc 1,9. telt 14 (2 X 7) woorden en 65 (5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,9. is 7883

Lc 1,91 kata (tegen, volgens) Afkortingen: kat', kath' Taalgebruik in het NT: kata (tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata (tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc 1 (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,38.

Lc 1,92 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,93 nom + acc onz enk ethos (gewoonte) Taalgebruik in het NT: ethos (gewoonte). Taalgebruik in Lc: ethos (gewoonte).
Lc (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 2,42. (3) Lc 23,39. Slechts deze vorm in Lc

Lc 1,91 - 3 kata to ethos (volgens de gewoonte) Lc (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 2,42. (3) Lc 23,39.

Lc 1,94 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,95 gen vr enk ἱερατειας = hierateias van het zelfst naamw ἱερατεια = hierateia (priesterschap) Taalgebruik in het NT: hierateia (priesterschap). Taalgebruik in de LXX: hierateia (priesterschap). Taalgebruik in Lc: hierateia (priesterschap). Bijbel (10): (1) Ex 35,19. (2) Ex 40,15. (3) Nu 18,1. (4) Nu 18,7. (5) Nu 25,13. (6) Hos 3,4. (7) Ezr 2,62. (8) Neh 7,64. (9) Neh 13,29. (10) Lc 1,9. Een vorm van ἱερατεια = hierateia in de LXX (17): vorige 10 + (1) Ex 29,9. (2) Ex 39,19. (3) Nu 3,10. (4) Joz 18,7. (5) 1 S 1,7. (6) 1 S 2,36. (7) 1 S 23,13., in het NT (2): (1) Lc 1,9. (2) Heb 7,5. Dit is de enigste vorm van ἱερατεια = hierateia (priesterschap) in Lc
- Hebreeuws

=

Lc 1,96 act ind aor 3de pers enk elache (hij lootte, hij verkreeg door het lot) van het werkw lagchanô (door het lot verkrijgen, loten) Taalgebruik in het NT: lagchanô (door het lot verkrijgen, loten). Taalgebruik in Lc: lagchanô (door het lot verkrijgen, loten). Lc (1) Lc 1,9. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,97 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,98 act inf aor thumiasai van het werkw thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen) Taalgebruik in het NT: thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen). Taalgebruik in Lc: thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen). Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT

Lc 1,99 part aor nom mann enk eiselthôn (binnengegaan) van het werkw eiserchomai (binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai (binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai (binnengaan). Lc (6): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 7,36. (4) Lc 11,37. (5) Lc 19,1. (6) Lc 19,45.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug

Lc 1,910 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Lc: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,99 - 10 eiselthôn eis (binnengegaan in) Lc (3): (1) Lc 1,9. (3) Lc 7,36. (6) Lc 19,45.

Lc 1,911 bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,912 acc mann enk naon van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik in het NT: naos (tempel). Taalgebruik in Lc: naos (tempel).
Lc (1) Lc 1,9. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 23,35.

Lc 1,913 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,914 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen

Lc 1,10. - Lc 1,10: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:10 kai pan to plèthos èn tou laou proseuchomenon exô tè ôra tou thumiamatos τὸ πλῆθος ἦν τοῦ λαοῦ προσευχόμενον ἔξω τῇ ὥρᾳ τοῦ θυμιάματος:  10 et omnis multitudo erat populi orans foris hora incensi  En de hele menigte van het volk was buiten aan het bidden op liet uur van liet wierookoffer  10 En al de menigte des volks was buiten, biddende, ten ure des reukoffers   [10] Tijdens het offer stond heel het volk buiten te bidden   [10] De samengestroomde menigte bleef buiten staan bidden terwijl het offer werd gebracht  10 terwijl heel de volheid van de gemeente buiten in gebed is, dat uur van het wierookoffer  10 Et toute la multitude du peuple était en prière, dehors, à l'heure de l'encens 

King James Bible [10] And the whole multitude of the people were praying without at the time of incense
Luther-Bibel 10 Und die ganze Menge des Volkes stand draußen und betete zur Stunde des Räucheropfers

Tekstuitleg van Lc 1,10. Het vers Lc 1,10. telt 13 woorden en 59 letters De getalwaarde van Lc 1,10. is 7933

Lc 1,101 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,102 nom + acc onz enk pan van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (6): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,37. (3) Lc 2,23. (4) Lc 3,5. (5) Lc 3,9. (6) Lc 11,42. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,103 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,104 nom + acc onz enk πληθος = plèthos (menigte, veelheid) Taalgebruik in het NT: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in de LXX: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in Lc: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in Hnd: plèthos (menigte, veelheid). Mc (2): (1) Mc 3,7. (2) Mc 3,8. Lc (8): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,13. (3) Lc 5,6. (4) Lc 6,17. (5) Lc 8,37. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,1. (8) Lc 23,27.  Joh (1): Joh 5,3. Hnd (12): (1) Hnd 2,6. (2) Hnd 5,16. (3) Hnd 6,2. (4) Hnd 14,1. (5) Hnd 14,4. (6) Hnd 15,12. (7) Hnd 15,30. (8) Hnd 17,4. (9) Hnd 21,36. (10) Hnd 23,7. (11) Hnd 25,24. (12) Hnd 28,3. Jac (1): Jak 5,20. 1 Pe (1): 1 Pe 4,8. Een vorm van πληθος = plèthos in de LXX (288), in het NT (31), in Lc (8): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,13. (3) Lc 5,6. (4) Lc 6,17. (5) Lc 8,37. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,1. (8) Lc 23,27.  In de LXX is πληθος = plèthos de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden

Lc 1,102 - 4 (a)pan to plèthos (de hele menigte) NT (3): (1) Lc 1,10. (2) Hnd 15,12. (3) Hnd 25,24.

Lc 1,105 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.

Lc 1,106 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,107 gen mann enk = laou van het zelfst naamw λαος = laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in de LXX: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk). Lc (12): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,32. (3) Lc 3,15. (4) Lc 6,17. (5) Lc 7,1. (6) Lc 8,47. (7) Lc 19,47. (8) Lc 20,26. (9) Lc 20,45. (10) Lc 22,66. (11) Lc 23,27. (12) Lc 24,19. Een vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064), in het NT (141), in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77.
Nadat Zacharia de tempel was binnengegaan om het reukoffer te brengen, stond het volk buiten te bidden (Lc 1,10) Het volk wacht en is verwonderd dat Zacharia zo lang in de tempel blijft (Lc 1,21) In beide verzen wordt een omschrijvende constructie gebruikt: het was aan het bidden / wachten De omschrijvende constructie omarmt een vorm van laos (volk) ; Lc 1,10: èn tou laou proseuchomenon = de ganse menigte van het volk was aan het bidden Lc 1,21: èn ho laos prosdokôn = het volk was aan het wachten

Lc 1,104 6- 7 plèthos () tou laou (een menigte van het volk In drie verzen in het NT: (1) Lc 1,10. (2) Lc 23,27. (3) Hnd 21,36.

Lc 1,108 part pr acc mann enk proseuchomenon van het werkw proseuchomai (bidden) Taalgebruik in het NT: proseuchomai (bidden). Taalgebruik in Lc: proseuchomai (bidden). Lc (3): (1) Lc 1,10. (2) Lc 9,18. (3) Lc 11,1. Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen: (1) Lc 1,10. (2) Lc 3,21. (3) Lc 5,16. (4) Lc 6,12. (5) Lc 6,28. (6) Lc 9,18. (7) Lc 9,28. (8) Lc 9,29. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,2. (11) Lc 18,1. (12) Lc 18,10. (13) Lc 18,11. (14) Lc 20,47. (15) Lc 22,40. (16) Lc 22,41. (17) Lc 22,44. (18) Lc 22,46.
Zoals de engelverschijning aan Zacharia in de tempel gebeurde in een omgeving van gebed en volk, zo gebeurt de godsopenbaring aan Jezus in een omgeving van gebed en volk

Lc 1,105 10 èn proseuchomenon = de hele menigte van het volk was aan het bidden Ook omschrijvende constructie in Lc 9,18. (kai egeneto en tô(i) einai auton proseuchomenon = en het gebeurde terwijl hij aan het bidden was) en Lc 11,1. (kai egeneto en tô(i) einai auton proseuchomenon = en het gebeurde terwijl hij aan het bidden was)

Lc 1,109 exô (buiten) Taalgebruik in het NT: exô (buiten). Taalgebruik in Mc: exô (buiten). Lc (10): (1) Lc 1,10. (2) Lc 4,29. (3) Lc 8,20. (4) Lc 13,25. (5) Lc 13,28. (6) Lc 13,33. (7) Lc 14,35. (8) Lc 20,15. (9) Lc 22,62. (10) Lc 24,50.

Lc 1,1010 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,1011 nom + dat vr enk hôra(i)  van het zelfst naamw hôra (uur) Taalgebruik in het NT: hôra (uur). Taalgebruik in Lc: hôra (uur).
Lc (15): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,38. (3) Lc 7,21. (4) Lc 10,21. (5) Lc 12,12. (6) Lc 12,39. (7) Lc 12,40. (8) Lc 12,46. (9) Lc 13,31. (10) Lc 14,17. (11) Lc 20,19. (12) Lc 22,14. (13) Lc 22,53. (14) Lc 23,44. (15) Lc 24,33. Een vorm van hôra (uur) in 16 verzen: voorgaande + Lc 22,59. en Lc 23,44. (tweede vorm)

Lc 1,1012 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

13 gen onz enk thumiamatos van het zelfst naamw thumiama (reukoffer) Taalgebruik van het NT: thumiama (reukoffer). Taalgebruik van Lc: thumiama (reukoffer). Lc (2): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,11. Dit is de enigste vorm van thumiama (reukoffer) in Lc

Lc 1,11. - Lc 1,11: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:11 ôfthè de autô aggelos kuriou estôs ek dexiôn tou thusiastèriou tou thumiamatos   11 apparuit autem illi angelus Domini stans a dextris altaris incensi   Hem verscheen nu een engel van de Heer staande aan de rechterzijde van het wierookofferaltaar   11 En van hem werd gezien een engel des Heeren, staande ter rechter zijde van het altaar des reukoffers   [11] Toen verscheen hem een engel van de Heer, rechts van het offeraltaar  [11] Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond  11 Aan hem laat zich zien een aankondig–engel van de Heer, staande aan de rechterzijde van het altaar voor het wierookoffer  11 Alors lui apparut l'Ange du Seigneur, debout à droite de l'autel de l'encens 

King James Bible [11] And there appeared unto him an angel of the Lord standing on the right side of the altar of incense
Luther-Bibel 11 Da erschien ihm der Engel des Herrn und stand an der rechten Seite des Räucheraltars

Tekstuitleg van Lc 1,11. Het vers Lc 1,11. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 65 (5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,11. is 10927 (7 X 7 X 223)

verschijnin 8Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ ἱερατεύειν αὐτὸν ἐν τῇ τάξει τῆς ἐφημερίας αὐτοῦ ἔναντι τοῦ θεοῦ, 9κατὰ τὸ ἔθος τῆς ἱερατείας ἔλαχε τοῦ θυμιᾶσαι εἰσελθὼν εἰς τὸν ναὸν τοῦ κυρίου, 10καὶ πᾶν τὸ πλῆθος ἦν τοῦ λαοῦ προσευχόμενον ἔξω τῇ ὥρᾳ τοῦ θυμιάματος: 11ὤφθη δὲ αὐτῷ ἄγγελος κυρίου ἑστὼς ἐκ δεξιῶν τοῦ θυσιαστηρίου τοῦ θυμιάματος. 12καὶ ἐταράχθη Ζαχαρίας ἰδών, καὶ φόβος ἐπέπεσεν ἐπ' αὐτόν. 13εἶπεν δὲ πρὸς αὐτὸν  ἄγγελος, Μὴ φοβοῦ, Ζαχαρία, διότι εἰσηκούσθη  δέησίς σου, καὶ  γυνή σου Ἐλισάβετ γεννήσει υἱόν σοι, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰωάννην. 14καὶ ἔσται χαρά σοι καὶ ἀγαλλίασις, καὶ πολλοὶ ἐπὶ τῇ γενέσει αὐτοῦ χαρήσονται: 15ἔσται γὰρ μέγας ἐνώπιον [τοῦ] κυρίου, καὶ οἶνον καὶ σίκερα οὐ μὴ πίῃ, καὶ πνεύματος ἁγίου πλησθήσεται ἔτι ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ, 16καὶ πολλοὺς τῶν υἱῶν Ἰσραὴλ ἐπιστρέψει ἐπὶ κύριον τὸν θεὸν αὐτῶν. 17καὶ αὐτὸς προελεύσεται ἐνώπιον αὐτοῦ ἐν πνεύματι καὶ δυνάμει Ἠλίου, ἐπιστρέψαι καρδίας πατέρων ἐπὶ τέκνα καὶ ἀπειθεῖς ἐν φρονήσει δικαίων, ἑτοιμάσαι κυρίῳ λαὸν κατεσκευασμένον. 18Καὶ εἶπεν Ζαχαρίας πρὸς τὸν ἄγγελον, Κατὰ τί γνώσομαι τοῦτο; ἐγὼ γάρ εἰμι πρεσβύτης καὶ  γυνή μου προβεβηκυῖα ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῆς. 19καὶ ἀποκριθεὶς  ἄγγελος εἶπεν αὐτῷ, Ἐγώ εἰμι Γαβριὴλ  παρεστηκὼς ἐνώπιον τοῦ θεοῦ, καὶ ἀπεστάλην λαλῆσαι πρὸς σὲ καὶ εὐαγγελίσασθαί σοι ταῦτα: 20καὶ ἰδοὺ ἔσῃ σιωπῶν καὶ μὴ δυνάμενος λαλῆσαι ἄχρι ἧς ἡμέρας γένηται ταῦτα, ἀνθ' ὧν οὐκ ἐπίστευσας τοῖς λόγοις μου, οἵτινες πληρωθήσονται εἰς τὸν καιρὸν αὐτῶν. 21Καὶ ἦν  λαὸς προσδοκῶν τὸν Ζαχαρίαν, καὶ ἐθαύμαζον ἐν τῷ χρονίζειν ἐν τῷ ναῷ αὐτόν. 

Lc 1,111 ind aor 3de pers enk ôfthè (hij liet zich zien, hij verscheen) van het werkw horaô (zien) Taalgebruik in het NT: horaô (zien). Taalgebruik in Mc: horaô (zien). Taalgebruik in Lc: horaô (zien). Lc (3): (1) Lc 1,11. (2) Lc 22,43. (3) Lc 24,34. Een vorm van horaô (zien) in Lc in 14 verzen: (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,22. (3) Lc 3,6. (4) Lc 9,31. (5) Lc 9,36. (6) Lc 12,15. (7) Lc 13,28. (8) Lc 16,23. (9) Lc 17,22. (10) Lc 21,27. (11) Lc 22,43. (12) Lc 23,49. (13) Lc 24,23. (14) Lc 24,34.
wajjerâ´ ´elâ(j)w malë´akh JHWH (LXX: kai ôfthè autô(i) aggelos kuriou) = en een engel van de Heer verscheen hem Slechts in Re 6,12. De engel verschijnt aan Gideon In Lc: 12 vormen van horaô (zien) in 11 / 24 hoofdstukken en in 14 verzen

Lc 1,112 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,113 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.

Lc 1,114 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager مَلَك= malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

Lc 1,115 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. Een vorm van kurios (heer) in Lc (99), in Lc 1 in 17 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.

Lc 1,114 - 5 aggelos kuriou (de engel van de Heer) In twee verzen bij Lucas:
(1) Lc 1,11: ôfthè de autôi aggelos kuriou = een engel van de Heer echter verscheen hem
(2) Lc 2,9: kai (volgens sommige handschriften: idou = zie) aggelos kuriou epestè autois (en een engel van de Heer stond bij hen)

Lc 1,111 - 5 ôfthè de autôi aggelos ('maar' een engel verscheen hem)
(1) Lc 1,11: ôfthè de autôi aggelos kuriou = 'maar' een engel van de Heer verscheen hem
(2) Lc 22,43: ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = 'maar' een engel uit de hemel verscheen hem

Lc 1,116 part perf nom mann enk hestôs van het werkw histèmi (doen staan, staan) Taalgebruik in het NT: histèmi (doen staan, staan). Taalgebruik in Lc: histèmi (doen staan, staan). Lc (3): (1) Lc 1,11. (2) Lc 5,1. (3) Lc 18,13. Een vorm van histèmi (doen staan, staan) in Lc in 25 verzen Dit is de enigste vorm in Lc 1

Lc 1,117 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,118 gen mv dexiôn van het bijvoegl naamw dexios (rechts) Taalgebruik in het NT: dexios (rechts). Taalgebruik in Lc: dexios (rechts). Taalgebruik in Hnd: dexios (rechts). Taalgebruik in de Septuaginta: dexios (rechts). Hebr jâmîn (rechterzijde, rechts) Taalgebruik in Tenakh: jâmîn (rechterzijde, rechts). L dexter Fr droit Ned rechts E right D rechter Lc (4): (1) Lc 1,11. (2) Lc 20,42. (3) Lc 22,69. (4) Lc 23,33. Bijbel (67) LXX (44) NT (23) Een vorm van dexios (rechts) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,11. (2) Lc 6,6. (3) Lc 20,42. (4) Lc 22,50. (5) Lc 22,69. (6) Lc 23,33. In Lc: 3 vormen van dexios (rechter-, rechts) in 5 / 24 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 3 vormen van dexios (rechter-, rechts) in 7 verzen in 4 hoofdstukken Een vorm van (rechter-, rechts) in het NT (54), in de LXX (228)

7 - 8 ek dexiôn (rechts) Lc (4 / 4): (1) Lc 1,11. (2) Lc 20,42. (3) Lc 22,69. (4) Lc 23,33. NT (22)

6 - 8 Lc 1,11: estôs ek dexiôn = staande rechts van Een vorm van kathèmai (neerzitten) + ek dexiôn (rechts) in Lc (2 / 4): (1) Lc 20,42. (2) Lc 22,69.

Lc 1,119 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,1110 gen ons enk thusiastèriou van het zelfst naamw thusiastèrion (brandofferaltaar) Taalgebruik in het NT: thusiastèrion (brandofferaltaar). Taalgebruik in Lc: thusiastèrion (brandofferaltaar). Lc (2): (1) Lc 1,11. (2) Lc 11,51. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,1111 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,1112 gen onz enk thumiamatos van het zelfst naamw thumiama (reukoffer) Taalgebruik van het NT: thumiama (reukoffer). Taalgebruik van Lc: thumiama (reukoffer). Lc (2): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,11. Dit is de enigste vorm van thumiama (reukoffer) in Lc

Lc 1,12. - Lc 1,12: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:12 kai etarachthè zacharias idôn kai fobos epepesen ep auton  12 et Zaccharias turbatus est videns et timor inruit super eum  En Zaeharias werd ontsteld toen hij hem zag en vrees overviel hem   12 En Zacharias, hem ziende, werd ontroerd, en vreze is op hem gevallen   [12] Zacharias raakte in verwarring toen hij hem zag en werd door vrees overvallen  [12] Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen  12 Zacharias is geschokt om wat hij ziet, en vreze valt over hem  12 A cette vue, Zacharie fut troublé et la crainte fondit sur lui  

King James Bible [12] And when Zacharias saw him, he was troubled, and fear fell upon him
Luther-Bibel 12 Und als Zacharias ihn sah, erschrak er, und es kam Furcht über ihn

Tekstuitleg van Lc 1,12. Het vers Lc 1,12. telt 9 (3²) woorden en 46 (2 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,12. is 5048 (2³ X 631) In Lc 1,8. - Lc 1,9. is Zacharia onderwerp, in Lc 1,10. de volkmenigte, in Lc 1,11. de engel Op het einde van het middendeel (Lc 1,19-23) gaat het in omgekeerde volgorde: de engel blijft in de tempel, het volk (Lc 1,21) en Zacharia (Lc 1,22. - Lc 1,23) Op het visioen reageert Zacharia dubbel: verward en met vrees De reactie van vrees op het visioen vinden we in Da 10,7.

Lc 1,121 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,122 pass ind aor 3de pers enk εταραχθη = etarachthè (hij werd in verwarring gebracht) van het werkw ταρασσω = tarassô (in verwarring brengen, verwarren) Taalgebruik in het NT: tarassô (in verwarring brengen, verwarren). Taalgebruik in de LXX: tarassô (in verwarring brengen, verwarren). Taalgebruik in Lc: tarassô (in verwarring brengen, verwarren). LXX (24) NT (3): (1) Mt 2,3. (2) Lc 1,12. (3) Joh 13,21. Een vorm van ταρασσω = tarassô in de LXX (121), in het NT (17): (1) Mt 2,3. (2) Mt 14,26. (3) Lc 1,12. (4) Lc 24,38. (5) Joh 5,4. (6) Joh 5,7. (7) Joh 11,33. (8) Joh 12,27. (9) Joh 13,21. (10) Joh 14,1. (11) Joh 14,27. (12) Hnd 15,24. (13) Hnd 17,8. (14) Hnd 17,13. (15) Gal 1,7. (16) Gal 5,10. (17) 1 Pe 3,14.
Zacharia werd in verwarring gebracht (εταραχθη = etarachthè) door het visioen van de engel (Lc 1,12), Maria werd in verwarring gebracht (dietarachthè) door het woord van de engel (Lc 1,29) Overeenkomst en verschil

Lc 1,123 nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja).
Lc (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,124 act part aor nom mann enk idôn (gezien) van het werkw eiden (hij zag) Taalgebruik in het NT: eiden (hij zag). Taalgebruik in Lc: eiden (hij zag). L videre Fr voir Lc (20): (1) Lc 1,12. (2) Lc 5,8. (3) Lc 5,12. (4) Lc 5,20. (5) Lc 7,13. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,28. (8) Lc 10,31. (9) Lc 10,32. (10) Lc 10,33. (11) Lc 11,38. (12) Lc 13,12. (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,15. (15) Lc 18,24. (16) Lc 18,43. (17) Lc 19,41. (18) Lc 22,58. (19) Lc 23,8. (20) Lc 23,47. Een vorm van het werkw eiden (hij zag) in Lc in 64 verzen, in Lc 1 slechts in Lc 1,12. idôn (gezien) verwijst naar het visioen, naar de verschijning van de engel in Lc 1,11. Volgens Da 10,7. heeft Daniël een visioen (kai eidon egô danièl = en ik Daniël zag) Bij Zacharia gebeurt de 'Godsopenbaring' via een verschijning (visueel), bij Maria via het woord (akoustisch) (Lc 1,29)

Lc 1,125 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,126 nom mann enk fobos (vrees, fobie) Taalgebruik in het NT: fobos (vrees, fobie). Taalgebruik in Lc: fobos (vrees, fobie).
In drie verzen bij Lucas: (1) Lc 1,12. (2) Lc 1,65. (3) Lc 7,16. Een vorm van fobos (vrees, fobie) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,12. (2) Lc 1,65. (3) Lc 2,9. (4) Lc 5,26. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,37. (7) Lc 21,26. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in Lc in 21 verzen: (1)Lc 1,13. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,50. (4) Lc 2,9. (5) Lc 2,10. (6) Lc 5,10. (7) Lc 8,25. (8) Lc 8,35. (9) Lc 8,50. (10) Lc 9,34. (11) Lc 9,45. (12) Lc 12,4. (13) Lc 12,5. (14) Lc 12,7. (15) Lc 12,32. (16) Lc 18,2. (17) Lc 18,4. (18) Lc 19,21. (19) Lc 20,19. (20) Lc 22,2. (21) Lc 23,40.

Lc 1,127 act ind aor 3de pers enk epepesen van het werkw epipiptô (vallen op, opdringen) Taalgebruik in het NT: epipiptô (vallen op, opdringen). Taalgebruik in Lc: epipiptô (vallen op, opdringen). Lc (2): (1) Lc 1,12. (2) Lc 15,20. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,128 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,129 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.

Lc 1,125 - 9 De reactie op het visioen is de vrees
- Lc 1,12: kai fobos epepesen ep' auton (en vrees overviel over hem)
- Da 10,7: kai fobos ischuros epepesen ep' autous (en een sterke vrees overviel over hen)
In Lc 1,12. valt vrees over Zacharias na het zien van het visioen Hij wordt met verstomming geslagen In Lc 1,65. valt vrees over alle omwonenden van Zacharia en Elisabeth nadat Zacharia heeft duidelijk gemaakt dat het kind Johannes moet heten
In Lc 5,9. omgaf ontzetting om Simon Petrus en zijn metgezellen na het zien van de wonderbare visvangst Op deze reactie volgt de geruststelling van Jezus (Lc 5,10), zoals Zacharia werd gerustgesteld na de reactie van Zacharia (Lc 1,13)

Lc 1,13 - . Lc 1,13: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:13 eipen de pros auton o aggelos mè fobou zacharia dioti eisèkousthè è deèsis sou kai è gunè sou elisabet gennèsei uion soi kai kaleseis to onoma autou iôannèn  13 ait autem ad illum angelus ne timeas Zaccharia quoniam exaudita est deprecatio tua et uxor tua Elisabeth pariet tibi filium et vocabis nomen eius Iohannem  De engel zei echter tegen hem: Zacharias, want je smeekbede is verhoord, en je vrouw Elisabet zal je een zoon baren en je zult zijn naam Johannes noemen   13 Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Johannes   [13] Maar de engel zei tegen hem: ‘Schrik niet, Zacharias, want uw gebed is verhoord; uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren, die u de naam Johannes moet geven  [13] Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen  13 Maar de engel zegt tot hem: vrees niet, Zacharias, want je gebed is verhoord: je vrouw, Elisabet, zal je een zoon voortbrengen en zijn naam zul je noemen: Johannes,–   13 Mais l'ange lui dit: « Sois sans crainte, Zacharie, car ta supplication a été exaucée ; ta femme Élisabeth t'enfantera un fils, et tu l'appelleras du nom de Jean 

King James Bible But the angel said unto him, Fear not, Zacharias: for thy prayer is heard; and thy wife Elisabeth shall bear thee a son, and thou shalt call his name John
Luther-Bibel (1984) Aber der Engel sprach zu ihm: Fürchte dich nicht, Zacharias, denn dein Gebet ist erhört, und deine Frau Elisabeth wird dir einen Sohn gebären, und du sollst ihm den Namen Johannes geben

Tekstuitleg van Lc 1,13. Dit vers telt 28 (2 X 2 X 7 of 2 X 14) woorden en 126 (2 X 3 X 3 X 7 of 9 X 14) letters. De getalswaarde van Lc 1,13. is 12108 (2 X 2 X 3 X 1009). De zwangerschap van Elisabet wordt aangekondigd in Lc 1,13., die van Jezus in Lc 1,31. 13 en 31 zijn elkaars spiegelbeelden.

Lc 1,131 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in het NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.

Lc 1,132 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,131 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,133 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

Lc 1,131 - 3 και ειπεν προς = kai eipen pros (en hij zei tot) NT (15): (1) Lc 2,34. (2) Lc 2,49. (3) Lc 3,14. (4) Lc 4,23. (5) Lc 5,10. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,3. (8) Lc 9,50. (9) Lc 11,5. (10) Lc 19,5. (11) Lc 19,13. (12) Lc 22,15. (13) Hnd 7,3. (14) Hnd 9,10. (15) Hnd 22,21.
- ειπεν δε προς = eipen de pros (hij zei echter tot) Lc (17): (1) Lc 1,13. (2) Lc 7,50. (3) Lc 9,13. (4) Lc 9,14. (5) Lc 9,59. (6) Lc 9,62. (7) Lc 12,15. (8) Lc 12,22. (9) Lc 13,7. (10) Lc 15,3. (11) Lc 17,1. (12) Lc 17,22. (13) Lc 18,9. (14) Lc 19,9. (15) Lc 20,41. (16) Lc 24,17. (17) Lc 24,44. Zie ook Lc 1,34: eipen de mariam pros (Maria zei echter)

Lc 1,134 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.

Lc 1,131 - 4 eipen de pros auton (hij zei echter tot hem) in Lc (3): (1) Lc 1,13. (+ onderwerp: ho aggelos = de engel) (2) Lc 9,62. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus) (3) Lc 19,9. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus)
kai eipen pros auton (hij zei tot hem) in Lc (2): (1) Lc 9,50. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus) (2) Lc 19,5.
Hebr: wajj´omèr ´lô (en hij zei tot hem) in Tenakh (2): (1) 1 S 22,13. (2) Zach 2,8.

Lc 1,135 bep lidw nom m enk ho (de) OF betrekk voornaamw nom + acc onz enk ho Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
Bepaald lidwoord nominatief mannelijk enkelvoud bij het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) In Lc 1,11. verscheen een engel van de Heer aan Zacharias Daar staat geen lidwoord Hierna wordt telkens een lidwoord bij een vorm van het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) gebruikt In Lc 1,19. maakt de engel zich bekend als Gabriël Het is ook deze engel die aan Maria verscheen Door het bepaald lidwoord bij aggelos (engel) en door de eigennaam van de engel nl Gabriël is dit vers aan de vorige perikope (Lc 1,5-25) gelinkt

Lc 1,136 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager مَلَك= malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

Lc 1,131 - 2 5 - 6 Van de tien verzen in het Lucasevangelie waarin ho aggelos (de engel) onderwerp is, is er slechts 1 vers met eipen de (hij echter zei) nl Lc 1,13. (eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) en 2 verzen beginnen met kai eipen (en hij zei): (5) Lc 1,30. (kai eipen ho aggelos autè(i) = en de engel zei haar) (9) Lc 2,10. (kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen)

Lc 1,131 - 6 eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem Het vervoegd werkwoord staat vooraan de zin de (echter) dat een lichte tegenstelling uitdrukt, staat meestal op de tweede plaats in de zin In het Hebreeuws maakt de bepaling met het persoonlijk voornaamwoord deel uit van het werkwoord ; daarom vinden we pros auton (tot hem) onmiddellijk na het werkwoord Hierna volgt het onderwerp ho aggelos (de engel) Slechts eenmaal in Lc Bij de aankondiging van een kind wordt een literair schema gebruikt dat aansluit bij de werkelijkheid: zwangerschap, geboorte, naamgeving en toekomstwens Bij de aankondiging aan Elisabeth is geen vermelding van de zwangerschap Uit de vele geboorteaankondigingen komt die van Isaäk (Gn 17,19) het meest met die van Johannes overeen:
- Gn 17,19: idou sarra hè gunè sou texetai soi huion kai kaleseis to onoma autou isaak (zie Sara je vrouw zal voor jou een zoon baren en jij zult zijn naam noemen Isaak
- Lc 1,13: kai hè gunè sou elisabet gennèsei huion soi kai kaleseis to onoma autou iôannou (en je vrouw Elisabeth zal een zoon voor jou voortbrengen en je zult noemen zijn naam Johannes
Abraham en Sara zijn de oudsten van het volk Israël Zacharia en Elisabeth staan aan het begin van het NT
Twee geboorteaankondigingen: die van Johannes aan Zacharia (Lc 1,13), die van Jezus aan Maria (Lc 1,31) Verwoord aan de hand van de geboorteaankondigingen van Isaäk aan Abraham (Gn 17,19) en van Ismaël aan Hagar (Gn 16,11)

Lc 1,137 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè (niet). Taalgebruik in Lc: mè (niet). Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,30.

Lc 1,138 imperat praes 2de pers enk φοβου = fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,30. (3) Lc 5,10. (4) Lc 8,50. (5) Lc 12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in Lc in 21 verzen: (1)Lc 1,13. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,50. (4) Lc 2,9. (5) Lc 2,10. (6) Lc 5,10. (7) Lc 8,25. (8) Lc 8,35. (9) Lc 8,50. (10) Lc 9,34. (11) Lc 9,45. (12) Lc 12,4. (13) Lc 12,5. (14) Lc 12,7. (15) Lc 12,32. (16) Lc 18,2. (17) Lc 18,4. (18) Lc 19,21. (19) Lc 20,19. (20) Lc 22,2. (21) Lc 23,40.

Lc 1,137 - 8 μη φοβου = mè fobou (vrees niet) NT (10): (1) Mc 5,36. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,30. (4) Lc 5,10. (5) Lc 8,50. (6) Lc 12,32. (7) Joh 12,15. (8) Hnd 18,9. (9) Hnd 27,24. (10) Apk 1,17.
- אַל תִירָא = ´al thîrâ´ (vrees niet) Tenakh (38) Pentateuch (6): (1) Gn 15,1. (2) Gn 26,24. (3) Gn 46,3. (4) Nu 21,34. (5) Dt 1,21. (6) Dt 3,2.

- μη φοβεισθε = mè fobeisthe (vreest niet) NT (8): (1) Mt 14,27. (2) Mt 17,7. (3) Mt 28,5. (4) Mt 28,10. (5) Mc 6,50. (6) Lc 2,10. (7) Lc 12,7. (8) Joh 6,20.
- אַל תִירָאוּ = ´al thîrâ´û (vreest niet) Tenakh (11): (1) Gn 43,23. (2) Gn 50,19. (3) Gn 50,21. (4) Ex 14,13. (5) Ex 20,20. (6) 1 S 12,20. (7) 2 S 13,28. (8) Js 35,4. (9) Hag 2,5. (10) Zach 8,13. (11) Zach 8,15.

Lc 1,139 voc mann enk zacharia van de eigennaaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (1) Lc 1,13. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,1310 dioti (omdat) Taalgebruik in het NT: dioti (omdat). Taalgebruik in Lc: dioti (omdat). Lc (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 2,7. (3) Lc 21,28.

Lc 1,1311 pass ind aor 3de pers enk εισηκουσθη = eisèkousthè (er werd gehoord, hij werd verhoord) van het werkw εισακουω = eisakouô (luisteren naar, verhoren) Taalgebruik in het NT: eisakouô (luisteren naar, verhoren). Taalgebruik in de LXX: eisakouô (luisteren naar, verhoren).
In vijf verzen in Tenakh:
(1) Da 10,12. (εισηκουσθη το ρημα μου = eisèkousthè to rèma sou = uw woord werd verhoord)
(2) Tob 3,16. (και εισηκουσθη ἡ προσευχη αμφοτερων = Kai eisèkousthè hè proseuchè amfoterôn = en het gebed van beiden werd verhoord)
(3) Sir 51,11. (εισηκουσθη ἡ δεησις μου = eisèkousthè hè deèsis mou = mijn bede werd verhoord)
(4) Lc 1,13. (διοτι εισηκουσθη ἡ δεησις σου = dioti eisèkousthè hè deèsis sou = en daarom werd uw gebed verhoord)
(5) Hnd 10,31. (εισηκουσθη σου ἡ προσευχη = eisèkousthè sou hè proseuchè = uw gebed werd verhoord)
- Een vorm van εισακουω = eisakouô in de LXX (249), in het NT (5): (1) Mt 6,7. (2) Lc 1,13. (3) Hnd 10,31. (4) 1 Kor 14,21. (5) Heb 5,7.

Lc 1,1312 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,1313 nom vr enk deèsis (gebed, vraag) Taalgebruik in het NT: deèsis (gebed, vraag). Taalgebruik in Lc: deèsis (gebed, vraag). Lc (1) Lc 1,13. Een vorm van deèsis (gebed, vraag) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 2,37. (3) Lc 5,33.

Lc 1,1314 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,1315 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1316 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,1317 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen

Lc 1,1318 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,1319 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,1320 act ind fut 3de pers enk gennèsei (zij zal voortbrengen) van het werkw gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô (voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô (voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc 1,13. Deze werkwoordvorm komt nog slechts in Gn 17,20. voor Het gaat om de zegen over Ismaël: hij zal twaalf volkeren voortbrengen Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,57. (4) Lc 3,22. (5) Lc 20,34. (6) Lc 23,29.

Lc 1,1321 acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Mc: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

Lc 1,1322 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord.
Lc (44) Lc 1 (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.

Lc 1,1323 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1324 act ind fut 2de pers enk kaleseis (jij zult noemen) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,1325 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,1326 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)

Lc 1,1327 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,13. 28 acc mann enk Iôannèn van het zelfst naamw iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT: Iôannès (Johannes). Taalgebruik in Lc: Iôannès (Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean E John Lc (11) Johannes de Doper (6): (1) Lc 1,13. (2) Lc 3,2. (3) Lc 3,20. (4) Lc 9,9. (5) Lc 9,19. (6) Lc 20,6. Johannes de apostel (5): (1) Lc 5,10. (2) Lc 6,14. (3) Lc 8,51. (4) Lc 9,28. (5) Lc 22,8.  Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,60. (3) Lc 1,63.

Lc 1,14. - Lc 1,14: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:14 kai estai chara soi kai agalliasis kai polloi epi tè genesei autou charèsontai   14 et erit gaudium tibi et exultatio et multi in nativitate eius gaudebunt  14 En vreugde en gejuich zal je deel zijn, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen  14 En u zal blijdschap en verheuging zijn, en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden   [14] Hij zal u vreugde en blijdschap brengen Om zijn geboorte zullen zich velen verheugen,  [14] Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen  14 vreugde en verrukking zal hij voor je zijn, vélen zullen zich over zijn geboorte verheugen;   14 Tu auras joie et allégresse, et beaucoup se réjouiront de sa naissance  

King James Bible [14] And thou shalt have joy and gladness; and many shall rejoice at his birth
Luther-Bibel 14 Und du wirst Freude und Wonne haben, und viele werden sich über seine Geburt freuen

Tekstuitleg van Lc 1,14. Dit vers Lc 1,14. telt 13 woorden en 66 (2 X 3 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,14. is 5622 (2 X 3 X 937)

Lc 1,141 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,142 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,143 nom + dat vr enk chara(i) van het zelfst naamw chara (vreugde) Taalgebruik in het NT: chara (vreugde). Taalgebruik in Lc: chara (vreugde). Website: http://frwikipediaorg/wiki/Joie_(philosophie). Indo-Europees jug (band), L gaudium, Fr joie, zie website http://frwiktionaryorg/wiki/joie.
Lc (3): (1) Lc 1,14. (2) Lc 15,7. (3) Lc 15,10. Een vorm van chara (vreugde). in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,14. (2) Lc 2,10. (3) Lc 8,13. (4) Lc 10,17. (5) Lc 15,7. (6) Lc 15,10. (7) Lc 24,41. (8) Lc 24,52.

Lc 1,144 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.

Lc 1,145 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1456 nom vr enk agalliasis (jubel) Taalgebruik in het NT: agalliasis (jubel). Taalgebruik in Lc: agalliasis (jubel). Lc (1) Lc 1,14. Een vorm van agalliasis (jubel) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,44.

Lc 1,147 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,148 nom mann mv polloi (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik in het NT: polus (veel). Taalgebruik in Lc: polus (veel).
Lc (8): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 4,27. (4) Lc 5,15. (5) Lc 10,24. (6) Lc 13,24. (7) Lc 14,25. (8) Lc 21,8. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 1,16.

Lc 1,149 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,1410 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,1411 dat vr enk genesei van het zelfst naamw genesis (oorsprong, geslacht) Taalgebruik in het NT: genesis (oorsprong, geslacht). Taalgebruik in Lc: genesis (oorsprong, geslacht). Lc (1) Lc 1,14. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,1412 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,1413 med ind fut 3de pers mv charèsontai (zij zullen zich verheugen) van het werkw chairô (zich verheugen) Taalgebruik in het NT: chairô (zich verheugen). Taalgebruik in Lc: chairô (zich verheugen). Website: http://frwikipediaorg/wiki/Joie_(philosophie). Indo-Europees jug (band), L gaudium, zie website http://frwiktionaryorg/wiki/joie. Lc (1) Lc 1,14. Een vorm van chairô (zich verheugen) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,28. (3) Lc 6,23. (4) Lc 10,20. (5) Lc 13,17. (6) Lc 15,5. (7) Lc 15,32. (8) Lc 19,6. (9) Lc 19,37. (10) Lc 22,5. (11) Lc 23,8.

Lc 1,15. - Lc 1,15: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:15 estai gar megas enôpion [tou] kuriou kai oinon kai sikera ou mè piè kai pneumatos agiou plèsthèsetai eti ek koilias mètros autou 15 erit enim magnus coram Domino et vinum et sicera non bibet et Spiritu Sancto replebitur adhuc ex utero matris suae  Hij zal immers groot zijn voor de Heer, en wijn en bedwelmende drank zal hij niet drinken en nog in de schoot van zijn moeder zal hij van heiligc Geest vervuld worden,    15 Want hij zal groot zijn voor den Heere; noch wijn, noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan   [15] want hij zal groot zijn in de ogen van de Heer Wijn en sterke drank zal hij niet drinken, met heilige* Geest zal hij vervuld worden, al in de schoot van zijn moeder  [15] Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn en andere gegiste drank zal hij niet drinken Hij zal vervuld worden met de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is,  15 want hij zal groot zijn voor het aanschijn van de Heer, ‘wijn en sterke drank zal hij niet drinken’: van heilige Geest zal hij vervuld worden, van de moederschoot af   15 Car il sera grand devant le Seigneur ; il ne boira ni vin ni boisson forte ; il sera rempli d'Esprit Saint dès le sein de sa mère

King James Bible [15] For he shall be great in the sight of the Lord, and shall drink neither wine nor strong drink; and he shall be filled with the Holy Ghost, even from his mother's womb
Luther-Bibel 15 Denn er wird groß sein vor dem Herrn; Wein und starkes Getränk wird er nicht trinken und wird schon von Mutterleib an erfüllt werden mit dem Heiligen Geist

Tekstanalyse van Lc 1,15. Het vers Lc 1,15. telt 22 (2 X 11) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,15. is 10060 (2 X 2 X 5 X 503) In Lc 1,14-17 spreekt de engel over het kind dat Elisabet zal ontvangen In Lc 1,15 worden een drietal redenen gegeven waarom velen zich over zijn geboorte zullen verheugen

Lc 1,151 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,152 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,153 nom mann enk megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot). Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 4,25. (4) Lc 7,16. (5) Lc 9,48. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzn, in Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.

Lc 1,154 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.

Lc 1,155 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,156 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen

Lc 1,157 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1511 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,1512 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè (niet). Taalgebruik in Mc: mè (niet). Taalgebruik in Lc: mè (niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,30.

Lc 1,1515 gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Lc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest Lc (6): zie hieronder Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. In vier verzen in combinatie met vervullen / vol:
(1) Johannes de Doper: Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden)
(2) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet = Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest)
(4) Lc 2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc 4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc 1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden

Lc 1,1516 gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Mc: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios (heilig).
Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,67. (4) Lc 2,26. (5) Lc 4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.

Lc 1,1517 plèsthèsetai (hij zal vervuld worden) pass ind 3de pers enk van het werkw pimplèmi (vervullen, vol maken) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in Hnd: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in de Septuaginta: pimplèmi (vervullen, vol maken). Een vorm van pimplèmi (vervullen, vol maken) in de LXX (116) Hebr mâlâ´ (vullen, vervullen) Taalgebruik in Tenakh: mâlâ´ (vullen, vervullen). Lat replere Fr remplir Ned vervullen D erfüllen E to fill Bijbel (17) NT (1) Lc 1,15. Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22. In Lc: 5 vormen van pimplèmi (vervullen, vol maken) in 6 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen

Verwijzing: pimplèmi (vervullen, vol maken)., zie Lc 4,1. In deze vorm slechts in Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden) in het NT
Johannes werd van heilige geest vervuld, terwijl hij nog in de moederschoot was Wellicht verwijst dit naar Lc 1,41., waar het kind Johannes in de moederschoot van Elisabeth opspringt bij het bezoek van haar nicht Maria Dan is Elisabeth zes maanden zwanger Jezus is vervuld van heilige geest vanaf de ontvangenis in de schoot van Maria (Lc 1,35)

Lc 1,1519 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,1520 gen vr enk koilias van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in de Septuaginta: koilia (buikholte, moederschoot). bètèn (buik, schoot) Taalgebruik in Tenakh: bètèn (buik, schoot). Lat uterus Fr sein E womb D Leib Lc (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,42. Bijbel (58) LXX (51) NT (7) Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot), in de LXX (108), in het NT (23)

Lc 1,1522 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,1514 - 22 vanaf de moederschoot
- Lc 1,15: kai pneumatos agiou plèsthèsetai eti ek koilias mètros autou (en met heilige geest zal hij vervuld worden vanaf zijn moederschoot)
- Jr 1,5: ek mètras hègiaka se (vanaf de moederschoot heb ik je geheiligd)

Lc 1,16. - Lc 1,16: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:16 kai pollous tôn uiôn israèl epistrepsei epi kurion ton theon autôn   16 et multos filiorum Israhel convertet ad Dominum Deum ipsorum  en velen van de zonen van Israël zal hij terugbrengen tot de Heer hun God,   16 En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere, hun God [16] Vele Israëlieten zal hij bekeren tot de Heer hun God  [16] en hij zal velen uit het volk van Israël tot de Heer, hun God, brengen  16 en velen van de zonen van Israël zal hij doen omkeren naar de Heer, hun God:   16 et il ramènera de nombreux fils d'Israël au Seigneur, leur Dieu 

King James Bible [16] And many of the children of Israel shall he turn to the Lord their God
Luther-Bibel 16 Und er wird vom Volk Israel viele zu dem Herrn, ihrem Gott, bekehren

Tekstuitleg van Lc 1,16. Het vers Lc 1,16. telt 11 woorden en 54 (2 X 3²) letters De getalwaarde van Lc 1,16. is 7935 (3 X 5 X 23²)

Lc 1,161 kai (en) Taalgebruik in het NT: kai (en). Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,162 acc mann mv pollous (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik in het NT: polus (veel). Taalgebruik in Lc: polus (veel). Taalgebruik in Hnd: polus (veel). Taalgebruik in de Septuaginta: polus (veel). Hebr rab (veel, talrijk, groot) Taalgebruik in Tenakh: rab (veel, talrijk, groot). N veel D veil Lat multus E many Fr nombreus (tal-rijk) Lc (3): (1) Lc 1,16. (2) Lc 7,21. (3) Lc 14,16. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 1,16. In Lc: X vormen van polus (veel) in 44 verzen in 20 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van polus (veel) in 46 verzen in 25 / 28 hoofdstukken

Lc 1,163 beplidw gen mv tôn van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam) Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

Lc 1,164 gen mann mv huiôn van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Taalgebruik in Hnd: huios (zoon). Taalgebruik in de Septuaginta: huios (zoon). Hebr ben (zoon, kind) Taalgebruik in Tenakh: ben (zoon, kind). Lat filius Fr fils
Lc (1) Lc 1,16. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57. In Lc: X vormen van huios (zoon) in 72 verzen in 22 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van huios (zoon) in 22 verzen in 12 / 28 hoofdstukken

Lc 1,165 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21. Hnd (15): (1) Hnd 1,6. (2) Hnd 2,36. (3) Hnd 4,10. (4) Hnd 4,27. (5) Hnd 5,21. (6) Hnd 5,31. (7) Hnd 7,23. (acc mv tous hiuous Israèl = de zonen van Israël) (8) Hnd 7,37. (9) Hnd 7,42. (10) Hnd 9,15. (huiôn Israèl = van de zonen van Israël) (11) Hnd 10,36. (12) Hnd 13,17. (13) Hnd 13,23. (14) Hnd 13,24. (15) Hnd 28,20. Het is opvallend dat na de eerste rede van Paulus tijdens de eerste zendingsreis de naam Israël nog slechts eenmaal in Hnd wordt gebruikt

Israèl LXX bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  2392  2328 64  12  12 15  16  26  30  16 

- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)

Lc 1,166 act ind fut 3de pers enk επιστρεψει = epistrepsei (hij zal toekeren) van het werkw επιστρεφω = epistrefô (naar iets toekeren) Taalgebruik in het NT: epistrefô (naar iets toekeren). Taalgebruik in de Septuaginta: epistrefô (naar iets toekeren). Een vorm van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toekeren) in de LXX (534), in het NT (36), in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,39. (4) Lc 8,55. (5) Lc 17,4. (6) Lc 17,31. (7) Lc 22,32. In Lc: 7 vormen van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toedraaien / keren) in 7 verzen in 5 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toedraaien / keren) in 11 verzen in 8 / 28 hoofdstukken

Lc 1,167 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,168 acc mann enk kurion van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Fr seigneur Ned heer D Herr E lord Lc (10): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. (3) Lc 4,8. (4) Lc 4,12. (5) Lc 7,19. (6) Lc 10,27. (7) Lc 12,36. (8) Lc 19,8. (9) Lc 20,37. (10) Lc 20,44. Een vorm van kurios (heer) in Lc (99), in Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.

Lc 1,169 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,1610 acc  mann enk theon van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (23) (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,64. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,28. (6) Lc 4,8. (7) Lc 4,12. (8) Lc 5,25. (9) Lc 5,26. (10) Lc 7,16. (11) Lc 7,29. (12) Lc 10,27. (13) Lc 12,21. (14) Lc 13,13. (15) Lc 17,15. (16) Lc 18,2. (17) Lc 18,4. (18) Lc 18,43. (19) Lc 19,37. (20) Lc 20,37. (21) Lc 23,40. (22) Lc 23,47. (23) Lc 24,53. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

Lc 1,168 - 10 kurion ton theon (JHWH God) Lc (5): (1) Lc 1,16. (2) Lc 4,8. (3) Lc 4,12. (4) Lc 10,27. (5) Lc 20,37.

Lc 1,1611 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.

Lc 1,17. - Lc 1,17: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:17 kai autos proeleusetai enôpion autou en pneumati kai dunamei èliou epistrepsai kardias paterôn epi tekna kai apeitheis en fronèsei dikaiôn etoimasai kuriô laon kateskeuasmenon   17 et ipse praecedet ante illum in spiritu et virtute Heliae ut convertat corda patrum in filios et incredibiles ad prudentiam iustorum parare Domino plebem perfectam   17 En hij zal v66r hem uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten van de vaderen terug te brengen bij de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid van de rechtvaardigen, om een weltoegerust volk te bereiden voor de Heer”  17 En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk   [17] Hij zal voor Hem uit gaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaders te keren naar de kinderen, en ongehoorzamen tot de houding van rechtvaardigen, en zo voor de Heer een volk in gereedheid te brengen’  [17] Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer’  17 hij is het die zal uitgaan voor zijn aanschijn met de geest en de kracht van Elia,– ‘om de harten van vaderen te bekeren tot hun kinderen’ en ongehoorzamen tot de bezonnenheid van rechtvaardigen,– om voor de Heer gereed te maken een weltoegerust volk!  17 Il marchera devant lui avec l'esprit et la puissance d'Élie, pour ramener le cœur des pères vers les enfants et les rebelles à la prudence des justes, préparant au Seigneur un peuple bien disposé »  

King James Bible [17] And he shall go before him in the spirit and power of Elias, to turn the hearts of the fathers to the children, and the disobedient to the wisdom of the just; to make ready a people prepared for the Lord
Luther-Bibel 17 Und er wird vor ihm hergehen im Geist und in der Kraft Elias, zu bekehren die Herzen der Väter zu den Kindern und die Ungehorsamen zu der Klugheit der Gerechten, zuzurichten dem Herrn ein Volk, das wohl vorbereitet ist

Tekstanalyse van Lc 1,17. Het vers Lc 1,17. telt 24 (2³ X 3) woorden en 151 letters De getalwaarde van Lc 1,17. is 15737 In Lc 1,15-17 wordt de toekomst van Johannes de Doper geschetst

Lc 1,171 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,172 pers voornaamw nom mann enk autos (hij) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (45) Lc 1 (2): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,22.

Lc 1,173 ind fut 3de pers enk proeleusetai (hij zal vooraf gaan) van het werkw proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) Taalgebruik in het NT: proerchomai (vooraf gaan, voorgaan). Taalgebruik in Lc: proerchomai (vooraf gaan, voorgaan). Lc (1) Lc 1,17. Een vorm van proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 22,47.

Lc 1,174 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43. + Lc 1,75.

Lc 1,175 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,174 - 5 enôpion autou (voor het aangezicht van hem / voor zijn aangezicht) Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,75. (3) Lc 5,18. enôpion autôn (voor het aangezicht van hen / voor hun aangezicht) Lc (3): (1) Lc 5,25. (2) Lc 24,11. (3) Lc 24,43.

Lc 1,176 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,177 dat onz enk pneumati van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Mc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest Lc (8): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,80. (3) Lc 2,27. (4) Lc 3,16. (5) Lc 4,1. (6) Lc 8,29. (7) Lc 9,42. (8) Lc 10,21. Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80.

Lc 1,176 - 7 en pneumati (met een geest) Lc (2): (1) Lc 1,17. (2) Lc 3,16. In een bredere contekst (1) Lc 1,17: kai proeleusetai enôpion autou en pneumati kai dunamei èliou (en hij zal voorgaan in zijn aangezicht in een geest en een kracht van Elia) (2) Lc 3,16: autos humas baptisei en tô(i) pneumati kai puri (hij zal jullie dopen met heilige geest en vuur) Lc 1,17. verwijst naar Johannes de Doper, Lc 3,16. naar Jezus en tô(i) pneumati (door de geest) Lc (2): (1) Lc 2,27. (2) Lc 4,1. In een bredere contekst (1) Lc 2,27: kai èlthen en tô(i) pneumati eis to hieron (en hij ging door de geest naar de tempel) (2) Lc 4,1: kai hègeto en tô(i) pneumati eis tèn erèmon (en hij werd door de geest naar de woestijn gedreven)

Lc 1,178 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,179 datief vrouw enkelvoud dunamei (met de kracht) van het zelfst naamw dunamis (macht, kracht) Taalgebruik in het NT: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Lc: dunamis (macht, kracht). Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,36. Een vorm van dunamis (enk) (macht, kracht) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,35. (3) Lc 4,14. (4) Lc 4,36. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,19. (7) Lc 8,46. (8) Lc 9,1. (9) Lc 10,19. (10) Lc 21,27. (11) Lc 22,69. (12) Lc 24,49. Een mvvorm in: (1) Lc 10,13. (2) Lc 19,37. (3) Lc 21,26.

Lc 1,176 - 9 en (tè(i) dunamei (met - de - kracht) Lc (2): (1) Lc 1,17. (en pneumati kai dunamei = in de geest en de kracht van ) (2) Lc 4,14. (en tè(i) dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest) (3) Lc 4,36. (en dunamei = in de kracht)

Lc 1,1710 gen mann enk (h)èliou (van Elia) van het zelfst naamw (h)èlios (zon / Elia) Taalgebruik in het NT: hèlios (zon). Taalgebruik in Lc: hèlios (zon). Lc (4): (1) Lc 1,17. (Elia) (2) Lc 4,25. (Elia) (3) Lc 4,40. (4) Lc 23,45. Een vorm van (h)èlios (zon / Elia) in 5 verzen: (1) Lc 1,17. (Elia) (2) Lc 4,25. (Elia) (3) Lc 4,40. (4) Lc 21,25. (5) Lc 23,45.

Lc 1,171 - 10 Johannes wordt getypeerd als een voor-ganger, voor-loper in de geest en de kracht van Elia (Lc 1,17) De zwangerschap van Maria zal gebeuren omdat heilige geest over haar komt en kracht van de Allerhoogste overschaduwt haar

Lc 1,1711 act inf aor epistrepsai van het werkw epistrefô (naar iets toekeren) Taalgebruik in het NT: epistrefô (naar iets toekeren). Taalgebruik in Lc: epistrefô (naar iets toekeren). Lc (1) Lc 1,17. Een vorm van epistrefô (naar iets toekeren) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,39. (4) Lc 8,55. (5) Lc 17,4. (6) Lc 17,31. (7) Lc 22,32.

Lc 1,1713 gen mann mv paterôn van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,72. (3) Lc 11,48. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,1714 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,1716 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1721 act inf aor hetoimasai van het werkw hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) Taalgebruik in het NT: hetoimazô (gereed maken, voorbereiden). Taalgebruik in het NT: hetoimazô (gereed maken, voorbereiden).
Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,76. (3) Lc 9,52. Een vorm van hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in 14 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,76. (3) Lc 2,31. (4) Lc 3,4. (5) Lc 9,52. (6) Lc 12,20. (7) Lc 12,47. (8) Lc 17,8. (9) Lc 22,8. (10) Lc 22,9. (11) Lc 22,12. (12) Lc 22,13. (13) Lc 23,56. (14) Lc 24,1. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de weg bereiden (Lc 1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc 1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden (Lc 3,4)

Lc 1,1723 acc mann enk laon van het zelfst naamw laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk).
Lc (12): (1) Lc 1,17. (2) Lc 3,18. (3) Lc 3,21. (4) Lc 7,16. (5) Lc 9,13. (6) Lc 20,1. (7) Lc 20,9. (8) Lc 20,19. (9) Lc 22,2. (10) Lc 23,5. (11) Lc 23,13. (12) Lc 23,14. Een vorm van laos (volk) in Lc in 37 verzen, in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77. Terwijl het volk bidt (Lc 1,10) en wacht (Lc 1,21), krijgt Zacharia een boodschap die betrekking heeft op het volk (Lc 1,17) Het wordt de taak van de toekomstige Johannes om een goed uitgerust volk voor de Heer voor te bereiden

Lc 1,18. - Lc 1,18: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:18 kai eipen zacharias pros ton aggelon kata ti gnôsomai touto egô gar eimi presbutès kai è gunè mou probebèkuia en tais èmerais autès   18 et dixit Zaccharias ad angelum unde hoc sciam ego enim sum senex et uxor mea processit in diebus suis  En Zacharias zei tegen de engel: “Waaraan zal ik dit weten Ik ben immers een oud man en mijn vrouw is van gevorderde leeftijd”  18 En Zacharias zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen [18] Daarop zei Zacharias tegen de engel: ‘Hoe kan ik daar zeker van zijn? Ik ben een oude man en mijn vrouw is al op jaren’  
[18] Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd’  
18 Dan zegt Zacharias tot de aankondig–engel: ‘waaraan zal ik dit wéten?’, want ik ben oud, en ook mijn vrouw is ver heen met haar levensdagen  18 Zacharie dit à l'ange: « A quoi connaîtrai-je cela ? car moi je suis un vieillard et ma femme est avancée en âge »  

King James Bible [18] And Zacharias said unto the angel, Whereby shall I know this? for I am an old man, and my wife well stricken in years
Luther-Bibel 18 Und Zacharias sprach zu dem Engel: Woran soll ich das erkennen? Denn ich bin alt und meine Frau ist betagt

Tekstuitleg van Lc 1,18. Het vers Lc 1,18. telt 23 woorden en 107 letters De getalwaarde van Lc 1,18. is 10848 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 113) Na de aankondiging van een erfgenaam lachte Abraham bij de bedenking dat hij en Sara reeds zo oud zijn (Gn 17,17) Wel geeft Zacharia de bedenking van de ouderdom, maar hij lacht niet Hij stelt echter de vraag die we ook in Gn 15,8. vinden

Lc 1,181 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 10 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,182 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,181 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,183 nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja).
Lc (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,184 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

Lc 1,185 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,186 acc mann enk aggelon van het zelfst naamw aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in Mc: aggelos (engel). Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden
Lc (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 7,27. Een vorm van aggelos (engel) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. Een vorm van aggelos (engel) in Lc in 25 verzen

Lc 1,187 kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT: kata (tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata (tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,38.

Lc 1,188 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.

Lc 1,187 - 8 κατα τι = kata ti (waardoor) LXX (2): (1) Gn 15,8. (2) 1 K 4,3. NT (1): Lc 1,18.
- Hebreeuws בּמָּה = bammâh (waardoor) < prefix bë + vragend naamw מַה / מָה / מֶה = mah / mâh / mèh (wat?) Taalgebruik in Tenakh: mah / mâh (wat?). Getalwaarde: mem = 13 of 40, he = 5 ; totaal: 18 (2 X 3²) OF 45 (3² X 5) Structuur: 4 - 5 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (8): (1) Gn 15,8. (2) Re 6,15. (3) 1 S 14,38. (4) 1 K 22,21. (5) Mi 6,6. (6) Mal 1,2. (7) Mal 2,17. (8) 2 Kr 18,20.

Lc 1,189 ind fut 1ste pers enk γνωσομαι = gnôsomai (ik zal kennen) van het werkw γιγνωσκω = gignôskô (kennen, weten)  Taalgebruik in het NT: gignôskô (kennen, weten). Taalgebruik in de LXX: gignôskô (kennen, weten). Bijbel (17): (1) Gn 15,8. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,44. (4) Gn 42,33. (5) Gn 42,34. (6) Nu 22,19. (7) Re 6,37. (8) 2 S 19,36. (9) 2 S 24,2. (10) Js 47,8. (11) Jr 11,18. (12) Ps 119,125. (13) Rt 4,4. (14) Da 2,9. (15) 1 Kr 21,2. (16) Lc 1,18. (17) 1 Kor 4,19.
- Hebreeuws act qal imperf 1ste pers enk אֵדַע = ´eda` (ik zal weten/kennen) van het werkw יָדַע = jâda` (kennen, weten) Taalgebruik in Tenakh: jâda` (kennen, weten). Getalwaarde: jod = 10, daleth = 4, ajin = 16 of 70 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7) Structuur: 1 - 4 - 7 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (8): (1) Gn 15,8. (2) Gn 24,14. (3) Gn 42,33. (4) 1 S 20,9. (5) 1 S 22,3. (6) 1 K 3,7. (7) Js 47,8. (8) Job 9,21.

Lc 1,187 - 9 κατα τι γνωσομαι = kata ti gnôsomai (waardoor zal ik weten) LXX oa Gn 15,8. NT (1): Lc 1,18.
- Hebreeuws אֵדַע בּמָּה = bammâh éda` (waardoor zal ik weten) Tenakh (1): Gn 15,8.
- In Gn 15,1-6 doet JHWH aan Abram de belofte van een erfgenaam In Gn 15,2. maakt Abram zijn beklag tot JHWH: "wat zal Jij mij gegeven en ik kinderloos door het leven ga" In Gn 16,7. doet JHWH de belofte van de erfenis Abram zegt dan: hoe zal ik weten (Gn 15,8) Bij Abram is het geen teken van ongeloof, want in Gn 15,6. lezen we dat Abram geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend In Lc 1,18. stelt Zacharia een gelijkaardige vraag als Abram: volgens wat kan ik weten ? Bij Zacharia is er ongeloof, want hij en Elisabeth zijn oud

Lc 1,1810 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37) Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.

Lc 1,1812 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,1814 nom mann enk πρεσβυτης = presbutès (oud) Taalgebruik in het NT: presbutès (oud). Taalgebruik in de LXX: presbutès (oud). Bijbel (20): (1) Gn 25,8. (2) Nu 10,31. (3) Re 19,16. (4) Re 19,17. (5) Re 19,20. (6) 1 S 2,22. (7) 1 S 2,32. (8) 1 S 3,21. (9) 1 S 4,18. (10) 1 K 1,15. (11) 1 K 13,11. (12) 1 K 13,25. (13) 2 K 4,14. (14) Js 65,20. (15) Job 15,10. (16) Kl 2,21. (17) 2 Kr 23,1. (18) Tob 12,4. (19) Lc 1,18. (20) Film 1,9.
- Hebreeuws זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) Taalgebruik in Tenakh: zâqen (oud, voornaam6) Getalwaarde: zajin = 7, qoph = 19 of 100, nun = 14 of 50 ; totaal: 40 of 157 Structuur: 7 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens ). Tenakh (40) Pentateuch (10) Eerdere Profeten (16) Latere Profeten (8) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (4 Gn (9): (1) Gn 18,12. (2) Gn 19,4. (3) Gn 19,31. (4) Gn 24,1. (5) Gn 24,2. (6) Gn 25,8. (7) Gn 27,1. (8) Gn 35,29. (9) Gn 44,20. Lv (1): Lv 19,32. Joz (3): (1) Joz 6,21. (2) Joz 13,1. (3) Joz 23,1. Re (1): Re 19,16. 1 S (7): (1) 1 S 2,22. (2) 1 S 2,31. (3) 1 S 2,32. (4) 1 S 4,18. (5) 1 S 8,1. (6) 1 S 17,12. (7) 1 S 28,14. 1 K (3): (1) 1 K 1,1. . (2) 1 K 1,15. (3) 1 K 13,11. 2 S (1): 2 S 19,33. 1 K (3): (1) 1 K 1,1. . (2) 1 K 1,15. (3) 1 K 13,11. 2 K (1): 2 K 4,14.

Lc 1,1815 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1816 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,1817 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau
Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen

Lc 1,1819 pass part perf nom vr enk probebèkuia van het werkw probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) Taalgebruik in het NT: probainô (vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik in Lc: probainô (vooruitbanen, vooruitgaan).
Lc (2): (1) Lc 1,18. (2) Lc 2,36. Een vorm van probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,18. (3) Lc 2,36.
De vorm (probas: voortgegaan) komt in de bijbel slechts in Mc 1,19. voor en in de paralleltekst Mt 4,21. voor bainô: banen, gaan pro-bainô: vooruitgaan Een vorm van het werkwoord probainô komt slechts in vijf verzen in het NT voor Bij Mc en Mt in de ruimtelijke betekenis, bij Lucas in temporele (tijdelijke) betekenis: (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,18. (3) Lc 2,36.

Lc 1,1820 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,1821 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,1822 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,1820 - 22 en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1.  (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.

 

Lc 1,1823 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,19 - . Lc 1,19: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:19 kai apokritheis o aggelos eipen autô egô eimi gabrièl o parestèkôs enôpion tou theou kai apestalèn lalèsai pros se kai euaggelisasthai soi tauta  19 et respondens angelus dixit ei ego sum Gabrihel qui adsto ante Deum et missus sum loqui ad te et haec tibi evangelizare  19 En de engel antwoordde (en) zei hem: “Ik ben Gabriël die vóór God staat en ik ben gezonden om tot je te spreken en je deze blijde boodschap te brengen  19 En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor God sta, en ben uitgezonden, om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen   [19] De engel gaf hem ten antwoord: ‘Ik ben Gabriël, die God terzijde staat Ik ben gezonden om met u te spreken en u dit heuglijke nieuws te brengen  [19] De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is, en ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen  19 Ten antwoord zegt de aankondig–engel tot hem: ik ben Gabriël die voor Gods aanschijn staat en ik ben uitgezonden om tot jou te spreken en je dit alles aan te kondigen;   19 Et l'ange lui répondit: « Moi je suis Gabriel, qui me tiens devant Dieu, et j'ai été envoyé pour te parler et t'annoncer cette bonne nouvelle 

King James Bible [19] And the angel answering said unto him, I am Gabriel, that stand in the presence of God; and am sent to speak unto thee, and to shew thee these glad tidings
Luther-Bibel 19 Der Engel antwortete und sprach zu ihm: Ich bin Gabriel, der vor Gott steht, und bin gesandt, mit dir zu reden und dir dies zu verkündigen

Tekstuitleg van Lc 1,19. Het vers Lc 1,19. telt 23 woorden en 120 (2 X 3 X 4 X5) letters De getalwaarde van Lc 1,19. is 11541 (3 X 3847)

Lc 1,191 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,192 part aor nom mann enk apokritheis (beantwoord) van het werkw apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (33) Lc 1 (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc in 46 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.

Lc 1,193 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
Bepaald lidwoord nominatief mannelijk enkelvoud bij het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) In Lc 1,11. verscheen een engel van de Heer aan Zacharias Daar staat geen lidwoord Hierna wordt telkens een lidwoord bij een vorm van het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) gebruikt In Lc 1,19. maakt de engel zich bekend als Gabriël Het is ook deze engel die aan Maria verscheen Door het bepaald lidwoord bij aggelos (engel) en door de eigennaam van de engel nl Gabriël is dit vers aan de vorige perikope (Lc 1,5-25) gelinkt

Lc 1,194 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

Lc 1,195 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,196 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.

Lc 1,191 - 6 kai apokritheis ho aggelos eipen (en beantwoord ze de engel)
(1) Lc 1,19: kai apokritheis ho aggelos eipen autôi = en beantwoord zei de engel hem
(2) Lc 1,35: kai apokritheis ho aggelos eipen autèi = en beantwoord zei de engel haar
In de twee verzen beantwoordt de engel een vraag, in Lc 1,19. van Zacharia en in Lc 1,35. van Maria

Lc 1,1912 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.

Lc 1,1913 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,1914 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

Lc 1,1915 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1916 pass ind aor 1ste pers enk apestalèn (ik werd gezonden) van het werkw apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) Taalgebruik in het NT: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). Taalgebruik in Lc: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). apo-stellô: af- / weg- sturen, wegzenden, afzenden (afgezant), zenden Lc (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 4,43. Een vorm van apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) in Lc in 24 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,26.   (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,43. (5) Lc 7,3. (6) Lc 7,20. (7) Lc 7,27. (8) Lc 9,2. (9) Lc 9,48. (10) Lc 9,52. (11) Lc 10,1. (12) Lc 10,3.   (13) Lc 10,16. (14) Lc 11,49. (15) Lc 13,34. (16) Lc 14,17. (17) Lc 14,32.   (18) Lc 19,14.  (19) Lc 19,29. (20) Lc 19,32. (21) Lc 20,10. (22) Lc 20,20. (23) Lc 22,8. (24) Lc 24,49. In Lc: 13 vormen in 12 hoofdstukken en in 24 verzen De engel Gabriël zegt tot Zacharia: Ik werd gezonden (Lc 1,19) In het parallelverhaal van de aankondiging aan Maria (Lc 1,26) wordt verteld dat de engel Gabriël tot Maria werd gezonden (apestalè = hij werd gezonden)

Lc 1,1917 act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

Lc 1,1918 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

Lc 1,1920 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,1921

 

inf aor euaggelisasthai van het werkw euaggelizomai (goede boodschap brengen) Taalgebruik in het NT: euaggelizomai (goede boodschap brengen). Taalgebruik in Lc: euaggelizomai (goede boodschap brengen). Lc (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 4,43. Een vorm van euaggelizomai (goede boodschap brengen) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 2,10. (3) Lc 3,18. (4) Lc 4,18. (5) Lc 4,43. (6) Lc 7,22. (7) Lc 8,1. (8) Lc 9,6. (9) Lc 16,6. (10) Lc 20,1.

Lc 1,1922 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.

Lc 1,1923 nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.

Lc 1,20. - Lc 1,20: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:20 kai idou esè siôpôn kai mè dunamenos lalèsai achri ès èmeras genètai tauta anth ôn ouk episteusas tois logois mou oitines plèrôthèsontai eis ton kairon autôn  20 et ecce eris tacens et non poteris loqui usque in diem quo haec fiant pro eo quod non credidisti verbis meis quae implebuntur in tempore suo  20 En zie, je zult zwijgen en niet kunnen spreken tot de dag dat deze dingen gebeuren, omdat je mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld* zullen worden op hun tijd”  20 En zie, gij zult zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op den dag, dat deze dingen geschied zullen zijn; om dies wil, dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, welke vervuld zullen worden op hun tijd [20] Maar u zult zwijgen en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit gebeurt, omdat u mijn woorden niet hebt geloofd; maar die zullen op hun tijd in vervulling gaan’  [20] Maar omdat je geen geloof hebt gehecht aan mijn woorden, die op de voorbestemde tijd in vervulling zullen gaan, zul je stom zijn en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit alles gaat gebeuren’  20 zie, je zult zwijgen, je zult niet kunnen spreken tot op de dag dat dit alles geschiedt,– daarvoor dat je geen geloof gehecht hebt aan mijn woorden die vervuld zullen worden als het hun tijd is!   20 Et voici que tu vas être réduit au silence et sans pouvoir parler jusqu'au jour où ces choses arriveront, parce que tu n'as pas cru à mes paroles, lesquelles s'accompliront en leur temps »  

King James Bible [20] And, behold, thou shalt be dumb, and not able to speak, until the day that these things shall be performed, because thou believest not my words, which shall be fulfilled in their season
Luther-Bibel 20 Und siehe, du wirst stumm werden und nicht reden können bis zu dem Tag, an dem dies geschehen wird, weil du meinen Worten nicht geglaubt hast, die erfüllt werden sollen zu ihrer Zeit

Tekstuitleg van Lc 1,20. Het vers Lc 1,20. telt 26 (2 X 13) woorden en 130 (2 X 5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,20. is 15531 (3 X 31 X 167)

Lc 1,201 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,202 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.

1 - 2 kai idou (en zie) Lc (27) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36.

Lc 1,206 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè (niet). Taalgebruik in Mc: mè (niet). Taalgebruik in Lc: mè (niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,30.

Lc 1,208 act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Hnd: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70. In Lc: 17 vormen in 12 / 24 hoofdstukken en in 31 verzen In Hnd: 23 vormen van laleô (lallen, spreken, praten) in 23 / 28 hoofdstukken en in 60 verzen

9 achri (tot) Taalgebruik in het NT: achri (tot). Taalgebruik in Lc: achri (tot). Lc (4): (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,13. (3) Lc 17,27. (4) Lc 21,24.

Lc 1,2011 gen vr enk; + acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Lc (14): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80.  (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42. (9) Lc 9,51. (10) Lc 15,13. (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. (13) Lc 18,7. (14) Lc 21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

13 nom + acc onz mv tauta van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.

15 betrekk voornaamw gen mann + onz mv hôn van het betrekk voornaamw hos, hè, ho OF part praes nom mann enk ôn van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord. Lc (17): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,20. (3) Lc 3,19. (4) Lc 3,23. (5) Lc 5,9. (6) Lc 6,34. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,23. (9) Lc 12,3. (10) Lc 13,1. (11) Lc 15,16. (12) Lc 19,37. (13) Lc 19,44. (14) Lc 23,14. (15) Lc 23,41. (16) Lc 24,6. (17) Lc 24,44.

Lc 1,2016 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,2017 act ind aor 2de pers enk επιστευσας = episteusas (jij geloofde) van het werkw πιστευω = pisteuô (geloven, vertrouwen) Taalgebruik in het NT: pisteuô (geloven, vertrouwen). Taalgebruik in de LXX: pisteuô (geloven, vertrouwen). Taalgebruik in Lc: pisteuô (geloven, vertrouwen). Bijbel (2): (1) Mt 8,13. (2) Lc 1,20. Een vorm van πιστευω = pisteuô (geloven, vertrouwen) in de LXX (88), in het NT (241), in Lc (9): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 8,12. (4) Lc 8,13. (5) Lc 8,50. (6) Lc 16,11. (7) Lc 20,5. (8) Lc 22,67. (9) Lc 24,25., in Hnd (54) In Lc 1 worden Zacharia en Maria tegenover elkaar geplaatst als de niet-gelovige en de gelovige

 

Lc 1,2018 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.

  lidw mv bijbel  ΟΤ  ΝΤ  Mt  Mc Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk  syn ev
  dat m + onz mv tois 2715  2179  536  96  47  65  36  82  193  17  208  244 

- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,2019 dat mann mv logois van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,22. (3) Lc 23,9. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.

Lc 1,2023 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,2024 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,2025 acc mann enk kairon van het zelfst naamw kairos (gunstig moment) Taalgebruik in het NT: kairos (gunstig moment). Taalgebruik in Mc: kairos (gunstig moment). Taalgebruik in Lc: kairos (gunstig moment). Lc (4): (1) Lc 1,20. (2) Lc 8,13. (3) Lc 12,56. (4) Lc 19,44. Een vorm van kairos (gunstig moment) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,13. (3) Lc 8,13. (4) Lc 12,42. (5) Lc 12,56. (6) Lc 13,1. (7) Lc 18,30. (8) Lc 19,44. (9) Lc 20,10. (10) Lc 21,8. (11) Lc 21,24. (12) Lc 21,36.

Lc 1,2026 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.

Lc 1,21. - Lc 1,21: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:21 kai èn o laos prosdokôn ton zacharian kai ethaumazon en tô chronizein en tô naô auton  21 et erat plebs expectans Zacchariam et mirabantur quod tardaret ipse in templo  21 En het volk was aan het wachten op Zacharias en ze waren verwonderd dat hij bleef talmen in de tempel  21 En het volk was wachtende op Zacharias, en zij waren verwonderd, dat hij zo lang vertoefde in den tempel  [21] Het volk stond op Zacharias te wachten en verbaasde zich erover dat hij zo lang in het heiligdom bleef   [21] De menigte stond buiten op Zacharias te wachten, en de mensen vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef  21 De gemeente staat te wachten op Zacharias en zij zijn verwonderd dat hij zo lang in de tempel is  21 Le peuple cependant attendait Zacharie et s'étonnait qu'il s'attardât dans le sanctuaire  

King James Bible [21] And the people waited for Zacharias, and marvelled that he tarried so long in the temple
Luther-Bibel 21 Und das Volk wartete auf Zacharias und wunderte sich, dass er so lange im Tempel blieb

Tekstuitleg van Lc 1,21. Het vers Lc 1,21. telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 70 (2 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,21. is 8572 (2 X 2 X 2143) Lc 1,5-25. is concentrisch opgebouwd Terwijl Zacharia in de tempel is (Lc 1,9), is het volk aan het bidden (Lc 1,10) en wacht dan (Lc 1,21) tot Zacharia naar buiten komt (Lc 1,22)

Lc 1,211 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,212 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.

Lc 1,213 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,214 nom mann enk laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk).
Lc (7): (1) Lc 2,21. (2) Lc 7,29. (3) Lc 18,43. (4) Lc 19,48. (5) Lc 20,6. (6) Lc 21,38. (7) Lc 23,35. Een vorm van laos (volk) in Lc in 37 verzen, in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77.
Nadat Zacharia de tempel was binnengegaan om het reukoffer te brengen, stond het volk buiten te bidden (Lc 1,10) Het volk wacht en is verwonderd dat Zacharia zo lang in de tempel blijft (Lc 1,21) In beide verzen wordt een omschrijvende constructie gebruikt: het was aan het bidden / wachten De omschrijvende constructie omarmt een vorm van laos (volk) ; Lc 1,10: èn tou laou proseuchomenon = de ganse menigte van het volk was aan het bidden Lc 1,21: èn ho laos prosdokôn = het volk was aan het wachten

Lc 1,215 act part praes nom mann enk prosdokôn van het werkw prosdokaô (verwachten, vermoeden) Taalgebruik in het NT: prosdokaô (verwachten, vermoeden). Taalgebruik in Lc: prosdokaô (verwachten, vermoeden). Taalgebruik in Hnd: prosdokaô (verwachten, vermoeden).
Lc (1) Lc 1,21. Een vorm van prosdokaô (verwachten, vermoeden) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,21. (2) Lc 3,15. (3) Lc 7,19. (4) Lc 7,20. (5) (6) Lc 8,40.

Lc 1,216 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,217 acc mann enk zacharian van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja).
Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,59. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,218 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,219 act ind imperf 3de pers mv εθαυμαζον = ethaumazon (zij verbaasden zich) van het werkw θαυμαζω = thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen) Taalgebruik in het NT: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Taalgebruik in de LXX: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Taalgebruik in Lc: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Lc (9): (1) Tob 11,16. (2) Jdt 10,19. (3) Mc 5,20. (4) Lc 1,21. (5) Lc 4,22. (6) Joh 4,27. (7) Joh 7,15. (8) Hnd 2,7. (9) Hnd 4,13. Een vorm van θαυμαζω = thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen) in de LXX (57), in het NT (42), in Lc (13): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,63. (3) Lc 2,18. (4) Lc 2,33. (5) Lc 4,22. (6) Lc 7,9. (7) Lc 8,25. (8) Lc 9,43. (9) Lc 11,14. (10) Lc 11,38. (11) Lc 20,26. (12) Lc 24,12. (13) Lc 24,41.

Lc 1,2110 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,2111 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,2112 act inf praes chronizein van het werkw chronizô (lange tijd verblijven, dralen) Taalgebruik in het NT: chronizô (lange tijd verblijven, dralen). Taalgebruik in Lc: chronizô (lange tijd verblijven, dralen). Lc (1) Lc 1,21. Deze vorm is in Lc 1,21. de enigste in de bijbel In Lc: 2 vormen van chronizô (lange tijd verblijven, dralen) in 2 verzen in 2 hoofdstukken Niet in Hnd Een vorm van chronizô (lange tijd verblijven, dralen) in het NT (5), in de LXX (27) In Ex 32,1. blijft Mozes uit om van de berg af te dalen

Lc 1,2113 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,2114 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,2115 dat mann enk naô(i) van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik in het NT: naos (tempel). Taalgebruik in Lc: naos (tempel).
Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 23,35.

Lc 1,2113 - 15 en tô(i) naô(i) = in de tempel Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22.

Lc 1,2116 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.

Lc 1,22. - Lc 1,22: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:22 exelthôn de ouk edunato lalèsai autois kai epegnôsan oti optasian eôraken en tô naô kai autos èn dianeuôn autois kai diemenen kôfos   22 egressus autem non poterat loqui ad illos et cognoverunt quod visionem vidisset in templo et ipse erat innuens illis et permansit mutus  22 Toen hij echter buitenkwam kon hij niet met hen spreken, en ze begrepen dat hij in de tempel een verschijning gezien had; en hij wenkte hun toe en bleef stom   22 En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij een gezicht in den tempel gezien had En hij wenkte hun toe, en bleef stom   [22] Toen hij naar buiten kwam kon hij niet tot hen spreken, en ze begrepen dat hij in het heiligdom een verschijning had gezien Hij maakte gebaren naar hen en bleef stom  [22] Maar toen hij naar buiten kwam, kon hij niets tegen hen zeggen Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien; hij maakte gebaren tegen hen, maar spreken kon hij niet  22 Als hij naar buiten komt kan hij niet tot hen spreken, en dan begrijpen ze dat hij in de tempel een visioen gezien heeft; hij kan alleen maar gebaren naar hen maken: hij blijft stom  22 Mais quand il sortit, il ne pouvait leur parler, et ils comprirent qu'il avait eu une vision dans le sanctuaire Pour lui, il leur faisait des signes et demeurait muet 

King James Bible [22] And when he came out, he could not speak unto them: and they perceived that he had seen a vision in the temple: for he beckoned unto them, and remained speechless
Luther-Bibel 22 Als er aber herauskam, konnte er nicht mit ihnen reden; und sie merkten, dass er eine Erscheinung gehabt hatte im Tempel Und er winkte ihnen und blieb stumm

Tekstuitleg van Lc 1,22. Het vers Lc 1,22. telt 22 (2 X 11) woorden en 110 (2 X 5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,22. is 13977 (3² X 1553)

Lc 1,221 actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud exelthôn (uitgegaan) van het werkwoord exerchomai (uitgaan) Taalgebruik in het NT: exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan). Taalgebruik in Lc: exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan).
Lc (6): (1) Lc 1,22. (2) Lc 4,42. (3) Lc 14,18. (4) Lc 15,28. (5) Lc 22,39. (6) Lc 22,62. Een vorm van exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) in Lc (41) In Lc 1 de enigste vorm van exerchomai (uitgaan)
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,28. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug

Lc 1,222 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,223 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,225 act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten).
Lc (4): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

Lc 1,227 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,229 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

Lc 1,2212 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,2213 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,2214 dat mann enk naô(i) van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik in het NT: naos (tempel). Taalgebruik in Lc: naos (tempel).
Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 23,35.

Lc 1,2212 - 14 en tô(i) naô(i) = in de tempel Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22.

Lc 1,2215 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

16 persoonl voornaamw nom mann enk autos (hij) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (45) Lc 1 (2): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,22.

Lc 1,2217 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.

Lc 1,2215 - 17 kai autos èn (en hij was) Lc (6): (1) Lc 1,22. (2) Lc 3,23. (3) Lc 5,1. (4) Lc 5,17. (5) Lc 17,16. (6) Lc 19,2.

Lc 1,2220 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,23 - . Lc 1,23: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:23 kai egeneto ôs eplèsthèsan hai hèmerai tès leitourgias autou apèlthen eis ton oikon autou   23 et factum est ut impleti sunt dies officii eius abiit in domum suam  23 En het gebeurde, als de dagen van zijn dienst vervuld waren, dat hij weer naar huis ging   23 En het geschiedde, als de dagen zijner bediening vervuld waren, dat hij naar zijn huis ging   [23] Zodra zijn tempeldienst was afgelopen ging hij naar huis  [23] Toen zijn tempeldienst voorbij was, ging hij terug naar huis  23 Het geschiedt: met dat de dagen van zijn eredienst vervuld zijn gaat hij heen, naar zijn huis;   23 Et il advint, quand ses jours de service furent accomplis, qu'il s'en retourna chez lui  

King James Bible [23] And it came to pass, that, as soon as the days of his ministration were accomplished, he departed to his own house
Luther-Bibel 23 Und es begab sich, als die Zeit seines Dienstes um war, da ging er heim in sein Haus

Tekstanalyse van Lc 1,23. Het vers Lc 1,23. telt 14 (2 X 7) woorden en 72 (2 X 2 X 2 X 3 X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,23. is 7252 (2 X 2 X 7 X 7 X 37)

Lc 1,231 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,232 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven

Lc 1,233 hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs (zoals). Taalgebruik in Lc: hôs (zoals). Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 1,56.

Lc 1,232 - 3 egeneto hôs (het gebeurde toen) Lc (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 2,15. (4) Lc 19,29.

Lc 1,234 passief indicatief aorist derde persoon meervoud eplèthèsan (zij werden vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vullen).
In zeven verzen bij Lucas In vier verzen ervan heeft de vervulling te maken met de tijd ; in de andere drie verzen heeft het te maken met gevoelens
(1) Lc 1,23. (kai egeneto hôs eplèsthèsan hai hèmerai tès leitourgias autou = en het gebeurde zodra de dagen van zijn dienst)
(2) Lc 2,6. (eplèsthèsan hai hèmerai tou = de dagen waren bereikt om)
(3) Lc 2,21. (eplèsthèsan hèmerai oktô tou = de acht dagen waren bereikt om )
(4) Lc 2,22. (eplèsthèsan hai hèmerai tou = de dagen waren bereikt van )
(5) Lc 4,28. (eplèsthèsan pantes thumou = allen werden vervuld van woede)
(6) Lc 5,26. (eplèsthèsan fobou = zij werden vervuld van vrees)
(7) Lc 6,11. (autoi de eplèsthèsan avoias = deze echter werden vervuld van onbegrip)
Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22.

Lc 1,236 nom vr mv hèmerai van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (12): (1) Lc 1,23. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. (5) Lc 5,35. (6) Lc 9,28. (7) Lc 13,14. (8) Lc 17,22. (9) Lc 19,43. (10) Lc 21,6. (11) Lc 21,22. (12) Lc 23,29. Een vorm van hèmera (dag) in Lc (82), in Lc 1 in 11 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80.

Lc 1,234 - 6 eplèsthèsan hai hèmerai (de dagen werden vervuld) Lc (3): (1) Lc 1,23. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,22. Zie ook Lc 2,21: eplèsthèsan hèmerai oktô (de acht dagen waren vervuld)

Lc 1,237 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,239 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,2310 ind aor 3de pers enk apèlthen (hij ging weg) van het werkw aperchomai (weggaan) Taalgebruik in het NT: aperchomai (weggaan). Taalgebruik in Lc: aperchomai (weggaan). Lc (6): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,38. (3) Lc 5,13. (4) Lc 5,25. (5) Lc 8,39. (6) Lc 24,12. Een vorm van aperchomai (weggaan) in Lc (21): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,38. (3) Lc 2,15.  (4) Lc 5,13. (5) Lc 5,14.   (6) Lc 5,25. (7) Lc 7,24. (8) Lc 8,31. (9) Lc 8,37.  (10) Lc 8,39. (11) Lc 9,57.  (12) Lc 9,59. (13) Lc 9,60.  (14) Lc 10,30. (15) Lc 17,23. (16) Lc 19,32.  (17) Lc 22,4.  (18) Lc 22,13.  (19) Lc 23,33.  (20) Lc 24,12.   (21) Lc 24,24. In Lc: 10 vormen van aperchomai (weggaan) in 12 hoofdstukken en in 21 verzen Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug
Begin- en eindsituatie van het verhaal speelt zich af in het huis van Zacharia Na de tempeldienst ging Zacharia naar huis (apèlthen eis ton oikon autou = hij ging weg naar zijn huis)

Lc 1,2311 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,2312 bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,2313 acc mann enk oikon van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het NT: oikos (huis). Taalgebruik in Lc: oikos (huis).
Lc (19): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,33. (epi ton oikon = over het huis) (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,56. (5) Lc 5,24. (6) Lc 5,25. (7) Lc 6,4. (8) Lc 7,10.  (9) Lc 7,36. (10) Lc 8,39. (11) Lc 8,41. (12) Lc 9,61.   (13) Lc 11,17. (14) Lc 11,24. (15) Lc 12,39. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,6. (18) Lc 16,27. (19) Lc 18,14. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen

Lc 1,2311 - 13 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.

Lc 1,2314 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,24. - Lc 1,24: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:24 meta de tautas tas èmeras sunelaben elisabet è gunè autou kai periekruben eautèn mènas pente legousa  24 post hos autem dies concepit Elisabeth uxor eius et occultabat se mensibus quinque dicens   Na die dagen werd Elisabet, zijn vrouw, zwanger En ze hield zich gedurende vijf maanden verborgen, zeggend:   24 En na die dagen werd Elizabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg zich vijf maanden, zeggende:  
[24] Niet lang daarna werd zijn vrouw Elisabet zwanger Zij hield zich vijf maanden lang verborgen Ze zei:  

[24] Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf:  
24 en ná deze dagen ontvangt zijn vrouw, Elisabet; zij verbergt zich vijf maanden, zeggend:   24 Quelque temps après, sa femme Élisabeth conçut, et elle se tenait cachée cinq mois durant  

King James Bible [24] And after those days his wife Elisabeth conceived, and hid herself five months, saying,
Luther-Bibel 24 Nach diesen Tagen wurde seine Frau Elisabeth schwanger und hielt sich fünf Monate verborgen und sprach:

Tekstuitleg van Lc 1,24. Het vers Lc 1,24. telt 16 (2² X 2²) woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,24. is 8368 (2² X 2² X 523)

Lc 1,241 meta (met, na) Afkortingen: met' of meth' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 + 4 = 62) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

Lc 1,242 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,243 acc vr mv tautas van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (1) Lc 1,24.

Lc 1,244 bep lidw acc vr mv tas (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (42) Lc (1) Lc 1,24.

Lc 1,245 acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (14): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80.  (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42. (9) Lc 9,51. (10) Lc 15,13. (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. (13) Lc 18,7. (14) Lc 21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,246 act ind aor 3de pers enk sunelaben (zij ontving) van het werkw sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Lc (1) Lc 1,24. Een vorm van sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 2,21. (5) Lc 5,7. (6) Lc 5,9. (7) Lc 22,54.

Lc 1,247 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,24.8 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,249 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau
Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen

Lc 1,2410 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,2411 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,2416 part pr nom vr enk legousa van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 9,35. (3) Lc 15,9. (4) Lc 18,3. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.

Lc 1,25. - Lc 1,25: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:25 oti outôs moi pepoièken kurios en èmerais ais epeiden afelein oneidos mou en anthrôpois 25 quia sic mihi fecit Dominus in diebus quibus respexit auferre obprobrium meum inter homines   “Zo heeft de Heer aan mij gedaan in de dagen dat hij neerzag om mijn smaad bij de mensen weg te nemen”   25 Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen, in welke Hij mij aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen   [25] ‘Dit heeft de Heer voor mij gedaan, toen Hij zich mijn lot aantrok en mijn smaad* onder de mensen wegnam’  [25] De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten  25 dit heeft de Heer aan mij gedaan!– dit zijn de dagen waarin hij naar mij omziet om mijn smaad bij de mensen weg te nemen   25 « Voilà donc, disait-elle, ce qu'a fait pour moi le Seigneur, au temps où il lui a plu d'enlever mon opprobre parmi les hommes ! » 

King James Bible [25] Thus hath the Lord dealt with me in the days wherein he looked on me, to take away my reproach among men
Luther-Bibel 25 So hat der Herr an mir getan in den Tagen, als er mich angesehen hat, um meine Schmach unter den Menschen von mir zu nehmen Die Ankündigung der Geburt Jesu

Tekstuitleg van Lc 1,25. Het vers Lc 1,25. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X5²) letters De getalwaarde van Lc 1,25. is 7322 (2 X 7 X 523) Het is opmerkelijk dat de evangelist Elisabeth en Sara met elkaar verbindt Sara is een Aramese, uit dezelfde stam als Jakob Sara is de lievelingsvrouw van Jakob Jakob vertegenwoordigt via zijn 12 zonen het volk van Israël Elisabeth en Zacharia komen beide uit de stam Levi Zij kunnen eveneens het volk van Israël vertegenwoordigen

Lc 1,251 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

Lc 1,253 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.

Lc 1,254 act ind perf 3de pers enk pepoièken (hij heeft gemaakt) van het werkw poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Mc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Lc (1) Lc 1,25. Een vorm van poieô (doen, maken) in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72.

Lc 1,255 nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm van kurios (heer) in Lc in 99 verzen

Lc 1,257 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,25.9. επειδεν (= epeiden: hij keek neer; < prefix voorzetsel ep' + wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw εφοραω = eforaô: kijken op, neerkijken). Taalgebruik in het NT: eforaô (kijken op, neerkijken). Taalgebruik in de Septuaginta: eforaô (kijken op, neerkijken). Tenakh (5): (1) Gn 4,4: en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel. (2) Ex 2,25: en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten. (3) Ps 54,9: Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden. (4) Ps 92,12: Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden. (5) Lc 1,25: God keek neer op mijn schande. Een vorm van εφοραω (= eforaô: kijken op, neerkijken) in de LXX (29), in het NT (2): (1) Lc 1,25. (2) Hnd 4,29.
- Kijken op - neerzien kan positief of negatief geïnterpreteerd worden: genadig neerzien op, misprijzend neerkijken op. Lc 1,25. verwijst naar Gn 30,23 waar Sara zegt dat God haar schande wegnam. Sara was een hele periode kinderloos. Met de geboorte van Jozef werd haar vruchtbaarheid bevestigd. In Gn 30,22. wordt niet επειδεν (= epeiden) gebruikt, maar επεκουσεν (= epèkousen: hij luisterde naar). Taalgebruik in het NT: epakouô (luisteren naar, beluisteren).

10 act inf 2de aor αφελειν = afelein van het werkw αφαιρεω = afaireô (wegnemen) Taalgebruik in het NT: afaireô (wegnemen). Bijbel (7): (1) Gn 48,17. (2) 2 K 6,32. (3) Js 53,10. (4) Pr 3,14. (5) Est 8,3. (6) 1 Mak 8,30. (7) Lc 1,25. Een vorm van het werkw αφαιρεω = afaireô in de LXX (168), in het NT (9): (1) Mt 26,51. (2) Mc 14,47. (3) Lc 1,25. (4) Lc 10,42. (5) Lc 16,3. (6) Lc 22,50. (7) Rom 11,27. (8) Heb 10,4. (9) Apk 22,19. In de LXX kan een vorm van het Griekse αφαιρεω = afaireô de vertaling van 36 verschillende Hebreeuwse woorden zijn In Gn 30,23. lezen we de vorm act ind aor 3de pers enk αφειλεν = afeilen (hij nam weg) Bijbel (21): (1) Gn 30,23. (2) Lv 8,29. (3) Lv 9,21. (4) 1 S 17,51. (5) 1 S 24,5. (6) 1 S 24,6. (7) 2 S 20,22. (8) 1 K 15,12. (9) 1 K 20,41. (10) Js 7,17. (11) Js 9,13. (12) Js 25,8. (13) Js 40,27. (14) Job 19,9. (15) 1 Kr 19,4. (16) Jdt 13,8. (17) 1 Mak 11,17. (18) Sir 47,11. (19) Mt 26,51. (20) Mc 14,47. (21) Lc 22,50.

Lc 1,2511 ονειδος = oneidos (nijd, smaad, verwijt, schande) Taalgebruik in het NT: oneidos (smaad, verwijt, schande). Taalgebruik in de LXX: oneidos (smaad, verwijt, schande). Bijbel (44) LXX (43) NT (1) Een vorm van ονειδος = oneidos (nijd, smaad, verwijt, schande) in de LXX (53), in het NT (1)
- Hebr chèrëpâh (smaad, hoon, schande) Taalgebruik in Tenakh: chèrëpâh (smaad, hoon, schande).

14 dat mann mv anthrôpois van het zelfst naamw anthrôpos (mens) Taalgebruik in het NT: anthrôpos (mens). Taalgebruik in Lc: anthrôpos (mens). Lc (6):

Gelijkaardige constructies in Mc 1,2-6 en Lc 1,5.

Mc 1,2-6 verhaalt het optreden van Johannes de Doper De evangelist Marcus begint in Mc 1,2. - Mc 1,3. met een citaat van een Jesajatekst om dan in Mc 1,4. over te gaan op de vervulling van die profetie in de persoon van Johannes In Mc 1,4. is er voor het eerst sprake over Johannes De zin begint met egeneto (het gebeurde) gevolgd door het onderwerp Johannes de Doper In Lc 1,5. treffen we een gelijkaardige zinsconstructie aan: Egeneto (het gebeurde) gevolgd door de tijdsaanduiding (nl in de dagen van Herodes, koning van Judea) en dan het onderwerp hiereus tis (een priester) nl de vader van Johannes de Doper Vertaald: er was echter in die dagen van Herodes, koning van Judea, een bepaalde priester, Een merkwaardige gelijkenis
We kunnen nog verder opmerken dat zowel in Mc 1,4. als in Lc 1,5. noch kai (en) noch de (echter) wordt gebruikt

Overeenkomsten tussen Mc 1,4., Mc 1,9. en Lc 1,5.
In Mc is er een zekere overeenkomst tussen Mc 1,4. en Mc 1,9 Beide teksten beginnen met egeneto (het gebeurde) In het ene geval (Mc 1,4) om het begin van Johannes de Doper aan te duiden, in het andere geval (Mc 1,9) dat van Jezus Johannes treedt op in Judea en de Jordaan Jezus komt van Galilea, van de stad Nazaret om zich door Johannes te laten dopen Na de gevangenneming van Johannes de Doper zal Jezus naar Galilea teruggaan (Mc 1,14) Deze woonplaatsen en het gaan naar en het terugkeren naar, zullen ook in Lc 1. - Lc 2. een belangrijke rol spelen
Mc 1,4. gebruikt egeneto (er was) met een onderwerp: er was Johannes de Doper In Lc 1,5. vinden we een gelijkaardige constructie: er was eens een priester
In Mc 1,9. vinden we de tijdsaanduiding en ekeinais tais hèmerais (in die dagen) Het zijn de dagen waarin Johannes optrad in de woestijn en doopte in de Jordaan In Lc 1,5. treffen we de tijdsaanduiding 'in de dagen van koninhg Herodes' aan En met de tijd wordt tegelijkertijd de plaats aangeduid nl Judea Zo krijgen we de invoeging: en tais hijmerais Hijroodou basileoos tijs Ioudaias (in de dagen van Herodes, de koning van Judea) Het begin van Jezus'optreden in Galilea wordt bepaald door de gevangenneming van Johannes de Doper (Mc 1,14) Later blijkt dat deze gevangenneming gebeurde door een zekere koning Herodes Op een uiterst korte wijze worden de acteurs, de plaats en de tijd aangebracht: een zekere priester nl de vader van Johannes de Doper, koning Herodes en de plaats Judea Zie ook Lc 3,2b. -

Lc 1,8 Lc 3,21 redactie van Mc 1,9 Lc 3,21 en parallelconstructie in Lc 1,8 Lc 1,8 en Lc 1,23: cirkelstructuur
In Lc 1,5-7 worden de personages van het verhaal voorgesteld In Lc 1,8 grijpt een overgang plaats met Egeneto de en (Het gebeurde echter in) Het gebruikte werkwoord in de infinitief hierateuein (het priesterschap uitoefenen) roept het zelfstandig naamwoord (dat als onderwerp dienst doet) hiereus tis (een priester) (Lc 1,5) en hierateia (het priesterschap) (Lc 1,9) op Lucas veronderstelt dat de priester Zacharia naar de tempel (in Jeruzalem) is gegaan Lucas vermeldt heel uitdrukkelijk dat Zacharia naar huis ging zodra de dagen van zijn dienst waren vervuld (Lc 1,23) Hier hebben we met één van de vele elementen van de cirkelopbouw van het verhaal te maken nl Lc 1,8: Het gebeurde echter in het uitoeferen van het priesterschap Lc 1,23: en het gebeurde zodra de dagen van zijn diensttijd vervuld waren Egeneto + en tooi + infinitiefzin, drukt gelijktijdigheid uit We zien dezelfde zinsconstructie van Lc 1,8 in Lc 3,21 waar Lucas Mc 1,9 redigeert Met Lc 1,8 begint de verandering van de begin- naar de eindsituatie in het verhaal

We wijken nu wel af, maar de invloed van Mc 1,5 en Mc 1,9 bespeuren we ook in Lc 2,1; Lc 2,3 en Lc 2,4
Er is een opmerkelijke gelijkenis tijdens Mc 1,9 en Lc 2,1 In beide gevallen gaat het over het aantreden van Jezus In Mc 1,9 komt Jezus van Nazaret in Galilea om zich te laten dopen In Lc 2,1 gaat het om een bevel om zich te laten inschrijven, waardoor de ouders van Jezus naar Betlehem zullen moeten gaan Naast de invloed van Mc 1,9, speelt ook de invloed van Mc 1,5 een rol Die beide invloeden en de zinsconstructie van Lc 2,1 zien we terugkomen in Lc 2,3 en Lc 2,4

De zinsconstructie van Lc 1,8 zien we terugkomen in Lc 2,6
De beginsituatie van het verhaal (Lc 2,1-7) is gekend Jozef en Maria verblijven in Nazaret Maria is zwanger Als er niets onverwachts gebeurt, zal Maria in Nazaret bevallen Daar duikt echter het besluit van keizer Augustus op om zich te laten registreren, ieder in zijn eigen stad Bijgevolg moeten Jozef en Maria naar Betlehem afreizen Lc 2,6 luidt de eindsituatie aan Het ene brengt het andere mee We zagen dat het egeneto van Lc 1,23 de verandering van het verhaal van Lc 1,5-25 omsluit Zowel in Lc 1,23 als in Lc 2,6 is er sprake over: dagen van waren vervuld: in het ene geval de dienst, in het andere geval: om hem te baren

We blijven uitweiden, maar de zinsconstructie van Lc 1,8 vinden we ook terug in Lc 24,4 We beginnen te vermoeden dat het een stijlprocedé van Lucas is Deze zinsconstructie staat opnieuw bij het begin van de verandering van begin- naar eindsituatie Het staat dus aan een overgang Opmerkelijk in beide verhalen is wel dat er daarna sprake is van "hemelse figuren" Maar voor beide verhalen staan we nog geen stap verder waarom Lucas het nu op deze wijze verhaalt

22 en tais hijmerais Hijroodou basileoos tijs Ioudaias (in de dagen van Herodes, koning van Judea) (Lc 1,5); en de tooi mijni tooi heksooi ( in de zesde maand echter) (Lc 1,26)

Reeds bij het allereerste begin wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea

Als we ervan uitgaan dat Lucas deze verhalen heeft geconstrueerd, rijst de vraag waarom Lucas heeft gekozen voor "de zesde maand"
Door een tijdsaanduiding wordt de link gelegd tussen het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper (Lc 1,5-25) en dat van Jezus (Lc 1,26-38): en de tooi mijni ektooi (in de zesde maand echter) In de natuur staat de zonnewende van de zomer regelrecht tegenover de zonnewende van de winter met een verschil van zes maanden In het vorige verhaal hoorden we dat Elisabet zich gedurende vijf maanden verborgen hield In de zesde maand zal zij zich in het openbaar vertoond hebben In die zesde maand (van de zwangerschap van Elisabet) wordt de beginsituatie van Maria en Jozef beschreven Op het einde van dit verhaal (Lc 1,26-38) wordt de zesde maand nogmaals vermeld (Lc 1,36-37) Beide kinderen zullen dus geboren worden met zes maanden verschil In de christelijke traditie is men de geboorte van Christus gaan vieren bij de zonnewende van de winter (25 december) en de geboorte van Johannes op 24 juni Daarbij speelde de idee de rol dat Johannes minder moest worden en dat het licht van Jezus moest toenemen
Er wordt enerzijds tussen beide verhalen een link gelegd, maar binnen die verhalen zijn er opmerkelijke verschilenl Uit latere verhalen weten we dat Jezus naar de Jordaan trok om zich door Johannes te laten dopen Wellicht was Jezus een leerling van Johannes We zien echter dat de boodschap van Johannes sterk verschilt van die van Jezus

23 apestalij ho aggelos Gabriijl apo tou Theou (werd de engel Gabriël vanwege God gezonden)

Zoals reeds gezegd, is de invloed van Marcus voelbaar in deze verhalen van Lucas In Mc 1,4 is er voor het eerst sprake van Johannes de Doper, in Mc 1,9 van Jezus In Lc 1,5 wordt de vader van Johannes de Doper, nl Zacharia voorgesteld In Lc 1,26 zouden we dan de vader van Jezus nl Jozef kunnen verwachten Maar daar ligt het eigenlijke vaderschap van Jezus blijkbaar niet Jezus is van goddelijke oorsprong Daarom komt een engel vanwege God Zo belanden we bij het begin van het verhaal reeds in de verandering van de begin- naar de eindsituatie De beginsituatie is verwerkt bij het begin van de verandering in het verhaal

We gaan ervan uit dat we hier met fictieve verhalen te maken hebben Dan rijst onmiddellijk de vraag wat de evangelist Lucas geïnspireerd heeft om de zwangerschaps- en geboorteverhalen op deze wijze te schrijven, welke bronnen hij kan gebruikt hebben en hoe hij deze bronnen heeft verwerkt

De wijze waarop de engel verschijnt is anders in de beide verhalen In Lc 1,11 wordt de engel gezien, staande aan de rechterkant van het brandofferaltaar, in Lc 1,26 wordt de engel vanwege God gezonden In de tempel is God aanwezig; Hij hoeft niet te verschijnen De engel in de nabijheid van God wordt gezien door Zacharia Er heeft een verschijning plaats: hoti optasion heooraken (omdat hij een verschijning heeft gezien) lLc 1,22) In het verhaal van Maria wordt de engel naar Maria gezonden en gaat hij het huis van Maria binnen De engel wordt niet gezien, maar gehoord door het woord dat de engel tot Maria richt

Het is nu toch wel opmerkelijk dat Mc 1,2 (ofschoon in een andere interpretatie) sprake is over het zenden van een engel: idou apostello ton aggelon mou pro prosoopou sou (Zie, ik zend mijn engel voor uw aangezicht) In de beide aankondigingsverhalen van Lucas wordt een engel gezonden

We zien een zekere gelijkenis tussen Mc 1,9 en Lc 1,26 Zacharia is een priester Jozef is van koninklijke afkomst Zacharia is getrouwd met Elisabet Maria is verloofd met Jozef



3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. - Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -

Lc 1,26. - Lc 1,26: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:26 en de tôi mèni tôi hektôi apestalè ho aggelos gabrièl apo tou theou eis polin tès galilaias è onoma nazareth  26 in mense autem sexto missus est angelus Gabrihel a Deo in civitatem Galilaeae cui nomen Nazareth  26 In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van bij God gezonden naar een stad van Galilea, waarvan de naam Nazaret was,   26 En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth;  [26] In* de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, met de naam Nazaret,  [26] In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,  26 ¶ In de zesde maand wordt de aankondig–engel Gabriël gezonden van God naar een stad in Galilea wier naam is Nazaret,  26 Le sixième mois, l'ange Gabriel fut envoyé par Dieu dans une ville de Galilée, du nom de Nazareth,  

King James Bible And in the sixth month the angel Gabriel was sent from God unto a city of Galilee, named Nazareth,
Luther-Bibel Und im sechsten Monat wurde der Engel Gabriel von Gott gesandt in eine Stadt in Galiläa, die heißt Nazareth,

Tekstuitleg van Lc 1,26. Dit vers Lc 1,26. telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 86 (2 X 43) letters De getalwaarde van Lc 1,26. is 8163 (3 X 3 X 907) Reeds bij het allereerste begin van Lc 1,5-25. wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea

De perikope Lc 1,26-38. begint niet met egeneto zoals de perikope Lc 1,5-25. De perikope Lc 1,26-38. start met het centrale gedeelte: de verandering van de begin- naar de eindsituatie De gegevens van de beginsituatie zijn verwerkt in het vers waarin de veranderingssituatie aanvangt De gegevens van de beginsituatie zijn uiterst beperkt Tijdsgegevens: in de zesde maand ; deze tijdsbepaling is gelinkt aan de vorige perikope Plaatsgegevens: Nazaret van Galilea Hoofdpersonage: de maagd Maria, verloofd met Jozef De gegevens van het hoofdpersonage zijn uiterst beperkt: maagd en verloofd Wie Maria verder is, wie haar ouders zijn enz wordt niet gegeven Dit staat in schril contrast met de uitvoerige beschrijving van de beginsituatie van Lc 1,5-25. Wellicht wil Lucas benadrukken dat Jezus louter genade is (en bijgevolg ook de zwangerschap van Maria)

Lc 1,26.1 - 6 In de zesde maand (van de zwangerschap van Elisabeth, zo wordt verondersteld) Deze tijdsaanduiding maakt een link met Lc 1,24. (katekruben heautèn mènas pente = zij verborg zich vijf maanden), waarin gezegd wordt dat Elisabeth zich gedurende vijf maanden verborgen hield In Hag 1,1. vinden we een identieke formulering: en tôi mèni tôi hektôi (in de zesde maand) Zonder en (in) in 1 Kr 27, 9. In een jaarcyclus is de zesde maand de tegenpool van de twaalfde maand. Zo kunnen Johannes de Doper en Jezus twee polen van een geheel zijn
De zwangerschap van Elisabeth bleef zo lang uit met het oog op de zwangerschap van Maria.
- Evenals Lc 1,5. begint met een tijdsbepaling (en = in), begint Lc 1,26. met de tijdsbepaling (en = in)

Lc 1,26.1 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

Lc 1,26.2 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,263. bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,26.4 dat vr enk mèni (in de maand) van het zelfst naamw mèn (maand) Taalgebruik in het NT: mèn (maand). Taalgebruik in Lc: mèn (maand).
Lc (1) Lc 1,26. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,26. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,56. (5) Lc 4,25.

Lc 1,26.5 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,26.6 wkw pass aor 3de pers enk = apestalè: hij werd gezonden) van het werkw apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) Taalgebruik in het NT: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). Taalgebruik in Lc: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). apo-stellô: af- / weg- sturen, wegzenden, afzenden (afgezant), zenden Lc (1) Lc 1,26. In twaalf verzen in de bijbel In tien verzen in het OT: (1) Js 6,6. (apestalè pros me hen tôn serafin = een van de Serafijnen werd tot mij gezonden) (2) Js 20,1. (3) Js 37,21. (4) Est 3,13. (5) Da 4,11. ( kai idou aggelos apestalè ek tou ouranou = en zie een engel werd gezonden vanuit de hemel) (6) Da 4,21. (hoti aggelos apestalè para tou kuriou = want een engel werd gezonden vanwege de Heer) (7) Ezr 5,5. (8) Ezr 7,14. (9) Tob 3,17. (apestalè = Rafaël werd gezonden) (10) Sir 15,9. In twee verzen in het NT: (1) Lc 1,26. (apestalè ho aggelos Gabrièl apo tou theou = de engel Gabriël werd door God gezonden) (2) Hnd 28,28. In vijf van de twaalf teksten werd een engel gezonden: (1) Js 6,6., (5) Da 4,11., (6) Da 4,21., (9) Tob 3,17. en Lc 1,26. Verwijzing: apostellô (wegsturen, zenden)., zie Joh 1,6.
- apostellô (wegsturen, zenden) is samengesteld door het voorzetsel apo (weg van) en stellô Aansluitend bij het voorzetsel van het werkwoord sluit de bepaling apo tou theou (weg van God) aan Het is opvallend dat God geen onderwerp van het wegsturen (zenden) is Een vorm van apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) in Lc in 24 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,26.   (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,43. (5) Lc 7,3. (6) Lc 7,20. (7) Lc 7,27. (8) Lc 9,2. (9) Lc 9,48. (10) Lc 9,52. (11) Lc 10,1. (12) Lc 10,3.   (13) Lc 10,16. (14) Lc 11,49. (15) Lc 13,34. (16) Lc 14,17. (17) Lc 14,32.   (18) Lc 19,14.  (19) Lc 19,29. (20) Lc 19,32. (21) Lc 20,10. (22) Lc 20,20. (23) Lc 22,8. (24) Lc 24,49. In Lc: 13 vormen in 12 hoofdstukken en in 24 verzen
- apestalè (hij werd gezonden) maakt een link met Lc 1,19. (kai apestalèn = en ik werd gezonden) De engel Gabriël zegt tot Zacharia: Ik werd gezonden (Lc 1,19) In het parallelverhaal van de aankondiging aan Maria (Lc 1,26) wordt verteld dat de engel Gabriël tot Maria werd gezonden (apestalè = hij werd gezonden)
- Het laatste deel van Lc 1,38. sluit de perikope af met het vertrek van de engel, het tegendeel van het gezonden worden naar Zoals in Lc 1,26. (apestalè ho aggelos Gabrièl apo tou theou = de engel Gabriël werd door God gezonden) wordt in Lc 1,38. een werkwoord gebruikt met het voorvoegsel ap' en gevolgd door een bepaling die begint met apo (ap') kai apèlthen ap'autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg)

Lc 1,268 bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
1 nom m enk ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Bepaald lidwoord nominatief mannelijk enkelvoud bij het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) In Lc 1,11. verscheen een engel van de Heer aan Zacharias Daar staat geen lidwoord Hierna wordt telkens een lidwoord bij een vorm van het zelfstandig naamwoord aggelos (engel) gebruikt In Lc 1,19. maakt de engel zich bekend als Gabriël Het is ook deze engel die aan Maria verscheen Door het bepaald lidwoord bij aggelos (engel) en door de eigennaam van de engel nl Gabriël is dit vers aan de vorige perikope (Lc 1,5-25) gelinkt

Lc 1,269 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25


- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

 

 Lc 1,11. Lc 1,19. Lc 1,26.   Lc 2,9.   Lc 2,9.   Lc 9,30. Lc 9,32. Lc 24,4. Mc 1,2.
ôfthè de (verscheen echter) autôi (aan hem)   apestalè (werd gezonden) kai (en) kai (en) kai idou (en zie) kai (en) kai idou (en zie) idou apostellô (zie ik zend)
aggelos kuriou (een engel van de Heer) egô eimi Gabrièl (ik ben Gabriël) ho aggelos Gabrièl (de engel Gabriël) aggelos kuriou (een engel van de Heer) doksa kuriou (de heerlijkheid van de Heer) andres duo (twee mannen) tous duo andras (de twee mannen) andres duo (twee mannen) ton aggelon mou (mijn 'engel')
hestôs (staande) ho parestèkôs (die staande )   epestè (stond) perielampsen (omstraalde) sunelaloun (spraken samen)   tous sunestôtas (die staande waren) epestèsan (stonden)  
ek deksiôn (aan de rechterzijde) enôpion tou Theou (voor het aanschijn van God)             pro prosôpou sou (voor uw aangezicht)
tou thusiastèriou (van het brandofferaltaar)   kai (en) apestalèn (ik werd gezonden) lalèsai pros se (tot u te spreken)  kai euaggelisasthai soi tauta (en te melden aan u deze)   autois (bij hen)  autous (hen)  autôi (met hem) autôi (met hem)  autais (bij hen)   
2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25.   2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. 6 Geboorte van Jezus: Lc 2,1-20. 168 Verheerlijking van Jezus: Mc 9,2-10. - Mt 17,1-9. - Lc 9,28-36   168 Verheerlijking van Jezus: Mc 9,2-10. - Mt 17,1-9. - Lc 9,28-36  351 Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis: Mc 16,1-8. - Mt 28,1-10. - Lc 23,56b-24,12  13 Optreden van Johannes de Doper: Mc 1,1-6. - Mt 3,1-6. - Lc 3,1-6

4 Gabriël (Gabriël). Verwijzing: Gabriël (Gabriël)., zie Lc 1,26. Gabriël (Gabriël) In vier verzen in de bijbel: (1) Da 8,16. (2) Da 9,21. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26: ho aggelos gabrièl = de engel Gabriël
- In Lc 1,26-38. komt de engel driemaal aan het woord: (1) Lc 1,28. ; (2) Lc 1,30. ; (3) Lc 1,35. en reageert Maria tweemaal op het woord van de engel: (1) Lc 1,34. ; (2) Lc 1,38.

Lc 1,2611 - 13 apo tou theou (weg van God), zie apestalè (hij werd gezonden) hierboven
- hupo tou theou (door God) In veertien verzen in het NT: (1) Mt 22,31. (2) Lc 1,26. (3) Hnd 10,33. (4) Hnd 10,41. (5) Hnd 10,42. (6) Hnd 26,6. (7) Rom 13,1. (8)

Lc 1,2611 apo (af, van-weg) afkoring ap' of af' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo (af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.

Lc 1,2612 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,2613 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

Lc 1,2612 13 tou theou (van God) Een vorm van theos (God) wordt meestal voorafgegaan door het bepaald lidwoord Verwijzing: theos (God)., zie Lc 24,53. theou In zeventig verzen bij Lucas In zeven verzen in Lc 1: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78.

14 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,2615 acc vr enk polin van het zelfst naamw polis (stad) Taalgebruik in NT: polis (stad). Taalgebruik in Lc: polis (stad).
Lc (17): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (3) Lc 2,3. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (6) Lc 4,31. (7) Lc 7,11. (8) Lc 8,1. (9) Lc 8,4. (10) Lc 8,34. (11) Lc 8,39. (12) Lc 9,10. (13) Lc 10,1. (14) Lc 10,8. (15) Lc 10,10. (16) Lc 19,41. (17) Lc 22,10. Een vorm van polis (stad) in Lc in 37 verzen

Lc 1,2614 - 15 eis polin (naar een stad) Lc (7): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (7) Lc 7,11. (10) Lc 8,34. (17) Lc 22,10.

Lc 1,2616 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,2617 gen vr enk γαλιλαιας = Galilaias (Galilea) van de plaatsnaam γαλιλαια = galilaia (Galilea) Taalgebruik in het NT: Galilaia (Galilea). Taalgebruik in de LXX: Galilaia (Galilea). Taalgebruik in Lc: Galilaia (Galilea). Lc (10): (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 3,1. (4) Lc 4,31. (5) Lc 5,17. (6) Lc 8,26. (7) Lc 17,11. (8) Lc 23,5. (9) Lc 23,49. (10) Lc 23,55. Een vorm van γαλιλαια = Galilaia (Galilea) in het NT (63), in Lc (13): (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,39. (4) Lc 3,1. (5) Lc 4,14. (6) Lc 4,31. (7) Lc 5,17. (8) Lc 8,26. (9) Lc 17,11. (10) Lc 23,5. (11) Lc 23,49. (12) Lc 23,55. (13) Lc 24,6. Een variante in Lc 4,44. In Lc: 3 vormen van Galilaia (Galilea) in 9 hoofdstukken en in 13 (14) verzen

Galilaia (Galilea)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen vr enk Galilaias , telkens met het bep lidw tès 40  36  10      25  33     

     
  Galilaia (Galilea)    Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 8 Lc 17 Lc 23 Lc 24
nom + dat vr enk Galilaia(i)                   (1) Lc 24,6.  
gen vr enk Galilaias  10  (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 3,1. (4) Lc 4,31.  () Lc 4,44. (5) Lc 5,17. (6) Lc 8,26.     (7) Lc 17,11. (8) Lc 23,5. (9) Lc 23,49. (10) Lc 23,55.       
acc vr enk Galilaian     (1) Lc 2,39.     (2) Lc 4,14.            
  Totaal  13 (14) 2 (3) 

15 - 17 polin tès galilaias (een stad van Galilea) Lc (2): (1) Lc 1,26. (2) Lc 4,31.

Lc 1,26.18 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,2619 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen

Lc 1,26.18 - 19 betrekkelijk voornaamwoord datief enkelvoud + onoma (naam) in Lc (5): (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (3) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (4) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (5) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Betrekk voornaamw datief vrouw enk in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Het betreft twee dorpen: Nazareth en Emmaüs, het eerste en het laatste dorp in Lc De andere drie verzen zijn samengesteld uit het betrekk voornaamw datief mann enk + een persoonsnaam (Jozef, Simeon en Jaïrus): (1) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (2) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (3) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus)

Lc 1,2620 nazaret of nazareth (Nazareth) Taalgebruik in het NT: nazaret of nazareth (Nazareth). Taalgebruik in Lc: nazaret of nazareth (Nazareth).
Lc (4): (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,39. (4) Lc 2,51. nazara in Lc 4,16.


Lc 1,27. - Lc 1,27: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:27 pros parthenon emnèsteumenèn andri ô onoma iôsèf ex oikou dauid kai to onoma tès parthenou mariam  27 ad virginem desponsatam viro cui nomen erat Ioseph de domo David et nomen virginis Maria   27 tot een maagd die uitgehuwelijkt was aan een man, van wie de naam Jozef was, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria  27 Tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria  [27] naar een maagd die verloofd* was met een man genaamd Jozef, die uit het huis van David stamde; haar naam was Maria  [27] naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David Het meisje heette Maria  27 tot een maagd in ondertrouw met een man wiens naam is Jozef uit het huis van David; de naam van de maagd is Maria   27 à une vierge fiancée à un homme du nom de Joseph, de la maison de David ; et le nom de la vierge était Marie 

King James Bible [27] To a virgin espoused to a man whose name was Joseph, of the house of David; and the virgin's name was Mary
Luther-Bibel 27 zu einer Jungfrau, die vertraut war einem Mann mit Namen Josef vom Hause David; und die Jungfrau hieß Maria

Tekstuitleg van Lc 1,27. Het vers Lc 1,27. telt 16 (2² X 2²) woorden en 82 (2 X 41) letters De getalwaarde van Lc 1,27. is 7443 (3² X 827)

Lc 1,271 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

2 acc vr enk παρθενον = parthenon van het zelfst naamw παρθενος = parthenos (maagd) Taalgebruik in het NT: parthenos (maagd). Taalgebruik in de LXX: parthenos (maagd). Bijbel: (1) Gn 34,3. (2) Ex 22,15. (3) Lv 21,13. (4) Lv 21,14. (5) Dt 22,19. (6) Dt 22,28. (7) 1 K 1,2. (8) Jr 51,22. (9) Ez 9,6. (10) Ez 44,22. (11) Job 31,1. (12) Sir 9,5. (13) Sir 30,20. (14) Lc 1,27. (15) 1 Kor 7,36. (16) 1 Kor 7,37. (17) 1 Kor 7,38. (18) 2 Kor 11,2. Een vorm van παρθενος = parthenos in de LXX (67), in het NT (15), in Lc (2):

Lc 1,27.3 wkw pass part perf acc vr enk emnèsteumenèn (verloofd) van het werkw mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven) Taalgebruik in het NT: mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven). Taalgebruik in Lc: mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven).
Lc (1) Lc 1,27. Deze vorm komt in de bijbel slechts hier in Lc 1,27. voor Een vorm van mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,5.

5 dat mann + onz enk hô(i) van het betrekk voornaamw hos (die) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord Lc (14): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,25. (3) Lc 4,6. (4) Lc 5,34. (5) Lc 6,38. (6) Lc 7,4. (7) Lc 7,43. (8) Lc 7,47. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,41. (11) Lc 10,22. (12) Lc 12,48. (13) Lc 19,13. (14) Lc 24,25.

Lc 1,276 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen

Lc 1,275 - 6 betrekkelijk voornaamwoord datief enkelvoud + onoma (naam) in Lc (5): (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (3) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (4) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (5) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Betrekk voornaamw datief vrouw enk in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Het betreft twee dorpen: Nazareth en Emmaüs, het eerste en het laatste dorp in Lc De andere drie verzen zijn samengesteld uit het betrekk voornaamw datief mann enk + een persoonsnaam (Jozef, Simeon en Jaïrus): (1) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (2) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (3) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus)

Lc 1,277 ιωσηφ = iôsèf (Jozef) Taalgebruik in de LXX: iôsèf (Jozef). Taalgebruik in het NT: iôsèf (Jozef). Taalgebruik in Lc: iôsèf (Jozef). Gebruik in de bijbel (234), in de LXX (200), in het NT (34) Gn (143) Ex (4) Lc (11): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,16. (4) Lc 2,33. (5) Lc 2,43. (6) Lc 3,23. (7) Lc 3,24. (8) Lc 3,26 . (9) Lc 3,30. (10) Lc 4,22. (11) Lc 23,50.

  iôsèf  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
1    234  200  34  11  21  25   

- Hebreeuws יוֹסֵף = jôseph (Jozef) Taalgebruik in Tenakh: jôseph (Jozef). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, samech = 15 of 60, pe = 17 of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X 26) Tenakh (186) Pentateuch (146) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine Profeten (6) Geschriften (10) Gn (129)
- Arabisch: يُوسُف = jusuf (Jusuf) Taalgebruik in de Qoran: jusuf (Jusuf).

Lc 1,278 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,279 gen mann enk oikou van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het NT: oikos (huis). Taalgebruik in Lc: oikos (huis). Taalgebruik in Hnd: oikos (huis). Taalgebruik in de Septuaginta: oikos (huis). Hebr be(j)th (huis) Taalgebruik in Tenakh: be(j)th (huis). Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2, jod = 10, thaw = 22 of 400 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 412) Tenakh (911) Lat domus Fr maison Ned huis E house D Hause Een vorm van oikos in de LXX (2062), in het NT (112) Lc (3): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. (3) Lc 11,51. Een vorm van oikos (huis) in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,33. (4) Lc 1,40. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,69. Een vorm van oikos in de LXX (2062), in het NT (112) Bij oikou (huis) staat geen lidw Moeten we vertalen: uit een huis van David ? of: uit het huis van David ? Is het via de lijn van Salomo of uit een andere lijn ?

8 - 9 ek oikou (uit 'het' huis van) Hebr mbe(j)th mibbajith OF mibbe(j)th Tenakh (102)

Lc 1,27.10 δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid (David). Taalgebruik in de LXX: dauid (David). Bijbel (957) OT (903) NT (54) Lc (12): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,69. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,11. (6) Lc 3,31. (7) Lc 6,3. (8) Lc 18,38. (9) Lc 18,39. (10) Lc 20,41. (11) Lc 20,42. (12) Lc 20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David) Taalgebruik in Tenakh: dâwid (David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).

Lc 1,278 - 10 ex oikou () dauid (uit een huis van David) in Lc (2): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. en oikô(i) dauid (in een huis van David): Lc 1,69.

Lc 1,2711 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,27.12 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,27.14 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

15 gen vr enk παρθενου = parthenou van het zelfst naamw παρθενος = parthenos (maagd) Taalgebruik in het NT: parthenos (maagd). Taalgebruik in de LXX: parthenos (maagd). Bijbel (3): (1) Gn 34,3. (2) Jdt 9,2. (3) Lc 1,27 . Een vorm van παρθενος = parthenos in de LXX (67), in het NT (15)

Lc 1,2716 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

Lc 1,28. - Lc 1,28: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28 καὶ εἰσελθὼν πρὸς αὐτὴν εἶπεν, Χαῖρε, κεχαριτωμένη, ὁ κύριος μετὰ σοῦ. 28 et ingressus angelus ad eam dixit have gratia plena Dominus tecum benedicta tu in mulieribus   28 En hij ging bij haar binnen (en) zei: “Wees gegroet, begenadigde, de Heer is met je“
28 En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen  
[28] De engel trad bij haar binnen en zei: ‘Verheug* u, begenadigde, de Heer is met u’  [28] Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je’  28 Binnengekomen bij haar zegt hij: verheug je, begenadigde, de Heer is met je!– een gezegende ben je onder de vrouwen!  28 Il entra et lui dit: « Réjouis-toi, comblée de grâce, le Seigneur est avec toi » 

King James Bible [28] And the angel came in unto her, and said, Hail, thou that art highly favoured, the Lord is with thee: blessed art thou among women
Luther-Bibel 28 Und der Engel kam zu ihr hinein und sprach: Sei gegrüßt, du Begnadete! Der Herr ist mit dir!

Tekstuitleg van Lc 1,28. Het vers Lc 1,28. telt 17 woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,28. is 9230 (2 X 5 X 13 X 71)

Lc 1,281 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,282 part aor nom mann enk eiselthôn (binnengegaan) van het werkw eiserchomai (binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai (binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai (binnengaan). Lc (6): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 7,36. (4) Lc 11,37. (5) Lc 19,1. (6) Lc 19,45.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug

3 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

4 pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (25): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,61. (4) Lc 2,6. (5) Lc 4,6. (6) Lc 4,39. (7) Lc 6,48. (8) Lc 7,13. (9) Lc 8,52. (10) Lc 9,24. (11) Lc 11,32. (12) Lc 13,7. (13) Lc 13,8. (14) Lc 13,9. (15) Lc 13,12. (16) Lc 13,18. (17) Lc 13,34. (18) Lc 16,16. (19) Lc 17,33. (20) Lc 18,5. (21) Lc 18,17. (22) Lc 19,41. (23) Lc 20,31. (24) Lc 20,33. (25) Lc 21,21.

Lc 1,285 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

6. Χαῖρε (= chaire: verheug je; wkw act imperat praes 2de pers enk van het wkw χαιρω = chairô: zich verheugen). LXX (6). NT (6).

Lc 1,288 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,289 nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm van kurios (heer) in Lc in 99 verzen

Lc 1,2810 meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

11 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

- Tenakh (5): (1) (2) (3) (4) (5)


Lc 1,29 - . Lc 1,29: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:29 è de epi tô logô dietarachthè kai dielogizeto potapos eiè o aspasmos outos  29 quae cum vidisset turbata est in sermone eius et cogitabat qualis esset ista salutatio  29 Zij nu was hevig ontsteld door dat woord en ze overlegde van welke aard die groet mocht zijn  29 En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overleide, hoedanig deze groetenis mocht zijn   [29] Zij raakte geheel in verwarring door wat hij zei en vroeg zich af wat deze begroeting te betekenen had   [29] Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had  29 Maar zij is door dit woord zeer geschokt en vraagt zich af wat deze begroeting wel betekent   29 A cette parole elle fut toute troublée, et elle se demandait ce que signifiait cette salutation 

King James Bible [29] And when she saw him, she was troubled at his saying, and cast in her mind what manner of salutation this should be
Luther-Bibel 29 Sie aber erschrak über die Rede und dachte: Welch ein Gruß ist das?

Tekstuitleg van Lc 1,29. Het vers Lc 1,29. telt 15 (3 X 5) woorden en 73 letters De getalswaarde van Lc 1,29. is 8300 (2² X 5² X 83)

Lc 1,291 bep lidw nom vr enk ἡ = hè of betrekk voornaamw dat vr enk ᾑ = hè(i) of partikel van vergelijking ἠ = è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
2 nom vr enk hè 4860 3762  1098  151  76 143  117  83  443  85  370  487 
  Totaal   54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

Lc 1,292 δε = de (echter), afkorting δ' = d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in de LXX: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 9 (36 + 1 = 37) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.
Bij Lucas wordt het partikel δε = de veelvuldig gebruikt Hebben we meer met een geschreven dan met een gesproken tekst te maken ? In Lc 1,28. verschijnt de engel aan Maria en spreekt tot haar In Lc 1,29. volgt de reactie van Maria Er is verandering van personage Vandaar gebruikt Lucas het partikel δε = de (echter)

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
de  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  73 50  23  12      19  20 
Totaal 6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

de (echter)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
de (478) 17  11  13  18  15  23  37  36  21  22  26  13  16  15  11  26  16  22  14  35  34  20 
d' (5)                                        
483 17  11  13  18  15  23  37  37  23  22  26  13  16  15  12  26  16  23  14  35  34  20 
1151 verzen  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
  80  52  38  44  39  49  50  56  62  42  54  59  35  35  32  31  37  43  48  47  38  71  56  53 

Lc 1,293 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,294 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,295 dat mann enk logô(i) van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,29. (2) Lc 7,7. (3) Lc 24,19. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 2 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.

Lc 1,293 - 5 epi tô(i) logô(i) = op het woord: NT (3): (1) Mc 10,22. (2) Lc 1,29. (3) Hnd 20,38. epi tois logois = op de woorden: Lc 4,22.

Lc 1,296 pass ind aor 3de pers enk διεταραχθη = dietarachthè (zij werd in verwarring gebracht) van het werkw διαταρασσω = diatarassô (in verwarring brengen) Taalgebruik in het NT: diatarassô (in verwarring brengen). Taalgebruik in de LXX: diatarassô (in verwarring brengen). Taalgebruik in Lc: diatarassô (in verwarring brengen). Lc (1) Lc 1,29. Enkel deze vorm in het NT Enigste gebruik van dit werkw in het NT Niet in de LXX
Zacharia werd in verwarring gebracht (εταραχθη = etarachthè) door het visioen van de engel (Lc 1,12), Maria werd in verwarring gebracht (διεταραχθη = dietarachthè) door het woord van de engel (Lc 1,29)

Lc 1,29.7 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,29.7 imperat praes 2de pers enk fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,29. (3) Lc 5,10. (4) Lc 8,50. (5) Lc 12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in Lc in 21 verzen

Lc 1,2911 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,2912 nom mann enk aspasmos (groet, welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos (groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos (groet, welkom).
Lc (1) Lc 1,29. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 11,43. (5) Lc 20,46.

Lc 1,2913 nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,36.

Lc 1,30. - Lc 1,30: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:30 kai eipen o aggelos autè mè fobou mariam eures gar charin para tô theô  10 et ait angelus ei ne timeas Maria invenisti enim gratiam apud Deum  30 En de engel zei haar: “Vrees niet, Maria, je hebt immers genade gevonden bij God   30 En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden   [30] Maar de engel zei: ‘Schrik niet, Maria, u hebt genade gevonden bij God   [30] Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken   30 De aankondig–engel zegt tot haar: vrees niet, Maria, want je hebt genade gevonden bij God;  30 Et l'ange lui dit: « Sois sans crainte, Marie ; car tu as trouvé grâce auprès de Dieu  

King James Bible [30] And the angel said unto her, Fear not, Mary: for thou hast found favour with God
Luther-Bibel 30 Und der Engel sprach zu ihr: Fürchte dich nicht, Maria, du hast Gnade bei Gott gefunden

Tekstuitleg van Lc 1,30. Het vers Lc 1,30. telt 14 (2 X 7) woorden en 58 (2 X 29) letters De getalwaarde van Lc 1,30. is 6255 (3² X 5 X 139) De engel reageert op de onrust van Maria met een geruststellend woord

Allereerst is er de inleiding op het woord van de engel. Deze inleiding vertoont het meest overeenkomst met (1) Gn 16,9. (2) Gn 16,10. (3) Gn 16,11: het verhaal van de engel van de Heer en Hagar. Op zich zegt dit nog niet veel. Er is evenwel ook een grote overeenkomst tussen Lc 1,31. en Gn 16,11. Lucas put zijn inspiratie voor de aankondiging van Jezus bij het verhaal van de engel en Hagar. Dat is wel merkwaardig. Want Hagar is de dienstvrouw van Sara, de vrouw van Abraham.

Lc 1,301 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 3 Lc 1,26-38. (+ 10 / 13 - 3 / 13): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37. ) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
- L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,302 act ind aor 3de pers enk ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw λεγω = legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen).
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318), in Lc 1 in 4 verzen ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925), in Lc 1 in 12 verzen

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
ind aor 3de p enk eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat legere Fr leçon E to say Fr dire D sprechen (spreken) Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen) Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen).

Lc 1,301 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,303 bep lidw nom m enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord.
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,304 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11. Re (18): (1) Re 2,1. (2) Re 2,4. (3) Re 5,23. (4) Re 6,11. (5) Re 6,12. (6) Re 6,20. (7) Re 6,21. (8) Re 6,22. (9) Re 13,3. (10) Re 13,6. (11) Re 13,9. (12) Re 13,13. (13) Re 13,15. (14) Re 13,16. (15) Re 13,17. (16) Re 13,18. (17) Re 13,20. (18) Re 13,21.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

Lc 1,301 - 4 και ειπεν ὁ αγγελος = kai eipen ho aggelos (en de engel zei) Van de tien verzen in het Lucasevangelie waarin ho aggelos (de engel) onderwerp is, is er slechts 1 vers met eipen de (hij echter zei) nl Lc 1,13. (eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) en 2 verzen beginnen met kai eipen (en hij zei): (1) Lc 1,30. (kai eipen ho aggelos autè(i) = en de engel zei haar) (2) Lc 2,10. (kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen)

Lc 1,305 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,30.1 - 5 και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei tot haar) Meestal staat de voornaamwoordbepaling onmiddellijk na het werkwoord In dit vers staat het onderwerp (ho aggelos = de engel) onmiddellijk na het werkwoord
- וַיּאֹמֶר לָהּ מַלְאַך יהוה = wajjo´mer lâh malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei tot haar) Tenakh (3): (1) Gn 16,9. (2) Gn 16,10. (3) Gn 16,11.
- וַיּאֹמֶר מַלְאַך יהוה = wajjo´mer malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei) Tenakh (4): (1) Nu 22,35. (2) Re 13,13. (3) Re 13,16. (4) Re 13,18.
- וַיּאֹמֶר מַלְאַך הָאֱלֹהִים = wajjo´mer malë´akh ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (1): Gn 21,17. Gn 21,17.
- Grieks και ειπεν αυτῃ ὁ αγγελος κυριου = kai eipen autè(i) ho aggelos kuriou (en de engel van de Heer zei tot haar): OT (?): (1) Gn 16,9. (2) Gn 16,10. (3) Gn 16,11.
-- και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei tot haar) NT (1): Lc 1,30. και ειπεν μοι ὁ αγγελος = kai eipen moi ho aggelos (en de engel zei tot mij) Nt (1): Apk 17,7.
-- και ειπεν αυτῃ = kai eipen autè(i) (en hij zei tot haar) NT (5): (1) (2) (3) (4) (5)

Lc 1,306 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè (niet). Taalgebruik in Mc: mè (niet). Taalgebruik in Lc: mè (niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,30.

Lc 1,307 imperat praes 2de pers enk fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,30. (3) Lc 5,10. (4) Lc 8,50. (5) Lc 12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in Lc in 21 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,50. (4) Lc 2,9. (5) Lc 2,10. (6) Lc 5,10. (7) Lc 8,25. (8) Lc 8,35. (9) Lc 8,50. (10) Lc 9,34. (11) Lc 9,45. (12) Lc 12,4. (13) Lc 12,5. (14) Lc 12,7. (15) Lc 12,32. (16) Lc 18,2. (17) Lc 18,4. (18) Lc 19,21. (19) Lc 20,19. (20) Lc 22,2. (21) Lc 23,40.

Lc 1,308 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

Lc 1,309 act ind aor 2de pers enk εὑρες = heures (jij vondt) van het werkw εὑρισκω = heuriskô (vinden) Taalgebruik in het NT: heuriskô (vinden). Taalgebruik in de Septuaginta: heuriskô (vinden). Taalgebruik in Lc: heuriskô (vinden). Taalgebruik in Hnd: heuriskô (vinden). Bijbel (7): (1) Gn 27,20. (2) Gn 31,37. (3) 1 S 29,8. (4) Ez 27,33. (5) Neh 9,8. (6) Lc 1,30. (7) Apk 2,2. Een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) in de LXX (613), in het NT (176), in Lc (45) In Lc: 17 vormen in 18 / 24 hoofdstukken en 45 verzen In Hnd: X vormen in 17 hoofdstukken en 33 verzen

  heuriskô  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  act ind aor 2de pers enk heures                

      10  11  12  13  14  15  16  17  18 
  heuriskô    Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 15 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 22 Lc 23 Lc 24
act ind praes 3de pers enk heuriskei                   (1) Lc 11,10. (2) Lc 11,25.                    
act ind praes 1ste pers enk heuriskô                       (1) Lc 13,7.             (2) Lc 23,4.    
act ind imperf 3de pers mv heuriskon                  (1) Lc 11,24.             (2) Lc 19,48.        
act ind fut 3de pers enk heurèsei                     (1) Lc 12,37. (2) Lc 12,43.         (3) Lc 18,8.          
act ind fut 2de pers mv heurèsete    (1) Lc 2,12.               (2) Lc 11,9.             (3) Lc 19,30.        
act ind aor 3de pers enk heuren      (1) Lc 4,17.                 (2) Lc 13,6.           (3) Lc 22,45.      
act ind aor 2de pers enk heures   Lc (1) Lc 1,30.                                  
act ind aor 1ste pers enk of 3de pers mv heuron   14    (1) Lc 2,46.       (2) Lc 7,9. (3) Lc 7,10. (4) Lc 8,35.         (5) Lc 15,6. (6) Lc 15,9.       (7) Lc 19,32. (8) Lc 22,13. (9) Lc 23,13. (10) Lc 23,22. (11) Lc 24,2. (12) Lc 24,3. (13) Lc 24,24. (14) Lc 24,33.        
act ind aor 1ste pers mv heuramen                                 (1) Lc 23,2.    
10  act conj aor 3de pers enk heurè(i)                     (1) Lc 12,38.     (2) Lc 15,4. (3) Lc 15,8.              
11  act conj aor 3de persmv heurôsin           (1) Lc 6,7.     (2) Lc 9,12. () Lc 11,54.                    
12  act part aor nom mann enk heurôn                       (1) Lc 15,5.              
13  act part aor nom vr enk heurousa                         (1) (6) Lc 15,9.                
14  act part aor nom mann mv heurontes    (1) Lc 2,45.     (2) Lc 5,19.                               
15  act part aor nom vr mv heurousai                                    (1) Lc 24,23.  
16  pass ind aor 3de pers enk heurethè  3               (1) Lc 9,36.         (2) Lc 15,24. (3) Lc 15,32.              
17  pass ind aor 3de pers mv heurethèsan                         (1) Lc 17,18.          
    45  5   3  

- act qal perf 2de pers mann enk מָצָאתָ = mâtsâthâ (jij vondt) van het werkw מָצָא = mâtsâ´ (vinden) Taalgebruik in Tenakh: mâtsâ´ (vinden). Getalwaarde: mem = 13 of 40, tsade = 18 of 90, aleph = 1 ; totaal: 32 ( 2² X 2³) of 131 Structuur: 4 - 9 - 1 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (8): (1) Gn 31,37. (2) Ex 33,12. (3) Ex 33,17. (4) 1 S 29,8. (5) 2 S 18,22. (6) Js 57,10. (7) Spr 24,14. (8) Spr 25,16.
- Lat invenire Fr trouver Du latin populaire *tropare (« composer, inventer un air » d’où « composer un poème », puis « inventer, découvrir »), dérivé de tropus (« figure de rhétorique » ? voir trope) Website: http://frwiktionaryorg/wiki/trouver. Ned vinden D finden E to find

Lc 1,3010 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,3011 acc vr enk charin van het zelfst naamw charis (genade, gratie) Taalgebruik in het NT: charis. (genade, gratie) Taalgebruik in Lc: charis. (genade, gratie) Begin van een groet ch - r: L gratia Fr grâce Vertaling: gratie, genade, char-me, bevalligheid We zouden groeten: aangenaam Verwante woorden: eucharisteô (danken). Lc (3): (1) Lc 1,30. (2) Lc 7,47. (3) Lc 17,9. Een vorm van charis (genade, gratie) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,30. (2) Lc 2,40. (3) Lc 2,52. (4) Lc 4,22. (5) Lc 6,32. (6) Lc 6,33. (7) Lc 6,34. (8) Lc 7,47. (9) Lc 17,9.

9 11 - εὑρες χαριν ( jij vondt genade) NT = Lc (1): Lc 1,30.
- εὑρεν χαριν (hij vond genade) NT = Hnd (1): Hnd 7,46.
- מָצָאתָ הֵן = mâtsâthâ hen (jij vondt genade) Tenakh (2): (1) Ex 33,12. (2) Ex 33,17.
- מָצָא הֵן = mâtsâ hen (hij vond genade) Tenakh (3): (1) Gn 6,8. (2) 1 S 16,22. (3) Jr 31,2.
- In Ex 32 wordt verhaald hoe het volk een stierenkalf liet maken en het vereerden Deze zonde werd door JHWH zwaar gestraft In Ex 33 wil Mozes zich verzekeren van de gunst (genade) van JHWH Hij bevestigt dat Hij met het volk zal zijn en met hen zal meetrekken Mozes vraagt bovendien om de heerlijkheid van JHWH te zien, maar die ziet hij slechts langs achter

Lc 1,3012 παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege) Taalgebruik in het NT: para (langs). Taalgebruik in de LXX: para (langs). Taalgebruik in Lc: para (langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,37. (3) Lc 1,45. (4) Lc 2,1. (5) Lc 2,52. (6) Lc 3,13. (7) Lc 5,1. (8) Lc 5,2. (9) Lc 7,38. (10) Lc 8,5. (11) Lc 8,12. (12) Lc 8,35. (13) Lc 8,41. (14) Lc 8,49. (15) Lc 13,2. (16) Lc 13,4. (17) Lc 17,16. (18) Lc 18,27. (19) Lc 18,35. (20) Lc 19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc 6,19. (2) Lc 6,34. (3) Lc 9,47. (4) Lc 10,7. (5) Lc 11,16. (6) Lc 11,37. (7) Lc 12,48. (8) Lc 18,14.  

para  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
para  677  553  124  13  11  20  21  18  40  44  65     
par'  238  178  60  10  10  22  16  26  21 
totaal 915  731  184  17  15  28  31  28  62  60  91     

13 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,3014 dat  mann enk theô(i) van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (9): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,38. (4) Lc 2,52. (5) Lc 16,13. (6) Lc 17,18. (7) Lc 18,27. (8) Lc 18,43. (9) Lc 20,25.
Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

12 - 14 παρα τῳ θεῳ = para tô(i) theô(i) (vanwege God) NT (11): (1) Mc 10,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,37. (4) Lc 18,27. (5) Rom 2,11. (6) Rom 2,13. (7) Rom 9,14. (8) 1 Kor 3,19. (9) 1 Kor 7,24. (10) Gal 3,11. (11) Jak 1,27.


Lc 1,31. - Lc 1,31: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:31 kai idou sullèmpsè en gastri kai texè uion kai kaleseis to onoma autou ièsoun   11 ecce concipies in utero et paries filium et vocabis nomen eius Iesum   31 En zie, je zult ontvangen in je schoot en je zult een zoon baren en je zult hem Jezus noemen 31 En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS   [31] U zult zwanger worden en een zoon baren, die u de naam Jezus moet geven  [31] Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen   31 zie, je zult in je schoot ontvangen en baren een zoon en zijn naam noemen: Jezus,–  31 Voici que tu concevras dans ton sein et enfanteras un fils, et tu l'appelleras du nom de Jésus

King James Bible [31] And, behold, thou shalt conceive in thy womb, and bring forth a son, and shalt call his name JESUS
Luther-Bibel 31 Siehe, du wirst schwanger werden und einen Sohn gebären, und du sollst ihm den Namen Jesus geben

Tekstuitleg van Lc 1,31. Het vers Lc 1,31 telt 14 (2 X 7) woorden en 64 (2³ X 2³) letters (De getalswaarde van Abram en Sara is 64, ook de getalswaarde van Israël is 64). De getalswaarde van Lc 1,31. is 6526 (2 X 13 X 251). De zwangerschap van Elisabet wordt aangekondigd in Lc 1,13, die van Jezus in Lc 1,31. 13 en 31 zijn elkaars spiegelbeelden. De geboorteaankondiging van Jezus aan Maria komt het meest overeen met de geboorteaankondiging van Ismaël aan Hagar. In Lc 1,48, in het Magnificat wordt alluie gemaakt op de naam Jezus, zoals ook in Gn 16,11 uitleg wordt gegeven over de naam Ismaël.

De engel van JHWH brengt de boodschap van JHWH aan de gevluchte Hagar in de woestijn over o.a. dat JHWH haar heeft gehoord.
De geboorteaankondiging van Jezus aan Maria komt het meest overeen met de geboorteaankondiging van Ismaël aan Hagar.
- Gn 16,11: ιδου συ εν γαστρι εχεις και τεξῃ υἰον και καλεσεις το ονομα αυτου ισμαελ = idou su en gastri echeis kai texè(i) huion kai kaleseis to onoma autou ismaèl (zie jij hebt in je buik en je zult een zoon baren en je zult zijn naam noemen Ismaël).
- Lc 1,31: και ιδου συλλημψῃ εν γαστρι και τεξῃ υἰον και καλεσεις το ονομα αυτου ιησουν = kai idou sullèmpsè(i) en gastri kai texè(i) huion kai kaleseis to onoma autou ièsoun (en zie jij zult ontvangen in de buik en je zult een zoon ontvangen en je zult zijn naam noemen Jezus).
Twee geboorteaankondigingen: die van Johannes aan Zacharia (Lc 1,13), die van Jezus aan Maria (Lc 1,31). Verwoord aan de hand van de geboorteaankondigingen van Isaäk aan Abraham (Gn 17,19) en van Ismaël aan Hagar (Gn 16,11).

- hinnâkh hârah wëjoladëthë ben (zie jij zwanger zijnde en barende een zoon) Bijbel (3): (1) Gn 16,11. (de engel van JHWH tot Hagar) (2) Re 13,5. (de engel van JHWH aan Simson) (3) Re 13,7. (idem als Re 13,5) LXX: (1) Gn 16,11: idou su en gastri echeis (tegenwoordige tijd) kai texèi (toekomende tijd) huion = zie je hebt in je buik en je zult een zoon baren (2) en (3) idou su en gastri exeis (toekomende tijd) kai texèi (toekomende tijd) huion = zie je zult hebben in je buik en je zult een zoon baren Zonder hinnâkh (zie jij) maar in de derde persoon: hinneh hâ`alëmäh hârah wëjoladëthë ben (zie de maagd zal zwanger worden en zij zal een zoon baren) LXX: idou hè parthenos en gastri exei kai texetai huion = zie de maagd zal in de buik hebben en zij zal een zoon baren Zie Lc 1,31: kai idou sullèmpsèi en gastri kai texei huion = en zie jij zult ontvangen in je buik en je zult een zoon baren)

Lc 1,311 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,312 ιδου = idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie). Taalgebruik in Hnd: idou (zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,25. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,48. Lc 24 (3): (1) Lc 24,4. (2) Lc 24,13. (3) Lc 24,49. Hnd (23)
Zowel Mt als Lc gebruiken veelvuldig ιδου = idou (zie)

idou (zie)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  1229  1037  192  59  55 23  19  25  121  125 

  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
55  0 0 2 1 5 1 3 3 0 6 1 1 0 2 2 3 0 0 5 4

- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik in Tenakh: hen / hinneh (zie). Getalwaarde: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF 55 (5 X 11) Structuur: 5 - 5 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (495) Pentateuch (96) Eerdere Profeten (153) Latere Profeten (140) 12 Kleine Profeten (29) Geschriften (77)
- Lat ecce E behold D Siehe Fr voici < vois ici

Lc 1,311 - 2 και ιδου = kai idou (en zie) NT (84) Lc (26) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. Lc 2 (1) Lc 2,25. Lc 24 (3 / 3): (1) Lc 24,4. (2) Lc 24,13. (3) Lc 24,49.
- Hebreeuws וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) Zie: הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik in Tenakh: hen / hinneh (zie). Getalwaarde: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF 55 (5 X 11) Structuur: 5 - 5 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (347) Pentateuch (114) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (70) 12 Kleine Profeten (16) Geschriften (36)
- הִנָּךְ = hinnâkh (zie jij) < = hinneh + suffix persoonl voornaamw 2de pers vr enk הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik in Tenakh: hen / hinneh (zie). Tenakh (5): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. (4) Hl 1,15. (5) Hl 4,1.

Lc 1,313 act ind fut 2de pers enk συλλημψῃ = sullèmpsè(i) (jij zult zwanger worden) van het werkw συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in de LXX: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Lc (1) Lc 1,31. Een vorm van συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) in de LXX (118), in het NT (16), in Lc (7): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 2,21. (5) Lc 5,7. (6) Lc 5,9. (7) Lc 22,54. Het Griekse συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) kan de vertaling van 8 Hebreeuwse werkw zijn, oa het Hebreeuwse הָרָה = hârâh (zwanger worden - zijn)
- De werkwoordvorm act ind aor 3de pers enk συνελαβεν = sunelaben (zij werd zwanger) van het werkw συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in de LXX: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Bijbel (29) LXX (28) Pentateuch (9): (1) Gn 16,4. (2) Gn 29,32. (3) Gn 29,33. (4) Gn 29,34. (5) Gn 30,5. (6) Gn 30,7. (7) Gn 30,10. (8) Gn 30,12. (9) Gn 30,19. NT (1): Lc 1,24 .

Een vorm van het werkw συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) is vaak de vertaling van het Hebreeuwse act qal imperf 3de pers vr enk וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i, p160) Taalgebruik in Tenakh: härâh (zwanger worden, - zijn). Getalwaarde: he = 5, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) Structuur: 5 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (28) Pentateuch (18) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (1) 12 Kleine Profeten (3) Geschriften (2) Gn (13): (1) Gn 4,1. (Eva - Kaïn) (2) Gn 4,17. (de vrouw van Kaïn - Henoch) (3) Gn 16,4. (Hagar) - Gn 19,36. (beide dochters van Lot - Moab en Ben-Ammi) - (4) Gn 21,2. (Sara - Isaak) (5) Gn 25,21. (Rebekka - Esau en Jakob) (6) Gn 29,32. (Lea - Ruben) (7) Gn 29,33. (Lea - Simeon) (8) Gn 29,34. (Lea - Levi) (9) Gn 29,35. (Lea - Juda) (10) Gn 30,5. (Bilha - Dan) (10) Gn 30,7. (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali) (11) Gn 30,19. (Lea - Zebulon) (12) Gn 30,23. (Rachel - Jozef) (13) Gn 38,4. (Sua, de vrouw van Juda, - Onan) Eerdere Profeten (4): (1) 1 S 1,20. (2) 1 S 2,21. (3) 2 S 11,5. (4) 2 K 4,17.
- Hebreeuws הָרָה = hârâh (zwanger worden, - zijn) Taalgebruik in Tenakh: härâh (zwanger worden, - zijn). Getalwaarde: he = 5, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) Structuur: 5 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 3 (1) act qal perf 3de pers mann enk ; hifil: hij doet zwanger zijn) (2) act qal part vr enk (zwanger zijnde) Tenakh (11): (1) Gn 16,11. (2) Gn 38,24. (3) Gn 38,25. (4) Ex 21,22. (5) Re 13,5. (6) Re 13,7. (7) 1 S 4,19. (8) 2 S 11,5. (9) Js 7,14. (10) Js 26,17. (11) Jr 31,8.
- Het Hebreeuwse werkw הָרָה = hârâh (zwanger worden - zijn) wordt in het Grieks vertaald door λαμβανω εν γαστρι = lambanô en gastri (in de buik nemen) OF εχω εν γαστρι = echô en gastri (in de buik hebben) Mogen we dan vertalen: zwanger worden en zwanger zijn Uitzonderlijk wordt συλλαμβανω εν γαστρι = sullambanô en gastri (Lc 1,31) gebruikt ; meestal volstaat het werkw συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden)
- Latijn act ind fut 2de pers enk concipies (jij zult ontvangen) van het werkw concipere Bijbel (4): (1) Re 13,3. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. (4) Lc 1,31. Door zijn vertaling klikt de Vulgaat het verhaal van Simson vast aan dat van Maria

Lc 1,314 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

Lc 1,315 dat vr enk γαστρι = gastri van het zelfst naamw γαστηρ = gastèr (buik, schoot) Taalgebruik in het NT: gastèr (buik, schoot). Taalgebruik in de LXX: gastèr (buik, schoot). Taalgebruik in Lc: gastèr (buik, schoot). NT (8): (1) Mt 1,18. (2) Mt 1,23. (3) Mt 24,19. (4) Mc 13,17. (5) Lc 1,31. (6) Lc 21,23. (7) 1 Tes 5,3. (8) Apk 12,2. Een vorm van γαστηρ = gastèr (buik, schoot) in de LXX (70), in het NT (9), in Lc (2)

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  dat vr enk gastri   43  35         

6 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,317 act ind fut 2de pers enk τεξῃ = texè(i) (jij zult baren) van het werkw τικτω = tiktô (baren, bevallen) Taalgebruik in het NT: tiktô (baren). Taalgebruik in de LXX: tiktô (baren). Taalgebruik in Lc: tiktô (baren). Bijbel: (1) Gn 3,16. (2) Gn 16,11. (3) Re 13,3. (4) Re 13,5. (5) Re 13,7. (6) Lc 1,31. Een vorm van τικτω = tiktô (baren), in de LXX (244), in het NT (18), in Lc (5): (1) Lc 1,31. (2) Lc 1,57. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,7. (5) Lc 2,11.
- Hebreeuws וְיֹךַדְת = wëjoladëth (en barende) < prefix verbindingswoord wë + act qal part vr enk van het werkw יָלַד = jâlad (voortbrengen) Zie het zelfst naamw יֶלֶד = jèlèd = het voortgebrachte, kind Taalgebruik in Tenakh: jèlèd = het voortgebrachte, kind. Getalwaarde: jod = 10, lamed = 12 of 30, daleth = 4 ; totaal: 26 OF 44 (4 X 11) Structuur: 1 - 3 - 4 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (3): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. w-j-l-d-th Tenakh (6): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,3. (3) Re 13,5. (4) Re 13,7. (5) Js 7,14. (6) Jr 31,8

Lc 1,318 acc mann enk υἰον = huion van het zelfst naamw υἰος = huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in de LXX: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

huios (zoon)  enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
acc enk huion 365 285 80 15 6 15 17 3 21 3 36 53
totaal 1851 1560 291 69 29 62 51 10 65 5 160 211

huios (zoon)  mv bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b
totaal 2499 2432 67 14 4 10 2 11 23 3 28 30  23   

- Hebreeuws בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind) Taalgebruik in Tenakh: ben (zoon, kind). Getalwaarde: beth = 2, nun = 14 of 50 ; totaal: 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) Structuur: 2 - 5 De som van de elementen is 7 Tenakh (1225) Pentateuch (284) Eerdere Profeten (392) Latere Profeten (231) 12 Kleine Profeten (26) Geschriften (292) Gn (85) Gn 21 (7): (1) Gn 21,2. (2) Gn 21,4. (3) Gn 21,5. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 21,13.
- Lat filius Fr fils Ned zoon D Sohn E son Arabisch: اِبن = ´ibn (zoon) Taalgebruik in de Qoran: ´ibn (zoon).

Lc 1,319 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,3110 act ind fut 2de pers enk kaleseis (jij zult noemen) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,3111 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,3112 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)

Lc 1,3113 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,3114 acc mann enk ièsoun van de eigennaam ièsous (Jezus) Taalgebruik in NT: Ièsous (Jezus). Taalgebruik in Lc: Ièsous (Jezus).
Lc (14): (1) Lc 1,31. (2) Lc 2,27. (3) Lc 5,12. (4) Lc 7,4. (5) Lc 8,28. (6) Lc 8,35. (7) Lc 8,40. (8) Lc 9,33. (9) Lc 10,29. (10) Lc 19,3. (11) Lc 19,35. (12) Lc 23,8. (13) Lc 23,20. (14) Lc 23,25. Een vorm van ièsous (Jezus) in Lc in 87 verzen Dit is de enigste vorm in Lc 1


Lc 1,32. - Lc 1,32: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:32 houtos estai megas kai huios hupsistou klèthèsetai kai dôsei autô kurios o theos ton thronon dauid tou patros autou  12 hic erit magnus et Filius Altissimi vocabitur et dabit illi Dominus Deus sedem David patris eius   32 Deze zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste genoemd worden; en de Heer God zal hein de troon geven van David zijn vader,  32 Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven   [32] Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven   [32] Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven  32 hij zal groot zijn en ‘Zoon van de Allerhoogste’ worden genoemd; de Heer God zal hem geven de troon van zijn vader David;  32 Il sera grand, et sera appelé Fils du Très-Haut Le Seigneur Dieu lui donnera le trône de David, son père ; 

King James Bible [32] He shall be great, and shall be called the Son of the Highest: and the Lord God shall give unto him the throne of his father David:
Luther-Bibel 32 Der wird groß sein und Sohn des Höchsten genannt werden; und Gott der Herr wird ihm den Thron seines Vaters David geben,

Tekstuitleg van Lc 1,32. Het vers Lc 1,32. telt 19 woorden en 91 (7 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,32. is 12384 ( 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 3 X 43)

Lc 1,321 nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,36.

Lc 1,322 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (32) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,323 nom mann enk megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot).
Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 4,25. (4) Lc 7,16. (5) Lc 9,48. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzen, in Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.

Lc 1,321 - 3 houtos estai megas (deze zal groot zijn) In NT, nl in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,32. (2) Lc 9,48.
Lucas beschrijft op parallelle wijze Johannes de Doper en Jezus Allereerst wat hun grootheid betreft:
- Lc 1,15: estai gar megas enôpion tou kuriou (hij zal groot zijn in het oog van de Heer)
- Lc 1,32: houtos estai megas (deze zal groot zijn)

Lc 1,324 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,325 nom mann enk υἰος = huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in de LXX: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Lc (39) Lc 1 (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

huios (zoon)  enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
nom mann enk huios 885 732 153 42 19 39 26 6 19 2 100 126
totaal 1851 1560 291 69 29 62 51 10 65 5 160 211

huios (zoon)  mv bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b
totaal 2499 2432 67 14 4 10 2 11 23 3 28 30  23   

- Hebreeuws בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind) Taalgebruik in Tenakh: ben (zoon, kind). Getalwaarde: beth = 2, nun = 14 of 50 ; totaal: 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) Structuur: 2 - 5 De som van de elementen is 7 Tenakh (1225) Pentateuch (284) Eerdere Profeten (392) Latere Profeten (231) 12 Kleine Profeten (26) Geschriften (292) Gn (85) Gn 21 (7): (1) Gn 21,2. (2) Gn 21,4. (3) Gn 21,5. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 21,13.
- Lat filius Fr fils Ned zoon D Sohn E son Arabisch: اِبن = ´ibn (zoon) Taalgebruik in de Qoran: ´ibn (zoon).

Lc 1,326 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.

Lc 1,327 pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen).
Lc (4): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60. (4) Lc 2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,325 - 7 Opnieuw Johannes de Doper en Jezus, ditmaal om het onderscheid aan te duiden:
- Lc 1,76: kai su de paidion profètès hupsistou klèthèsè(i) (en jij echter kind jij zult profeet van de Allerhoogste genoemd worden)
- Lc 1,32: kai huios hupsistou klèthèsetai (en hij zal zoon van de Allerhoogste genoemd worden)

Lc 1,328 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,329 act ind fut 3de pers enk dôsei (hij zal geven) van het werkw didômi (geven) Taalgebruik in het NT: didômi (geven). Taalgebruik in Mc: didômi (geven). Hebr . nâthan (tha) Lat dare / donare - donum: geven - gave, gift Fr donner - don: geven - gave
Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 11,8. (3) Lc 11,13. (4) Lc 16,12. (5) Lc 20,16. Een vorm van didômi (geven) in Lc in 54 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,74. (3) Lc 1,77.

Lc 1,3210 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.

Lc 1,3211 nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm van kurios (heer) in Lc in 99 verzen

Lc 1,3212 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,3213 nom mann enk theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (15) (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68. (3) Lc 3,8. (4) Lc 5,21. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,39. (7) Lc 12,20. (8) Lc 12,24. (9) Lc 12,28. (10) Lc 16,15. (11) Lc 18,7. (12) Lc 18,11. (13) Lc 18,13. (14) Lc 18,19. (15) Lc 20,38.
Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

Lc 1,3211 - 13 kurios ho theos (JHWH God) Lc (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68.

Lc 1,3214 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,3215 acc mann enk thronon van het zelfst naamw thronos (troon) Taalgebruik in het NT: thronos (troon). Taalgebruik in Lc: thronos (troon).
Lc (1) Lc 1,32. Een vorm van thronos (troon) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,52. (3) Lc 22,30.

Lc 1,3216 δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid (David). Taalgebruik in de LXX: dauid (David). Bijbel (957) OT (903) NT (54) Lc (12): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,69. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,11. (6) Lc 3,31. (7) Lc 6,3. (8) Lc 18,38. (9) Lc 18,39. (10) Lc 20,41. (11) Lc 20,42. (12) Lc 20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David) Taalgebruik in Tenakh: dâwid (David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).

Lc 1,3217 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,3218 gen mann enk patros van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (8): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,59. (3) Lc 2,49. (4) Lc 9,26. (5) Lc 10,22. (6) Lc 15,17. (7) Lc 16,27. (8) Lc 24,49. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,3219 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,33 - . Lc 1,33: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:33 kai basileusei epi ton oikon iakôb eis tous aiônas kai tès basileias autou ouk estai telos  13 et regnabit in domo Iacob in aeternum et regni eius non erit finis   33 en hij zal heersen over het huis van Jakob voor de eeuwen en aan zijn heerschappij zal er geen einde zijn )”   33 En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn  [33] Hij zal eeuwig koning zijn over het huis van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen’  [33] Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen’  33 hij zal koning zijn over het huis van Jakob in alle eeuwen, en aan zijn koninkrijk zal geen grens noch einde zijn!  33 il régnera sur la maison de Jacob pour les siècles et son règne n'aura pas de fin »  

King James Bible [33] And he shall reign over the house of Jacob for ever; and of his kingdom there shall be no end
Luther-Bibel 33 und er wird König sein über das Haus Jakob in Ewigkeit, und sein Reich wird kein Ende haben

Tekstuitleg van Lc 1,33. Het vers Lc 1,33. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,33. is 8489 (13 X 653)

Lc 1,331 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,333 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,334 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,337 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

8 bep lidw acc mann mv tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc 1,33. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,65. (4) Lc 1,79.

Lc 1,3310 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,3311 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,3312 gen vr enk + acc vr mv basileias (van het koninkrijk) van het zelfstandig naamw basileia (koninkrijk) Taalgebruik in het NT: basileia (koninkrijk). Taalgebruik in Lc: basileia (koninkrijk). Lc (5): (1) Lc 1,33. (2) Lc 4,5. (3) Lc 8,10. (4) Lc 9,11. (5) Lc 18,29. Een vorm van basileia (koninkrijk) in Lc in 44 verzen

Lc 1,3313 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,3314 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,3315 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,34. - Lc 1,34: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:34 eipen de mariam pros ton aggelon pôs estai touto epei andra ou ginôskô  14 dixit autem Maria ad angelum quomodo fiet istud quoniam virum non cognosco  Maria nu zei tegen de engel: “Hoe zal dit zijn, daar ik geen man bekend heb?”  
34 En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne?
[34] ‘Maar hoe moet dat dan?’ zei Maria tegen de engel ‘Ik heb geen omgang met een man’   [34] Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad’  34 Maria zegt tot de aankondig–engel: hoe kan dit zijn, daar ik met geen man gemeenschap heb?   34 Mais Marie dit à l'ange: « Comment cela sera-t-il, puisque je ne connais pas d'homme ? »  

King James Bible [34] Then said Mary unto the angel, How shall this be, seeing I know not a man?
Luther-Bibel 34 Da sprach Maria zu dem Engel: Wie soll das zugehen, da ich doch von keinem Mann weiß?

Tekstuitleg van Lc 1,34. Het vers Lc 1,34. telt 13 woorden en 57 (3 X 19) letters De getalwaarde van Lc 1,34. is 6678 (2 X 3² X 7 X 53)

Lc 1,341 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,342 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,341 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,343 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

Lc 1,344 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

Lc 1,345 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,346 acc mann enk aggelon van het zelfst naamw aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in Mc: aggelos (engel). Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden
Lc (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 7,27. Een vorm van aggelos (engel) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. Een vorm van aggelos (engel) in Lc in 25 verzen

7 pôs (hoe) Taalgebruik in het NT: pôs (hoe). Taalgebruik in Lc: pôs (hoe).
Lc (16): (1) Lc 1,34. (2) Lc 6,42. (3) Lc 8,18. (4) Lc 8,36. (5) Lc 10,26. (6) Lc 11,18. (7) Lc 12,11. (8) Lc 12,27. (9) Lc 12,50. (10) Lc 12,56. (11) Lc 14,7. (12) Lc 18,24. (13) Lc 20,41. (14) Lc 20,44. (15) Lc 22,2. (16) Lc 22,4.

8 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

9 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.

12 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,35. - Lc 1,35: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:35 kai apokritheis o aggelos eipen autè pneuma agion epeleusetai epi se kai dunamis upsistou episkiasei soi dio kai to gennômenon agion klèthèsetai uios theou 15 et respondens angelus dixit ei Spiritus Sanctus superveniet in te et virtus Altissimi obumbrabit tibi ideoque et quod nascetur sanctum vocabitur Filius Dei  35 En de engel antwoordde (en) zei haar: “Dc heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen; daarom ook zal dat wat geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God   35 En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden   [35] De engel antwoordde haar: ‘Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken* Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God   [35] De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God   35 Ten antwoord zegt de aankondig–engel tot haar: geestesadem van de Heilige zal over je komen, kracht van de Allerhoogste zal je overschaduwen; daarom zal wat voortgebracht wordt heilig genoemd worden, Zoon van God;   35 L'ange lui répondit: « L'Esprit Saint viendra sur toi, et la puissance du Très-Haut te prendra sous son ombre ; c'est pourquoi l'être saint qui naîtra sera appelé Fils de Dieu  

King James Bible And the angel answered and said unto her, The Holy Ghost shall come upon thee, and the power of the Highest shall overshadow thee: therefore also that holy thing which shall be born of thee shall be called the Son of God
Luther Bibel Der Engel antwortete und sprach zu ihr: aDer heilige Geist wird über dich kommen, und die Kraft des Höchsten wird dich überschatten; darum wird auch das Heilige, das geboren wird, Gottes Sohn genannt werden

Tekstanalyse van Lc 1,35. Dit vers Lc 1,35. telt 26 (2 X 13) woorden en 134 (2 X 67) letters De getalwaarde van Lc 1,35. is 11667 (3 X 3889) In het citaat van de engel treffen we vooreerst twee nevenschikkende zinnen aan, die parallel zijn opgebouwd: onderwerp, vervoegd werkwoord, bepaling De zinnen tellen elk vijf woorden en dertien lettergrepen In totaal zijn dat tien woorden en zesentwintig lettergrepen Zesentwintig is de getalwaarde van de naam JHWH De twee vervoegde werkwoorden hebben het voorvoegsel epi ; in de eerste zin wordt epi nog eens herhaald na het vervoegd werkwoord De vervoegde werkwoorden tellen elk vijf lettergrepen
- Lc 1,35b: pneuma hagion epeleusetai epi se = heilige geest zal op je 'neer'komen
- Lc 1,35c: kai dunamis hupsistou episkiasei se = en kracht van de allerhoogste zal je overschaduwen

Lc 1,351 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,352 part aor nom mann enk apokritheis (beantwoord) van het werkw apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (33) Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.

Lc 1,353 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,354 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)

Lc 1,355 act ind aor 3de pers enk ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw λεγω = legô (zeggen) Taalgebruik in het NT: legô (zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). Taalgebruik in Hnd: legô (zeggen). Bijbel (3024) OT (2426) NT (598) Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318), in Lc 1 (4) ; van ειπον = eipon (ik zei) in Lc 1 (12)
- Hebr ´âmar (zeggen) Taalgebruik in Tenach: ´âmar (zeggen). E to say Fr dire D sprechen (spreken) legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon

Lc 1,356 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,351 - 6
- ειπεν ὁ αγγελος = eipen ho aggelos (de engel zei) NT (3): (1) Lc 1,30. (2) Hnd 12,8. (3) Apk 17,7.
-- και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei): NT (1): Lc 1,30.
-- και ειπεν αυτοις ὁ αγγελος = kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen) NT (1): Lc 2,10.
- ειπεν δε προς αυτον ὁ αγγελος = eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) NT (1): Lc 1,13.
- και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν = kai apokritheis ho aggelos eipen (en beantwoord zei de engel)
-- (1) Lc 1,19: και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν αυτῳ = kai apokritheis ho aggelos eipen autôi (en beantwoord zei de engel hem)
-- (2) Lc 1,35: και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν αυτῃ = kai apokritheis ho aggelos eipen autèi (en beantwoord zei de engel haar)
In de twee verzen beantwoordt de engel een vraag, in Lc 1,19. van Zacharia en in Lc 1,35. van Maria
- יהוה מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei) Tenakh (4): (1) Nu 22,35. (2) Re 13,13. (3) Re 13,16. (4) Re 13,18.
- הָאֱלֹהִים מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (1): Gn 21,17.
- הָאֱלֹהִים מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh hâ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (6): (1) Gn 31,11. (2) Ex 14,19. (3) Re 6,20. (4) Re 13,6. (5) Re 13,9. (6) 2 S 14,20.

Lc 1,357 nom+ acc onz enk πνευμα = pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in Lc: pneuma (geest). Taalgebruik in Hnd: pneuma (geest). Lc (16): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382), in het NT (379), in Lc (36), in Hnd (70), in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 2 (3): (1) Lc 2,25. (2) Lc 2,26. (3) Lc 2,27., in Lc 3 (4): (1) Lc 3,6. (2) Lc 3,13. (3) Lc 3,17. (4) Lc 3,22., in Lc 4 (5): (1) Lc 4,1. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,33. (5) Lc 4,36. In Lc: X vormen van pneuma (geest)in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20: 28 hoofdstukken Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379), in de LXX (382)

  pneuma bijbel  OT  NT  Mt 

Mc 

Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev 
1 nom+ acc onz enk pneuma 366 220 146 6 12 16 14 31 55 12 34 48

pneuma Mt 

Mc 

Lc  syn ev 
nom+ acc enk pneuma 6: (1) Mt 3,16. (2) Mt 10,20. (3) Mt 12,18. (4) Mt 12,43. (5) Mt 26,41. (6) Mt 27,50. 12: (1) Mc 1,10. (2) Mc 1,12. (3) Mc 1,26. (4) Mc 3,29. (5) Mc 3,30. (6) Mc 5,8. (7) Mc 7,25. (8) Mc 9,17. (9) Mc 9,20. (10) Mc 9,25. (11) Mc 13,11. (12) Mc 14,38. 16: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. 34: (1) Mt 3,16. // Mc 1,10. // Lc 3,22. (2) Mc 1,26. //Lc 4,33. (3) / Mc 3,29. // Lc 12,10. (4) Mc 5,8. // Lc 8,29. (5) Mt 10,20. // Lc 12,12. (6) Mt 12,43. // Lc 11,24. (7) Mt 26,41. // Mc 14,38. 48

- רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach (geest). Getalwaarde: resj = 20 of 200 waw = 6 chet = 8 Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) Structuur: 2 - 6 - 8 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (204) Pentateuch (19) Eerdere Profeten (33) Latere Profeten (65) 12 Kleine Profeten (19) Geschriften (68) Pentateuch (19): (1) Gn 6,17. (2) Gn 7,15. (3) Gn 7,22. (4) Gn 8,1. (5) Gn 26,35. (6) Gn 41,38. (7) Gn 45,27. (8) Ex 6,9. (9) Ex 10,13. (10) Ex 10,19. (11) Ex 28,3. (12) Ex 31,3. (13) Ex 35,31. (14) Nu 5,14. (15) Nu 5,30. (16) Nu 14,24. (17) Nu 24,2. (18) Nu 27,18. (19) Dt 34,9. Js (28) Js 1-39 (13): (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7. Js 40-66 (15): (1) Js 40,7. (2) Js 40,13. (3) Js 41,29. (4) Js 54,6. (5) Js 57,13. (6) Js 57,15. (7) Js 57,16. (8) Js 59,19. (9) Js 61,1. (10) Js 61,3. (11) Js 63,10. (12) Js 63,11. (13) Js 63,14. (14) Js 65,14. (15) Js 66,2.
- Lat spiritus Fr esprit E spirit Ned geest D Geist Arabisch: روح = rûH (geest) Taalgebruik in de Qoran: rûH (geest).

Lc 1,358 nom + acc onz enk ἁγιον = hagion van het bijvoegl naamw ἁγιος = hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in de Septuaginta: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Lc (8): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. Een vorm van ἁγιος = hagios (heilig) in de LXX (832), in het NT (233), in Lc (19): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.

  hagios (heilig) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev
3 nom + acc onz enk hagion 204 160 44 1 3 8 2 20 10   12 14

hagios (heilig) Mt  Mc   Lc  syn ev
nom mann enk hagios   1: Mc 1,24. 1: Lc 4,34. 2: (1) Mc 1,24. // Lc 4,34. 3
nom + acc onz enk hagion 1: Mt 7,6. 3: (1) Mc 3,29. (2) Mc 6,20. (3) Mc 13,11. 8: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. 12: (1) Mt 12,32. // Mc 3,29. // Lc 12,10. 14
gen mann + onz enk hagiou 4: (1) Mt 1,18. (2) Mt 1,20. (3) Mt 12,32. (4) Mt 28,19.   5: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,67. (4) Lc 2,26. (5) Lc 4,1. 9 9
gen vr enk + acc vr mv hagias     1: Lc 1,72.  
dat m + onz enk hagiô(i) 2: (1) Mt 3,11. (2) Mt 24,15. 2: (1) Mc 1,8. (2) Mc 12,36. 2: (1) Lc 3,16. (2) Lc 10,21. 6: (1) Mt 3,11. // Mc 1,8. // Lc 3,16. 7
gen mann + vr + onz mv hagiôn 1: Mt 27,52. 1: Mc 8,38. 2: (1) Lc 1,70. (2) Lc 9,26. 4: (1) Mc 8,38. // Lc 9,26. 4
Totaal   8 7 19 34 37

- קָדוֹשׁ = qâdôsj (heilig) Stat constr קְדוֹשׁ = qëdôsj Taalgebruik in Tenakh: qâdôsj (heilig). Getalwaarde: qoph = 19 of 100, daleth = 4, waw = 6, sjin = 21 of 300 ; totaal: 50 OF 410 (2 X 5 X 41) Structuur: 1 - 4 - 6 - 3 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (53) Pentateuch (13) Eerdere Profeten (3) Latere Profeten (25) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (11)
- Lat sanctus Fr saint Ned heilig D heilig E holy Arabisch: مُقَدَّس = muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig).

Lc 1,357 - 8 (to) pneuma () (to) hagion = (de) heilige geest, als nom in Lc (2): (1) Lc 1,35. (2) Lc 3,22. (to pneuma to hagion = de geest de heilige) (to) pneuma () (to) hagion = (de) heilige geest, als acc in Lc (2): (1) Lc 2,25. (pneuma hagion = geest was heilig) (2) Lc 11,13. to () hagion pneuma in Lc (2): (1) Lc 12,10. (19) Lc 12,12. ( to gar hagion pneuma = want de heilige geest)

Lc 1,359 ind fut 3de pers enk επελευσεται = epeleusetai (hij zal komen over) van het werkw επερχομαι = eperchomai (komen op) Taalgebruik in het NT: eperchomai (komen op). Taalgebruik in de LXX: eperchomai (komen op). Taalgebruik in Lc: eperchomai (komen op). Prefix epi (over) en het werkwoord erchomai (gaan, komen) Bijbel (15): (1) Nu 6,5. (2) Nu 8,7. (3) Spr 26,2. (4) Job 19,29. (5) Job 20,22. (6) Job 21,17. (7) Job 23,6. (8) Job 23,17. (9) Job 25,3. (10) Pr 2,12. (11) Da 11,15. (12) Da 11,41. (13) Bar 4,24. (14) Bar 4,35. (15) Lc 1,35. Een vorm van επερχομαι = eperchomai (komen op) in de LXX (112), in het NT (9), Lc (3): (1) Lc 1,35. (2) Lc 11,22. (3) Lc 21,26 .

10 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. επ' = ep' (1) Lc 1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei

Lc 1,3512 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

13 nom vr enk dunamis (macht, kracht) Taalgebruik in het NT: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Lc: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Hnd: dunamis (macht, kracht). Hebr chaîl (kracht, sterkte) Taalgebruik in Tenakh: chaîl (kracht, sterkte). Lat vir-tus Fr puissance + E power < Lat potentia (mogelijkheid) zie Lat posse (kunnen) Ned kracht D Kraft Lc (3): (1) Lc 1,35. (2) Lc 5,17. (3) Lc 6,19. Hnd (1) Een vorm van dunamis (macht, kracht) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,35. (3) Lc 4,14. (4) Lc 4,36. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,19. (7) Lc 8,46. (8) Lc 9,1. (9) Lc 10,19. (10) Lc 21,27. (11) Lc 22,69. (12) Lc 24,49. In Lc: 6 vormen van dunamis (macht, kracht) in 15 verzen in 11 hoofdstukken In Hnd: 6 vormen van dunamis (macht, kracht) in 10 verzen in 7 hoofdstukken

14 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.

Lc 1,35. a Lc 1,35. b Hnd 1,8 Lc 24,49 Lc 1,17. Lc 3,22. Lc 4,14a Lc 4,18.
   kai (en) kai lèmpsethe (en gij zult ontvangen) heôs hou endusèsthe (totdat jullie   kai (en) katabènai (neerdalen)     
pneuma hagion (heilige geest) dunamis hupsistou (de kracht van de Allerhoogste)  dunamin (kracht) eks hupsous dunamin (vanuit de hoge kracht) en pneumati kai dunamei èliou (in de geest en de kracht van Elia)   to pneuma to hagion (de heilige geest) en tèi dunamei tou pneutos (in de kracht van de geest) pneuma kuriou (de geest van de Heer)
epeleusetai (zal komen) episkiasei (zal overschaduwen)   epelthontos tou hagiou pneumatos (van de komende heilige geest)          
epi se (over u) soi (u)   ef'humas (over u)     ep'auton (over hem)   ep'eme (op mij)
3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38  Hnd 1,1-14: Jezus'laatste opdracht en hemelvaart 355 Verschijning aan de leerlingen in Jeruzalem: Lc 24,36-49. 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25.   18 Doop van Jezus: Mc 1,9-11. - Mt 3,13-17. - Lc 3,21-22. 21 Begin van Jezus'optreden in Galilea: Mc 1,14-15. - Mt 4,12-17. - Lc 4,14-15. 22 Prediking te Nazaret en verwerping: Lc 4,16-30. - Mc 6,1-6a. - Mt 13,53-58.

Lc 1,3515 act ind fut 3de pers enk episkiasei (hij zal overschaduwen) van het werkw episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op) Taalgebruik in het NT: episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op). Taalgebruik in Lc: episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op). Lc (1) Lc 1,35. Schaduw duidt op aanwezigheid en afwezigheid Een vorm van episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,35. (2) Lc 9,34. In Ex 40,35. symboliseert de wolk op de verbondstent de aanwezigheid van JHWH In Lc 1,35. duidt de overschaduwing op de aanwezigheid van God

Lc 1,3518 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,3519 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,3520 pass part praes nom + acc onz enk gennômenon (wat wordt voortgebracht) van het werkw gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô (voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô (voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc 1,35. Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,57. (4) Lc 3,22. (5) Lc 20,34. (6) Lc 23,29.

Lc 1,3522 pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen).
Lc (4): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60. (4) Lc 2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,3523 nom mann enk huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (39) Lc 1 (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

Lc 1,3524 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

Lc 1,36. - Lc 1,36: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:36 kai idou elisabet è suggenis sou kai autè suneilèfen uion en gèrei autès kai outos mèn ektos estin autè tè kaloumenè steira  16 et ecce Elisabeth cognata tua et ipsa concepit filium in senecta sua et hic mensis est sextus illi quae vocatur sterilis  36 En zie Elisabet, je verwante, ook deze heeft een zoon ontvangen in haar ouderdom, en dit is de zesde maand voor haar die onvruchtbaar genoemd werd  36 En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde  [36] Bovendien, ook Elisabet, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een zoon; zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij is al in haar zesde maand   [36] Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap,  36 en zie, Elisabet, die aan jou verwant is, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen,– het is nu de zesde maand voor haar die onvruchtbaar werd genoemd;   36 Et voici qu'Élisabeth, ta parente, vient, elle aussi, de concevoir un fils dans sa vieillesse, et elle en est à son sixième mois, elle qu'on appelait la stérile ; 

King James Bible [36] And, behold, thy cousin Elisabeth, she hath also conceived a son in her old age: and this is the sixth month with her, who was called barren
Luther-Bibel 36 Und siehe, Elisabeth, deine Verwandte, ist auch schwanger mit einem Sohn, in ihrem Alter, und ist jetzt im sechsten Monat, von der man sagt, dass sie unfruchtbar sei

Tekstuitleg van Lc 1,36. Het vers Lc 1,36. telt 22 (2 X 11) woorden en 107 letters De getalwaarde van Lc 1,36. is 11211 (3 X 37 X 101)

Lc 1,361 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,3612 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.

Lc 1,363 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,364 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,365 nom vr enk suggenis, zie suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) Taalgebruik in het NT: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Taalgebruik in Lc: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). In de bijbel slechts in Lc 1,36.

Lc 1,366 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,367 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,368 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,3610 acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Mc: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

Lc 1,3611 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,3613; pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,3614 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,3615 nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,36.

Lc 1,3616 nom vr enk mèn (maand) Taalgebruik in het NT: mèn (maand). Taalgebruik in Lc: mèn (maand).
Lc (1) Lc 1,36. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,26. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,56.

18 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Taalgebruik in de Septuaginta: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn D sein E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.

Lc 1,3619 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,3620 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

21 pass part praes dat vr enk kaloumenè(i) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc 3: (1) Lc 1,36. (2) Lc 8,2. (3) Lc 10,39. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

22 nom vr enk steira van het bijvoegl naamw steiros (onvruchtbaar) Taalgebruik in het NT: steiros (onvruchtbaar). Hebr `äqârâh (onvruchtbaar) Taalgebruik in Tenakh: `äqârâh (onvruchtbaar). Gr steiros Lat sterilis Fr stérile Ned onvruchtbaar D unfruchtbar E barren Lc (2): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,36. Een vorm van steiros in Lc (3): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,36. (3) Lc 23,29., in de LXX (17), in het NT (4) `äqârâh (onvruchtbaar) Tenakh (8): (1) Gn 11,30. (Sara) (2) Gn 25,21. (Rebekka) (3) Gn 29,31. (Rachel) (4) Re 13,2. (de moeder van Simson) (5) Re 13,3. (6) 1 S 2,5. (Hanna, de moeder van Samuël) (7) Js 54,1. (8) Job 24,21. wë`äqârâh (en onvruchtbaar) Tenakh (2): (1) Ex 23,26. (2) Dt 7,14. In deze 10 verzen heeft de LXX steira als vertaling soera 3,40.

Lc 1,37. - Lc 1,37: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:37 oti ouk adunatèsei para tou theou pan rèma  17 quia non erit inpossibile apud Deum omne verbum   37 Want vanwege God zal geen woord onmogelijk zijn”  37 Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn  [37] Want voor God is niets onmogelijk’  [37] want voor God is niets onmogelijk’  37 want ‘geen woord van bij God zal machteloos zijn’!  37 car rien n'est impossible à Dieu »  

King James Bible [37] For with God nothing shall be impossible
Luther-Bibel 37 Denn bei Gott ist kein Ding unmöglich

Tekstuitleg van Lc 1,37. In Lc 1,37. citeert Lucas Gn 18,14. In Gn 18 komen boden op bezoek bij Abraham en Sara Om Abraham te overtuigen van hun bewering dat Hij en Sara een kind zullen krijgen, stellen zij de retorische vraag: "is er iets onmogelijks bij God ?" In Lc 1,37. wordt het citaat Gn 18,14. gesteld als een overtuiging en voegt er nog iets aan toe: "want bij God is niets onmogelijks"

Lc 1,371 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

Lc 1,372 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.

Lc 1,374 παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege) Taalgebruik in het NT: para (langs). Taalgebruik in de LXX: para (langs). Taalgebruik in Lc: para (langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,37. (3) Lc 1,45. (4) Lc 2,1. (5) Lc 2,52. (6) Lc 3,13. (7) Lc 5,1. (8) Lc 5,2. (9) Lc 7,38. (10) Lc 8,5. (11) Lc 8,12. (12) Lc 8,35. (13) Lc 8,41. (14) Lc 8,49. (15) Lc 13,2. (16) Lc 13,4. (17) Lc 17,16. (18) Lc 18,27. (19) Lc 18,35. (20) Lc 19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc 6,19. (2) Lc 6,34. (3) Lc 9,47. (4) Lc 10,7. (5) Lc 11,16. (6) Lc 11,37. (7) Lc 12,48. (8) Lc 18,14.  

para  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
para  677  553  124  13  11  20  21  18  40  44  65     
par'  238  178  60  10  10  22  16  26  21 
totaal 915  731  184  17  15  28  31  28  62  60  91     

Lc 1,375 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,376 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

7 nom + acc onz enk pan van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (6): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,37. (3) Lc 2,23. (4) Lc 3,5. (5) Lc 3,9. (6) Lc 11,42. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

8 nom + acc onz enk ρημα = rèma (woord, uitspraak) Taalgebruik in het NT: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in de LXX: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in Lc: rèma (woord, uitspraak). Bijbel (292) OT (272) NT (20) Gn (20): (1) Gn 15,1. (2) Gn 18,14. (3) Gn 18,25. (4) Gn 21,11. (5) Gn 21,12. (6) Gn 22,16. (7) Gn 30,31. (8) Gn 30,34. (9) Gn 32,20. (10) Gn 34,14. (11) Gn 34,19. (12) Gn 37,11. (13) Gn 39,9. (14) Gn 41,28. (15) Gn 41,32. (16) Gn 44,2. (17) Gn 44,7. (18) Gn 44,17. (19) Gn 44,18. (20) Gn 47,30. Lc (8): (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 2,15. (4) Lc 2,29. (5) Lc 2,50. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,45. (8) Lc 18,34. Een vorm van ρημα = rèma (woord, uitspraak) in de LXX (548), in het NT (68), in Lc (18): (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,65. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,17. (6) Lc 2,19. (7) Lc 2,29. (8) Lc 2,50. (9) Lc 2,51. (10) Lc 3,2. (11) Lc 5,5. (12) Lc 7,1. (13) Lc 9,45. (14) Lc 18,34. (15) Lc 20,26. (16) Lc 22,61. (17) Lc 24,8. (18) Lc 24,11.

  rèma (woord, uitspraak)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  nom + acc onz enk rèma   292  272  20  2 :     13  13 

- Hebreeuws mann enk stat constr דְבַר = dëbhar (woord) van het zelfst naamw דָבָר = dâbhâr (woord, daad) Zie het werkw דָבַר = dâbhar (spreken) Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8

7 - 8 παν ρημα = elk woord Tenakh (4): (1) Mt 12,36. (2) Mt 18,16. (3) Lc 1,37. (4) 2 Kor 13,1. Lucas citeert in Lc 1,37. het vers Gn 18,14. Noch in de Hebreeuwse tekst noch in de LXX wordt "woord" nader bepaald door "elk" Lucas voegt het dus toe

Lc 1,38. - Lc 1,38: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:38 eipen de mariam idou è doulè kuriou genoito moi kata to rèma sou kai apèlthen ap autès o aggelos 18 dixit autem Maria ecce ancilla Domini fiat mihi secundum verbum tuum et discessit ab illa angelus   38 Maria nu zei: “Zie de dienares van de Heer Mij geschiede naar uw woord!” En de engel ging van haar heen  38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord En de engel ging weg van haar   [38] Toen zei Maria: ‘Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt’ Toen ging de engel van haar weg  [38] Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ Daarna liet de engel haar weer alleen  38 Dan zegt Maria: hier ben ik, de dienares van de Heer; mij geschiede naar uw woord! Dan gaat de aankondig–engel bij haar weg  38 Marie dit alors: « Je suis la servante du Seigneur ; qu'il m'advienne selon ta parole ! » Et l'ange la quitta  

King James Bible [38] And Mary said, Behold the handmaid of the Lord; be it unto me according to thy word And the angel departed from her
Luther-Bibel 38 Maria aber sprach: Siehe, ich bin des Herrn Magd; mir geschehe, wie du gesagt hast Und der Engel schied von ihr Marias Besuch bei Elisabeth

Tekstuitleg van Lc 1,38. Het vers Lc 1,38. telt 19 woorden en 76 (2² X 19) letters De getalwaarde van Lc 1,38. is 6030 (2 X 3² X 5 X 67)

Lc 1,381 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,382 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,381 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,383 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

4 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.

Lc 1,385 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,387 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen

8 Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

9 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.

Lc 1,3810 kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT: kata (tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata (tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,38.

10 - 12
- Hebreeuws כִּדְבַר = kidëbhar (volgens het woord) < prefix kë + zelfst naamw דָּובָר = dâbhâr (woord) Zie: דָבַר = dâbhar (spreken) Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (44) Pentateuch (6): (1) Gn 44,2. (2) Ex 8,9. (3) Ex 8,27. (4) Ex 12,35. (5) Ex 32,28. (6) Lv 10,7.

13 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,3814 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,3815 ind aor 3de pers enk apèlthen (hij ging weg) van het werkw aperchomai (weggaan) Taalgebruik in het NT: aperchomai (weggaan). Taalgebruik in Lc: aperchomai (weggaan).
Lc (6): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,38. (3) Lc 5,13. (4) Lc 5,25. (5) Lc 8,39. (6) Lc 24,12.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug

16 apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo (af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.

Lc 1,3817 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,3818 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,3819 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv

  aggelos (engel) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk syn ev
1 nom enk aggelos 155 108 47 6   10 1 11 2 17 16 17

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
  aggelos (engel) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 9 Lc 12 Lc 15 Lc 16 Lc 22 Lc 24
1 nom enk aggelos 10 (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38.   (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10.               (10) Lc 22,43.    
2 gen enk aggelou 1   (1) Lc 2,21.                  
3 dat enk aggelôi 1   (1) Lc 2,13.                  
4 acc enk aggelon 3 (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34.       (3) Lc 7,27.              
5 nom + voc mv aggeloi 1   (1) Lc 2,15.                  
6 gen mv aggelôn 7       (1) Lc 7,24.   (2) Lc 9,26.   (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9.   (5) Lc 15,15.   (6) Lc 16,22.     (7) Lc 24,23.  
7 dat mann mv aggelois 1     (1) Lc 4,10.                
8 acc mv aggelous 1         (1) Lc 9,52.            
  Totaal   25

- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,9. (3) Gn 16,10. (4) Gn 16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn 31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)


(7) Lc 1,38: kai apèlthen ap'autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg



4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56.

 39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας  Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου  Ἐλισάβετ, 42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος  καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ  μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο  φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 45 καὶ μακαρία  πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ κυρίου. 46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει  ψυχή μου τὸν κύριον, 47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα  δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, 50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα. 56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 

 39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας  Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου  Ἐλισάβετ, 42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος  καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ  μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο  φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 45 καὶ μακαρία  πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ κυρίου. 46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει  ψυχή μου τὸν κύριον, 47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα  δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, 50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα. 56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 

 39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 

  Ἀναστᾶσα  (= anastasa: opgestaan; wkw act part aor nom vr enk van het wkw αν-ι-στη-μι = an-i-stè-mi: op-staan; stam: sta-) δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη (= eporeuthè: zij begaf zich op weg; wkw med ind aor 3de pers vr enk van het wkw πορευομαι = poreuomai: zich op weg begeven, op weg gaan)εἰς τὴν ὀρεινὴν (= oreinèn: gebergte; zn acc vr enk van het bv nw oreinos: bergachtig) μετὰ σπουδῆς (= spoudès: met spoed / haast van het zn spoudè) εἰς πόλιν Ἰούδα, 

Maar Maria opgestaan, ging in die dagen op weg naar het gebergte, met spoed naar een stad van Juda.

40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ.

καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο (= èspasato: zij begroette; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw aspadzomai: verwelkomen, begroeten) τὴν Ἐλισάβετ.

En zij ging binnen in het huis van Zacharia en zij begroette Elisabet.

 41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας  Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου  Ἐλισάβετ,

καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν (= aspasmon: groet; zn acc mann enk van het zn asposmos) τῆς Μαρίας  Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν (= eskirtèsen: het sprong op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw skirtaô: huppelen, opspringen, dansen) τὸ βρέφος (= brefos: ongeboren vrucht, jong kind; zn nom + acc onz enk) ἐν τῇ κοιλίᾳ (= koilia: in de moederschoot; zn dat vr enk van het zn koilia: buikholte, moederschoot) αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη (= eplèsthè: zij werd vervuld; wkw pass ind aor 3de pers vr enk van het wkw pimplèmi: vullen) πνεύματος ἁγίου  Ἐλισάβετ.

In Gn 25,22. stoten de twee kinderen (Esau en Jakob) in de schoot van Rebekka tegen elkaar aan: Esau, de oudste, en Jakob, de jongste. In Lc 1,41. springt het kind Johannes op in de moederschoot van Elisabeth bij de groet van Maria, die Jezus aanwezig stelt. Omwille van Jezus in de moederschoot van Maria springt het kind Johnanes op in de schoot van zijn moeder.  Gn 25,22: skirtôn de ta paidia en autèi (sprongen de kinderen op in haar) en Lc 1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès (sprong het kind op in haar schoot). In deze beide verhalen gaat het telkens om twee kinderen: Esau en Jakob, Johannes en Jezus.

Vervuld van heilige geest: (1) Johannes de Doper: Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden).
(2) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet = Elisabeth werd vervuld van heilige geest).
(3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest).

En het gebeurde: zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot en Elisabet werd vervuld van heilige Geest.

 42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος  καρπὸς (= karpos: vrucht; zn nom mann enk) τῆς κοιλίας σου.

 καὶ ἀνεφώνησεν (= anefônèsen: zij riep uit; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw anafôneô: luid uitspreken, uitroepen) κραυγῇ (=  kraugè: stem; zn dat vr enk van het znw kraugè: schreeuw, stem) μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη (= eulogèmenè: de gezegende; wkw pass part nom vr enk van het wkw ευλογεω = eulogeô: goed spreken, zegenen, loven, prijzen) σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος  καρπὸς τῆς κοιλίας σου.

En zij riep met luide stem en zei: de gezegende onder de vrouwen en de gezegende, de vrucht van uw schoot.

 43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ  μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 

En vanwaar dit aan mij opdat de moeder van mijn heer tot mij komt.

44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο  φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 

ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο  φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν (eskirtèsen: het sprong op; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw skirtaô: huppelen, springen, dansen) ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος (= brefos: ongeboren vrucht, jong kind; zn nom onz enk) ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 

Want zie, zodra de klank van uw groet in mijn oren kwam, sprong

45 καὶ μακαρία  πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις (= teleiôsis: voltooiing, het in vervulling gaan; zn nom vr enk) τοῖς λελαλημένοις (= elalèmenois aan wat werd gezegd; wkw pass part perf dat onz mv van het wkw laleô: lallen, spreken, praten) αὐτῇ παρὰ κυρίου. 

en zalig zij die gelooft dat er voltooiïng zal zijn aan wat aan haar vanwege de heer gezegd werd.


Het magnificat volgens de Vulgaat:

Lc 1,46 et ait Maria magnificat anima mea Dominum 47 et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo 48 quia respexit humilitatem ancillae suae ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes 49 quia fecit mihi magna qui potens est et sanctum nomen eius 50 et misericordia eius in progenies et progenies timentibus eum 51 fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui 52 deposuit potentes de sede et exaltavit humiles 53 esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes 54 suscepit Israhel puerum suum memorari misericordiae 55 sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula

46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει  ψυχή μου τὸν κύριον,
Vulg.: et ait Maria magnificat anima mea Dominum

Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει  (= megalunei: hij maakt groot; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen) ἡ ψυχή μου τὸν κύριον,

Bij het lied van Maria, het magnificat, wordt vaak verwezen naar het lied van Hanna, de moeder van Samuël (1S 2,1-10). 1 S 2,1a: ?ste?e??? ? ?a?d?a µ?? ?? ????? (= Mijn hart juicht om de Heer).

1 S 26,24: µe?a????e?? ? ???? µ?? ἐνώπιον κυρίου (megaluntheiè hè psuchè mou enôpion kuriou: mijn leven werd hooggeacht bij God. Vulg.: magnificetur anima mea in oculis Domini: mijn leven werd hooggeacht in de ogen van de Heer). David is aan het woord in het verhaal waarin verteld wordt dat David het leven van Saül spaart.
- In het wkw μεγαλυνω = megalunô zit het Griekse bv nw μεγας (= megas: groot); Lat;: grandus; Fr;: grand. Hebr.: gâdal. In het Nederlands zeggen we soms: magnifiek: prachtig gemaakt, heerlijk; vandaar ook verheerlijken, meer heerlijk maken

Het 1ste vers van dit loflied (Lc 1,46. Magnificat) komt het sterkst overeen met Ps 35,9a: LXX:  ἡ δὲ ψυχή μου ἀγαλλιάσεται ἐπὶ τῷ Κυρίῳ,(= hè de psuchè mou agalliasetai epi tô(i) kuriô(i): mijn ziel echter zal juichen op de Heer. Het is wel zo dat het wkw agalliaomai pas in het tweede deel van Lc 1,47 wordt gebruikt.

En Maria zei: Mijn ziel maakt groot de Heer,

47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 
Vulg.: 47 et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo

καὶ ἠγαλλίασεν (= ègalliasen: hij jubelde; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: jubelen) τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 

Hab 3,18: ἐγὼ δὲ ἐν τῷ κυρίῳ ἀγαλλιάσομαι, χαρήσομαι ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί (= Maar Ik, ik verheug mij in de Heer; ik jubel vanwege de God, die mij redt. Dit is het voorlaatste vers van de profeet Habakuk waarin hij de overwinning bezingt (Hab 3,1-19).

- επι τῳ θεῳ τῳ σωτηρι μου (= epi tô theô tô sôtèri mou: op God,mijn redder). Bijbel (3): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18. (3) Lc 1,47.
- בֵּאלֹהֵי יִשְׁעִי (= be´lohe(j)jisj`î (in de god van mijn redder) Tenakh (2): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18.

En mijn geest jubelde om God, mijn redder.

48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 
Quia respexit humilitatem ancillæ suæ: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes,

ὅτι ἐπέβλεψεν (= epeblepsen: hij keek op, hij keek neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επιβλεπω = epiblepô: kijken op, neerzien) ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν (= tapeinôsin: nederigheid; zn acc vr enk van het zn ταπεινωσις = tapeinôsis: vernedering, nederigheid) τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν (= makariousin: zij prijzen; wkw act fut 3de pers mv van het wkw μακαριζω = makarizô: gelukkig noemen, prijzen, achten) με πᾶσαι αἱ γενεαί (= geneai: afstamming, geslacht, generatie; zn vr mv van het zn γενεα = genea): 

De LXX vertalingen die het meest Lc 1,48. benaderen, zijn:
-- 1 S 1,11: εαν επιβλεπων επιβλεψῃς επι την ταπεινωσιν της δουλης σου (= ean epiblepôn epiblepès epi tèn tapeinôsin tès doulès sou: indien je opkijkt op de vernedering van jouw dienares). Het gebed van de kinderloze Hanna.
-- 1 S 9,16: ὁτι επεβλεψα επι την ταπεινωσιν του λαου μου (= hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou: want ik keek op naar de vernedering van mijn volk). Bij de zalving van Saul door Samuël.

In Dt 26,7. zien we een combinatie van 'zien' en 'vernedering': wajjarë´ ´èth `ânëjenû (en Hij zag onze vernedering / nederigheid). In de LXX is dit vertaald in: kai eiden tèn tapeinôsin hèmôn (en Hij zag de vernedering van ons). DeVulgaat vertaalde: et respexit humilitatem nostram. De Vulgaat van Lc 1,48. is: et respexit humilitatem.  Dt 26,7. verwijst naar Ex 3,7., tijdens de roeping van Mozes bij het brandend braambos waarin God zegt: râ´îthî ´èth `ânî `ammî (ik zie de ellende van mijn volk). Dt 26,7. maakt deel uit van het gebed dat het aanbieden van de eerstelingen begeleidt. Wat met Maria gebeurt, luidt een proces van bevrijding in. Er wordt een verband gelegd met de bevrijding uit Egypte en de bevrijding die in de persoon van Jezus, zoon van Maria, aankomt. Het taalgebruik verwijst naar het verhaal van Hannah (1 S 1,11). Zoals Rachel geliefd is door Jakob, maar onvruchtbaar is, zo is Hannah geliefd door Elkana, maar is zij onvruchtbaar. Haar gebed verwijst evenwel naar Lea, die minder geliefd was door Jakob, maar wel vruchtbaar was (Gn 32,32: kî râ´âh JHWH bë`ânijî = want JHWH zag naar mijn vernedering). Haar vernedering weerklinkt in de vernederingen van het volk Israël. De vernedering van Israël weerklinkt in de vernedering van Hannah. Via Hannah verwijst Lc 1,48. naar Lea en haar eerstgeborene Ruben.

En hij zag neer op de nederigheid van zijn dienstmaagd; want zie, vanaf nu zullen alle geslachten mij zalig prijzen.

49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα  δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ,
Vulg.: 49 quia fecit mihi magna qui potens est et sanctum nomen eius

ὅτι ἐποίησέν  (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken) μοι μεγάλα (= megala: grote dingen; zn onz mv van het bv nw μεγας = megas: groot) δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ,

- die grote dingen deed
-- Lc 1,49: hoti epoièsen moi megala (omdat hij grote dingen aan mij deed)
-- Dt 10,21: hostis epoièsen en soi ta megala (die de grote dingen onder jou deed). Hebr ´äsjèr `âshâh ´iththëkhâ ´èth haggëdoloth.

 Lc 1,49: en heilig is zijn naam (wëqadôsj sjëmô). Hebr tekst: het eerste woord eindigt met een sjin en het tweede woord begint ermee. Zie = sjem qâdësjô (de naam van zijn heiligheid): Tenakh (2): (1) Ps 103,1. (2) Ps 145,21

Omdat de machtige grote dingen aan mij deed, en heilig is zijn naam.

 50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 
Vulg.: 50 et misericordia eius in progenies et progenies timentibus eum

καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 

- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc 1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht. En in Lc 1,54: om barmhartigheid te gedenken. Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want de Heer vergrootte zijn barmhartigheid. En in het Benedictus, in Lc 1,72: om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken. En in Lc 1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God. Barmhartigheid kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in de loop der geschiedenis. De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te zijn, ligt in de lijn van wat God doet. Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is. Wees barmhartig is ook een smeekbede in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm u over ons).

en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie hem vrezen.

51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 
Vulg.: 51 fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui

Ἐποίησεν  (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken) κράτος (= kratos: kracht; zn nom + acc onz enk) ἐν βραχίονι (= brachioni: 'met zijn' arm; zn dat vr enk van het zn βραχίων = brachiôn: arm) αὐτοῦ, διεσκόρπισεν (= dieskorpisen: hij verkwistte, verstrooide; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διασκορπιζω = diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten) ὑπερηφάνους (= huperèfanous: hoogmoedigen, trotsen; bv nw / zn acc mann mv van het bv nw / zn ὑπερηφάνος = huperèfanos: hoogmoedig, trots, voortreffelijk, verheven) διανοίᾳ (= dianoia: dekwijze, overweging, verstand; zn dat vr enk van het zn διάνοια)  καρδίας αὐτῶν: 

- εποιησεν κρατος (= epoièsen kratos: hij oefende kracht uit). Bijbel (1): Lc 1,51.

- εν βραχιονι αυτου (= en brachioni autou: met zijn arm). LXX (2): (1) Dt 26,8. (2) Sir 38,30. NT (1): Lc 1,51.

Met uitgestrekte arm volgt meestal op "met krachtige hand". Deze beide uitdrukkingen staan in de context van de uittocht uit Egypte, uit het slavenhuis. Al is de historiciteit van de uittocht uit Egypte een groot vraagteken, het neemt niet weg dat het verhaal over die uittocht een groot verlangen naar bevrijding uit de slavernij en de roep op vrijheid uitdrukt. Al heeft de geschiedenis van Israël weinig vredevolle periodes gekend, toch bleef dat verlangen levendig. Het lijkt alsof bevrijding bekomen en vrijheid beleven iets bovenmenselijks is en aan een trancendent wezen (God) moet toegeschreven worden. Met een enorme innerlijke kracht (die een mens in zichzelf kan ontdekken) is een mens in staat vrijheid te veroveren op al wat hem slaaf maakt, terneerdrukt. Het magnificat drukt het uit: een enorme kracht bewerkte bevrijding en vrijheid.

Hij maakte kracht in zijn arm; hij verstrooide hoogmoedigen wat de gesteldheid van hun hart betreft.

52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 
Vulg.: 52 deposuit potentes de sede et exaltavit humiles

καθεῖλεν  (= katheilen: hij haalde neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw καθαιρεω = kathaireô: naar beneden nemen, afnemen, neerhalen) δυνάστας (= dunastas: machthebbers; zn acc mann mv van het zn δυνάστης = dunastès: machthebber) ἀπὸ θρόνων (= thronôn: van de tronen; zn gen mann mv van het zn θρονος = thronos: troon) καὶ ὕψωσεν (= hupsôsen: hij verhief; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ὑψοω = hupsoô: verhogen, verheffen) ταπεινούς (= tapeinous: kleinen; zn acc mann mv van het bv nw ταπεινος = tapeinos: laag, klein, deemoedig), 

Hij haalde de 'gewelddaders' neer van tronen en hij verhief deemoedigen.

53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 
Vulg.: 53 esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes

- πεινῶντας = peinôntas: de hongerigen; wkw act part praes acc mann mv van het wkw πειναω = peinaô: hongeren, honger hebben) ἐνέπλησεν = eneplèsen: hij vervulde, overlaadde; wkw act aor 3de pers enk van het wkw εμπιμπλημι = empimplèmi: invullen, vervullen) ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας (= ploutountas : rijk zijnde; wkw act part praes acc mann mv van het wkw πλουτεω = plouteô: rijk zijn) ἐξαπέστειλεν (= eksapesteilen: hij zond weg; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ἐξαποστέλλω = eksapostellô: wegzenden) κενούς (= kenoius: ledig; bv nw acc mann mv van het bv nw κενός = kenos:ledig)

- hij vervulde (overlaadde) de hongerigen met goede dingen
Lc 1,53: peinôntas eneplèsen agathôn (hongerigen verzadigde hij met goede dingen)
Ps 107,9: kai psuchèn peinôsan eneplèsen agathôn (en een hongerig leven verzadigde hij met goede dingen)

Hij overlaadde hongerigen met goederen (levensmiddelen) en rijken stuurde hij ledig weg.

54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 
Vulg.: 54 suscepit Israhel puerum suum memorari misericordiae

ἀντελάβετο (= antelabeto: hij verwierf; wkw med ind aor 3de pers enk van het wkw αντιλαμβανω = antilambanô: (in ruil voor iets krijgen, verwerven) Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι (= mnèsthènai: om te gedenken; wkw pass aor van het wkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai: zich herinneren, gedenken) ἐλέους, 

- ισραηλ παιδος αυτου = israèl paidos autou: Israël, zijn dienaar). NT (1): Lc 1,54.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל עַבְדוֹ = jisraël `abhëdô: Israël, zijn dienaar. Tenakh (2): (1) 1 Kr 16,13. (2) Ps 136,22.

- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om te gedenken): Gn 9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed. De regenboog dient als herinnering aan dit verbond.

Hij verwierf Israël, zijn kind, om barmhartigheid te gedenken.

55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα.
Vulg.: 55 sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula  

καθὼς ἐλάλησεν (= elalèsen: hij sprak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten) πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα.

In Gn 21,1. is het woord van JHWH tot Sara gericht (aankondiging van Isaäk). In de context van Lucas is de besnijdenis uitgesloten. Rest nog de tekst ivm de oproep om te vertrekken. Zo kan het begin en het einde van het Magnificat geïnspireerd zijn op de begingeschiedenis van Abram in Gn 12,1-4.

Zoals hij heeft gesproken tot onze vaderen, tot Abraham en zijn geslacht tot in eeuwigheid.

56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 
Vulg.:

Ἔμεινεν (= emeinen: zij bleef; wkw act ind  aor 3de pers enk van het wkw menô: blijven) δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας (= mènas: maanden; zn acc vr mv van het zn μῆν = mèn: maand)  τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν (= hupestrepsen: hij keerde terug; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw ὑποστρεφω = hupostrefô: omkeren, terugkeren) εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 

En zij verbleef ongeveer drie maanden bij haar en zij keerde naar haar huis terug.


-- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -

Lc 1,39. - Lc 1,39: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:39 anastasa de mariam en tais èmerais tautais eporeuthè eis tèn oreinèn meta spoudès eis polin iouda  exsurgens autem Maria in diebus illis abiit in montana cum festinatione in civitatem Iuda 39 In die dagen nu stond Maria op (en) ging met spoed naar het bergland naar een stad van Judea, 39 En Maria, opgestaan zijnde in diezelfde dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda;   [39] Na enkele dagen vertrok Maria met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda  [39] Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda,  39 ¶ In die dagen staat Maria op en spoedt zich het bergland in naar een stad van Juda  39 En ces jours-là, Marie partit et se rendit en hâte vers la région montagneuse, dans une ville de Juda 

King James Bible [39] And Mary arose in those days, and went into the hill country with haste, into a city of Juda;
Luther-Bibel 39 Maria aber machte sich auf in diesen Tagen und ging eilends in das Gebirge zu einer Stadt in Juda

Tekstuitleg van Lc 1,39. Dit vers Lc 1,39. telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 81 (3 X 3 X 3 X 3) letters. De getalswaarde van Lc 1,39. is 8888 (2 X 2 X 2 X3 X 7 X 41).

Lc 1,391 act part aor nom vr enk anastasa: opgestaan van het wkw anistèmi: opstaan) Taalgebruik in het NT: anistèmi (opstaan). Taalgebruik in Lc: anistèmi (opstaan). Lc (2): (1) Lc 1,39. (2) Lc 4,39. Een vorm van anistèmi (opstaan) in Lc in 29 verzen In Lc 1,36. verwijst de engel naar Elisabet en de ouderdom van Johannes: zes maanden Elisabet is de draagster van Johannes Zoals de engel verwijst naar Elisabet, zo verwijzen de engelen de herders naar het kind De spoed van beiden is een gelijkenis en het aantreffen van het kind (brefos) is daarenboven een gelijkenis

Lc 1,392 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,393 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria). Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

Lc 1,394 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,395 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,396 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Hebr jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in Lc (82), in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80. In Lc: 6 vormen van hèmera (dag) in 22 / 24 hoofdstukken en in 78 verzen In Hnd: 6 vormen van hèmera (dag) in 25 / 28 hoofdstukken en in 91 verzen

Lc 1,394 - 6 en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1.  (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18. In Lc 1,39wordt verwezen naar Lc 1,36., waar de engel verwijst naar de zes maanden zwangerschap van Elisabet

Lc 1,397 aanwijz voornaamw dat vr mv tautais van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (4): (1) Lc 1,39. (2) Lc 6,12. (3) Lc 23,7. (4) Lc 24,18.

Lc 1,394 - 7 en tais hèmerais tautais (in deze dagen) Lc (3): (1) Lc 1,39. (2) Lc 6,12. (3) Lc 24,18. In bredere contekst (1) Lc 1,39: anastasa de mariam en tais hèmerais tautais eporeuthè eis tèn oreinèn (Maria echter opgestaan in deze dagen begaf zich op weg naar het gebergte) (2) Lc 6,12: egeneto de en tais hèmerais tautais exèlthen eis to horos (het gebeurde echter in deze dagen Hij ging uit naar de berg) Hebr bajjâmim hâ´ellèh (in deze dagen): Zach 8,9 en Zach 8,15

Lc 1,398 ind aor 3de p enk eporeuthè (hij / zij begaf zich op weg) van het werkw poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in het NT: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Lc: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) por-euomai p of ph = f -> v + r Zelfstandig naamwoord poros: weg door een water heen, wad, voorde, veer, doorwaadbare plaats Lat por-tus: haven Mnd voort, ofries forda, oeng ford Het woord behoort tot de groep van varen Lc (5): (1) Lc 1,39. (2) Lc 4,42. (3) Lc 7,11. (4) Lc 19,12. (5) Lc 22,39. Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc (48), in Lc 1 (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,39.
In Lc 1,39. wordt de heenreis van Maria (eporeuthè = zij begaf zich op weg) gegeven, in Lc 1,56. de terugreis (hupestrepsen = zij keerde terug)

Lc 1,399 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,398 - 9 eporeuthè eis (hij / zij begaf zich op weg naar) Lc (3): (1) Lc 1,39. (2) Lc 4,42. (3) Lc 19,12.

Lc 1,3910 bep lidw acc vr enk tèn van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.

Lc 1,3911 acc vr enk oreinèn (gebergte) van het bijvoegl naamw oreinos (bergachtig) Taalgebruik in het NT: oreinos (bergachtig). Taalgebruik in Lc: oreinos (bergachtig). Lc (1) Lc 1,39. Een vorm van oreinos (bergachtig) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,65.

Lc 1,3912 meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

Lc 1,3913 gen vr enk spoudès van het zelfst naamw spoudè (spoed, haast) Taalgebruik in het NT: spoudè (spoed, haast). Taalgebruik in Lc: spoudè (spoed, haast). Lc (1) Lc 1,39. Dit is de enigste vorm in Lc Zoals Maria begeven ook de herders zich met spoed naar het kind (Lc 2,16)

Lc 1,3914 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,3915 acc vr enk polin van het zelfst naamw polis (stad) Taalgebruik in het NT: polis (stad). Taalgebruik in Lc: polis (stad).
Lc (17): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (3) Lc 2,3. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (6) Lc 4,31. (7) Lc 7,11. (8) Lc 8,1. (9) Lc 8,4. (10) Lc 8,34. (11) Lc 8,39. (12) Lc 9,10. (13) Lc 10,1. (14) Lc 10,8. (15) Lc 10,10. (16) Lc 19,41. (17) Lc 22,10. Een vorm van polis (stad) in Lc in 38 verzen

Lc 1,3914 - 15 eis polin (naar een stad) Lc (7): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (7) Lc 7,11. (10) Lc 8,34. (17) Lc 22,10.

Lc 1,3916 iouda (Juda) Taalgebruik in het NT: iouda (Juda). Taalgebruik in Lc: iouda (Juda).
Lc (4): (1) Lc 1,39. (2) Lc 3,30. (3) Lc 3,33. (4) Lc 22,48.

Lc 1,40. - Lc 1,40: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:40 kai eisèlthen eis ton oikon zachariou kai èspasato tèn elisabet  40 et intravit in domum Zacchariae et salutavit Elisabeth  40 en ze ging binnen in het huis van Zacharias en groette Elisabet 40 En kwam in het huis van Zacharias, en groette Elizabet   [40] Zij ging het huis van Zacharias binnen, en begroette Elisabet  [40] waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette   40 Ze komt aan in het huis van Zacharias en begroet Elisabet  40 Elle entra chez Zacharie et salua Élisabeth 

King James Bible [40] And entered into the house of Zacharias, and saluted Elisabeth
Luther-Bibel 40 und kam in das Haus des Zacharias und begrüßte Elisabeth

Tekstuitleg van Lc 1,40. Het vers Lc 1,40. telt 7 woorden en 28 (2 X 2 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,40. is 4194 (2 X 3 X 3 X 233)

Lc 1,401 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,402 ind aor 3de pers enk eisèlthen (hij ging binnen) van het werkw eiserchomai (binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai (binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai (binnengaan). Lc (12): In twaalf verzen bij Lc: (1) Lc 1,40. (2) Lc 4,16. (3) Lc 4,38. (4) Lc 6,4. (5) Lc 7,1. (6) Lc 8,30. (7) Lc 9,46. (8) Lc 10,38. (9) Lc 17,27. (10) Lc 19,7. (11) Lc 22,3. (12) Lc 24,29.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 47 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,40. In Lc: 16 vormen in 17 hoofdstukken en in 47 verzen Zacharia gaat de tempel binnen (Lc 1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc 1,28) In Lc 1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc 1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten In Lc 1,28. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc 1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar huis terug) gaat Maria naar huis terug

Lc 1,401 - 2 kai eisèlthen (en hij ging binnen) Lc (3): (1) Lc 1,40. (2) Lc 4,16. (3) Lc 24,29. eisèlthen de ('maar' hij ging binnen) (1) Lc 9,46. (2) Lc 22,3.

Lc 1,403 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,402 - 3 eisèlthen eis (hij / zij ging binnen in) (7 / 12): (1) Lc 1,40. (2) Lc 4,38. (3) Lc 6,4. (4 ) Lc 7,1. (5) Lc 8,30. (6) Lc 10,38. (7) Lc 17,27.

Lc 1,404; bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,405 acc mann enk oikon van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het NT: oikos (huis). Taalgebruik in Lc: oikos (huis).
Lc (19): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,33. (epi ton oikon = over het huis) (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,56. (5) Lc 5,24. (6) Lc 5,25. (7) Lc 6,4. (8) Lc 7,10.  (9) Lc 7,36. (10) Lc 8,39. (11) Lc 8,41. (12) Lc 9,61.   (13) Lc 11,17. (14) Lc 11,24. (15) Lc 12,39. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,6. (18) Lc 16,27. (19) Lc 18,14. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen

Lc 1,403 - 5 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.

Lc 1,402 - 5 eisèlthen eis ton oikon (hij / zij ging binnen in het huis) Lc (2): (1) Lc 1,40. (2) Lc 6,4.

Lc 1,406 gen mann enk zachariou van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (3): (1) Lc 1,40. (2) Lc 3,2. (3) Lc 11,51. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,407 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,408 ind aor 3de pers enk èspasato (hij begroette) van het werkw aspazomai (verwelkomen, begroeten) Taalgebruik in het NT: aspazomai (verwelkomen, begroeten). Taalgebruik in Lc: aspazomai (verwelkomen, begroeten). Lc (1) Lc 1,40.  Een vorm van aspazomai (verwelkomen, begroeten) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,40. (2) Lc 10,4. De twee vrouwen, Maria en Elisabeth, ontmoeten elkaar Bij deze groet gebeurt er iets Dat wordt verteld in het volgende vers

Lc 1,409 bep lidw acc vr enk tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.

Lc 1,4010 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,41. - Lc 1,41: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:41 kai egeneto ôs èkousen ton aspasmon tès marias è elisabet eskirtèsen to brefos en tè koilia autès kai eplèsthè pneumatos agiou è elisabet   41 et factum est ut audivit salutationem Mariae Elisabeth exultavit infans in utero eius et repleta est Spiritu Sancto Elisabeth  41 En het gebeurde, toen Elisabet de groet van Maria hoorde, dat het ongeboren kind opsprong in haar schoot; en Elisabet werd vervuld van de heilige Geest, 41 En het geschiedde, als Elizabet de groetenis van Maria hoorde, zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld met den Heiligen Geest;  [41] Meteen toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot Elisabet werd vervuld met heilige Geest  [41] Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld met de heilige Geest  41 En het geschiedt: met dat Elisabet de begroeting van Maria hoort springt het kind óp in haar schoot en wordt Elisabet vervuld van de heilige Geest   41 Et il advint, dès qu'Élisabeth eut entendu la salutation de Marie, que l'enfant tressaillit dans son sein et Élisabeth fut remplie d'Esprit Saint 

King James Bible [41] And it came to pass, that, when Elisabeth heard the salutation of Mary, the babe leaped in her womb; and Elisabeth was filled with the Holy Ghost:
Luther-Bibel 41 Und es begab sich, als Elisabeth den Gruß Marias hörte, hüpfte das Kind in ihrem Leibe Und Elisabeth wurde vom Heiligen Geist erfüllt

Tekstuitleg van Lc 1,41. Het vers Lc 1,41. telt 23 woorden en 115 (5 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,41. is 10795 (5 X 17 X 127)

- Lc 1,40: kai èspasato tèn elisabeth (en zij groette Elisabeth)
- Lc 1,41: hôs èkousen ton aspasmon tès marias hè elisabeth (zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde)

Lc 1,411 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,412 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

Lc 1,413 hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs (zoals). Taalgebruik in Lc: hôs (zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 1,56.

Lc 1,412 - 3 egeneto hôs (het gebeurde toen) Lc (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 2,15. (4) Lc 19,29.

Lc 1,414 act ind aor 3de p enk èkousen (hij / zij hoorde) van het werkw akouô (horen) Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Taalgebruik in Lc: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter
Lc (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 9,7. (3) Lc 15,25. Een vorm van akouô (horen) Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66. Dit qluit aan bij de begroeting van Maria aan Elisabeth in het vorige vers Lc 1,40.

Lc 1,415 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,416 acc mann enk aspasmon (groet, welkom) van het zelfst naamw aspasmos (groet, welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos (groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos (groet, welkom). Lc (1) Lc 1,41. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 11,43. (5) Lc 20,46. Het zelfst naamw aspasmos (groet) verwijst naar het werkw èspasato (zij begroette) in het vorige vers Lc 1,40.

Lc 1,417 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,418 gen vr enk marias (Maria) van het zelfst naamw mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (1) Lc 1,42. nom vr enk: Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42. Subjectgenitief In Lc 1,40. begroette Maria Elisabeth

Lc 1,419 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,4110 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) Bij de begroeting was Elisabeth lijdend voorwerp Hier is Elisabeth onderwerp

Lc 1,4111 act ind aor 3de pers enk eskirtèsen (het sprong op) van het werkw skirtaô (huppelen, springen, dansen) Taalgebruik in het NT: skirtaô (huppelen, springen, dansen). Taalgebruik in Lc: skirtaô (huppelen, springen, dansen). Lc (2): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. Een vorm van skirtaô (huppelen, springen, dansen), in de LXX (7), in Lc (NT) in 3 verzen: (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 6,23. Wellicht verwijst dit terug naar Lc 1,15., waar de engel aan Zacharia aankondigt dat het kind Johannes nog in de moederschoot vervuld zal worden van heilige geest
In Gn 25,22. stoten de twee kinderen (Esau en Jakob) in de schoot van Rebekka tegen elkaar aan: Esau, de oudste, en Jakob, de jongste In Lc 1,41. springt het kind Johannes op in de moederschoot van Elisabeth bij de groet van Maria, die Jezus aanwezig stelt Omwille van Jezus in de moederschoot van Maria springt het kind Johnanes op in de schoot van zijn moeder Gn 25,22: skirtôn de ta paidia en autèi (sprongen de kinderen op in haar) en Lc 1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès (sprong het kind op in haar schoot) In deze beide verhalen gaat het telkens om twee kinderen: Esau en Jakob, Johannes en Jezus

Lc 1,4112 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,4113 nom + acc onz enk βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) Taalgebruik in het NT: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in de LXX: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in Lc: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Lc (4): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,12. (4) Lc 2,16. Een vorm van βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) in in de LXX (5), in het NT (8), Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,12. (4) Lc 2,16. (5) Lc 18,15.
- act qal part praes mann יוֹנֵק = jôneq (de zuigende, zuigeling) van het werkw יָנַק = jânaq (zuigen, genieten) Taalgebruik in Tenakh: jânaq (zuigen, genieten). Getalwaarde: jod = 10, nun = 14 of 50, qoph = 19 of 100 ; totaal: 43 OF 160 (2² X 2³ X 5) De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Dt 32,25. (2) 1 S 15,3. (3) 1 S 22,19. (4) Js 11,8. (5) Hl 8,1. (6) Kl 4,4. Modern Hebreeuws: תִינוֹק = tînôq (zuigeling, baby) Aramees: יְנַק = jënaq (zuigen)
- Lat infans Fr enfant, bébé E babe D Kind Ned kind, zuigeling Arabisch: رَضِعَ = radi`a (zuigen) Taalgebruik in de Qoran: radi`a (zuigen). رَضِيع = radî` (zuigeling)

Lc 1,4114 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,4115 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,4116 nom + dat vr enk koilia(i) van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in Lc: koilia (buikholte, moederschoot). Lc (4): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21. (4) Lc 11,27. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29.

Lc 1,4117 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,4114 - 16 en tè(i) koilia(i) (in de moederschoot) Lc (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21.

Lc 1,4111 - 17 springen in de moederschoot
- Gn 25,22: eskirtôn de ta paidia en autè(i) (de kinderen echter sprongen op in haar)
- Lc 1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès (het kind sprong op in haar schoot)

Lc 1,4118 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,4119 pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij werd vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vullen). Lc (3): (1) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld van heilige geest) (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22.

Lc 1,4120 gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Mc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (6): zie hieronder Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. pneumatos (- vol - geest) In zes verzen bij Lucas voor ; in vier verzen in combinatie met vervullen / vol:
(1) Johannes de Doper: Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden)
(2) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet = Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest)
(4) Lc 2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc 4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc 1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden
Bij Maria kwam de geest over haar bij de ontvangenis van Jezus (Lc 1,35), bij Elisabeth bij het bezoek van Maria (Lc 1,41)
De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig) spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Lc 1,47-55 Elisabeth en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun kind Zacharia doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht voor de bijdrage van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren

Lc 1,4121 gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Mc: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios (heilig).
Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,67. (4) Lc 2,26. (5) Lc 4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.

Lc 1,4122 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,4123 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,42. - Lc 1,42: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:42 kai anefônèsen kraugè megalè kai eipen eulogèmenè su en gunaixin kai eulogèmenos o karpos tès koilias sou   42 et exclamavit voce magna et dixit benedicta tu inter mulieres et benedictus fructus ventris tui 42 en ze riep met een grote schreeuw en zei: “Gezegend ben jij onder vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot   42 En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks!  [42] Ze riep met luide stem: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot  [42] en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot!  42 Ze slaakt een luide kreet, en zegt: gezegend jij onder de vrouwen!– gezegend de vrucht van je schoot!–  42 Alors elle poussa un grand cri et dit: « Bénie es-tu entre les femmes, et béni le fruit de ton sein !

King James Bible [42] And she spake out with a loud voice, and said, Blessed art thou among women, and blessed is the fruit of thy womb
Luther-Bibel 42 und rief laut und sprach: Gepriesen bist du unter den Frauen, und gepriesen ist die Frucht deines Leibes!

Tekstuitleg van Lc 1,42. Het vers Lc 1,42. telt 17 woorden en 87 (3 X 29) letters De getalwaarde van Lc 1,42. is 8076 (2² X 3 X 673) Elisabeth spreekt woorden van lof uit omdat zij vervuld werd van heilige geest De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig) spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Elisabeth en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun kind Zacharia doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht voor de bijdrage van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren

Lc 1,421 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,422 act ind aor 3de pers enk anefônèsen (zij riep uit) van het werkw anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) Taalgebruik in het NT: anafôneô (luid uitspreken, uitroepen). Taalgebruik in Lc: anafôneô (luid uitspreken, uitroepen). Lc (1): Lc 1,42. Deze vorm van anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) komt enkel hier in de bijbel voor In Lc 1,44. verwijst fônè (stem) naar Lc 1,42. met het werkw ana-fôneô (luid uitspreken, uitroepen)
Een vorm van anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) in OT in 5 verzen: (1) 1 Kr 15,28. (2) 1 Kr 16,4. (3) 1 Kr 16,5. (4) 1 Kr 16,42. (5) 2 Kr 6,13. In deze 5 verzen gaat het telkens om het overbrengen van de ark van het verbond

Lc 1,423 dat vr enk kraugè(i) van het zelfst naamw kraugè (schreeuw, stem) Taalgebruik in het NT: kraugè (schreeuw, stem). Taalgebruik in Lc: kraugè (schreeuw, stem). Lc (1) Lc 1,43. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,424 nom + dat vr enk megalè(i) (groot) van het bijvoegl naamw megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot). Lc (6) (nom: 1 / 6 ; dat 5 / 6): (1) Lc 1,42. (2) Lc 4,33. (3) Lc 8,28. (4) Lc 19,37. (5) Lc 21,23. (nom;) (6) Lc 23,46. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzen, Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.

Lc 1,425 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,426 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,425 - 6 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,427 pass part praes nom vr enk  ευλογημενη = eulogèmenè van het werkw eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Bijbel (7): (1) 1 S 25,33. (2) Ez 3,12. (3) Rt 3,10. (4) Jdt 14,7. (5) Jdt 15,10. (6) Mc 11,10. (7) Lc 1,42. Een vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen, zegenen) in de LXX (516), in het NT (42), in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen In Hnd: 2 vormen van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in 2 verzen in 1 / 28 hoofdstukken In Lc: 5 verzen in de kindsheidsverhalen, 4 verzen in de verschijningsverhalen, in de verhalen van de vlakterede en de broodvermenigvuldiging, in een citaat (Ps 118,26) in Lc 13,35. dat ook bij de intrede van Jezus in Jeruzalem wordt aangehaald
- pass qal part praes vr enk בְרוּכָה = bërûkhâh (gezegend) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (1): Rt 3,10.
- De eerste zegening in het Lucasevangelie wordt uitgesproken door Elisabeth aan Maria en haar ongeboren kind Wat Zacharia niet kon, kon Elisabeth, zijn vrouw, wel

Lc 1,428 nom enk su (jij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (25): (1) Lc 1,42. (2) Lc 1,76. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,7. (5) Lc 4,41. (6) Lc 7,19. (7) Lc 7,20. (8) Lc 9,60. (9) Lc 10,15. (10) Lc 10,37. (11) Lc 15,31. (12) Lc 16,7. (13) Lc 16,25. (14) Lc 17,8. (15) Lc 19,19. (16) Lc 19,42. (17) Lc 22,32. (18) Lc 22,58. (19) Lc 22,67. (20) Lc 22,70. (21) Lc 23,3. (22) Lc 23,37. (23) Lc 23,39. (24) Lc 23,40. (25) Lc 24,18.

Lc 1,429 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,4210 dat vr mv gunaixin van het zelfst naamw gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (1) Lc 1,42. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen, in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,42.

Lc 1,4211 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,4212 pass part praes nom mann enk  eulogèmenos van het werkw eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Hebr bârakh Lc (3): (1) Lc 1,42. (2) Lc 13,35. (3) Lc 19,38. Een vorm van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 hoofdstukken en in 13 verzen

Lc 1,4213 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,4214 nom mann enk karpos (vrucht) Taalgebruik in het NT: karpos (vrucht). Taalgebruik in Lc: karpos (vrucht). Hebr përî, mv pêrôth Lat frui - fructus Fr fruit Ned vrucht, fruit Lc (1) Lc 1,42. Een vorm van karpos (vrucht) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,42. (2) Lc 3,8. (3) Lc 3,9. (4) Lc 6,43. (5) Lc 6,44. (6) Lc 8,8. (7) Lc 12,17. (8) Lc 13,6. (9) Lc 13,7. (10) Lc 13,9. (11) Lc 20,10.

Lc 1,4215 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,4216 gen vr enk koilias van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in de Septuaginta: koilia (buikholte, moederschoot). bètèn (buik, schoot) Taalgebruik in Tenakh: bètèn (buik, schoot). Lat uterus Fr sein E womb D Leib Lc (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,42. Bijbel (58) LXX (51) NT (7) Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot), in de LXX (108), in het NT (23)

Lc 1,4217 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,43 - . Lc 1,43: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:43 kai pothen moi touto ina elthè è mètèr tou kuriou mou pros eme  43 et unde hoc mihi ut veniat mater Domini mei ad me   43 En waarvandaan is dit me gegeven dat de moeder van mijn Heer tot mij komt?   43 En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?   [43] Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij komt?   [43] Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?  43 vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer tot mij komt?–   43 Et comment m'est-il donné que vienne à moi la mère de mon Seigneur ?  

King James Bible [43] And whence is this to me, that the mother of my Lord should come to me?
Luther-Bibel 43 Und wie geschieht mir das, dass die Mutter meines Herrn zu mir kommt?

Tekstuitleg van Lc 1,43. Het vers Lc 1,43. telt 13 woorden en 48 (2² X 2² X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,43. is 4867 (31 X 157)

Lc 1,431 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,433 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.

Lc 1,434 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37) Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.

Lc 1,435 hina (opdat) Taalgebruik in het NT: hina (opdat). Taalgebruik in Lc: hina (opdat). Lc (46) Lc 1 (2): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,43.

Lc 1,437 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,439 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,4310 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen

Lc 1,4312 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

Lc 1,4313 acc enk persoonl voornaamw 2de pers enk eme (mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (7): (1) Lc 1,43. (2) Lc 4,18. (3) Lc 9,48. (4) Lc 10,16. (5) Lc 22,53. (6) Lc 23,28. (7) Lc 24,39.

Lc 1,44. - Lc 1,44: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:44 idou gar ôs egeneto è fônè tou aspasmou sou eis ta ôta mou eskirtèsen en agalliasei to brefos en tè koilia mou  44 ecce enim ut facta est vox salutationis tuae in auribus meis exultavit in gaudio infans in utero meo   Zie immers, toen de klank van je groet in mijn oor kwam, sprong het ongeboren kind in gejuich op in mijn schoot  44 Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeken van vreugde op in mijn buik   [44] Op het moment dat je groet mij in de oren klonk, sprong het kind van blijdschap op in mijn schoot  [44] Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot   44 want zie, met dat je stem, je groet, geschiedt in mijn oren springt het kind in verrukking óp in mijn schoot!–  44 Car, vois-tu, dès l'instant où ta salutation a frappé mes oreilles, l'enfant a tressailli d'allégresse en mon sein  

King James Bible [44] For, lo, as soon as the voice of thy salutation sounded in mine ears, the babe leaped in my womb for joy
Luther-Bibel 44 Denn siehe, als ich die Stimme deines Grußes hörte, hüpfte das Kind vor Freude in meinem Leibe

Tekstuitleg van Lc 1,44. Het vers Lc 1,44. telt 22 (2 X 11) woorden en 91 letters De getalwaarde van Lc 1,44. is 11476 (2² X 19 X 151)

Lc 1,441 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.

Lc 1,442 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,441 - 2 idou gar (want zie) Lc (5): (1) Lc 1,44. (2) Lc 1,48. (3) Lc 2,10. (4) Lc 6,23. (5) Lc 17,21.

Lc 1,443 hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs (zoals). Taalgebruik in Lc: hôs (zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 1,56.

Lc 1,444 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

Lc 1,445 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,446 nom + dat vr enk fônè(i) (stem, roep) Taalgebruik in het NT: fônè (stem, roep). Taalgebruik in Mc: fônè (stem, roep). Taalgebruik in Lc: fônè (stem, roep). Hebr p´ (mond) Verwant met Gr fô-nè (Lat vo-x = stem, vo-care = roepen), fè-mi = spreken Lat for - fari Verwant met de indogerm stam bha Ook verwantschap tussen Hebr pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen Lat facies E face Ned aangezicht, aanschijn Lc (7): (1) Lc 1,44. (2) Lc 3,4. (3) Lc 4,33. (4) Lc 8,28. (5) Lc 9,35. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,46. Een vorm van fônè (stem, roep) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,44. (2) Lc 3,4. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,33. (5) Lc 8,28. (6) Lc 9,35. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,27. (9) Lc 17,13. (10) Lc 17,15. (11) Lc 19,37. (12) Lc 23,23. (13) Lc 23,46.

Lc 1,447 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,448 gen mann enk aspasmou (groet, welkom) van het zelfst naamw aspasmos (groet, welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos (groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos (groet, welkom).
Lc (1) Lc 1,44. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 11,43. (5) Lc 20,46.

Lc 1,449 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,4410 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

Lc 1,4414 act ind aor 3de pers enk eskirtèsen (het sprong op) van het werkw skirtaô (huppelen, springen, dansen) Taalgebruik in het NT: skirtaô (huppelen, springen, dansen). Taalgebruik in Lc: skirtaô (huppelen, springen, dansen).
Lc (2): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. Een vorm van skirtaô (huppelen, springen, dansen) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 6,23.

Lc 1,4415 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,4417 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,4418 nom + acc onz enk βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) Taalgebruik in het NT: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in de LXX: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in Lc: brefos (ongeboren vrucht, jong kind). Lc (4): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,12. (4) Lc 2,16. Een vorm van βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) in in de LXX (5), in het NT (8), Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,12. (4) Lc 2,16. (5) Lc 18,15.
- act qal part praes mann יוֹנֵק = jôneq (de zuigende, zuigeling) van het werkw יָנַק = jânaq (zuigen, genieten) Taalgebruik in Tenakh: jânaq (zuigen, genieten). Getalwaarde: jod = 10, nun = 14 of 50, qoph = 19 of 100 ; totaal: 43 OF 160 (2² X 2³ X 5) De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Dt 32,25. (2) 1 S 15,3. (3) 1 S 22,19. (4) Js 11,8. (5) Hl 8,1. (6) Kl 4,4. Modern Hebreeuws: תִינוֹק = tînôq (zuigeling, baby) Aramees: יְנַק = jënaq (zuigen)
- Lat infans Fr enfant, bébé E babe D Kind Ned kind, zuigeling Arabisch: رَضِعَ = radi`a (zuigen) Taalgebruik in de Qoran: radi`a (zuigen). رَضِيع = radî` (zuigeling)

Lc 1,4419 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,4420 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,4421 nom + dat vr enk koilia(i) van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in Lc: koilia (buikholte, moederschoot).
Lc (4): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21. (4) Lc 11,27. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29.

Lc 1,4419 - 21 en tè(i) koilia(i) (in de moederschoot) Lc (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21.

Lc 1,45. - Lc 1,45: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:45 kai makaria è pisteusasa oti estai teleiôsis tois lelalèmenois autè para kuriou 45 et beata quae credidit quoniam perficientur ea quae dicta sunt ei a Domino  45 En zalig zij die geloofd heeft dat er voltooiing zal zijn van dc dingen die haar vanwege de Heer gesproken zijn”  45 En zalig is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden   [45] Gelukkige* vrouw, zij die gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan’  [45] Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan’  45 zalig zij die heeft geloofd dat er voleinding zal zijn van al wat tot haar gesproken is vanwege de Heer!  45 Oui, bienheureuse celle qui a cru en l'accomplissement de qui lui a été dit de la part du Seigneur ! »  

King James Bible [45] And blessed is she that believed: for there shall be a performance of those things which were told her from the Lord
Luther-Bibel 45 Und selig bist du, die du geglaubt hast! Denn es wird vollendet werden, was dir gesagt ist von dem Herrn Marias Lobgesang

Tekstuitleg van Lc 1,45. Het vers Lc 1,45. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 69 (3 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,45. is 7025 (5 X 5 X 281)

Lc 1,451 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,452 nom + dat vr enk, nom + acc onz mv makaria(i) van het bijvoegl naamw makarios (zalig, gelukkig) Taalgebruik in het NT: makarios (zalig, gelukkig). Taalgebruik in Lc: makarios (zalig, gelukkig). Taalgebruik in Hnd: makarios (zalig, gelukkig). Taalgebruik in de Septuaginta: makarios (zalig, gelukkig). Hebr ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig). Lat beatus Fr (bien)heureux E blessed D wohl
Lc (2): (1) Lc 1,45. (2) Lc 11,27. Een vorm van makarios (zalig, gelukkig) in Lc in 14 verzen: (1) Lc 1,45. (2) Lc 6,20. (3) Lc 6,21. (4) Lc 6,22. (5) Lc 7,23. (6) Lc 10,23. (7) Lc 11,27. (8) Lc 11,28. (9) Lc 12,37. (10) Lc 12,38. (11) Lc 12,43. (12) Lc 14,14. (13) Lc 14,15. (14) Lc 23,29.

Lc 1,453 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,454 act part aor nom vr enk pisteusasa (die geloofde) van het werkw pisteuô (geloven, vertrouwen) Taalgebruik in het NT: pisteuô (geloven, vertrouwen). Taalgebruik in Lc: pisteuô (geloven, vertrouwen).
Lc (1) Lc 1,45. Een vorm van (geloven, vertrouwen) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 8,12. (4) Lc 8,13. (5) Lc 8,50. (6) Lc 16,11. (7) Lc 20,5. (8) Lc 22,67. (9) Lc 24,25. In Lc 1 worden Zacharia en Maria tegenover elkaar geplaatst als de niet-gelovige en de gelovige

Lc 1,455 ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

hoti ( dat, omdat )  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- Hebreeuws כִּי = kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn

Lc 1,456 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,457 nom vr enk teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan) Taalgebruik in het NT: teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan). Taalgebruik in Lc: teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan). Lc (1) Lc 1,45. Dit is de enigste vorm in het NT In de evangelies is het het enigste vers

Lc 1,458 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.

  lidw mv bijbel  ΟΤ  ΝΤ  Mt  Mc Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk  syn ev
  dat m + onz mv tois 2715  2179  536  96  47  65  36  82  193  17  208  244 

- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,459 pass part perf dat mann + onz mv lelalèmenois van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten).
Lc (1): Lc 1,45. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

Lc 1,4510 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,4511 παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege) Taalgebruik in het NT: para (langs). Taalgebruik in de LXX: para (langs). Taalgebruik in Lc: para (langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,37. (3) Lc 1,45. (4) Lc 2,1. (5) Lc 2,52. (6) Lc 3,13. (7) Lc 5,1. (8) Lc 5,2. (9) Lc 7,38. (10) Lc 8,5. (11) Lc 8,12. (12) Lc 8,35. (13) Lc 8,41. (14) Lc 8,49. (15) Lc 13,2. (16) Lc 13,4. (17) Lc 17,16. (18) Lc 18,27. (19) Lc 18,35. (20) Lc 19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc 6,19. (2) Lc 6,34. (3) Lc 9,47. (4) Lc 10,7. (5) Lc 11,16. (6) Lc 11,37. (7) Lc 12,48. (8) Lc 18,14.  

para  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
para  677  553  124  13  11  20  21  18  40  44  65     
par'  238  178  60  10  10  22  16  26  21 
totaal 915  731  184  17  15  28  31  28  62  60  91     

Lc 1,4512 gen mann enk kuriou (van de heer)
Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen

HERTALING VAN HET MAGNIFICAT (Lc 1,46-55)

Een lied welt op uit mijn hart
De levensbron zingt in mij
Wat vandaag met mij gebeurt
mag ik goddelijk noemen
Opnieuw is er tederheid,
geen mens blijft ongevoelig

Klein en groot vinden elkaar
Hoog en laag smeden banden;
Arm en rijk delen alles
Niemand lijdt honger noch dorst
Wat mensen vroeger droomden
mogen wij nu ervaren

- Hultgren, Stephen (2009) 4Q521 and Luke’s Magnificat and Benedictus In: Echoes from the Caves: Qumran and the New Testament Brill, Leiden, pp 119-132, ISBN 9789004176966

Lc 1,46. - Lc 1,46: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:46 kai eipen mariam megalunei è psuchè mou ton kurion  46 et ait Maria magnificat anima mea Dominum  46 En +Maria+ zei: “Mijn ziel maakt groot de Heer,  46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere;   [46] Daarop zei Maria: [46] ‘Met* heel mijn hart roem ik de Heer,   [46] Maria zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,  46 Dan zegt Maria: groot maakt mijn ziel de Heer,  46 Marie dit alors: « Mon âme exalte le Seigneur, 

King James Bible [46] And Mary said, My soul doth magnify the Lord,
Luther-Bibel 46 Und Maria sprach: Meine Seele erhebt den Herrn,

Hebr a wajjo´mèr mirëjâm (en Miriam zei) b thigëdal naphësjî ´èth JHWH (mijn ziel maakt groot JHWH)

Tekstuitleg van Lc 1,46. Het vers Lc 1,46 telt 9 (3²) woorden en 39 (3 X 13) letters. De getalswaarde van Lc 1,46 is 4163 (23 X 181). In sommige tekstuitgaven begint het loflied van Maria pas in Lc 1,47: 47 = (2 X 22) + 3. Volgens het Hebreeuwse alfabet komen we in de 3de reeks terecht en wel bij de 3de letter, de ghimel. Het valt op dat de 2 gebruikte werkwoorden (in de Hebr vertaling) in Lc 1,47 met een ghimel beginnen: גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien) en גיל / גול (= gîl / gûl: zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen, galmen, weergalmen).

"Mijn ziel maakt groot de Heer". Mijn ziel is een omschrijving voor ik. Maar er is wel een reden voor die omschrijving. Het lied welt als het ware op uit het innerlijke ik en de woorden vloeien vanuit dat innerlijke. Het 1ste vers van dit loflied (Lc 1,46. Magnificat) komt het sterkst overeen met Ps 35,9a: wënaphësjî thâgîl baJHWH (en mijn geest zal juichen in JHWH) LXX: hè de psuchè mou agalliasetai epi tô(i) kuriô(i): mijn ziel echter zal juichen op de Heer Het is wel zo dat het werkw agalliaomai pas in het tweede vers gebruikt wordt

Vergelijk Lc 1,46b: thigëdal naphësjî ´èth JHWH (mijn ziel maakt groot JHWH)
- Lc 1,47: Hebr wëthâgel rûchî be´lohe(j) jisj`î (en mijn geest verheugt zich in de god van mijn redder
MET:
1 S 2,1c `âlats libbî bJHWH (mijn hart juicht door JHWH).
1 S 2,1d râmâh qarënî bJHWH (mijn hoorn verheft zich door JHWH)

Lc 1,46.1 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr waw (verbindingshaak) Lat et Fr et N en E and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Lc 1,46.2 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in de Septuaginta: legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les Lat legere Fr leçon E to say Fr dire D sprechen (spreken) Hebr ´âmar (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925) Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
ind aor 3de p enk eipen  3024  2426  598  118  56  223  114  75  397  511 

Lc 1,461 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120) 12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)

Lc 1,463 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria). Hebr mirëjâm (Miriam) Taalgebruik in Tenakh: mirëjâm (Miriam). Tenakh (14) Volkse etymologie: mârâh (bitter) en jâm (zee) ; bitter is de zee
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

  mariam  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
    41  13  28    13  10      17  27     

Lc 1,461 - 3 kai eipen mariam (en Maria zei) Tenakh (1): Lc 1,46. eipen de mariam (Maria echter zei) Tenakh (2): (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. Hebr wajjo´mèr mirëjâm (en Miriam zei)

Lc 1,46.4 μεγαλυνει (= megalunei: hij maakt groot; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen). Taalgebruik in het NT: megalunô (groot maken, verheffen). Taalgebruik in Lc: megalunô (groot maken, verheffen). Tenakh (2): (1) Lc 1,46. (2) Sir 43,31. Een vorm van μεγαλυνω (= megalunô: groot maken, verheffen) in Lc in 2 verzen: Lc 1,46. (2) Lc 1,58; in de Septuaginta (92), in het NT (8): (1) Mt 23,5. (2) Lc 1,46. (3) Lc 1,58. (4) Hnd 5,13. (5) Hnd 10,46.(6) Hnd 19,1. (7) 2 Kor 10,15. (8) Fil 1,20. In de LXX kan μεγαλυνω = megalunô de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse wkw zijn.
- Hebreeuws moet een vrouwelijke vorm 3de pers enk zijn bij het vrouwelijke נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn ziel) van het wkw גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien).
-- תִגְדַּל (= thigëdal: en zij maakt groot; wkw act qal imperf 3de pers vr enk van het wkw גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). Tenakh (2): (1) 1 S 26,24. (2) Zach 12,7.
- Hebr: גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh: gâdal (groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth = 4, lamed = 12 of 30; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek 19. Structuur: 3 - 4 - 3. De som van de elementen is telkens 1. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we eveneens in de derde letter van het alfabet, de gimmel: gimmel = 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30; totale waarde: 28 (2² X 7) of 73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als zeshoek.
- גָּדְלָה (= gâdëlâh: zij maakt groot; wkw act ind perf / qal 3de pers vr enk van het wkw גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). 1 S 26,24. gdlh Tenakh (25).
- Ned: groot. Heb: gdl. Metathesis l/r en d/t. Medeklinkers: g - r/l - d/t.
- Door iets goeds van de ander te zeggen, door hem op prijs te stellen, gaat de ander meer rechtop staan, groeien, groter worden. De ander prijzen houdt in dat de grootheid en de waarde van de ander wordt erkend, gewaardeerd.

Lc 1,46.5 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
1 nom m enk ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 
2 nom vr enk hè 4860 3762  1098  151  76 143  117  83  443  85  370  487 

Lc 1,46.6 ψυχη (= psuchè: adem, geest, leven; zn nom vr enk). Taalgebruik in het NT: psuchè (adem, geest, leven). Lc (5): (1) Lc 1,47. (2) Lc 10,27. (3) Lc 12,19. (4) Lc 12,22. (5) Lc 12,23. Een vorm van ψυχη = psuchè in de LXX (976), in het NT (101), in Lc (13): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,35. (3) Lc 6,9. (4) Lc 9,24. (5) Lc 9,56. (6) Lc 10,27. (7) Lc 12,19. (8) Lc 12,20. (9) Lc 12,22. (10) Lc 12,23. (11) Lc 14,26 . (12) Lc 17,33. (13) Lc 21,19.
-- Lc 1,46. ἡ ψυχη μου (= hè psuchè mou: mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (89). NT (6): (1) Mt 12,18. (2) Mt 26,38. (3) Mc 14,34. (4) Lc 1,46. (5) Joh 12,27. (6) Heb 10,38. Hebr: נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn geest; < zn enk נֶפֶשׁ = nèphèsj: ziel, adem, leven, levensgeest, gevoel, begeerte + suffix bezitt vnw 1ste pers enk). Tenakh (173).
-- και ἡ ψυχη μου (= kai hè psuchè mou: en mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (5): (1) Tob 13,9.
-- ἡ δὲ ψυχή μου (= hè de psuchè mou: mijn levensgeest, mijn levensdrift echter). Bijbel (1): Ps 35,9.

  psuchè (adem, geest, leven)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
nom + dat vr enk psuchè(i) 368 293 22 4 1 5 1 4 6 1 10 11 5 1

- Hebreeuws נֶפֶשׁ = nèphèsj (geest) Taalgebruik in Tenakh: nèphèsj (geest). Getalwaarde: nun = 14 of 50, phe = 17 of 80, sjin = 21 of 300 ; totaal: 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43) Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17) 4 + 3 = 7 ; 3 + 4 = 7 ; 43 + 34 = 77 43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen) Structuur: 5 - 8 - 3 Tenakh (131) Pentateuch (62) Eerdere Profeten (18) Latere Profeten (17) 12 Kleine Profeten (2) Geschriften (32)
- Arabisch: nafs (ziel) Taalgebruik in de Koran: nafs (ziel).

Lc 1,467 gen enk mou (van mij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Lc (77) Lc 1 (6): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,25. (4) Lc 1,43. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,47.

  pers vnw 1ste pers enk   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen enk mou  3356  2897  459  67  34  77 82              

Lc 1,46.5 - 7
- ἡ ψυχη μου (= hè psuchè mou: mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (89). NT (6): (1) Mt 12,18. (2) Mt 26,38. (3) Mc 14,34. (4) Lc 1,46. (5) Joh 12,27. (6) Heb 10,38.
- και ἡ ψυχη μου (= kai hè psuchè mou: en mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (5): (1) Tob 13,9.
- ἡ δὲ ψυχή μου (= hè de psuchè mou: mijn levensgeest, mijn levensdrift echter). Bijbel (1): Ps 35,9.
- Hebreeuws נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn geest; < zn + suffix bezitt vnw 1ste pers enk van het zn נֶפֶשׁ = nèphèsj: (geest). Taalgebruik in Tenakh: nèphèsj (geest). Getalswaarde: nun = 14 of 50, phe = 17 of 80, sjin = 21 of 300; totaal: 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43). Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17); 4 + 3 = 7; 3 + 4 = 7; 43 + 34 = 77; 43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen). Structuur: 5 - 8 - 3. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (170). Pentateuch (11). Eerdere Profeten (20). Latere Profeten (18). 12 Kleine Profeten (5). Geschriften (116).

4. - 7. Μεγαλυνει η ψυχη μου (= megalunei hè psuchè mou: mijn ziel maakt groot). Lc 1,46.
- תִּגְדַּ֤ל נַפְשִׁי֙ (= thigëdal naphësjî: mijn levensadem maakt groot). Tenakh (1): 1 S 26,24. David spaart voor de tweede maal het leven van Saul.

Lc 1,468 bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
8 acc mann enk ton 6202  4880  1322  167  124  191  197  244 338  61  482  679 

Lc 1,469 acc mann enk κυριον = kurion van het zelfst κυριος = naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in de LXX: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Lc (10): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. (3) Lc 4,8. (4) Lc 4,12. (5) Lc 7,19. (6) Lc 10,27. (7) Lc 12,36. (8) Lc 19,8. (9) Lc 20,37. (10) Lc 20,44. Een vorm van kurios (heer) in de Septuaginta (8591), in het NT (718), in Lc (99), in Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.

  kurios (heer)  enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev Paul Ap br  
5 acc mann enk kurion 673 605 68 6 2 10 6 12 32   18 24 27 

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14  15 16 17 18 19 20
  kurios (heer)  enk Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 22 Lc 24
1 nom enk kurios  30        
2 voc enk kurie 26              
3 gen enk kuriou  26                
4 dat enk kuriô(i) 7                            
5 acc enk kurion 10                          
  totaal 99 17 

- Hebreeuws יהוה = JHWH Eigennaam van God Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. Taalgebruik in 1 Samuël: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Taalgebruik in Amos: JHWH. Taalgebruik in Jona: JHWH. Taalgebruik in Sefanja: JHWH. Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6 Totaal: 26 Structuur: 1 - 5 - 6 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (5193) Pentateuch (1326) Eerdere Profeten (1013) Latere Profeten (1357) 12 Kleine Profeten (387) Geschriften (1110)
- Latijn Dominus Fr seigneur Ned Heer D Herr E Lord Aramees: יוי = JWJ Arabisch: رَب = rabb (God, Heer) Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer).
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p93-96 Op deze blz wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd

Lc 1,46.4 - 9. Het 1ste vers van dit loflied komt het sterkst overeen met Ps 35,9a:  וְנַפְשִׁי, תָּגִיל בַּיהוָה (= wënaphësjî thâgîl baJHWH: en mijn geest zal juichen in JHWH). LXX Ps 34, 9: ἡ δὲ ψυχή μου ἀγαλλιάσεται ἐπὶ τῷ Κυρίῳ (= hè de psuchè mou agalliasetai epi tô kuriô: mijn ziel echter zal juichen op de Heer). Het is wel zo dat het wkw agalliaomai pas in het tweede vers gebruikt wordt.
- In de beschouwingen moge de zin יהוה אֶת נַפְשִׁי בָּרֲכִי = bâräkhî naphësjî JHWH: zegen, mijn ziel, JHWH). Tenakh: (1) Ps 103,1. (2) Ps 103,2. (3) Ps 103,22. (4) Ps 104,1. (5) Ps 104,35 bekeken worden Er is echter het wkw zegenen in plaats van grootmaken en 'mijn ziel' is vocatief in plaats van onderwerp.


Lc 1,47. - Lc 1,47: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -

Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:47 kai ègalliasen to pneuma mou epi tô theô tô sôtèri mou  47 et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo  47 en mijn geest juicht over God mijn redder   47 En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker;   [47] met al mijn adem juich ik om God, mijn redder;  [47] mijn hart juicht om God, mijn redder:  47 verrukt is mijn geest over God, mijn bevrijder,–   47 et mon esprit tressaille de joie en Dieu mon Sauveur, 

King James Bible [47] And my spirit hath rejoiced in God my Saviour
Luther-Bibel 47 und mein Geist freut sich Gottes, meines Heilandes;

Lc 1,47: Hebr wëthâgel rûchî be´lohe(j) jisj`î en mijn geest verheugt zich in de god van mijn redder.

Tekstuitleg van Lc 1,47. Het vers Lc 1,46. telt 11 woorden en 46 (2 X 23) letters. De getalswaarde van Lc 1,46. is 6892 (2 X 2 X 1723). Dit is het geval wanneer het loflied niet pas vanaf Lc 1,47. begint. In het aankondigingsverhaal aan Maria waren er allusies op Hagar, de slavin van Sara.

Lc 1,47.1 και (= kai: en; nevensch vw). Taalgebruik: kai (en) in NT. Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc (822 / 1151). Lc 1 (+: 56 / 80; -: 24 / 80). 1. Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4). 2. Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ). 3. Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13). 4. Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54). 5. Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24).
- Hebr: waw (verbindingshaak). L: et. Fr: et. N: en. E: and. D: und.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

Lc 1,47. 2 ηγαλλιασεν (= ègalliasen: hij jubelde; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: jubelen). Taalgebruik in het NT: agalliaô (jubelen).. Bijbel = Lc (1): Lc 1,47. Een vorm van αγαλλιαω (= agalliaô: jubelen) in de LXX (74), in het NT (11): (1) Mt 5,12. (2) Lc 1,47. (3) Lc 10,21. (4) Joh 5,35. (5) Joh 8,56. (6) Hnd 2,26. (7) Hnd 10,34. (8) 1 Pe 1,6. (9) 1 Pe 1,8. (10) 1 Pe 4,13. (11) Apk 19,7. In de LXX is een vorm van het wkw αγαλλιαω (= agalliaô) de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden.
- deponent werkw ind aor 3de pers enk ηγαλλιασατο = ègalliasato (hij jubelde) van het werkw αγαλλιαω = agalliaô (jubelen) Taalgebruik in het NT: agalliaô (jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô (jubelen). Bijbel (5): (1) Ps 16,9. (2) Lc 10,21. (3) Joh 8,56. (4) Hnd 2,26. (5) Hnd 16,34. In de LXX is een vorm van het werkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden
- αγαλλιασομαι (= agalliasomai: ik zal jubelen; deponent wkw ind fut 1ste pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: (jubelen). Taalgebruik in het NT: agalliaô (jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô (jubelen). . Bijbel (11): (1) Js 65,19.. (2) Hab 3,18. (3) Ps 9,3.. (4) Ps 9,15.. (5) Ps 31,8.. (6) Ps 59,17.. (7) Ps 60,8. (8) Ps 63,8. (9) Ps 75,10.. (10) Ps 92,5.. (11) Ps 119,162. . In de LXX is een vorm van het wkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden.
- deponent werkw ind fut 3de pers enk αγαλλιασεται = aggaliasetai (hij zal jubelen) van het werkw αγαλλιαω = agalliaô (jubelen) Taalgebruik in het NT: agalliaô (jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô (jubelen). Bijbel (9): (1) Js 35,2. (2) Ps 13,6. (3) Ps 19,6. (4) Ps 21,2. (5) Ps 35,9. (6) Ps 51,16. (7) Ps 53,7. (8) Tob 13,9. (9) Sir 30,3. In de LXX is een vorm van het werkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden
In Ps 9,3. lezen we de Hebr werkwoordvorm act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk wë´è`èlëtsâh + bâkh (en dat ik juiche in jou) van het werkw `âlats (juichen), in de LXX vertaald door agalliasomai en soi (ik zal juichen in jou)
- De werkwoordvorm act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = gîl / gûl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) Taalgebruik in Tenakh: gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen). Tenakh (3): (1) Hab 3,18. (2) Ps 9,15. (3) Ps 31,8. In de 2 Psalmverzen wordt het vertaald door het Griekse agalliasomai (ik zal juichen)
- act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אֶעְלוֹזָה = ´è`ëlôzâh (dat ik juiche) van het werkw עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) Taalgebruik in Tenakh: `âlaz (zich verheugen, juichen). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30, zain = 7 ; totaal: 35 (5 X 7) of 107 Structuur: 7 - 3 - 7 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (1): Hab 3,18. We lezen אֶעְלֹזָה = ´è`ëlozah (dat ik juiche) in (1) Ps 60,8. (2) Ps 108,8. In de verzen Hab 3,18. en Ps 60,8. verzen worden de 2 Hebreeuwse vormen in de LXX vertaald door γαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen)
- act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) Taalgebruik in Tenakh: gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen). Getalwaarde: gimel = 3, lamad = 12 of 30, jod = 10, waw = 6 ; totaal: 25 (5²) / 21 (3 X 7) OF 43 / 39 (3 X 13) Structuur: 3 - 1 - 3 / 3 - 6 - 3 De som van de elementen is telkens 7 / 3 Tenakh (3): (1) Hab 3,18. (2) Ps 9,15. (3) Ps 31,8. In de 2 Psalmverzen wordt het vertaald door het Griekse αγαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen)
Zowel אֶעְלוֹזָה = ´è`ëlôzah (dat ik juiche) van het werkw עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) als אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = = gil / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) kunnen in de LXX vertaald worden door het Griekse αγαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen) Merkwaardig is wel dat beide werkwoordvormen voorkomen in Hab 3,18. Daar wordt dan vertaald: αγαλλιασομαι = agalliasomai, χαρησομαι = charèsomai (ik zal juichen, ik zal blij zijn) We mogen ze in dit vers als synoniemen beschouwen

Merkwaardig voor Hab 3,18. is ook wat erop volgt: be´lohe(j) jisjë`î (in God mijn redder) LXX: =: epi tô(j) theô(j) tô(j) sôtèri mou (in God mijn redder)

Lc 1,473 bep lidw nom + acc onz enk το = to (het) van het bepaald lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
3 nom + acc onz enk to 5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 

- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,474 nom+ acc onz enk πνευμα = pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in Lc: pneuma (geest). Taalgebruik in Hnd: pneuma (geest). Lc (16): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382), in het NT (379), in Lc (36), in Hnd (70), in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 2 (3): (1) Lc 2,25. (2) Lc 2,26. (3) Lc 2,27., in Lc 3 (4): (1) Lc 3,6. (2) Lc 3,13. (3) Lc 3,17. (4) Lc 3,22., in Lc 4 (5): (1) Lc 4,1. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,33. (5) Lc 4,36. In Lc: X vormen van pneuma (geest)in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20: 28 hoofdstukken Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379), in de LXX (382)

  pneuma bijbel  OT  NT  Mt 

Mc 

Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev 
1 nom+ acc onz enk pneuma 366 220 146 6 12 16 14 31 55 12 34 48

pneuma Mt 

Mc 

Lc  syn ev 
nom+ acc enk pneuma 6: (1) Mt 3,16. (2) Mt 10,20. (3) Mt 12,18. (4) Mt 12,43. (5) Mt 26,41. (6) Mt 27,50. 12: (1) Mc 1,10. (2) Mc 1,12. (3) Mc 1,26. (4) Mc 3,29. (5) Mc 3,30. (6) Mc 5,8. (7) Mc 7,25. (8) Mc 9,17. (9) Mc 9,20. (10) Mc 9,25. (11) Mc 13,11. (12) Mc 14,38. 16: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. 34: (1) Mt 3,16. // Mc 1,10. // Lc 3,22. (2) Mc 1,26. //Lc 4,33. (3) / Mc 3,29. // Lc 12,10. (4) Mc 5,8. // Lc 8,29. (5) Mt 10,20. // Lc 12,12. (6) Mt 12,43. // Lc 11,24. (7) Mt 26,41. // Mc 14,38. 48

- רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach (geest). Getalswaarde: resj = 20 of 200 waw = 6 chet = 8 Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) Structuur: 2 - 6 - 8 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (204) Pentateuch (19) Eerdere Profeten (33) Latere Profeten (65) 12 Kleine Profeten (19) Geschriften (68) Pentateuch (19): (1) Gn 6,17. (2) Gn 7,15. (3) Gn 7,22. (4) Gn 8,1. (5) Gn 26,35. (6) Gn 41,38. (7) Gn 45,27. (8) Ex 6,9. (9) Ex 10,13. (10) Ex 10,19. (11) Ex 28,3. (12) Ex 31,3. (13) Ex 35,31. (14) Nu 5,14. (15) Nu 5,30. (16) Nu 14,24. (17) Nu 24,2. (18) Nu 27,18. (19) Dt 34,9. Js (28) Js 1-39 (13): (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7. Js 40-66 (15): (1) Js 40,7. (2) Js 40,13. (3) Js 41,29. (4) Js 54,6. (5) Js 57,13. (6) Js 57,15. (7) Js 57,16. (8) Js 59,19. (9) Js 61,1. (10) Js 61,3. (11) Js 63,10. (12) Js 63,11. (13) Js 63,14. (14) Js 65,14. (15) Js 66,2.
- Ned: geest Arabisch: روح = rûH (geest) Taalgebruik in de Qoran: rûH (geest). D: Geist E: spirit Fr: esprit Grieks: πνευμα = pneuma (geest): Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Hebreeuws רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach (geest). Lat: spiritus

Lc 1,475 pers voornaamw 1ste pers gen mann enk μου = mou (van mij) van het persoonl voornaamw εγω = egô (ik - mij) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc 15 (5): (1) Lc 15,6. (2) Lc 15,17. (3) Lc 15,18. (4) Lc 15,24. (5) Lc 15,29.

  pers vnw 1ste pers enk   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen enk mou  3356  2897  459  67  34  77 82              

mou Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
77 6 2 2 0 0 1 7 3 6 3 3 6 0 5 5 4 0 1 4 2 4 8 2 3

Lc 1,47.3 - 5 το πνευμα μου (= to pneuma mou: mijn geest, mijn geestdrift). LXX (20). NT (5): (1) Mt 12,18. (2) Lc 1,47. (3) Lc 23,46. (4) Hnd 7,39. (5) 1 Kor 14,14.
- רוחִי (= rûchî: mijn geest; < zn רוַּח = rûach: geest, geestdrift, wind, adem + suffix pers vnw 1ste pers enk). Taalgebruik in Tenakh: rûach (geest). Getalswaarde: resj = 20 of 200, waw = 6, chet = 8. Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur: 2 - 6 - 8. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (31). In Lc 1,35. zei de engel: Heilige geest zal over jou komen en de kracht van God zal je overschaduwen. Het begin van Jezus' leven heeft met geest te maken. In het verhaal van de vorming van de mens schrijft Gn 2,7: Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. Op het einde van zijn leven beveelt Jezus uitdrukkelijk zijn geest aan God aan. Hij geeft zijn geest.

Lc 1,476 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. επ' = ep' (1) Lc 1,12.

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

Lc 1,477 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,478 dat mann enk θεῳ = theô(i) ( - in - God) van het zelfst naamw θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (9): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,38. (4) Lc 2,52. (5) Lc 16,13. (6) Lc 17,18. (7) Lc 18,27. (8) Lc 18,43. (9) Lc 20,25. Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

theos bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev P Ap
nom mann enk theos 1686  1399  287  15  17  58  163  20  29 46 143 20
gen mann enk  theou 1517  876 641  28  31  70 43  56  360   53  129 172 293 67
dat  mann enk theô(i) 433  279  154  13  110  13  14 18 97  13 
acc  mann enk theon 496  354  142  23  12  30  62  33 45 43 19
Totaal   4132  2908  1224  44  44  117  76  157  695 91  205 281 576  119 

- Ned: God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Qoran: ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) D: Gott E: God Fr: dieu De vloek dju Grieks: θεος = theos (God)  Taalgebruik in het NT: theos (God). Hebreeuws: אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm (God).

Lc 1,47.6 - 8 επι τῳ θεῳ (= epi tô theô: op God). LXX (14). NT (2): (1) Lc 1,47. (2) 2 Kor 1,9.

Lc 1,479 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,4710 dat mann enk σωτηρι = sôtèri van het zelfst naamw σωτηρ = sôtèr (redder) Taalgebruik in het NT: sôtèr (redder). Taalgebruik in Lc: sôtèr (redder). Taalgebruik in de LXX: sôtèr (redder). Bijbel (5): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18. (3) Ps 95,1. (4) Lc 1,47. (5) Jud 1,25. Een vorm van σωτηρ = sôtèr in de LXX (41), in het NT (24), in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11. - Hebreeuws act part hifil mann enk מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (reddende, redder) van het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik in Tenakh: jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 In al deze gevallen is de getalwaarde van de elementen 2 Jakob (Gn 25,26) ja`äqobh (Jakob) Getalwaarde: jod = 10, ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, beth = 2 ; totaal: 47 OF 182 (7 X 26) Structuur: 1 - 7 - 1 - 2 In al deze gevallen is de getalwaarde van de elementen 2 Tenakh (17): (1) Dt 22,27. (2) Dt 28,29. (3) Dt 28,31. (4) Re 3,9. (5) Re 3,15. (6) Re 6,36. (7) Re 12,3. (8) 1 S 10,19. (9) 1 S 11,3. (10) 2 K 13,5. (11) Js 19,20. (12) Js 43,11. (13) Js 45,15. (14) Zach 8,7. (15) Ps 7,11. (16) Ps 17,7. (17) Ps 18,42.
- Het Hebreeuwse מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (reddende, redder) is wat letters en klank betreft zeer verwant met מָשִׁיחַ = mâsjîach (Messias, gezalfde).
- Hebreeuws מָשִׁיחַ = mâsjîach (Messias, gezalfde) Zie het werkw מָשַׁח = mâsjach (zalven) Taalgebruik in Tenakh: mâsjach (zalven). Getalwaarde: mem = 13 of 40, sjin = 20 of 200, chet = 8 ; totaal: 41 OF 248 (2³ X 31) Structuur: 4 - 2 - 8 De som van de elementen is telkens 5 In het Grieks χριστος = christos (Christus) m-sj-j-ch Tenakh (11): (1) 1 S 24,7. (2) 1 S 24,11. (3) 1 S 26,16. (4) 2 S 1,14. (5) 2 S 1,16. (6) 2 S 1,21. (7) 2 S 19,22. (8) 2 S 23,1. (9) Kl 4,20. (10) Da 9,25. (11) Da 9,26.
- L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur Ned bv salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland Arabisch: najada (redden, helpen) Taalgebruik in de Koran: najada (redden, helpen).

- Een vorm van σωτηρ = sôtèr in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann enk יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 1,71. (3) Lc 1,77. (4) Lc 19,9., in de LXX (160), in het NT (45) σωτηρια = sôtèria (redding): Bijbel (52) OT (44) NT (8)
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc 2,30. (2) Lc 3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) תְשוּעָה = thësjû`â

- יִשְׁעִי = jisjë`î (mijn redding) < het zelfst naamw יְשׁוּעָה / יֶשָׁע / יֵשָׁע = jesj`a / jèsj`a / jësju`âh (hulp, heil, redding -> Jezus) en suffix persoonl voornaamw 1ste pers enk Tenakh (14). In 3 verzen in 1 Kr is het een persoonsnaam. Rest: (1) 2 S 22,3. (2) 2 S 22,47. (3) 2 S 23,5. (4) Js 51,5. (5) Mi 7,7. (6) Hab 3,18. (7) Ps 18,3. (8) Ps 18,47. (9) Ps 25,5. (10) Ps 27,9. (11) Ps 62,8. Wanneer 'mijn redding' bij God staat, wordt יִשְׁעִי = jisjë`î (mijn redding) soms vertaald door een vorm van het Griekse σωτηρ = sôtèr (redder): (1) Mi 7,7. Niet in Ps 18,47. (2) Ps 25,5. (3) Ps 27,9. Niet in (11) Ps 62,8. Verder God en redder in de Ps: (1) Ps 24,5. (2) Ps 62,3. (3) Ps 62,7. (4) Ps 65,6. (5) Ps 79,9. (6) Ps 95,1.

Lc 1,4711 pers voornaamw 1ste pers gen mann enk μου = mou (van mij) van het persoonl voornaamw εγω = egô (ik - mij) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc 15 (5): (1) Lc 15,6. (2) Lc 15,17. (3) Lc 15,18. (4) Lc 15,24. (5) Lc 15,29.

  pers vnw 1ste pers enk   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
gen enk mou  3356  2897  459  67  34  77 82              

mou Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
77 6 2 2 0 0 1 7 3 6 3 3 6 0 5 5 4 0 1 4 2 4 8 2 3

Lc 1,47.6 - 11. επι τῳ θεῳ τῳ σωτηρι μου (= epi tô theô tô sôtèri mou: op God,mijn redder). Bijbel (3): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18. (3) Lc 1,47.
- בֵּאלֹהֵי יִשְׁעִי (= be´lohe(j)jisj`î (in de god van mijn redder) Tenakh (2): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18.


Lc 1,48. - Lc 1,48: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:48 oti epeblepsen epi tèn tapeinôsin tès doulès autou idou gar apo tou nun makariousin me pasai ai geneai  48 quia respexit humilitatem ancillae suae ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes  48 omdat hij neergezien heeft op de geringheid van zijn dienares Zie immers, van nu af zullen alle geslechten mij zalig prijzen,  48 Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten   [48] want Hij heeft omgezien naar zijn dienares in haar geringheid Voortaan prijzen alle generaties mij gelukkig,   [48] hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,   48 want hij heeft aangezien de vernedering van zijn dienares; zie, van nu af prijzen mij zalig alle generaties!–  48 parce qu'il a jeté les yeux sur l'abaissement de sa servante Oui, désormais toutes les générations me diront bienheureuse, 

King James Bible [48] For he hath regarded the low estate of his handmaiden: for, behold, from henceforth all generations shall call me blessed
Luther-Bibel 48 denn er hat die Niedrigkeit seiner Magd angesehen Siehe, von nun an werden mich selig preisen alle Kindeskinder

Tekstuitleg van Lc 1,48. Het vers Lc 1,48. telt 18 (2 X 3²) woorden en 83 letters De getalwaarde van Lc 1,48. is 8895 (3 X 5 X 593)

Lc 1,481 ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

hoti ( dat, omdat )  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- כִּי = kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Structuur: 2 - 1 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (3849) Pentateuch (884) Eerdere Profeten (726) Latere Profeten (841) 12 Kleine Profeten (241) Geschriften (1157)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn

Lc 1,482 act aor 3de pers enk επεβλεψεν = epeblepsen (hij keek op, hij keek neer) van het werkw επιβλεπω = epiblepô (kijken op, neerzien) Taalgebruik in het NT: epiblepô (kijken op, neerzien). Taalgebruik in de LXX: epiblepô (kijken op, neerzien). Bijbel (26) OT (25): (1) Gn 19,26. (2) Gn 19,28. (3) Ex 14,24. (4) Nu 12,10. (5) Nu 21,9. (6) Re 6,14. (7) Re 20,40. (8) 1 S 7,2. (9) 1 S 24,9. (10) 2 S 1,7. (11) 2 S 2,20. (12) 1 K 18,43. (13) 1 K 19,6. (14) 2 K 13,23. (15) Ez 10,11. (16) Hab 3,6. (17) Zach 10,4. (18) Ps 33,13. (19) Ps 33,14. (20) Ps 102,18. (21) Ps 102,20. (22) 2 Kr 20,24. (23) Sir 16,29. (24) Sir 39,20. (25) Sir 42,16. NT (1) Lc 1,48. Een vorm van επιβλεπω = epiblepô (kijken op, neerzien) in de LXX (114), in de Pentateuch (7): (1) Gn 19,26. (2) Gn 19,28. (3) Ex 14,24. (4) Lv 26,9. (5) Nu 12,10. (6) Nu 21,9. (7) Dt 9,27., in het NT (3): (1) Lc 1,48. (2) Lc 9,38. (3) Jak 2,3. Het voorvoegsel επι = epi van het werkw επιβλεπω = epiblepô (kijken op, neerzien) wordt hierna in de bepaling met het voorzetsel επι = epi versterkt
- De vervoegde werkwoordsvorm επεβλεψεν = epeblepsen telt 9 letters, waarvan 4X een vorm van de e - klank en 3X een labiale medeklinker Het is een aoristvorm die voorafgegaan wordt door het voorvoegsel ep' (< epi) Wellicht onder invloed van het lijdend voorwerp την ταπεινωσιν = tèn tapeinôsin (de laagheid) kreeg het werkwoord het voorvoegsel epi (op), waardoor hoog - laag wordt weergegeven God kijkt vanuit het hoge op de laagheid van zijn dienares Dat kijken van God was bevrijdend zoals uit het voorgaande vers blijkt
- Hebreeuws NBG act qal perf 3de pers mann enk (hij zag) רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) Taalgebruik in Tenakh: râ´âh (zien). Getalwaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, he = 5 ; totaal: 26 of 206 Structuur: 2 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188)

Lc 1,483 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. επ' = ep' (1) Lc 1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi
- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

2 - 3 επεβλεψεν επι = epeblepsen epi (hij keek naar) Bijbel (6) OT (5): (1) Gn 19,28. (2) Nu 21,9. (3) 2 S 1,7. (4) Ps 33,14. (5) Ps 102,18. NT (1) Lc 1,48.
- επεβλεψα επι = epeblepsa epi (ik keek naar) Bijbel (2): (1) 1 S 9,16. (2) Jr 4,23.

Lc 1,484 bep lidw acc vr enk = tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
9 acc vr enk tèn 6161  4889  1272  180  109  149  121  198  404  111  438  559 

Lc 1,485 acc vr enk ταπεινωσιν = tapeinôsin van het zelfst naamw ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) Taalgebruik in het NT: tapeinôsis (vernedering, nederigheid). Bijbel (17) LXX (16): (1) Gn 29,32. (2) Gn 31,42. (3) Dt 26,7. (4) 1 S 1,11. (5) 1 S 9,16. (6) 2 K 14,26. (7) Ps 9,14. (8) Ps 22,22. (9) Ps 25,18. (10) Ps 31,8. (11) Ps 90,3. (12) Ps 119,153. (13) Kl 1,9. (14) Neh 9,9. (15) Jdt 6,19. (16) Jdt 13,20. NT (1) Lc 1,48. Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) in de LXX (42), in de Pentateuch (5): (1) Gn 16,11. (2) Gn 29,32. (3) Gn 31,42. (4) Gn 41,52. (5) Dt 26,7., in het NT (4): (1) Lc 1,48. (2) Hnd 8,33. (3) Fil 3,21. (4) Jak 1,10. Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) is in de LXX de vertaling van 5 Hebreeuwse woorden Een vorm van עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking, nederigheid), vertaald met de acc vr enk ταπεινωσιν = tapeinôsin, in (1) Gn 31,42. (2) Gn 41,52. (gen vr enkταπεινωσεως = tapeinôseôs) (3) Ps 9,14. (4) Ps 25,18. (5) Ps 31,8. (6) Ps 119,153.
- zelfst naamw עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking, nederigheid) Zie: עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) Taalgebruik in Tenakh: `ânî (arm, ellendig, deemoedig). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, nun = 14 of 50, jod = 10 ; totaal: 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) Structuur: 7 - 5 - 1 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (5): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9. (4) Ps 107,10. (5) Kl 3,1.

Lc 1,484 - 5 την ταπεινωσιν = tèn tapeinôsin (de vernedering) Bijbel (17) LXX (16): (1) Gn 29,32. (2) Gn 31,42. (3) Dt 26,7. (4) 1 S 1,11. (5) 1 S 9,16. (6) 2 K 14,26. (7) Ps 9,14. (8) Ps 22,22. (9) Ps 25,18. (10) Ps 31,8. (11) Ps 90,3. (12) Ps 119,153. (13) Kl 1,9. (14) Neh 9,9. (15) Jdt 6,19. (16) Jdt 13,20. NT (1) Lc 1,48. In Gn 29,32. wordt de vernedering door JHWH gezien (naamgeving van Ruben), in Gn 16,11. (Ismaël) en Gn 29,33. (Simeon) wordt de vernedering door JHWH gehoord
- עֳנִי אֶת = ´èth `ânî (de ellende / vernedering) Tenakh (3): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9.

Lc 1,482 - 5 Een vorm van רָאָה = râ´âh (zien) met een vorm van עֳנִי = `ânî (vernedering), in de LXX vertaald door ταπεινωσιν = tapeinôsin Tenakh (10): (1) Gn 29,32. (2) Dt 26,7. (3) 1 S 1,11. (4) 1 S 9,16. (LXX) (5) 2 K 14,26. (6) Ps 9,14. (7) Ps 25,18. (8) Ps 31,8. (9) Kl 1,9. (10) Neh 9,9. NT (1) Lc 1,48.
- De LXX vertaling die het meest Lc 1,48. benaderen, zijn:
-- 1 S 1,11: εαν επιβλεπων επιβλεψῃς επι την ταπεινωσιν της δουλης σου (= ean epiblepôn epiblepès epi tèn tapeinôsin tès doulès sou: indien je opkijkt op de vernedering van jouw dienares).
-- 1 S 9,16: ὁτι επεβλεψα επι την ταπεινωσιν του λαου μου (= hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou: want ik keek op naar de vernedering van mijn volk)
- אֶת עֳנִי = ´èth `ânî (de ellende / vernedering) Tenakh (3): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9.

- Horen:
- עָנְיֵך אֶל אֱלֹהִים שָׁמַע כִּי = kî sjâma ´èlohîm ´èl `ânëjekh (want God hoorde naar jouw vernedering) Tenakh (1): Gn 21,17.
- עָנְיֵך אֶל יהוה שָׁמַע כִּי = kî sjâma JHWH ´èl `ânëjekh (want JHWH hoorde naar jouw vernedering) Tenakh (1): Gn 16,11.
- קוֹל אֶל אֱלֹהִים שָׁמַע כִּי = kî sjâma ´èlohîm ´èl qôl (want God hoorde naar de stem van) Tenakh (1): Gn 21,17.
- קוֹל יהוה שָׁמַע כִּי = kî sjâma` JHWH qôl (want JHWH hoorde de stem van) Tenakh (1): Ps 6,9.
Zien:
- יהוה רָאָה כִּי = kî râ´âh JHWH (want JHWH zag) Tenakh (2): (1) Gn 29,32. (בּעָנְיִי = bë`ânëjî (naar mijn vernedering) (2) 2 K 14,26. (עֳנִי אֶת = ´èth `ânî (de ellende / vernedering

kî râ´îthî ´èth `âmmî (want ik zag mijn volk), in de LXX vertaald door: hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou (want hij keek op naar de vernedering van mijn volk) Maar met de gen bij tapeinôsin benadert 1 S 1,11. het meest Lc 1,48: ´im râoh thirë´èh bâ`ânî ´ämâthèkhâ (als jij echt ziet naar de vernedering van je dienares), in de LXX: ean epiblepôn epiblepè(i)s epi tèn tapeinôsin tès doulès sou
In Dt 26,7. zien we een combinatie van 'zien' en 'vernedering': wajjarë´ ´èth `ânëjenû (en Hij zag onze vernedering / nederigheid) In de LXX is dit vertaald in: kai eiden tèn tapeinôsin hèmôn (en Hij zag de vernedering van ons) DeVulgaat vertaalde: et respexit humilitatem nostram De Vulgaat van Lc 1,48. is et respexit humilitatem Dt 26,7. verwijst naar Ex 3,7., tijdens de roeping van Mozes bij het brandend braambos: râ´îthî ´èth `ânî `ammî (ik zie de ellende van mijn volk) Dt 26,7. maakt deel uit van het gebed dat het aanbieden van de eerstelingen begeleidt Wat met Maria gebeurt, luidt een proces van bevrijding in. Er wordt een verband gelegd met de bevrijding uit Egypte en de bevrijding die in de persoon van Jezus, zoon van Maria, aankomt . Het taalgebruik verwijst naar het verhaal van Hannah (1 S 1,11). Zoals Rachel geliefd is door Jakob, maar onvruchtbaar is, zo is Hannah geliefd door Elkana, maar is zij onvruchtbaar Haar gebed verwijst evenwel naar Lea, die minder geliefd was door Jakob, maar wel vruchtbaar was (Gn 32,32: kî râ´âh JHWH bë`ânijî = want JHWH zag naar mijn vernedering) Haar vernedering weerklinkt in de vernederingen van het volk Israël De vernedering van Israël weerklinkt in de vernedering van Hannah Via Hannah verwijst Lc 1,48. naar Lea en haar eerstgeborene Ruben

Lc 1,486 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
5 gen vr enk tès 5271  4202  1069  107  65  109  72  164  430  122  281  353 

Lc 1,487 gen vr enk δουλης = doulès van het zelfst naamw δουλη = doulè (dienares) Zie δουλος = doulos (dienaar) Taalgebruik in het NT: doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Bijbel (11): (1) 1 S 1,11. (2) 1 S 25,24. (3) 1 S 25,28. (4) 1 S 25,31. (5) 1 S 28,22. (6) 2 S 14,15. (7) 2 S 14,19. (8) 2 S 20,17. (9) Rt 2,13. (10) Jdt 11,5. (11) Lc 1,48.

gen vr enk doulès van het zelfst naamw doulè (dienares) Zie: doulos (dienaar) Taalgebruik in de bijbel: doulos (dienaar). doulos (dienaar) Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Bijbel (22) OT (21) NT (1) Hebr `èbhèd (dienaar, knecht) Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). Getalwaarde: ayin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4 Totaal: 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 Arabisch: `abd (slaaf) Taalgebruik in de Koran: `abd (slaaf) . Bijbel (11): (1) 1 S 1,11. (2) 1 S 25,24. (3) 1 S 25,28. (4) 1 S 25,31. (5) 1 S 28,22. (6) 2 S 14,15. (7) 2 S 14,19. (8) 2 S 20,17. (9) Rt 2,13. (10) Jdt 11,5. (11) Lc 1,48.

Lc 1,488 gen mann enk autou van het voornaamw autos (zijn - haar) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

autos (hij)  3de pers enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
gen mann enk autou  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 

Lc 1,479 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). Taalgebruik in Tenakh: hinneh (zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.

idou (zie)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  1229  1037  192  59  55 23  19  25  121  125 

Lc 1,4810 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in de LXX: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned want Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

gar (want)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  
  2289  1299  990  123  63  92  61  73  563  15  278  339 

Lc 1,489 - 10 idou gar (want zie) NT (7) Lc (5): (1) Lc 1,44. (2) Lc 1,48. (3) Lc 2,10. (4) Lc 6,23. (5) Lc 17,21. Verder: (1) Hnd 9,11. (2) 2 Kor 7,11.

Lc 1,4811 απο = apo (af, van-weg) ; afkorτing απ' = ap' en αφ' = af' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in de LXX: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Lc: apo (af, van-weg).

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) απο = apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. απ' = ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.

Lc 1,4812 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,4813 νυν = nun (nu) Taalgebruik in het NT: nun (nu). Taalgebruik in de LXX: nun (nu). OT (701) NT (148) Mt (4) Mc (3) Lc (12): (1) Lc 1,48. (2) Lc 2,29. (3) Lc 5,10. (4) Lc 6,21. (5) Lc 6,25. (6) Lc 11,39. (7) Lc 12,52. (8) Lc 16,25. (9) Lc 19,42. (10) Lc 22,18. (11) Lc 22,36. (12) Lc 22,69. Joh (28) Hnd (25) In de LXX kan νυν = nun de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse woorden zijn

Lc 1,4811 - 13 απο του νυν = af van nu = vanaf nu Bijbel = NT (6): (1) Lc 1,48. (2) Lc 5,10. (3) Lc 12,52. (4) Lc 22,69. (5) Hnd 18,6. (6) 2 Kor 5,16.

Lc 1,4814 act ind fut 3de pers mv μακαριουσιν = makariousin van het werkw μακαριζω = makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten) Taalgebruik in het NT: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Taalgebruik in de LXX: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Bijbel (5): (1) Mal 3,12. (2) Ps 72,17. (3) Hl 6,9. (4) Sir 37,24. (5) Lc 1,48. In deze 5 teksten volgt op het werkw het lijdend voorwerp dat telkens een persoonl voornaamw is In 3 van de 5 teksten staat in het onderwerp een vorm van πας = pas (alle): (1) Mal 3,12. (2) Ps 72,17. (3) Lc 1,48.
- act ind praes 3de pers mv μακαριζουσιν = makarizousin van het werkw μακαριζω = makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten) Taalgebruik in het NT: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Taalgebruik in de LXX: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Bijbel (1): Gn 30,13. Een vorm van μακαριζω = makarizô in de LXX (24), in het NT (2)

Lc 1,4815 acc enk persoonl voornaamw 2de pers enk Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (40) Lc (1) Lc 1,48.


Lc 1,49 - . Lc 1,49: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:49 oti epoièsen moi megala o dunatos kai agion to onoma autou  49 quia fecit mihi magna qui potens est et sanctum nomen eius  omdat de machtige grote dingen aan mij heeft gedaan En heilig is zijn naam  49 Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam   [49] want grote dingen heeft de Machtige met mij gedaan Heilig is zijn naam,  [49] ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam  49 want grote dingen heeft hij aan mij gedaan, machtig is hij, heilig is zijn naam!–   49 car le Tout-Puissant a fait pour moi de grandes choses Saint est son nom,  

King James Bible [49] For he that is mighty hath done to me great things; and holy is his name
Luther-Bibel 49 Denn er hat große Dinge an mir getan, der da mächtig ist und dessen Name heilig ist

Tekstuitleg van Lc 1,49. Het vers Lc 1,49. telt 11 woorden en 49 (7²) letters. De getalswaarde van Lc 1,49. is 4005 (3² X 5 X 89).

Lc 1,491 ὁτι (= hoti: dat, omdat, want; ondergeschikt vw). Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396). NT (1183). Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

ὁτι (= hoti: dat, omdat, want; ondergeschikt vw) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- כִּי = kî (want, omdat; ondergeschikt vw). Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5). Structuur: 2 - 1. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (3849). Pentateuch (884). Eerdere Profeten (726). Latere Profeten (841). 12 Kleine Profeten (241). Geschriften (1157).
- Lat quia. Fr: parce que / que. E: for. D: denn.

Lc 1,49. 2 εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714). OT (641) NT (73). Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh

ποιεω = poieô: doen, maken) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk) 714 641 73 13 9 14 18 14 4 1    

- Hebreeuws: `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt). (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende). Tenakh (503). Pentateuch (112). Eerdere Profeten (161). Latere Profeten (78). 12 Kleine Profeten (19). Geschriften (133).
- Lat: facere. Fr: faire. N: doen. D: tun. E: make.

1 - 2 ὁτι εποιησεν = hoti epoièsen (omdat Hij deed) LXX (11): (1) Gn 6,6. (2) Gn 38,10. (3) Dt 22,21. (4) Re 21,15. (5) 2 S 12,6. (6) 2 S 14,22. (7) 1 K 8,64. (8) 2 Kr 6,13. (9) 2 Kr 7,7. (10) 2 Kr 24,16. (11) Ps 22,32. NT (2): (1) Lc 1,49. (2) Lc 17,9.
- Hebreeuws עָשָׂה כִּי = kî `âshâh (omdat hij maakt) Tenakh (9): (1) Gn 6,6. (2) Re 21,15. (3) 1 K 8,64. (4) 1 Kr 19,2. (5) 2 Kr 6,13. (6) 2 Kr 7,7. (7) 2 Kr 24,16. (8) Ps 22,32. (9) Js 44,23. + Js 55,11.

Lc 1,493 dat mann enk 1ste pers enk μοι = moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.

2 - 3 εποιησεν μοι = epoièsen moi (hij deed aan mij) NT (1): Lc 1,49.
- לִי עָשָׂה = `âshâh lî (hij deed aan mij) Tenakh (6): (1) Gn 21,6. (2) Dt 8,17. (3) Re 18,4. (4) 1 K 2,4. (5) 1 K 2,24. (6) Spr 24,29.

Lc 1,49. 4 nom + acc onz mv μεγαλα = megala (grote dingen) van het bijvoegl naamw μεγας = megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot). Taalgebruik in de Septuaginta: megas (groot). Lc (2): (1) Lc 1,49. (2) Lc 21,11. Een vorm van μεγας = megas (groot) in de LXX (916), in het NT (194) in Lc (25), in Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.
- μεγαλεια (= megaleia: grote dingen, wondere werken; zn acc onz mv van het zn nw μεγαλειον = megaleion: iets groots / wonderbaars; van zn nw naar bv nw: heeft een ruime semntische reikwijdte).
- Hebreeuws גָדוֹל = gâdôl (groot) Zie: גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) Taalgebruik in Tenakh: gâdal (groot worden, opgroeien). De getalwaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth = 4, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 19 of 37 37 is de ster met zeshoek 19 De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter, de gimmel: gimmel = 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 28 (2² X 7) of 73 Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt De getalwaarde van beide woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml) 73 is de ster met 37 als zeshoek
- הַגְּדֹלֹת = haggëdoloth (de grote dingen) Tenakh (3): (1) Dt 7,19. (2) Dt 10,21. (3) Dt 29,2.
- הַגְּדֹלֹת אֶת = ´èth haggëdoloth (de grote dingen) Tenakh (1): Dt 10,21.
- Ned: groot. Heb: gdl. Metathesis l/r en d/t. Medeklinkers: g - r/l - d/t. Fr?: grand. Lat: grandire (groeien), grandis (groot), granditas.
- Bij de teksten spelen twee wortelstammen een rol: mgl en gdl / grt/d. megal en gâdôl / groot (met metathesis). .

Lc 1,495 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,492 - 6 die grote dingen deed
- Lc 1,49: hoti epoièsen moi megala (omdat hij grote dingen aan mij deed)
- Dt 10,21: hostis epoièsen en soi ta megala (die de grote dingen onder jou deed). Hebr ´äsjèr `âshâh ´iththëkhâ ´èth haggëdoloth

Lc 1,497 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,498 nom + acc onz enk hagion van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Hnd: hagios (heilig). Taalgebruik in de Septuaginta: hagios (heilig). Hebr qâdôsj (heilig) Taalgebruik in Tenakh: qâdôsj (heilig). Lat sanctus Fr saint Ned heilig D heilig E holy Arabisch: muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig). Arabisch: muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig). Lc (8): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12. In Hnd (53) In de LXX (832), in het NT (233)

Lc 1,499 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,4910 nom + acc onz enk ονομα = onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in de Septuaginta: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Taalgebruik in Hnd: onoma (naam). Lc (15):
(1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet)
(2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen)
(3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth)
(4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef)
(5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen)
(6) Lc 1,49.
(7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam)
(8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd)
(9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30.
(12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17.
(15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Een vorm van onoma (naam) in de LXX (1045), in het NT (228), in Lc (32 verzen - 33X), in Lc 1 (9 verzen - 10X): (1) Lc 1,5. (2X) (2) Lc 1,13.  (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,63. In Hnd (60)
- Stam: N M Lat nomen Fr nom Ned naam D Name Eng name Hebr sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam).

Lc 1,4911 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,499 - 11 το ονομα αυτου = to onoma autou (zijn naam) NT (20) Lc (5): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,49. (4) Lc 1,63. (5) Lc 2,21.
- Hebreeuws: שֵׁמוֹ = sjëmô (zijn naam) < zelfst naamw + suffix pers voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw שֵׁם = sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17) Structuur: 3 - 4 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (163) Pentateuch (60) Eerdere Profeten (23) Latere Profeten (27) 12 Kleine Profeten (9) Geschriften (44)
- שֵׁם = sjem (naam) < zelfst naamw met 2 medeklinkers en 1 korte klinker (qil-vorm) i is in gesloten lettergrepen met klemtoon e geworden (Lettinga 13m)
- שֵׁמוֹ = sjëmô (zijn naam) < onmiddellijk voor de hoogfdklemtoon is de i of de daaruit ontstane e in open lettergrepen deels vervluchtigd tot sëwa (Lettinga 13o)
- וּשְׁמוֹ = ûsjëmô (en zijn naam) < prefix voegwoord wë + zelfst naamw sjem + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw sj-m שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17) Structuur: 3 - 4 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (33) Pentateuch (10) Eerdere Profeten (15) Latere Profeten (3) 12 Kleine Profeten (2) Geschriften (3)

Lc 1,497 - 11 Lc 1,49: en heilig is zijn naam (wëqadôsj sjëmô) Hebr tekst: het eerste woord eindigt met een sjin en het tweede woord begint ermee Zie = sjem qâdësjô (de naam van zijn heiligheid) Tenakh (2): (1) Ps 103,1. (2) Ps 145,21. Wat betekent het ? Er zijn plaatsen, tijden, personen en zaken die heilig genoemd worden Dan staan ze in relatie tot God die de Heilige wordt genoemd


 

Lc 1,50. - Lc 1,50: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -

Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:50 kai to eleos autou eis geneas kai geneas tois foboumenois auton   50 et misericordia eius in progenies et progenies timentibus eum  en zijn barmhartigheid gaat tot geslachten en nog eens geslachten voor degenen die hem vrezen   50 En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen   [50] barmhartig is Hij, iedere generatie weer, voor wie Hem eerbiedigen  [50] Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert  50 zijn ontferming is van generatie tot generatie over wie hem vrezen;   50 et sa miséricorde s'étend d'âge en âge sur ceux qui le craignent  

King James Bible And his mercy is on them that fear him from generation to generation
Luther-Bibel 50 Und seine Barmherzigkeit währt von Geschlecht zu Geschlecht bei denen, die ihn fürchten

Tekstuitleg van Lc 1,50. Het vers Lc 1,50. telt 10 (2 X 5) woorden en 50 (2 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,50. is 6092 (2² X 1523)

Lc 1,501 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

We zouden hier een wkw veronderstellen. Misschien het wkw van begin Lc 1,49: εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken).

Lc 1,502 bepaald lidw nom + acc onz enk το = to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,50.3 ελεος (= eleos: barmhartigheid). Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos (barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37. Een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc (6): (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3)  Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78. (6 ) Lc 10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken: 5X in Lc 1 en 1X in Lc 10,37. Niet in Hnd. ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden.
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc 1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht. En in Lc 1,54: om barmhartigheid te gedenken. Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want de Heer vergrootte zijn barmhartigheid. En in het Benedictus, in Lc 1,72: om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken. En in Lc 1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God. Barmhartigheid kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in de loop der geschiedenis. De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te zijn, ligt in de lijn van wat God doet. Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is. Wees barmhartig is ook een smeekbede in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm u over ons).

  eleos  Lc Lc 1 Lc 10 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
nom + acc onz enk eleos (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37.   226  207  19        12   
gen onz enk eleous   (1) Lc 1,54.   (2) Lc 1,78.   33  28           
                                 

- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd (liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth = 4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps 18,51. (2) Ps 25,10. (3) Ps 32,10. (4) Ps 33,5. (5) Ps 52,3. (6) Ps 61,8. (7) Ps 62,13. (8) Ps 85,11. (9) Ps 86,5. (10) Ps 86,15. (11) Ps 89,3. (12) Ps 89,15. (13) Ps 100,1. (14) Ps 103,4. (15) Ps 103,8. (16) Ps 109,12. (17) Ps 109,16. (18) Ps 141,5. (19) Ps 145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps 31,22. (2) Ps 42,9. (3) Ps 57,4. (4) Ps 59,11. (5) Ps 77,9. (6) Ps 98,3. (7) Ps 100,5. (8) Ps 103,11. (9) Ps 106,1. (10) Ps 106,45. (11) Ps 107,1. (12) Ps 107,8. (13) Ps 107,15. (14) Ps 107,21. (15) Ps 107,31. (16) Ps 117,2. (17) Ps 118,1. (18) Ps 118,2. (19) Ps 118,3. (20) Ps 118,4. (21) Ps 118,29. (22) Ps 136,1. (23) Ps 136,2. (24) Ps 136,3. (24 + 23 = 47) - Ps 136,4. - Ps 136,5. - Ps 136,6. - Ps 136,7. - Ps 136,8. - Ps 136,9. - Ps 136,10. - Ps 136,11. - Ps 136,12. - Ps 136,13. - Ps 136,14. - Ps 136,15. - Ps 136,16. - Ps 136,17. - Ps 136,18. - Ps 136,19. - Ps 136,20. - Ps 136,21. - Ps 136,22. - Ps 136,23. - Ps 136,24. - Ps 136,25. - Ps 136,26.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2 Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 11,41. (2) Lc 12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn) Taalgebruik in het NT: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô (medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc 16,24. (2) Lc 17,13. (3) Lc 18,38. (4) Lc 18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in 12 verzen

Lc 1,504 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,50. 2 - 4 το ελεος αυτου (= to eleos autou: zijn barmhartigheid). Bijbel = NT (3): (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 10,37. Hebreeuws zie hierboven חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde)

- וְעֹשֶׂה חֶסֶד = wë`oshèh chèsèd (en doende barmhartigheid). Tenakh (4): (1) Ex 20,6. (2) Dt 5,10. (3) 2 S 22,51. (4) Ps 18,51.
- Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) en een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,72 (ποιησαι ελεος = poièsai eleos = barmhartigheid doen). (2) Lc 10,37 (ὁ ποιησας το ελεος = ho poièsas to eleos = die de barmhartigheid deed).
- ποιῶν ἔλεος (= poiôn eleos: doende / verrichtende / bewijzende barmhartigheid / liefde / gunst). LXX (11).
- εποιησεν ἔλεος (= epoièsen eleos: hij deed barmhartigheid). LXX (1): Sirt 46,7.

Lc 1,501 - 4 Bijbel = NT (1) = Lc 1,50: και το ελεος αυτου = kai to eleos autou (en zijn barmhartigheid) Hebr wëhasëdô Tenakh (1): Ps 66,20.

Lc 1,505 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

6 gen vr enk + acc vr mv geneas van het zelfst naamw genea (geslacht, generatie) Taalgebruik in het NT: genea (geslacht, generatie). Taalgebruik in de Septuaginta: genea (geslacht, generatie). Hebr dor (geslacht, generatie) Taalgebruik in Tenakh: dor (geslacht, generatie). Getalwaarde: daleth = 4, resj = 20 of 300 ; totaal: 24 of 304 Lat progenies Fr génération E generation Ned geslacht, generatie D Geslecht Tenakh (92) NT (12) Lc (7): (1) Lc 1,50. (2) Lc 7,31. (3) Lc 11,31. (4) Lc 11,32. (5) Lc 11,50. (6) Lc 11,51. (7) Lc 17,25. Een vorm van genea (geslacht, generatie) in Lc (13): (1) Lc 1,48. (2) Lc 1,50. (3) Lc 7,31. (4) Lc 9,41. (5) Lc 11,29. (6) Lc 11,30. (7) Lc 11,31. (8) Lc 11,32. (9) Lc 11,50. (10) Lc 11,51. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,25. (13) Lc 21,32. Hebr dorôth Tenakh (3): (1) Re 3,2. (2) Js 51,9. (3) Job 42,16. Een vorm van genea (geslacht, generatie) in de LXX (238), in het NT (43) De acc vr enk genean komt in Lc slechts in Lc 16,8. voor Hebr dor in Tenakh (8): (1) Ex 3,15. (2) Ex 17,16. (3) Joz 17,11. (4) Ps 45,18. (5) Ps 61,7. (6) Ps 100,5. (7) Da 3,33. (dâr) (8) Da 4,31. (dâr) In 7 verzen in de samenstelling dor (dâr) wëdor (wëdar) (geslacht en geslacht) Niet in Joz 17,11. In LXX: Ex 17,16: middor dor (van geslacht geslacht) = apo geneôn eis geneas (van geslachten tot geslachten)

5 - 6 eis geneas (tot geslachten) voorzetsel eis (naar, tot) + acc vr mv geneas (geslachten, generaties) Hebr lëdoroth (1) of lëdorôth (niet) In Gn 9,12. is de regenboog het teken van het verbond voor eeuwige geslachten ( lëdoroth `ôlâm) LXX (eis geneas aiônious) Het enk lëdor (tot geslacht, generatie) in Tenakh in 16 verzen ; in 15 verzen in een samenstelling met dor / wedor / wëdôr) (van geslacht tot geslacht, van generatie tot generatier) Niet in een samenstelling in Job 8,8.

Lc 1,507 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,505 - 8 eis geneas kai geneas (tot geslachten en geslachten, van generatie tot generatie) In NT slechts in Lc 1,50.
- lëdor wâdor (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) De getalwaarde is: lamed = 12 of 30, daleth = 4, resj = 20 of 300, waw = 6 ; totaal: 12 + 4 + 20 + 6 + 4 + 20 = 66 of 30 + 4 + 300 + 6 + 4 + 300 = 644 Tenakh (12): (1) Ps 10,6. (2) Ps 33,11. (3) Ps 49,12. (4) Ps 77,9. (5) Ps 79,13. (6) Ps 85,6. (7) Ps 89,2. (8) Ps 102,13. (9) Ps 106,31. (10) Ps 119,90. (11) Ps 135,13. (12) Ps 146,10.
- lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) Tenakh (2): (1) Ps 89,5. (2) Kl 5,19. lëdor dor (tot geslacht geslacht ; van generatie tot generatie) Tenakh (1) Ex 3,15.
- De vertaling van de LXX is meestal eis genean kai genean (tot geslacht en geslacht): (1) Ps 33,11. (2) Ps 49,12. (3) Ps 79,13. (4) Ps 89,2. (5) Ps 89,5. (6) Ps 102,13. (7) Ps 106,31. (9) Ps 135,13. (10) Ps 146,10. (11) Kl 5,19. ; apo geneas eis geneas (van geslacht tot geslacht): (1) Ps 10,6. (2) Ps 77,9. (3) Ps 85,6. Niet: (1) Ex 3,15. lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) staat vaak parallel met lë`ôlâm (voor eeuwig) of variante LXX: eis ton aiôna Tenakh: (1) Ps 33,11. (2) Ps 49,12. (3) Ps 79,13. (4) Ps 85,6. (5) Ps 89,2. (`ôlâm) (5) Ps 89,5. (`ad `ôlâm = tot eeuwig) (6) Ps 102,13. (7) Ps 106,31. (8) Ps 119,90. (9) Ps 135,13. (10) Ps 146,10. (11) Kl 5,19. Niet in: (1) Ex 3,15. (2) Ps 10,6. (3) Ps 77,9. (4) Ps 119,90.

Lc 1,5011 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.


Lc 1,51. - Lc 1,51: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:51 epoièsen kratos en brachioni autou dieskorpisen uperèfanous dianoia kardias autôn  51 fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui   51 Hij deed krachtwerk met zijn arm, hij heeft de trotsen van hart uiteengestrooid;   51 Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten   [51] Hij heeft de kracht van zijn arm getoond, wie zich verheven waanden, heeft Hij uiteengeslagen   [51] Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen,*  51 kracht heeft hij betoond met zijn arm; hoogmoedigen met de plannen van hun hart,– hij sloeg ze uiteen;    51 Il a déployé la force de son bras, il a dispersé les hommes au cœur superbe

King James Bible [51] He hath shewed strength with his arm; he hath scattered the proud in the imagination of their hearts
Luther-Bibel 51 Er übt Gewalt mit seinem Arm und zerstreut, die hoffärtig sind in ihres Herzens Sinn

Tekstuitleg van Lc 1,51.

Lc 1,511.1. εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr: עָשָׂה = `âsâh. In het scheppingsverhaal wordt ποιεω (= poieô) als synoniem van scheppen gebruikt.

ποιεω = poieô: doen, maken) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk) 714 641 73 13 9 14 18 14 4 1    

- Hebreeuws: `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt). (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende). Tenakh (503). Pentateuch (112). Eerdere Profeten (161). Latere Profeten (78). 12 Kleine Profeten (19). Geschriften (133).
- Lat: facere. Fr: faire. N: doen. D: tun. E: make.

Lc 1,51.2 κρατος (= kratos: kracht; zn nom + acc onz enk). LXX (41). NT (10). Zie het wkw κρατεω (= krateô: vastnemen, bemachtigen). Taalgebruik in het NT: krateô (vastnemen, bemachtigen). Taalgebruik in de LXX: krateô (vastnemen, bemachtigen).
- Hebr חָזַק (= châzaq: sterk, vast zijn, overweldigen vasthouden).

Lc 1,51.1 - 2 εποιησεν κρατος (= epoièsen kratos: hij oefende kracht uit). Bijbel (1): Lc 1,51.

Lc 1,513 εν (= en: in, met; vz van plaats, tijd, middel). Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). LXX (2868). Hebr: bë. Fr: en / dans. Ned: in.
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,515 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,51.3. - 5.
- εν βραχιονι ὑψηλῳ (= en brachioni hupsèlô: met uitgestrekte arm). LXX (12): (1) Ex 6,1. (2) Ex 6,6. (3) Dt 4,34. (4) Dt 5,15. (5) Dt 6,21. (6) Dt 7,8. (7) 2 K 17,36. (8) Jr 32,21. (9) Ez 20,33. (10) Ez 20,34. (11) Ps 136,12. (12) Bar 2,11.
- εν βραχιονι αυτου (= en brachioni autou: met zijn arm). LXX (2): (1) Dt 26,8. (2) Sir 38,30. NT (1): Lc 1,51.
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι ὑψηλῳ (= en cheiri krataia kai en brachioni hupsèlô: met krachtige hand en met uitgestrekte arm). LXX (8): (1)Dt 4,34. (2) Dt 5,15. (3) Dt 6,21. (4) Dt 7,8. (5) Jr 32,21. (6) Ez 20,33. (7) Ez 20,34. (8) Ps 136,12.
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι αυτου τῳ ὑψηλῳ (= en cheiri krataia kai en brachioni autou tô hupsèlô: met krachtige hand en met zijn arm, de uitgestrekte). LXX (1): Dt 26,8.
- Van de 23 teksten bevinden zich 10 in Dt. Slechts 2 in Ex.

Met uitgestrekte arm volgt meestal op "met krachtige hand". Deze beide uitdrukkingen staan in de context van de uittocht uit Egypte, uit het slavenhuis. Al is de historiciteit van de uittocht uit Egypte een groot vraagteken, het neemt niet weg dat het verhaal over die uittocht een groot verlangen naar bevrijding uit de slavernij en de roep op vrijheid uitdrukt. Al heeft de geschiedenis van Israël weinig vredevolle periodes gekend, toch bleef dat verlangen levendig. Het lijkt alsof bevrijding bekomen en vrijheid beleven iets bovenmenselijks is en aan een trancendent wezen (God) moet toegeschreven worden. Met een enorme innerlijke kracht (die een mens in zichzelf kan ontdekken) is een mens in staat vrijheid te veroveren op al wat hem slaaf maakt, terneerdrukt. Het magnificat drukt het uit: een enorme kracht bewerkte bevrijding en vrijheid.

Lc 1,51.6. διεσκορπισεν (= dieskorpisen: hij verkwistte, verstrooide; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διασκορπιζω = diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten). Taalgebruik in het NT: diaskorpizô (uiteenwerpen, verkwisten). Bijbel (4): (1) Dt 30,3. (2) Ps 53,6. Lc (2): (1) Lc 1,51. (2) Lc 15,13. Een vorm van διασκορπιζω (= diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten) in de LXX (53), in het NT (9): (1) Mt 25,24. (2) Mt 25,26. (3) Mt 26,31. (4) Mc 14,27. (5) Lc 1,51. (6) Lc 15,13. (7) Lc 16,1. (8) Joh 11,52. (9) Hnd 5,37.
- פוץ (= pûts (verstrooien, verspreiden). Taalgebruik in Tenakh: pûts (zich verstrooien, zich verspreiden).
- הֱפִיצְךָ (= hèphîtsëkhâ: hij verstrooide je; < wkw act hifil perf 3de pers mann enk + suffix persoonl vnw 2de pers mann enk van het wkw. פוץ = pûts: verstrooien, verspreiden). Tenakh (1): Dt 30,3: . JHWH zal zich ontfermen over het volk dat in ballingschap ging. Hij zal het verzamelen uit alle volkeren waarheen Hij het heeft verstrooid.
- Dit vers kan zowel op de uittocht uit Egypte als op de ballingschap alluderen.

7. ὑπερηφάνους (= huperèfanous: hoogmoedigen, trotsen; bv nw / zn acc mann mv van het bv nw / zn ὑπερηφάνος = huperèfanos: hoogmoedig, trots, voortreffelijk, verheven). Bijbel (6). LXX (4). NT (2).

9. καρδιας (= kardias: uit het hart; zn gen vr enk van het zn καρδια = kardia: hart).

Lc 1,5110 gen mv autôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5)


Lc 1,52. - Lc 1,52: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:52. 52καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 52 deposuit potentes de sede et exaltavit humiles  52 hij heeft machthebbers van hun tronen neergehaald en geringen verheven   52 Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd   [52] Machthebbers heeft Hij van hun troon gehaald, geringen gaf Hij een hoge plaats   [52] heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien  52 hij heeft machtigen van hun troon gestoten en vernederden verhoogd;   52 Il a renversé les potentats de leurs trônes et élevé les humbles,  

King James Bible [52] He hath put down the mighty from their seats, and exalted them of low degree
Luther-Bibel 52 Er stößt die Gewaltigen vom Thron und erhebt die Niedrigen

Tekstuitleg van Lc 1,52. . Het vers Lc 1,52. telt 7 woorden en 41 letters. De getalswaarde van Lc 1,52. is 5718 (2 X 3 X 953). Literair is dit vers parallel opgebouwd, maar de versdelen zijn tegenstellingen van elkaar. Inhoudelijk heeft iets absoluuts alsof God alle machthebbers zou neerhalen en alle nederigen zou verhogen. Het komt zelfs voor dat de nederigen de plaats van de machthebbers zouden innemen. Niet alle machthebbers zijn corrupt en niet alle nederigen / vernederden zijn rechtvaardig. Deze verzen geven iets weer van de betrekkelijkheid van situaties. Macht hebben is tijdelijk, betrekkelijk. Soms worden kleinen, nederigen geroepen om een belangrijke taak te vervullen, waarin macht aanwezig is.
- In het vers worden machthebbers negatief bekeken. De Luthervertaling spreekt van Gewaltigen: gewelddaders. Dat kunnen machthebbers ook zijn. Het verwijderen van de macht lijkt gewelddadig te verlopen. Wordt aan God toegeschreven, wat mensen doen?

Lc 1,52.1. καθειλεν (= katheilen: hij haalde neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw καθαιρεω = kathaireô: naar beneden nemen, afnemen, neerhalen). Taalgebruik in het NT: kathaireô (afnemen, naar beneden nemen). . Bijbel (22): (1) Gn 24,18.. (2) Gn 24,46.. (3) Re 9,45.. (4) 2 K 14,13.. (5) 2 K 16,17. (6) 2 K 23,7. (7) 2 K 23,8.. (8) 2 K 23,12. (9) Js 14,17. (10) Jr 52,14.. (11) Spr 21,22. (12) Kl 2,2. (13) Kl 2,17.. (14) Jdt 13,6. (15) 1 Mak 1,31. (16) 1 Mak 2,25.. (17) 1 Mak 5,65. (18) 1 Mak 5,68. (19) 1 Mak 9,54. (20) Sir 10,14.. (21) Sir 28,14.. (22) Lc 1,52. Een vorm van καθαιρεω = kathaireô in de LXX (95), in het NT (9): (1) Mc 15,36.. (2) Mc 15,46.. (3) Lc 1,52.. (4) Lc 12,18. (5) Lc 23,53.. (6) Hnd 13,19.. (7) Hnd 13,29.. (8) Hnd 19,27.. (9) 2 Kor 10,5. In de LXX is een vorm van het werkw καθαιρεω = kathaireô de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden.

Lc 1,52.2. δυνάστας (= dunastas: machthebbers; zn acc mann mv van het zn δυνάστης = dunastès: machthebber). LXX (11). NT (1).

Lc 1,52.3. απο (= apo: af, van-weg; vz). Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). . Taalgebruik in de LXX: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Lc: apo (af, van-weg).
Lc (73 + 32 + 9 = 114). Lc 1 (3 + 3 = 6). απο = apo: Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48.. (3) Lc 1,52.. απ' = ap': Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38.. (3) Lc 1,70.

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Lc 1,524 gen mann mv θρονων = thronôn (van de tronen) van het zelfst naamw θρονος = thronos (troon) Taalgebruik in het NT: thronos (troon). Taalgebruik in de LXX: thronos (troon). Bijbel (10) LXX (10) NT (2): (1) Lc 1,52. (2) Lc 22,30.

Lc 1,526 act ind aor 3de pers enk ὑψωsen = hupsôsen (hij verhief) van het werkw ὑψοω = hupsoô (verhogen, verheffen) Taalgebruik in het NT: hupsoô (verhogen). Taalgebruik in de LXX: hupsoô (verhogen). Bijbel (25): (1) 1 S 9,24. (2) 2 K 2,13. (3) 2 K 25,27. (4) Js 63,9. (5) Jr 49,16. (6) Ez 31,4. (7) Ps 27,5. (8) Ps 27,6. (9) Ps 118,16. (10) Job 19,6. (11) Kl 2,17. (12) Est 2,18. (13) Est 3,1. (14) Ezr 8,25. (15) Ezr 10,1. (16) 2 Kr 33,14. (17) Tob 13,18. (18) 1 Mak 11,26. (19) 1 Mak 13,27. (20) 1 Mak 14,37. (21) Sir 45,6. (22) Lc 1,52. (23) Joh 3,14. (24) Hnd 5,31. (25) Hnd 13,17. Een vorm van ὑψοω = hupsoô in de LXX (199), in het NT (20): (1) Mt 11,23. (2) Mt 23,12. (3) Lc 1,52. (4) Lc 10,15. (5) Lc 14,11. (6) Lc 18,14. (7) Joh 3,14. (8) Joh 8,28. (9) Joh 12,32. (10) Joh 12,34. (11) Hnd 2,33. (12) Hnd 5,31. (13) Hnd 13,17. (14) 2 Kor 11,7. (15) Jak 4,10. (16) 1 Pe 5,6. In de LXX kan een vorm van het werkw ὑψοω = hupsoô de vertaling zijn van 17 verschillende Hebreeuwse woorden

Lc 1,527 acc mann mv ταπεινους = tapeinous (kleinen) van het bijvoegl naamw ταπεινος = tapeinos (laag, klein, deemoedig) Zie het zelfst naamw ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) Taalgebruik in het NT: tapeinôsis (vernedering, nederigheid). Taalgebruik in de LXX: tapeinôsis (vernedering, nederigheid). Bijbel (11): (1) Js 11,4. (2) Js 32,7. (3) Js 49,13. (4) Ps 34,19. (5) Spr 30,14. (6) Job 5,11. (7) Job 12,21. (8) 1 Mak 14,14. (9) Sir 10,15. (10) Lc 1,52. (11) 2 Kor 7,6. Een vorm van in de LXX (70), in het NT (8): (1) Mt 11,29. (2) Lc 1,52. (3) Rom 12,16. (4) 2 Kor 7,6. (5) 2 Kor 10,1. (6) Jak 1,9. (7) Jak 4,6. (8) 1 Pe 5,5.


Lc 1,53 - . Lc 1,53: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:53 peinôntas eneplèsen agathôn kai ploutountas exapesteilen kenous  53 esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes  hongerigen heeft hij verzadigd met goede dingen ) en rijken leeg weggezonden  53 Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden   [53] Hongerigen overlaadde Hij met het beste, rijken heeft Hij met lege handen weggestuurd  [53] Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen   53 hongerlijders heeft hij vervuld met alle goeds, en rijken heeft hij ledig heengezonden;  53 Il a comblé de biens les affamés et renvoyé les riches les mains vides 

King James Bible [53] He hath filled the hungry with good things; and the rich he hath sent empty away
Luther-Bibel 53 Die Hungrigen füllt er mit Gütern und lässt die Reichen leer ausgehen

Tekstuitleg van Lc 1,53. Het vers Lc 1,53. telt 7 woorden en 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,53. is 6171 (3 X 11² X 17)

Lc 1,531 act part praes acc mann mv πεινωντας = peinôntas van het werkw πειναω = peinaô (hongeren, honger hebben) Taalgebruik in het NT: peinaô (hongeren, honger hebben). Taalgebruik in Lc: peinaô (hongeren, honger hebben). Bijbel (2) OT (1): Ps 107,36. Lc (1) Lc 1,53. Een vorm van πειναω = peinaô (hongeren, honger hebben) in de LXX (53), in het NT (23), in Lc (5): (1) Lc 1,53. (2) Lc 4,2. (3) Lc 6,3. (4) Lc 6,21. (5) Lc 6,25.
- mann mv רְעֵבִים = rë`ebhîm (hongerigen) van het bijvoegl naamw רָעֵב = râ`eb (hongerig) Zie het werkw רָעַב = râ`abh (hongeren, honger voelen) Taalgebruik in Tenakh: râ`âb (hongeren, honger voelen). Getalwaarde: resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70, beth = 2 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17 Of 16 X 17) Structuur: 2 - 7 - 2 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (3): (1) 2 K 7,12. (2) Ps 107,5. (3) Ps 107,36. Een vorm van רָעַב = râ`abh in Tenakh in 20 verzen
- וּרְעֵבִים = ûrë`ebhîm (en hongerigen) < prefix verbindingswoord û (wë) + mann mv van het het bijvoegl naamw רָעֵב = râ`eb (hongerig) Tenakh (2): (1) 1 S 2,5. (2) Job 24,10.
- E hungry D hungrig Fr affamé Honger Lat fames Fr faim

Lc 1,532 act ind aor 3de pers enk ενεπλησεν = eneplèsen (hij vervulde, overlaadde) van het werkw εμπιμπλημι = empimplèmi (invullen, vervullen) Taalgebruik in het NT: empimplèmi (invullen, vervullen). Taalgebruik in de LXX: empimplèmi (invullen, vervullen). Taalgebruik in Lc: empimplèmi (invullen, vervullen). LXX (14): (1) Ex 35,31. (2) Ex 35,35. (3) Re 17,5. (4) Re 17,12. (5) Jr 41,9. (6) Ps 105,40. (7) Ps 107,9. (8) Job 9,18. (9) Job 15,2. (10) Job 22,18. (11) 2 Kr 5,14. (12) Sir 16,29. (13) Sir 17,7. (14) Bar 3,32. NT (1) = Lc (1) Lc 1,53. Een vorm van εμπιμπλημι = empimplèmi (invullen, vervullen) in de LXX (142), in het NT (5): (1) Lc 1,53. (2) Lc 6,25. (3) Joh 6,12. (4) Hnd 14,17. (5) Rom 15,24.
- Lat replere Fr remplir Ned vervullen D erfüllen E to fill

Hebr mâlâ´ (vullen, vervullen) Taalgebruik in Tenakh: mâlâ´ (vullen, vervullen). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 26 OF 71 Structuur: 4 - 3 - 1

Lc 1,533 gen mv agathôn van het bijvoegl naamw agathos (goed) Taalgebruik in het NT: agathos (goed). Taalgebruik in Mc: agathos (goed).
Lc (1) Lc 1,53. Een vorm van agathos (goed) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,53. (2) Lc 6,45. (3) Lc 8,8. (4) Lc 8,15. (5) Lc 10,42. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,18. (8) Lc 12,19. (9) Lc 16,25. (10) Lc 18,18. (11) Lc 18,19. (12) Lc 19,17. (13) Lc 23,50.

Lc 1,531 - 3 hij vervulde (overlaadde) de hongerigen met goede dingen
- Lc 1,53: peinôntas eneplèsen agathôn (hongerigen verzadigde hij met goede dingen)
- Ps 107,9: kai psuchèn peinôsan eneplèsen agathôn (en een hongerig leven verzadigde hij met goede dingen)
2 / 3 woorden zijn identiek: eneplèsen agathôn (hij verzadigde met goede dingen) 1 / 3 verschilt in vorm van het werkw peinaô (hongerigen)

Lc 6,21 Lc 6,25 Lc 6,20b  Lc 6,24   Lc 1,53 a Lc 1,53b  Lc 16,25c  Lc 16,25d Lc 16,25e  Lc 16,25f 
makarioi (zalig - geluukig) ouai humin (wee aan u)  makarioi (zalig - gelukkig)  ouai humin (wee aan u)    kai (en)  hoti (want)  kai (en)    
hoi peinôntes (peinaô: hongeren) hoi empeplèsmenoi (de verzadigden) empimplèmi: verzadigen, vol zijn  hoi ptôchoi (de armen)  tois plousiois (rijken)  peinôntas eneplèsen (hongerigen verzadigde Hij)  ploutountas (die zich verrijkten)   lazaros homoiôs (en Lazarus op gelijke wijze)    su de (gij echter) 
nun (nu) nun (nu)        exapesteilen (zond Hij heen)  apelabes (gij hebt ontvangen)    nun de (nu echter)  
hoti (want) hoti (want) hoti (wxant)   hoti            
chortasthèsesthe (chortazô: gevoed worden, verzadigen) (gij zult verzadigd worden) peinasete (gij zult hongeren) humetera estin hè basileia  tou theou (het uwe is het koninkrijk van God) apechete tèn paraklèsin humôn (want uw vertroosting houdt u van u af) agathôn (met goederen)  kenous (ledig)   ta agatha sou (jouw goederen)  ta kaka (de kwalen)  hôde parakaleitai (vindt hij hier troost)   odunasai (lijdt pijn)  
            en tài zôèi sou (in uw leven)       
 99 De zaligsprekingen: Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23. - Mt 5,3-12. -  100 De weespreuken: Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26. -   99 De zaligsprekingen: Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23. - Mt 5,3-12. -  100 De weespreuken: Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26. -  4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56. -   4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56. -  248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31   248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31   248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31   248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31

5 act part praes acc mann mv ploutountas (rijk zijnde) van het werkw πλουτεω = plouteô (rijk zijn) Taalgebruik in de Bijbel: plouteô (rijk zijn). Bijbel (1): Lc 1,53. Een vorm van πλουτεω = plouteô in de LXX (14), in het NT (12)

Lc 1,54. - Lc 1,54: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 54 suscepit Israhel puerum suum memorari misericordiae  54 Hij heeft het opgenomen voor Israël zijn dienstknecht door te herinneren aan zijn barmhartigheid,  54 Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid   [54] Hij heeft het opgenomen voor Israël, zijn knecht, indachtig de barmhartigheid die Hij,   [54] Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,  54 hij heeft zijn kind Israël vastgehouden, hij blijft zijn ontferming indachtig  54 Il est venu en aide à Israël, son serviteur, se souvenant de sa miséricorde,  

King James Bible [54] He hath holpen his servant Israel, in remembrance of his mercy;
Luther-Bibel 54 Er gedenkt der Barmherzigkeit und hilft seinem Diener Israel auf,

Tekstuitleg van Lc 1,54. Het vers Lc 1,54. telt 6 (2 X 3) woorden en 42 (2² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,54. is 3735 (3² X 5 X 83)

Lc 1,54.1 act ind aor 3de pers enk αντελαβετο = antelabeto (hij verwierf) van het werkw αντιλαμβανω = antilambanô (in ruil voor iets krijgen, verwerven) Taalgebruik in het NT: antilambanô (in ruil voor iets krijgen, verwerven). Taalgebruik in de LXX: antilambanô (in ruil voor iets krijgen, verwerven). Taalgebruik in Lc: antilambanô (in ruil voor iets krijgen, verwerven). Bijbel (8) OT (7): (1) Gn 48,17. (2) 1 K 9,11. (3) Ps 18,36. (4) Ps 63,9. (5) Ps 69,30. (6) Ps 107,17. (7) Ps 118,13. NT (1) = Lc (1) Lc 1,54. Deze vorm komt in het NT enkel in dit vers van Lc voor. Een vorm van αντιλαμβανω (= antilambanô: in ruil voor iets krijgen, verwerven) in de LXX (53), in het NT (3): (1) Lc 1,54. (2) Hnd 20,35. (3) 1 Tim 6,2. In de LXX is een vorm van het wkw αντιλαμβανω = antilambanô de vertaling van 16 verschillende Hebreeuwse woorden.
- Hebreeuws NBS act hifil perf 3de pers mann enk הֶחֱזִיק = hèchèzîq (hij ondersteunde) van het werkw חָזַק = châzaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) Taalgebruik in Tenakh: chazaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen). Getalwaarde: chet = 8, zajin = 7, qoph = 19 of 100 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 115 (5 X 23) Structuur: 8 - 7 - 1 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (22) In 19 verzen in Neh 3 Verder: (1) Re 7,8. (2) Mi 7,18. (3) 2 Kr 26,8.

Lc 1,542 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.

Israèl LXX bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  2392  2328 64  12  12 15  16  26  30  16 

- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)

Lc 1,543 gen mann enk παιδος = paidos van het zelfst naamw παις = pais (kind, dienaar) Taalgebruik in het NT: pais (kind, dienaar). Bijbel (31) OT (26): (1) Gn 18,17. (2) Gn 19,2. (3) Gn 32,19. (4) Gn 33,14. (5) Gn 44,31. (6) Gn 46,34. (7) Dt 22,15. (8) Dt 22,16. (9) Js 44,26. (10) Js 45,4. (11) Js 50,10. (12) Ps 69,18. (13) Spr 29,21. (14) Job 1,8. (15) Da 9,11. (16) Da 9,17. (17) 1 Kr 17,17. (18) 1 Kr 17,24. (19) 1 Kr 17,25. (20) 1 Kr 17,27. (21) 1 Kr 21,8. (22) 2 Kr 6,19. (23) 2 Kr 6,21. (24) 2 Mak 6,23. (25) 2 Mak 15,12. (26) Bar 2,28. Nt (5): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 8,51. (4) Hnd 4,25. (5) Hnd 4,30. Een vorm van παις = pais (kind) in de Septuaginta (470), in het NT (24, met variante lezingen 27) Mt (5): (1) Mt 2,16. (2) Mt 8,6. (3) Mt 8,8. (4) Mt 8,13. (5) Mt 12,18. (6) Mt 14,2. (7) Mt 17,18. (8) Mt 21,15. (9) Lc 1,16. (10) Lc 1,54. (11) Lc 1,69. (12) Lc 1,80. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,32. (15) Lc 2,34. (16) Lc 4,25. (17) Lc 4,27. (18) Lc 7,9. (19) Lc 22,30. (20) Lc 24,21. (21) Joh 4,51. (22) Hnd 3,13. (23) Hnd 3,26. (24) Hnd 4,25. (25) Hnd 4,27. (26) Hnd 4,30. (27) Hnd 20,12.

Zowel παις = pais (kind, dienaar) als δουλος = doulos (dienaar, slaaf) kan de vertaling van het Hebreeuwse עֶבֶד = `èbhèd (dienaar, knecht) zijn Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4 Totaal: 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 De som van de elementen is telkens 4 `bd in Tenakh (115) Pentateuch (28) Eerdere Profeten (42) Latere Profeten (12) 12 Kleine Profeten (3) Geschriften (30) עֶבֶד = `èbhèd in Jesaja (2): (1) Js 44,21. (2) Js 49,6.

Lc 1,544 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

3 - 4 παιδος αυτου = paidos autou (zijn dienaar) NT (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69.

2 - 4 ισραηλ παιδος αυτου = israèl paidos autou (Israël, zijn dienaar) NT (1): Lc 1,54.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל עַבְדוֹ = jisraël `abhëdô (Israël, zijn dienaar) Tenakh (2): (1) 1 Kr 16,13. (2) Ps 136,22.

Lc 1,545 inf aor μνησθηναι = mnèsthènai van het werkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc (6), in Hnd (2) Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. (3) Lc 16,25. (4) Lc 23,42. (5) Lc 24,6. (6) Lc 24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen
- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om te gedenken): Gn 9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed De regenboog dient als herinnering aan dit verbond

Lc 1,54.6 ἐλέους (= eleous: barmhartigheid; zn gen onz enk van het zn ελεος = eleos: barmhartigheid). Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. Een vorm van eleos (barmhartigheid) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3)  Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78.


Lc 1,55. - Lc 1,55: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:55 kathôs elalèsen pros tous pateras èmôn tô abraam kai tô spermati autou eis ton aiôna 55 sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula  - zoals hij gesproken heeft tot onze vaderen - jegens Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid ”  55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid   [55] zoals aan onze vaderen toegezegd, bewijzen wil aan Abraham en zijn nageslacht, voor eeuwig’   zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid’   55 –zoals hij tot onze vaderen heeft gesproken– voor Abraham en voor zijn zaad tot in de toekomende eeuw!   55 - selon qu'il l'avait annoncé à nos pères - en faveur d'Abraham et de sa postérité à jamais ! »  

King James Bible [55] As he spake to our fathers, to Abraham, and to his seed for ever
Luther-Bibel 55 wie er geredet hat zu unsern Vätern,
Hebreeuws: ka´äsjèr dibber la´äbhôthe(j)nû lë´abhërâhâm

Tekstuitleg van Lc 1,55. Het vers Lc 1,55 telt 15 (3 X 5) woorden en 70 (2 X 5 X 7) letters. De getalswaarde van Lc 1,55. is 10114 (2 X 13 X 389 OF 26 X 389). In dit vers wordt het verband gelegd met het verleden.

Lc 1,55.1 καθως (= kathôs: zoals; vw van vergelijking). Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). LXX (266). NT (182). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.

 

Mt Mc Lc syn ev
καθως (= kathôs: zoals bij syn  3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. 59 

- Hebreeuws כַּאֲשֶׁר (= ka´äsjèr: zoals;  < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr: die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr (die). Getalswaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin = 21 of 300, resj = 20 of 200; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167). Structuur: 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (488). Pentateuch (202). Eerdere Profeten (68). Latere Profeten (68). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (56)
- כּמוֹ = këmô (zoals). Taalgebruik in Tenakh: këmô (zoals). Getalswaarde: kaph = 12 of 30, mem, 13 of 40, waw = 6 ; totaal: 31 OF 76 (4 X 19). Tenakh (52). Pentateuch (2) Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (9). 12 Kleine Profeten (8). Geschriften (33). Pentateuch (2): (1) Ex 15,5. (2) Ex 15,8. Arabisch كَما = zoals (kamâ). Taalgebruik in de Qoran: zoals (kamâ). Lat: sicut. Fr: selon. E: as. D: wie.

Lc 1,55.2 ελαλησεν (= elalèsen: hij sprak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten). Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in de LXX: laleô (lallen, spreken, praten). LXX (400). Nt (31). Lc (5): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. (3) Lc 2,50. (4) Lc 11,14. (5) Lc 24,6. Een vorm van λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) in de LXX (1189), in het NT (298), in Lc (31) In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2). Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

laleô  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
act ind aor 3de pers enk elalèsen   431  400  31  13  19   

- דִּבֶּר (= dibbèr: hij sprak; wkw act piël perf 3de pers mann enk van het wkw = dâbhar: spreken.) Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken). Getalswaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103. Structuur: 4 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (196) Gn (13): (1) Gn 12,4. (2) Gn 17,23. (3) Gn 18,19. (4) Gn 21,2. (5) Gn 23,16. (6) Gn 24,7. (7) Gn 24,53. (8) Gn 35,13. (9) Gn 35,14. (10) Gn 35,15. (11) Gn 42,30. (12) Gn 45,27. (13) Gn 49,28.
- Lat: loqui. Fr: parler. E: to speek. D: sprechen.

dâbhar (spreken)  Tenakh Gn.   Ex.   Lv.   Nu.   Dt.   Joz.   Re.   Rt  1 S  2 S  1 K  2 K  1 Kr  2 Kr  Ezr  Neh  Est  Job  Ps  Spr  Pr 
 καθως ελαλησεν (= kathôs elalèsen: zoals hij sprak). 59  15                 

1. - 2. καθως ελαλησεν (= kathôs elalèsen: zoals hij sprak). Bijbel (15). OT (13). NT (2): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70.
- כַאֲשֶׁר דִּבֶּר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak). Tenakh (65). Pentateuch (29). Gn (4): (1) Gn 12,4. (2) Gn 17,23. (3) Gn 21,1. (4) Gn 24,51. Ex (5): (1) Ex 1,17. (2) Ex 7,13. (3) Ex 8,11. (4) Ex 9,12. (5) Ex 12,25. Lv (1): Lv 10,5. Nu (4): (1) Nu 5,4. (2) Nu 17,5. (3) Nu 23,2. (4) Nu 27,23. Dt (15): (1) Dt 1,11. (2) Dt 1,21. (3) Dt 2,1. (4) Dt 6,3. (5) Dt 6,19. (6) Dt 9,3. (7) Dt 10,9. (8) Dt 11,25. (9) Dt 12,20. (10) Dt 15,6. (11) Dt 18,2. (12) Dt 26,18. (13) Dt 27,3. (14) Dt 29,12. (15) Dt 31,3. Verder: (4) Joz 14,10. (5) 1 K 2,24. (6) Jr 40,3.

- Gn 12,4. verwijst naar het woord van JHWH aan Abram om te vertrekken. Gn 17,23. verwijst naar het woord van God in verband met de besnijdenis. In Gn 21,1. is het woord van JHWH tot Sara gericht. In de context van Lucas is de besnijdenis uitgesloten. Rest nog de tekst ivm de oproep om te vertrekken. Zo kan het begin en het einde van het Magnificat geïnspireerd zijn op de begingeschiedenis van Abram in Gn 12,1-4.

Lc 1,553 προς (= pros: naar, bij; bepaling van plaats). Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80. Tekstlezingen Lc 1,26: eis / pros: naar.

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

- ´l: voorzetsel אֶל (= ´èl: naar, tot; eigennaam; zn mann enk) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´el, Taalgebruik in Tenakh: ´èl. Getalswaarde is: aleph = 1, lamed = 12 of 30; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662).
- إلي (= ´ilâ: naar). Taalgebruik in de Qoran: ´ilâ (naar).

Lc 1,552 - 3 ελαλησεν προς (= elalèsen pros: hij sprak tot). NT (2): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 8,26.
- דִּבֶּר אֶל = dibbèr ´èl (hij sprak tot) Tenakh (7): (1) 1 K 13,11. (2) 1 K 16,12. (3) 2 K 1,3. (4) 2 K 8,1. (5) 2 K 10,17. (6) 2 K 15,12. (7) Jr 51,12.

Lc 1,554 bep lidw acc mann mv τους = tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc 1,33. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,65. (4) Lc 1,79.

  lidw mv   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev
16 acc m mv tous   2960 2330 630 91 52 98 51 122 156 60    

- Grieks to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,555 acc mann mv πατερας = pateras van het zelfst naamw πατηρ = patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in de LXX: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Lc (1) Lc 1,55. Hnd (8): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 7,12. (3) Hnd 7,19. (4) Hnd 13,17. (5) Hnd 13,32. (6) Hnd 13,36. (7) Hnd 26,6. (8) Hnd 28,25. Een vorm van πατηρ = patèr (vader) in de LXX (1451), in het NT (415), in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73. Hnd (35)
- Hebreeuws mann mv אֲבוֹת = ´äbhôth (vaders) van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1 - 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (31) Pentateuch (8) Eerdere Profeten (3) Latere Profeten (6) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (13) Pentateuch (8): (1) Ex 6,25. (2) Ex 34,7. (3) Nu 14,18. (4) Nu 31,26. (5) Nu 32,28. (6) Nu 36,1. (7) Dt 5,9. (8) Dt 24,16.
- Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Arabisch: اَب = ´ab (vader) Taalgebruik in de Qoran: ´ab (vader).

 
  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  acc mann mv pateras   54  42  12           

Lc 1,554 - 5 τους πατερας = tous pateras (de vaders) NT (11): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,22. (3) Hnd 3,25. (4) Hnd 7,12. (5) Hnd 7,19. (6) Hnd 13,17. (7) Hnd 13,32. (8) Hnd 13,36. (9) Hnd 26,6. (10) Hnd 28,25. (11) Rom 11,28.
- Hebreeuws הָאָבוֹת = hâ´âbhôth (de vaderen) < prefix bepaald lidw ha + mann mv van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1 - 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (41): Pentateuch (2) Eerdere Profeten (5) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (32) Pentateuch (2): (1) Nu 36,1. (2) Dt 18,8.

Lc 1,553 - 5 προς τους πατερας = pros tous pateras (tot de vaders). OT (11). NT (7): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,22. (3) Hnd 3,25. (4) Hnd 13,32. (5) Hnd 13,36. (6) Hnd 26,6. (7) Hnd 28,25

Lc 1,555 - 6 πατερας ἡμων = pateras hèmôn (onze vaders) NT (6): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,12. (4) Hnd 7,19. (5) Hnd 13,17. (6) Hnd 28,25.
- Hebreeuws אֲבֹתֵינוּ = ´äbhothe(j)nû (onze vaderen) < mann mv stat constr + suffix pers voornaamw 1ste pers mann mv Zie: אַב = ´abh (vader) Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1 - 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (23): (1) Gn 46,34. (2) Nu 20,15. (3) Nu 36,3. (4) Nu 36,4. (5) Dt 5,3. (6) Dt 26,7. (7) 1 K 8,21. (8) 1 K 8,53. (9) 1 K 8,57. (10) 1 K 8,58. (11) 2 K 22,13. (12) Js 64,10. (13) Mal 2,10. (14) Ps 22,5. (15) Kl 5,7. (16) Da 9,16. (17) Ezr 9,7. (18) Ezr 9,9. (19) Ezr 10,35. (20) 1 Kr 29,15. (21) 1 Kr 29,18. (22) 2 Kr 20,6. (23) 2 Kr 29,6.
- אֲבֹתֶיךָ = ´äbhothè(j)khâ (jouw vaderen) < mann mv stat constr + suffix pers voornaamw 2de pers mann enk van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1 - 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (22): (1) Gn 15,15. (2) Ex 10,6. (3) Dt 1,21. (4) Dt 4,31. (5) Dt 4,37. (6) Dt 6,3. (7) Dt 8,3. (8) Dt 8,16. (9) Dt 10,22. (10) Dt 12,1. (11) Dt 27,3. (12) Dt 30,5. (13) Dt 30,9. (14) Dt 31,16. (15) 2 S 7,12. (16) 1 K 13,22. (17) 2 K 20,17. (18) 2 K 22,20. (19) Js 39,6. (20) Ps 45,17. (21) 1 Kr 17,11. (22) 2 Kr 34,28.

Lc 1,553 - 6 προς τους πατερας ἡμων (= pros tous pateras hèmôn: tot onze vaders). NT (4): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 13,32. (4) Hnd 28,25.
- לַאֲבֹתֵינוּ = la´äbhothe(j)nû (tot onze vaderen). Zie: אַב = ´abh (vader). Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalswaarde: alelph = 1, beth = 2; totaal 3. Structuur: 1 - 2. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (7): (1) Dt 6,23. (2) Dt 26,3. (3) Dt 26,15. (4) 1 K 8,40. (5) Mi 7,20. (6) Neh 9,36. (7) 2 Kr 6,31. Zie Lc 1,55.3 - 6
- אֲבֹתֶיךָ אֶל (= ´èl ´äbhothè(j)khâ: naar jouw vaderen). Tenakh (2): (1) Gn 15,15. (2) 2 Kr 34,28.

Lc 1,557 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- Grieks to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,558 αβρααμ = abraam (Abraham) Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Bijbel (241) OT (164) NT (69) Lc (14): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,73. (3) Lc 3,8. (4) Lc 3,34. (5) Lc 13,16. (6) Lc 13,28. (7) Lc 16,22. (8) Lc 16,23. (9) Lc 16,24. (10) Lc 16,25. (11) Lc 16,29. (12) Lc 16,30. (13) Lc 19,9. (14) Lc 20,37. Hnd (7): (1) Hnd 3,13. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,2. (4) Hnd 7,16. (5) Hnd 7,17. (6) Hnd 7,32. (7) Hnd 13,26.
- Hebreeuws אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham) Zie: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm (Abram). Getalwaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, he = 5, mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 248 (2³ X 31) Structuur: 1 - 2 - 2 - 5 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (128) Pentateuch (105) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (6) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (13) Gn (98)
- Arabisch ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm) Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75)

Lc 1,55.7 - 8 τῳ αβρααμ (= tô abraam: aan Abraham). OT (31). NT (10): (1) Mt 3,9. (2) Lc 1,55. (3) Lc 3,8. (4) Hnd 7,17. (5) Rom 4,9. (6) Rom 4,13. (7) Gal 3,8. (8) Gal 3,16. (9) Gal 3,18. (10) Heb 6,13. (11) 1 Pe 3,6. pros abraam (tot Abraham) NT (2): (1) Lc 1,73. (2) Hnd 3,25.
- אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm (Abram). Getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, he = 5, mem = 13 of 40; totaal: 41 of 248 (2³ X 31). Structuur: 1 - 2 - 2 - 5 - 4. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (27). Pentateuch (26). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (0). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (0). Gn (15): (1) Gn 20,9. (2) Gn 20,14. (3) Gn 21,2. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 22,20. (8) Gn 23,18. (9) Gn 23,20. (10) Gn 25,6. (11) Gn 25,12. (12) Gn 26,3. (13) Gn 28,4. (14) Gn 35,12. (15) Gn 50,24. (16) Ex 6,8. (17) Ex 32,13. (18) Ex 33,1. (19) Nu 32,11. (20) Dt 1,8. (21) Dt 6,10. (22) Dt 9,5. (23) Dt 9,27. (24) Dt 29,12. (25) Dt 30,20. (26) Dt 34,4. (27) Mi 7,20.
- לְאַבְרָהָם = lë´abhërâhâm: aan Abraham) < voorzetsel lë + אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham).
- אַבְרָהָם אֶל = ´èl ´abhërâhâm (tot Abraham) Tenakh (12): (1) Gn 17,9. (2) Gn 17,15. (3) Gn 18,13. (4) Gn 18,33. (5) Gn 20,10. (6) Gn 21,12. (7) Gn 21,22. (8) Gn 21,29. (9) Gn 22,7. (10) Gn 22,15. (11) Ex 6,3. (12) Js 51,2.

Lc 1,559 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

Lc 1,5510 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- Grieks to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

Lc 1,5511 dat onz enk σπερματι = spermati van het zelfst naamw σπερμα = sperma (zaad, nakomeling) Taalgebruik in het NT: sperma (zaad, nakomeling). Taalgebruik in de LXX: sperma (zaad, nakomeling). Bijbel (46) OT (35) NT (6): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,5. (4) Rom 4,13. (5) Rom 4,16. (6) Gal 3,16.
- Hebreeuws לְזֶרַ = lëzèra` (aan het zaad / nageslacht) < prefix voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik in Tenakh: zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (5): (1) Gn 47,24. (2) Lv 18,20. (3) Js 45,19. (4) Ez 20,5. (5) 2 Kr 20,7.

Lc 1,558 - 11 abraam kai tô(i) spermati (Abraham en aan het zaad / nageslacht) NT (2): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25.

Lc 1,5510 - 11 τῳ σπερματι = tô(i) spermati (aan het zaad / nageslacht) NT (6): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,5. (4) Rom 4,13. (5) Rom 4,16. (6) Gal 3,16. (2X)
- Hebreeuws לְזֶרַע = lëzèra` (aan het zaad / nageslacht) < prefix voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik in Tenakh: zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (5): (1) Gn 47,24. (2) Lv 18,20. (3) Js 45,19. (4) Ez 20,5. (5) 2 Kr 20,7.

Lc 1,5512 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,5510 - 12 τῳ σπερματι αυτου = tô(i) spermati autou (aan zijn zaad / nageslacht) NT (4): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 7,5. (3) Rom 4,13. (4) Gal 3,16.
- לֱזַרְעוֹ = lëzar`ô (aan zijn geslacht) < voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Zie het werkw זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) Taalgebruik in Tenakh: zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen). Getallenwaarde: zain = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17: getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (2): (1) Gn 17,19. (2) Neh 9,8.
- לֱזַרְעֲךָ = lëzar`äkhô (aan jouw geslacht) < voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl voornaamw 2de pers mann enk Zie het werkw זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) Taalgebruik in Tenakh: zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen). Getallenwaarde: zain = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17: getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (7): (1) Gn 12,7. (2) Gn 15,18. (3) Gn 24,7. (4) Gn 26,4. (5) Gn 48,4. (6) Ex 33,1. (7) Dt 34,4.
(1) Gn 12,7. (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven)
(2) Gn 15,18. (lëzarë`äkhâ nâthaththî ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht geef ik dit land)
(3) Gn 24,7. (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven)
(4) Gn 26,4. (wënâthaththî lëzarë`äkhâ ´èth kâl hâ´ärâzoth = en ik geef uw nageslacht heel het land)
(5) Gn 48,4. (wënâthaththî ´èth hâ´ârèts hâzzo´th lëzarë`äkhâ = en ik geef dit land aan uw nageslacht)
(6) Ex 33,1. (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh = aan uw nageslacht zal ik het geven)
(7) Dt 34,4. (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh = aan uw nageslacht zal ik het geven)

Lc 1,559 - 12 και τῳ σπερματι αυτου = kai tô(i) spermati autou (en aan zijn zaad / nageslacht) NT (3): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 7,5. (3) Gal 3,16.
- Hebreeuws וּלְזַרְעוֹ = ûlëzarë`ô (en aan zijn zaad / nageslacht) < prefix verbindingswoord wë + prefix voorzetsel lë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik in Tenakh: zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Ex 28,43. (2) Ex 30,21. (3) Nu 24,13. (ûlëzara`ô) (4) 2 S 22,51. (5) 1 K 2,33. (6) Ps 18,51.

Lc 1,5513 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in de LXX: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

eis (naar)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  6930  5336  1594  215  151  210  181  260  504  73  576  757  427  77 

Lc 1,5514 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
8 acc mann + onz enk ton 6202  4880  1322  167  124  191  197  244 338  61  482  679 

Lc 1,5515 acc mann enk aiôna van het zelfst naamw aiôn (eeuwigheid) Taalgebruik in het NT: aiôn (eeuwigheid). Taalgebruik in de LXX: aiôn (eeuwigheid). Hebr `ôlâm (eeuwig) Taalgebruik in Tenakh: `ôlâm (eeuwig). Bijbel (312) OT (243) NT (28) Lc (1): Lc 1,55.

Lc 1,5513 - 15 eis ton aiôna (tot in eeuwigheid) NT (30) Lc (1): Lc 1,55. Hebr lë`ôlam Tenakh (20)

Lc 1,56. - Lc 1,56: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:56 emeinen de mariam sun autè ôs mènas treis kai upestrepsen eis ton oikon autès  56 mansit autem Maria cum illa quasi mensibus tribus et reversa est in domum suam  56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en keerde (daarna) naar huis terug   56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis   [56] Maria* bleef ongeveer drie maanden bij haar; toen keerde ze naar huis terug   [56] Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis   56 Maria blijft zo’n drie maanden bij haar; dan keert zij terug naar haar huis   56 Marie demeura avec elle environ trois mois, puis elle s'en retourna chez elle  

King James Bible [56] And Mary abode with her about three months, and returned to her own house
Luther-Bibel 56 Und Maria blieb bei ihr etwa drei Monate; danach kehrte sie wieder heim

Tekstuitleg van Lc 1,56. Het vers Lc 1,56. telt 14 (2 X 7) woorden en 65 (3 X 15) letters De getalwaarde van Lc 1,56. is 7254 (2 X3 X 3 X 13 X 31)

Lc 1,561 act ind  aor 3de pers enk emeinen (zij bleef) van het werkw menô (blijven) Taalgebruik in het NT: menô (blijven). Taalgebruik in Lc: menô (blijven). Lc (1) Lc 1,56. Een vorm van menô (blijven) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,56. (2) Lc 8,27. (3) Lc 9,4. (4) Lc 10,7. (5) Lc 19,5. (6) Lc 24,29. (2 vormen)

Lc 1,562 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,563 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria).
Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.

Lc 1,564 sun (met) Taalgebruik in het NT: sun (met). Taalgebruik in Lc: sun (met). Lc (23): (1) Lc 1,56. (2) Lc 2,5. (3) Lc 2,13. (4) Lc 5,9. (5) Lc 5,19. (6) Lc 7,6. (7) Lc 7,12. (8) Lc 8,1. (9) Lc 8,38. (10) Lc 8,51. (11) Lc 9,32. (12) Lc 19,23. (13) Lc 20,1. (14) Lc 22,14. (15) Lc 22,56. (16) Lc 23,11. (17) Lc 23,32. (18) Lc 24,10. (19) Lc 24,21. (20) Lc 24,24. (21) Lc 24,29. (22) Lc 24,33. (23) Lc 24,44.

Lc 1,565 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

Lc 1,566 hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs (zoals). Taalgebruik in Lc: hôs (zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 1,56.

Lc 1,567 acc vr mv mènas van het zelfst naamw mèn (maand) Taalgebruik in het NT: mèn (maand). Taalgebruik in Lc: mèn (maand).
Lc (3): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,56. (3) Lc 4,25. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,26. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,56. (5) Lc 4,25.

Lc 1,568 treis (drie) Telwoord Taalgebruik in het NT: telwoorden. Taalgebruik in Lc: telwoorden.
Lc (5): (1) Lc 1,56. (2) Lc 2,46. (3) Lc 9,33. (4) Lc 11,5. (5) Lc 12,52.

Lc 1,569 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

Lc 1,5610 act ind aor 3de pers enk ὑπεστρεψεν = hupestrepsen (hij keerde terug) van het werkw ὑποστρεφω = hupostrefô (omkeren, terugkeren) Taalgebruik in het NT: hupostrefô (omkeren, terugkeren). Taalgebruik in Lc: hupostrefô (omkeren, terugkeren). Taalgebruik in Hnd: hupostrefô (omkeren, terugkeren). Taalgebruik in de Septuaginta: hupostrefô (omkeren, terugkeren). Lc (5): (1) Lc 1,56. (2) Lc 4,1. (3) Lc 4,14. (4) Lc 8,37. (5) Lc 17,15. Een vorm van ὑποστρεφω = hupostrefô (omkeren, terugkeren) in de LXX (17), in het NT (35), in Lc (21): (1) Lc 1,56. (2) Lc 2,20. (3) Lc 2,43. (4) Lc 2,45. (5) Lc 4,1. (6) Lc 4,14. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,37. (9) Lc 8,39. (10) Lc 8,40. (11) Lc 9,10. (12) Lc 10,17. (13) Lc 11,24. (14) Lc 17,15. (15) Lc 17,18. (16) Lc 19,12. (17) Lc 23,48. (18) Lc 23,56. (19) Lc 24,9. (20) Lc 24,33. (21) Lc 24,52.
In Lc 1,39. wordt de heenreis van Maria (επορευθη = eporeuthè = zij begaf zich op weg) gegeven, in Lc 1,56. de terugreis ( ὑπεστρεψεν = hupestrepsen = zij keerde terug)

  hupostrefô    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  act ind aor 3de pers enk hupestrepsen     13               

  hupostrefô    10  11  12  
      Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 17 Lc 19 Lc 23 Lc 24
act ind imperf 3de pers mv hupestrefon                       (1) Lc 23,48.    
act imperat praes 2de pers enk hupostrefe           (1) Lc 8,39.                
act inf praes hupostrefein     (1) Lc 2,43.       (2) Lc 8,40.                
act ind fut 1ste pers enk hupostrepsô                 (1) Lc 11,24.          
act ind aor 3de pers enk hupestrepsen  (1) Lc 1,56.     (2) Lc 4,1. (3) Lc 4,14.   (4) Lc 8,37.       (5) Lc 17,15.          
act ind aor 3de pers mv hupestrepsan     (1) Lc 2,20. (2) Lc 2,45.           (3) Lc 10,17.           (4) Lc 24,33. (5) Lc 24,52.  
act part aor nom mann mv hupostrepsantes        (1) Lc 7,10.     (2) Lc 9,10.       (3) Lc 17,18.        
act part aor nom vr mv hupostrepsasai                       (1) Lc 23,56.   (2) Lc 24,9.  
act ind aor hupostrepsai                     (1) Lc 19,12.      
    21  3


Lc 1,5611 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

10 - 11 Lc 4,1: hupestrepsen apo (hij keerde terug van) Hapax in het NT Lc 1,56. en Lc 4,14: hupestrepsen () eis (hij / zij keerde terug naar)

Lc 1,5613 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,5611 - 13 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.

Lc 1,5614pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.



Evangelie op 24 juni: geboorte Johannes de Doper: Lc 1,5766-80. Lc 1,57-6680.

In die tijd brak voor Elisabeth het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen Maar zijn moeder zei daarop: "Neen, het moet Johannes heten" Zij antwoordden haar; "Maar er is in uw familie niemand die zo heet" Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: "Johannes zal hij heten" Ze stonden allen verbaasd Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld Ieder die het hoorde dacht er over na en vroeg zich af: "Wat zal er worden van dit kind?" Want de hand des Heren was met hem Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde

57Τῇ δὲ Ἐλισάβετ ἐπλήσθη ὁ χρόνος τοῦ τεκεῖν αὐτὴν καὶ ἐγέννησεν υἱόν. 58καὶ ἤκουσαν οἱ περίοικοι καὶ οἱ συγγενεῖς αὐτῆς ὅτι ἐμεγάλυνεν κύριος τὸ ἔλεος αὐτοῦ μετ’ αὐτῆς καὶ συνέχαιρον αὐτῇ. 59Καὶ ἐγένετο ἐν τῇ ἡμέρᾳ τῇ ὀγδόῃ ἦλθον περιτεμεῖν τὸ παιδίον καὶ ἐκάλουν αὐτὸ ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ πατρὸς αὐτοῦ Ζαχαρίαν. 60καὶ ἀποκριθεῖσα ἡ μήτηρ αὐτοῦ εἶπεν· οὐχί, ἀλλὰ κληθήσεται Ἰωάννης. 61καὶ εἶπαν πρὸς αὐτὴν ὅτι οὐδείς ἐστιν ἐκ τῆς συγγενείας σου ὃς καλεῖται τῷ ὀνόματι τούτῳ. 62ἐνένευον δὲ τῷ πατρὶ αὐτοῦ τὸ τί ἂν θέλοι καλεῖσθαι αὐτό. 63καὶ αἰτήσας πινακίδιον ἔγραψεν λέγων· Ἰωάννης ἐστὶν ὄνομα αὐτοῦ. καὶ ἐθαύμασαν πάντες. 64ἀνεῴχθη δὲ τὸ στόμα αὐτοῦ παραχρῆμα καὶ ἡ γλῶσσα αὐτοῦ, καὶ ἐλάλει εὐλογῶν τὸν θεόν. 65Καὶ ἐγένετο ἐπὶ πάντας φόβος τοὺς περιοικοῦντας αὐτούς, καὶ ἐν ὅλῃ τῇ ὀρεινῇ τῆς Ἰουδαίας διελαλεῖτο πάντα τὰ ῥήματα ταῦτα, 66καὶ ἔθεντο πάντες οἱ ἀκούσαντες ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτῶν λέγοντες· τί ἄρα τὸ παιδίον τοῦτο ἔσται; καὶ γὰρ χεὶρ κυρίου ἦν μετ’ αὐτοῦ.

67Καὶ Ζαχαρίας ὁ πατὴρ αὐτοῦ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου καὶ ἐπροφήτευσεν λέγων·

68Εὐλογητὸς κύριος ὁ θεὸς τοῦ Ἰσραήλ,

ὅτι ἐπεσκέψατο καὶ ἐποίησεν λύτρωσιν τῷ λαῷ αὐτοῦ,

69καὶ ἤγειρεν κέρας σωτηρίας ἡμῖν

ἐν οἴκῳ Δαυὶδ παιδὸς αὐτοῦ,

70καθὼς ἐλάλησεν διὰ στόματος τῶν ἁγίων ἀπ’ αἰῶνος προφητῶν αὐτοῦ,

71σωτηρίαν ἐξ ἐχθρῶν ἡμῶν καὶ ἐκ χειρὸς πάντων τῶν μισούντων ἡμᾶς,

72ποιῆσαι ἔλεος μετὰ τῶν πατέρων ἡμῶν

καὶ μνησθῆναι διαθήκης ἁγίας αὐτοῦ,

73ὅρκον ὃν ὤμοσεν πρὸς Ἀβραὰμ τὸν πατέρα ἡμῶν,

τοῦ δοῦναι ἡμῖν 74ἀφόβως ἐκ χειρὸς ἐχθρῶν ῥυσθέντας

λατρεύειν αὐτῷ 75ἐν ὁσιότητι καὶ δικαιοσύνῃ

ἐνώπιον αὐτοῦ πάσαις ταῖς ἡμέραις ἡμῶν.

76Καὶ σὺ δέ, παιδίον, προφήτης ὑψίστου κληθήσῃ·

προπορεύσῃ γὰρ ἐνώπιον κυρίου ἑτοιμάσαι ὁδοὺς αὐτοῦ,

77τοῦ δοῦναι γνῶσιν σωτηρίας τῷ λαῷ αὐτοῦ

ἐν ἀφέσει ἁμαρτιῶν αὐτῶν,

78διὰ σπλάγχνα ἐλέους θεοῦ ἡμῶν,

ἐν οἷς ἐπισκέψεται ἡμᾶς ἀνατολὴ ἐξ ὕψους,

79ἐπιφᾶναι τοῖς ἐν σκότει καὶ σκιᾷ θανάτου καθημένοις,

τοῦ κατευθῦναι τοὺς πόδας ἡμῶν εἰς ὁδὸν εἰρήνης.

80Τὸ δὲ παιδίον ηὔξανεν καὶ ἐκραταιοῦτο πνεύματι, καὶ ἦν ἐν ταῖς ἐρήμοις ἕως ἡμέρας ἀναδείξεως αὐτοῦ πρὸς τὸν Ἰσραήλ.


 

5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -

Lc 1,57. - Lc 1,57: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:57 tè de elisabet eplèsthè o chronos tou tekein autèn kai egennèsen uion  57 Elisabeth autem impletum est tempus pariendi et peperit filium  

57 Voor Elisabet nu werd de tijd vervuld om te baren en ze beviel van een zoon

 In die tijd brak voor Elisabeth het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon    57 En de tijd van Elizabet werd vervuld, dat zij baren zoude, en zij baarde een zoon   [57] Voor Elisabet was de tijd gekomen dat ze moest bevallen, en ze baarde een zoon  [57] Toen de dag van haar bevalling was aangebroken, bracht Elisabet een zoon ter wereld   57 ¶ Als voor Elisabet de tijd vervuld is dat zij baren zal, brengt zij een zoon voort   57 Quant à Élisabeth, le temps fut accompli où elle devait enfanter, et elle mit au monde un fils  

King James Bible [57] Now Elisabeth's full time came that she should be delivered; and she brought forth a son
Luther-Bibel 57 Und für Elisabeth kam die Zeit, dass sie gebären sollte; und sie gebar einen Sohn

Tekstuitleg van Lc 1,57. Het vers Lc 1,57. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 57 letters De getalwaarde van Lc 1,57. is 5236 (2 X 2 X 7 X 11 X 17)

Lc 1,571 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,572 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,571 - 2 tèi de (1) Lc 1,57. (2) Lc 24,1. Bij het begin van het vers

Lc 1,573 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)

Lc 1,574 pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij werd vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vullen).
Lc (3): (1) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld van heilige geest) (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22.

Lc 1,575 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

Lc 1,576 nom mann enk chronos van het zelfst naamw chronos (tijd) Taalgebruik in het NT: chronos (tijd). Taalgebruik in Lc: chronos (tijd).
Lc (1) Lc 1,57. Een vorm van chronos (tijd) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,57. (2) Lc 4,5. (3) Lc 8,27. (4) Lc 8,29. (5) Lc 18,4. (6) Lc 20,9. (7) Lc 23,8.

Lc 1,577 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,578 act inf aor tekein van het werkw tiktô (baren, bevallen) Taalgebruik in het NT: tiktô (baren). Taalgebruik in Lc: tiktô (baren).
Lc (2): (1) Lc 1,57. (2) Lc 2,6. Een vorm van tiktô (baren) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,31. (2) Lc 1,57. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,7. (5) Lc 2,11.

Lc 1,574 - 9 de tijd om te bevallen (Rebekka - Elisabeth - Maria)
- Gn 25,24: kai eplèrôthèsan hai hèmerai tou tekein autèn (en de dagen werden vol dat zij zou bevallen)
- Lc 1,57: eplèsthè ho chronos tou tekein autèn (de tijd werd vervuld dat zij zou bevallen)
- Lc 2,6: eplèsthèsan hai hèmerai tou tekein autèn (de dagen werden vervuld dat zij zou bevallen)

Lc 1,579 pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (25): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,61. (4) Lc 2,6. (5) Lc 4,6. (6) Lc 4,39. (7) Lc 6,48. (8) Lc 7,13. (9) Lc 8,52. (10) Lc 9,24. (11) Lc 11,32. (12) Lc 13,7. (13) Lc 13,8. (14) Lc 13,9. (15) Lc 13,12. (16) Lc 13,18. (17) Lc 13,34. (18) Lc 16,16. (19) Lc 17,33. (20) Lc 18,5. (21) Lc 18,17. (22) Lc 19,41. (23) Lc 20,31. (24) Lc 20,33. (25) Lc 21,21.

Lc 1,5710 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,5711 act ind aor 3de pers enk egennèsen (zij bracht voort) van het werkw gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô (voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô (voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc 1,57. Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,57. (4) Lc 3,22. (5) Lc 20,34. (6) Lc 23,29.

Lc 1,5712 acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Mc: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.

Lc 1,58. - Lc 1,58: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:58 kai èkousan oi perioikoi kai oi suggeneis autès oti emegalunen kurios to eleos autou met autès kai sunechairon autè  58 et audierunt vicini et cognati eius quia magnificavit Dominus misericordiam suam cum illa et congratulabantur ei  En de omwoners en haar verwanten hoorden dat de Heer zijn barmhartigheid aan haar grootgemaakt had, en ze verheugden zich met haar   Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde    58 En die daar rondom woonden, en haar magen hoorden, dat de Heere Zijn barmhartigheid grotelijks aan haar bewezen had, en waren met haar verblijd   [58] Haar buren en haar familie hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze deelden in haar vreugde  [58] Haar buren en verwanten hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze verheugden zich samen met haar  58 Die rondom haar wonen en haar bloedverwanten horen dat de Heer zijn ontferming groot gemaakt heeft aan haar en verheugen zich mét haar 58 Ses voisins et ses proches apprirent que le Seigneur avait fait éclater sa miséricorde à son égard, et ils s'en réjouissaient avec elle  

King James Bible [58] And her neighbours and her cousins heard how the Lord had shewed great mercy upon her; and they rejoiced with her
Luther-Bibel 58 Und ihre Nachbarn und Verwandten hörten, dass der Herr große Barmherzigkeit an ihr getan hatte, und freuten sich mit ihr

Tekstuitleg van Lc 1,58. Het vers Lc 1,58. telt 19 woorden en 96 (2³ X 2² X 3) letters. De getalswaarde van Lc 1,58. is 10191 (3 X 43 X 79).

Lc 1,581 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,582 act ind aor 3de pers mv èkousan (zij hoorden) van het werkw akouô (horen) Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Taalgebruik in Lc: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter
Lc (3): (1) Lc 1,58. (2) Lc 2,20. (3) Lc 10,24. Een vorm van akouô (horen) in Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

Lc 1,583 nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

Lc 1,584 nom mann mv perioikoi  van het zelfst naamw perioikos (omwonende) Taalgebruik in het NT: perioikos (omwonende). Taalgebruik in Lc: perioikos (omwonende). Lc (1) Lc 1,58. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,585 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,586 nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

Lc 1,587 nom mann mv suggeneis van het zelfst naamw suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) Taalgebruik in het NT: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Taalgebruik in Lc: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Lc (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 14,12. Een vorm van suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,58. (2) Lc 2,44. (3) Lc 14,12. (4) Lc 21,16.

Lc 1,588 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,589 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

Lc 1,58.10 εμεγαλυνεν (= emegalunen: hij maakte groot; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen). Taalgebruik in het NT: megalunô (groot maken, verheffen). Taalgebruik in Lc: megalunô (groot maken, verheffen). Bijbel (11): (1) 1 S 12,24. (2) Jl 2,20. (3) Jl 2,21. (4) Ps 41,10. (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) Lc (1) Lc 1,46. Een vorm van μεγαλυνω (= megalunô: groot maken, verheffen) in Lc in 2 verzen: Lc 1,46. (2) Lc 1,58; in de Septuaginta (92), in het NT (8): (1) Mt 23,5. (2) Lc 1,46. (3) Lc 1,58. (4) Hnd 5,13. (5) Hnd 10,46.(6) Hnd 19,1. (7) 2 Kor 10,15. (8) Fil 1,20. In de LXX kan μεγαλυνω = megalunô de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse wkw zijn
- Hebreeuws moet een vrouwelijke vorm 3de pers enk zijn bij het vrouwelijke נַפְשִׁי = naphësjî (mijn ziel) van het werkw גָדַל (= gâdal: (groot worden, opgroeien).
-- act qal imperf 3de pers vr enk תִגְדַּל (= thigëdal: en zij maakt groot; wkw act qal imperf 3de pers vr enk גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). Tenakh (2): (1) 1 S 26,24. (2) Zach 12,7.
- Hebr גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh: gâdal (groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth = 4, lamed = 12 of 30; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek 19. Structuur: 3 - 4 - 3. De som van de elementen is telkens 1. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we eveneens in de derde letter van het alfabet, de gimmel: gimmel = 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30; totale waarde: 28 (2² X 7) of 73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als zeshoek.
- Door iets goeds van de ander te zeggen, door hem op prijs te stellen, gaat de ander meer rechtop staan, groeien, groter worden. De ander prijzen houdt in dat de grootheid en de waarde van de ander wordt erkend, gewaardeerd.

Lc 1,5811 nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm van kurios (heer) in Lc in 99 verzen

Lc 1,5812 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,5813 nom + acc onz enk ελεος = eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos (barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37. Een vorm van ελεος = eleos (barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3)  Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78. (6 ) Lc 10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος = eleos (barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken 5X in Lc 1 en 1X in Lc 10,37. Niet in Hnd ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc 1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht En in Lc 1,54: om barmhartigheid te gedenken Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want de Heer vergrootte zijn barmhartigheid En in het Benedictus, in Lc 1,72: om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken En in Lc 1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God Barmhartigheid kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in de loop der geschiedenis De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te zijn, ligt in de lijn van wat God doet Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is Wees barmhartig is ook een smeekbede in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm u over ons)

  eleos  Lc Lc 1 Lc 10 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
nom + acc onz enk eleos (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37.   226  207  19        12   
gen onz enk eleous   (1) Lc 1,54.   (2) Lc 1,78.   33  28           
                                 

- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd (liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth = 4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps 18,51. (2) Ps 25,10. (3) Ps 32,10. (4) Ps 33,5. (5) Ps 52,3. (6) Ps 61,8. (7) Ps 62,13. (8) Ps 85,11. (9) Ps 86,5. (10) Ps 86,15. (11) Ps 89,3. (12) Ps 89,15. (13) Ps 100,1. (14) Ps 103,4. (15) Ps 103,8. (16) Ps 109,12. (17) Ps 109,16. (18) Ps 141,5. (19) Ps 145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps 31,22. (2) Ps 42,9. (3) Ps 57,4. (4) Ps 59,11. (5) Ps 77,9. (6) Ps 98,3. (7) Ps 100,5. (8) Ps 103,11. (9) Ps 106,1. (10) Ps 106,45. (11) Ps 107,1. (12) Ps 107,8. (13) Ps 107,15. (14) Ps 107,21. (15) Ps 107,31. (16) Ps 117,2. (17) Ps 118,1. (18) Ps 118,2. (19) Ps 118,3. (20) Ps 118,4. (21) Ps 118,29. (22) Ps 136,1. (23) Ps 136,2. (24) Ps 136,3. (24 + 23 = 47) - Ps 136,4. - Ps 136,5. - Ps 136,6. - Ps 136,7. - Ps 136,8. - Ps 136,9. - Ps 136,10. - Ps 136,11. - Ps 136,12. - Ps 136,13. - Ps 136,14. - Ps 136,15. - Ps 136,16. - Ps 136,17. - Ps 136,18. - Ps 136,19. - Ps 136,20. - Ps 136,21. - Ps 136,22. - Ps 136,23. - Ps 136,24. - Ps 136,25. - Ps 136,26.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2 Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 11,41. (2) Lc 12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn) Taalgebruik in het NT: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô (medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc 16,24. (2) Lc 17,13. (3) Lc 18,38. (4) Lc 18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in 12 verzen

12. - 13. το ελεος (= to eleos: de barmhartigheid). LXX (139). NT (4).

Lc 1,5814 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

11. - 14. Κυριος το ελεος αυτου (= kurios to eleos autou: de Heer... zijn barmhartigheid). LXX (2): (1) Ps 42,9 (LXX). (2) Ps 103,11. (LXX). NT (1) Lc 1,58.

12 - 14 το ελεος αυτου (= to eleos autou: zijn barmhartigheid). LXX (73). NT (3): (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 10,37.

Lc 1,5815 meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

Lc 1,5816 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.

Lc 1,5817 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,5818 act ind imperf 3de pers mv sunechairon van het werkw sunchairô (blij zijn met) Taalgebruik in het NT: sunchairô (blij zijn met). Taalgebruik in Lc: sunchairô (blij zijn met). Lc (1) Lc 1,58. Een vorm van sunchairô (blij zijn met) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,58. (2) Lc 15,6. (3) Lc 15,9.

Lc 1,5819 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.

------------------------------------------------------------------------------------------
Lc 1,59 - . Lc 1,59: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:59 kai egeneto en tè èmera tè ogdoè èlthon peritemein to paidion kai ekaloun auto epi tô onomati tou patros autou zacharian  59 et factum est in die octavo venerunt circumcidere puerum et vocabant eum nomine patris eius Zacchariam  En het gebeurde op dc achtste dag dat ze het kindje kwamen besnijden en het naar de naam van zijn vader Zacharias wilden noemen   Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen    59 En het geschiedde, dat zij op den achtsten dag kwamen, om het kindeken te besnijden, en noemden het Zacharias, naar den naam zijns vaders   [59] Een* week later kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden hem de naam van zijn vader Zacharias geven  [59] Op de achtste dag kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden het Zacharias noemen, naar zijn vader   59 En het geschiedt op de achtste dag: als ze het jongetje komen besnijden noemen ze hem naar de naam van zijn vader Zacharias,  59 Et il advint, le huitième jour, qu'ils vinrent pour circoncire l'enfant On voulait l'appeler Zacharie, du nom de son père ;  

King James Bible [59] And it came to pass, that on the eighth day they came to circumcise the child; and they called him Zacharias, after the name of his father
Luther-Bibel 59 Und es begab sich am achten Tag, da kamen sie, das Kindlein zu beschneiden, und wollten es nach seinem Vater Zacharias nennen

Tekstuitleg van Lc 1,59. Het vers Lc 1,59. telt 20 (2² X 5) en 100 (2² X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,59. is 9124 (2² X 2281)

Lc 1,591 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,592 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.

Lc 1,593 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,594 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,595 nom en dat vr enk hèmera(i) (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Hebr jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum Cfr journaal Lc (27) Lc 1 (1) . Lc 1,59. Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93)

Lc 1,596 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,597 dat vr enk ogdoè(i) van het rangtelwoord ogdoos (achtste) Taalgebruik in het NT: telwoorden. Taalgebruik in Lc: telwoorden. Lc (1) Lc 1,59. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,598 ind aor 3de pers mv èlthon (zij gingen) van het werkw erchomai (gaan, komen) Taalgebruik in het NT: erchomai (gaan, komen).
Lc (11): (1) Lc 1,59. (2) Lc 2,44. (3) Lc 3,12. (4) Lc 4,42. (5) Lc 5,7. (6) Lc 6,18. (7) Lc 8,35. (8) Lc 12,49. (9) Lc 23,33. (10) Lc 24,1. (11) Lc 24,23. Een vorm van erchomai (gaan, komen) in Lc 1 in 2 verzen: (1) Lc 1,43. (2) Lc 1,59.

Lc 1,599 act inf aor peritemein van het werkw peritemnô (rondom snijden, besnijden) Taalgebruik in het NT: peritemnô (rondom snijden, besnijden). Taalgebruik in Lc: peritemnô (rondom snijden, besnijden). Lc (2): (1) Lc 1,59. (2) Lc 2,21.

Lc 1,5910 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,5911 nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion (kind). Taalgebruik in Lc: paidion (kind).
Lc (9): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,66. (3) Lc 1,76. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,27. (6) Lc 2,40. (7) Lc 9,47. (8) Lc 9,48. (9) Lc 18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc 2,17. (2) Lc 7,32. (3) Lc 11,7. (4) Lc 18,16.

Lc 1,5912 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,5913 act ind imperf 3de pers mv ekaloun (zij noemden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,59. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,5914 nom + acc onz enk auto (het) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (17): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,62. (3) Lc 2,28. (4) Lc 2,40. (5) Lc 6,33. (6) Lc 8,5. (7) Lc 8,7. (8) Lc 9,40. (9) Lc 9,45. (10) Lc 9,47. (11) Lc 11,14. (12) Lc 14,35. (13) Lc 15,4. (14) Lc 17,35. (15) Lc 19,23. (16) Lc 22,16. (17) Lc 23,53.

Lc 1,5915 epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

Lc 1,5916 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,5917 datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc 1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc 1,59. (3) Lc 1,61. (4) Lc 5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (5) Lc 9,48. (6) Lc 9,49. (7) Lc 10,17. (8) Lc 10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (9) Lc 13,35. (10) Lc 16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (11) Lc 19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs) (12) Lc 19,38. (13) Lc 21,8. (14) Lc 23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (15) Lc 24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas) (16) Lc 24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen

Lc 1,5918 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,5919 gen mann enk patros van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (8): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,59. (3) Lc 2,49. (4) Lc 9,26. (5) Lc 10,22. (6) Lc 15,17. (7) Lc 16,27. (8) Lc 24,49. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,5920 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,5921 acc mann enk zacharian van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,59. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,60. - Lc 1,60: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:60 kai apokritheisa è mètèr autou eipen ouchi alla klèthèsetai iôannès   60 et respondens mater eius dixit nequaquam sed vocabitur Iohannes  

Maar zijn moeder antwoordde (en) zei: “Nee, Johannes zal hij genoemd worden”

Maar zijn moeder zei daarop: "Neen, het moet Johannes heten"    60 En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet alzo, maar hij zal Johannes heten   [60] ‘Nee,’ zei zijn moeder, ‘hij moet Johannes genoemd worden’  [60] Maar zijn moeder zei: ‘Nee, Johannes zal hij heten!’  60 maar ten antwoord zegt zijn moeder: nee!– Johannes moet hij worden genoemd!  60 mais, prenant la parole, sa mère dit: « Non, il s'appellera Jean » 

King James Bible [60] And his mother answered and said, Not so; but he shall be called John
Luther-Bibel 60 Aber seine Mutter antwortete und sprach: Nein, sondern er soll Johannes heißen

Tekstuitleg van Lc 1,60.

Lc 1,601 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,602 part aor nom vr enk apokritheisa (beantwoord) apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (1) Lc 1,60. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.

Lc 1,603 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,605 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,606 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen

Lc 1,609 pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen).
Lc (4): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60. (4) Lc 2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,6010 nom mann enk Iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT: Iôannès (Johannes). Taalgebruik in Mc: Iôannès (Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean E John
Lc (10) Johannes de Doper: Lc (8): (1) Lc 1,60. (2) Lc 1,63. (3) Lc 3,16. (4) Lc 7,18. (5) Lc 7,20. (6) Lc 7,33. (7) Lc 9,7. (8) Lc 11,1. Johannes de apostel Lc (2): (1) Lc 9,49. (2) Lc 9,54. Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,60. (3) Lc 1,63.

Lc 1,61. - Lc 1,61: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:61 kai eipan pros autèn oti oudeis estin ek tès suggeneias sou os kaleitai tô onomati toutô  61 et dixerunt ad illam quia nemo est in cognatione tua qui vocetur hoc nomine  En ze zeiden tegen haar: “Er is niemand onder je verwanten die met deze naam genoemd wordt”   Zij antwoordden haar; "Maar er is in uw familie niemand die zo heet"    61 En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw maagschap, die met dien naam genaamd wordt   [61] Ze zeiden tegen haar: ‘Die naam komt in de familie toch niet voor’  [61] Ze zeiden tegen haar: ‘Er is niemand in je familie die zo heet’  61 Zij zeggen tot haar: niemand uit je bloedverwanten is er die met die naam is genoemd!  61 Et on lui dit: « Il n'y a personne de ta parenté qui porte ce nom ! » 

King James Bible [61] And they said unto her, There is none of thy kindred that is called by this name
Luther-Bibel 61 Und sie sprachen zu ihr: Ist doch niemand in deiner Verwandtschaft, der so heißt

Tekstuitleg van Lc 1,61. Het vers Lc 1,61. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,61. is 8997 (3 X 2999)

Lc 1,611 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,612 act ind aor 3de pers mv eipan (zij zeiden) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in het NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (28) Lc 1 (1) Lc 1,61. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.

Lc 1,613 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

Lc 1,614 pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos.
Lc (25): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,61. (4) Lc 2,6. (5) Lc 4,6. (6) Lc 4,39. (7) Lc 6,48. (8) Lc 7,13. (9) Lc 8,52. (10) Lc 9,24. (11) Lc 11,32. (12) Lc 13,7. (13) Lc 13,8. (14) Lc 13,9. (15) Lc 13,12. (16) Lc 13,18. (17) Lc 13,34. (18) Lc 16,16. (19) Lc 17,33. (20) Lc 18,5. (21) Lc 18,17. (22) Lc 19,41. (23) Lc 20,31. (24) Lc 20,33. (25) Lc 21,21.

Lc 1,615 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

Lc 1,616 nom mann enkoudeis (niemand) Taalgebruik in het NT: oudeis (niemand). Taalgebruik in Lc: oudeis (niemand). Lc (18): (1) Lc 1,61. (2) Lc 4,24. (3) Lc 4,27. (4) Lc 5,36. (5) Lc 5,37. (6) Lc 5,39. (7) Lc 7,28. (8) Lc 8,16. (9) Lc 9,62. (10) Lc 10,22. (11) Lc 11,33. (12) Lc 14,24. (13) Lc 15,16. (14) Lc 16,13. (15) Lc 18,19. (16) Lc 18,29. (17) Lc 19,30. (18) Lc 23,53.

Lc 1,617 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.

Lc 1,618 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,619 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,6110 gen vr enk suggeneias van het zelfst naamw suggeneia (verwantschap, familiebanden) Taalgebruik in het NT: suggeneia (verwantschap, familiebanden). Taalgebruik in Lc: suggeneia (verwantschap, familiebanden). Lc (1) Lc 1,61. Dit is de enigste vorm in Lc

Lc 1,6111 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.

Lc 1,6112 betrekk voornaamw nom mann enk hos (die) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord Lc (28) Lc 1 (1) Lc 1,61.

Lc 1,6113 pass ind praes 3de pers enk kaleitai (hij wordt genoemd) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,61. (2) Lc 2,4. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,6114 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,6115 datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc 1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc 1,59. (3) Lc 1,61. (4) Lc 5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (5) Lc 9,48. (6) Lc 9,49. (7) Lc 10,17. (8) Lc 10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (9) Lc 13,35. (10) Lc 16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (11) Lc 19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs) (12) Lc 19,38. (13) Lc 21,8. (14) Lc 23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (15) Lc 24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas) (16) Lc 24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen

Lc 1,6116 dat mann enk toutô(i) van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze).
Lc (12): (1) Lc 1,61. (2) Lc 4,3. (3) Lc 7,8. (4) Lc 10,5. (5) Lc 10,20. (6) Lc 14,9. (7) Lc 18,30. (8) Lc 19,9. (9) Lc 19,19. (10) Lc 21,23. (11) Lc 23,4. (12) Lc 23,14.

Lc 1,62. - Lc 1,62: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:62 eneneuon de tô patri autou to ti an theloi kaleisthai auto  62 innuebant autem patri eius quem vellet vocari eum  Ze wenkten toen zijn vader (om te weten) hoe hij wou dat het genoemd zou worden   Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen    62 En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd zou worden   [62] Ze wenkten zijn vader, en vroegen hoe hij hem wilde noemen  [62] Ze beduidden zijn vader te laten weten hoe hij het kind wilde noemen  62 Ze gebaren naar zijn vader hoe hij wil dat het wordt genoemd  62 Et l'on demandait par signes au père comment il voulait qu'on l'appelât 

King James Bible [62] And they made signs to his father, how he would have him called
Luther-Bibel 62 Und sie winkten seinem Vater, wie er ihn nennen lassen wollte

Tekstuitleg van Lc 1,62. Het vers Lc 1,62. telt 11 woorden en 48 (2³ X 2 X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,62. is 5378 (2 X 2689)

Lc 1,621 act ind imperf 3de pers mv eneneuon van het werkw enneuô (toewenken) Taalgebruik in het NT: enneuô (toewenken). Taalgebruik in Lc: enneuô (toewenken). Lc (1) Lc 1,62. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT

Lc 1,622 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,623 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,624 dat mann enk patri van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (5): (1) Lc 1,62. (2) Lc 9,42. (3) Lc 12,53. (4) Lc 15,12. (5) Lc 15,29. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,625 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,626 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,627 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.

Lc 1,628 an Taalgebruik in het NT: an. Taalgebruik in Lc: an. Lc (29) Lc 1 (1) Lc 1,62.

Lc 1,629 act optat praes 3de pers enk theloi (hij zou willen) van het werkw thelô (willen) Taalgebruik in het NT: thelô (willen). Taalgebruik in Mc: thelô (willen). Lat velle Fr vouloir Ned willen Lc (1) Lc 1,62. Een vorm van thelô (willen) in Lc in 27 verzen, in Lc 1 in 1 vers: (1) Lc 1,62.

Lc 1,6210 pass inf praes kaleisthai (genoemd te worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,62. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,6211 nom + acc onz enk auto (het) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (17): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,62. (3) Lc 2,28. (4) Lc 2,40. (5) Lc 6,33. (6) Lc 8,5. (7) Lc 8,7. (8) Lc 9,40. (9) Lc 9,45. (10) Lc 9,47. (11) Lc 11,14. (12) Lc 14,35. (13) Lc 15,4. (14) Lc 17,35. (15) Lc 19,23. (16) Lc 22,16. (17) Lc 23,53.

Lc 1,63 - . Lc 1,63: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:63 kai aitèsas pinakidion egrapsen legôn iôannès estin onoma autou kai ethaumasan pantes  63 et postulans pugillarem scripsit dicens Iohannes est nomen eius et mirati sunt universi  63 En hij vroeg een schrijftafeltje (en) schreef, zeggend: “Johannes is zijn naam” En ze waren allen verwonderd   Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: "Johannes zal hij heten" Ze stonden allen verbaasd    63 En als hij een schrijftafeltje geëist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam En zij verwonderden zich allen   [63] Hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef daarop: ‘Zijn naam is Johannes’ En iedereen was verbaasd   [63] Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop: ‘Johannes is zijn naam’ Iedereen was verbaasd  63 Hij vraagt om een plankje en schrijft op wat hij wil zeggen: Johannes is zijn naam! Allen zijn verwonderd  63 Celui-ci demanda une tablette et écrivit: « Jean est son nom » ; et ils en furent tous étonnés 

King James Bible [63] And he asked for a writing table, and wrote, saying, His name is John And they marvelled all
Luther-Bibel 63 Und er forderte eine kleine Tafel und schrieb: Er heißt Johannes Und sie wunderten sich alle

Tekstuitleg van Lc 1,63. Het vers Lc 1,63. telt 13 woorden en 72 (2³ X 3²) letters De getalwaarde van Lc 1,63. is 7538 (2 X 3769)

Lc 1,631 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,635 part pr nom mann enk legôn van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (47) Lc 1 (2): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,67. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61. Totaal: Lc 1 (4 + 12 = 16)

Lc 1,636 nom mann enk Iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT: Iôannès (Johannes). Taalgebruik in Mc: Iôannès (Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean E John
Lc (10) Johannes de Doper: Lc (8): (1) Lc 1,60. (2) Lc 1,63. (3) Lc 3,16. (4) Lc 7,18. (5) Lc 7,20. (6) Lc 7,33. (7) Lc 9,7. (8) Lc 11,1. Johannes de apostel Lc (2): (1) Lc 9,49. (2) Lc 9,54. Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,60. (3) Lc 1,63.

7 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.

Lc 1,638 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)

Lc 1,639 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,6310 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,6312 nom mann + vr mv pantes (allen) van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (25): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,66. (3) Lc 2,3. (4) Lc 2,18. (5) Lc 2,47. (6) Lc 4,22. (7) Lc 4,26. (8) Lc 6,26. (9) Lc 8,40. (10) Lc 8,52. (11) Lc 9,17. (12) Lc 9,43. (13) Lc 13,3. (14) Lc 13,5. (15) Lc 13,17. (16) Lc 13,27. (17) Lc 14,18. (18) Lc 14,29. (19) Lc 15,1. (20) Lc 19,7. (21) Lc 20,38. (22) Lc 21,4. (23) Lc 22,70. (24) Lc 23,48. (25) Lc 23,49. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,64. - Lc 1,64: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:64 aneôchthè de to stoma autou parachrèma kai è glôssa autou kai elalei eulogôn ton theon  64 apertum est autem ilico os eius et lingua eius et loquebatur benedicens Deum  Toen werd zijn mond ogenblikkelijk geopend en zijn tong (losgemaakt) en hij sprak God zegenend   Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof   64 En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God lovende [64] Maar op hetzelfde moment kon hij zijn mond en zijn tong weer bewegen, en hij prees God   [64] En meteen werd de verlamming van zijn mond en zijn tong ongedaan gemaakt, en hij begon te spreken en loofde God  64 Terstond wordt zijn mond geopend, komt zijn tong los en spreekt hij; hij zegent God   64 A l'instant même, sa bouche s'ouvrit et sa langue se délia, et il parlait et bénissait Dieu 

King James Bible [64] And his mouth was opened immediately, and his tongue loosed, and he spake, and praised God
Luther-Bibel 64 Und sogleich wurde sein Mund aufgetan und seine Zunge gelöst, und er redete und lobte Gott

Tekstuitleg van Lc 1,64. Het vers Lc 1,64. telt 15 (3 X 5) woorden en 69 (3 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,64. is 9043

Lc 1,642 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,643 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,644 nom + acc onz enk stoma van het zelfst naamw stoma (mond) Taalgebruik in het NT: stoma (mond). Taalgebruik in Lc: stoma (mond).
Lc (3): (1) Lc 1,64. (2) Lc 6,45. (3) Lc 21,15. Een vorm van stoma (mond) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,64. (2) Lc 1,70. (3) Lc 4,22. (4) Lc 6,45. (5) Lc 11,54. (6) Lc 19,22. (7) Lc 21,15. (8) Lc 21,24. (9) Lc 22,71.

Lc 1,645 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,646 παραχρημα = parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik) Taalgebruik in het NT: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Taalgebruik in de LXX: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Taalgebruik in Lc: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Bijbel (33) OT (8) NT (18) Mt (2): (1) Mt 21,19. (2) Mt 21,20. Lc (10): (1) Lc 1,64. (2) Lc 4,39. (3) Lc 5,25. (4) Lc 8,44. (5) Lc 8,47. (6) Lc 8,55. (7) Lc 13,13. (8) Lc 18,43. (9) Lc 19,11. (10) Lc 22,60. Hnd (6): (1) Hnd 3,7. (2) Hnd 5,10. (3) Hnd 12,23. (4) Hnd 13,11. (5) Hnd 16,26. (6) Hnd 16,33.

Lc 1,647 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,648 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.

Lc 1,649 nom vr enk glôssa (tong, taal) Taalgebruik in het NT: glôssa (tong, taal). Taalgebruik in Lc: glôssa (tong, taal).
Lc (1) Lc 1,64. Een vorm van glôssa (tong, taal) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,64. (2) Lc 16,24.

Lc 1,6410 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,6411 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,6412 act ind imperf 3de pers enk elalei (hij sprak) van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,64. (2) Lc 2,38. (3) Lc 9,11. (4) Lc 24,32. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

Lc 1,6413 act part praes nom mann enk  ευλογων = eulogôn (zegenend) van het werkw ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in de Septuaginta: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Bijbel (13): (1) Gn 22,17. (2) Gn 27,29. (3) Nu 23,25. (4) Nu 24,10. (5) Dt 15,4. (6) Js 38,20. (7) Ps 132,15. (8) 1 Kr 4,10. (9) Tob 10,14. (10) Tob 11,16. (11) 1 Mak 13,47. (12) Lc 1,64. (13) Heb 6,14. Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt 14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt 23,39. (4) Mt 25,34. (5) Mt 26,26., Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc 14,22., Lc (13): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen Joh (1): Joh 12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26.

      7  
  eulogeô  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 6 Lc 9 Lc 13 Lc 19 Lc 24
act imperat praes 2de pers mv eulogeite     (1) Lc 6,28.        
act part praes nom mann enk  eulogôn   (1) Lc 1,64.              
act part praes nom mann mv eulogountes                 (1) Lc 24,53.  
act ind aor 3de pers enk eulogèsen     (1) Lc 2,28. (2) Lc 2,34   (3) Lc 9,16.     (4) Lc 24,30. (5) Lc 24,50.
act inf praes eulogein             (1) Lc 24,51.  
pass part praes nom mann enk eulogèmenos   (1) Lc 1,42.         (2) Lc 13,35.   (3) Lc 19,38.    
pass part praes nom vr enk  eulogèmenè   () Lc 1,28. (1) Lc 1,42            
    13 

- Hebreeuws act piël infinit absol בָרֵך = bârekh (te zegenen) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26 Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (5): (1) Gn 22,17. (2) Nu 23,11. (3) Nu 23,20. (4) Nu 24,10. (5) Dt 15,4.
- eulogeô = Lat benedicere (benedijen) Fr bénir Ned zegenen < signare (tekenen), het signum (teken) van het kruis slaan E bless

Lc 1,6414 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,6415 acc  mann enk theon van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (23) Lc 1 (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,64.   Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen

13 - 15 Een vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) + acc mann enk ton theon (God) Lc (3 / 13): (1) Lc 1,64. (2) Lc 2,28. (3) Lc 24,53.

Lc 1,65. - Lc 1,65: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:65 kai egeneto epi pantas fobos tous perioikountas autous kai en olè tè oreinè tès ioudaias dielaleito panta ta rèmata tauta 65 et factus est timor super omnes vicinos eorum et super omnia montana Iudaeae divulgabantur omnia verba haec  65 En vrees kwam over alle omwonenden, en in het hele bergland van Judea werden al deze zaken druk besproken,   Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld   65 En er kwam vrees over allen, die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken van al deze dingen   [65] De hele buurt werd door ontzag bevangen, en in heel het bergland van Judea werd dit alles druk besproken  [65] Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken  65 Er geschiedt over allen die rondom hen wonen vreze, en in heel het bergland van Judea wordt van al deze dingen gesproken,  65 La crainte s'empara de tous leurs voisins, et dans la montagne de Judée tout entière on racontait toutes ces choses 

King James Bible [65] And fear came on all that dwelt round about them: and all these sayings were noised abroad throughout all the hill country of Judaea
Luther-Bibel 65 Und es kam Furcht über alle Nachbarn; und diese ganze Geschichte wurde bekannt auf dem ganzen Gebirge Judäas

Tekstuitleg van Lc 1,65. Het vers Lc 1,65. telt 20 (2² X 5) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,65. is 10324 (2² X 29 X 89)

Lc 1,651 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,652 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,2. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,13. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen

egeneto (het gebeurde)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24  
67 3      

- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa

Lc 1,653 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

  epi (op, bij)  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24 Lc
1 epi 104  10      104 
2 ep 25                    25 
3 ef  20                          20 
  Totaal   149  11  12  10  11    10  10  149 

- Hebreeuws עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van) Taalgebruik in Tenakh: `al (op, overeenkomstig). Taalgebruik in Jesaja: `al (op, overeenkomstig). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal: 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) Structuur: 7 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (3075) Pentateuch (828) Eerdere Profeten (616) Latere Profeten (585) 12 Kleine Profeten (186) Geschriften (860)
- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei Arabisch: عَلَى = `alâ (op) Taalgebruik in Tenakh: `alâ (op).

2 - 3 εγενετο () επι = egeneto () epi (er kwam op) NT (9): (1) Mt 27,45. (2) Lc 1,65. (3) Joh 6,21. (4) Hnd 4,5. (5) Hnd 10,16. (6) Hnd 11,10. (7) Hnd 11,28. (8) Hnd 19,10. (9) Hnd 21,35.

- εγενετο () επι + acc = egeneto () epi + acc (er kwam op) NT (9): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,25. (3) Lc 4,36. (4) Lc 23,44. (5) Hnd 5,5. (6) Hnd 5,11. (7) Hnd 8,1. (8) Hnd 10,10. (9) Hnd 21,35.

Lc 1,654 acc mann mv pantas van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (14): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,36. (3) Lc 5,9. (4) Lc 6,10. (5) Lc 6,19. (6) Lc 7,16. (7) Lc 9,23. (8) Lc 12,41. (9) Lc 13,2. (10) Lc 13,4. (11) Lc 13,28. (12) Lc 17,27. (13) Lc 17,29. (14) Lc 21,35. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,653 - 4 epi pantas (over allen) Lc (3): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,36. (3) Lc 21,35.

Lc 1,651 - 5 - Lc 1,65: kai egeneto epi pantas fobos (en er was vrees over allen)
- Lc 4,36: kai egeneto thambos epi pantas (en er was ontzetting over allen)
In Lc 1,64. begon Zacharia te spreken, in Lc 4,35. werd de geest met een onreine demon het zwijgen opgelegd
In Lc 1,12. valt vrees over Zacharias na het zien van het visioen Hij wordt met verstomming geslagen In Lc 1,65. gebeurt dat over alle omwonenden van Zacharia en Elisabeth nadat Zacharia heeft duidelijk gemaakt dat het kind Johannes moet heten
In Lc 5,9. omgaf ontzetting om Simon Petrus en zijn metgezellen na het zien van de wonderbare visvangst Op deze reactie volgt de geruststelling van Jezus (Lc 5,10), zoals Zacharia werd gerustgesteld na de reactie van Zacharia (Lc 1,13)

Lc 1,655 nom mann enk fobos (vrees, fobie) Taalgebruik in het NT: fobos (vrees, fobie). Taalgebruik in Lc: fobos (vrees, fobie).
In drie verzen bij Lucas: (1) Lc 1,12. (2) Lc 1,65. (3) Lc 7,16. Een vorm van fobos (vrees, fobie) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,12. (2) Lc 1,65. (3) Lc 2,9. (4) Lc 5,26. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,37. (7) Lc 21,26.

8 pers voornaamw acc mann mv autous (hen) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (83) Lc 1 (1) Lc 1,65.

Lc 1,659 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,6510 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,6511 nom + dat vr enk holè(i) van het bijvoegl naamw holos (heel) Taalgebruik in NT: holos (heel). Taalgebruik in Lc: holos (heel).
Lc (3): (1) Lc 1,65. (2) Lc 7,17. (3) Lc 10,27. Een vorm van holos (heel) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,14. (3) Lc 5,5. (4) Lc 7,17. (5) Lc 8,39. (6) Lc 8,43. (7) Lc 9,25. (8) Lc 10,27. (9) Lc 11,34. (10) Lc 11,36. (11) Lc 13,21. (12) Lc 23,5. (13) Lc 23,44.

Lc 1,6512 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

10 - 12 en holè(i) tè(i) = in heel het Lc (2): (1) Lc 1,65. (2) Lc 7,17. kath' olès tès (over heel het) Lc (2): (1) Lc 4,14. (2) Lc 23,5.

Lc 1,6513 dat vr enk oreinè(i) (gebergte) van het bijvoegl naamw oreinos (bergachtig) Taalgebruik in het NT: oreinos (bergachtig). Taalgebruik in Lc: oreinos (bergachtig). Lc (1) Lc 1,65. Een vorm van oreinos (bergachtig) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,65.

Lc 1,6514 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.

Lc 1,6515 gen vr enk ioudaias (van Judea) van het zelfst naamw ioudaia (Judea) Taalgebruik in het NT: ioudaia (Judea). Taalgebruik in Lc: ioudaia (Judea).
Lc (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,65. (3) Lc 3,1. (4) Lc 4,44. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,17. (7) Lc 23,5. Een vorm van ioudaia (Judea) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,65. (3) Lc 2,4. (4) Lc 3,1. (5) Lc 4,44. (6) Lc 5,17. (7) Lc 6,17. (8) Lc 7,17. (9) Lc 21,21. (10) Lc 23,5.

17 nom + acc onz mv panta van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (34) Lc 1 (1) Lc 1,65. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

19 nom + acc onz rèmata van het zelfst naamw rèma (woord, uitspraak) Taalgebruik in het NT: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in Lc: rèma (woord, uitspraak). Lc (5): (1) Lc 1,65. (2) Lc 2,19. (3) Lc 2,51. (4) Lc 7,1. (5) Lc 24,11. Een vorm van rèma (woord, uitspraak) in Lc in 18 verzen: (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,65. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,17. (6) Lc 2,19. (7) Lc 2,29. (8) Lc 2,50. (9) Lc 2,51. (10) Lc 3,2. (11) Lc 5,5. (12) Lc 7,1. (13) Lc 9,45. (14) Lc 18,34. (15) Lc 20,26. (16) Lc 22,61. (17) Lc 24,8. (18) Lc 24,11.

20 nom + acc onz mv tauta van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.

Lc 1,66. - Lc 1,66: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:66 kai ethento pantes oi akousantes en tè kardia autôn legontes ti ara to paidion touto estai kai gar cheir kuriou èn met autou  66 et posuerunt omnes qui audierant in corde suo dicentes quid putas puer iste erit etenim manus Domini erat cum illo  66 en allen die het hoorden borgen het in hun hart, zeggend: “Wat zal dit kindje toch worden?” Ja immers, de hand van de Heer was met hem   Ieder die het hoorde dacht er over na en vroeg zich af: "Wat zal er worden van dit kind?" Want de hand des Heren was met hem 66 En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem   [66] Het hield allen die ervan hoorden bezig, en men vroeg zich af: ‘Wat zal er wel niet worden van dit kind?’ Want onmiskenbaar rustte de hand van de Heer op hem   [66] Ieder die het hoorde bleef erover nadenken, en vroeg zich af: Hoe zal het verder gaan met dit kind? Want de machtige hand van de Heer beschermde hem  66 en allen die ze horen bewaren ze in hun hart, zeggend: wat zal dit jongetje voor iemand zijn?– want de hand des Heren is met hem!  66 Tous ceux qui en entendirent parler les mirent dans leur cœur, en disant: « Que sera donc cet enfant ? » Et, de fait, la main du Seigneur était avec lui 

King James Bible [66] And all they that heard them laid them up in their hearts, saying, What manner of child shall this be! And the hand of the Lord was with him
Luther-Bibel 66 Und alle, die es hörten, nahmen's zu Herzen und sprachen: Was, meinst du, will aus diesem Kindlein werden? Denn die Hand des Herrn war mit ihm Der Lobgesang des Zacharias

Tekstuitleg van Lc 1,66. Het vers Lc 1,66. telt 22 (2 X 11) woorden en 99 (3² X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,66. is 11149

Lc 1,661 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,663 nom mann + vr mv pantes (allen) van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (25): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,66. (3) Lc 2,3. (4) Lc 2,18. (5) Lc 2,47. (6) Lc 4,22. (7) Lc 4,26. (8) Lc 6,26. (9) Lc 8,40. (10) Lc 8,52. (11) Lc 9,17. (12) Lc 9,43. (13) Lc 13,3. (14) Lc 13,5. (15) Lc 13,17. (16) Lc 13,27. (17) Lc 14,18. (18) Lc 14,29. (19) Lc 15,1. (20) Lc 19,7. (21) Lc 20,38. (22) Lc 21,4. (23) Lc 22,70. (24) Lc 23,48. (25) Lc 23,49. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

Lc 1,664 nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

Lc 1,665 act part aor nom mv akousantes (gehoord) van het werkw akouô (horen) Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Taalgebruik in Lc: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter
Lc (7): (1) Lc 1,66. (2) Lc 2,18. (3) Lc 8,12. (4) Lc 8,14. (5) Lc 8,15. (6) Lc 8,26. (7) Lc 20,16. Een vorm van akouô (horen) Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,66.

3 - 5 pantes hoi akousantes (alle toehoorders) Lc (2): (1) Lc 1,66. (2) Lc 2,18.

Lc 1,666 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,667 bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,36. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,57. (8) Lc 1,59. (9) Lc 1,65. (10) Lc 1,66.

Lc 1,669 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.

Lc 1,6611 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.

Lc 1,6613 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

14 nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion (kind). Taalgebruik in Lc: paidion (kind).
Lc (9): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,66. (3) Lc 1,76. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,27. (6) Lc 2,40. (7) Lc 9,47. (8) Lc 9,48. (9) Lc 18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc 2,17. (2) Lc 7,32. (3) Lc 11,7. (4) Lc 18,16.

15 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.

Lc 1,6616 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.

Lc 1,6617 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,6618 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,6620 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen

Lc 1,6621 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.

Lc 1,6622 meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

Lc 1,6623 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,67. - Lc 1,67: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:67 kai zacharias o patèr autou eplèsthè pneumatos agiou kai eprofèteusen legôn  67 et Zaccharias pater eius impletus est Spiritu Sancto et prophetavit dicens  67 En Zacharias zijn vader werd vervuld van de heilige Geest en hij profeteerde, zeggend:   67 En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende:  [67] Zijn vader Zacharias werd vervuld met heilige Geest en profeteerde:  [67] Zijn vader Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en sprak deze profetie:  67 ¶ Zacharias, zijn vader, wordt vervuld van de heilige Geest en profeteert, zeggend:   67 Et Zacharie, son père, fut rempli d'Esprit Saint et se mit à prophétiser:  

King James Bible [67] And his father Zacharias was filled with the Holy Ghost, and prophesied, saying,
Luther-Bibel 67 Und sein Vater Zacharias wurde vom Heiligen Geist erfüllt, weissagte und sprach:

Tekstuitleg van Lc 1,67.

Lc 1,671 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,672 nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja).
Lc (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59.   (8) Lc 1,67.  (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.

Lc 1,673 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

4 nom mann enk patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Mc: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (15): (1) Lc 1,67. (2) Lc 2,33. (3) Lc 2,48. (4) Lc 6,36. (5) Lc 10,21. (6) Lc 10,22. (7) Lc 11,13. (8) Lc 12,30. (9) Lc 12,32. (10) Lc 12,53. (11) Lc 15,20. (12) Lc 15,22. (13) Lc 15,27. (14) Lc 15,28. (15) Lc 22,29. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,675 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,676 pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij werd vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vullen).
Lc (3): (1) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld van heilige geest) (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22.

Lc 1,677 gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Mc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (6): zie hieronder Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. In zes verzen bij Lucas ; in vier verzen in combinatie met vervullen / vol:
(1) Johannes de Doper: Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden)
(2) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet = Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest)
(4) Lc 2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc 4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc 1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden
De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig) spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Lc 1,47-55 Lc 1,68-78 Elisabeth en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun kind Zacharia doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht voor de bijdrage van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren De lofzang bij de geboorte van Jezus gebeurt niet door zijn vader, maar door engelen (Lc 2,10-12)

8 gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Mc: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios (heilig).
Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,67. (4) Lc 2,26. (5) Lc 4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.

Lc 1,679 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

11 part pr nom mann enk legôn van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc (2): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,67. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.

- Hultgren, Stephen (2009) 4Q521 and Luke’s Magnificat and Benedictus In: Echoes from the Caves: Qumran and the New Testament Brill, Leiden, pp 119-132, ISBN 9789004176966


Lc 1,68. - Lc 1,68: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:68 eulogètos kurios o theos tou israèl oti epeskepsato kai epoièsen lutrôsin tô laô autou   68 benedictus Deus Israhel quia visitavit et fecit redemptionem plebi suae  68 “Gezegend is de Heer de God van Israël, omdat hij zijn volk bezocht heeft en zijn verlossing bewerkt   68 Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke;  [68] ‘Gezegend* de Heer, de God van Israël, want Hij heeft zich het lot van zijn volk aangetrokken, en het bevrijd  [68] ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost  68 gezegend de Heer, Israëls God: hij heeft zijn volk bezocht en het verlossing bereid;  68 « Béni soit le Seigneur, le Dieu d'Israël, de ce qu'il a visité et délivré son peuple,  

King James Bible [68] Blessed be the Lord God of Israel; for he hath visited and redeemed his people,
Luther-Bibel 68 Gelobt sei der Herr, der Gott Israels! Denn er hat besucht und erlöst sein Volk

Tekstuitleg van Lc 1,68. Dit vers Lc 1,68 telt 14 (2 X 7) woorden en 54 (2 X 3³) letters. De getalswaarde van dit vers is 10546 (2 X 5273).
De peh is de 17de letter van het Hebreeuwse alfabet. De getalswaarde is 17 of 80. Het woord פֶה = pèh betekent mond. De mond van Zacharia werd geopend bij het aanheffen van de lofzang.
- Vers 68. Het getal 68 = 4 X 17. In vers 68 kan het Griekse επεσκεψατο (= epeskepsato: en hij zag om) vertaling zijn van het Hebreeuwse wkw פָקַד (= paqad: omzien) en het Griekse λυτρωσιν (= lutrôsin: loskoping) van het Hebr פְדוּת (= pëdûth: verlossing, bevrijding). Beide Hebreeuwse woorden beginnen met de letter pe. Misschien heeft zelfs de Griekse vertaling aandacht hiervoor want de eerste medeklinker in επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om) en εποιησεν (= epoièsen: hij deed) is een pi. De getalswaarde van daleth = 4. Zo bekomen we: pe = 17, daleth = 4. We zijn in vers 68 = 4 X 17.

Hebr Lc 1,68:
a. בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל (= bârûkh JHWH êlohe jisërâ´el: Gezegend JHWH, God van Israël).
b. כִּי פָקַד (= kî pâqad: want hij zag om).
c. wajja`ash pëdûth lë`ammô (en hij maakte loskoping voor zijn volk)

Lc 1,68.1 ευλογητος ( = eulogètos: gezegende; bv nw nom mann enk; wkw pass part aor nom mann enk van het wkw ευλογεω (= eulogeô: zegenen, goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in het NT: eulogètos (gezegend). Taalgebruik in de LXX: eulogètos (gezegend). Taalgebruik in Lc: eulogètos (gezegend). Bijbel (64). LXX (57). Pentateuch (10): (1) Gn 9,26. (2) Gn 12,2. (3) Gn 14,20. (4) Gn 24,27. (5) Gn 24,31. (6) Gn 26,29. (7) Gn 43,28. (8) Ex 18,10. (9) Dt 7,14. (10) Dt 33,24. NT (7): (1) Lc 1,68. (2) Rom 1,25. (3) Rom 9,5. (4) 2 Kor 1,3. (5) 2 Kor 11,31. (6) Ef 1,3. (7) 1 Pe 1,3. In Lc is dit de enigste vorm. Een vorm van ευλογητος (= eulogètos) in de Bijbel (82), in de LXX (74), in het NT (8): 7 + Mc 14,61. Een vorm van ευλογεω (= eulogeô) in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt 14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt 23,39. (4) Mt 25,34. (5) Mt 26,26. Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc 14,22. Lc (13): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen. Joh (1): Joh 12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26. In Hnd: 2 vormen van ευλογεω (= eulogeô: goed spreken, loven, prijzen) in 2 verzen in 1 / 28 hoofdstukken. In Lc: 5 verzen in de kindsheidsverhalen, 4 verzen in de verschijningsverhalen, in de verhalen van de vlakterede en de broodvermenigvuldiging, in een citaat (Ps 118,26) in Lc 13,35, dat ook bij de intrede van Jezus in Jeruzalem wordt aangehaald.
- Hebreeuws: pass qal deelw tegenwoordige tijd mann enk בָּרוּך (= bârûkh: gezegend; wkw pass part praes nom mann enk van het wkw בָרַך (= bârakh: zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111). Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (83). Pentateuch (17): (1) Gn 9,26. (2) Gn 14,19. (3) Gn 24,27. (4) Gn 24,31. (5) Gn 26,29. (6) Gn 27,29. (7) Gn 27,33. (8) Ex 18,10. (9) Nu 22,12. (10) Nu 24,9. (11) Dt 7,14. (12) Dt 28,3. (13) Dt 28,4. (14) Dt 28,5. (15) Dt 28,6. (16) Dt 33,20. (17) Dt 33,24. Ps (14): (1) Ps 28,6. (2) Ps 31,22. (3) Ps 41,14 (bij het einde van het eerste psalmenboek) (4) Ps 66,20 (einde van de Psalm) (5) Ps 68,20. (6) Ps 68,36 (op het einde van de Psalm). (7) Ps 72,18 (bij het einde van het tweede psalmenboek). (8) Ps 89,53 (bij het einde van het derde psalmenboek). (9) Ps 106,48 (bij het einde van het vierde psalmenboek). (10) Ps 118,26. (11) Ps 119,12. (12) Ps 124,6. (13) Ps 135,21. (14) Ps 144,1.
- Ned: zegenen < signare: tekenen; het signum: teken van het kruis slaan. Arabisch: بَارَكَ (= bâraka: zegenen). Taalgebruik in de Qoran: bâraka (zegenen). D: segnen. E: to bless. Fr: bénir. Gr: ευλογεω (= eulogeô: goed spreken, loven, prijzen). Lat: benedicere.
- Op het einde van zijn offerdienst kon de priester Zacharia het volk niet toespreken en zegenen omdat hij door zijn ongeloof in de aankondiging van de engel stom werd. Pas bij de geboorte van Johannes kon hij spreken en de zegen uitspreken (Lc 1,68). Jezus als hogepriester sloot zijn leven af met een zegening aan zijn leerlingen (Lc 24,50).
- De zegen werd niet meer uitgesproken in de tempel. De zegen van Jezus werd uitgesproken, aan de voet van de berg, nog meer, beneden op aarde, vooraleer Jezus ten hemel ging, het hemelse heiligdom (Lc 24,51).
- De zegen van de priester vinden we in Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26.

Lc 1,68.2 κυριος (= kurios: heer; zn nom mann enk). Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in de LXX: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Lc (30). Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1:
- κυριου (= kuriou: van de heer; zn gen mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76.
- κυρίῳ (= kuriô: aan de heer; zn dat mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (1) Lc 1,17.
- κύριον (= kurion: heer; zn acc mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47.
In totaal een vorm van κυριος = kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: kurios: JHWH, in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het oog van JHWH)
Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591), in het NT (718), in Lc in 99 verzen

  κυριος (= kurios: heer). bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev Paul Ap br  
1 κυριος (= kurios: heer; zn nom mann enk). 3311 3139 172 20 9 30 6 22 75 10 59 65 65  10 

- Hebreeuws יהוה = JHWH Eigennaam van God Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6 Totaal: 26 Structuur: 1 - 5 - 6 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (5193) Pentateuch (1326) Eerdere Profeten (1013) Latere Profeten (1357) 12 Kleine Profeten (387) Geschriften (1110)
- Ned: Heer Arabisch: رَب = rabb (God, Heer) Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer). Aramees: יוי = JWJ D: Herr E: Lord Fr: seigneur Grieks: κυριος = kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Hebreeuws: יהוה = JHWH Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Latijn: Dominus (Eerste medeklinker Gr k, Ned + D h ; tweede medeklinker: Gr + Ned + D: r )
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p93-96 Op deze blz wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achn-aton gelegd

Lc 1,681 - 2 ευλογητος κυριος = eulogètos kurios (gezegend JHWH) In het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH Tenakh (25): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) Ex 18,10. (4) Rt 4,14. (5) 1 S 25,32. (6) 1 S 25,39. (7) 2 S 18,28. (8) 1 K 1,48. (9) 1 K 5,21. (10) 1 K 8,15. (11) 1 K 8,56. (12) 1 Kr 16,36. (13) 2 Kr 2,11. (14) 2 Kr 6,4. (15) Ezr 7,27. (16) Ps 28,6. (17) Ps 31,22. (18) Ps 41,14. (19) Ps 72,18. (20) Ps 89,53. (21) Ps 106,48. (22) Ps 124,6. (23) Ps 135,21. (24) Ps 144,1. (25) Zach 11,5.
- בָרוּך אתָּה יהוה = bârûkh ´aththâh JHWH (gezegend zijt Gij, JHWH) Tenakh (2): (11) Ps 119,12. (2) 1 Kr 29,10.

Lc 1,683 bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
- Nederl: bepaald lidwoord de / het Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
1 nom m enk ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

Lc 1,684 nom mann enk θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (15) (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68. (3) Lc 3,8. (4) Lc 5,21. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,39. (7) Lc 12,20. (8) Lc 12,24. (9) Lc 12,28. (10) Lc 16,15. (11) Lc 18,7. (12) Lc 18,11. (13) Lc 18,13. (14) Lc 18,19. (15) Lc 20,38. Een vorm van theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), in Lc (117), in Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: theos (God), in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,78: eleous theou (van de barmhartigheid van God)

theos (God)  bijbel  OT  NT  syn ev Br Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud  Paul Ap br
nom enk theos 1686  1399  287  29 46 163  32  30  18    22  11        143 20

- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm (God). Getalwaarde: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 86 (2 X 43) Structuur: 1 - 3 -5 -1 - 4 De som van de elementen is telkens 5 De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Hebr ´èlohîm (God) Tenakh (635) Pentateuch (207) Eerdere Profeten (118) Latere Profeten (39) 12 Kleine Profeten (17) Geschriften (253)
- Ned: God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Qoran: ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) D: Gott E: God Fr: dieu De vloek dju Grieks: θεος = theos (God)  Taalgebruik in het NT: theos (God). Hebreeuws: אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm (God).

Lc 1,682 - 4 κυριος ὁ θεος = kurios ho theos (JHWH God = Heer God) NT (12) + 3X vocatief κυριε ὁ θεος = kurie, ho theos (Heer, God): (1) Mc 12,29. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,68. (4) Hnd 2,39. (5) Hnd 3,22. (6) Hnd 7,37. (7) Apk 4,8. (8) Apk 11,17. (9) Apk 15,3. (10) Apk 16,7. (11) Apk 18,8. (12) Apk 19,6. (13) Apk 21,22. (14) Apk 22,5. (15) Apk 22,6. In Lc (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68.
- Hebreeuws יהוה אֱלֹהֵי = JHWH ´èlohe(j) = JHWH, de God van Tenakh (172)

Lc 1,681 - 4 ευλογητος κυριος ὁ θεος = eulogètos kurios ho theos (gezegend de Heer de God van) In het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי (= bârûch JHWH ´èlohe: gezegend JHWH, God van). Tenakh (11): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) 1 S 25,32. (4) 1 K 1,48. (5) 1 K 8,15. (6) 1 Kr 16,36. (7) 2 Kr 2,11. (8) 2 Kr 6,4. (9) Ezr 7,27. (10) Ps 41,14. (11) Ps 106,48.

Lc 1,685 bep lidw gen mann en onz enk του = tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
4 gen m + onz enk tou 8480  6542  1938  234  116  272  196  269  673  178  622  818 

- Nederl: bepaald lidwoord de / het Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,686 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.

Israèl LXX bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  2392  2328 64  12  12 15  16  26  30  16 

- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)

Lc 1,683 - 6 ὁ θεος του ισραηλ = ho theos tou israèl (de God van Israël) In Lc en in het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי = êlohe(j) jisërâ´el (God van Israël) Tenakh (191)

Lc 1,68.1 - 6 ευλογητος κυριος ὁ θεος του ισραηλ = eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend JHWH de God van Israël) Lc (1): Lc 1,68.
- ευλογητος κυριος ὁ θεος ισραηλ = eulogètos kurios ho theos israèl (gezegend JHWH de God van Israël) LXX (2): (1) Ps 41,14. (2) Ps 106,48.
- Hebreeuws: בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל (= bârûkh JHWH êlohe jisërâ´el). Tenakh (8): (1) 1 S 25,32. (2) 1 K 1,48. (3) 1 K 8,15. (4) 1 Kr 16,36. (5) 2 Kr 2,11. (6) 2 Kr 6,4. (7) Ps 41,14. (8) Ps 106,48. Zie eveneens Ps 72,18.
- De aanhef van het Benedictus ligt in de lijn van een reeks zegeningen

Lc 1,687 ὁτι (= hoti: dat, omdat; vw van reden, ook om een objectszin in te leiden). Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) .Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

ὁτι (= hoti: dat, omdat; vw van reden, ook om een objectszin in te leiden). bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- Hebreeuws כִּי (= kî: want, dat, omdat; vw van reden of voorwerpszin). Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849).
- Lat: quia. Fr: parce que / que. E: for D denn.
- ὁτι (= hoti: dat, omdat) leidt de redenen in om God te zegenen
In Lc 1,68. volgen op ὁτι (= hoti: dat, omdat) twee werkwoorden die hun parallel vinden in het loflied Magnificat, telkens voorafgegaan door ὁτι (= hoti: dat, omdat). Het eerste werkwoord in Lc 1,68. is επεσκεψατο (= epeskepsato: hij keek op), in Lc 1,48 lezen we: επεβλεψεν (= epeblepsen: hij blikte op). Het tweede werkwoord in Lc 1,68 is εποιησεν = epoièsen: hij deed), in Lc 1,49 evenzo.

Lc 1,68.8 επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επισκεπτομαι = episkeptomai: kijken naar, bekijken, omkijken). Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (26) ΟΤ (23): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) Nu 3,39. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Nu 4,37. (7) Nu 4,41. (8) Nu 4,45. (9) Nu 4,46. (10) Nu 4,49. (11) Joz 8,10. (12) Re 15,1. (13) 1 S 2,21. (14) 1 S 13,15. (15) 2 S 18,1. (16) 1 K 20,15. (17) 1 K 20,26. (18) 2 K 3,6. (19) Kl 4,22. (20) Ezr 1,2. (21) Ezr 6,1. (22) Jdt 7,7. (23) Sir 46,14. NT (3) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16. En: Hnd 15,14. Een vorm van επισκεπτομαι (= episkeptomai: kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι (= episkeptomai) de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn.
- פָקַד (= pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4; totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. p - q- d: (1) פָקַד (= pâqad: hij ziet om; wkw act qal perf 3de pers mann enk). Tenakh (11): (1) Gn 21,1. (2) Nu 1,44. (3) Nu 3,39. (4) Nu 4,37. (5) Nu 4,41. (6) Nu 4,45. (7) Nu 4,46. (8) Nu 4,49. (9) 1 K 20,15. (10) Job 35,15. (11) Kl 4,22. Hierbij horen ook nog de 4 teksten in de constructie פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202). פָקַד (= pâqad) wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden.
- פָּקַדְתִּי (= pâqadëthî: ik zag om; wkw act qal perf 1ste pers enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ; totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (6): (1) Ex 3,16. (2) 1 S 15,2. (3) Js 38,10. (4) Jr 44,13. (5) Jr 50,18. (6) Sef 3,7.
- Soms is het Griekse επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om) de vertaling van het Hebreeuwse וַיִּפְקֹד (= wajjiphëqod: en hij zag om; < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven). Tenakh (20): (1) Gn 40,4. (2) Gn 41,34. (3) Nu 3,16. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Joz 8,10. (7) Re 15,1. (8) 1 S 13,15. (9) 1 S 20,25. (10) 1 S 20,27. (11) 2 S 18,1. (12) 1 K 11,28. (13) 1 K 20,15. (14) 1 K 20,26. (15) 2 K 3,6. (16) 2 K 5,24. (17) 2 K 25,22. (18) Jr 14,10. (19) Hos 8,13. (20) Est 2,3.
- Fr: visiter <- Lat visitare (= bezoeken); een intensieve vorm van videre (zien); vandaar: naar iemand omzien.
- Bibliografie:
- Gerber Olivier, Il vous est né un Sauveur. La construction du sens sotériologique de la venue de Jésus en Luc-Actes, Genève, Labor et Fides (Le Monde de la Bible 58), 2008, 294 pages; p 57.
De lofzang begint met een verleden tijd: Hij zag naar, maar de lofzang zal overgaan naar de toekomende tijd: de opgaande zon zal vanuit de hoogte neerkijken over ons om ons te verlichten en onze weg te vinden. De beginverzen verwijzen naar de patriarchen en Mozes, de eindverzen naar Jezus, die de woorden van de profeet Jesaja zal vervullen.

Lc 1,68.7. - 8. ὁτι επεσκεψατο (= hoti epeskepsato: omdat hij omzag). NT (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16.
- Hebreeuws כִּי פָקַד (= kî pâqad: want hij zag om). Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. In deze vier teksten wordt het wkw telkens gevolgd door het onderwerp JHWH / God. Bovendien staat פָקַד יהוה (= pâqad JHWH: JHWH zag om) slechts in deze vier teksten.
- ויהוה פָקַד (= waJHWH pâqad: en JHWH zag om - naar Sara) Tenakh (1): Gn 21,1. Hapax.
- Van deze 5 teksten wordt het Hebr פָקַד (= pâqad) vertaald door επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) 1 S 2,21.
-- In Gn 21,1. και κυριος επεσκεψατο την σαρραν (= kai kurios epeskepsato tèn sarran: en de Heer zag om naar Sara).
-- in 1 S 2,21: και επεσκεψατο κυριος την ανναν (= kai epeskepsato kurios tèn annan: en de Heer zag om naar Anna).
-- In Ex 4,31. ὁτι επεσκεψατο ὁ θεος (= hoti epeskepsato ho theos: en God zag om).
- De Heer of God zag om naar Sara, Anna en het volk.
De tekst van Lucas in Lc 1,68 benadert het sterkst 1 S 2,21. Maar de tekst van 1 S 2,21 verwijst wellicht naar Gn 21,1.
God dacht aan Rachel. God luisterde naar Hagar, Lea, Rachel, de Hebreeën, zie Gn 30, 17. Sara, Lea, Rachel waren onvruchtbaar, maar JHWH / God is met hen begaan en deze vrouwen werden vruchtbaar, ontvingen en baarden. Hagar is in een netelige positie en God luisterde naar haar.

Lc 1,689 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned: en Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en). E: and D: und Fr: et Grieks: και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Hebr: וְ = wë (en) Lat: et
- Er zijn in Lc 1,68. - Lc 1,69. drie nevenschikkende zinnen Deze και = kai (en) maakt de verbinding tussen de eerste en de tweede nevenschikkende zin De tweede en derde nevenschikkende zin expliciteert de eerste nevenschikkende zin

Lc 1,6810 act ind aor 3de pers enk εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw ποιεω = poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Mt (13): (1) Mt 1,24. (2) Mt 12,3. (3) Mt 13,26. (4) Mt 13,28. (5) Mt 13,58. (6) Mt 19,4. (7) Mt 20,5. (8) Mt 21,15. (9) Mt 21,31. (10) Mt 22,2. (11) Mt 26,12. (12) Mt 26,13. (13) Mt 27,23. Mc (9): (1) Mc 2,25. (2) Mc 3,14. (3) Mc 3,16. (4) Mc 5,20. (5) Mc 6,21. (6) Mc 10,6. (7) Mc 14,8. (8) Mc 14,9. (9) Mc 15,14. Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh

poieô (doen) bijbel LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
act ind aor 3de pers enk epoièsen 714 570 + 71 = 641 136 211 62 10 151 46 43 8 14 25 73 13 9 14 18 14 4 1 36 54

- Hebreeuws `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende) Tenakh (503) Pentateuch (112) Eerdere Profeten (161) Latere Profeten (78) 12 Kleine Profeten (19) Geschriften (133)
- Ned: doen Arabisch: عَمَلَ = `amala (werken) Taalgebruik in de Qoran: `amala (werken). D: tun E: do Fr: faire Grieks: ποιεω = poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Hebreeuws: עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh (maken). Lat: facere
- Het handelen van God beoogt verlossing (Lc 1,68) maar is ingegeven door barmhartigheid (Lc 1,72: barmhartigheid doen)

Lc 1,689 - 10 και εποιησεν = kai epoisen (en hij deed) NT (8): (1) Mt 25,16. (2) Mc 3,14. (3) Mc 8,25. (4) Lc 1,68. (5) Lc 5,29. (6) Joh 9,6. (7) Hnd 7,24. (8) Apk 1,6.
- Hebreeuws: וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk van het werkw עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh (maken). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, shin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 3 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (232) Pentateuch (81) Eerdere Profeten (86) Latere Profeten (9) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (55) Gn (18): (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10.
Dit is het vers waarin we in het vorige versdeel επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) lezen

Lc 1,6811 acc vr enk λυτρωσιν = lutrôsin (loskoping, verlossing) van het zelfst naamw λυτρωσις = lutrôsis (loskoping, verlossing) Taalgebruik in de LXX: lutrôsis (loskopen, verlossing). Taalgebruik in het NT: lutrôsis (loskopen, verlossing). Bijbel (5) OT (2): (1) Re 1,15. (2) Ps 111,9. NT (3) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 2,38. En: Heb 9,12. Een vorm van λυτρωσις = lutrôsis (loskoping, verlossing) in de LXX (15), oa: (1) Lv 25,29. (2) Lv 25,48. (3) Nu 18, 16. (4) Re 1,15. (5) Js 63,4. (6) Ps 49,9. (7) Ps 130,7. (8) Ps 111,9., in het NT (3) (zie hoger) In de LXX kan een vorm van λυτρωσις = lutrôsis de vertaling van 2 Hebreeuwse werkw zijn
- act ind aor 3de pers enk ελυτρωσατο = elutrôsato (hij kocht los, hij verloste) van het werkw λυτροω = lutroô (loskopen, verlossen) Zie het zelfst naamw λυτρωσις = lutrôsis (loskopen, verlossing) Taalgebruik in de LXX: lutrôsis (loskopen, verlossing). Taalgebruik in het NT: lutrôsis (loskopen, verlossing). Bijbel (14): (1) Dt 7,8. (2) Dt 15,15. (3) Dt 24,18. (4) 2 S 4,9. (5) 1 K 1,29. (6) Js 44,23. (7) Js 63,9. (8) Jr 31,11. (9) Ps 78,42. (10) Ps 106,10. (11) Ps 107,2. (12) Ps 136,24. (13) Da 6,28. (14) Sir 48,20. Een vorm van λυτροω = lutroô (loskopen, verlossen) in de LXX (108), in het NT (3): (1) Lc 24,21. (2) Tit 2,14. (3) 1 Pe 1,18. In de LXX kan een vorm van λυτροω = lutroô de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
- פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) Zie het werkw פָדָה = pâdâh (verlossen, redden, vrijkopen) Taalgebruik in Tenakh: pâdâh (verlossen, redden, vrijkopen). Getalwaarde: pe = 17 of 80, daleth = 4, he = 5 ; totaal: 26 OF 89 (priemgetal) Structuur: 8 - 4 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (2): (1) Ps 111,9. (2) Ps 130,7. In de Psalm 111 met alfabetische structuur krijgt het woord פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) bij de letter פְ = pe de voorkeur Het woord פְדוּת = pëdûth wordt in de LXX vertaald in 2 verschilklende Griekse woorden Het werkw פָדָה = pâdâh wordt in de LXX vertaald in 9 verschillende Griekse woorden
- Lat redimere E to buy (off), to redeem D loskaufen, auslösen Fr racheter, délivrer Arabisch: فَدَى = fadâ (loskopen, vrijkopen) Taalgebruik in de Qoran: fada (loskopen, vrijkopen).
- פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) en פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) zijn zeer gelijkend wat uitspraak betreft

Lc 1,6812 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 
  Totaal   54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,6813 dat mann enk λαῳ = laô(i) van het zelfst naamw λαος = laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in de LXX: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk). Taalgebruik in Hnd: laos (volk). Bijbel (225), OT (199), NT (26) Lc (4): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77. (3) Lc 2,10. (4) Lc 21,23. Een vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064), in het NT (141), in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77.

  laos (volk)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  dat mann enk laô(i)  225  199  26      14   

- Hebreeuws: עָם / עַם = `am (volk) OF עִם = `im (m

et) Taalgebruik in Tenakh: `am (volk). Getalswaarde: ajin = 16 of 70, mem = 13 of 40 ; totaal: 29 of 110 (2 X 5 X 11) Structuur: 7 - 4 De som van de elementen is telkens 2
- Lat populus Fr peuple E people Ned volk D Volk
- In het eerste deel van de lofzang van Zacharia (Lc 1,68-75) in Lc 1,68. bracht God verlossing voor zijn volk, in het tweede deel - het toekomstdeel (Lc 1,76-79) zal Johannes kennis van redding brengen aan het volk van JHWH (Lc 1,77)

Lc 1,6814 pers voornaamw 3de pers gen mann enk αυτου = autou van het pers voornaamw αυτος = autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

autos (hij)  3de pers enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
gen mann enk autou  6883  5685  1198  225  143  220  150  118  256  86  588  738 

Lc 1,6812 - 14 τῳ λαῳ αυτου = tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) LXX (24) NT = Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77.
- Hebreeuws: לְעַמּוֹ = lë`ammô (voor zijn volk) < voorzetsel lë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw עָם / עַם = `am (volk) OF עִם = `im (met) Taalgebruik in Tenakh: `am (volk). Tenakh (12): (1) Ex 32,14. (2) 1 K 8,56. (3) Jl 2,19. (4) Jl 4,16. (5) Ps 29,11. (6) Ps 78,20. (7) Ps 111,6. (8) Ps 111,9. (9) Ps 125,2. (10) Ps 148,14. (11) Est 10,3. (12) 1 Kr 23,25.

Lc 1,689 - 14 Ps 111,9: Tenakh: פְדוּת שָׁלַח לְעַמּוֹ = pëdûth sjâlach lë`ammô (verlossing zond Hij zijn volk) LXX: λυτρωσιν απεστειλεν τῳ λαῳ αυτου = lutrôsin apesteilen tô(i) laô(i) autou (verlossing zond hij af zijn volk)
- Lc 1,68: και εποιησεν λυτρωσιν τῳ λαῳ αυτου = kai epoièsen lutrôsin tô(i) laô(i) autou (en hij maakte verlossing voor zijn volk)
- In Gn 21,1. vinden we de werkw epeskepsato (hij zag om) en kai epoisen (en hij deed) Daarbij sluit dan de bepaling van Ps 111,9. aan: lutrôsin (loskoping, verlossing) tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) Waarom schakelde de auteur van de ellende van Hanna en Sara over naar loskoping voor het volk (Ps 111,9) Misschien ligt de verklaring in het gebruik van het woord dat begint met het Hebr pe


Lc 1,69 - . Lc 1,69: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:69 kai ègeiren keras sôtèrias èmin en oikô dauid paidos autou   69 et erexit cornu salutis nobis in domo David pueri sui   69 en voor ons een hoorn van redding heeft opgewekt in het huis van David

69 En heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht;  [69] Hij heeft voor ons een reddende* kracht opgewekt in het huis van David, zijn dienaar,  [69] Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar,  69 hij heeft een hoorn van heil voor ons doen verrijzen in het huis van zijn kind David,–  69 et nous a suscité une puissance de salut dans la maison de David, son serviteur,  

King James Bible [69] And hath raised up an horn of salvation for us in the house of his servant David;
Luther-Bibel 69 und hat uns aufgerichtet eine Macht des Heils im Hause seines Dieners David

Tekstuitleg van Lc 1,69. Het vers Lc 1,69. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden, 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,69. is 6617 (13 X 509) letters Variante lezing zonder 2X een lidwoord: (tô(i) oikô(i) EN (tou) paidos Vandaar: 10 woorden In dit vers staat het werkw ηγειρεν = ègeiren (hij wekte op) en het zelfst naamw κερας = keras (hoorn) In het Hebr beginnen beide woorden met een qoph: qûm (opstaan) en qèrèn (hoorn)

Lc 1,691 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,692 act ind aor 3de pers enk ηγειρεν = ègeiren (hij wekte op) van het werkw εγειρω = egeirô (opwekken) Taalgebruik in het NT: egeirô (wekken). Taalgebruik in de LXX: egeirô (wekken). Taalgebruik in Lc: egeirô (wekken). Bijbel (27) OT (7): (1) Re 2,16. (2) Re 2,18. (3) Re 3,9. (4) Re 3,15. (5) Re 7,19. (6) 1 K 11,14. (7) Jr 51,11. NT (20) Mc (2): (1) Mc 1,31. (2) Mc 9,27. Lc (1): Lc 1,69. Joh (3): (1) Joh 12,1. (2) Joh 12,9. (3) Joh 12,17. Hnd (10): (1) Hnd 3,7. (2) Hnd 3,15. (3) Hnd 4,10. (4) Hnd 5,30. (5) Hnd 10,26. (6) Hnd 10,40. (7) Hnd 12,7. (8) Hnd 13,22. (9) Hnd 13,30. (10) Hnd 13,37.  Brieven (4): (1) Rom 10,9. (2) 1 Kor 6,14. (3) 1 Kor 15,15. (4) 1 Tes 1,10. Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57), in het NT (143), in Lc in 18 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 3,8. (3) Lc 5,23. (4) Lc 5,24. (5) Lc 6,8. (6) Lc 7,14. (7) Lc 7,16. (8) Lc 7,22. (9) Lc 8,54. (10) Lc 9,7. (11) Lc 9,22. (12) Lc 11,8. (13) Lc 11,31. (14) Lc 13,25. (15) Lc 20,37. (16) Lc 21,10. (17) Lc 24,6. (18) Lc 24,34. In de LXX is een vorm van εγειρω = egeirô de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden

      10  11  12 
  egeirô    Lc 1 Lc 3 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 13 Lc 20 Lc 21 Lc 24
    18  1 1

- Wellicht wekken uit de slaap, op-wekken Ned wekken vlg Lat vegere: flink, levendig zijn, opgewekt zijn Lat resurgere Surgere ( surrexi, surrectum ) = oprijzen, opstaan, rechtop staan sur < super = op, boven + regere ( rexi, rectum ): richten (rechtop), leiden, sturen -> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten, terug rechtop staan Ned rekken ( Lat reg- ), uitstrekken Rectus = recht Fr résurrection
Fr ressusciter cfr Lat suscitare super: op, boven + citare (citus: vlug, snel): in beweging brengen Aldus: terug in beweging brengen, heropleven
Fr réveiller: wekken, ont-waken < re + vigilare (vig- wak-, wek-) waken
- Hebr jâqèm (hij deed opstaan), hifil van het werkw qûm (opstaan) Taalgebruik in Tenakh: qûm (opstaan). Getalwaarde: qoph = 19 of 100, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) Structuur: 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 Tenakh (46) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (17) Latere Profeten (5) 12 Kleine Profeten (5) Geschriften (7)

Eerder met een vorm van het werkw rûm (zich verheffen, opstaan) dan met het werkw qûm (opstaan) komt een combinatie met qèrèn (hoorn) voor Dat hier voor het werkw egeirô (opwekken) gekozen is, kan erop wijzen dat een nieuwe tijd komt, heropleeft, aan de horizon verrijst

1 - 2 και ηγειρεν = kai ègeiren (en hij wekte op) NT (2): (1) Lc 1,69. (2) Joh 12,17.
- Hebreeuws w-j-q-m (1) וַיָּקָם = wajjâqâm (en hij stond op) < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk (2) וַיַּקֶם = wajjaqèm (en hij deed opstaan) < prefix verbindingswoord wë + act hifil 3de pers mann enk Tenakh (125) Pentateuch (26) Eerdere Profeten (76) Latere Profeten (1) 12 Kleine Profeten (3) Geschriften (19) Ex (5): (1) Ex 1,8. (2) Ex 2,17. (3) Ex 12,30. (4) Ex 24,13. (5) Ex 40,18. (wajjâqèm hij deed opstaan ; hifil) (6) Ex 40,33.

Lc 1,693 κερας (= keras: hoorn). Taalgebruik in de LXX: keras (hoorn). Taalgebruik in het NT: keras (hoorn). Taalgebruik in Lc: keras (hoorn). Lat: cornu. N: hoorn. Fr: corne. E: horn. D: Horn. Bijbel (39): OT (38), NT (1) = Lc (1): Lc 1,69. . Een vorm van κερας (= keras: hoorn) in de LXX (123), in het NT (11): (1) Lc 1,69. (2) Apk 5,6. (3) Apk 9,13. (4) Apk 12,3. (5) Apk 13,1. (6) Apk 13,11.. (7) Apk 17,3. (8) Apk 17,7. (9). Apk 17,12. (10). Apk 17,16. . In de LXX kan een vorm van κερας = keras de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse woorden zijn.
- קֶרֶן (= qèrèn: hoorn). Taalgebruik in Tenakh: qèrèn (hoorn). Getalswaarde: qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200, nun = 14 of 50; totaal: 53 (priemgetal) OF 350 (2 X 5² X 7). 53 en 35 zijn spiegelgetallen. Structuur: 1 - 2 - 5. De som van de elementen is telkens 8.
-- q-r-n: Tenakh (19). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (3). Latere Profeten (2). 12 Kleine Profeten. (1) Geschriften (10).
- קֶרֶן (= qèrèn: hoorn). Tenakh (14). Eerdere Profeten (3): (1) 1 S 2,10. (2) 1 S 16,13. (3) 1 K 1,39. In 1 S 16,13. en 1 K 1,39. volgt op קֶרֶן (= qèrèn: hoorn) de inhoud van de hoorn nl הַשֶּׁמֶן = hasjsjèmèn (de olie), waardoor de hoorn een bepaald 'gebruiksvoorwerp' of cultusvoorwerp wordt. In 1 S 2,10. wordt de functie van de inhoud van de hoorn gegeven nl zalven en verwijst naar de persoon die werd gezalfd. 1 S 16,13. en 1 K 1,39. zijn zeer parallel opgebouwd en verwijzen naar de zalving van David en Salomo tot koning. Latere Profeten (2): (1) Jr 48,25. (2) Ez 29,21. . 12 Kleine Profeten (1): Zach 2,4. . Geschriften (8): (1) Ps 132,17. (2) Ps 148,14. (3) Job 42,14. (4) Kl 2,3.. (5) Kl 2,17. (6) Da 7,8.. (7) Da 8,5. (8) Da 8,9. .
--
-- Andere vormen van qrn: (1) Ex 34,29. . (2) Ex 34,30. (3) Ex 34,35. (4) Ps 75,5.. (5) 1 Kr 25,5.
- Verwant met קֶרֶן ( = qâran: stralen, schieten). Fr: rayonnement: straling, < Lat radius: straal. Ook verwant met corne: cornu en couronne: corona), of hoorn met kroon. Zie de Souzenelle, p 30.
Arabisch: قَرن = qarn (hoorn). Taalgebruik in de Qoran: qarn (hoorn). .
- Het duidt op kracht en macht In een hoorn werd de olie bewaard, waarmee priesters en koningen werden gezalfd Hoorn verwijst naar zalving מָשַׁח = mâsjach (zalven) מָשִׁיחַ = mâsjîach (gezalfde) misjëchâh (zalving) In 1 S 2,10. (lied van Hanna) lezen we: qèrèn mësjîchô (hoorn van zijn gezalfde)
- Van hoorn kwam kroon, symbool van de macht, eerst van de koninklijke macht van o.a. David en Salomo, later van de verwachte messias, de koninklijke messias

2 - 3

Lc 1,694 gen vr enk sôtèrias van het zelfst naamw sôtèria (redding) Taalgebruik in het NT: sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc: sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX: sôtèria (redding). Hebr jesj`a / jèsj`a / jësju`âh (hulp, heil, redding -> Jezus) Taalgebruik in Tenakh: jesj`a / jèsj`a (hulp, heil, redding). Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur Ned bv salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland môsjî`a (de reddende) act part hifil nom mann enk van het werkw jâsj`a (redden, bevrijden, verlossen), is heel nauw verwant wat letters betreft: mâsjach (zalven) Taalgebruik in Tenakh: mâsjach (zalven). Getalwaarde: mem = 13 of 40, sjin = 20 of 200, chet = 8 ; totaal: 41 OF 248 (2³ X 31) Structuur: 4 - 2 - 8 (mâsjîach = gezalfde, messias, G christos = Christus) Arabisch: najada (redden, helpen) Taalgebruik in de Koran: najada (redden, helpen). Lc (2): (1) Lc 1,69.  (2) Lc 1,77.
- Een vorm van sôtèr in de LXX (41), in het NT (24), in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11.
- Een vorm van sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 1,71. (3) Lc 1,77. (4) Lc 19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Een vorm van sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc 2,30. (2) Lc 3,6., in de LXX (135), in het NT (4)
- Een vorm van sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106)

Lc 1,693 - 4 κερας σωτηριας = keras sôtèrias (hoorn / kracht van redding) in Ps 18,3. = 2 S 22,3. (het danklied van David), Hebr wëqèrèn jisj`i (en een hoorn van redding) We krijgen we een allusie op Christos Ièsous, de gezalfde Jezus

Lc 1,695 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32. + (23) Lc 1,69.

Lc 1,696 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in E in D in Arabisch: fî
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. + (26) Lc 1,69.

Lc 1,697 dat mann enk oikô(i) van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het NT: oikos (huis). Taalgebruik in Lc: oikos (huis).
Lc (5): (1) Lc 1,69. (2) Lc 10,5. (3) Lc 12,52. (4) Lc 19,5. (5) Lc 19,9. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen

Lc 1,698 δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid (David). Taalgebruik in de LXX: dauid (David). Bijbel (957) OT (903) NT (54) Lc (12): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,69. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,11. (6) Lc 3,31. (7) Lc 6,3. (8) Lc 18,38. (9) Lc 18,39. (10) Lc 20,41. (11) Lc 20,42. (12) Lc 20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David) Taalgebruik in Tenakh: dâwid (David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).

Lc 1,696 - 8 en oikô(i) dauid (in een huis van David): Lc 1,69. ex oikou () dauid (uit een huis van David) in Lc (2): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. en polei dauid (in een stad van David): Lc 2,11.

Lc 1,699 gen mann enk paidos van het zelfst naamw pais (kind, dienaar) Taalgebruik in het NT: pais (kind, dienaar). Taalgebruik in Lc: pais (kind, dienaar). Hebr `èbhèd Lc (3): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 8,51. Een vorm van pais (kind, dienaar) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 2,43. (4) Lc 7,7. (5) Lc 8,51. (6) Lc 8,54. (7) Lc 9,42. (8) Lc 12,45. (9) Lc 15,26.

Lc 1,6910 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,70. - Lc 1,70: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:70 kathôs elalèsen dia stomatos tôn agiôn ap aiônos profètôn autou  70 sicut locutus est per os sanctorum qui a saeculo sunt prophetarum eius  70 zoals hij gesproken heeft door de mond van zijn heilige profeten van eeuwigheid af:  70 Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn;   [70] zoals Hij van oudsher had gezegd bij monde van zijn heilige profeten:  [70] zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten:   70 zoals hij heeft gesproken door de mond van zijn heiligen, de profeten van eeuwigheid af:  70 selon qu'il l'avait annoncé par la bouche de ses saints prophètes des temps anciens, 

King James Bible [70] As he spake by the mouth of his holy prophets, which have been since the world began:
Luther-Bibel 70 – wie er vorzeiten geredet hat durch den Mund seiner heiligen Propheten –,

Tekstuitleg van Lc 1,70. Het vers Lc 1,70. telt 11 woorden en 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,70. is 9960 (2³ X 3 X 5 X 83)

Lc 1,701 καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.

kathôs (zoals)

bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
  405 326 179 3 8 17 31 11 109 - 28  59 

 

Mt Mc Lc syn ev
kathôs (zoals) bij syn  3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. 59 

- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr (die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin = 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten (68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- Lat sicut Fr selon E as D wie

Lc 1,702 act ind aor 3de pers enk ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in de LXX: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Hnd: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (5): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. (3) Lc 2,50. (4) Lc 11,14. (5) Lc 24,6. Een vorm van λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) in de LXX (1189), in het NT (298), in Lc (31) In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  act ind aor 3de pers enk elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 31  13  19   

      10  11  12 
  laleô    Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 12 Lc 22 Lc 24
act ind praes 3de pers enk lalei         (1) Lc 5,21.   (2) Lc 6,45.                
act ind imperf 3de pers enk elalei  (1) Lc 1,64. (2) Lc 2,38.           (3) Lc 9,11.          (4) Lc 24,32.   
act ind imperf 3de pers mv elaloun     (1) Lc 2,15.                      
act inf praes lalein       (1) Lc 4,41.       (2) Lc 7,15.              
act inf aor lalèsai (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22.                 (4) Lc 11,37.        
act ind aor 3de pers enk elalèsen  (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. (3) Lc 2,50.             (4) Lc 11,14.       (5) Lc 24,6.    
act ind aor 1ste pers enk elalèsa                        (1) Lc 24,44.  
act ind aor 3de pers mv elalèsan                         (1) Lc 24,25.  
act ind aor 2de pers mv elalèsate                     (1) Lc 12,3.      
10  act part praes nom mann enk lalôn         (1) Lc 5,4.                  
11  act part praes gen mann + onz enk lalountos               (1) Lc 8,49.         (2) Lc 22,47. (3) Lc 22,60.    
12  act part praes gen mv lalountôn                         (1) Lc 24,36.  
13  pass part praes dat mann + onz mv laloumenois     (1) Lc 2,33.                      
14  pass ind aor 3de pers enk elalèthè     (1) Lc 2,20.                      
15  pass part aor gen mann + onz enk lalèthentos    (1) Lc 2,17.                      
16  pass part aor gen mv lalèthentôn     (1) Lc 2,18.                      
17  pass part perf dat mann + onz mv lelalèmenois  (1) Lc 1,45.                        
  Totaal   31 1

- Hebreeuws: act piël perf 3de pers mann enk דִּבֶּר = dibbèr (hij sprak) Zie het werkw דָבַר = dâbhar (spreken) Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Tenakh (196)
- Ned: spreken Arabisch: تَكَلَمَ = takallama (spreken) Taalgebruik in de Qoran: takallama (spreken). D: sprechen E: to speek Fr: parler Grieks: λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Hebreeuws: דָבַר = dâbhar (spreken) Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Lat: loqui

Lc 1,701 - 2 καθως ελαλησεν = kathôs elalèsen (zoals hij sprak) LXX (): in Lc (2): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70.

Lc 1,703 dia (door, gedurende, na) Afkorting: di' Taalgebruik in NT: dia (door). Taalgebruik in Lc: dia (door). L per, post Fr par, après Ned na Lc (32 + 5 = 37) Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,78.

Lc 1,704 gen onz enk stomatos van het zelfst naamw stoma (mond) Taalgebruik in het NT: stoma (mond). Taalgebruik in Lc: stoma (mond).
Lc (5): (1) Lc 1,70. (2) Lc 4,22. (3) Lc 11,54. (4) Lc 19,22. (5) Lc 22,71. Een vorm van stoma (mond) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,64. (2) Lc 1,70. (3) Lc 4,22. (4) Lc 6,45. (5) Lc 11,54. (6) Lc 19,22. (7) Lc 21,15. (8) Lc 21,24. (9) Lc 22,71.

Lc 1,705 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

6 gen mv hagiôn van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Mc: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios (heilig).
Lc (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 9,26. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.

Lc 1,707 apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo (af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.

8 gen mann enk aiônos van het zelfst naamw aiôn (eeuwigheid) Taalgebruik in het NT: aiôn (eeuwigheid). Taalgebruik in Lc: aiôn (eeuwigheid).
Lc (4): (1) (2) (3) (4) Een vorm van aiôn (eeuwigheid) in 7 verzen:

Lc 1,709 gen mann mv profètôn van het zelfst naamw profètès (profeet) Taalgebruik in het NT: profètès (profeet). Taalgebruik in Lc: profètès (profeet). Taalgebruik in Hnd: profètès (profeet). Taalgebruik in Tenakh: nâbhî´(profeet). Hebr nâbhî´(profeet) Gr profètès < pro - fè - tès (fèmi: spreken) pro-fèmi (voor zich uitspreken) Lc (6): (1) Lc 1,70. (2) Lc 11,47. (3) Lc 11,50.  (4) Lc 16,31. (5) Lc 18,31.  (6) Lc 24,27. Hnd (4) Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen, in Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,76. In Lc: 7 vormen van profètès (profeet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 29 verzen In Hnd: 6 vormen van profètès (profeet) in 12 / 28 hoofdstukken en in 30 verzen

Lc 1,7010 14 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

Lc 1,71. - Lc 1,71: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:71 sôtèrian ex echthrôn èmôn kai ek cheiros pantôn tôn misountôn èmas  71 salutem ex inimicis nostris et de manu omnium qui oderunt nos  7! redding van onze vijanden en uit de hand van allen die ons katen,  71 Namelijk een verlossing van onze vijanden, en van de hand al dergenen, die ons haten;  [71] redding uit de macht van onze vijanden, en uit de hand van allen die ons haten,   [71] bevrijd zouden we worden van onze vijanden, gered uit de greep van allen die ons haten  71 bevrijding van onze vijanden van de hand van al wie ons haten,  71 pour nous sauver de nos ennemis et de la main de tous ceux qui nous haïssent 

King James Bible [71] That we should be saved from our enemies, and from the hand of all that hate us;
Luther-Bibel 71 dass er uns errettete von unsern Feinden und aus der Hand aller, die uns hassen,

Tekstuitleg van Lc 1,71. Het vers Lc 1,71. telt 11 woorden en 53 letters De getalwaarde van Lc 1,71. is 9637 (23 X 419)

Lc 1,711 acc vr enk σωτηριαν = sôtèrian van het zelfst naamw σωτηρια = sôtèria (redding) Taalgebruik in het NT: sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc: sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX: sôtèria (redding). Bijbel (63) OT (45) NT (18) Lc (1) Lc 1,71. Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 1,71. (3) Lc 1,77. (4) Lc 19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Hebreeuws יְשׁוּעָה = jësjû`âh Zie het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik in Tenakh: jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 De getalwaarde van de elementen is telkens 2 Tenakh (7): (1) Js 26,1. (2) Js 49,8. (3) Js 52,7. (4) Js 59,17. (5) Js 60,18. (6) Hab 3,8. (7) Ps 119,55.

- Een vorm van σωτηρ = sôtèr (redder) in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann enk
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc 2,30. (2) Lc 3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh en) תְשוּעָה = thësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen)

  sôtèria (redding)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
3 acc vr enk sôtèrian  63  45  18      1   15    11 

redden   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
sôzô (redden)  actief  197  151  46  11    16    28  30  10 
sôzô (redden)  passief   74 44 30 6 5 3 2 6 8   14 16 7 1
sôtèr (redder)  (enk)  50  26  24      19    3 12 
sôtèrion (redding)   118  114           
sôtèria (redding)  166  122  44      28  22 
totaal 605  457  148  14  14  2 17  72  50  56  52  20 


Lc 1,712 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

3 gen mann mv εχθρων = echthrôn (van de vijanden) van het zelfst naamw εχθρος = echthros (vijand) Taalgebruik in het NT: echthros (vijand). Taalgebruik in de LXX: echthros (vijand). Bijbel (146) NT (2): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. Een vorm van εχθρος = echthros in de LXX (456), in het NT (32), in Lc (8): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 6,27. (4) Lc 6,35. (5) Lc 10,19. (6) Lc 19,27. (7) Lc 19,43. (8) Lc 20,43.

3 - 4 εχθρων ἠμων = echthrôn hèmôn (van onze vijanden) NT (1): Lc 1,71.
- Hebreeuws אֹיְבִינוּ = ´ojëbhe(j)nû (onze vijanden) < mann mv stat constr + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) Taalgebruik in Tenakh: 'âjabh (vijandig zijn). Getalwaarde: aleph = 1, jod = 10, beth = 2 ; totaal: 13 Structuur: 1 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (5): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 12,10. (3) 2 S 19,10. (4) Kl 3,46. (5) Neh 6,1.

Lc 1,715 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,716 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

7 gen mann enk χειρος = cheiros (van de hand) van het zelfst naamw χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het NT: cheir (hand). Taalgebruik in de LXX: cheir (hand).
- יָד = jâd (hand) Taalgebruik in Tenakh: jâd (hand). Getalwaarde: jod = 10 daleth = 4 Totaal 14 (2 X 7) Structuur: 1 - 4 De som van de elementen is telkens 5
- Ned: hand Arabisch: يد = jad (hand) Taalgebruik in de Qoran: jad (hand). D: Hand E: hand Fr: main Grieks: χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het NT: cheir (hand). ; cfr chirurgie, chiropraxie Hebreeuws: יָד = jâd (hand) Taalgebruik in Tenakh: jâd (hand). Lat:manus (cfr manufacture, manuel = handleiding, manipuler)

cheir bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk Lc Hnd
gen vr enk cheiros 292 266 26 2 4 3 3 9 1 4   (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 8,54.   (1) Hnd 2,23. (2) Hnd 3,7. (3) Hnd 7,25. (4) Hnd 11,30. (5) Hnd 12,11. (6) Hnd 15,23. (7) Hnd 23,19. (8) Hnd 28,3.
Totaal   1815 1637 178 25 26 26 15 44 26 16     

6 - 7

Lc 1,718 gen mv παντων = pantôn van het bijvoegl naamw πας = pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in de LXX: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Lc (17): (1) Lc 1,71. (2) Lc 2,31. (3) Lc 3,15. (4) Lc 3,19. (5) Lc 4,15. (6) Lc 4,20. (7) Lc 7,18. (8) Lc 7,35. (9) Lc 8,45. (10) Lc 9,43. (11) Lc 11,50. (12) Lc 14,10. (13) Lc 21,3. (14) Lc 21,12. (15) Lc 21,17. (16) Lc 24,14. (17) Lc 24,27. Een vorm van πας = pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.

  pas (al) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
12 gen mv pantôn 443 317 126 10  17 22 65  32  35 

- Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder

Lc 1,719 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

Lc 1,7110 act part praes nom mann mv μισουντων = misountôn (van hen die haten) van het werkw μισεω = miseô (haten) Taalgebruik in het NT: miseô (haten). Taalgebruik in de LXX: miseô (haten). Bijbel (10): (1) 2 S 22,18. (2) Ez 16,27. (3) Ps 18,18. (4) Ps 18,20. (5) Ps 69,15. (6) Ps 74,23. (7) Ps 106,10. (8) Ps 120,7. (9) Sir 25,14. (10) Lc 1,71. Een vorm van μισεω = miseô in de LXX (182), in het NT (39), in Lc (7): (1) Lc 1,71. (2) Lc 6,22. (3) Lc 6,27. (4) Lc 14,26 . (5) Lc 16,13. (6) Lc 19,14. (7) Lc 21,17. In de LXX is μισεω = miseô (haten) de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse woorden
- שֹׂנְאֵינוּ = shonë´e(j)nû (hen die ons haten) < act part praes mann mv stat constr + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie: שָׂנָא = shânâ´ (haten, met tegenzin hebben, niet beminnen) Taalgebruik: shânâ´(haten, met tegenzin hebben, niet beminnen). Getalwaarde: shin = 21 of 300, nun = 14 of 50, aleph = 1 ; totaal: 36 (2² X 3²) OF 351 (3³ X 13) Structuur: 3 - 5 - 1 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (1): Ex 1,10. NBG Hebreeuws Lc 1,71.
-

Lc 1,72. - Lc 1,72: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:72 poièsai eleos meta tôn paterôn èmôn kai mnèsthènai diathèkès agias autou  72 ad faciendam misericordiam cum patribus nostris et memorari testamenti sui sancti  72 door barmhartigheid te doen aan onze vaderen en zijn heilig verbond te herinneren,  72 Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond;  [72] om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen, en zijn heilig verbond indachtig te zijn –   [72] Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders en herinnert hij zich zijn heilig verbond:   72 om de ontferming over onze vaderen te betonen, te gedenken zijn heilig verbond,–  72 Ainsi fait-il miséricorde à nos pères, ainsi se souvient-il de son alliance sainte, 

King James Bible [72] To perform the mercy promised to our fathers, and to remember his holy covenant;
Luther-Bibel 72 und Barmherzigkeit erzeigte unsern Vätern und gedächte an seinen heiligen Bund

Tekstuitleg van Lc 1,72. Het vers Lc 1,72. telt 11 woorden en 60 (2² X 3 X 5) letters De getalwaarde van Lc 1,72. telt 6472 (2³ X 809)

Lc 1,72.1 ποιησαι (= poièsai: te doen; wkw act inf aor van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Bijbel (278). OT (234). NT (44). Lc (6): (1) Lc 1,72. (2) Lc 2,27. (3) Lc 5,34. (4) Lc 11,42. (5) Lc 12,4. (6) Lc 17,10. Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72.

Lc 1,722 nom + acc onz enk ελεος = eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos (barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37. Een vorm van ελεος = eleos (barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3)  Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78. (6 ) Lc 10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος = eleos (barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken 5X in Lc 1 en 1X in Lc 10,37. Niet in Hnd ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc 1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht En in Lc 1,54: om barmhartigheid te gedenken Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want de Heer vergrootte zijn barmhartigheid En in het Benedictus, in Lc 1,72: om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken En in Lc 1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God Barmhartigheid kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in de loop der geschiedenis De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te zijn, ligt in de lijn van wat God doet Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is Wees barmhartig is ook een smeekbede in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm u over ons)

  eleos  Lc Lc 1 Lc 10 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
nom + acc onz enk eleos (1) Lc 1,50. (2)  Lc 1,58. (3) Lc 1,72. (4) Lc 10,37.   226  207  19        12   
gen onz enk eleous   (1) Lc 1,54.   (2) Lc 1,78.   33  28           
                                 

- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd (liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth = 4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps 18,51. (2) Ps 25,10. (3) Ps 32,10. (4) Ps 33,5. (5) Ps 52,3. (6) Ps 61,8. (7) Ps 62,13. (8) Ps 85,11. (9) Ps 86,5. (10) Ps 86,15. (11) Ps 89,3. (12) Ps 89,15. (13) Ps 100,1. (14) Ps 103,4. (15) Ps 103,8. (16) Ps 109,12. (17) Ps 109,16. (18) Ps 141,5. (19) Ps 145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps 31,22. (2) Ps 42,9. (3) Ps 57,4. (4) Ps 59,11. (5) Ps 77,9. (6) Ps 98,3. (7) Ps 100,5. (8) Ps 103,11. (9) Ps 106,1. (10) Ps 106,45. (11) Ps 107,1. (12) Ps 107,8. (13) Ps 107,15. (14) Ps 107,21. (15) Ps 107,31. (16) Ps 117,2. (17) Ps 118,1. (18) Ps 118,2. (19) Ps 118,3. (20) Ps 118,4. (21) Ps 118,29. (22) Ps 136,1. (23) Ps 136,2. (24) Ps 136,3. (24 + 23 = 47) - Ps 136,4. - Ps 136,5. - Ps 136,6. - Ps 136,7. - Ps 136,8. - Ps 136,9. - Ps 136,10. - Ps 136,11. - Ps 136,12. - Ps 136,13. - Ps 136,14. - Ps 136,15. - Ps 136,16. - Ps 136,17. - Ps 136,18. - Ps 136,19. - Ps 136,20. - Ps 136,21. - Ps 136,22. - Ps 136,23. - Ps 136,24. - Ps 136,25. - Ps 136,26.
- וְחַסְדוֹ = wëchasëdô (zijn liefde) < prefix verbindingswoord wë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (1): Ps 66,20.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2 Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 11,41. (2) Lc 12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn) Taalgebruik in het NT: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô (medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô (medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc 16,24. (2) Lc 17,13. (3) Lc 18,38. (4) Lc 18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in 12 verzen

Lc 1,72.1 - 2 Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) en een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,72. (ποιησαι ελεος = poièsai eleos: barmhartigheid doen). (2) Lc 10,37. (ὁ ποιησας το ελεος (= ho poièsas to eleos: die de barmhartigheid deed).
- וְעֹשֶׂה חֶסֶד = wë`oshèh chèsèd (en doende barmhartigheid) Tenakh (4): (1) Ex 20,6. (2) Dt 5,10. (3) 2 S 22,51. (4) Ps 18,51.

Lc 1,723 meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta (na, met). Taalgebruik in Mc: meta (na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with F: avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum = tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,39. (4) Lc 1,72. en met' (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 1,66.

Lc 1,724 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.

Lc 1,725 gen mann mv paterôn van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,72. (3) Lc 11,48. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.

Lc 1,728 inf aor μνησθηναι = mnèsthènai van het werkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc (6), in Hnd (2) Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. (3) Lc 16,25. (4) Lc 23,42. (5) Lc 24,6. (6) Lc 24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen

     
  mimnèskomai    Lc 1 Lc 16 Lc 23 Lc 24
ind aor 3de pers mv emnèsthèsan         (1) Lc 24,8.  
imperat aor 2de pers enk mnèsthèti     (1) Lc 16,25.   (2) Lc 23,42.    
imperat aor 2de pers mv mnèsthète         (1) Lc 24,6.  
inf aor mnèsthènai   (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72.        
  Totaal   

- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om te gedenken) + bërîth (verbond) - LXX: mnèsthènai diathèkèn: Gn 9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed De regenboog dient als herinnering aan dit verbond
- E remember Ned gedachtig / indachtig zijn D gedenken Fr souvenir (Lat subvenir)

Lc 1,729 gen vr enk διαθηκης = diathèkès van het zelfst naamw διαθηκη = diathèkè (verbond) Taalgebruik in het NT: diathèkè (verbond). Taalgebruik in de LXX: diathèkè (verbond). Bijbel (128) OT (103) NT (15): (1) Mt 26,28. (2) Mc 14,24. (3) Lc 1,72. (4) Hnd 3,25. (5) 2 Kor 3,6. (6) 2 Kor 3,14. (7) Heb 7,22. (8) Heb 8,6. (9) Heb 9,4. (10) Heb 9,15. (11) Heb 9,20. (12) Heb 10,29. (13) Heb 12,24. (14) Heb 13,20. (15) Apk 11,19. Een vorm van διαθηκη = diathèkè (verbond) in de LXX (358), in het NT (33), in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,72. (2) Lc 22,20. In Lc: 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in 2 verzen in 2 hoofdstukken In Hnd: 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in 2 verzen in 2 hoofdstukken: (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 7,8.
- בְרבִיתוֹ = bërîthô (zijn verbond) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk בְרִית = bërîth (verbond) Taalgebruik in Tenakh: bërîth (verbond). Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, jod = 10, taw = 22 of 400 ; totaal: 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) Structuur: 2 - 2 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (17): (1) Ex 2,24. (in combinatie met zâkhar: gedenken) (2) Dt 4,13. (3) Dt 8,18. (4) Dt 17,2. (5) 2 K 13,23. (6) 2 K 17,15. (7) 2 K 18,12. (8) Ez 17,14. (9) Ez 17,16. (10) Ps 25,10. (11) Ps 55,21. (12) Ps 103,18. (13) Ps 105,8. (14) Ps 106,45. (15) Ps 111,5. (16) Ps 111,9. (17) 1 Kr 16,15.
- Lat foedus (zie bv federaal), testamentum E testament Fr alliance E covenant Ned testamment, verbond, overeenkomst D Bund

Lc 1,72.11 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.


Lc 1,73 - . Lc 1,73: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:73 orkon on ômosen pros abraam ton patera èmôn tou dounai èmin  73 iusiurandum quod iuravit ad Abraham patrem nostrum  73 de eed die hij gezworen heeft aan Abrahain onze vader, dat hij ons zou geven  73 En aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven  [73] de eed die Hij Abraham, onze vader, had gezworen: Hij zou ervoor zorgen dat wij,  [73] de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader, dat wij,   73 de eed die hij heeft gezworen aan Abraham, onze vader:  73 du serment qu'il a juré à Abraham, notre père, de nous accorder  

King James Bible [73] The oath which he sware to our father Abraham,
Luther-Bibel 73 und an den Eid, den er geschworen hat unserm Vater Abraham, uns zu geben,

Tekstuitleg van Lc 1,73. Het vers Lc 1,73. telt 8 (2³) woorden en 35 (5 X 7) letters De getalwaarde van het vers Lc 1,73. telt 3945 (3 X 5 X 263) In de lofzang van Zacharia wordt de band gelegd met Abraham

Lc 1,731 acc mann enk = horkon van het zelfst naamw horkos (eed) Taalgebruik in Tenakh: horkos (eed). Lat iuramentum Fr serment E oath D Eid Hebr sjëbhu`âh (eed) Taalgebruik in Tenakh: sjëbhu`âh (eed). Website: http://wwwnottinghamacuk/classics/postgraduate/modulebooklets0607/q8d504pdf. Horkos: The Oath in Greek Society (Exeter: Bristol Phoenix Press), edited by AH Sommestein and Judith Fletcher As this book is not due to be published until about May 2007, its entire text has been placed on WebCT, chapter by chapter, in a folder named Horkos Bijbel (16): (1) Gn 26,3. (2) Nu 30,3. (3) Dt 7,8. (4) Joz 9,20. (5) 1 S 14,26. (6) 2 S 21,7. (7) 1 K 2,43. (8) Jr 11,5. (9) Zach 8,17. (10) Pr 9,2. (11) 1 Kr 16,16. (12) Jdt 8,11. (13) Jdt 8,30. (14) 1 Mak 7,18. (15) Lc 1,73. (16) Jak 5,12. Een vorm van horkos (eed) in de Bijbel (71), het OT (61), het NT (10)

Lc 1,733 De eed verwijst naar Gn 22,16.

Lc 1,734 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

Lc 1,735 abraam (Abraham) Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebr ´abhërâhâm (Abraham) Zie ´abhërâm (Abram) Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm (Abram). Arabisch: ´ibrahim (Ibrahim) Taalgebruik in de Koran: ibrahim (Ibrahim). Bijbel (241) OT (164) NT (69) Lc (14): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,73. (3) Lc 3,8. (4) Lc 3,34. (5) Lc 13,16. (6) Lc 13,28. (7) Lc 16,22. (8) Lc 16,23. (9) Lc 16,24. (10) Lc 16,25. (11) Lc 16,29. (12) Lc 16,30. (13) Lc 19,9. (14) Lc 20,37. Hnd (7): (1) Hnd 3,13. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,2. (4) Hnd 7,16. (5) Hnd 7,17. (6) Hnd 7,32. (7) Hnd 13,26.

Lc 1,734 - 5 pros abraam (tot Abraham) NT (2): (1) Lc 1,73. (2) Hnd 3,25. tô(i) () abraam (aan Abraham) NT (10): (1) Mt 3,9. (2) Lc 1,55. (3) Lc 3,8. (4) Hnd 7,17. (5) Rom 4,9. (6) Rom 4,13. (7) Gal 3,8. (8) Gal 3,16. (9) Gal 3,18. (10) Heb 6,13. (11) 1 Pe 3,6. Hebr lë´abhërâhâm (aan Abraham) Tenakh (27)

Lc 1,736 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,737 acc mann enk πατερα = patera van het zelfst naamw πατηρ = patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in de LXX: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Lc (9): (1) Lc 1,73. (2) Lc 3,8. (3) Lc 8,51. (4) Lc 9,59. (5) Lc 11,11. (6) Lc 14,26. (7) Lc 15,18. (8) Lc 15,20. (9) Lc 18,20. Een vorm van πατηρ = patèr in de LXX (1451), in het NT (415), in Lc 1 (8): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
- Hebreeuws אַב = ´abh (vader) Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1 - 2 De som van de elementen is telkens 3
- Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Arabisch: اَب = ´ab (vader) Taalgebruik in de Qoran: ´ab (vader).

patèr (vader) enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
acc mann enk patera  218  134  84  13  31  20    30  61 
totaal 1093  749  344  60  17  48  121  11  8 125  246 

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
  patèr    Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 6 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 18 Lc 22 Lc 23 Lc 24
5 acc mann enk patera  (1) Lc 1,73.   (2) Lc 3,8.   (3) Lc 8,51. (4) Lc 9,59.        (5) Lc 11,11.   (6) Lc 14,26.    (7) Lc 15,18. (8) Lc 15,20.   (9) Lc 18,20.         
    '48'  3   '2'   '3'  '9'  '3' 

Lc 1,738

Lc 1,739 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,7310 act inf aor δουναι = dounai (om te geven) van het werkw διδωμι = didômi (geven) Taalgebruik in het NT: didômi (geven). Taalgebruik in de Septuaginta: didômi (geven).
Lc (9): (1) Lc 1,73. (2) Lc 1,77. (3) Lc 2,24. (4) Lc 11,7. (5) Lc 12,32. (6) Lc 12,51. (7) Lc 17,18. (8) Lc 20,22. (9) Lc 22,5. Een vorm van didômi (geven) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,32. (2)Lc 1,73. (3) Lc 1,77.
- Ned: geven D: geben E: to give Fr: donner - don: geven - gave Grieks: διδωμι = didômi (geven) Hebreeuws: נָתַן = nâthan (geven) Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). Lat dare / donare - donum

11 pers voornaamw dat mv ἡμιν = hèmin (ons) van het pers voornaamw ἡμεις = hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.

10 - 11 δουναι ἡμιν = dounai hèmin (om te geven aan ons) LXX (15)


Lc 1,74. - Lc 1,74: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:74 afobôs ek cheiros echthrôn rusthentas latreuein autô  74 daturum se nobis ut sine timore de manu inimicorum nostrorum liberati serviamus illi   74 dat we onbevreesd, uit de hand van vijanden bevrijd, hem zouden dienen,  74 Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze   [74] zonder angst en bevrijd uit de hand van de vijand, Hem konden dienen,   [74] ontkomen aan onze vijanden, hem zonder angst zouden dienen,  74 het ons te geven om zonder vrees, aan de hand van vijanden ontrukt, hem dienstbaar te zijn,  74 que, sans crainte, délivrés de la main de nos ennemis, nous le servions 

King James Bible [74] That he would grant unto us, that we being delivered out of the hand of our enemies might serve him without fear,
Luther-Bibel 74 dass wir, erlöst aus der Hand unsrer Feinde,

Tekstuitleg van Lc 1,74. Het vers Lc 1,74. telt 12 (2² X 3) woorden en 63 (3² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,74. is 11285 (5 X 37 X 61)

Lc 1,743 gen mann enk χειρος = cheiros (van de hand) van het zelfst naamw χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het NT: cheir (hand). Taalgebruik in de LXX: cheir (hand).

cheir bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk Lc Hnd
nomvr enk cheir 142 129 13 2 2 4   4 1   (1) Lc 6,10. (2) Lc 22,21.   (1) Hnd 4,28. (2) Hnd 7,50. (3) Hnd 11,21. (4) Hnd 13,11.
gen vr enk cheiros 292 266 26 2 4 3 3 9 1 4   (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 8,54.   (1) Hnd 2,23. (2) Hnd 3,7. (3) Hnd 7,25. (4) Hnd 11,30. (5) Hnd 12,11. (6) Hnd 15,23. (7) Hnd 23,19. (8) Hnd 28,3.
dat vr enk cheiri 347 327 20 1   1 1 4 7 (1) Lc 3,17.   (1) Hnd 7,35. (2) Hnd 12,17. (3) Hnd 13,16. (4) Hnd 21,40.
acc vr enk cheira 295 265 30 8 5 5 3 4 1 (1) Lc 5,13. (2) Lc 6,8. (3) Lc 6,10. (4) Lc 9,62. (5) Lc 15,22.   (1) Hnd 4,30. (2) Hnd 9,41. (3) Hnd 19,33. (4) Hnd 26,1.  
nom vr mv cheires 68 66 2         1 1     Hnd 20,34 
gen vr mv cheirôn 151 133 18 2 1 1   8 5 (1) Lc 4,11.   (1) Hnd 5,12. (2) Hnd 7,41. (3) Hnd 8,18. (4) Hnd 12,7. (5) Hnd 14,3. (6) Hnd 17,25. (7) Hnd 19,11. (8) Hnd 19,26.  
dat vr mvchersin 128 118 10 1 3 1 1   3 (1) Lc 6,1.    
acc vr mv cheiras 392 333 59 9 11 11 7 14 7   (1) Lc 4,40. (2) Lc 9,44. (3) Lc 13,13. (4) Lc 13,13. (5) Lc 21,12. (6) Lc 23,53. (8) Lc 24,7. (9) Lc 24,39. (10) Lc 24,40. (11) Lc 24,50.   (1) Hnd 4,3. (2) Hnd 5,18. (3) Hnd 6,6. (4) Hnd 8,17. (5) Hnd 8,19. (6) Hnd 9,12. (7) Hnd 9,17. (8) Hnd 12,1. (9) Hnd 13,3. (10) Hnd 19,6. (11) Hnd 21,11. (12) Hnd 21,27. (13) Hnd 28,8. (14) Hnd 28,17.  
Totaal   1815 1637 178 25 26 26 15 44 26 16     

Lc 1,742 - 3 εκ χειρος = ek cheiros (uit de hand van) NT (10): (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)

Lc 1,744 gen mann mv εχθρων = echthrôn (van de vijanden) van het zelfst naamw εχθρος = echthros (vijand) Taalgebruik in het NT: echthros (vijand). Taalgebruik in de LXX: echthros (vijand). Bijbel (146) NT (2): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. Een vorm van εχθρος = echthros in de LXX (456), in het NT (32), in Lc (8): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 6,27. (4) Lc 6,35. (5) Lc 10,19. (6) Lc 19,27. (7) Lc 19,43. (8) Lc 20,43.

Lc 1,742 - 4 εκ χειρος εχθρων = ek cheiros echthrôn (uit de hand van vijanden) NT (1): Lc 1,74.
- מִיַּד אֹיְבִינוּ = mijjad ´ojëbhe(j)nû (uit de hand van onze vijanden) Tenakh (1): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 12,10.

Lc 1,745 pass part aor acc mann mv ρυσθεντας = rusthentas (verlost, bevrijd) van het werkw ρυομαι = ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden) Taalgebruik in het NT: ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden). Taalgebruik in de LXX: ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden). Bijbel (1): Lc 1,74. Een vorm van ρυομαι = ruomai in de LXX (195), in het NT (16)
- Hebreeuws NBG act hifil imperf 3de pers enk + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv יַצִּילֵנוּ = jatstsilenû (hij bevrijdt ons) Zie het werkw נָצַל = nâtsal (redden, bevrijden) Taalgebruik in Tenakh: nâtsal (redden, bevrijden). Getalwaarde: nun = 14 of 50, tsade = 18 of 90, lamed = 12 of 30 ; totaal: 44 (2² X 11) OF 170 (2 X 5 X 17) De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (6): (1) 1 S 4,8. (2) 2 K 18,30. (3) 2 K 18,32. (4) Js 36,15. (5) Js 36,18. (6) 2 Kr 32,11.
- Hebreeuws וְיֹשִׁעֵנוּ = wëjosji`enû (en dat hij ons zal redden) < prefix verbindingswoord wë + act hifil jussief 3de pers enk + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik in Tenakh: jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 De getalwaarde van de elementen is telkens 2 Tenakh (2): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 7,8. LXX: και σωσει ἠμας = kai sôsei hèmas (en hij zal ons redden)

Lc 1,746 act inf praes λατρευειν = latreuein (om te dienen) van het werkw λατρευω = latreuô (door (loon) dienen) Taalgebruik in het NT: latreuô (door (loon) dienen). Taalgebruik in de LXX: latreuô (door (loon) dienen). Taalgebruik in Lc: latreuô (door (loon) dienen). Tenakh (18): (1) Lv 18,21. (2) Nu 16,9. (3) Dt 10,12. (4) Dt 11,13. (5) Dt 11,28. (6) Dt 28,14. (7) Dt 29,17. (8) Joz 22,5. (9) Joz 22,27. (10) Joz 24,15. (11) Joz 24,16. (12) Joz 24,19. (13) Joz 24,22. (14) Re 2,19. (15) Ez 20,32. (16) Lc 1,74. (17) Hnd 7,42. (18) Heb 9,14. Een vorm van λατρευω = latreuô (door (loon) dienen) in de LXX (109), in het NT (21), in Lc (3): (1) Lc 1,74. (2) Lc 2,37. (3) Lc 4,8. In de LXX kan een vorm van λατρευω = latreuô de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse woorden zijn
- וְנַעַבְדֶכָּ = wënaàbhëdèkhâ (en wij zullen jou dienen) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm qal jiqtol (imperf) 1ste pers mv + suffix bezittel voornaamw 2de pers mann enkvan het werkw עָבַד = `âbhad (werken, dienen) Taalgebruik in Tenakh: `âbhad (werken, dienen). Getalwaarde: ajin =16 of 70, beth = 2, daleth = 4 ; totaal: 22 OF 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 De som van de elemnnten telkens is 4 Tenakh (4): (1) 1 S 11,1. (2) 1 S 12,10. (3) 1 K 12,4. (4) 2 Kr 10,4.

Lc 1,747 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.

Lc 1,742 - 7 הַצִּילֵנוּ מִיַּד אֹיְבִינוּ = hatstsîlenû mijjad ´ojëbhe(j)nû (bevrijd ons uit de hand van onze vijanden) + een vorm van het werkw dienen

Lc 1,75. - Lc 1,75: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:75 en osiotèti kai dikaiosunè enôpion autou pasais tais èmerais èmôn 75 in sanctitate et iustitia coram ipso omnibus diebus nostris  75 in vroomhcid en gerechtigheid vMr hem al onze dagen  75 In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens  [75] in heiligheid en rechtvaardigheid, al onze dagen [75] toegewijd en oprecht, altijd levend in zijn nabijheid  75 in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanschijn al onze dagen!–   75 en sainteté et justice devant lui, tout au long de nos jours  

King James Bible [75] In holiness and righteousness before him, all the days of our life
Luther-Bibel 75 ihm dienten ohne Furcht unser Leben lang in Heiligkeit und Gerechtigkeit vor seinen Augen

Tekstuitleg van Lc 1,75. Het vers Lc 1,75. telt 12 (2² X 3) woorden en 7831 (41 X 191) letters De getalwaarde van Lc 1,75. is 7831 (41 X 191)

Lc 1,751 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,753 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

4 nom vr enk of dat vr enk δικαιοσυνη / δικαιοσυνῃ: dikaiosunè(i) (rechtvaardigheid) Zie het bijvoegl naamw δικαιος = dikaios (rechtvaardig) Taalgebruik in de bijbel: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in de Septuaginta: dikaios (rechtvaardig). Bijbel (130) OT (115) Pentateuch (4): (1) Gn 20,5. (2) Gn 30,33. (3) Ex 15,13. (4) Lv 19,15. NT (25) W (4): (1) W 1,15. (2) W 9,3. (3) W 14,7. (4) W 15,3. Enigste vorm in Lc en slechts 1X in Lc

Lc 1,755 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.

Lc 1,756 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

5 - 6

Lc 1,7512 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,7513 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,76. - Lc 1,76: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:76 kai su de paidion profètès upsistou klèthèsè proporeusè gar enôpion kuriou etoimasai odous autou  76 et tu puer propheta Altissimi vocaberis praeibis enim ante faciem Domini parare vias eius  76 En jij nu, kindje, profeet van de Allerhoogste zui je genoemd worden; je zult immers voor de Heer uitgaan om zijn wegen te bereiden,  76 En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijn wegen te bereiden;  [80] De jongen groeide op en werd steeds sterker door de Geest; hij verbleef in eenzame streken tot de dag waarop hij zich aan Israël vertoonde  [76] En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken,  76 en jij, kleine jongen, zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want je zult uitgaan voor het aanschijn van de Heer om te bereiden wegen voor hem    76 Et toi, petit enfant, tu seras appelé prophète du Très-Haut ; car tu marcheras devant le Seigneur, pour lui préparer les voies,

King James Bible [76] And thou, child, shalt be called the prophet of the Highest: for thou shalt go before the face of the Lord to prepare his ways;
Luther-Bibel 76 Und du, Kindlein, wirst ein Prophet des Höchsten heißen Denn du wirst dem Herrn vorangehen, dass du seinen Weg bereitest

Tekstuitleg van Lc 1,76. Het vers Lc 1,76. telt 14 (2 X 7) woorden, 35 (5 X 7) lettergrepen en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,76. is 11324 (2 X 2 X 19 X 149)

Lc 1,761 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,762 nom enk su (jij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (25): (1) Lc 1,42. (2) Lc 1,76. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,7. (5) Lc 4,41. (6) Lc 7,19. (7) Lc 7,20. (8) Lc 9,60. (9) Lc 10,15. (10) Lc 10,37. (11) Lc 15,31. (12) Lc 16,7. (13) Lc 16,25. (14) Lc 17,8. (15) Lc 19,19. (16) Lc 19,42. (17) Lc 22,32. (18) Lc 22,58. (19) Lc 22,67. (20) Lc 22,70. (21) Lc 23,3. (22) Lc 23,37. (23) Lc 23,39. (24) Lc 23,40. (25) Lc 24,18.

Lc 1,763 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,764 nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion (kind). Taalgebruik in Lc: paidion (kind).
Lc (9): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,66. (3) Lc 1,76. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,27. (6) Lc 2,40. (7) Lc 9,47. (8) Lc 9,48. (9) Lc 18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc 2,17. (2) Lc 7,32. (3) Lc 11,7. (4) Lc 18,16.

Lc 1,765 nom mann enk profètès (profeet) Taalgebruik in het NT: profètès (profeet). Taalgebruik in Lc: profètès (profeet). Taalgebruik in Hnd: profètès (profeet). Taalgebruik in Tenakh: nâbhî´(profeet). Hebr nâbhî´(profeet) Gr profètès < pro - fè - tès (fèmi: spreken) Lc (7): (1) Lc 1,76. (2) Lc 4,24. (3) Lc 7,16. (4) Lc 7,39. (5) Lc 9,8. (6) Lc 9,19. (7) Lc 24,19. Hnd (4) Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen, in Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,76. In Lc: 7 vormen van profètès (profeet) in 29 verzen in 13 / 24 hoofdstukken In Hnd: 6 vormen van profètès (profeet) in 30 verzen in 12 / 28 hoofdstukken

Lc 1,766 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.

Lc 1,767 pass ind fut 2de pers enk klèthèsè(i) (jij zult genoemd worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,76. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.

Lc 1,768 ind fut 2de pers enk proporeusè(i) (jij zult voorgaan) van het werkw proporeuomai (voorgaan) Taalgebruik in het NT: proporeuomai (voorgaan). Taalgebruik in Lc: proporeuomai (voorgaan). Lc (1) Lc 1,76.

Lc 1,769 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.

Lc 1,7610 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.

Lc 1,7611 gen mann enk kuriou (van de heer) van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Lc (26) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen

10 - 11 Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het aangezicht van de Heer) Lc 1,15: enôpion tou kuriou (voor het aangezicht van de Heer)

12 act inf aor hetoimasai van het werkw hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) Taalgebruik in het NT: hetoimazô (gereed maken, voorbereiden). Taalgebruik in het NT: hetoimazô (gereed maken, voorbereiden).
Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,76. (3) Lc 9,52. Een vorm van hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in 14 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,76. (3) Lc 2,31. (4) Lc 3,4. (5) Lc 9,52. (6) Lc 12,20. (7) Lc 12,47. (8) Lc 17,8. (9) Lc 22,8. (10) Lc 22,9. (11) Lc 22,12. (12) Lc 22,13. (13) Lc 23,56. (14) Lc 24,1. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de weg bereiden (Lc 1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc 1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden (Lc 3,4)

Lc 1,7614 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de weg bereiden (Lc 1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc 1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden (Lc 3,4)

Lc 1,77. - Lc 1,77: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:77 tou dounai gnôsin sôtèrias tô laô autou en afesei amartiôn autôn  77 ad dandam scientiam salutis plebi eius in remissionem peccatorum eorum  77 om aan zijn volk kennis te geven van de redding in de vergeving van hun zonden,   77 Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden,   [77] om zijn volk te leren hoe ze gered kunnen worden door de vergeving van hun zonden,   [77] en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden  77 door kennis van heil te schenken aan zijn volk in de vergeving van hun zonden;   77 pour donner à son peuple la connaissance du salut par la rémission de ses péchés ;

King James Bible [77] To give knowledge of salvation unto his people by the remission of their sins,
Luther-Bibel 77 und Erkenntnis des Heils gebest seinem Volk in der Vergebung ihrer Sünden,

Tekstuitleg van Lc 1,77.

Lc 1,771 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

2 act inf aor dounai (om te geven) van het werkw didômi (geven) Taalgebruik in het NT: didômi (geven). Taalgebruik in Lc: didômi (geven). Hebr . nâthan (tha) Lat dare / donare - donum: geven - gave, gift Fr donner - don: geven - gave
Lc (9): (1) Lc 1,73. (2) Lc 1,77. (3) Lc 2,24. (4) Lc 11,7. (5) Lc 12,32. (6) Lc 12,51. (7) Lc 17,18. (8) Lc 20,22. (9) Lc 22,5. Een vorm van didômi (geven) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,32. (2)Lc 1,73. (3) Lc 1,77.

Lc 1,774 gen vr enk sôtèrias van het zelfst naamw sôtèria (redding) Taalgebruik in het NT: sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc: sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX: sôtèria (redding). Hebr jesj`a / jèsj`a / jësju`âh (hulp, heil, redding -> Jezus) Taalgebruik in Tenakh: jesj`a / jèsj`a (hulp, heil, redding). Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur Ned bv salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland môsjî`a (de reddende) act part hifil nom mann enk van het werkw jâsj`a (redden, bevrijden, verlossen), is heel nauw verwant wat letters betreft: mâsjach (zalven) (mâsjîach = gezalfde, messias, G christos = Christus) Lc (2): (1) Lc 1,69.  (2) Lc 1,77.
- Een vorm van sôtèr in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11., in de LXX (41), in het NT (24)
- Een vorm van sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 1,71. (3) Lc 1,77. (4) Lc 19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Een vorm van sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc 2,30. (2) Lc 3,6., in de LXX (135), in het NT (4)
- Een vorm van sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106)

5 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

Lc 1,776 dat mann enk laô(i) van het zelfst naamw laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk).
Lc (4): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77. (3) Lc 2,10. (4) Lc 21,23. Een vorm van laos (volk) in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77.

5 - 7 tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77.

8 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

Lc 1,779 dat vr enk αφεσει = afesei van het zelfst naamw αφεσις = afesis (vergeving) Taalgebruik in het NT: afesis (vergeving). Taalgebruik in de LXX: afesis (vergeving). Bijbel (8): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,31. (4) Lv 25,33. (5) Lv 25,41. (6) Js 58,6. (7) Lc 1,77. (8) Lc 4,18. Een vorm van αφεσις = afesis in de LXX (50), in het NT (17), in Lc (4, 5X): (1) Lc 1,77. (2) Lc 3,3. (3) Lc 4,18. (2 vormen) (4) Lc 24,47. In Lc: 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in 4 verzen in 4 / 24 hoofdstukken In Hnd: 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in 5 verzen in 5 / 28 hoofdstukken Een vorm van αφεσις = afesis (vergeving) kan de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden zijn
- αφεσει = afesei:
-- zonder bepaald lidw Bijbel (3): (1) Js 58,6. (2) Lc 1,77. (3) Lc 4,18. Telkens in de constructie: εν αφεσει = en afesei
-- met bepaald lidw τῃ αφεσει = tè(i) afesei Bijbel (5): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,31. (4) Lv 25,33. (5) Lv 25,41.

αφεσις = afesis (af-lating) bijbel OT NT ev  Mt Mc Lc Hnd Br
nom vr enk afesis 5 2 3         1: Hnd 13,38 2: (1) Heb 9,2. (2) Heb 10,18
gen vr enk afeseôs 21 21              
dat vr enk: afesei 8 6     2: (1) Lc 1,77. (2) Lc 4,18.    
acc vr enk afesin 26 14 12 1: Mt 26,28. 2: (1) Mc 1,4. (2) Mc 3,29. 3: (1) Lc 3,3. (2) Lc 4,18. (3) Lc 24,47. 4: (1) Hnd 2,38. (2) Hnd 5,31. (3) Hnd 10,43. (4) Hnd 26,18. 2: (1) Ef 1,7. (2) Kol 1,14.
totaal 60 44 17   1 2 5 5 4

- Hebreeuws יוֹבֵל = jôbhel (ram / jobel, vergeving) Taalgebruik in Tenakh: jôbhel (ram / jobel, vergeving). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, beth = 2, lamed = 12 of 30 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 48 (2² X 2² X 3) Structuur: 1 - 6 - 2 - 3 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (3): (1) Lv 25,10. (2) Lv 25,11. (3) Lv 25,12.
- דְרוֹר = dëdôr 1 (vrijheid, vrijlating) 2 zwaluw 3 vanzelf vloeiende myrrhe Taalgebruik in Tenakh: dëdôr (vrijheid, vrijlating). Getalwaarde: daleth = 4, resj = 20 of 200 ; totaal: 44 (2² X 11) OF 404 (2² X 101) Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (6): (1) Ex 30,23. (2) Lv 25,10. (3) Js 61,1. (4) Jr 34,8. (5) Jr 34,15. (6) Jr 34,17.
- Fr par-donner (pardon): ver-geven, door: over -geven s'excuser (ex -causa) = buiten de zaak, zich ver-ont-schuld-igen kwijt-schelden (ont-schulden) ; rémission E remission D Vergebung Arabisch: عَفَا = `afâ (vergeven) Taalgebruik in de Qoran: `afâ (vergeven).

8 - 9 εν αφεσει = en afesei (door vergeving) Bijbel: (1) Js 58,6. (2) Lc 1,77. (3) Lc 4,18.
- Hebreeuws בַיֹּבֵל = bajjobhel (in de jobel, in de vergeving) < prefix voorzetsel bë = bepaald lidw ha + zelfst naamw jobhel Zie: Taalgebruik in Tenakh: jôbhel (ram / jobel, vergeving). Getalwaarde:: jod = 10, beth = 2, lamed = 12 of 30 ; totaal: 24 (2³ X 3) X 42 (2 X 3 X 7) Structuur: 1 - 2 - 3 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (4): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,33. (4) Lv 27,21.

Lc 1,7710 gen vr mv ἁμαρτιων = hamartiôn (van de zonden) van het zelfstandig naamwoord ἁμαρτια = hamartia (zonde) Bijbel (85) OT (53) NT (32): (1) Mt 1,21. (2) Mt 26,28. (3) Mc 1,4. (4) Lc 1,77. (5) Lc 3,3. (6) Lc 24,47. (7) Hnd 2,38. (8) Hnd 5,31. (9) Hnd 10,43. (10) Hnd 13,38. (11) Hnd 26,18. Andere boeken NT (21) Een vorm van in de LXX (545), in het NT (173)

Lc 1,77.9 - 11 εν αφεσει ἁμαρτιων = door vergeving van zonden = door de zonden te vergeven

afesis  NT Mt Mc Lc Hnd Br
afesis hamartiôn 1       1: Hnd 13,38 NIET: 2: (1) Heb 9,2. (2) Heb 10,18
afesei hamartiôn     1: (1) Lc 1,77. NIET: (2) Lc 4,18.    
afesin (tôn) hamartiôn 9 1: Mt 26,28. 1 : (1) Mc 1,4. NIET: (2) Mc 3,29.

1: (1) Lc 3,3. (3) Lc 24,47. NIET: (2) Lc 4,18.

1 : (1) Hnd 2,38. (2) Hnd 5,31. (3) Hnd 10,43. (4) Hnd 26,18. 1: (2) Kol 1,14. NIET: (1) Ef 1,7.
totaal 11 1 1 3 5 1
en afesei hamartiôn     1: (1) Lc 1,77. NIET: (2) Lc 4,18.    
eis afesin hamartiôn (tot vergeving van zonden) 1: Mt 26,28. (1) Mc 1,4. 1: (1) Lc 3,3. (2) Lc 24,47. (1) Hnd 2,38.  

Lc 1,7711 gen mv autôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.

Lc 1,78. - Lc 1,78: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:78 dia splagchna eleous theou èmôn en ois episkepsetai èmas anatolè ex upsous  78 per viscera misericordiae Dei nostri in quibus visitavit nos oriens ex alto  78 door de innige barmhartigheid van onze God, waarmee ons dc dageraad uit den hoge +zal bezoeken+;   78 door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte;   [78] dankzij de innige barmhartigheid van onze God Zo bekommert zich om ons het licht uit de hoogte;  [78] Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan  78 het is door het innige ontfermen van onze God dat uit den hoge naar ons komt omzien de opgaande zon,  78 grâce aux sentiments de miséricorde de notre Dieu, dans lesquels nous a visités l'Astre d'en haut,  

King James Bible [78] Through the tender mercy of our God; whereby the dayspring from on high hath visited us,
Luther-Bibel 78 durch die herzliche Barmherzigkeit unseres Gottes, durch die uns besuchen wird das aufgehende Licht aus der Höhe,

Tekstuitleg van Lc 1,78.

1 dia (door) Taalgebruik in NT: dia (door). Taalgebruik in Mc: dia (door). Taalgebruik in Lc: dia (door). Taalgebruik in Brieven: dia (door). L per, post Fr par, après Ned na Lc (32) Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,78.

Lc 1,783 gen onz enk eleous van het zelfst naamw eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos (barmhartigheid). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. Een vorm van eleos (barmhartigheid) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3)  Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78.

Lc 1,784 gen mann enk  theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.

6 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,788 ind fut 3de pers enk επισκεψεται = episkepsetai (hij zal naar ons omkijken) van het werkw επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (7): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex 13,19 (4) Lv 13,36. (5) Zach 10,3. (6) Jdt 8,33. (7) Lc 1,78. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn

  episkeptomai  Lc Lc 1 Lc 7 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
ind fut 3de pers enk episkepsetai    (1) Lc 1,78.                    
ind aor 3de pers enk epeskepsato   (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16.   26  23               

- Hebreeuws act qal imperf 3de pers enk יִפְקֹד = jiphëqod (hij zal omzien) van het werkw פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalwaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ; totaal: 40 OF 184 (8 X 23) Structuur: 8 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 4 j-p-q-d Tenakh (16): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex 13,19 (4) Nu 16,29. (5) Nu 27,16. (6) 1 S 20,18. (7) 1 K 20,39. (8) 2 K 10,19. (9) Js 23,17. (10) Js 24,21. (11) Js 27,1. (12) Js 27,3. (13) Jr 13,21. (14) Zach 11,16. (15) Spr 19,23. (16) Job 31,14.

10.

11 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.

Lc 1,79 - . Lc 1,79: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:79 epifanai tois en skotei kai skia thanatou kathèmenois tou kateuthunai tous podas èmôn eis odon eirènès  79 inluminare his qui in tenebris et in umbra mortis sedent ad dirigendos pedes nostros in viam pacis  79 om te verschijnen aan degenen die zitten in duisternis en schaduw van de dood, om onze voeten te richten naar een weg van vrede ”  79 Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes   [79] het zal schijnen voor wie zitten in duisternis en in de schaduw van de dood, het zal onze voeten naar de weg van de vrede leiden’   [79] en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede’  79 en gaat schijnen voor wie neerzitten in duisternis en schaduw des doods,– om onze voeten te richten op de weg van de vrede!  79 pour illuminer ceux qui demeurent dans les ténèbres et l'ombre de la mort, afin de guider nos pas dans le chemin de la paix »  

King James Bible [79] To give light to them that sit in darkness and in the shadow of death, to guide our feet into the way of peace
Luther-Bibel 79 damit es erscheine denen, die sitzen in Finsternis und Schatten des Todes, und richte unsere Füße auf den Weg des Friedens

Tekstuitleg van Lc 1,79. Het vers Lc 1,79. telt 16 (2² X 2²) woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,79. is 8329 (2³ X 1049).
- Op 21 december wordt bij het Magnificat van de vespers de O-antifoon O Oriens gezongen. O Oriens, splendor lucis aeternae et sol justitiae, veni et illumina sedentes in tenebris et umbra mortis (= O opkomende zon, schittering van altijddurend licht en zon van gerechtigheid, kom en verlicht hen die in duisternis en in de schaduw van de dood zitten).
-- Vulg: oriens (= de opgaande zon, het oosten; zn nom mann enk). Vulg (3): (1): Sir 26,21.  (2) Zach 6,12. (3) Lc 1,78.
-- Vulg: sol justitiae (= zon van gerechtigheid). Vulg (1): Am 4,2.

Lc 1,79.1 επιφαναι (= epifanai: om te verlichten; wkw act inf aor van het wkw επιφαινω = epifainô: tonen, laten zien, ten toon spreiden). Taalgebruik in het NT: epifainô (tonen,laten zien, ten toon spreiden). Bijbel (3): (1) Nu 6,25. (2) Ps 67,2. (3) Lc 1,79. Een vorm van επιφαινω = epifainô in de LXX (25), in het NT (4): (1) Lc 1,79. (2) Hnd 27,20. (3) Tit 2,11. (4) Tit 3,4.
- Hebreeuws act hifil jussief 3de pers mann enk יָאֵר = jâ´er (moge hij verlichten) van het werkw אוֹר = ´ôr (verlichten, helder zijn) Zie het zelfst naamw אוֹר = ´ôr (licht) Taalgebruik in Tenakh: ´ôr (licht). Getalwaarde: aleph = 1, waw = 6, resj = 20 of 200 ; totaal: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23) Structuur: 1 - 6 - 2 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (2): (1) Nu 6,25. (2) Ps 67,2.
- Vulg: illuminare (= verlichten; wkw act inf praes). Vulg (4): (1) W 15,7. (2) Js 60,1. (3) Lc 1,79. (4) Ef 3,9.
- επιφαινω (= epifainô < επι = epi: op + φαινω = fainô: schijnen; schijnen op, ver-lichten). De zon schijnt op de aarde en al wat erop is. Maar de zon verschijnt aan de horizont in het oosten nadat het licht 'haar' komst heeft aangekondigd. Het is een verschijning, openbaring, geboorte.

Lc 1,792 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.

  lidw mv bijbel  ΟΤ  ΝΤ  Mt  Mc Lc  Joh  Hnd  Brieven  Apk  syn ev
  dat m + onz mv tois 2715  2179  536  96  47  65  36  82  193  17  208  244 

- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).

Lc 1,793 εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Ned in Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi . D: in E: in Fr: en Grieks: εν = en (in, tijdens) Hebreeuws: בְּ = bë

Lc 1,794 dat onz enk σκοτει = skotei van het zelfst naamw σκοτος = skotos (duisternis) Taalgebruik in het NT: skotos (duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta: skotos (duisternis). Bijbel (33) OT (29) Js (7) NT (5): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Rom 2,19. (4) 1 Tes 5,4. (5) 1 Joh 1,6. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120), in het NT (30), in Lc (4): (1) Lc 1,79. (2) Lc 11,35. (3) Lc 22,53. (4) Lc 23,44., in 1 Tes (2): (1) 1 Tes 5,4. (2) 1 Tes 5,5.
- Hebreeuws חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh (duisternis). Getalwaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, kaph = 11 of 20 ; totaal: 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) Structuur: 8 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (57) Pentateuch (4) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (11) 12 Kleine Profeten (5) Geschriften (33)
- Ned: duisternis Arabisch: ظلام = DHalâm (duisternis) Taalgebruik in de Qoran: DHalâm (duisternis). D: Finsternis E: darkness Fr: ténèbres Grieks: σκοτος = skotos (duisternis) Taalgebruik in het NT: skotos (duisternis). Hebreeuws: חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh (duisternis). Lat: tenebrae

Lc 1,793 - 4 - εν σκοτει = en skotei (in duisternis) LXX (18) NT (4): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Rom 2,19. (4) 1 Tes 5,4. In Js vinden we 7X σκοτει = skotei ; 4X εν σκοτει = en skotei: (1) Js 9,1. (2) Js 29,15. (3) Js 42,7. (4) Js 50,10.
- εν τῳ σκοτει = en tô(i) skotei (in de duisternis) NT (1): 1 Joh 1,6. In Js vinden we 7X σκοτει = skotei ; 3X εν τῳ σκοτει = en tô(i) skotei: (1) Js 29,18. (2) Js 49,9. (3) Js 58,10.
- Hebreeuws בַּחֹשֶׁך = bachosèkh (in - de - duisternis) < voorzetsel be + lidwoord ha -> trekt samen tot ba + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh (duisternis). Getalwaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, kaph = 11 of 20 ; totaal: 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) Structuur: 8 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (14): (1) Joz 2,5. (2) 1 S 2,9. (3) Js 9,1. (4) Js 47,5. (5) Js 49,9. (6) Js 58,10. (7) Ez 8,12. (8) Mi 7,8. (9) Ps 88,13. (10) Ps 112,4. (11) Job 17,13. (12) Job 24,16. (13) Pr 2,14. (14) Pr 5,16.

Lc 1,795 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: וְ = wë Lat: et Fr: et Ned: en E: and D und Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en).

Lc 1,796 nom vr enk σκια = skia + dat vr enk skiᾳ = skia(i) Zelfst naamw σκια = skia (schaduw) Taalgebruik in het NT: skia (schaduw). Taalgebruik in de LXX: skia (schaduw). Bijbel (34) Js (2): (1) Js 9,1. (2) Js 38,8. Nt (): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Hnd 5,15. (4) Kol 2,17. (5) Heb 8,5. σκια = skia (schaduw) Taalgebruik in het NT: skia (schaduw). Taalgebruik in de LXX: skia (schaduw). Bijbel (34) Js (2): (1) Js 9,1. (2) Js 38,8. Nt (5): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Hnd 5,15. (4) Kol 2,17. (5) Heb 8,5. Een vorm van σκια = skia in de LXX (54), in het NT (7)

Lc 1,795 - 6 και skiᾳ = kai skia(i) Bijbel (6): (1) 2 K 20,11. (2) Jr 13,16. (3) Pr 6,12. (4) Mt 4,16. (5) Lc 1,79. (6) Heb 8,5.

Lc 1,794 - 6 σκοτει και skiᾳ (= skotei kai skia: in duisternis en schaduw; Vulg: tenebris et umbra). Bijbel (2): (1) Ps 106,10. (2) Lc 1,79.

Lc 1,797 gen mann enk  thanatou van het zelfst naamw thanatos (dood) Taalgebruik in het NT: thanatos (dood). Taalgebruik in Lc: thanatos (dood). Taalgebruik in Hnd: thanatos (dood). Hebr mâwèth / mâwëthâh (dood) Taalgebruik in Tenakh: mâwèth / mâwëthâh (dood). Lc (5): (1) Lc 1,79. (2) Lc 9,27. (3) Lc 23,15. (4) Lc 23,22. (5) Lc 24,20. Een vorm van thanatos (dood) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,79. (2) Lc 2,26. (3) Lc 9,27. (4) Lc 22,33. (5) Lc 23,15. (6) Lc 23,22. (7) Lc 24,20. In Lc: 2 vormen van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken In Hnd: 1 vorm van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken

6 - 7 skiᾳ θανατου = skia(i) thanatou (schaduw van de dood)

Lc 1,799 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

Lc 1,7910 act inf aor κατευθυναι = kateuthunai van het werkw κατευθυνω = kateuthunô (recht maken, richten, leiden) Taalgebruik in de Bijbel: kateuthunô (recht maken, richten, leiden). Bijbel (4): (1) Jdt 12,8. (2) Lc 1,79. (3) 1 Tes 3,11. (4) 2 Tes 3,5. Een vorm van κατευθυναι = kateuthunai in de LXX (73), in het NT (3): (1) Lc 1,79. (2) 1 Tes 3,11. (3) 2 Tes 3,5.

Lc 1,7914 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.

16

Lc 1,80. - Lc 1,80: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 24 juni: geboorte Johannes de Doper. Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1:80 to de paidion èuxanen kai ekrataiouto pneumati kai èn en tais erèmois eôs èmeras anadeixeôs autou pros ton israèl  80 puer autem crescebat et confortabatur spiritu et erat in deserto usque in diem ostensionis suae ad Israhel   8o Het kindje groeide op en werd sterk van geest; en hij was in de woestijn tot de dag van zijn openbaar optreden in Israël   Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde    80 En het kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en was in de woestijnen, tot den dag zijner vertoning aan Israël   [80] De jongen groeide op en werd steeds sterker door de Geest; hij verbleef in eenzame streken tot de dag waarop hij zich aan Israël vertoonde  [80] Het kind groeide op en werd gesterkt door de Geest Johannes leefde in de woestijn tot de dag aanbrak waarop hij zich kenbaar maakte aan het volk van Israël  80 Het jongetje groeit en wordt krachtig in de Geest; hij is in de woestijnen tot de dag dat hij zich aan Israël vertoont   80 Cependant l'enfant grandissait, et son esprit se fortifiait Et il demeurait dans les déserts jusqu'au jour de sa manifestation à Israël  

King James Bible [80] And the child grew, and waxed strong in spirit, and was in the deserts till the day of his shewing unto Israel
Luther-Bibel 80 Und das Kindlein wuchs und wurde stark im Geist Und er war in der Wüste bis zu dem Tag, an dem er vor das Volk Israel treten sollte  

Tekstuitleg van Lc 1,80. Het vers bestaat uit 19 woorden en 94 (2 X 47) letters De getalwaarde van het vers is 9295

Lc 1,801 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.

Lc 1,802 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.

Lc 1,803 nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion (kind). Taalgebruik in Lc: paidion (kind).
Lc (9): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,66. (3) Lc 1,76. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,27. (6) Lc 2,40. (7) Lc 9,47. (8) Lc 9,48. (9) Lc 18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc 2,17. (2) Lc 7,32. (3) Lc 11,7. (4) Lc 18,16.

Lc 1,804 act ind imperf 3de p enk èuxanen (hij groeide op) van het werkw auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen) Taalgebruik in het NT: auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen). Taalgebruik in Lc: auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen). Groeien kan een kind, een groep, een volk enz Lc (2): (1) Lc 1,80. (2) Lc 2,40. Een vorm van auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,80.  (2) Lc 2,40. (3) Lc 12,27. (4) Lc 13,19.
In de twee verzen volgt een nevenschikkende zin, die de eerste zin aanvult: to de paidion èuxanen kai ekrataiouto: (1) Lc 1,80. (Johannes de Doper) (2) Lc 2,40. (Jezus)

Lc 1,805 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

7 dat onz enk pneumati van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Mc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (8): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,80. (3) Lc 2,27. (4) Lc 3,16. (5) Lc 4,1. (6) Lc 8,29. (7) Lc 9,42. (8) Lc 10,21. Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80.

Lc 1,808 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.

Lc 1,809 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.

Lc 1,8010 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.

Lc 1,8011 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.

Lc 1,8012 dat vr mv  erèmois van het zelfst / bijvoegl naamw erèmos (woestijn, eenzame plaats) Taalgebruik in NT: erèmos (woestijn). Taalgebruik in Lc: erèmos (woestijn). Hebr chârëbâh (chrbh: 11), mv chârâbhôth (chrbwth: 14) De berg chorebhâh (Choreb) hammidëbar (de woestijn) (39) Cfr heremiet < herèmitos: kluizenaar (claustrum: gesloten) désert < Latijnse de-sertus: verlaten ; serere, sertum: aaneenrijgen, aaneenschakelen Een plaats is eenzaam om tot rust te komen Een huis is verlaten nadat de bewoners zijn gevlucht, gestorven of gedood Een weg is verlaten
Lc (2): (1) Lc 1,80. (2) Lc 5,16. Een vorm van erèmos (woestijn, eenzame plaats) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,80. (2) Lc 3,2. (3) Lc 3,4. (4) Lc 4,1. (5) Lc 4,42. (6) Lc 5,16. (7) Lc 7,24. (8) Lc 8,29. (9) Lc 9,12. (10) Lc 15,4.

Lc 1,8010 - 12 en tais erèmois (op eenzame plaatsen) Lc (2): (1) Lc 1,80. (2) Lc 5,16.

Lc 1,8014 acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag).
Lc (14): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80.  (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42. (9) Lc 9,51. (10) Lc 15,13. (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. (13) Lc 18,7. (14) Lc 21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: (1) (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80.

Lc 1,8016 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.

17 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

Lc 1,8018 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.

Lc 1,8019 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.

Israèl LXX bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  2392  2328 64  12  12 15  16  26  30  16 

- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)


- Hebreeuwse tekst. OF modern Hebreeuws NT


- Targum Onkelos


- Griekse tekst -

1Ἐπειδήπερ πολλοὶ ἐπεχείρησαν ἀνατάξασθαι διήγησιν περὶ τῶν πεπληροφορημένων ἐν ἡμῖν πραγμάτων, 2καθὼς παρέδοσαν ἡμῖν οἱ ἀπ' ἀρχῆς αὐτόπται καὶ ὑπηρέται γενόμενοι τοῦ λόγου, 3ἔδοξε κἀμοὶ παρηκολουθηκότι ἄνωθεν πᾶσιν ἀκριβῶς καθεξῆς σοι γράψαι, κράτιστε Θεόφιλε, 4ἵνα ἐπιγνῷς περὶ ὧν κατηχήθης λόγων τὴν ἀσφάλειαν. 5Ἐγένετο ἐν ταῖς ἡμέραις Ἡρῴδου βασιλέως τῆς Ἰουδαίας ἱερεύς τις ὀνόματι Ζαχαρίας ἐξ ἐφημερίας Ἀβιά, καὶ γυνὴ αὐτῷ ἐκ τῶν θυγατέρων Ἀαρών, καὶ τὸ ὄνομα αὐτῆς Ἐλισάβετ. 6ἦσαν δὲ δίκαιοι ἀμφότεροι ἐναντίον τοῦ θεοῦ, πορευόμενοι ἐν πάσαις ταῖς ἐντολαῖς καὶ δικαιώμασιν τοῦ κυρίου ἄμεμπτοι. 7καὶ οὐκ ἦν αὐτοῖς τέκνον, καθότι ἦν  Ἐλισάβετ στεῖρα, καὶ ἀμφότεροι προβεβηκότες ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῶν ἦσαν. 8Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ ἱερατεύειν αὐτὸν ἐν τῇ τάξει τῆς ἐφημερίας αὐτοῦ ἔναντι τοῦ θεοῦ, 9κατὰ τὸ ἔθος τῆς ἱερατείας ἔλαχε τοῦ θυμιᾶσαι εἰσελθὼν εἰς τὸν ναὸν τοῦ κυρίου, 10καὶ πᾶν τὸ πλῆθος ἦν τοῦ λαοῦ προσευχόμενον ἔξω τῇ ὥρᾳ τοῦ θυμιάματος: 11ὤφθη δὲ αὐτῷ ἄγγελος κυρίου ἑστὼς ἐκ δεξιῶν τοῦ θυσιαστηρίου τοῦ θυμιάματος. 12καὶ ἐταράχθη Ζαχαρίας ἰδών, καὶ φόβος ἐπέπεσεν ἐπ' αὐτόν. 13εἶπεν δὲ πρὸς αὐτὸν  ἄγγελος, Μὴ φοβοῦ, Ζαχαρία, διότι εἰσηκούσθη  δέησίς σου, καὶ  γυνή σου Ἐλισάβετ γεννήσει υἱόν σοι, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰωάννην. 14καὶ ἔσται χαρά σοι καὶ ἀγαλλίασις, καὶ πολλοὶ ἐπὶ τῇ γενέσει αὐτοῦ χαρήσονται: 15ἔσται γὰρ μέγας ἐνώπιον [τοῦ] κυρίου, καὶ οἶνον καὶ σίκερα οὐ μὴ πίῃ, καὶ πνεύματος ἁγίου πλησθήσεται ἔτι ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ, 16καὶ πολλοὺς τῶν υἱῶν Ἰσραὴλ ἐπιστρέψει ἐπὶ κύριον τὸν θεὸν αὐτῶν. 17καὶ αὐτὸς προελεύσεται ἐνώπιον αὐτοῦ ἐν πνεύματι καὶ δυνάμει Ἠλίου, ἐπιστρέψαι καρδίας πατέρων ἐπὶ τέκνα καὶ ἀπειθεῖς ἐν φρονήσει δικαίων, ἑτοιμάσαι κυρίῳ λαὸν κατεσκευασμένον. 18Καὶ εἶπεν Ζαχαρίας πρὸς τὸν ἄγγελον, Κατὰ τί γνώσομαι τοῦτο; ἐγὼ γάρ εἰμι πρεσβύτης καὶ  γυνή μου προβεβηκυῖα ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῆς. 19καὶ ἀποκριθεὶς  ἄγγελος εἶπεν αὐτῷ, Ἐγώ εἰμι Γαβριὴλ  παρεστηκὼς ἐνώπιον τοῦ θεοῦ, καὶ ἀπεστάλην λαλῆσαι πρὸς σὲ καὶ εὐαγγελίσασθαί σοι ταῦτα: 20καὶ ἰδοὺ ἔσῃ σιωπῶν καὶ μὴ δυνάμενος λαλῆσαι ἄχρι ἧς ἡμέρας γένηται ταῦτα, ἀνθ' ὧν οὐκ ἐπίστευσας τοῖς λόγοις μου, οἵτινες πληρωθήσονται εἰς τὸν καιρὸν αὐτῶν. 21Καὶ ἦν  λαὸς προσδοκῶν τὸν Ζαχαρίαν, καὶ ἐθαύμαζον ἐν τῷ χρονίζειν ἐν τῷ ναῷ αὐτόν. 22ἐξελθὼν δὲ οὐκ ἐδύνατο λαλῆσαι αὐτοῖς, καὶ ἐπέγνωσαν ὅτι ὀπτασίαν ἑώρακεν ἐν τῷ ναῷ: καὶ αὐτὸς ἦν διανεύων αὐτοῖς, καὶ διέμενεν κωφός. 23καὶ ἐγένετο ὡς ἐπλήσθησαν αἱ ἡμέραι τῆς λειτουργίας αὐτοῦ ἀπῆλθεν εἰς τὸν οἶκον αὐτοῦ. 24Μετὰ δὲ ταύτας τὰς ἡμέρας συνέλαβεν Ἐλισάβετ  γυνὴ αὐτοῦ: καὶ περιέκρυβεν ἑαυτὴν μῆνας πέντε, λέγουσα 25ὅτι Οὕτως μοι πεποίηκεν κύριος ἐν ἡμέραις αἷς ἐπεῖδεν ἀφελεῖν ὄνειδός μου ἐν ἀνθρώποις. 26Ἐν δὲ τῷ μηνὶ τῷ ἕκτῳ ἀπεστάλη  ἄγγελος Γαβριὴλ ἀπὸ τοῦ θεοῦ εἰς πόλιν τῆς Γαλιλαίας  ὄνομα Ναζαρὲθ 27πρὸς παρθένον ἐμνηστευμένην ἀνδρὶ  ὄνομα Ἰωσὴφ ἐξ οἴκου Δαυίδ, καὶ τὸ ὄνομα τῆς παρθένου Μαριάμ. 28καὶ εἰσελθὼν πρὸς αὐτὴν εἶπεν, Χαῖρε, κεχαριτωμένη,  κύριος μετὰ σοῦ. 29 δὲ ἐπὶ τῷ λόγῳ διεταράχθη καὶ διελογίζετο ποταπὸς εἴη  ἀσπασμὸς οὗτος. 30καὶ εἶπεν  ἄγγελος αὐτῇ, Μὴ φοβοῦ, Μαριάμ, εὗρες γὰρ χάριν παρὰ τῷ θεῷ: 31καὶ ἰδοὺ συλλήμψῃ ἐν γαστρὶ καὶ τέξῃ υἱόν, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰησοῦν. 32οὗτος ἔσται μέγας καὶ υἱὸς ὑψίστου κληθήσεται, καὶ δώσει αὐτῷ κύριος  θεὸς τὸν θρόνον Δαυὶδ τοῦ πατρὸς αὐτοῦ, 33καὶ βασιλεύσει ἐπὶ τὸν οἶκον Ἰακὼβ εἰς τοὺς αἰῶνας, καὶ τῆς βασιλείας αὐτοῦ οὐκ ἔσται τέλος. 34εἶπεν δὲ Μαριὰμ πρὸς τὸν ἄγγελον, Πῶς ἔσται τοῦτο, ἐπεὶ ἄνδρα οὐ γινώσκω; 35καὶ ἀποκριθεὶς  ἄγγελος εἶπεν αὐτῇ, Πνεῦμα ἅγιον ἐπελεύσεται ἐπὶ σέ, καὶ δύναμις ὑψίστου ἐπισκιάσει σοι: διὸ καὶ τὸ γεννώμενον ἅγιον κληθήσεται, υἱὸς θεοῦ. 36καὶ ἰδοὺ Ἐλισάβετ  συγγενίς σου καὶ αὐτὴ συνείληφεν υἱὸν ἐν γήρει αὐτῆς, καὶ οὗτος μὴν ἕκτος ἐστὶν αὐτῇ τῇ καλουμένῃ στείρᾳ: 37ὅτι οὐκ ἀδυνατήσει παρὰ τοῦ θεοῦ πᾶν ῥῆμα. 38εἶπεν δὲ Μαριάμ, Ἰδοὺ  δούλη κυρίου: γένοιτό μοι κατὰ τὸ ῥῆμά σου. καὶ ἀπῆλθεν ἀπ' αὐτῆς  ἄγγελος. 39Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 40καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 41καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας  Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου  Ἐλισάβετ, 42καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος  καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 43καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ  μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 44ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο  φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 45καὶ μακαρία  πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ κυρίου. 46Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει  ψυχή μου τὸν κύριον, 47καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 48ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 49ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα  δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, 50καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 51Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 52καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 53πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 54ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 55καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα. 56Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 57Τῇ δὲ Ἐλισάβετ ἐπλήσθη  χρόνος τοῦ τεκεῖν αὐτήν, καὶ ἐγέννησεν υἱόν. 58καὶ ἤκουσαν οἱ περίοικοι καὶ οἱ συγγενεῖς αὐτῆς ὅτι ἐμεγάλυνεν κύριος τὸ ἔλεος αὐτοῦ μετ' αὐτῆς, καὶ συνέχαιρον αὐτῇ. 59Καὶ ἐγένετο ἐν τῇ ἡμέρᾳ τῇ ὀγδόῃ ἦλθον περιτεμεῖν τὸ παιδίον, καὶ ἐκάλουν αὐτὸ ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ πατρὸς αὐτοῦ Ζαχαρίαν. 60καὶ ἀποκριθεῖσα  μήτηρ αὐτοῦ εἶπεν, Οὐχί, ἀλλὰ κληθήσεται Ἰωάννης. 61καὶ εἶπαν πρὸς αὐτὴν ὅτι Οὐδείς ἐστιν ἐκ τῆς συγγενείας σου ὃς καλεῖται τῷ ὀνόματι τούτῳ. 62ἐνένευον δὲ τῷ πατρὶ αὐτοῦ τὸ τί ἂν θέλοι καλεῖσθαι αὐτό. 63καὶ αἰτήσας πινακίδιον ἔγραψεν λέγων, Ἰωάννης ἐστὶν ὄνομα αὐτοῦ. καὶ ἐθαύμασαν πάντες. 64ἀνεῴχθη δὲ τὸ στόμα αὐτοῦ παραχρῆμα καὶ  γλῶσσα αὐτοῦ, καὶ ἐλάλει εὐλογῶν τὸν θεόν. 65καὶ ἐγένετο ἐπὶ πάντας φόβος τοὺς περιοικοῦντας αὐτούς, καὶ ἐν ὅλῃ τῇ ὀρεινῇ τῆς Ἰουδαίας διελαλεῖτο πάντα τὰ ῥήματα ταῦτα, 66καὶ ἔθεντο πάντες οἱ ἀκούσαντες ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτῶν, λέγοντες, Τί ἄρα τὸ παιδίον τοῦτο ἔσται; καὶ γὰρ χεὶρ κυρίου ἦν μετ' αὐτοῦ. 67Καὶ Ζαχαρίας  πατὴρ αὐτοῦ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου καὶ ἐπροφήτευσεν λέγων, 68Εὐλογητὸς κύριος  θεὸς τοῦ Ἰσραήλ, ὅτι ἐπεσκέψατο καὶ ἐποίησεν λύτρωσιν τῷ λαῷ αὐτοῦ, 69καὶ ἤγειρεν κέρας σωτηρίας ἡμῖν ἐν οἴκῳ Δαυὶδ παιδὸς αὐτοῦ, 70καθὼς ἐλάλησεν διὰ στόματος τῶν ἁγίων ἀπ' αἰῶνος προφητῶν αὐτοῦ, 71σωτηρίαν ἐξ ἐχθρῶν ἡμῶν καὶ ἐκ χειρὸς πάντων τῶν μισούντων ἡμᾶς: 72ποιῆσαι ἔλεος μετὰ τῶν πατέρων ἡμῶν καὶ μνησθῆναι διαθήκης ἁγίας αὐτοῦ, 73ὅρκον ὃν ὤμοσεν πρὸς Ἀβραὰμ τὸν πατέρα ἡμῶν, τοῦ δοῦναι ἡμῖν 74ἀφόβως ἐκ χειρὸς ἐχθρῶν ῥυσθέντας λατρεύειν αὐτῷ 75ἐν ὁσιότητι καὶ δικαιοσύνῃ ἐνώπιον αὐτοῦ πάσαις ταῖς ἡμέραις ἡμῶν. 76Καὶ σὺ δέ, παιδίον, προφήτης ὑψίστου κληθήσῃ, προπορεύσῃ γὰρ ἐνώπιον κυρίου ἑτοιμάσαι ὁδοὺς αὐτοῦ, 77τοῦ δοῦναι γνῶσιν σωτηρίας τῷ λαῷ αὐτοῦ ἐν ἀφέσει ἁμαρτιῶν αὐτῶν, 78διὰ σπλάγχνα ἐλέους θεοῦ ἡμῶν, ἐν οἷς ἐπισκέψεται ἡμᾶς ἀνατολὴ ἐξ ὕψους, 79ἐπιφᾶναι τοῖς ἐν σκότει καὶ σκιᾷ θανάτου καθημένοις, τοῦ κατευθῦναι τοὺς πόδας ἡμῶν εἰς ὁδὸν εἰρήνης. 80Τὸ δὲ παιδίον ηὔξανεν καὶ ἐκραταιοῦτο πνεύματι, καὶ ἦν ἐν ταῖς ἐρήμοις ἕως ἡμέρας ἀναδείξεως αὐτοῦ πρὸς τὸν Ἰσραήλ.

 
2020 update – external ads removed ��
It's been 20 years since we started in 2000! If you appreciate Greek Bible or have benefited over the years, consider joining our community of core supporters.

 


- Aramees - Peshitta


- Vulgata.


- Statenvertaling


- Willibrordvertaling


- De Nieuwe Bijbelvertaling


- De Naardense bijbel


- Bible de Jérusalem


- King James Bible


- Luther Bibel


- Arabisch


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E

- εν = en (in, tijdens) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in de LXX: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80. Lc 2 (23): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,7. (4) Lc 2,8. (5) Lc 2,11. (6) Lc 2,12. (7) Lc 2,14. (8) Lc 2,16. (9) Lc 2,19. (10) Lc 2,21. (11) Lc 2,23. (12) Lc 2,24. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,27. (15) Lc 2,29. (16) Lc 2,34. (17) Lc 2,36. (18) Lc 2,43. (19) Lc 2,44. (20) Lc 2,46. (21) Lc 2,49. (22) Lc 2,51. (23) Lc 2,52.

en (in)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk synopt ev
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).

- εν ταις = en tais (in ) NT (104) Lc (22): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 1,80. (6) Lc 2,1. (7) Lc 3,15. (8) Lc 4,2. (9) Lc 4,15. (10) Lc 4,25. (11) Lc 4,44. (12) Lc 5,16. (13) Lc 5,22. (14) Lc 6,12. (15) Lc 11,43. (16) Lc 13,26 . (17) Lc 17,26. (18) Lc 17,28. (19) Lc 20,46. (20) Lc 21,21. (21) Lc 24,18. (22) Lc 24,38.

- επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. επ' = ep' (1) Lc 1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

  epi (op, bij)  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24 Lc
1 epi 104  10      104 
2 ep 25                    25 
3 ef  20                          20 
  Totaal   149  11  12  10  11    10  10  149 

- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei

------------------------------------

- ind aor 3de pers enk επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) van het werkw επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (26) ΟΤ (23): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) Nu 3,39. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Nu 4,37. (7) Nu 4,41. (8) Nu 4,45. (9) Nu 4,46. (10) Nu 4,49. (11) Joz 8,10. (12) Re 15,1. (13) 1 S 2,21. (14) 1 S 13,15. (15) 2 S 18,1. (16) 1 K 20,15. (17) 1 K 20,26. (18) 2 K 3,6. (19) Kl 4,22. (20) Ezr 1,2. (21) Ezr 6,1. (22) Jdt 7,7. (23) Sir 46,14. NT (3) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16. En: Hnd 15,14. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
- פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalwaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ; totaal: 40 OF 184 (8 X 23) Structuur: 8 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 4 p - q- d: (1) act qal perf 3de pers mannenk פָקַד = pâqad (hij ziet om) Tenakh (11): (1) Gn 21,1. (2) Nu 1,44. (3) Nu 3,39. (4) Nu 4,37. (5) Nu 4,41. (6) Nu 4,45. (7) Nu 4,46. (8) Nu 4,49. (9) 1 K 20,15. (10) Job 35,15. (11) Kl 4,22. Hierbij horen ook nog de 4 teksten in de constructie פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202) פָקַד = pâqad wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden
- Soms is het Griekse επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) de vertaling van het Hebreeuwse וַיִּפְקֹד = wajjiphëqod (en hij zag om) < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk Tenakh (20): (1) Gn 40,4. (2) Gn 41,34. (3) Nu 3,16. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Joz 8,10. (7) Re 15,1. (8) 1 S 13,15. (9) 1 S 20,25. (10) 1 S 20,27. (11) 2 S 18,1. (12) 1 K 11,28. (13) 1 K 20,15. (14) 1 K 20,26. (15) 2 K 3,6. (16) 2 K 5,24. (17) 2 K 25,22. (18) Jr 14,10. (19) Hos 8,13. (20) Est 2,3.
- Bibliografie:
- Gerber Olivier, Il vous est né un Sauveur La construction du sens sotériologique de la venue de Jésus en Luc-Actes, Genève, Labor et Fides (Le Monde de la Bible 58), 2008, 294 pages ; p 57

- ὁτι επεσκεψατο = hoti epeskepsato (omdat hij omzag) NT (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 7,16.
- Hebreeuws פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex 4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach 10,3. In deze vier teksten wordt het werkw telkens gevolgd door het onderwerp JHWH Bovendien staat פָקַד יהוה = pâqad JHWH (JHWH zag om) slechts in deze vier teksten
- פָקַד ויהוה = waJHWH pâqad (en JHWH zag om - naar Sara) Tenakh (1): Gn 21,1. Hapax
- Van deze 5 teksten wordt het Hebr פָקַד = pâqad vertaald door επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) 1 S 2,21.
-- In Gn 21,1. lezen we = και κυριος επεσκεψατο την σαρραν kai kurios epeskepsato tèn sarran (en de Heer zag om naar Sara),
-- in 1 S 2,21: και επεσκεψατο κυριος την ανναν = kai epeskepsato kurios tèn annan (en de Heer zag om naar Anna)
-- In Ex 4,31. lezen we: ὁτι επεσκεψατο ὁ θεος = hoti epeskepsato ho theos (en God zag om)
De tekst van Lucas benadert het sterkst 1 S 2,21. Maar de tekst van 1 S 2,21. verwijst wellicht naar Gn 21,1.

- ind fut 3de pers enk επισκεψεται = episkepsetai (hij zal naar ons omkijken) van het werkw επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (7): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex 13,19 (4) Lv 13,36. (5) Zach 10,3. (6) Jdt 8,33. (7) Lc 1,78. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn

------------------------------------------

- nom mann enk ευλογητος = eulogètos (zegenend, zegenaar) Taalgebruik in het NT: eulogètos (gezegend). Taalgebruik in de LXX: eulogètos (gezegend). Taalgebruik in Lc: eulogètos (gezegend). Bijbel (64), in de LXX (57), in de Pentateuch (10): (1) Gn 9,26. (2) Gn 12,2. (3) Gn 14,20. (4) Gn 24,27. (5) Gn 24,31. (6) Gn 26,29. (7) Gn 43,28. (8) Ex 18,10. (9) Dt 7,14. (10) Dt 33,24., in het NT (7): (1) Lc 1,68. (2) Rom 1,25. (3) Rom 9,5. (4) 2 Kor 1,3. (5) 2 Kor 11,31. (6) Ef 1,3. (7) 1 Pe 1,3. In Lc is dit de enigste vorm Een vorm van ευλογητος = eulogètos in de Bijbel (82), in de LXX (74), in het NT (8): 7 + Mc 14,61.
- ευλογητος = eulogètos is meestal de vertaling van het Hebreeuwse בָּרוּך = bârûkh (gezegend) בָּרוּך = bârûkh is een passief deelwoord ; ευλογητος = eulogètos is een bijvoeglijk naamw, al dan niet zelfstandig gebruikt met de actieve betekenis van zegenend, zegenaar Tegenover het Hebreeuwse passief staat het Griekse actief Tegenover het Hebreeuwse בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH (gezegend JHWH) staat het Griekse ευλογητος = eulogètos: zegenend is JHWH of zegenaar is JHWH De mens kan JHWH zegenen omdat JHWH de mens had gezegend De zegen van JHWH gaat vooraf aan de zegening van de mens
- Grieks ευλογεω = eulogeô (zegenen, goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in de Septuaginta: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt 14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt 23,39. (4) Mt 25,34. (5) Mt 26,26., Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc 14,22., Lc (13): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen Joh (1): Joh 12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26.
- ευλογεω = eulogeô = Lat benedicere (benedijen) Fr bénir Ned zegenen < signare (tekenen), het signum (teken) van het kruis slaan E bless
- Hebreeuws pass qal deelw tegenwoordige tijd mann enk בָּרוּך = bârûkh (gezegend) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (83) Pentateuch (17): (1) Gn 9,26. (2) Gn 14,19. (3) Gn 24,27. (4) Gn 24,31. (5) Gn 26,29. (6) Gn 27,29. (7) Gn 27,33. (8) Ex 18,10. (9) Nu 22,12. (10) Nu 24,9. (11) Dt 7,14. (12) Dt 28,3. (13) Dt 28,4. (14) Dt 28,5. (15) Dt 28,6. (16) Dt 33,20. (17) Dt 33,24. Ps (13): (1) Ps 28,6. (2) Ps 31,22. (3) Ps 41,14. (bij het einde van het eerste psalmenboek) (4) Ps 66,20. (einde van de Psalm) (5) Ps 68,20. (6) Ps 68,36. (op het einde van de Psalm) (7) Ps 72,18. (bij het einde van het tweede psalmenboek) (8) Ps 89,53. (bij het einde van het derde psalmenboek) (9) Ps 106,48. (bij het einde van het vierde psalmenboek)
- L benedictus F béni
- Op het einde van zijn offerdienst kon de priester Zacharia het volk niet toespreken en zegenen omdat hij door zijn ongeloof in de aankondiging van de engel stom werd Pas bij de geboorte van Johannes kon hij spreken en de zegen uitspreken (Lc 1,68) Jezus als hogepriester sloot zijn leven af met een zegening aan zijn leerlingen (Lc 24,50)
- De zegen werd niet meer uitgesproken in de tempel De zegen van Jezus werd uitgesproken, aan de voet van de berg, nog meer, beneden op aarde, vooraleer Jezus ten hemel ging, het hemelse heiligdom

- ευλογητος κυριος = eulogètos kurios (gezegend JHWH) In het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH Tenakh (25): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) Ex 18,10. (4) Rt 4,14. (5) 1 S 25,32. (6) 1 S 25,39. (7) 2 S 18,28. (8) 1 K 1,48. (9) 1 K 5,21. (10) 1 K 8,15. (11) 1 K 8,56. (12) 1 Kr 16,36. (13) 2 Kr 2,11. (14) 2 Kr 6,4. (15) Ezr 7,27. (16) Ps 28,6. (17) Ps 31,22. (18) Ps 41,14. (19) Ps 72,18. (20) Ps 89,53. (21) Ps 106,48. (22) Ps 124,6. (23) Ps 135,21. (24) Ps 144,1. (25) Zach 11,5.

- ευλογητος κυριος ὁ θεος = eulogètos kurios ho theos (gezegend de Heer de God van) In het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws אֱלֹהֵי יהוה בָרוּך = bârûch JHWH ´èlohe(j) = gezegend JHWH, God van Tenakh (11): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) 1 S 25,32. (4) 1 K 1,48. (5) 1 K 8,15. (6) 1 Kr 16,36. (7) 2 Kr 2,11. (8) 2 Kr 6,4. (9) Ezr 7,27. (10) Ps 41,14. (11) Ps 106,48.

- ευλογητος κυριος ὁ θεος του ισραηλ = eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend JHWH de God van Israël) Lc (1): Lc 1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי יהוה בָרוּך = bârûkh JHWH êlohe(j) jisërâ´el Tenakh (8): (1) 1 S 25,32. (2) 1 K 1,48. (3) 1 K 8,15. (4) 1 Kr 16,36. (5) 2 Kr 2,11. (6) 2 Kr 6,4. (7) Ps 41,14. (8) Ps 106,48. Zie eveneens Ps 72,18.

- F - G

- ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,2. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,13. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn   ev 
aor 3de pers enk egeneto  925  wajëhî: 784 730  195  13  17  69  16  53    17  99  115 

egeneto (het gebeurde)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24  
67 3      

- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa

- εγενετο δε εν = egeneto de en = het gebeurde echter tijdens NT (18) Lc (14): (1) Lc 1,8. (2) Lc 2,1. (3) Lc 2,6. (4) Lc 3,21. (5) Lc 5,1. (6) Lc 6,1. (7) Lc 6,6. (8) Lc 6,12. (9) Lc 8,40. (10) Lc 9,37. (11) Lc 9,51. (12) Lc 10,38. (13) Lc 11,27. (14) Lc 18,35.
- και εγενετο εν = kai egeneto en = en het gebeurde tijdens NT (23) Mc (3) Lc (20): (1) Lc 1,59. (2) Lc 5,12. (3) Lc 5,17. (4) Lc 7,11. (5) Lc 8,1. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,18. (8) Lc 9,29. (9) Lc 9,33. (10) Lc 11,1. (11) Lc 14,1. (12) Lc 17,11. (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,28. (15) Lc 19,15. (16) Lc 20,1. (17) Lc 24,4. (18) Lc 24,15. (19) Lc 24,30. (35) Lc 24,51.

- H

- dat vr mv ἡμεραις = hèmerais van het zelfst naamw ἡμερα = hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93), in Lc 1 (11): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80., in Lc 2 (9): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. (5) Lc 2,36. (6) Lc 2,37. (7) Lc 2,43. (8) Lc 2,44. (9) Lc 2,46.

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
6 dat vr mv hèmerais   228  180  48  18  10  29  31     

      10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22 
  hèmera (dag)  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1 nom en dat vr enk hèmera(i)  27 (1) Lc 1,59.     (1) Lc 4,16.     (1) Lc 6,13. (2) Lc 6,23.     (1) Lc 9,12. (2) Lc 9,22. (3) Lc 9,37.   (1) Lc 10,12.                              
2 gen vr enk + acc vr mv hèmeras  14  (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80.   (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42.       (9) Lc 9,51.             (10) Lc 15,13.       (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. (13) Lc 18,7.     (14) Lc 21,37.          
3 acc vr enk hèmeran     (1) Lc 2,37.         (2) Lc 9,23.   (3) Lc 11,3.           (4) Lc 16,19.     (5) Lc 19,47.     (6) Lc 22,53.   (7) Lc 24,21.       
nom vr mv hèmerai 12 (1) Lc 1,23.   (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22.   (5) Lc 5,35.     (6) Lc 9,28.       (7) Lc 13,14.       (8) Lc 17,22.   (9) Lc 19,43.   (10) Lc 21,6. (11) Lc 21,22.   (12) Lc 23,29.           
5 gen vr mv hèmerôn        (1) Lc 5,17.     (2) Lc 8,22.                 (3) Lc 17,22.       (4) Lc 20,1.           
6 dat vr mv hèmerais   18  (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75.   (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12.   (13) Lc 9,36.                 (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28.       (16) Lc 21,23.   (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18.         
  totaal 78 / '82'  11  '2'                           

- Hebreeuws mann mv יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29 OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 j-m-m Tenakh (289) Pentateuch (117) Eerdere Profeten (45) Latere Profeten (45) 12 Kleine Profeten (10) Geschriften (66)
- Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum Cfr journaal Arabisch: يَوم = jaum (dag) Taalgebruik in de Qoran: dag (jaum)

- εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) NT (25) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1.  (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.
- Hebreeuws בִּימֵי = bîme(j) < voorzetsel bë + stat constr mann mv OF בְיָמָי = bëjâmâj (in mijn dagen) <bë + stat constr mann mv + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mann enk b-j-m-j Tenakh (55) Pentateuch (6) Eerdere Profeten (12) Latere Profeten (9) 12 Kleine Profeten (6) Geschriften (22)

--------------------------------------

- ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.

hoti ( dat, omdat )  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- Hebreeuws כִּי = kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn

- I

- ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.

Israèl LXX bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
  2392  2328 64  12  12 15  16  26  30  16 

- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)

- J - K

- καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.

kathôs (zoals)

bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
  405 326 179 3 8 17 31 11 109 - 28  59 

 

Mt Mc Lc syn ev
kathôs (zoals) bij syn  3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. 59 

- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr (die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin = 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten (68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- Lat sicut Fr selon E as D wie

--------------------------------------

- και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)

kai (en)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev 
verzen      7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und

--------------------------------------

- nom mann enk κυριος = kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in de LXX: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. Verder in Lc 1:
- gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76.
- dat mann enk kuriô(i): Lc 1 (1) Lc 1,17.
- acc mann enk kurion Lc 1 (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47.
In totaal een vorm van κυριος = kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: kurios: JHWH, in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het oog van JHWH)
Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591), in het NT (718), in Lc in 99 verzen

  kurios (heer)  enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev Paul Ap br  
1 nom enk kurios  3311 3139 172 20 9 30 6 22 75 10 59 65 65  10 

  kurios (heer)  enk bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev Paul Ap br  
3 gen enk kuriou  2301 2070 231 15 4 26 6 44 133 3 45 51 107  26 

      1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14  15 16 17 18 19 20
  kurios (heer)  enk Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 22 Lc 24
1 nom enk kurios  30        
2 voc enk kurie 26              
3 gen enk kuriou  26                
4 dat enk kuriô(i) 7                            
5 acc enk kurion 10                          
  totaal 99 17 

- Hebreeuws יהוה = JHWH Eigennaam van God Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6 Totaal: 26 Structuur: 1 - 5 - 6 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (5193) Pentateuch (1326) Eerdere Profeten (1013) Latere Profeten (1357) 12 Kleine Profeten (387) Geschriften (1110)
- Latijn Dominus Ned Heer D Herr E Lord Aramees: יוי = JWJ Arabisch: رَب = rabb (God, Heer) Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer).
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p93-96 Op deze blz wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achn-aton gelegd

- κυριος ὁ θεος = kurios ho theos (JHWH God = Heer God) NT (12) + 3X vocatief κυριε ὁ θεος = kurie, ho theos (Heer, God): (1) Mc 12,29. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,68. (4) Hnd 2,39. (5) Hnd 3,22. (6) Hnd 7,37. (7) Apk 4,8. (8) Apk 11,17. (9) Apk 15,3. (10) Apk 16,7. (11) Apk 18,8. (12) Apk 19,6. (13) Apk 21,22. (14) Apk 22,5. (15) Apk 22,6. In Lc (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68.
- Hebreeuws אֱלֹהֵי יהוה = JHWH ´èlohe(j) = JHWH, de God van Tenakh (172)

- L

- bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
1 nom m enk ho 8495 6052 2443 408 219 331 436 281 612 156  958  1394 

- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

- bep lidw gen mann en onz enk του = tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
4 gen m + onz enk tou 8480  6542  1938  234  116  272  196  269  673  178  622  818 

- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

- bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.

  lidw enk bijbel  OT  NT  Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br  Apk  syn ev
6 dat m + onz enk tô(i) 5507  4462  1045  121  68  154  98  163  367  74  343  441 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

- bepaald lidw dat vr mv ταις = tais van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80. Lc 2 (2): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,47.

  lidw mv   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev
15 dat vr mv tais   980  799  181  21  10  33  24  66  23  64  68 

- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

- bep lidw acc mann mv τους = tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc 1,33. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,65. (4) Lc 1,79.

  lidw mv   bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br Apk  syn ev
16 acc m mv tous   2960 2330 630 91 52 98 51 122 156 60    

- Grieks to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)

- M - N - O - P

- act ind aor 3de pers enk εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw ποιεω = poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714) OT (641) NT (73) Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh

poieô (doen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn ev
act ind aor 3de p enk epoièsen 714 641 73 13 9 14 18 14 4 1    

- Hebreeuws `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende) Tenakh (503) Pentateuch (112) Eerdere Profeten (161) Latere Profeten (78) 12 Kleine Profeten (19) Geschriften (133)
- Lat facere Fr faire N doen D tun E make
- Het handelen van God beoogt verlossing (Lc 1,68) maar is ingegeven door barmhartigheid (Lc 1,72: barmhartigheid doen)

- και εποιησεν = kai epoisen (en hij deed) NT (8): (1) Mt 25,16. (2) Mc 3,14. (3) Mc 8,25. (4) Lc 1,68. (5) Lc 5,29. (6) Joh 9,6. (7) Hnd 7,24. (8) Apk 1,6.
- Hebreeuws וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < wë + act qal imperf 3de pers mann enk van het werkw עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh (maken). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, shin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 3 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (232) Pentateuch (81) Eerdere Profeten (86) Latere Profeten (9) 12 Kleine Profeten (1) Geschriften (55) Gn (18): (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10.
Dit is het vers waarin we in het 1ste versdeel επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) lazen

 

- προς = pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). In elf verzen in Lc 1: tekstlezingen: Lc 1,26 . eis / pros (naar) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.

pros (bij)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
  3919  3272  647  41  62  158  91  122  166  261  352     

In elf verzen in Lc 1: tekstlezingen: Lc 1,26 . eis / pros (naar) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
- ´l: voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Taalgebruik in Genesis: ´èl . Taalgebruik in Jesaja: ´èl . Tenakh (3626) Pentateuch (1096) Eerdere Profeten (1070) Latere Profeten (655) 12 Kleine Profeten (142) Geschriften (662)
- إلي = ´ilâ (naar) Taalgebruik in de Qoran: ´ilâ (naar)

- Q - R - S

- Een vorm van σωτηρ = sôtèr in Lc (2): (1) Lc 1,47. (2) Lc 2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann enk יְשׁוּעָה = jësjû`âh,
- Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 1,71. (3) Lc 1,77. (4) Lc 19,9., in de LXX (160), in het NT (45) sôtèria (redding): Bijbel (52) OT (44) NT (8)
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc 2,30. (2) Lc 3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) תְשוּעָה = thësjû`âh

  sôtèria (redding)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
3 acc vr enk sôtèrian  63  45  18      1   15    11 

redden   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev  A b 
sôzô (redden)  actief  197  151  46  11    16    28  30  10 
sôzô (redden)  passief   74 44 30 6 5 3 2 6 8   14 16 7 1
sôtèr (redder)  (enk)  50  26  24      19    3 12 
sôtèrion (redding)   118  114           
sôtèria (redding)  166  122  44      28  22 
totaal 605  457  148  14  14  2 17  72  50  56  52  20 

- T

- nom mann enk θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (15) (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68. (3) Lc 3,8. (4) Lc 5,21. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,39. (7) Lc 12,20. (8) Lc 12,24. (9) Lc 12,28. (10) Lc 16,15. (11) Lc 18,7. (12) Lc 18,11. (13) Lc 18,13. (14) Lc 18,19. (15) Lc 20,38. Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), in Lc (117), in Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64.   (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: theos (God), in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,78: eleous theou (van de barmhartigheid van God)

theos (God)  bijbel  OT  NT  syn ev Br Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud  Paul Ap br
nom enk theos 1686  1399  287  29 46 163  32  30  18    22  11        143 20

- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm (God). Getalwaarde: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 86 (2 X 43) Structuur: 1 - 3 -5 -1 - 4 De som van de elementen is telkens 5 De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Hebr ´èlohîm (God) Tenakh (635) Pentateuch (207) Eerdere Profeten (118) Latere Profeten (39) 12 Kleine Profeten (17) Geschriften (253)
- Latijn deus, Fr dieu De vloek dju D Gott E God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Koran: ´allah (Allah).

- ὁ θεος του ισραηλ = ho theos tou israèl (de God van Israël) In Lc en in het NT slechts in Lc 1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי = êlohe(j) jisërâ´el (God van Israël) Tenakh (191)

- U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar


MAGNIFICAT VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING

groot maakt mijn ziel de Heer (1 Sam 2,1-10), 1:47 verrukt is mijn geest over God, mijn bevrijder,- 1:48 want hij heeft aangezien de vernedering van zijn dienares; want zie, van nu af prijzen mij zalig alle generaties!- 1:49 want grote dingen heeft hij aan mij gedaan, machtig is hij, heilig is zijn naam!- 1:50 zijn ontferming is tot in generaties en generaties over wie hem vrezen; 1:51 kracht heeft hij betoond met zijn arm; hoogmoedigen met de plannen van hun hart,- hij sloeg ze uiteen; 1:52 hij heeft machtigen van hun troon gestoten en vernederden verhoogd; 1:53 hongerlijders heeft hij vervuld met alle goeds, en rijken heeft hij ledig heengezonden; 1:54 hij heeft zich zijn kind Israël aangenomen, hij blijft zijn ontferming indachtig 1:55 -zoals hij tot onze vaderen heeft gesproken- voor Abraham en voor zijn zaad tot in de toekomende eeuw!

LOFLIED VAN ZACHARIA VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING

1:68 gezegend de Heer, Israëls God: hij heeft naar zijn gemeente omgezien en hem verlossing bereid; 1:69 hij heeft een hoorn van heil voor ons verwekt in het huis van zijn kind David,- 1:70 zoals hij heeft gesproken door de mond van zijn heiligen, de profeten van eeuwigheid af: 1:71 bevrijding van onze vijanden, van de hand van al wie ons haten, 1:72 om de ontferming over onze vaderen te betonen, te gedenken zijn heilig verbond,- 1:73 de eed die hij heeft gezworen aan Abraham, onze vader: 1:74 het ons te geven om zonder vrees, aan de hand van vijanden ontrukt, hem dienstbaar te zijn, 1:75 in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanschijn al onze dagen!- 1:76 en jij, kleine jongen, zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want je zult uitgaan voor het aanschijn van de Heer om te bereiden wegen voor hem 1:77 door kennis van heil te schenken aan zijn gemeente in de vergeving van hun zonden; 1:78 het is door het innige ontfermen van onze God dat uit den hoge naar ons komt omzien de opgaande zon, 1:79 en gaat schijnen voor wie neerzitten in duisternis en schaduw des doods,- om onze voeten te richten op een weg van vrede!

LOFLIED VAN SIMEON VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING

2:27 Gedreven door de Geest komt hij naar het heiligdom, en als de ouders het jongetje Jezus binnenbrengen om wat in de wet gewoonte is over hem te doen, 2:28 neemt ook hij het in zijn armen en zegent God; hij zegt: 2:29 Meester, nu laat gij uw dienaar gaan in vrede,- naar uw woord; 2:30 want mijn ogen hebben gezien uw heil 2:31 dat gij bereid hebt voor het aanschijn van alle gemeenschappen: 2:32 licht tot ontsluiering van volkeren, de glorie van Israël, uw gemeente!

VERKLARING

Zacharia zet zijn loflied in met de zegening van de Heer, de God van Israël Dit loflied en deze zegening sluit het leven van Zacharia af Hiermee wordt ook het Oude Testament afgesloten Met deze zegening "Gezegend, de Heer, de God van Israël" werden vier van de vijf psalmboeken afgesloten (Ps 41,14., Ps 72,18., Ps 89,53., Ps 106,48) Een periode wordt afgesloten, een nieuwe tijd begint
God wordt gezegend omdat Hij zijn volk Israël opzocht (Ex 4,31) en de ellende van zijn volk zag (Ex 3,7; Ex 4,31) Deze zegening gaat terug op Israëls begin: de ellende in Egypte en de uittocht uit Egypte Ook het magnificat herinnert aan dit gebeuren Via Mozes en zovele boden bracht Hij verlossing voor zijn volk (Ps 111,9) Reeds hier wordt verwezen naar de nieuwe Mozes nl Jezus Zo verwijst Lc 1,68b-75 naar Jezus
Verlossing wordt verwacht uit het koninklijk geslacht van David (Lc 1,69; zie Ps 132,17; Ps 18,3; 1 S 2,10 en Ez 29,21), zoals Hij het gezegd heeft bij monde van zijn profeten (2 K 17,23) Ook hier wordt bij de verlossing verwezen naar de uittocht uit Egypte (Ps 18,16 en Ps 106,10), naar de eed aan de aartsvaders (Mich 7,20), naar de belofte aan Noach (Gn 9,16) en de eed aan Abraham en zijn nakomelingen (Gn 17,7; Jr 11,5)
Lc 1,76-79 heeft betrekking op Johannes de Doper Hij is de profeet van de Allerhoogste, de voorloper en de wegbereider van de Heer (Mal 3,1; Ex 23,20, Js 40,3) Met Johannes begint een nieuwe tijd Met hem gaat de zon op om te schijnen wie in de duisternis zit (Js 9,1; Js 42,7; Ps 107,10), om de weg naar vrede te banen