Overzicht van het Lucasevangelie: Lc 1., Lc 2., Lc 3., Lc 4., Lc 5., Lc 6., Lc 7., Lc 8., Lc 9., Lc 10., Lc 11., Lc 12., Lc 13., Lc 14., Lc 15., Lc 16., Lc 17., Lc 18., Lc 19., Lc 20., Lc 21., Lc 22., Lc 23., Lc 24.,
Tekstuitleg - Lc
1,1-4. - Lc
1,5-25. - Lc
1,26-38. - Lc
1,39-56. - Lc
1,57-80.
Tekstuitleg vers per vers: - Lc
1,1. - Lc
1,2. - Lc
1,3. - Lc
1,4. - Lc
1,5. - Lc
1,6. - Lc
1,7. - Lc
1,8. - Lc
1,9. - Lc
1,10. - Lc
1,11. - Lc
1,12. - Lc
1,13. - Lc
1,14. - Lc
1,15. - Lc
1,16. - Lc
1,17. - Lc
1,18. - Lc
1,19. - Lc
1,20. - Lc
1,21. - Lc
1,22. - Lc
1,23. - Lc
1,24. - Lc
1,25. - Lc
1,26 . - Lc
1,27. - Lc
1,28. - Lc
1,29. - Lc
1,30. - Lc
1,31. - Lc
1,32. - Lc
1,33. - Lc
1,34. - Lc
1,35. - Lc
1,36. - Lc
1,37. - Lc
1,38. - Lc
1,39. - Lc
1,40. - Lc
1,41. - Lc
1,42. - Lc
1,43. - Lc
1,44. - Lc
1,45. - Lc
1,46. - Lc
1,47. - Lc
1,48. - Lc
1,49. - Lc
1,50. - Lc
1,51. - Lc
1,52. - Lc
1,53. - Lc
1,54. - Lc
1,55. - Lc
1,56. - Lc
1,57. - Lc
1,58. - Lc
1,59. - Lc
1,60. - Lc
1,61. - Lc
1,62. - Lc
1,63. - Lc
1,64. - Lc
1,65. - Lc
1,66. - Lc
1,67. - Lc
1,68. - Lc
1,69. - Lc
1,70. - Lc
1,71. - Lc
1,72. - Lc
1,73. - Lc
1,74. - Lc
1,75. - Lc
1,76. - Lc
1,77. - Lc
1,78. - Lc
1,79. - Lc
1,80. -
Evangelielezing van 3de
(derde) zondag door het jaar C: Lc
1,1-4. en Lc
4,14-21.
Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben
plaats gevonden, aan de hand van de gegevens welke ons werden overgeleverd
door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in diens van het
woord zijn getreden Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot – na
van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht – voor u een ordelijk
verslag te schrijven, met de bedoeling u te doen zien hoe betrouwbaar de leer
is waarin gij onderwezen zijt
1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Het kindsheidsevangelie van Lucas (Lc
1. - Lc 2)
bestaat uit een voorwoord en zeven verhalen
Het eerste en het tweede verhaal (Lc
1,5-25. - Lc
1,26-38) zijn op een parallelle wijze opgebouwd ; zij betreffen de aankondiging
van de geboorte van Johannes, de Doper (Lc
1,5-25) en die van Jezus (Lc
1,26-38) De tijdsaanduiding “in de zesde maand” vormt een
link tussen het eerste en het tweede verhaal
Dit tweeluik wordt gevolgd door een tussenluik nl het bezoek van Maria aan
Elisabeth (Lc
1,39-56), waarop een tweede tweeluik volgt, die de geboorte van Johannes, de Doper (Lc
1,57-80) en die van Jezus (Lc
2,1-20) betreffen Deze vijf verhalen worden gevolgd door twee Jezusverhalen: de opdracht van Jezus in de tempel, veertig dagen na zijn geboorte (Lc
2,21-40) en de twaalfjarige Jezus te midden van de leraren (Lc
2,41-52)
De verhalen van het "kindsheidsevangelie" van Lucas worden meestal als onhistorische, fictieve verhalen geïnterpreteerd Dit betekent geenszins dat ze niet rijk aan betekenis zijn We zullen ons afvragen hoe de evangelist tot de constructie van deze verhalen is gekomen en wat de betekenis ervan is
Lc 1,1. - Lc 1,1: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [1] Forasmuch as many have taken in hand to set forth in
order a declaration of those things which are most surely believed among us,
Luther-Bibel Viele haben es schon unternommen, Bericht zu geben von den Geschichten,
die unter uns geschehen sind,
Tekstuitleg van Lc 1,1. Het vers Lc 1,1. telt 11 woorden en 83 letters De getalwaarde van Lc 1,1. is 7457
Lc 1,11epeidèper
(nadat nu, daar nu) Taalgebruik in het NT: epeidèper
(nadat nu, daar nu). Taalgebruik in Lc: epeidèper
(nadat nu, daar nu). Slechi ts in Lc
1,1. Voegwoord van tijd: toen nu, nadat nu, sinds Voegwoord van reden: daar nu, daar immers
Lc 1,12
nom mann mv polloi (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik
in het NT: polus
(veel). Taalgebruik in Lc: polus
(veel).
Lc (8): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,14. (3) Lc
4,27. (4) Lc
5,15. (5) Lc
10,24. (6) Lc
13,24. (7) Lc
14,25. (8) Lc
21,8. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,14. (3) Lc
1,16.
Lc 1,13 act ind aor 3de pers mv epecheirèsan (zij beproefden) van het werkw epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven) Taalgebruik in het NT: epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven). Taalgebruik in Lc: epicheireô (de handen slaan aan, aanpakken, ondernemen, beproeven). Slechts in Lc 1,1. Dit is het enigste vers en de enigste vorm in de evangelies
Lc 1,14 passief infinitief aorist anataxasthai van het werkw anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken) Taalgebruik in het NT: anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken). Taalgebruik in Lc: anatassô (opstellen, de gegevens sytematisch rangschikken, onderzoeken). anatassô diègèsin: een verhaal opbouwen, omstandig vertellen Lc (1) Lc 1,1. Hapax Zij namen ter hand dat een verhaal zou opgebouwd worden
Lc 1,15 nom vr enk diègèsin van het zelfst naamw diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal) Taalgebruik in het NT: diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal). Taalgebruik in Lc: diègèsis (uiteenzetting, verhandeling, uitleg, verhaal). Lc (1) Lc 1,1.
Lc 1,16 peri (omwille van, over) Taalgebruik in NT: peri (over, rondom, omwille van). Taalgebruik in Lc: peri (over, rondom, omwille van). Fr pour, N voor Lc (43) Lc 1 (2): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,4.
Lc 1,17
bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,70. (5) Lc
1,71. (6) Lc
1,72.
Lc 1,18 pass part perf gen nom + onz mv peplèroforèmenôn van het werkw plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen) Taalgebruik in het NT: plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen). Taalgebruik in Lc: plèroforeô (voldragen, geheel (vervullen). Lc (1) Lc 1,1.
Lc 1,19
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,110 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.
Lc 1,111 gen onz mv pragmatôn (van de handelingen / gebeurtenissen) van het zelfst naamw pragma (daad, handeling) Taalgebruik in het NT: pragma (daad, handeling). Taalgebruik in Lc: pragma (daad, handeling). Lc (1) Lc 1,1. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,2. - Lc 1,2: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [2] Even as they delivered them unto us, which from the beginning
were eyewitnesses, and ministers of the word;
Luther-Bibel 2 wie uns das überliefert haben, die es von Anfang an selbst
gesehen haben und Diener des Worts gewesen sind
Tekstuitleg van Lc 1,2. Het vers Lc 1,2. telt 12 (2² X 3) woorden en 63 (3² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,2. is 6462 (2 X 3² X 359)
Lc 1,21 καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
|
Mt | Mc | Lc | syn | ev |
kathôs (zoals) bij syn | 3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. | 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) | 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. | 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. | 59 |
- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin
= 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167)
Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten
(68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- כּמוֹ = këmô (zoals) Taalgebruik in Tenakh: këmô (zoals). Getalwaarde: kaph = 12 of 30, mem, 13 of 40, waw = 6 ; totaal: 31 OF 76 (4 X 19) Tenakh (52) Pentateuch (2) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (9) 12 Kleine
Profeten (8) Geschriften (33) Pentateuch (2): (1) Ex 15,5. (2) Ex 15,8. Arabisch كَما = zoals (kamâ) Taalgebruik in de Qoran: zoals (kamâ). Lat sicut Fr selon E as D wie
Lc 1,22 act ind aor 3de pers mv paredosan paradidômi (overleveren) Taalgebruik in het NT: paradidômi (overleveren). Taalgebruik in Mc: paradidômi (overleveren). Lat tradere (trans - dare) Fr trahir Ned overleveren, overgeven Hebr mâsar Bij (Gr para) langs, naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over: tegenover, aan de andere zijde Zo kan para-didômi betekenen: geven aan de tegenovergestelde, de andere, de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van paradidômi (overleveren) in Lc in 17 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 4,6. (3) Lc 9,44. (4) Lc 10,22. (5) Lc 12,58. (6) Lc 18,32. (7) Lc 20,20. (8) Lc 21,12. (9) Lc 21,16. (10) Lc 22,4. (11) Lc 22,6. (12) Lc 22,21. (13) Lc 22,22. (14) Lc 22,48. (15) Lc 23,25. (16) Lc 24,7. (17) Lc 24,20.
Lc 1,23 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.
Lc 1,24
nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik
in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
Lc 1,25
apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo
(af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo
(af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3 + 3 = 6)
apo Lc 1 (3): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,48. (3) Lc
1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,38. (3) Lc
1,70.
Lc 1,26 gen vr enk archès van het zelfst naamw archè (begin, heerschappij) Taalgebruik in het NT: archè (begin, heerschappij). Taalgebruik in Lc: archè (begin, heerschappij). Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van archè (begin, heerschappij) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 12,11. (3) Lc 20,20.
Lc 1,27 nom vr mv autoptai van het zelfst naamw autoptès (zelfziener, ooggetuige) Taalgebruik in het NT: autoptès (zelfziener, ooggetuige). Taalgebruik in Lc: autoptès (zelfziener, ooggetuige). Lc (1) Lc 1,2. Dit is de enigste vorm in het NT
Lc 1,2.8 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,2.9 nom mann mv hupèretai van het zelfst naamw hupèretès (dienaar) Taalgebruik in het NT: hupèretès (dienaar). Taalgebruik in Lc: hupèretès (dienaar). Lc (1) Lc 1,2. Een vorm van hupèretès (dienaar) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 4,20.
Lc 1,210 part aor nom mann mv genomenoi van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Lc (2): (1) Lc 1,2. (2) Lc 24,37. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
Lc 1,211
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,212 gen mann enk logou van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (2): (1) Lc 1,2. (2) Lc 20,20. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29. In Lc: 8 vormen van logos (woord) in 17 / 24 hoofdstukken en in 33 verzen In Hnd: 8 vormen van logos (woord) in 20 / 28 hoofdstukken en in 65 verzen
Lc 1,3 - . Lc 1,3: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [3] It seemed good to me also, having had perfect understanding
of all things from the very first, to write unto thee in order, most excellent
Theophilus,
Luther-Bibel 3 So habe auch ich's für gut gehalten, nachdem ich alles von
Anfang an sorgfältig erkundet habe, es für dich, hochgeehrter Theophilus, in
guter Ordnung aufzuschreiben,
Tekstuitleg van Lc 1,3. Het vers Lc 1,3. telt 11 woorden en 74 (2 X 37) letters De getalwaarde van Lc 1,3. is 6833
Lc 1,31 act ind aor 3de pers enk edoxe van het werkw dokeô (menen, schijnen) Taalgebruik in het NT: dokeô (menen, schijnen). Taalgebruik in Lc: dokeô (menen, schijnen). Lc (1) Lc 1,3. Een vorm van dokeô (menen, schijnen) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 8,18. (3) Lc 10,36. (4) Lc 12,40. (5) Lc 12,51. (6) Lc 13,2. (7) Lc 13,4. (8) Lc 19,11. (9) Lc 22,24. (10) Lc 24,37.
Lc 1,32 kamoi < kai (en) + moi (pers voornaamw dat mann enk: aan mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (1) Lc 1,3.
Lc 1,33 act part perf dat mann enk parèkolouthèkoti van het werkw parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden) Taalgebruik in het NT: parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden). Taalgebruik in het NT: parakoloutheô (naast iemand de weg afleggen, begeleiden). Lc (1) Lc 1,3. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,34 anôthen (van boven af) Taalgebruik in het NT: anôthen (van boven af). Taalgebruik in Lc: anôthen (van boven af). Lc (1) Lc 1,3.
Lc 1,35 dat mann + onz mv pasin van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (13): (1) Lc 1,3. (2) Lc 2,20. (3) Lc 2,38. (4) Lc 3,16. (5) Lc 3,20. (6) Lc 9,43. (7) Lc 9,48. (8) Lc 12,44. (9) Lc 13,17. (10) Lc 14,33. (11) Lc 24,9. (12) Lc 24,21. (13) Lc 24,25. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
Lc 1,36 akribôs (nauwkeurig, wel overwogen) Taalgebruik in het NT: akribôs (nauwkeurig, wel overwogen). Taalgebruik in Lc: akribôs (nauwkeurig, wel overwogen). Lc (1) Lc 1,3.
Lc 1,37 kathexès = efexès (in volgorde, op een rij) Taalgebruik in het NT: kathexès = efexès (in volgorde, op een rij). Taalgebruik in Lc: kathexès = efexès (in volgorde, op een rij). Lc (2): (1) Lc 1,3. (2) Lc 8,1.
Lc 1,38 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.
Lc 1,39 act inf aor grapsai van het werkw grafô (schrijven) Taalgebruik in het NT: grafô (schrijven). Taalgebruik in Mc: grafô (schrijven). Taalgebruik in Lc: grafô (schrijven). Lat scribere Fr écrire Lc (1) Lc 1,3. Een vorm van grafô (schrijven) in Lc in 20 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,63. (3) Lc 2,23. (4) Lc 3,4. (5) Lc 4,4. (6) Lc 4,8. (7) Lc 4,10. (8) Lc 4,17. (9) Lc 7,27. (10) Lc 10,26. (11) Lc 16,6. (12) Lc 16,7. (13) Lc 18,31. (14) Lc 19,46. (15) Lc 20,17. (16) Lc 20,28. (17) Lc 21,22. (18) Lc 22,37. (19) Lc 24,44. (20) Lc 24,46.
Lc 1,310 voc mann enk kratiste van het bijvoegl naamw kratistos (machtigst, best) Taalgebruik in het NT: kratistos (machtigst, best). Taalgebruik in Lc: kratistos (machtigst, best). Lc (1) Lc 1,3. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,311 theofile (Theofilus) Vocatief mannelijk enkelvoud In twee verzen in de bijbel: (1) Lc 1,3. (2) Hnd 1,1. Het evangelie (volgens Lucas) en het boek Handelingen zijn gericht tot Teofilus Wellicht was hij een christen van Antiochië
Lc 1,4. - Lc 1,4: 1 Lucaanse proloog: Lc 1,1-4. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. -- Lc 1. -- Lc 1,5-25. - Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [4] That thou mightest know the certainty of those things,
wherein thou hast been instructed
Luther-Bibel 4 damit du den sicheren Grund der Lehre erfährst, in der du unterrichtet
bist Die Ankündigung der Geburt Johannes des Täufers
Tekstuitleg van Lc 1,4. Het vers Lc 1,4. telt 8 (2³) woorden en 43 letters De getalwaarde van Lc 1,4. is 5527
Lc 1,41 hina (opdat) Taalgebruik in het NT: hina (opdat). Taalgebruik in Lc: hina (opdat). Lc (46) Lc 1 (2): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,43.
Lc 1,42 act conj aor 2de pers enk epignô(i)s van het werkw epiginôskô (leren kennen, begrijpen) Taalgebruik in het NT: epiginôskô (leren kennen, begrijpen). Taalgebruik in Lc: epiginôskô (leren kennen, begrijpen). (1) Lc 1,4. Een vorm van epiginôskô (leren kennen, begrijpen) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,22. (3) Lc 5,22. (4) Lc 7,37. (5) Lc 23,7. (6) Lc 24,16. (7) Lc 24,31.
Lc 1,43 peri (omwille van, over) Taalgebruik in NT: peri (over, rondom, omwille van). Taalgebruik in Lc: peri (over, rondom, omwille van). Fr pour, N voor Lc (43) Lc 1 (2): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,4.
Lc 1,44 betrekk voornaamw gen mann + onz mv hôn van het betrekk voornaamw hos, hè, ho OF part praes nom mann enk ôn van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord. Lc (17): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,20. (3) Lc 3,19. (4) Lc 3,23. (5) Lc 5,9. (6) Lc 6,34. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,23. (9) Lc 12,3. (10) Lc 13,1. (11) Lc 15,16. (12) Lc 19,37. (13) Lc 19,44. (14) Lc 23,14. (15) Lc 23,41. (16) Lc 24,6. (17) Lc 24,44.
Lc 1,45 pass ind aor 2de pers enk katèchèthès van het werkw katècheô (doen klinken, leren) Taakgebruik in het NT: katècheô (doen klinken, leren). Taakgebruik in Lc: katècheô (doen klinken, leren). Lc (1) Lc 1,4. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,46 gen mann mv logôn van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,4. (2) Lc 3,4. (3) Lc 6,47. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.
Lc 1,47 bep lidw acc vr enk tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.
8 acc vr enk asfaleian van het zelfst naamw asfaleia (vastheid, veiligheid) Taalgebruik in het NT: asfaleia (vastheid, veiligheid). Taalgebruik in Lc: asfaleia (vastheid, veiligheid). Lc (1) Lc 1,4. Dit is de enigste vorm in Lc
2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. - Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
In Lc 1,5-25. beginnen 11 / 21 verzen met kai (en) en 6 / 21 verzen met de (echter)
Lc 1,5. - Lc 1,5: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven |
||||||||||||||||
|
King James Bible: There was in the days of Herod, the king of Judaea, a certain
priest named Zacharias, of the course of Abia: and his wife was of the daughters
of Aaron, and her name was Elisabeth
Luther-Bibel 5 Zu der Zeit des Herodes, des Königs von Judäa, lebte ein Priester
von der Ordnung Abija, mit Namen Zacharias, und seine Frau war aus dem Geschlecht
Aaron und hieß Elisabeth
Hebr wajëhî bîme(j) mèlèkh jëhûdâh
Tekstanalyse van Lc 1,5. Dit vers Lc 1,5. telt 29 woorden en 142 (2 X 71) letters. De getalswaarde van Lc 1,5. is 17171 (7 X 11 X 223). Van links naar rechts of van rechts naar links gelezen blijft 17171 hetzelfde getal. Reeds bij het allereerste begin van Lc 1,5-25. wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea. En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea. De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar. Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven. Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea.
Lc 1,51 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT: ginomai
(worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,41. (5) Lc
1,44. (6) Lc
1,59. (7) Lc
1,65. (8) Lc
2,1. (9) Lc
2,2. (10) Lc
2,6. (11) Lc
2,13. (12) Lc
2,15. (13) Lc
2,42. (14) Lc
2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,23. (6) Lc
1,38. (7) Lc
1,41. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,2. (3) Lc
2,6. (4) Lc
2,13. (5) Lc
2,15. (6) Lc
2,42. (7) Lc
2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
aor 3de pers enk egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
egeneto (het gebeurde) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
67 | 7 | 7 | 2 | 2 | 3 | 6 | 1 | 3 | 8 | 1 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 4 | 1 | 3 | 1 | 4 | 1 | 7 |
Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | ||
ind aor 3de pers enk egeneto | 69 | (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. | (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. | (15) Lc 3,2. (16) Lc 3,21. | (17) Lc 4,25. (18) Lc 4,36. | (19) Lc 5,1. (20) Lc 5,12. (21) Lc 5,17. | (22) Lc 6,1. (23) Lc 6,6. (24) Lc 6,12. (25) Lc 6,13. (26) Lc 6,16. (27) Lc 6,49. | (28) Lc 7,11. | (29) Lc 8,1. (30) Lc 8,22. (31) Lc 8,24. |
- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126) In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren)
eimi (zijn) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
act ind pr 3de pers enk estin | 2371 | 1558 | 813 | 114 | 69 | 96 | 147 | 66 | 296 | 25 | 176 | 323 | ||
Totaal | 9397 | 6947 | 2450 | 288 | 192 | 361 | 442 | 560 | 496 | 111 | 841 | 1283 |
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be OF ook: worden Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa
Gr act ind imperf 3de pers enk èn (hij / zij was)
Bijbel (1506) OT (1120) Pentateuch (329) Eerdere Profeten (219) Latere Profeten (146) 12 Kleine
Profeten (26) Geschriften (131)
Door wajëhî (en hij was / en het was) wordt het verhaal vervolgd
We zouden kunnen vertalen: vervolgens, en dan
Lc 1,52 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Ned in Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi . D: in E: in Fr: en Grieks: εν = en (in, tijdens) Hebreeuws: בְּ = bë
Lc 1,51 - 2 εγενετο εν = egeneto en (het gebeurde) Na de inleiding staan we hier voor een absoluut begin van het Lucasevangelie Wellicht daarom staat er geen και = kai (en) of δε = de (echter), want meestal treffen we aan: εγενετο δε εν = egeneto de en = het gebeurde echter tijdens NT (18) Lc (14): (1) Lc
1,8. (2) Lc
2,1. (3) Lc
2,6. (4) Lc
3,21. (5) Lc
5,1. (6) Lc
6,1. (7) Lc
6,6. (8) Lc
6,12. (9) Lc
8,40. (10) Lc
9,37. (11) Lc
9,51. (12) Lc
10,38. (13) Lc
11,27. (14) Lc
18,35.
- και εγενετο εν = kai egeneto en = en het gebeurde tijdens NT (23) Mc (3) Lc (20): (1) Lc
1,59. (2) Lc 5,12. (3) Lc 5,17. (4) Lc 7,11. (5) Lc 8,1. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,18. (8) Lc
9,29. (9) Lc
9,33. (10) Lc 11,1. (11) Lc 14,1. (12) Lc 17,11. (13) Lc 17,14. (14) Lc
17,28. (15) Lc 19,15. (16) Lc 20,1. (17) Lc 24,4. (18) Lc 24,15. (19) Lc
24,30. (35) Lc
24,51.
- 69X εγενετο = egeneto in Lc 55X εγενετο δε = egeneto de + και εγενετο = kai egeneto 34X εγενετο δε εν = egeneto de en + και εγενετο εν = kai egeneto en 34X op een totaal van 41X in het NT
Lc 1,53 bepaald lidw dat vr mv ταις = tais van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80. Lc 2 (2): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,47.
lidw mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | ||
15 | dat vr mv tais | 980 | 799 | 181 | 21 | 10 | 33 | 4 | 24 | 66 | 23 | 64 | 68 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
2 - 3 εν ταις = en tais (in ) NT (104) Lc (22): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 1,80. (6) Lc 2,1. (7) Lc 3,15. (8) Lc 4,2. (9) Lc 4,15. (10) Lc 4,25. (11) Lc 4,44. (12) Lc 5,16. (13) Lc 5,22. (14) Lc 6,12. (15) Lc 11,43. (16) Lc 13,26 . (17) Lc 17,26. (18) Lc 17,28. (19) Lc 20,46. (20) Lc 21,21. (21) Lc 24,18. (22) Lc 24,38.
Lc 1,54 ἡμεραις (= hèmerais: dagen; zn dat vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?). Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93), in Lc 1 (11): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80., in Lc 2 (9): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. (5) Lc 2,36. (6) Lc 2,37. (7) Lc 2,43. (8) Lc 2,44. (9) Lc 2,46.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
6 | dat vr mv hèmerais | 228 | 180 | 48 | 6 | 5 | 18 | 2 | 10 | 4 | 3 | 29 | 31 | ||
totaal | 2508 | 2029 | 479 | 43 | 26 | 82 | 31 | 93 | 183 | 21 | 151 | 182 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | |||
hèmera (dag) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
1 | nom en dat vr enk hèmera(i) | 27 | (1) Lc 1,59. | (1) Lc 4,16. | (1) Lc 6,13. (2) Lc 6,23. | (1) Lc 9,12. (2) Lc 9,22. (3) Lc 9,37. | (1) Lc 10,12. | |||||||||||||||||
2 | gen vr enk + acc vr mv hèmeras | 14 | (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80. | (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. | (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42. | (9) Lc 9,51. | (10) Lc 15,13. | (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. | (13) Lc 18,7. | (14) Lc 21,37. | ||||||||||||||
3 | acc vr enk hèmeran | 7 | (1) Lc 2,37. | (2) Lc 9,23. | (3) Lc 11,3. | (4) Lc 16,19. | (5) Lc 19,47. | (6) Lc 22,53. | (7) Lc 24,21. | |||||||||||||||
4 | nom vr mv hèmerai | 12 | (1) Lc 1,23. | (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. | (5) Lc 5,35. | (6) Lc 9,28. | (7) Lc 13,14. | (8) Lc 17,22. | (9) Lc 19,43. | (10) Lc 21,6. (11) Lc 21,22. | (12) Lc 23,29. | |||||||||||||
5 | gen vr mv hèmerôn | 4 | (1) Lc 5,17. | (2) Lc 8,22. | (3) Lc 17,22. | (4) Lc 20,1. | ||||||||||||||||||
6 | dat vr mv hèmerais | 18 | (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. | (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. | (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. | (11) Lc 5,35. | (12) Lc 6,12. | (13) Lc 9,36. | (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. | (16) Lc 21,23. | (17) Lc 23,7. | (18) Lc 24,18. | ||||||||||||
totaal | 78 / '82' | 11 | 9 | 4 | '2' | 3 | 1 | 7 | 1 | 1 |
- Hebreeuws mann mv יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik
in Tenakh: jôm
(dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29
OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 j-m-m Tenakh (289) Pentateuch (117) Eerdere Profeten (45) Latere Profeten (45) 12 Kleine
Profeten (10) Geschriften (66)
- Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum
Cfr journaal Arabisch: يَوم = jaum (dag) Taalgebruik in de Qoran: dag (jaum).
Lc 1,52
- 3 εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) NT (25) Lc (11 / 18): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,39. (5) Lc
2,1. (6) Lc
4,2. (7) Lc
4,25. (8) Lc
6,12. (9) Lc
17,26. (10) Lc
17,28. (11) Lc
24,18.
- Hebreeuws בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst naamw mann mv van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik
in Tenakh: jôm
(dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29
OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (53) Pentateuch (11) Eerdere Profeten (17) Latere Profeten (11) 12 Kleine
Profeten (6) Geschriften (8)
- Hebreeuws בִּימֵי = bîme(j) < voorzetsel bë + stat constr mann mv OF בְיָמָי = bëjâmâj (in mijn dagen) <bë + stat constr mann mv + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mann enk b-j-m-j Tenakh (55) Pentateuch (6) Eerdere Profeten (12) Latere Profeten (9) 12 Kleine
Profeten (6) Geschriften (22)
Lc 1,55
gen mann enk ἡρῳδου = hèrô(i)dou (van Herodes) van het zelfst naamw
ἡρῳδης = hèrô(i)dès (Herodes) Taalgebruik in het NT: hèrô(i)dès
(Herodes). Taalgebruik in de LXX: hèrô(i)dès
(Herodes). Taalgebruik in Lc: hèrô(i)dès
(Herodes). Lc (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
3,1. (3) Lc
8,3. (4) Lc
23,7. Een vorm van ἡρῳδης = hèrô(i)dès (Herodes) in het NT (43), in Lc (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
3,1. (3) Lc
3,19. (4) Lc
8,3. (5) Lc
9,7. (6) Lc
9,9. (7) Lc
13,31. (8) Lc
23,7. (hèrô(i)dou en herô(i)dèn) (9) Lc
23,8. (10) Lc
23,11. (11) Lc
23,12. (12) Lc
23,15.
De naam Herodes omsluit (Lc
1,5. en Lc
3,19) het verhaal van Johannes de Doper Vanaf Lc
3,21. verschijnt Jezus op de voorgrond
hèrô(i)dès (Herodes) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
2 | gen mann enk hèrô(i)dou | 13 | 13 | 5 | 1 | 4 | 3 | 10 | 10 |
Lc 1,56
gen mann enk βασιλεως = basileôs van het zelfst naamw βασιλευς = basileus (koning) Taalgebruik
in het NT: basileus
(koning). Taalgebruik
in de LXX: basileus
(koning). Taalgebruik in Lc: basileus
(koning). Lc (1): Lc
1,5. Een vorm van βασιλευς = basileus (koning) in Lc in 10 (11X) verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
10,24. (3) Lc
14,31. (basileus en baselei) (4) Lc
19,38. (5) Lc
21,12. (6) Lc
22,25. (7) Lc
23,2. (8) Lc
23,3. (9) Lc
23,37. (10) Lc
23,38. In Lc: 5 vormen in 7 hoofdstukken en 10 verzen
Er staat geen
bep lidw bij basileôs. Dat bep lidw zal er wel staan wanneer er sprake
is over Jezus als ho basileus tôn ioudaiôn (de koning van de Joden): (1) Lc
23,3. (2) Lc
23,37. (3) Lc
23,38.
basileus (koning) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
2 | gen mann enk basileôs | 692 | 683 | 9 | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | 4 | 3 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |||
basileus (koning) | Lc | Lc 1 | Lc 11 | Lc 14 | Lc 19 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | |
1 | nom mann enk basileus | 5 | (1) Lc 14,31. | (2) Lc 19,38. | (3) Lc 23,3. (4) Lc 23,37. (5) Lc 23,38. | ||||
2 | gen mann enk basileôs | 1 | (1) Lc 1,5. | ||||||
3 | dat mann enk basilei | 1 | (1) Lc 14,31. | ||||||
4 | acc mann enk basilea | 1 | (1) Lc 23,2. | ||||||
5 | nom + acc mann mv basileis | 3 | (1) Lc 10,24. | (2) Lc 21,12. | (3) Lc 22,25. | ||||
totaal | 11 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 4 |
- Hebreeuws מֶלֶך = mèlèkh
(koning) Taalgebruik in Tenakh: mèlèkh
(koning). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of
20 ; totaal: 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) Structuur: 4
- 3 - 2 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (816) Pentateuch (58) Eerdere Profeten (345) Latere Profeten
(188) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (203)
- Het koningschap werd ingesteld door rechter Samuël De eerste koning was Saul, uit de stam Benjamin De tweede koning was David, uit de stam Juda Door David werd de Davidische dynastie ingesteld
Lc 1,57 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.
Lc 1,58 zn gen vr enk ιουδαιας = ioudaias: van Judea, van het zn eigennaam ιουδαια = ioudaia: Judea)
Taalgebruik in het NT: ioudaia
(Judea). Taalgebruik
in de LXX: ioudaia
(Judea). Taalgebruik in Lc: ioudaia
(Judea). Lc (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,65. (3) Lc
3,1. (4) Lc
4,44. (5) Lc
5,17. (6) Lc
6,17. (7) Lc
23,5. Een vorm van ιουδαια = ioudaia (Judea) in het NT (44), in Lc (10): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,65. (3) Lc
2,4. (4) Lc
3,1. (5) Lc
4,44. (6) Lc
5,17. (7) Lc
6,17. (8) Lc
7,17. (9) Lc
21,21. (10) Lc
23,5. Hier wordt een plaatsnaam gebruikt en niet de naam van het volk nl
Joden Deze naam van Joden komt in Lc in slechts 5 verzen voor, waarvoor 3X
om Jezus als de koning van de Joden aan te duiden: (1) Lc
7,3. (2) Lc
23,3. (3) Lc
23,37. (4) Lc
23,38. (5) Lc
23,51.
ioudaia (Judea) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 21 | Lc 23 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | syn | ev | P | |
1 | nom vr enk ioudaia(i) | 2 | (1) Lc 7,17. | (2) Lc 21,21. | 42 | 30 | 12 | 2 | 2 | 2 | 1 | 3 | 2 | 6 | 7 | 2 | |||||||
2 | gen vr enk ioudaias | 7 | (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,65. | (3) Lc 3,1. | (4) Lc 4,44. | (5) Lc 5,17. | (6) Lc 6,17. | (7) Lc 23,5. | 74 | 47 | 27 | 6 | 2 | 7 | 2 | 9 | 1 | 15 | 17 | 1 | |||
3 | acc vr enk ioudaian | 1 | (1) Lc 2,4. | 29 | 21 | 8 | 1 | 4 | 2 | 1 | 1 | 5 | 1 | ||||||||||
totaal | 10 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 145 | 98 | 47 | 8 | 4 | 10 | 7 | 14 | 4 | 22 | 29 | 4 |
- Hebreeuws יְהוּדָה = jëhûdâh (Juda) Taalgebruik in Tenakh: jëhûdâh (Juda). Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6, daleth = 4 ; totaal: 32 (2² X 2³) Structuur: 1 - 5 - 4 - 5 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (633) Pentateuch (40) Eerdere Profeten (178) Latere Profeten (190) 12 Kleine Profeten (53)
7 - 8
- Hebreeuws יְהוּדָה מֶלֶך = mèlèkh jëhûdâh (koning van Juda) Tenakh (43)
Lc 1,5.6 - 8 εγενετο εν ταις ἡμεραις ... βασιλεως της ιουδαιας (= egeneto en tais hèmerais ... basileôs tès ioudaias: het gebeurde in de dagen van koning van Judea). Tenakh (2): (1) Js
7,1. (2) Jr
1,3. In Js 7 wordt aan Achaz een zoon aangekondigd, In Jr 1 wordt Jeremia tot profeet geroepen.
Lc 1,59 ἱερευς (= hiereus: priester; zn nom man enk). Taalgebruik in het NT: hiereus (priester). Taalgebruik in de LXX: hiereus (priester). Taalgebruik in Lc: hiereus (priester). Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 10,31. Een vorm van ἱερευς (= hiereus: priester), in de LXX (900), in het NT (31), in Lc (5): (1) Lc 1,5. (2) Lc 5,14. (3) Lc 6,4. (4) Lc 10,31. (5) Lc 17,14. In Lc: 4 vormen van ἱερευς = hiereus (priester) in 5 hoofdstukken en in 5 verzen In Lc: 3 vormen van ἱερον = hieron (heiligdom, tempel) in 8 hoofdstukken en in 14 verzen
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | |||
hiereus | Lc | Lc 1 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 10 | Lc 17 | |
1 | nom mann enk hiereus | 2 | (1) Lc 1,5. | (2) Lc 10,31. | |||
2 | dat mann enk hierei | 1 | (1) Lc 5,14. | ||||
3 | nom + acc mann mv hiereis | 1 | (1) Lc 6,4. | ||||
4 | dat mann mv hiereusin | 1 | (1) Lc 17,14. | ||||
Totaal | 5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Verwant hiermee in deze onmiddellijke context: ἱερατεια = hierateia (priesterschap): Lc 1,9. Dit is de enigste vorm van ἱερατεια = hierateia (priesterschap) in Lc Verder: ἱερεατευω = hierateuô (het priesterschap uitoefenen): Lc
1,8. Dit is de enigste vorm van ἱερεατευω =hierateuô (priester zijn) in het NT
- Hebreeuws כֹהֵן = kohen (priester) Taalgebruik in Tenakh: kohen (priester). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 75 (3 X 5²) Structuur: 2 - 5 - 5 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (43) Pentateuch (11) Eerdere Profeten (8) Latere Profeten (10) 12 Kleine
Profeten (4) Geschriften (10)
Lc 1,510 voornaamwoord nom mann enk tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (72) Lc 1 (1): Lc 1,5.
Lc 1,59 - 10 hiereus tis (een priester) Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 10,31. In Lc 1,5. zal de priester Zacharia naar de tempel opgaan om er dienst te verrichten In Lc 10,31. had de priester zijn tempeldienst verricht en daalde hij af om naar huis te gaan Dat hij door verontreiniging geen tempeldienst zou kunnen verrichten is dus niet terzake Uit de tempeldienst die een uiting van liefde tot God is, moet ook liefde tot de naaste worden beoefend
Lc 1,511
datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam)
Taalgebruik in het NT: onoma
(naam). Taalgebruik in Lc: onoma
(naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,59. (3) Lc
1,61. (4) Lc
5,27. (5) Lc
9,48. (6) Lc
9,49. (7) Lc
10,17. (8) Lc
10,38. (9) Lc
13,35. (10) Lc
16,20. (11) Lc
19,2. (12) Lc
19,38. (13) Lc
21,8. (14) Lc
23,50. (15) Lc
24,18. (16) Lc
24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 9 verzen: (1) Lc
1,5. (2 vormen) (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,26. (4) Lc
1,27. (2 vormen) (5) Lc
1,31. (6) Lc
1,49. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,61. (9) Lc
1,63.
Lc 1,512
nom mann enk ζαχαριας = zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias
(Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias
(Zacharja). Lc (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,67. Een vorm van ζαχαριας = zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,67. (9) Lc
3,2. (10) Lc
11,51.
- JHWH gedenkt Het geeft de ene pool van het verbond dat gesloten wordt tussen 2 partijen
zacharias | Lc | Lc 1 | Lc 3 | Lc 11 | bijbel | OT | NT | Mt | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | nom mann enk zacharias | 4 | (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,67. | 21 | 17 | 4 | 4 | 4 | 4 | |||||||||
2 | voc mann enk zacharia | 1 | (1) Lc 1,13. | 13 | 12 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||
3 | gen mann enk zachariou | 3 | (1) Lc 1,40. | (2) Lc 3,2. | (3) Lc 11,51. | 15 | 11 | 4 | 1 | 3 | 4 | 4 | ||||||
4 | acc mann enk zacharian | 2 | (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,59. | 6 | 4 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||||||
Totaal | 10 | 8 | 1 | 1 | 55 | 44 | 11 | 1 | 10 | 11 | 11 |
Hebreeuws zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia) Taalgebruik in Tenakh: zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia). Getalwaarde: zain =
7, kaph = 11 of 20, resj = 20 of 200, jod = 10, he = 5 ; totaal: 53 (priemgetal) OF 242 (11 X 22) Structuur: 7 - 2 - 2 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (20): (1) 2 K 14,29. (2) 2 K 25,11. (20) 2
Kr 24,20. Ook zëkharëjâhû Tenakh (10): (1) 2 K 15,8.
- Grieks μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (gedenken, zich herinneren) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in Lc: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in Hnd: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc
(6): (1) Lc
1,54. (2) Lc
1,72. (3) Lc
16,25. (4) Lc
23,42. (5) Lc
24,6. (6) Lc
24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen
van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2
verzen
1 | 2 | 3 | 4 | |||
mimnèskomai | Lc 1 | Lc 16 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1 | ind aor 3de pers mv emnèsthèsan | 1 | (1) Lc 24,8. | |||
2 | imperat aor 2de pers enk mnèsthèti | 2 | (1) Lc 16,25. | (2) Lc 23,42. | ||
3 | imperat aor 2de pers mv mnèsthète | 1 | (1) Lc 24,6. | |||
4 | inf aor mnèsthènai | 2 | (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. | |||
Totaal | 6 | 2 | 1 | 1 |
Lc 1,511
- 12 In 7 / 16 verzen in Lc volgt een persoonsnaam op onomati (met de naam): (1) Lc
1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc
5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (3) Lc
10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (4) Lc
16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (5) Lc
19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs)
(6) Lc
23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (7) Lc
24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas).
Voor of na onoma (naam) volgt een persoonsnaam (8 / 10): (1) Lc
1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2)
Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes
noemen) (3) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (4)
Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen)
(5) Lc
1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam)
(6) Lc
2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam
werd Jezus genoemd) (7) Lc
2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (8) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus). Alfabetisch
ordening van de persoonsnamen: (1) Elisabeth (Lc
1,5) (2) Jaïrus (Lc
8,41) (3) Jezus (Lc
1,31. - Lc
2,21) (4) Johannes de Doper (Lc
1,13. - Lc
1,63) (5) Jozef (Lc
1,27) - Lc
2,25) (6) Jozef (van Arimathea) ( Lc
23,50) (7) Kleopas (Lc
24,18) (8) Lazarus (Lc
16,20) (9) Levi (Lc
5,27) (10) Martha (Lc
10,38) (11) Simeon (Lc
2,25) (12) Zacharia (Lc
1,5) (13) Zacheüs (Lc
19,2)
Lc 1,513
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit). Taalgebruik in Hnd: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,514
gen vr enk efèmerias van het zelfst naamw efèmeria (beurt
volgens de dagrooster) Taalgebruik in het NT: efèmeria
(beurt volgens de dagrooster). Taalgebruik in Mc: efèmeria
(beurt volgens de dagrooster).
Lc (2): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT
Lc 1,515 abia (Abia) Taalgebruik in het NT: abia (Abia). Taalgebruik in Lc: abia (Abia). Benaming van de achtste priesterklasse Getalwaarde is 14 (2 X 7) Hebreeuws ´äbijjâh (letterlijk: JHWH is mijn vader) Maar het Hebreeuwse ´âbîhä = haar vader
Lc 1,516
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,517 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen, in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,42.
Lc 1,518 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144) Lc 1 (5): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.
Lc 1,519 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek (uit). Taalgebruik in Lc: ek (uit). Taalgebruik in Hnd: ek (uit). min (uit) Taalgebruik in Tenakh: min (uit). Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,15. (4) Lc 1,61. (5) Lc 1,71. (6) ex (4): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,71. (4) Lc 1,78.
Lc 1,520
bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,70. (5) Lc
1,71. (6) Lc
1,72.
Lc 1,521 gen vr mv thugaterôn van het zelfst naamw thugatèr (dochter) Taalgebruik in het NT: thugatèr (dochter). Taalgebruik in Lc: thugatèr (dochter). Lc (1) Lc 1,5. Een vorm van thugatèr (dochter) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 2,36. (3) Lc 8,42. (4) Lc 8,48. (5) Lc 8,49. (6) Lc 12,53. (7) Lc 13,16. (8) Lc 23,28.
Lc 1,522 aarôn (Aäron) Taalgebruik in het NT: aarôn (Aäron). Taalgebruik in Lc: aarôn (Aäron). Lc (1): Lc 1,5. Elisabeth komt voort uit het hogepriesterlijk geslacht van Aäron.
Lc 1,523
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,524
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,525 nom + acc onz enk onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in de LXX: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (8) Lc 2,21. (9) Lc 2,25. (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 9 verzen: (1) Lc 1,5. (2 vormen) (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,26. (4) Lc 1,27. (2 vormen) (5) Lc 1,31. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,63.
Lc 1,526
pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,56. (7) Lc
1,58.
24.-26. τὸ ὄνομα αὐτῆς (= to onoma autès: haar naam). LXX (11). NT (1): Lc 1,5.
Lc 1,527 ελισαβετ = elisabet (Elisabet) Taalgebruik in het NT: elisabet
(Elisabeth). Taalgebruik in de LXX: elisabet
(Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet
(Elisabeth). Bijbel = Lc (8): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,36. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,41. (2X) (8) Lc
1,57.
- ελισαβεθ = elisabèth (Elisabet / Elisjeba) LXX (1): Ex
6,23. In Ex
6,23. is Elisjeba de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet
de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel
tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester
is er via hun echtgenotes 'Elisabet'
- Hebreeuws: אלזבת = ´-l-z-b-th, in het D, E, Fr, Lat: Elisabeth (met th) Gr, Ned: Elisabet, Stat-vertaling: Elizabet Betreffende deze weergave zijn er 3 opmerkingen: 1 de i kan kort of lang zijn, maar de Hebreeuwse jod kan hier bezittel voornaamw 1ste pers mann enk (mijn) aanduiden OF qal imperf 3de pers mann enk (hij zal) en moet geschreven worden 2 de σ = s is de weergave van de Hebreeuwse letter sjin en niet van samekh 3 de τ = t is geen Griekse θ = th, maar een Griekse τ = t
- In Ex
6,23. is ελισαβεθ (met th) = elisabèth (Elisabeth / Elisjeba) de vertaling van het Hebreeuwse אֱלִישֶׁבַע = ´ëlîsjèbha` < zelfst naamw + suffix bezittel voornaamw 1ste pers enk אֵלִי = 'elî (mijn God) en misschien sjèbha < שָׁבָע = sjâbhâ`
(zweren) Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Dan zou Elisabeth kunnen betekenen: Mijn God zwoer Getalswaarde: aleph = 1, lamed = 12 of 30, jod = 10, sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 62 (2 X 31) OF 413 Structuur: 1 - 3 - 1 - 3 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 8
- OF een samenstelling met het woord שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) Taalgebruik in Tenakh: sjèbha` / sjëbha` (zeven). Getalwaarde:
sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 (3 X 13 = (26 +
13) OF 372 (2 X 3 X 31) Structuur: 3 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 12 -> 3 En dan zou Elisjebha kunnen betekenen: mijn God is zeven
Lc 1,5.24 - 25 27 Voor of na onoma (naam) volgt een persoonsnaam (8 / 10): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (4) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (5) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (6) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (7) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (8) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) OF een plaatsnaam (2 / 10): (1) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Alfabetisch ordening van de persoonsnamen: (1) Elisabeth (Lc 1,5) (2) Jaïrus (Lc 8,41) (3) Jezus (Lc 1,31. - Lc 2,21) (4) Johannes de Doper (Lc 1,13. - Lc 1,63) (5) Jozef (Lc 1,27) - Lc 2,25) (6) Jozef (van Arimathea) ( Lc 23,50) (7) Kleopas (Lc 24,18) (8) Lazarus (Lc 16,20) (9) Levi (Lc 5,27) (10) Martha (Lc 10,38) (11) Simeon (Lc 2,25) (12) Zacharia (Lc 1,5) (13) Zacheüs (Lc 19,2)
Lc 1,6. - Lc 1,6: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [6] And they were both righteous before God, walking in
all the commandments and ordinances of the Lord blameless
Luther-Bibel 6 Sie waren aber alle beide fromm vor Gott und lebten in allen
Geboten und Satzungen des Herrn untadelig
Tekstuitleg van Lc 1,6. Dit vers Lc 1,6. telt 17 woorden en 97 letters De getalwaarde van Lc 1,6. is 9875 (5 X 5 X 5 X 79)
Lc 1,61 act ind imperf 3de pers mv èsan (zij waren) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (22): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 2,8. (4) Lc 4,20. (5) Lc 4,25. (6) Lc 4,27. (7) Lc 5,10. (8) Lc 5,17. (9) Lc 5,29. (10) Lc 7,41. (11) Lc 8,2. (12) Lc 8,40. (13) Lc 9,14. (14) Lc 9,30. (15) Lc 9,32. (16) Lc 14,1. (17) Lc 15,1. (18) Lc 20,29. (19) Lc 23,55. (20) Lc 24,10. (21) Lc 24,13. (22) Lc 24,53.
Lc 1,62 de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80.
Lc 1,63 nom mann mv dikaioi van het bijvoegl naamw dikaios (rechtvaardig) Taalgebruik in het NT: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in Lc: dikaios (rechtvaardig). Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 18,9. Een vorm van dikaios (rechtvaardig) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,25. (4) Lc 5,32. (5) Lc 12,57. (6) Lc 14,14. (7) Lc 15,7. (8) Lc 18,9. (9) Lc 20,20. (10) Lc 23,47. (11) Lc 23,50.
Lc 1,64 nom mann mv amfoteroi van het voornaamw amfoteros (beide) Taalgebruik in het NT: amfoteros (beide). Taalgebruik in Lc: amfoteros (beide). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 6,39. Een vorm van amfoteroi (beiden) in 5 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 5,7. (4) Lc 6,39. (5) Lc 7,42.
Lc 1,65 enantion (tegenover, in de ogen van) Taalgebruik in het NT: enantion (tegenover, in de ogen van). Taalgebruik in Lc: enantion (tegenover, in de ogen van). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 20,26. (3) Lc 24,19. enanti (tegenover) Taalgebruik in het NT: enanti (tegenover). Taalgebruik in Lc: enanti (tegenover). Lc (1) Lc 1,8.
Lc 1,66
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,67 gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen
Lc 1,65 - 7 enantiou tou theou (tegenover God) Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 24,19. enanti tou theou (tegenover God) Lc (1) Lc 1,8.
Lc 1,68 part praes nom mann mv poreuomenoi (zich op weg begevende) van het werkw poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in het NT: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Lc: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Hnd: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Hebr hâlakh (gaan) < halacha Taalgebruik in Tenakh: hâlakh (gaan). por-euomai p of ph = f -> v + r Zelfstandig naamwoord poros: weg door een water heen, wad, voorde, veer, doorwaadbare plaats Lat por-tus: haven Mnd voort, ofries forda, oeng ford Het woord behoort tot de groep van varen Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 8,14. (3) Lc 24,13. Hebr haholëkhîm (zij die gaan) Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc (48), in Lc 1 (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,39. In Lc: 19 vormen van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in 18 / 24 hoofdstukken en in 48 verzen In Hnd: X vormen van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in 21 / 28 hoofdstukken en in 39 verzen
Lc 1,69
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,610 dat vr mv pasais van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Hnd: pas (ieder, elk, alles). Hebr kl (al) Taalgebruik in Tenakh: kl (al). Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,75. (3) Lc 24,27. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
Lc 1,611
bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,7. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
1,80.
Lc 1,612
dat vr mv entolais van het zelfst naamw entolè (opdracht)
Taalgebruik in het NT: entolè
(opdracht). Taalgebruik in Lc: entolè
(opdracht).
Lc (1): Lc
1,6. Een vorm van entolè (opdracht) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,6. (2) Lc
15,29. (3) Lc
18,20. (4) Lc
23,56.
Lc 1,613
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,614 dat onz mv dikaiômasin van het zelfst naamw dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod) Taalgebruik in het NT: dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod). Taalgebruik in het NT: dikaiôma (rechtvaardige handeling, gebod). Lc (1): Lc 1,6. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,615
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,616 gen mann enk kuriou (van de heer) van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Lc (26) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (Heer) in Lc 1 in 17 verzen
Lc 1,617 nom mann mv = amemptoi van het bijvoegl naamw αμεμπτος = amemptos (onberispelijk, voortreffelijk) Taalgebruik in het NT: amemptos
(onberispelijk, voortreffelijk). Taalgebruik in de LXX: amemptos
(onberispelijk, voortreffelijk). Bijbel (2): (1) Lc 1,6. (2) Fil 2,15. Dit is de enigste vorm in Lc
- αμεμπτος = amemptos (onberispelijk, voortreffelijk) Taalgebruik in het NT: amemptos
(onberispelijk, voortreffelijk). Taalgebruik in de LXX: amemptos
(onberispelijk, voortreffelijk). Bijbel (15): (1) Gn 17,1. (2) Job 1,1. (3) Job 1,8. (4) Job
2,3. (5) Job 4,17. (6) Job 9,20. (7) Job 11,4. (8) Job 12,4. (9) Job 15,14. (10) Job 22,3. (11) Job 22,19. (12) Job 33,9. (13) W 18,21. (14) Fil 3,6. (15) Heb 8,7.
Lc 1,7. - Lc 1,7: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [7] And they had no child, because that Elisabeth was barren,
and they both were now well stricken in years
Luther-Bibel 7 Und sie hatten kein Kind; denn Elisabeth war unfruchtbar und
beide waren hochbetagt
Tekstuitleg van Lc
1,7. Het
vers Lc
1,7. telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 89 letters. De getalswaarde van Lc
1,7. is 8429
- Lc 1,7ab
leunt het sterkst aan bij Gn
11,30., maar de zinnen staan er evenwel in omgekeerde volgorde. In Lc
1,7. is de onvruchtbaarheid de reden van de kinderloosheid. In Gn
11,30. is de kinderloosheid het gevolg van de onvruchtbaarheid. Die volgorde van Lc is begrijpelijk. In Lc 1,5-7 worden de personen Zacharia en Elisabeth voorgesteld. In Lc 1,7 gaat het over het ontbreken van een nageslacht. De reden ervan wordt gegeven na de vermelding dat zij geen nageslacht hebben.
Lc 1,71 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: וְ = wë Lat: et Fr: et Ned: en E: and D und Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en).
Lc 1,72 ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) OF betrekk voornaamw gen mann en onz enk (οὑ = hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in de LXX: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ου = ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ουκ = ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
ou (niet) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
ou | 3068 | 2321 | 747 | 97 | 42 | 84 | 113 | 68 | 313 | 30 | 223 | 336 |
ouk | 3499 | 2752 | 747 | 93 | 66 | 92 | 137 | 56 | 274 | 29 | 251 | 388 |
ouch | 452 | 351 | 101 | 7 | 6 | 7 | 20 | 8 | 49 | 4 | 20 | 40 |
Totaal | 7019 | 5424 | 1595 | 197 | 114 | 183 | 270 | 132 | 636 | 63 | 494 | 764 |
- Hebreeuws לֹא = lo´(niet) Taalgebruik
in Tenakh: lo´(niet). Getalwaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld)
De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 Tenakh (2767) Pentateuch
(801) Eerdere Profeten (456) Latere Profeten (611) 12 Kleine Profeten
(150) Geschriften (749) Structuur: 3 - 1 De som van de elementen is telkens 4
- Fr ne pas E not D nicht
1 - 2 και ουκ = kai ouk NT (123) Hebreeuws וְלֹא = wëlo´ (en niet) Tenakh (1381) Pentateuch (325) Eerdere Profeten (278) Latere Profeten (323) 12 Kleine Profeten (90) Geschriften (365)
Lc 1,73 act ind imperf 3de pers enk ην = èn (hij / zij was) van het werkw ειμι = eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450), in de LXX (6947)
eimi (zijn) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
act ind imperf 3de pers enk èn | 1506 | 1120 | 386 | 24 | 38 | 79 | 92 | 63 | 71 | 19 | 141 | 233 |
- Hebreeuws act ind perf 3de pers mann enk הָיָה = hâjâh
(zijn) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh
(zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (332)
Pentateuch (52) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (87) 12 Kleine
Profeten (14) Geschriften (67)
- Lat esse Fr être Ned zijn
E to be D sein
1 - 3 και ουκ ην = kai ouk èn (en er was niet) NT (1): Lc
1,7.
- Hebreeuws וְאֵין = wë´e(j)n (en er is niet) < wë + עַיִן = ´ajin (er
is niet) Stat constr עיֵן = ´e(j)n Taalgebruik in Tenakh: ´ajin
(er is niet). Getalwaarde: aleph = 1, jod = 10, nun = 14 of 50 ; totaal: 25 (5²) OF 61 (priemgetal) Structuur: 1 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 7 De getalwaarde van de letter ajin is 16 of 70 Tenakh (211) Pentateuch
(20) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (68) 12 Kleine
Profeten (18) Alle Profet boeken (111) Geschriften (80)
Lc 1,74 dat mann en onz mv αυτοις = autois van het pers voornaamw αυτος = autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (89) Lc 1 (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,22.
autoi | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
7 | dat mann en onz mvautois | 1722 | 1180 | 542 | 101 | 117 | 89 | 97 | 75 | 47 | 16 | 307 | 404 |
Lc 1,72 - 4 Lc 1,7: ouk èn autois teknon (er was niet aan hen een kind = zij hadden geen kind) Lc (2): (1) Lc 1,7. (2) Lc 2,7. Hebr ´e(j)n lahèm
Lc 1,7.5 τεκνον (= teknon: kind; nom + acc onz enk; zie wkw τικτω = tiktô: baren, bevallen). Taalgebruik in
het NT: teknon
(kind). Taalgebruik in Mc: teknon
(kind).
Lc (4): (1) Lc
1,7. (2) Lc
2,48. (3) Lc
15,31. (4) Lc
16,25. Een vorm van teknon (kind) in Lc in 14 verzen: (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,17. (3) Lc
2,48. (4) Lc
3,8. (5) Lc
7,35. (6) Lc
11,13. (7) Lc
13,34. (8) Lc
14,26. (9) Lc
15,31. (10) Lc
16,25. (11) Lc
18,29. (12) Lc
19,44. (13) Lc
20,31. (14) Lc
23,28.
Lc
1,7.1-5. ουκ ην αυτοις τεκνον (= ouk èn autois teknon: er was niet aan hen een kind OF zij hadden
geen kind).
- וָלָד לָהֶם אֵין (= ´e(j)n lahèm wâlâd: er was niet aan hen een kind OF zij hadden geen kind). Hieraan beantwoordt Gn 11,30: וָלָד לָהּ אֵין = ´e(j)n lâh wâlâd (er was geen kind aan haar = zij
had geen kind) LXX vertaalt: και = kai (MT heeft geen verbindingsartikel wa = en),
ουκ = ouk (ontkenning in het Hebreeuws אֵין = ´en (er is niet), ετεκνοποιει = eteknopoiei: zij maakte
een kind - τεκνοποιεω = teknopoieô); zij maakte geen kind.
- Gelijkaardig: 1 S 1,2: wajëhî liphëninnâh jëlâdîm
ûlëchannâh ´e(j)n jëlâdîm (en Pennana
had kinderen maar Hannah had geen kinderen) ; LXX: kai èn tèi
Pennana paidia kai tèi Anna ouk èn paidion (en Penanna had kinderen
maar Hanna had geen kind)
Lc 1,76
kathoti (naarmate, omdat) Taalgebruik in het NT: kathoti
(naarmate, omdat). Taalgebruik in Lc: kathoti
(naarmate, omdat).
Lc (2): (1) Lc
1,7. (2) Lc
19,9.
Lc 1,77 act ind imperf 3de pers enk ην = èn (hij / zij was) van het werkw ειμι = eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in de LXX: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80. Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450), in de LXX (6947)
eimi (zijn) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
act ind imperf 3de pers enk èn | 1506 | 1120 | 386 | 24 | 38 | 79 | 92 | 63 | 71 | 19 | 141 | 233 |
- Hebreeuws act ind perf 3de pers mann enk הָיָה = hâjâh
(zijn) Taalgebruik in Tenakh: hâjâh
(zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (332)
Pentateuch (52) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (87) 12 Kleine
Profeten (14) Geschriften (67)
- Lat esse Fr être Ned zijn
E to be D sein
Lc 1,78 bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64. Een vorm van het bep lidw in Lc (2629), in het NT (19734), in de LXX (88439)
Lc 1,7.9 elisabet (Elisabet) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabet). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabet). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet. De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,710
nom vr enk στειρα = steira van het bijvoegl naamw στειρος = steiros (onvruchtbaar) Taalgebruik
in het NT: steiros
(onvruchtbaar). Taalgebruik in de LXX: steiros
(onvruchtbaar). Een vorm van
στειρος = steiros in de LXX (17), in het NT (4): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,36. (3) Lc
23,29. (4) Gal 4,27.
- Hebreeuws vr enk עֲקָרָה = `äqârâh (onvruchtbaar) Taalgebruik
in Tenakh: `äqârâh
(onvruchtbaar). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 60 (2² X 3 X 5) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 1 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (8): (1) Gn
11,30. (Sara) (2) Gn
25,21. (Rebekka) (3) Gn
29,31. (Rachel) (4) Re
13,2. (de moeder van Simson) (5) Re
13,3. (6) 1
S 2,5. (Hanna, de moeder van Samuël) (7) Js
54,1. (8) Job
24,21. mann enk עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar) Modern Hebreeuws: עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar)
-- וְעֲקָרָה = wë`äqârâh (en onvruchtbaar) Tenakh (2):
(1) Ex 23,26. (2) Dt
7,14.
-- In deze 10 verzen heeft de LXX στειρα = steira als vertaling
- Lat sterilis Fr stérile Ned
onvruchtbaar D unfruchtbar E barren Aramees: עֲקַר = `äqar (onvruchtbaar) Arabisch: عَقَارِىّ = `aqârii (onvruchtbaar) Taalgebruik in de Qoran: `aqârii (onvruchtbaar). Qoran: soera
3,40.
Gn 11,30. vermeldt dat Sara onvruchtbaar is en geen kind heeft Pas in Gn
21,2. - Gn
21,3. wordt Sara zwanger en baart ze een zoon, Isaak In Gn
16,1. wordt nog eens teruggegrepen naar Gn
11,30: Sarai had geen kinderen In Gn
17 . - Gn 18. wordt aan Saraj de belofte gedaan dat uit haar een zoon zal geboren worden
Het loopt bijna mis wanneer Abraham zegt dat zijn vrouw Sara zijn zuster is
(Gn 20,1)
en zij geschaakt wordt door Abimelek
- Verwant is het werkw עָקַר = `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) Taalgebruik in Tenakh: `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200 ; totaal: 55 (5 X 11) OF 370 (2 X 5 X 37) Structuur: 7 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Eveneens verwant is het zelfst naamw עֵקֶר = `eqèr (ontwortelde, emigrant, vreemdeling) Buber vertaalt עֲקָרָה = `äqârâh als "wurzelverstockt" "On peut lire aussi que Saraë est "déracinée", qu'elle est "arrachée" à l'essentiel d'elle-même" (Annick de Souzenelle, Le Féminin de l'Être (1997, p76)
Lc 1,77
- 10 Lc
1,7: ην ἡ ελισαβεθ στειρα = èn hè elisabet steira (Elisabeth was onvruchtbaar)
Deze zin beantwoordt het best aan Gn
11,30. (Sara): עֲקָרָה שָׂרַי וַתְּהִי = waththëhî Shâraj `äqârâh (en Sarai
was onvruchtbaar) LXX: και ην σαρα στειρα = kai èn sara steira (en Sara was onvruchtbaar)
De woordvolgorde in de LXX is die van Tenakh
Door de naam Elisabet
in Lc 1,7. is een link gelegd met Elisabet, de vrouw van Aäron (Ex
6,23), en de inhoud en de zinsconstructie van Lc
1,7. legt een link met Saraj, de vrouw van Abram (Gn
11,30) Hiermee legt Lc een link naar de wortels van het volk van Israël en met de instelling van het priesterschap
Lc 1,7c (11-18) leunt aan bij Gn 18,11. De auteur van het verhaal van het bezoek van de drie mannen aan Abraham (Gn 18,1-15) verduidelijkt de situatie van Abraham en Sara (Gn 18,11). Deze verduidelijking wendt de evangelist Lucas aan in de beschrijving van de beginsituatie van Zacharia en Elisabeth (Lc 1,7) in het verhaal van de aankondiging van Johannes de Doper.
Lc 1,711 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,712 nom mann mv amfoteroi van het voornaamw amfoteros (beide) Taalgebruik in het NT: amfoteros (beide). Taalgebruik in Lc: amfoteros (beide). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 6,39. Een vorm van amfoteroi (beiden) in 5 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,7. (3) Lc 5,7. (4) Lc 6,39. (5) Lc 7,42.
Lc 1,713
pass part perf nom mann mv προβεβηκοτες = probebèkotes (voortgegaan) van het werkw προβαινω = probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) Taalgebruik
in het NT: probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik
in de LXX: probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik in Lc: probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan). Bijbel (2) LXX (1): Gn 18,11. NT =
Lc (1) Lc
1,7. Een vorm van προβαινω = probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) in de LXX (18), in het NT (5): (1) Mt
4,21. (2) Mc
1,19. In Lc (3): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,18. (3) Lc
2,36.
De vorm (προβας = probas: voortgegaan) komt in de bijbel slechts in Mc
1,19. en in de paralleltekst Mt
4,21. voor βαινω = bainô (banen, gaan) προβαινω = pro-bainô (vooruitgaan)
Een vorm van het werkwoord προβαινω = probainô komt slechts in vijf verzen in het
NT voor Bij Mc en Mt in de ruimtelijke betekenis, bij Lucas in temporele
(tijdelijke) betekenis: (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,18. (3) Lc
2,36.
Lc 1,714
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,715
bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,7. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
1,80.
Lc 1,716
dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (18) (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,25. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
2,1. (8) Lc
2,36. (9) Lc
4,2. (10) Lc
4,25. (11) Lc
5,35. (12) Lc
6,12. (13) Lc
9,36. (14) Lc
17,26. (15) Lc
17,28. (16) Lc
21,23. (17) Lc
23,7. (18) Lc
24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,714 - 16 εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1. (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.
13 - 16 προβεβηκοτες εν ταις ἡμεραις = probebèkotes en tais hèmerais (voortgegaan in de dagen) Lc (1): Lc
1,7.
- προβεβηκοτες ἡμερων = probebèkotes hèmerôn (voortgegaan van de dagen) LXX (1): Gn 18,11.
- בָּא בַּיָּמִּים = bâ´bajjâmîm (hij ging in de dagen) Tenakh (4): (1) Gn 24,1. (Abraham) (2) Joz 13,1. (Jozua) (3) Joz 23,1. (Jozua) (4) 1
K 1,1. (koning David In deze 4 verzen wordt eerst de naam van de persoon genoemd
- בָּאִים בַּיָּמִּים = bâ´bajjâmîm (gaande in de dagen) Tenakh (1): Gn
18,11.
- Er is litreraire overeenkomst tussen Zacharia en Elisabeth enerzijds en Abraham en Sara anderzijds Zoals Abraham en Sara aan het begin van de geschiedenis van het volk van Israël staan, zo staan Zacharia en Elisabeth aan het begin van het evangelie volgens Lucas
Lc 1,717 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.
Lc 1,718
act ind imperf 3de pers mv èsan (zij waren) van het werkw
eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (22): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,7. (3) Lc
2,8. (4) Lc
4,20. (5) Lc
4,25. (6) Lc
4,27. (7) Lc
5,10. (8) Lc
5,17. (9) Lc
5,29. (10) Lc
7,41. (11) Lc
8,2. (12) Lc
8,40. (13) Lc
9,14. (14) Lc
9,30. (15) Lc
9,32. (16) Lc
14,1. (17) Lc
15,1. (18) Lc
20,29. (19) Lc
23,55. (20) Lc
24,10. (21) Lc
24,13. (22) Lc
24,53.
Lc 1,8. - Lc 1,8: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [8] And it came to pass, that while he executed the priest's
office before God in the order of his course,
Luther-Bibel 8 Und es begab sich, als Zacharias den Priesterdienst vor Gott
versah, da seine Ordnung an der Reihe war,
Tekstuitleg van Lc 1,8. Het vers Lc 1,8. telt 15 (3 X 5) woorden en 69 (3 X 23) letters. De getalswaarde van Lc 1,8. is 8286 (2 X 3 X 1381). Met Lc 1,8. begint het middengedeelte van het verhaal: de verandering Het speelt zich af in de tempel tijdens het reukoffer
Lc 1,81 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen
egeneto (het gebeurde) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
67 | 7 | 7 | 2 | 2 | 3 | 6 | 1 | 3 | 8 | 1 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 4 | 1 | 3 | 1 | 4 | 1 | 7 |
- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik
in Tenakh: hâjâh
(zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh
(784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116)
12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa
In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal εγενετο = egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea. De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde εγενετο = egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven
Lc 1,82 δε = de (echter), afkorting δ' = d' Taalgebruik in het NT: de (echter). Taalgebruik in de LXX: de (echter). Taalgebruik in Lc: de (echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,22. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,26. (8) Lc 1,29. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,39. (12) Lc 1,56. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,62. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,76. (17) Lc 1,80. In Lc 2,1-20. komt het partikel de (echter) vijfmaal voor: (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,17. (5) Lc 2,19. Verder in Lc 2 (4): (1) Lc 2,35. (2) Lc 2,40. (3) Lc 2,44. (4) Lc 2,47.
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
de | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
d' | 73 | 50 | 23 | 12 | 2 | 5 | 1 | 3 | 19 | 20 | ||
Totaal | 6283 | 3804 | 2479 | 433 | 151 | 483 | 204 | 490 | 711 | 7 | 1067 | 1271 |
de (echter) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
de (478) | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 36 | 21 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 11 | 26 | 16 | 22 | 14 | 35 | 34 | 20 |
d' (5) | 1 | 2 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||
483 | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 37 | 23 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 12 | 26 | 16 | 23 | 14 | 35 | 34 | 20 |
1151 verzen | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
80 | 52 | 38 | 44 | 39 | 49 | 50 | 56 | 62 | 42 | 54 | 59 | 35 | 35 | 32 | 31 | 37 | 43 | 48 | 47 | 38 | 71 | 56 | 53 |
1 - 2 εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) NT (40) Lc (20): (1) Lc
1,8. (2) Lc
2,1. (3) Lc
2,6. (4) Lc
3,21. (5) Lc
5,1. (6) Lc
6,1. (7) Lc
6,6. (8) Lc
6,12. (9) Lc
8,40. (10) Lc
9,28. (11) Lc
9,37. (12) Lc
9,51. (13) Lc
9,57. (14) Lc
10,38. (15) Lc 11,14. (16) Lc
11,27. (17) Lc 16,22. (18) Lc
18,35. (19) Lc 22,24. (20) Lc
22,44.
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) NT () Lc (35): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,59. (4) Lc
1,65. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. (8) Lc
4,36. (9) Lc 5,12. (10) Lc 5,17. (11) Lc 6,13. (12) Lc 6,16. (13) Lc
6,49. (14) Lc 7,11. (15) Lc 8,1. (16) Lc 8,22. (17) Lc 8,24. (18) Lc 9,18. (19) Lc
9,29. (20) Lc
9,33. (21) Lc 11,1. (22) Lc 13,19. (23) Lc 14,1. (24) Lc 17,11. (25) Lc 17,14. (26) Lc
17,28. (27) Lc 19,15. (28) Lc
19,29. (29) Lc 20,1. (30) Lc 22,14. (31) Lc
22,66. (32) Lc 24,4. (33) Lc 24,15. (34) Lc
24,30. (35) Lc
24,51.
Lc 1,83 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
Lc 1,84 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,81
- 4 εγενετο δε εν τῳ = egeneto de en tô(i) = het gebeurde echter tijdens het Lc (9): (1) Lc
1,8. (2) Lc
2,6. (3) Lc
3,21. (4) Lc
5,1. (5) Lc
8,40. (6) Lc
9,51. (7) Lc
10,38. (8) Lc
11,27. (9) Lc
18,35.
- και εγενετο εν τῳ = kai egeneto en tô(i) = en het gebeurde tijdens het Lc
(14): (1) Lc
5,12. (2) Lc
8,1. (3) Lc
9,18. (4) Lc
9,29. (5) Lc
9,33. (6) Lc
11,1. (7) Lc
14,1. (8) Lc
17,11. (9) Lc
17,14. (10) Lc
19,15. (11) Lc
24,4. (12) Lc
24,15. (13) Lc
24,30. (14) Lc
24,51.
Lc 1,85 act inf praes hierateuein (priester zijn, priesterschap uitoefenen) van het werkw hierateuô (priester zijn) Taalgebruik in het NT: hierateuô (priester zijn). Taalgebruik in Lc: hierateuô (priester zijn). Lc (1): Lc 1,8. Dit is de enigste vorm van hierateuô (priester zijn) in het NT
Lc 1,86 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.
Lc 1,87 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
Lc 1,88
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,89 dat vr enk taksei van het zelfst naamw taksis (orde, ordening, volgorde) Taalgebruik in het NT: taksis (orde, ordening, volgorde). Taalgebruik in Lc: taksis (orde, ordening, volgorde). Lc (1) Lc 1,8. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,810
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bep lidw ho, hè,
to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,811 gen vr enk efèmerias van het zelfst naamw efèmeria (beurt volgens de dagrooster) Taalgebruik in het NT: efèmeria (beurt volgens de dagrooster). Taalgebruik in Lc: efèmeria (beurt volgens de dagrooster). Lc (2): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT
Lc 1,812 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,813 enanti (tegenover) Taalgebruik in het NT: enanti (tegenover). Taalgebruik in Lc: enanti (tegenover). Lc (1) Lc 1,8. enantion (tegenover) Taalgebruik in het NT: enantion (tegenover, in de ogen van). Taalgebruik in Lc: enantion (tegenover, in de ogen van). Lc (3): (1) Lc 1,6. (2) Lc 20,26. (3) Lc 24,19.
Lc 1,814
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bep lidw ho - hè - to
(de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,815 gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen
Lc 1,813 - 15 enantion tou theou (tegenover God) Lc (2): (1) Lc 1,6. (2) Lc 24,19. enanti tou theou (tegenover God) Lc (1) Lc 1,8.
Lc 1,9 - . Lc 1,9: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [9] According to the custom of the priest's office, his
lot was to burn incense when he went into the temple of the Lord
Luther-Bibel 9 dass ihn nach dem Brauch der Priesterschaft das Los traf, das
Räucheropfer darzubringen; und er ging in den Tempel des Herrn
Tekstuitleg van Lc 1,9. Het vers Lc 1,9. telt 14 (2 X 7) woorden en 65 (5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,9. is 7883
Lc 1,91
kata (tegen, volgens) Afkortingen: kat', kath' Taalgebruik in het NT: kata
(tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata
(tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc 1 (3): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,38.
Lc 1,92
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,93
nom + acc onz enk ethos (gewoonte) Taalgebruik in het NT: ethos
(gewoonte). Taalgebruik in Lc: ethos
(gewoonte).
Lc (3): (1) Lc
1,9. (2) Lc
2,42. (3) Lc
23,39. Slechts deze vorm in Lc
Lc 1,91 - 3 kata to ethos (volgens de gewoonte) Lc (3): (1) Lc 1,9. (2) Lc 2,42. (3) Lc 23,39.
Lc 1,94
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,95 gen vr enk ἱερατειας = hierateias van het zelfst naamw ἱερατεια = hierateia
(priesterschap) Taalgebruik in het NT: hierateia
(priesterschap). Taalgebruik in de LXX: hierateia
(priesterschap). Taalgebruik in Lc: hierateia
(priesterschap). Bijbel (10): (1) Ex 35,19. (2) Ex 40,15. (3) Nu 18,1. (4) Nu 18,7. (5) Nu 25,13. (6) Hos 3,4. (7) Ezr 2,62. (8) Neh 7,64. (9) Neh 13,29. (10) Lc
1,9. Een vorm van ἱερατεια = hierateia in de LXX (17): vorige 10 + (1) Ex 29,9. (2) Ex 39,19. (3) Nu 3,10. (4) Joz 18,7. (5) 1 S 1,7. (6) 1 S 2,36. (7) 1 S 23,13., in het NT (2): (1) Lc
1,9. (2) Heb 7,5. Dit is de enigste vorm van ἱερατεια = hierateia (priesterschap) in Lc
- Hebreeuws
=
Lc 1,96 act ind aor 3de pers enk elache (hij lootte, hij verkreeg door het lot) van het werkw lagchanô (door het lot verkrijgen, loten) Taalgebruik in het NT: lagchanô (door het lot verkrijgen, loten). Taalgebruik in Lc: lagchanô (door het lot verkrijgen, loten). Lc (1) Lc 1,9. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,97
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,98 act inf aor thumiasai van het werkw thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen) Taalgebruik in het NT: thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen). Taalgebruik in Lc: thumiaô (in rook doen opgaan, een reukoffer brengen). Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT
Lc 1,99
part aor nom mann enk eiselthôn (binnengegaan) van het werkw eiserchomai
(binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai
(binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai
(binnengaan). Lc (6): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
7,36. (4) Lc
11,37. (5) Lc
19,1. (6) Lc
19,45.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
Lc 1,910 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Lc: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.
Lc 1,99 - 10 eiselthôn eis (binnengegaan in) Lc (3): (1) Lc 1,9. (3) Lc 7,36. (6) Lc 19,45.
Lc 1,911 bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.
Lc 1,912
acc mann enk naon van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik in het
NT: naos
(tempel). Taalgebruik in Lc: naos
(tempel).
Lc (1) Lc
1,9. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
23,35.
Lc 1,913
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,914 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen
Lc 1,10. - Lc 1,10: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [10] And the whole multitude of the people were praying
without at the time of incense
Luther-Bibel 10 Und die ganze Menge des Volkes stand draußen und betete zur
Stunde des Räucheropfers
Tekstuitleg van Lc 1,10. Het vers Lc 1,10. telt 13 woorden en 59 letters De getalwaarde van Lc 1,10. is 7933
Lc 1,101 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,102
nom + acc onz enk pan van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles)
Taalgebruik in het NT: pas
(ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas
(ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (6): (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,37. (3) Lc
2,23. (4) Lc
3,5. (5) Lc
3,9. (6) Lc
11,42. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1)
Lc 1,3. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,37. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,63. (7) Lc
1,65. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,71. (10) Lc
1,75.
Lc 1,103 bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.
Lc 1,104 nom + acc onz enk πληθος = plèthos (menigte, veelheid) Taalgebruik in het NT: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in de LXX: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in Lc: plèthos (menigte, veelheid). Taalgebruik in Hnd: plèthos (menigte, veelheid). Mc (2): (1) Mc 3,7. (2) Mc 3,8. Lc (8): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,13. (3) Lc 5,6. (4) Lc 6,17. (5) Lc 8,37. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,1. (8) Lc 23,27. Joh (1): Joh 5,3. Hnd (12): (1) Hnd 2,6. (2) Hnd 5,16. (3) Hnd 6,2. (4) Hnd 14,1. (5) Hnd 14,4. (6) Hnd 15,12. (7) Hnd 15,30. (8) Hnd 17,4. (9) Hnd 21,36. (10) Hnd 23,7. (11) Hnd 25,24. (12) Hnd 28,3. Jac (1): Jak 5,20. 1 Pe (1): 1 Pe 4,8. Een vorm van πληθος = plèthos in de LXX (288), in het NT (31), in Lc (8): (1) Lc 1,10. (2) Lc 2,13. (3) Lc 5,6. (4) Lc 6,17. (5) Lc 8,37. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,1. (8) Lc 23,27. In de LXX is πληθος = plèthos de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden
Lc 1,102 - 4 (a)pan to plèthos (de hele menigte) NT (3): (1) Lc 1,10. (2) Hnd 15,12. (3) Hnd 25,24.
Lc 1,105 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.
Lc 1,106
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,107
gen mann enk = laou van het zelfst naamw λαος = laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos
(volk). Taalgebruik in de LXX: laos
(volk). Taalgebruik in Lc: laos
(volk). Lc (12): (1) Lc
1,10. (2) Lc
2,32. (3) Lc
3,15. (4) Lc
6,17. (5) Lc
7,1. (6) Lc
8,47. (7) Lc
19,47. (8) Lc
20,26. (9) Lc
20,45. (10) Lc
22,66. (11) Lc
23,27. (12) Lc
24,19. Een
vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064), in het NT (141), in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,68. (5) Lc
1,77.
Nadat Zacharia de tempel was binnengegaan om het reukoffer te brengen, stond
het volk buiten te bidden (Lc
1,10) Het volk wacht en is verwonderd dat Zacharia zo lang in de tempel
blijft (Lc
1,21) In beide verzen wordt een omschrijvende constructie gebruikt: het
was aan het bidden / wachten De omschrijvende constructie omarmt een vorm
van laos (volk) ; Lc
1,10: èn tou laou proseuchomenon = de ganse menigte van het volk
was aan het bidden Lc
1,21: èn ho laos prosdokôn = het volk was aan het wachten
Lc 1,104 6- 7 plèthos () tou laou (een menigte van het volk In drie verzen in het NT: (1) Lc 1,10. (2) Lc 23,27. (3) Hnd 21,36.
Lc 1,108
part pr acc mann enk proseuchomenon van het werkw proseuchomai (bidden)
Taalgebruik in het NT: proseuchomai
(bidden). Taalgebruik in Lc: proseuchomai
(bidden). Lc (3): (1) Lc
1,10. (2) Lc
9,18. (3) Lc
11,1. Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen: (1) Lc
1,10. (2) Lc
3,21. (3) Lc
5,16. (4) Lc
6,12. (5) Lc
6,28. (6) Lc
9,18. (7) Lc
9,28. (8) Lc
9,29. (9) Lc
11,1. (10) Lc
11,2. (11) Lc
18,1. (12) Lc
18,10. (13) Lc
18,11. (14) Lc
20,47. (15) Lc
22,40. (16) Lc
22,41. (17) Lc
22,44. (18) Lc
22,46.
Zoals de engelverschijning aan Zacharia in de tempel gebeurde in een omgeving
van gebed en volk, zo gebeurt de godsopenbaring aan Jezus in een omgeving van
gebed en volk
Lc 1,105 10 èn proseuchomenon = de hele menigte van het volk was aan het bidden Ook omschrijvende constructie in Lc 9,18. (kai egeneto en tô(i) einai auton proseuchomenon = en het gebeurde terwijl hij aan het bidden was) en Lc 11,1. (kai egeneto en tô(i) einai auton proseuchomenon = en het gebeurde terwijl hij aan het bidden was)
Lc 1,109 exô (buiten) Taalgebruik in het NT: exô (buiten). Taalgebruik in Mc: exô (buiten). Lc (10): (1) Lc 1,10. (2) Lc 4,29. (3) Lc 8,20. (4) Lc 13,25. (5) Lc 13,28. (6) Lc 13,33. (7) Lc 14,35. (8) Lc 20,15. (9) Lc 22,62. (10) Lc 24,50.
Lc 1,1010
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,1011
nom + dat vr enk hôra(i) van het zelfst naamw hôra (uur)
Taalgebruik in het NT: hôra
(uur). Taalgebruik in Lc: hôra
(uur).
Lc (15): (1) Lc
1,10. (2) Lc
2,38. (3) Lc
7,21. (4) Lc
10,21. (5) Lc
12,12. (6) Lc
12,39. (7) Lc
12,40. (8) Lc
12,46. (9) Lc
13,31. (10) Lc
14,17. (11) Lc
20,19. (12) Lc
22,14. (13) Lc
22,53. (14) Lc
23,44. (15) Lc
24,33. Een vorm van hôra (uur) in 16 verzen: voorgaande + Lc
22,59. en Lc
23,44. (tweede vorm)
Lc 1,1012
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
13 gen onz enk thumiamatos van het zelfst naamw thumiama (reukoffer) Taalgebruik van het NT: thumiama (reukoffer). Taalgebruik van Lc: thumiama (reukoffer). Lc (2): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,11. Dit is de enigste vorm van thumiama (reukoffer) in Lc
Lc 1,11. - Lc 1,11: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [11] And there appeared unto him an angel of the Lord standing
on the right side of the altar of incense
Luther-Bibel 11 Da erschien ihm der Engel des Herrn und stand an der rechten
Seite des Räucheraltars
Tekstuitleg van Lc 1,11. Het vers Lc 1,11. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 65 (5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,11. is 10927 (7 X 7 X 223)
verschijnin 8Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ ἱερατεύειν αὐτὸν ἐν τῇ τάξει τῆς ἐφημερίας αὐτοῦ ἔναντι τοῦ θεοῦ, 9κατὰ τὸ ἔθος τῆς ἱερατείας ἔλαχε τοῦ θυμιᾶσαι εἰσελθὼν εἰς τὸν ναὸν τοῦ κυρίου, 10καὶ πᾶν τὸ πλῆθος ἦν τοῦ λαοῦ προσευχόμενον ἔξω τῇ ὥρᾳ τοῦ θυμιάματος: 11ὤφθη δὲ αὐτῷ ἄγγελος κυρίου ἑστὼς ἐκ δεξιῶν τοῦ θυσιαστηρίου τοῦ θυμιάματος. 12καὶ ἐταράχθη Ζαχαρίας ἰδών, καὶ φόβος ἐπέπεσεν ἐπ' αὐτόν. 13εἶπεν δὲ πρὸς αὐτὸν ὁ ἄγγελος, Μὴ φοβοῦ, Ζαχαρία, διότι εἰσηκούσθη ἡ δέησίς σου, καὶ ἡ γυνή σου Ἐλισάβετ γεννήσει υἱόν σοι, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰωάννην. 14καὶ ἔσται χαρά σοι καὶ ἀγαλλίασις, καὶ πολλοὶ ἐπὶ τῇ γενέσει αὐτοῦ χαρήσονται: 15ἔσται γὰρ μέγας ἐνώπιον [τοῦ] κυρίου, καὶ οἶνον καὶ σίκερα οὐ μὴ πίῃ, καὶ πνεύματος ἁγίου πλησθήσεται ἔτι ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ, 16καὶ πολλοὺς τῶν υἱῶν Ἰσραὴλ ἐπιστρέψει ἐπὶ κύριον τὸν θεὸν αὐτῶν. 17καὶ αὐτὸς προελεύσεται ἐνώπιον αὐτοῦ ἐν πνεύματι καὶ δυνάμει Ἠλίου, ἐπιστρέψαι καρδίας πατέρων ἐπὶ τέκνα καὶ ἀπειθεῖς ἐν φρονήσει δικαίων, ἑτοιμάσαι κυρίῳ λαὸν κατεσκευασμένον. 18Καὶ εἶπεν Ζαχαρίας πρὸς τὸν ἄγγελον, Κατὰ τί γνώσομαι τοῦτο; ἐγὼ γάρ εἰμι πρεσβύτης καὶ ἡ γυνή μου προβεβηκυῖα ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῆς. 19καὶ ἀποκριθεὶς ὁ ἄγγελος εἶπεν αὐτῷ, Ἐγώ εἰμι Γαβριὴλ ὁ παρεστηκὼς ἐνώπιον τοῦ θεοῦ, καὶ ἀπεστάλην λαλῆσαι πρὸς σὲ καὶ εὐαγγελίσασθαί σοι ταῦτα: 20καὶ ἰδοὺ ἔσῃ σιωπῶν καὶ μὴ δυνάμενος λαλῆσαι ἄχρι ἧς ἡμέρας γένηται ταῦτα, ἀνθ' ὧν οὐκ ἐπίστευσας τοῖς λόγοις μου, οἵτινες πληρωθήσονται εἰς τὸν καιρὸν αὐτῶν. 21Καὶ ἦν ὁ λαὸς προσδοκῶν τὸν Ζαχαρίαν, καὶ ἐθαύμαζον ἐν τῷ χρονίζειν ἐν τῷ ναῷ αὐτόν.
Lc 1,111
ind aor 3de pers enk ôfthè (hij liet zich zien, hij verscheen)
van het werkw horaô (zien) Taalgebruik in het NT: horaô
(zien). Taalgebruik in Mc: horaô
(zien). Taalgebruik in Lc: horaô
(zien). Lc (3): (1) Lc
1,11. (2) Lc
22,43. (3) Lc
24,34. Een vorm van horaô (zien) in Lc in 14 verzen: (1) Lc
1,11. (2) Lc
1,22. (3) Lc
3,6. (4) Lc
9,31. (5) Lc
9,36. (6) Lc
12,15. (7) Lc
13,28. (8) Lc
16,23. (9) Lc
17,22. (10) Lc
21,27. (11) Lc
22,43. (12) Lc
23,49. (13) Lc
24,23. (14) Lc
24,34.
wajjerâ´ ´elâ(j)w malë´akh JHWH (LXX: kai
ôfthè autô(i) aggelos kuriou) = en een engel van de Heer
verscheen hem Slechts in Re
6,12. De engel verschijnt aan Gideon In Lc: 12 vormen van horaô
(zien) in 11 / 24 hoofdstukken en in 14 verzen
Lc 1,112
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,113 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.
Lc 1,114 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 1,115 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. Een vorm van kurios (heer) in Lc (99), in Lc 1 in 17 verzen: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.
Lc 1,114
- 5 aggelos kuriou (de engel van de Heer) In twee verzen bij Lucas:
(1) Lc
1,11: ôfthè de autôi aggelos kuriou = een engel van
de Heer echter verscheen hem
(2) Lc 2,9: kai (volgens sommige handschriften: idou = zie) aggelos kuriou epestè
autois (en een engel van de Heer stond bij hen)
Lc 1,111
- 5 ôfthè de autôi aggelos ('maar' een engel verscheen hem)
(1) Lc
1,11: ôfthè de autôi aggelos kuriou = 'maar' een engel
van de Heer verscheen hem
(2) Lc
22,43: ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = 'maar' een
engel uit de hemel verscheen hem
Lc 1,116 part perf nom mann enk hestôs van het werkw histèmi (doen staan, staan) Taalgebruik in het NT: histèmi (doen staan, staan). Taalgebruik in Lc: histèmi (doen staan, staan). Lc (3): (1) Lc 1,11. (2) Lc 5,1. (3) Lc 18,13. Een vorm van histèmi (doen staan, staan) in Lc in 25 verzen Dit is de enigste vorm in Lc 1
Lc 1,117
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,118 gen mv dexiôn van het bijvoegl naamw dexios (rechts) Taalgebruik in het NT: dexios (rechts). Taalgebruik in Lc: dexios (rechts). Taalgebruik in Hnd: dexios (rechts). Taalgebruik in de Septuaginta: dexios (rechts). Hebr jâmîn (rechterzijde, rechts) Taalgebruik in Tenakh: jâmîn (rechterzijde, rechts). L dexter Fr droit Ned rechts E right D rechter Lc (4): (1) Lc 1,11. (2) Lc 20,42. (3) Lc 22,69. (4) Lc 23,33. Bijbel (67) LXX (44) NT (23) Een vorm van dexios (rechts) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,11. (2) Lc 6,6. (3) Lc 20,42. (4) Lc 22,50. (5) Lc 22,69. (6) Lc 23,33. In Lc: 3 vormen van dexios (rechter-, rechts) in 5 / 24 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 3 vormen van dexios (rechter-, rechts) in 7 verzen in 4 hoofdstukken Een vorm van (rechter-, rechts) in het NT (54), in de LXX (228)
7 - 8 ek dexiôn (rechts) Lc (4 / 4): (1) Lc 1,11. (2) Lc 20,42. (3) Lc 22,69. (4) Lc 23,33. NT (22)
6 - 8 Lc 1,11: estôs ek dexiôn = staande rechts van Een vorm van kathèmai (neerzitten) + ek dexiôn (rechts) in Lc (2 / 4): (1) Lc 20,42. (2) Lc 22,69.
Lc 1,119
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,1110 gen ons enk thusiastèriou van het zelfst naamw thusiastèrion (brandofferaltaar) Taalgebruik in het NT: thusiastèrion (brandofferaltaar). Taalgebruik in Lc: thusiastèrion (brandofferaltaar). Lc (2): (1) Lc 1,11. (2) Lc 11,51. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,1111
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,1112 gen onz enk thumiamatos van het zelfst naamw thumiama (reukoffer) Taalgebruik van het NT: thumiama (reukoffer). Taalgebruik van Lc: thumiama (reukoffer). Lc (2): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,11. Dit is de enigste vorm van thumiama (reukoffer) in Lc
Lc 1,12. - Lc 1,12: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [12] And when Zacharias saw him, he was troubled, and fear
fell upon him
Luther-Bibel 12 Und als Zacharias ihn sah, erschrak er, und es kam Furcht
über ihn
Tekstuitleg van Lc 1,12. Het vers Lc 1,12. telt 9 (3²) woorden en 46 (2 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,12. is 5048 (2³ X 631) In Lc 1,8. - Lc 1,9. is Zacharia onderwerp, in Lc 1,10. de volkmenigte, in Lc 1,11. de engel Op het einde van het middendeel (Lc 1,19-23) gaat het in omgekeerde volgorde: de engel blijft in de tempel, het volk (Lc 1,21) en Zacharia (Lc 1,22. - Lc 1,23) Op het visioen reageert Zacharia dubbel: verward en met vrees De reactie van vrees op het visioen vinden we in Da 10,7.
Lc 1,121 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,122
pass ind aor 3de pers enk εταραχθη = etarachthè (hij werd in verwarring gebracht)
van het werkw ταρασσω = tarassô (in verwarring brengen, verwarren)
Taalgebruik in het NT: tarassô
(in verwarring brengen, verwarren). Taalgebruik in de LXX: tarassô
(in verwarring brengen, verwarren). Taalgebruik in Lc: tarassô
(in verwarring brengen, verwarren). LXX (24) NT (3): (1) Mt
2,3. (2) Lc 1,12. (3) Joh
13,21. Een vorm van ταρασσω = tarassô in de LXX (121), in het NT (17): (1) Mt
2,3. (2) Mt
14,26. (3) Lc 1,12. (4) Lc
24,38. (5) Joh
5,4. (6) Joh
5,7. (7) Joh
11,33. (8) Joh
12,27. (9) Joh
13,21. (10) Joh
14,1. (11) Joh
14,27. (12) Hnd 15,24. (13) Hnd 17,8. (14) Hnd 17,13. (15) Gal 1,7. (16) Gal 5,10. (17) 1
Pe 3,14.
Zacharia werd in verwarring gebracht (εταραχθη = etarachthè) door het visioen van
de engel (Lc
1,12), Maria werd in verwarring gebracht (dietarachthè) door het
woord van de engel (Lc
1,29) Overeenkomst en verschil
Lc 1,123
nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias
(Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias
(Zacharja).
Lc (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,67. (9) Lc
3,2. (10) Lc
11,51.
Lc 1,124 act part aor nom mann enk idôn (gezien) van het werkw eiden (hij zag) Taalgebruik in het NT: eiden (hij zag). Taalgebruik in Lc: eiden (hij zag). L videre Fr voir Lc (20): (1) Lc 1,12. (2) Lc 5,8. (3) Lc 5,12. (4) Lc 5,20. (5) Lc 7,13. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,28. (8) Lc 10,31. (9) Lc 10,32. (10) Lc 10,33. (11) Lc 11,38. (12) Lc 13,12. (13) Lc 17,14. (14) Lc 17,15. (15) Lc 18,24. (16) Lc 18,43. (17) Lc 19,41. (18) Lc 22,58. (19) Lc 23,8. (20) Lc 23,47. Een vorm van het werkw eiden (hij zag) in Lc in 64 verzen, in Lc 1 slechts in Lc 1,12. idôn (gezien) verwijst naar het visioen, naar de verschijning van de engel in Lc 1,11. Volgens Da 10,7. heeft Daniël een visioen (kai eidon egô danièl = en ik Daniël zag) Bij Zacharia gebeurt de 'Godsopenbaring' via een verschijning (visueel), bij Maria via het woord (akoustisch) (Lc 1,29)
Lc 1,125 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,126
nom mann enk fobos (vrees, fobie) Taalgebruik in het NT: fobos
(vrees, fobie). Taalgebruik in Lc: fobos
(vrees, fobie).
In drie verzen bij Lucas: (1) Lc
1,12. (2) Lc
1,65. (3) Lc
7,16. Een vorm van fobos (vrees, fobie) in Lc in 7 verzen: (1) Lc
1,12. (2) Lc
1,65. (3) Lc
2,9. (4) Lc
5,26. (5) Lc
7,16. (6) Lc
8,37. (7) Lc
21,26. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden)
in Lc in 21 verzen: (1)Lc
1,13. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,50. (4) Lc
2,9. (5) Lc
2,10. (6) Lc
5,10. (7) Lc
8,25. (8) Lc
8,35. (9) Lc
8,50. (10) Lc
9,34. (11) Lc
9,45. (12) Lc
12,4. (13) Lc
12,5. (14) Lc
12,7. (15) Lc
12,32. (16) Lc
18,2. (17) Lc
18,4. (18) Lc
19,21. (19) Lc
20,19. (20) Lc
22,2. (21) Lc
23,40.
Lc 1,127 act ind aor 3de pers enk epepesen van het werkw epipiptô (vallen op, opdringen) Taalgebruik in het NT: epipiptô (vallen op, opdringen). Taalgebruik in Lc: epipiptô (vallen op, opdringen). Lc (2): (1) Lc 1,12. (2) Lc 15,20. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,128
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,129 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.
Lc 1,125
- 9 De reactie op het visioen is de vrees
- Lc 1,12: kai fobos epepesen ep' auton (en vrees overviel over hem)
- Da 10,7: kai fobos ischuros epepesen ep' autous (en een sterke vrees overviel over
hen)
In Lc 1,12. valt vrees over Zacharias na het zien van het visioen Hij wordt met verstomming
geslagen In Lc
1,65. valt vrees over alle omwonenden van Zacharia en Elisabeth nadat Zacharia
heeft duidelijk gemaakt dat het kind Johannes moet heten
In Lc 5,9. omgaf ontzetting om Simon Petrus en zijn metgezellen na het zien van de wonderbare
visvangst Op deze reactie volgt de geruststelling van Jezus (Lc
5,10), zoals Zacharia werd gerustgesteld na de reactie van Zacharia (Lc
1,13)
Lc 1,13 - . Lc 1,13: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible But the angel said unto him, Fear not, Zacharias: for thy
prayer is heard; and thy wife Elisabeth shall bear thee a son, and thou shalt
call his name John
Luther-Bibel (1984) Aber der Engel sprach zu ihm: Fürchte dich nicht,
Zacharias, denn dein Gebet ist erhört, und deine Frau Elisabeth wird dir
einen Sohn gebären, und du sollst ihm den Namen Johannes geben
Tekstuitleg van Lc 1,13. Dit vers telt 28 (2 X 2 X 7 of 2 X 14) woorden en 126 (2 X 3 X 3 X 7 of 9 X 14) letters. De getalswaarde van Lc 1,13. is 12108 (2 X 2 X 3 X 1009). De zwangerschap van Elisabet wordt aangekondigd in Lc 1,13., die van Jezus in Lc 1,31. 13 en 31 zijn elkaars spiegelbeelden.
Lc 1,131 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in het NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.
Lc 1,132
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,131
- 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,133 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
Lc 1,131
- 3 και ειπεν προς = kai eipen pros (en hij zei tot) NT (15): (1) Lc 2,34. (2) Lc 2,49. (3) Lc 3,14. (4) Lc 4,23. (5) Lc 5,10. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,3. (8) Lc
9,50. (9) Lc 11,5. (10) Lc 19,5. (11) Lc 19,13. (12) Lc 22,15. (13) Hnd 7,3. (14) Hnd 9,10. (15) Hnd 22,21.
- ειπεν δε προς = eipen de pros (hij zei echter tot) Lc (17): (1) Lc
1,13. (2) Lc
7,50. (3) Lc
9,13. (4) Lc
9,14. (5) Lc
9,59. (6) Lc
9,62. (7) Lc
12,15. (8) Lc
12,22. (9) Lc
13,7. (10) Lc
15,3. (11) Lc
17,1. (12) Lc
17,22. (13) Lc
18,9. (14) Lc
19,9. (15) Lc
20,41. (16) Lc
24,17. (17) Lc
24,44. Zie ook Lc
1,34: eipen de mariam pros (Maria zei echter)
Lc 1,134 pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,21. (5) Lc 1,50.
Lc 1,131
- 4 eipen de pros auton (hij zei echter tot hem) in Lc (3): (1) Lc
1,13. (+ onderwerp: ho aggelos = de engel) (2) Lc
9,62. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus) (3) Lc
19,9. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus)
kai eipen pros auton (hij zei tot hem) in Lc (2): (1) Lc
9,50. (+ onderwerp ho ièsous = Jezus) (2) Lc
19,5.
Hebr: wajj´omèr ´lô (en hij zei tot hem) in Tenakh
(2): (1) 1
S 22,13. (2) Zach
2,8.
Lc 1,135
bep lidw nom m enk ho (de) OF betrekk voornaamw nom + acc onz enk
ho Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc
(331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Bepaald lidwoord nominatief mannelijk enkelvoud bij het zelfstandig naamwoord
aggelos (engel) In Lc
1,11. verscheen een engel van de Heer aan Zacharias Daar staat geen lidwoord
Hierna wordt telkens een lidwoord bij een vorm van het zelfstandig naamwoord
aggelos (engel) gebruikt In Lc
1,19. maakt de engel zich bekend als Gabriël Het is ook deze engel
die aan Maria verscheen Door het bepaald lidwoord bij aggelos (engel) en door
de eigennaam van de engel nl Gabriël is dit vers aan de vorige perikope
(Lc 1,5-25)
gelinkt
Lc 1,136 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 1,131 - 2 5 - 6 Van de tien verzen in het Lucasevangelie waarin ho aggelos (de engel) onderwerp is, is er slechts 1 vers met eipen de (hij echter zei) nl Lc 1,13. (eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) en 2 verzen beginnen met kai eipen (en hij zei): (5) Lc 1,30. (kai eipen ho aggelos autè(i) = en de engel zei haar) (9) Lc 2,10. (kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen)
Lc 1,131
- 6 eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem Het vervoegd
werkwoord staat vooraan de zin de (echter) dat een lichte tegenstelling uitdrukt, staat meestal op de tweede plaats in de zin In het Hebreeuws maakt de bepaling
met het persoonlijk voornaamwoord deel uit van het werkwoord ; daarom vinden
we pros auton (tot hem) onmiddellijk na het werkwoord Hierna volgt het onderwerp
ho aggelos (de engel) Slechts eenmaal in Lc Bij de aankondiging van een
kind wordt een literair schema gebruikt dat aansluit bij de werkelijkheid:
zwangerschap, geboorte, naamgeving en toekomstwens Bij de aankondiging aan
Elisabeth is geen vermelding van de zwangerschap Uit de vele geboorteaankondigingen
komt die van Isaäk (Gn
17,19) het meest met die van Johannes overeen:
- Gn 17,19: idou sarra hè gunè sou texetai soi huion kai kaleseis to onoma
autou isaak (zie Sara je vrouw zal voor jou een zoon baren en jij zult zijn
naam noemen Isaak
- Lc 1,13: kai hè gunè sou elisabet gennèsei huion soi kai kaleseis
to onoma autou iôannou (en je vrouw Elisabeth zal een zoon voor jou voortbrengen
en je zult noemen zijn naam Johannes
Abraham en Sara zijn de oudsten van het volk Israël Zacharia en Elisabeth
staan aan het begin van het NT
Twee geboorteaankondigingen: die van Johannes aan Zacharia (Lc
1,13), die van Jezus aan Maria (Lc
1,31) Verwoord aan de hand van de geboorteaankondigingen van Isaäk
aan Abraham (Gn
17,19) en van Ismaël aan Hagar (Gn
16,11)
Lc 1,137 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè (niet). Taalgebruik in Lc: mè (niet). Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,30.
Lc 1,138
imperat praes 2de pers enk φοβου = fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen,
door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,30. (3) Lc
5,10. (4) Lc
8,50. (5) Lc
12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden)
in Lc in 21 verzen: (1)Lc
1,13. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,50. (4) Lc
2,9. (5) Lc
2,10. (6) Lc
5,10. (7) Lc
8,25. (8) Lc
8,35. (9) Lc
8,50. (10) Lc
9,34. (11) Lc
9,45. (12) Lc
12,4. (13) Lc
12,5. (14) Lc
12,7. (15) Lc
12,32. (16) Lc
18,2. (17) Lc
18,4. (18) Lc
19,21. (19) Lc
20,19. (20) Lc
22,2. (21) Lc
23,40.
Lc 1,137 - 8 μη φοβου = mè fobou (vrees niet) NT (10): (1) Mc
5,36. (2) Lc 1,13. (3) Lc
1,30. (4) Lc 5,10. (5) Lc
8,50. (6) Lc
12,32. (7) Joh
12,15. (8) Hnd 18,9. (9) Hnd 27,24. (10) Apk 1,17.
- אַל תִירָא = ´al thîrâ´ (vrees niet) Tenakh (38) Pentateuch (6): (1) Gn 15,1. (2) Gn 26,24. (3) Gn 46,3. (4) Nu 21,34. (5) Dt 1,21. (6) Dt 3,2.
- μη φοβεισθε = mè fobeisthe (vreest niet) NT (8): (1) Mt
14,27. (2) Mt 17,7. (3) Mt
28,5. (4) Mt
28,10. (5) Mc
6,50. (6) Lc 2,10. (7) Lc 12,7. (8) Joh
6,20.
- אַל תִירָאוּ = ´al thîrâ´û (vreest niet) Tenakh (11): (1) Gn 43,23. (2) Gn 50,19. (3) Gn 50,21. (4) Ex 14,13. (5) Ex 20,20. (6) 1 S 12,20. (7) 2 S 13,28. (8) Js 35,4. (9) Hag 2,5. (10) Zach
8,13. (11) Zach
8,15.
Lc 1,139 voc mann enk zacharia van de eigennaaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (1) Lc 1,13. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,67. (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.
Lc 1,1310 dioti (omdat) Taalgebruik in het NT: dioti (omdat). Taalgebruik in Lc: dioti (omdat). Lc (3): (1) Lc 1,13. (2) Lc 2,7. (3) Lc 21,28.
Lc 1,1311
pass ind aor 3de pers enk εισηκουσθη = eisèkousthè (er werd gehoord, hij werd
verhoord) van het werkw εισακουω = eisakouô (luisteren naar, verhoren) Taalgebruik
in het NT: eisakouô
(luisteren naar, verhoren). Taalgebruik in de LXX: eisakouô
(luisteren naar, verhoren).
In vijf verzen in Tenakh:
(1) Da 10,12. (εισηκουσθη το ρημα μου = eisèkousthè to rèma sou = uw
woord werd verhoord)
(2) Tob 3,16. (και εισηκουσθη ἡ προσευχη αμφοτερων = Kai eisèkousthè hè proseuchè
amfoterôn = en het gebed van beiden werd verhoord)
(3) Sir 51,11. (εισηκουσθη ἡ δεησις μου = eisèkousthè hè deèsis
mou = mijn bede werd verhoord)
(4) Lc
1,13. (διοτι εισηκουσθη ἡ δεησις σου = dioti eisèkousthè hè deèsis sou = en
daarom werd uw gebed verhoord)
(5) Hnd
10,31. (εισηκουσθη σου ἡ προσευχη = eisèkousthè sou hè proseuchè = uw gebed
werd verhoord)
- Een vorm van εισακουω = eisakouô in de LXX (249), in het NT (5): (1) Mt
6,7. (2) Lc
1,13. (3) Hnd
10,31. (4) 1
Kor 14,21. (5) Heb 5,7.
Lc 1,1312
bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of)
Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,1313 nom vr enk deèsis (gebed, vraag) Taalgebruik in het NT: deèsis (gebed, vraag). Taalgebruik in Lc: deèsis (gebed, vraag). Lc (1) Lc 1,13. Een vorm van deèsis (gebed, vraag) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 2,37. (3) Lc 5,33.
Lc 1,1314 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,1315 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1316
bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of)
Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,1317 nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (16): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 7,37. (6) Lc 7,39. (7) Lc 8,3. (8) Lc 8,43. (9) Lc 8,47. (10) Lc 10,38. (11) Lc 11,27. (12) Lc 13,11. (13) Lc 13,21. (14) Lc 15,8. (15) Lc 20,32. (16) Lc 20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen
Lc 1,1318 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,1319 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,1320
act ind fut 3de pers enk gennèsei (zij zal voortbrengen) van het
werkw gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô
(voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô
(voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc
1,13. Deze werkwoordvorm komt nog slechts in Gn
17,20. voor Het gaat om de zegen over Ismaël: hij zal twaalf volkeren
voortbrengen Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,57. (4) Lc
3,22. (5) Lc
20,34. (6) Lc
23,29.
Lc 1,1321
acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het
NT: huios
(zoon). Taalgebruik in Mc: huios
(zoon). Taalgebruik in Lc: huios
(zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,57. (5) Lc
2,7. (6) Lc
3,2. (7) Lc
9,22. (8) Lc
9,38. (9) Lc
9,41. (10) Lc
12,10. (11) Lc
20,13. (12) Lc
20,41. (13) Lc
21,27. (14) Lc
22,48. (15) Lc
24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,31. (4) Lc
1,32. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,36. (7) Lc
1,57.
Lc 1,1322
pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT:
persoonlijk
voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk
voornaamwoord.
Lc (44) Lc 1 (5): (1) Lc
1,3. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,35.
Lc 1,1323 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1324 act ind fut 2de pers enk kaleseis (jij zult noemen) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,1325
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,1326 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Lc 1,1327 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,13. 28 acc mann enk Iôannèn van het zelfst naamw iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT: Iôannès (Johannes). Taalgebruik in Lc: Iôannès (Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean E John Lc (11) Johannes de Doper (6): (1) Lc 1,13. (2) Lc 3,2. (3) Lc 3,20. (4) Lc 9,9. (5) Lc 9,19. (6) Lc 20,6. Johannes de apostel (5): (1) Lc 5,10. (2) Lc 6,14. (3) Lc 8,51. (4) Lc 9,28. (5) Lc 22,8. Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,60. (3) Lc 1,63.
Lc 1,14. - Lc 1,14: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [14] And thou shalt have joy and gladness; and many shall
rejoice at his birth
Luther-Bibel 14 Und du wirst Freude und Wonne haben, und viele werden sich
über seine Geburt freuen
Tekstuitleg van Lc 1,14. Dit vers Lc 1,14. telt 13 woorden en 66 (2 X 3 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,14. is 5622 (2 X 3 X 937)
Lc 1,141 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,142 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.
Lc 1,143
nom + dat vr enk chara(i) van het zelfst naamw chara (vreugde) Taalgebruik
in het NT: chara
(vreugde). Taalgebruik in Lc: chara
(vreugde). Website: http://frwikipediaorg/wiki/Joie_(philosophie). Indo-Europees jug (band), L gaudium, Fr joie, zie website http://frwiktionaryorg/wiki/joie.
Lc (3): (1) Lc
1,14. (2) Lc
15,7. (3) Lc
15,10. Een vorm van chara
(vreugde). in Lc in 8 verzen: (1) Lc
1,14. (2) Lc
2,10. (3) Lc
8,13. (4) Lc
10,17. (5) Lc
15,7. (6) Lc
15,10. (7) Lc
24,41. (8) Lc
24,52.
Lc 1,144 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.
Lc 1,145 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1456 nom vr enk agalliasis (jubel) Taalgebruik in het NT: agalliasis (jubel). Taalgebruik in Lc: agalliasis (jubel). Lc (1) Lc 1,14. Een vorm van agalliasis (jubel) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,44.
Lc 1,147 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,148
nom mann mv polloi (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik
in het NT: polus
(veel). Taalgebruik in Lc: polus
(veel).
Lc (8): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,14. (3) Lc
4,27. (4) Lc
5,15. (5) Lc
10,24. (6) Lc
13,24. (7) Lc
14,25. (8) Lc
21,8. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,14. (3) Lc
1,16.
Lc 1,149
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,1410
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,1411 dat vr enk genesei van het zelfst naamw genesis (oorsprong, geslacht) Taalgebruik in het NT: genesis (oorsprong, geslacht). Taalgebruik in Lc: genesis (oorsprong, geslacht). Lc (1) Lc 1,14. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,1412 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,1413 med ind fut 3de pers mv charèsontai (zij zullen zich verheugen) van het werkw chairô (zich verheugen) Taalgebruik in het NT: chairô (zich verheugen). Taalgebruik in Lc: chairô (zich verheugen). Website: http://frwikipediaorg/wiki/Joie_(philosophie). Indo-Europees jug (band), L gaudium, zie website http://frwiktionaryorg/wiki/joie. Lc (1) Lc 1,14. Een vorm van chairô (zich verheugen) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,28. (3) Lc 6,23. (4) Lc 10,20. (5) Lc 13,17. (6) Lc 15,5. (7) Lc 15,32. (8) Lc 19,6. (9) Lc 19,37. (10) Lc 22,5. (11) Lc 23,8.
Lc 1,15. - Lc 1,15: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [15] For he shall be great in the sight of the Lord, and
shall drink neither wine nor strong drink; and he shall be filled with the Holy
Ghost, even from his mother's womb
Luther-Bibel 15 Denn er wird groß sein vor dem Herrn; Wein und starkes Getränk
wird er nicht trinken und wird schon von Mutterleib an erfüllt werden mit dem
Heiligen Geist
Tekstanalyse van Lc 1,15. Het vers Lc 1,15. telt 22 (2 X 11) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,15. is 10060 (2 X 2 X 5 X 503) In Lc 1,14-17 spreekt de engel over het kind dat Elisabet zal ontvangen In Lc 1,15 worden een drietal redenen gegeven waarom velen zich over zijn geboorte zullen verheugen
Lc 1,151 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,15. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,34. (6) Lc 1,45. (7) Lc 1,66.
Lc 1,152
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,153 nom mann enk megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot). Lc (5): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 4,25. (4) Lc 7,16. (5) Lc 9,48. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzn, in Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.
Lc 1,154 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.
Lc 1,155
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,156 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen
Lc 1,157 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1511 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,1512
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè
(niet). Taalgebruik in Mc: mè
(niet). Taalgebruik in Lc: mè
(niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,20. (4) Lc
1,30.
Lc 1,1515
gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest)
Taalgebruik in het NT: pneuma
(geest). Taalgebruik in Lc: pneuma
(geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest Lc (6): zie hieronder
Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,35. (4) Lc
1,41. (5) Lc
1,47. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,80. In vier verzen in combinatie met vervullen / vol:
(1) Johannes de Doper: Lc
1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal
hij vervuld worden)
(2) Lc
1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet
= Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc
1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld
van heilige geest)
(4) Lc
2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc
4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc
1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord
hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden
Lc 1,1516
gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik
in het NT: hagios
(heilig). Taalgebruik in Mc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Lc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios
(heilig).
Lc (5): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,67. (4) Lc
2,26. (5) Lc
4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,49. (5) Lc
1,67. (6) Lc
1,70. (7) Lc
1,72. (8) Lc
2,23. (9) Lc
2,25. (10) Lc
2,26. (11) Lc
3,16. (12) Lc
3,22. (13) Lc
4,1. (14) Lc
4,34. (15) Lc
9,26. (16) Lc
10,21. (17) Lc
11,13. (18) Lc
12,10. (19) Lc
12,12.
Lc 1,1517 plèsthèsetai (hij zal vervuld worden) pass ind 3de pers enk van het werkw pimplèmi (vervullen, vol maken) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in Hnd: pimplèmi (vervullen, vol maken). Taalgebruik in de Septuaginta: pimplèmi (vervullen, vol maken). Een vorm van pimplèmi (vervullen, vol maken) in de LXX (116) Hebr mâlâ´ (vullen, vervullen) Taalgebruik in Tenakh: mâlâ´ (vullen, vervullen). Lat replere Fr remplir Ned vervullen D erfüllen E to fill Bijbel (17) NT (1) Lc 1,15. Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22. In Lc: 5 vormen van pimplèmi (vervullen, vol maken) in 6 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen
Verwijzing: pimplèmi
(vervullen, vol maken)., zie Lc
4,1. In deze vorm slechts in Lc
1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal
hij vervuld worden) in het NT
Johannes werd van heilige geest vervuld, terwijl hij nog in de moederschoot
was Wellicht verwijst dit naar Lc
1,41., waar het kind Johannes in de moederschoot van Elisabeth opspringt
bij het bezoek van haar nicht Maria Dan is Elisabeth zes maanden zwanger
Jezus is vervuld van heilige geest vanaf de ontvangenis in de schoot van Maria
(Lc 1,35)
Lc 1,1519
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,1520 gen vr enk koilias van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in de Septuaginta: koilia (buikholte, moederschoot). bètèn (buik, schoot) Taalgebruik in Tenakh: bètèn (buik, schoot). Lat uterus Fr sein E womb D Leib Lc (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,42. Bijbel (58) LXX (51) NT (7) Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot), in de LXX (108), in het NT (23)
Lc 1,1522 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,1514
- 22 vanaf de moederschoot
- Lc 1,15: kai pneumatos agiou plèsthèsetai eti ek koilias mètros autou (en met heilige
geest zal hij vervuld worden vanaf zijn moederschoot)
- Jr 1,5: ek mètras hègiaka se (vanaf de moederschoot heb ik je geheiligd)
Lc 1,16. - Lc 1,16: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [16] And many of the children of Israel shall he turn to
the Lord their God
Luther-Bibel 16 Und er wird vom Volk Israel viele zu dem Herrn, ihrem Gott,
bekehren
Tekstuitleg van Lc 1,16. Het vers Lc 1,16. telt 11 woorden en 54 (2 X 3²) letters De getalwaarde van Lc 1,16. is 7935 (3 X 5 X 23²)
Lc 1,161 kai (en) Taalgebruik in het NT: kai (en). Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,162 acc mann mv pollous (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik in het NT: polus (veel). Taalgebruik in Lc: polus (veel). Taalgebruik in Hnd: polus (veel). Taalgebruik in de Septuaginta: polus (veel). Hebr rab (veel, talrijk, groot) Taalgebruik in Tenakh: rab (veel, talrijk, groot). N veel D veil Lat multus E many Fr nombreus (tal-rijk) Lc (3): (1) Lc 1,16. (2) Lc 7,21. (3) Lc 14,16. Een vorm van polus (veel) in Lc (44), in Lc 1 (3): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,14. (3) Lc 1,16. In Lc: X vormen van polus (veel) in 44 verzen in 20 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van polus (veel) in 46 verzen in 25 / 28 hoofdstukken
Lc 1,163 beplidw gen mv tôn van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamw il-lum, il-lam) Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,70. (5) Lc 1,71. (6) Lc 1,72.
Lc 1,164
gen mann mv huiôn van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik
in het NT: huios
(zoon). Taalgebruik in Lc: huios
(zoon). Taalgebruik in Hnd: huios
(zoon). Taalgebruik in de Septuaginta: huios
(zoon). Hebr ben (zoon, kind) Taalgebruik in Tenakh: ben
(zoon, kind). Lat filius Fr fils
Lc (1) Lc
1,16. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,31. (4) Lc
1,32. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,36. (7) Lc
1,57. In Lc: X vormen van huios (zoon) in 72 verzen in 22 / 24 hoofdstukken
In Hnd: X vormen van huios (zoon) in 22 verzen in 12 / 28 hoofdstukken
Lc 1,165 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21. Hnd (15): (1) Hnd 1,6. (2) Hnd 2,36. (3) Hnd 4,10. (4) Hnd 4,27. (5) Hnd 5,21. (6) Hnd 5,31. (7) Hnd 7,23. (acc mv tous hiuous Israèl = de zonen van Israël) (8) Hnd 7,37. (9) Hnd 7,42. (10) Hnd 9,15. (huiôn Israèl = van de zonen van Israël) (11) Hnd 10,36. (12) Hnd 13,17. (13) Hnd 13,23. (14) Hnd 13,24. (15) Hnd 28,20. Het is opvallend dat na de eerste rede van Paulus tijdens de eerste zendingsreis de naam Israël nog slechts eenmaal in Hnd wordt gebruikt
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)
Lc 1,166 act ind fut 3de pers enk επιστρεψει = epistrepsei (hij zal toekeren) van het werkw επιστρεφω = epistrefô (naar iets toekeren) Taalgebruik in het NT: epistrefô (naar iets toekeren). Taalgebruik in de Septuaginta: epistrefô (naar iets toekeren). Een vorm van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toekeren) in de LXX (534), in het NT (36), in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,39. (4) Lc 8,55. (5) Lc 17,4. (6) Lc 17,31. (7) Lc 22,32. In Lc: 7 vormen van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toedraaien / keren) in 7 verzen in 5 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van επιστρεφω = epistrefô (naar iets toedraaien / keren) in 11 verzen in 8 / 28 hoofdstukken
Lc 1,167
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,168 acc mann enk kurion van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Fr seigneur Ned heer D Herr E lord Lc (10): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. (3) Lc 4,8. (4) Lc 4,12. (5) Lc 7,19. (6) Lc 10,27. (7) Lc 12,36. (8) Lc 19,8. (9) Lc 20,37. (10) Lc 20,44. Een vorm van kurios (heer) in Lc (99), in Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.
Lc 1,169
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,1610 acc mann enk theon van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Lc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (23) (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,64. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,28. (6) Lc 4,8. (7) Lc 4,12. (8) Lc 5,25. (9) Lc 5,26. (10) Lc 7,16. (11) Lc 7,29. (12) Lc 10,27. (13) Lc 12,21. (14) Lc 13,13. (15) Lc 17,15. (16) Lc 18,2. (17) Lc 18,4. (18) Lc 18,43. (19) Lc 19,37. (20) Lc 20,37. (21) Lc 23,40. (22) Lc 23,47. (23) Lc 24,53. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.
Lc 1,168 - 10 kurion ton theon (JHWH God) Lc (5): (1) Lc 1,16. (2) Lc 4,8. (3) Lc 4,12. (4) Lc 10,27. (5) Lc 20,37.
Lc 1,1611 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.
Lc 1,17. - Lc 1,17: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [17] And he shall go before him in the spirit and power of
Elias, to turn the hearts of the fathers to the children, and the disobedient
to the wisdom of the just; to make ready a people prepared for the Lord
Luther-Bibel 17 Und er wird vor ihm hergehen im Geist und in der Kraft Elias,
zu bekehren die Herzen der Väter zu den Kindern und die Ungehorsamen zu der
Klugheit der Gerechten, zuzurichten dem Herrn ein Volk, das wohl vorbereitet
ist
Tekstanalyse van Lc 1,17. Het vers Lc 1,17. telt 24 (2³ X 3) woorden en 151 letters De getalwaarde van Lc 1,17. is 15737 In Lc 1,15-17 wordt de toekomst van Johannes de Doper geschetst
Lc 1,171 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,172 pers voornaamw nom mann enk autos (hij) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (45) Lc 1 (2): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,22.
Lc 1,173 ind fut 3de pers enk proeleusetai (hij zal vooraf gaan) van het werkw proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) Taalgebruik in het NT: proerchomai (vooraf gaan, voorgaan). Taalgebruik in Lc: proerchomai (vooraf gaan, voorgaan). Lc (1) Lc 1,17. Een vorm van proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 22,47.
Lc 1,174 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43. + Lc 1,75.
Lc 1,175 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,174 - 5 enôpion autou (voor het aangezicht van hem / voor zijn aangezicht) Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,75. (3) Lc 5,18. enôpion autôn (voor het aangezicht van hen / voor hun aangezicht) Lc (3): (1) Lc 5,25. (2) Lc 24,11. (3) Lc 24,43.
Lc 1,176
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,177 dat onz enk pneumati van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in Mc: pneuma (geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest Lc (8): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,80. (3) Lc 2,27. (4) Lc 3,16. (5) Lc 4,1. (6) Lc 8,29. (7) Lc 9,42. (8) Lc 10,21. Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80.
Lc 1,176 - 7 en pneumati (met een geest) Lc (2): (1) Lc 1,17. (2) Lc 3,16. In een bredere contekst (1) Lc 1,17: kai proeleusetai enôpion autou en pneumati kai dunamei èliou (en hij zal voorgaan in zijn aangezicht in een geest en een kracht van Elia) (2) Lc 3,16: autos humas baptisei en tô(i) pneumati kai puri (hij zal jullie dopen met heilige geest en vuur) Lc 1,17. verwijst naar Johannes de Doper, Lc 3,16. naar Jezus en tô(i) pneumati (door de geest) Lc (2): (1) Lc 2,27. (2) Lc 4,1. In een bredere contekst (1) Lc 2,27: kai èlthen en tô(i) pneumati eis to hieron (en hij ging door de geest naar de tempel) (2) Lc 4,1: kai hègeto en tô(i) pneumati eis tèn erèmon (en hij werd door de geest naar de woestijn gedreven)
Lc 1,178 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,179 datief vrouw enkelvoud dunamei (met de kracht) van het zelfst naamw dunamis (macht, kracht) Taalgebruik in het NT: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Lc: dunamis (macht, kracht). Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,36. Een vorm van dunamis (enk) (macht, kracht) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,35. (3) Lc 4,14. (4) Lc 4,36. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,19. (7) Lc 8,46. (8) Lc 9,1. (9) Lc 10,19. (10) Lc 21,27. (11) Lc 22,69. (12) Lc 24,49. Een mvvorm in: (1) Lc 10,13. (2) Lc 19,37. (3) Lc 21,26.
Lc 1,176 - 9 en (tè(i) dunamei (met - de - kracht) Lc (2): (1) Lc 1,17. (en pneumati kai dunamei = in de geest en de kracht van ) (2) Lc 4,14. (en tè(i) dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest) (3) Lc 4,36. (en dunamei = in de kracht)
Lc 1,1710 gen mann enk (h)èliou (van Elia) van het zelfst naamw (h)èlios (zon / Elia) Taalgebruik in het NT: hèlios (zon). Taalgebruik in Lc: hèlios (zon). Lc (4): (1) Lc 1,17. (Elia) (2) Lc 4,25. (Elia) (3) Lc 4,40. (4) Lc 23,45. Een vorm van (h)èlios (zon / Elia) in 5 verzen: (1) Lc 1,17. (Elia) (2) Lc 4,25. (Elia) (3) Lc 4,40. (4) Lc 21,25. (5) Lc 23,45.
Lc 1,171 - 10 Johannes wordt getypeerd als een voor-ganger, voor-loper in de geest en de kracht van Elia (Lc 1,17) De zwangerschap van Maria zal gebeuren omdat heilige geest over haar komt en kracht van de Allerhoogste overschaduwt haar
Lc 1,1711 act inf aor epistrepsai van het werkw epistrefô (naar iets toekeren) Taalgebruik in het NT: epistrefô (naar iets toekeren). Taalgebruik in Lc: epistrefô (naar iets toekeren). Lc (1) Lc 1,17. Een vorm van epistrefô (naar iets toekeren) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,17. (3) Lc 2,39. (4) Lc 8,55. (5) Lc 17,4. (6) Lc 17,31. (7) Lc 22,32.
Lc 1,1713 gen mann mv paterôn van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,72. (3) Lc 11,48. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,1714
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,1716 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1721
act inf aor hetoimasai van het werkw hetoimazô (gereed maken, voorbereiden)
Taalgebruik in het NT: hetoimazô
(gereed maken, voorbereiden). Taalgebruik in het NT: hetoimazô
(gereed maken, voorbereiden).
Lc (3): (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,76. (3) Lc
9,52. Een vorm van hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in
14 verzen: (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,76. (3) Lc
2,31. (4) Lc
3,4. (5) Lc
9,52. (6) Lc
12,20. (7) Lc
12,47. (8) Lc
17,8. (9) Lc
22,8. (10) Lc
22,9. (11) Lc
22,12. (12) Lc
22,13. (13) Lc
23,56. (14) Lc
24,1. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de
weg bereiden (Lc
1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc
1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden
(Lc 3,4)
Lc 1,1723
acc mann enk laon van het zelfst naamw laos (volk) Taalgebruik in het
NT: laos
(volk). Taalgebruik in Lc: laos
(volk).
Lc (12): (1) Lc
1,17. (2) Lc
3,18. (3) Lc
3,21. (4) Lc
7,16. (5) Lc
9,13. (6) Lc
20,1. (7) Lc
20,9. (8) Lc
20,19. (9) Lc
22,2. (10) Lc
23,5. (11) Lc
23,13. (12) Lc
23,14. Een vorm van laos (volk) in Lc in 37 verzen, in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,68. (5) Lc
1,77. Terwijl het volk bidt (Lc
1,10) en wacht (Lc
1,21), krijgt Zacharia een boodschap die betrekking heeft op het volk (Lc
1,17) Het wordt de taak van de toekomstige Johannes om een goed uitgerust
volk voor de Heer voor te bereiden
Lc 1,18. - Lc 1,18: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [18] And Zacharias said unto the angel, Whereby shall I
know this? for I am an old man, and my wife well stricken in years
Luther-Bibel 18 Und Zacharias sprach zu dem Engel: Woran soll ich das erkennen?
Denn ich bin alt und meine Frau ist betagt
Tekstuitleg van Lc 1,18. Het vers Lc 1,18. telt 23 woorden en 107 letters De getalwaarde van Lc 1,18. is 10848 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 113) Na de aankondiging van een erfgenaam lachte Abraham bij de bedenking dat hij en Sara reeds zo oud zijn (Gn 17,17) Wel geeft Zacharia de bedenking van de ouderdom, maar hij lacht niet Hij stelt echter de vraag die we ook in Gn 15,8. vinden
Lc 1,181
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 10 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,182
act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon
(ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,181
- 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,183
nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias
(Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias
(Zacharja).
Lc (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,67. (9) Lc
3,2. (10) Lc
11,51.
Lc 1,184
pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
Lc 1,185
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,186
acc mann enk aggelon van het zelfst naamw aggelos (engel) Taalgebruik
in het NT: aggelos
(engel). Taalgebruik in Mc: aggelos
(engel). Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager
uit L mittere (zenden), missus = gezonden
Lc (3): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,34. (3) Lc
7,27. Een vorm van aggelos (engel) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc
1,11. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,28. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,34. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. Een vorm van aggelos (engel) in Lc in 25 verzen
Lc 1,187
kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT: kata
(tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata
(tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc (3): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,38.
Lc 1,188 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.
Lc 1,187 - 8 κατα τι = kata ti (waardoor) LXX (2): (1) Gn
15,8. (2) 1 K 4,3. NT (1): Lc 1,18.
- Hebreeuws בּמָּה = bammâh (waardoor) < prefix bë + vragend naamw מַה / מָה / מֶה = mah / mâh / mèh (wat?) Taalgebruik in Tenakh: mah / mâh (wat?). Getalwaarde: mem = 13 of 40, he = 5 ; totaal: 18 (2 X 3²) OF 45 (3² X 5) Structuur: 4 - 5 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (8): (1) Gn 15,8. (2) Re 6,15. (3) 1 S 14,38. (4) 1 K 22,21. (5) Mi 6,6. (6) Mal
1,2. (7) Mal 2,17. (8) 2
Kr 18,20.
Lc 1,189 ind fut 1ste pers enk γνωσομαι = gnôsomai (ik zal kennen) van het werkw γιγνωσκω = gignôskô (kennen, weten) Taalgebruik in het NT: gignôskô
(kennen, weten). Taalgebruik in de LXX: gignôskô
(kennen, weten). Bijbel (17): (1) Gn 15,8. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,44. (4) Gn 42,33. (5) Gn 42,34. (6) Nu 22,19. (7) Re 6,37. (8) 2 S 19,36. (9) 2 S 24,2. (10) Js 47,8. (11) Jr 11,18. (12) Ps 119,125. (13) Rt 4,4. (14) Da 2,9. (15) 1 Kr 21,2. (16) Lc 1,18. (17) 1
Kor 4,19.
- Hebreeuws act qal imperf 1ste pers enk אֵדַע = ´eda` (ik zal weten/kennen) van het werkw יָדַע = jâda`
(kennen, weten) Taalgebruik in Tenakh: jâda`
(kennen, weten). Getalwaarde: jod = 10, daleth = 4, ajin = 16 of 70
; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7) Structuur: 1 - 4 - 7 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (8): (1) Gn 15,8. (2) Gn 24,14. (3) Gn 42,33. (4) 1 S 20,9. (5) 1 S 22,3. (6) 1 K 3,7. (7) Js 47,8. (8) Job 9,21.
Lc 1,187 - 9 κατα τι γνωσομαι = kata ti gnôsomai (waardoor zal ik weten) LXX oa Gn
15,8. NT (1): Lc 1,18.
- Hebreeuws אֵדַע בּמָּה = bammâh éda` (waardoor zal ik weten) Tenakh (1): Gn
15,8.
- In Gn 15,1-6 doet JHWH aan Abram de belofte van een erfgenaam In Gn 15,2. maakt Abram zijn beklag tot JHWH: "wat zal Jij mij gegeven en ik kinderloos door het leven ga" In Gn 16,7. doet JHWH de belofte van de erfenis Abram zegt dan: hoe zal ik weten (Gn
15,8) Bij Abram is het geen teken van ongeloof, want in Gn 15,6. lezen we dat Abram geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend In Lc 1,18. stelt Zacharia een gelijkaardige vraag als Abram: volgens wat kan ik weten ? Bij Zacharia is er ongeloof, want hij en Elisabeth zijn oud
Lc 1,1810 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37) Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.
Lc 1,1812
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,1814 nom mann enk πρεσβυτης = presbutès (oud) Taalgebruik in het NT: presbutès (oud). Taalgebruik in de LXX: presbutès (oud). Bijbel (20): (1) Gn 25,8. (2) Nu 10,31. (3) Re 19,16. (4) Re 19,17. (5) Re 19,20. (6) 1
S 2,22. (7) 1
S 2,32. (8) 1 S 3,21. (9) 1
S 4,18. (10) 1 K 1,15. (11) 1 K 13,11. (12) 1 K 13,25. (13) 2 K 4,14. (14) Js
65,20. (15) Job 15,10. (16) Kl 2,21. (17) 2
Kr 23,1. (18) Tob 12,4. (19) Lc 1,18. (20) Film
1,9.
- Hebreeuws זָקֵן = zâqen
(oud, voornaam) Taalgebruik in Tenakh: zâqen
(oud, voornaam6) Getalwaarde: zajin = 7, qoph = 19 of 100, nun = 14 of 50 ; totaal: 40 of 157 Structuur: 7 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens ). Tenakh (40) Pentateuch (10) Eerdere Profeten (16)
Latere Profeten (8) 12 Kleine Profeten (0) Geschriften (4 Gn (9): (1) Gn 18,12. (2) Gn 19,4. (3) Gn 19,31. (4) Gn 24,1. (5) Gn 24,2. (6) Gn 25,8. (7) Gn 27,1. (8) Gn 35,29. (9) Gn 44,20. Lv (1): Lv 19,32. Joz (3): (1) Joz 6,21. (2) Joz 13,1. (3) Joz 23,1. Re (1): Re 19,16. 1 S (7): (1) 1
S 2,22. (2) 1
S 2,31. (3) 1
S 2,32. (4) 1
S 4,18. (5) 1
S 8,1. (6) 1
S 17,12. (7) 1
S 28,14. 1 K (3): (1) 1 K 1,1. . (2) 1 K 1,15. (3) 1 K 13,11. 2 S (1): 2 S 19,33. 1 K (3): (1) 1 K 1,1. . (2) 1 K 1,15. (3) 1 K 13,11. 2 K (1): 2 K 4,14.
Lc 1,1815
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1816
bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of)
Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,1817
nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè
(vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè
(vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat
femina) Ned vrouw D Frau
Lc (16): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
7,37. (6) Lc
7,39. (7) Lc
8,3. (8) Lc
8,43. (9) Lc
8,47. (10) Lc
10,38. (11) Lc
11,27. (12) Lc
13,11. (13) Lc
13,21. (14) Lc
15,8. (15) Lc
20,32. (16) Lc
20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen
Lc 1,1819 pass part perf nom vr enk probebèkuia van het werkw probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan) Taalgebruik in het NT: probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan). Taalgebruik in Lc: probainô
(vooruitbanen, vooruitgaan).
Lc (2): (1) Lc
1,18. (2) Lc
2,36. Een vorm van probainô (vooruitbanen, vooruitgaan) in Lc in
3 verzen: (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,18. (3) Lc
2,36.
De vorm (probas: voortgegaan) komt in de bijbel slechts in Mc
1,19. voor en in de paralleltekst Mt
4,21. voor bainô: banen, gaan pro-bainô: vooruitgaan
Een vorm van het werkwoord probainô komt slechts in vijf verzen in het
NT voor Bij Mc en Mt in de ruimtelijke betekenis, bij Lucas in temporele
(tijdelijke) betekenis: (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,18. (3) Lc
2,36.
Lc 1,1820
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,1821
bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,7. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
1,80.
Lc 1,1822
dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (18) (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,25. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
2,1. (8) Lc
2,36. (9) Lc
4,2. (10) Lc
4,25. (11) Lc
5,35. (12) Lc
6,12. (13) Lc
9,36. (14) Lc
17,26. (15) Lc
17,28. (16) Lc
21,23. (17) Lc
23,7. (18) Lc
24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,1820 - 22 en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1. (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18.
Lc 1,1823 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.
Lc 1,19 - . Lc 1,19: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [19] And the angel answering said unto him, I am Gabriel,
that stand in the presence of God; and am sent to speak unto thee, and to shew
thee these glad tidings
Luther-Bibel 19 Der Engel antwortete und sprach zu ihm: Ich bin Gabriel, der
vor Gott steht, und bin gesandt, mit dir zu reden und dir dies zu verkündigen
Tekstuitleg van Lc 1,19. Het vers Lc 1,19. telt 23 woorden en 120 (2 X 3 X 4 X5) letters De getalwaarde van Lc 1,19. is 11541 (3 X 3847)
Lc 1,191 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,192 part aor nom mann enk apokritheis (beantwoord) van het werkw apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (33) Lc 1 (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc in 46 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.
Lc 1,193
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Bepaald lidwoord nominatief mannelijk enkelvoud bij het zelfstandig naamwoord
aggelos (engel) In Lc
1,11. verscheen een engel van de Heer aan Zacharias Daar staat geen lidwoord
Hierna wordt telkens een lidwoord bij een vorm van het zelfstandig naamwoord
aggelos (engel) gebruikt In Lc
1,19. maakt de engel zich bekend als Gabriël Het is ook deze engel
die aan Maria verscheen Door het bepaald lidwoord bij aggelos (engel) en door
de eigennaam van de engel nl Gabriël is dit vers aan de vorige perikope
(Lc 1,5-25)
gelinkt
Lc 1,194 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 1,195 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,196 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.
Lc 1,191
- 6 kai apokritheis ho aggelos eipen (en beantwoord ze de engel)
(1) Lc
1,19: kai apokritheis ho aggelos eipen autôi = en beantwoord zei
de engel hem
(2) Lc
1,35: kai apokritheis ho aggelos eipen autèi = en beantwoord zei
de engel haar
In de twee verzen beantwoordt de engel een vraag, in Lc
1,19. van Zacharia en in Lc
1,35. van Maria
Lc 1,1912 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.
Lc 1,1913
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,1914 gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.
Lc 1,1915 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1916 pass ind aor 1ste pers enk apestalèn (ik werd gezonden) van het werkw apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) Taalgebruik in het NT: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). Taalgebruik in Lc: apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden). apo-stellô: af- / weg- sturen, wegzenden, afzenden (afgezant), zenden Lc (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 4,43. Een vorm van apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) in Lc in 24 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,26. (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,43. (5) Lc 7,3. (6) Lc 7,20. (7) Lc 7,27. (8) Lc 9,2. (9) Lc 9,48. (10) Lc 9,52. (11) Lc 10,1. (12) Lc 10,3. (13) Lc 10,16. (14) Lc 11,49. (15) Lc 13,34. (16) Lc 14,17. (17) Lc 14,32. (18) Lc 19,14. (19) Lc 19,29. (20) Lc 19,32. (21) Lc 20,10. (22) Lc 20,20. (23) Lc 22,8. (24) Lc 24,49. In Lc: 13 vormen in 12 hoofdstukken en in 24 verzen De engel Gabriël zegt tot Zacharia: Ik werd gezonden (Lc 1,19) In het parallelverhaal van de aankondiging aan Maria (Lc 1,26) wordt verteld dat de engel Gabriël tot Maria werd gezonden (apestalè = hij werd gezonden)
Lc 1,1917 act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.
Lc 1,1918
pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
Lc 1,1920
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,1921
inf aor euaggelisasthai van het werkw euaggelizomai (goede boodschap brengen) Taalgebruik in het NT: euaggelizomai (goede boodschap brengen). Taalgebruik in Lc: euaggelizomai (goede boodschap brengen). Lc (2): (1) Lc 1,19. (2) Lc 4,43. Een vorm van euaggelizomai (goede boodschap brengen) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 2,10. (3) Lc 3,18. (4) Lc 4,18. (5) Lc 4,43. (6) Lc 7,22. (7) Lc 8,1. (8) Lc 9,6. (9) Lc 16,6. (10) Lc 20,1.
Lc 1,1922 pers voornaamw 2de pers dat enk soi (aan u) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (44) Lc (5): (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,35.
Lc 1,1923 nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.
Lc 1,20. - Lc 1,20: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [20] And, behold, thou shalt be dumb, and not able to speak,
until the day that these things shall be performed, because thou believest not
my words, which shall be fulfilled in their season
Luther-Bibel 20 Und siehe, du wirst stumm werden und nicht reden können bis
zu dem Tag, an dem dies geschehen wird, weil du meinen Worten nicht geglaubt
hast, die erfüllt werden sollen zu ihrer Zeit
Tekstuitleg van Lc 1,20. Het vers Lc 1,20. telt 26 (2 X 13) woorden en 130 (2 X 5 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,20. is 15531 (3 X 31 X 167)
Lc 1,201 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,202 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in Lc: idou (zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.
1 - 2 kai idou (en zie) Lc (27) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36.
Lc 1,206
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè
(niet). Taalgebruik in Mc: mè
(niet). Taalgebruik in Lc: mè
(niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,20. (4) Lc
1,30.
Lc 1,208 act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Hnd: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70. In Lc: 17 vormen in 12 / 24 hoofdstukken en in 31 verzen In Hnd: 23 vormen van laleô (lallen, spreken, praten) in 23 / 28 hoofdstukken en in 60 verzen
9 achri (tot) Taalgebruik in het NT: achri (tot). Taalgebruik in Lc: achri (tot). Lc (4): (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,13. (3) Lc 17,27. (4) Lc 21,24.
Lc 1,2011
gen vr enk; + acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera
(dag) Taalgebruik in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag). Lc (14): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,24. (3) Lc
1,80. (4) Lc
2,43. (5) Lc
2,44. (6) Lc
2,46. (7) Lc
4,2. (8) Lc
4,42. (9) Lc
9,51. (10) Lc
15,13. (11) Lc
17,4. (12) Lc
17,27. (13) Lc
18,7. (14) Lc
21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
13 nom + acc onz mv tauta van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.
15 betrekk voornaamw gen mann + onz mv hôn van het betrekk voornaamw hos, hè, ho OF part praes nom mann enk ôn van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord. Lc (17): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,20. (3) Lc 3,19. (4) Lc 3,23. (5) Lc 5,9. (6) Lc 6,34. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,23. (9) Lc 12,3. (10) Lc 13,1. (11) Lc 15,16. (12) Lc 19,37. (13) Lc 19,44. (14) Lc 23,14. (15) Lc 23,41. (16) Lc 24,6. (17) Lc 24,44.
Lc 1,2016 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,2017 act ind aor 2de pers enk επιστευσας = episteusas (jij geloofde) van het werkw πιστευω = pisteuô (geloven, vertrouwen) Taalgebruik in het NT: pisteuô (geloven, vertrouwen). Taalgebruik in de LXX: pisteuô (geloven, vertrouwen). Taalgebruik in Lc: pisteuô (geloven, vertrouwen). Bijbel (2): (1) Mt 8,13. (2) Lc 1,20. Een vorm van πιστευω = pisteuô (geloven, vertrouwen) in de LXX (88), in het NT (241), in Lc (9): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 8,12. (4) Lc 8,13. (5) Lc 8,50. (6) Lc 16,11. (7) Lc 20,5. (8) Lc 22,67. (9) Lc 24,25., in Hnd (54) In Lc 1 worden Zacharia en Maria tegenover elkaar geplaatst als de niet-gelovige en de gelovige
Lc 1,2018 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.
lidw mv | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn | ev | |
dat m + onz mv tois | 2715 | 2179 | 536 | 96 | 47 | 65 | 36 | 82 | 193 | 17 | 208 | 244 |
- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,2019 dat mann mv logois van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,22. (3) Lc 23,9. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.
Lc 1,2023 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in Mc: eis (naar). Taalgebruik in Brieven: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.
Lc 1,2024 bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.
Lc 1,2025 acc mann enk kairon van het zelfst naamw kairos (gunstig moment) Taalgebruik in het NT: kairos (gunstig moment). Taalgebruik in Mc: kairos (gunstig moment). Taalgebruik in Lc: kairos (gunstig moment). Lc (4): (1) Lc 1,20. (2) Lc 8,13. (3) Lc 12,56. (4) Lc 19,44. Een vorm van kairos (gunstig moment) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,20. (2) Lc 4,13. (3) Lc 8,13. (4) Lc 12,42. (5) Lc 12,56. (6) Lc 13,1. (7) Lc 18,30. (8) Lc 19,44. (9) Lc 20,10. (10) Lc 21,8. (11) Lc 21,24. (12) Lc 21,36.
Lc 1,2026 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.
Lc 1,21. - Lc 1,21: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [21] And the people waited for Zacharias, and marvelled
that he tarried so long in the temple
Luther-Bibel 21 Und das Volk wartete auf Zacharias und wunderte sich, dass
er so lange im Tempel blieb
Tekstuitleg van Lc 1,21. Het vers Lc 1,21. telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 70 (2 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,21. is 8572 (2 X 2 X 2143) Lc 1,5-25. is concentrisch opgebouwd Terwijl Zacharia in de tempel is (Lc 1,9), is het volk aan het bidden (Lc 1,10) en wacht dan (Lc 1,21) tot Zacharia naar buiten komt (Lc 1,22)
Lc 1,211
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,212 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.
Lc 1,213
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,214
nom mann enk laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos
(volk). Taalgebruik in Lc: laos
(volk).
Lc (7): (1) Lc
2,21. (2) Lc
7,29. (3) Lc
18,43. (4) Lc
19,48. (5) Lc
20,6. (6) Lc
21,38. (7) Lc
23,35. Een vorm van laos (volk) in Lc in 37 verzen, in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,68. (5) Lc
1,77.
Nadat Zacharia de tempel was binnengegaan om het reukoffer te brengen, stond
het volk buiten te bidden (Lc
1,10) Het volk wacht en is verwonderd dat Zacharia zo lang in de tempel
blijft (Lc
1,21) In beide verzen wordt een omschrijvende constructie gebruikt: het
was aan het bidden / wachten De omschrijvende constructie omarmt een vorm
van laos (volk) ; Lc
1,10: èn tou laou proseuchomenon = de ganse menigte van het volk
was aan het bidden Lc
1,21: èn ho laos prosdokôn = het volk was aan het wachten
Lc 1,215
act part praes nom mann enk prosdokôn van het werkw prosdokaô
(verwachten, vermoeden) Taalgebruik in het NT: prosdokaô
(verwachten, vermoeden). Taalgebruik in Lc: prosdokaô
(verwachten, vermoeden). Taalgebruik in Hnd: prosdokaô
(verwachten, vermoeden).
Lc (1) Lc
1,21. Een vorm van prosdokaô (verwachten, vermoeden) in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,21. (2) Lc
3,15. (3) Lc
7,19. (4) Lc
7,20. (5) (6) Lc
8,40.
Lc 1,216
bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,217
acc mann enk zacharian van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik
in het NT: zacharias
(Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias
(Zacharja).
Lc (2): (1) Lc
1,21. (2) Lc
1,59. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,67. (9) Lc
3,2. (10) Lc
11,51.
Lc 1,218
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,219 act ind imperf 3de pers mv εθαυμαζον = ethaumazon (zij verbaasden zich) van het werkw θαυμαζω = thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen) Taalgebruik in het NT: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Taalgebruik in de LXX: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Taalgebruik in Lc: thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen). Lc (9): (1) Tob 11,16. (2) Jdt 10,19. (3) Mc 5,20. (4) Lc 1,21. (5) Lc 4,22. (6) Joh 4,27. (7) Joh 7,15. (8) Hnd 2,7. (9) Hnd 4,13. Een vorm van θαυμαζω = thaumazô (bewonderen, verwonderen, verbazen) in de LXX (57), in het NT (42), in Lc (13): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,63. (3) Lc 2,18. (4) Lc 2,33. (5) Lc 4,22. (6) Lc 7,9. (7) Lc 8,25. (8) Lc 9,43. (9) Lc 11,14. (10) Lc 11,38. (11) Lc 20,26. (12) Lc 24,12. (13) Lc 24,41.
Lc 1,2110
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,2111
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,2112 act inf praes chronizein van het werkw chronizô (lange tijd verblijven, dralen) Taalgebruik in het NT: chronizô (lange tijd verblijven, dralen). Taalgebruik in Lc: chronizô (lange tijd verblijven, dralen). Lc (1) Lc 1,21. Deze vorm is in Lc 1,21. de enigste in de bijbel In Lc: 2 vormen van chronizô (lange tijd verblijven, dralen) in 2 verzen in 2 hoofdstukken Niet in Hnd Een vorm van chronizô (lange tijd verblijven, dralen) in het NT (5), in de LXX (27) In Ex 32,1. blijft Mozes uit om van de berg af te dalen
Lc 1,2113
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,2114
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,2115
dat mann enk naô(i) van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik
in het NT: naos
(tempel). Taalgebruik in Lc: naos
(tempel).
Lc (2): (1) Lc
1,21. (2) Lc
1,22. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
23,35.
Lc 1,2113 - 15 en tô(i) naô(i) = in de tempel Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22.
Lc 1,2116
pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw
autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,21. (5) Lc
1,50.
Lc 1,22. - Lc 1,22: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [22] And when he came out, he could not speak unto them:
and they perceived that he had seen a vision in the temple: for he beckoned
unto them, and remained speechless
Luther-Bibel 22 Als er aber herauskam, konnte er nicht mit ihnen reden; und
sie merkten, dass er eine Erscheinung gehabt hatte im Tempel Und er winkte
ihnen und blieb stumm
Tekstuitleg van Lc 1,22. Het vers Lc 1,22. telt 22 (2 X 11) woorden en 110 (2 X 5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,22. is 13977 (3² X 1553)
Lc 1,221
actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud exelthôn (uitgegaan)
van het werkwoord exerchomai (uitgaan) Taalgebruik in het NT: exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan). Taalgebruik in Lc: exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan).
Lc (6): (1) Lc
1,22. (2) Lc
4,42. (3) Lc
14,18. (4) Lc
15,28. (5) Lc
22,39. (6) Lc
22,62. Een vorm van exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) in Lc (41)
In Lc 1 de enigste vorm van exerchomai (uitgaan)
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,28. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
Lc 1,222
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,223 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,225
act inf aor lalèsai van het werkw laleô (lallen, spreken, praten)
Taalgebruik in het NT: laleô
(lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô
(lallen, spreken, praten).
Lc (4): (1) Lc
1,19. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,22. (4) Lc
11,37. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen
In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc
1,19. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,45. (5) Lc
1,55. (6) Lc
1,64. (7) Lc
1,70.
Lc 1,227
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,229 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
Lc 1,2212
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,2213
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,2214
dat mann enk naô(i) van het zelfst naamw naos (tempel) Taalgebruik
in het NT: naos
(tempel). Taalgebruik in Lc: naos
(tempel).
Lc (2): (1) Lc
1,21. (2) Lc
1,22. Een vorm van naos (tempel) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
23,35.
Lc 1,2212 - 14 en tô(i) naô(i) = in de tempel Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,22.
Lc 1,2215
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
16 persoonl voornaamw nom mann enk autos (hij) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (45) Lc 1 (2): (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,22.
Lc 1,2217 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.
Lc 1,2215 - 17 kai autos èn (en hij was) Lc (6): (1) Lc 1,22. (2) Lc 3,23. (3) Lc 5,1. (4) Lc 5,17. (5) Lc 17,16. (6) Lc 19,2.
Lc 1,2220
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,23 - . Lc 1,23: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [23] And it came to pass, that, as soon as the days of his
ministration were accomplished, he departed to his own house
Luther-Bibel 23 Und es begab sich, als die Zeit seines Dienstes um war, da
ging er heim in sein Haus
Tekstanalyse van Lc 1,23. Het vers Lc 1,23. telt 14 (2 X 7) woorden en 72 (2 X 2 X 2 X 3 X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,23. is 7252 (2 X 2 X 7 X 7 X 37)
Lc 1,231 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,25. ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,232 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
In Lc 1,5-25. gebruikt Lucas driemaal egeneto (het gebeurde - er was eens) ; de eerste maal bij het begin van het verhaal ; de tweede en de derde maal bij een overgang in het verhaal De eerste maal (Lc 1,5): er was eens een priester - in de dagen van Herodes, de koning van Judea De tweede maal (Lc 1,8) duidt het een overgang aan en wordt omsloten door het derde egeneto (Lc 1,23) In Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. wordt de beginsituatie, in Lc 1,8-22 de verandering van de ene situatie naar de andere en in Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. de eindsituatie gegeven
Lc 1,233 hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs (zoals). Taalgebruik in Lc: hôs (zoals). Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 1,56.
Lc 1,232 - 3 egeneto hôs (het gebeurde toen) Lc (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 2,15. (4) Lc 19,29.
Lc 1,234
passief indicatief aorist derde persoon meervoud eplèthèsan (zij
werden vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het
NT: pimplèmi
(vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi
(vullen).
In zeven verzen bij Lucas In vier verzen ervan heeft de vervulling te maken
met de tijd ; in de andere drie verzen heeft het te maken met gevoelens
(1) Lc
1,23. (kai egeneto hôs eplèsthèsan hai hèmerai
tès leitourgias autou = en het gebeurde zodra de dagen van zijn dienst)
(2) Lc 2,6. (eplèsthèsan hai hèmerai tou = de dagen waren bereikt om)
(3) Lc
2,21. (eplèsthèsan hèmerai oktô tou = de acht
dagen waren bereikt om )
(4) Lc
2,22. (eplèsthèsan hai hèmerai tou = de dagen waren
bereikt van )
(5) Lc
4,28. (eplèsthèsan pantes thumou = allen werden vervuld van
woede)
(6) Lc
5,26. (eplèsthèsan fobou = zij werden vervuld van vrees)
(7) Lc
6,11. (autoi de eplèsthèsan avoias = deze echter werden vervuld
van onbegrip)
Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,23. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,57. (5) Lc
1,67. (6) Lc
2,6. (7) Lc
2,21. (8) Lc
2,22. (9) Lc
4,28. (10) Lc
5,7. (11) Lc
5,26. (12) Lc
6,11. (13) Lc
21,22.
Lc 1,236
nom vr mv hèmerai van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (12): (1) Lc
1,23. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,21. (4) Lc
2,22. (5) Lc
5,35. (6) Lc
9,28. (7) Lc
13,14. (8) Lc
17,22. (9) Lc
19,43. (10) Lc
21,6. (11) Lc
21,22. (12) Lc
23,29. Een vorm van hèmera (dag) in Lc (82), in Lc 1 in 11 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,23. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,25. (8) Lc
1,39. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,75. (11) Lc
1,80.
Lc 1,234 - 6 eplèsthèsan hai hèmerai (de dagen werden vervuld) Lc (3): (1) Lc 1,23. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,22. Zie ook Lc 2,21: eplèsthèsan hèmerai oktô (de acht dagen waren vervuld)
Lc 1,237
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,239 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,2310
ind aor 3de pers enk apèlthen (hij ging weg) van het werkw aperchomai
(weggaan) Taalgebruik in het NT: aperchomai
(weggaan). Taalgebruik in Lc: aperchomai
(weggaan). Lc (6): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,38. (3) Lc
5,13. (4) Lc
5,25. (5) Lc
8,39. (6) Lc
24,12. Een vorm van aperchomai (weggaan) in Lc (21): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,38. (3) Lc
2,15. (4) Lc
5,13. (5) Lc
5,14. (6) Lc
5,25. (7) Lc
7,24. (8) Lc
8,31. (9) Lc
8,37. (10) Lc
8,39. (11) Lc
9,57. (12) Lc
9,59. (13) Lc
9,60. (14) Lc
10,30. (15) Lc
17,23. (16) Lc
19,32. (17) Lc
22,4. (18) Lc
22,13. (19) Lc
23,33. (20) Lc
24,12. (21) Lc
24,24. In Lc: 10 vormen van aperchomai (weggaan) in 12 hoofdstukken en
in 21 verzen Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1)
Lc 1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
Begin- en eindsituatie van het verhaal speelt zich af in het huis van Zacharia
Na de tempeldienst ging Zacharia naar huis (apèlthen eis ton oikon
autou = hij ging weg naar zijn huis)
Lc 1,2311
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,2312
bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de
- het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,2313
acc mann enk oikon van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het
NT: oikos
(huis). Taalgebruik in Lc: oikos
(huis).
Lc (19): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,33. (epi ton oikon = over het huis) (3) Lc
1,40. (4) Lc
1,56. (5) Lc
5,24. (6) Lc
5,25. (7) Lc
6,4. (8) Lc
7,10. (9) Lc
7,36. (10) Lc
8,39. (11) Lc
8,41. (12) Lc
9,61. (13) Lc
11,17. (14) Lc
11,24. (15) Lc
12,39. (16) Lc
14,1. (17) Lc
15,6. (18) Lc
16,27. (19) Lc
18,14. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen
Lc 1,2311 - 13 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.
Lc 1,2314 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,24. - Lc 1,24: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [24] And after those days his wife Elisabeth conceived,
and hid herself five months, saying,
Luther-Bibel 24 Nach diesen Tagen wurde seine Frau Elisabeth schwanger und
hielt sich fünf Monate verborgen und sprach:
Tekstuitleg van Lc 1,24. Het vers Lc 1,24. telt 16 (2² X 2²) woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,24. is 8368 (2² X 2² X 523)
Lc 1,241
meta (met, na) Afkortingen: met' of meth' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 + 4 = 62) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
Lc 1,242
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,243 acc vr mv tautas van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (1) Lc 1,24.
Lc 1,244 bep lidw acc vr mv tas (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (42) Lc (1) Lc 1,24.
Lc 1,245
acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (14): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,24. (3) Lc
1,80. (4) Lc
2,43. (5) Lc
2,44. (6) Lc
2,46. (7) Lc
4,2. (8) Lc
4,42. (9) Lc
9,51. (10) Lc
15,13. (11) Lc
17,4. (12) Lc
17,27. (13) Lc
18,7. (14) Lc
21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,246 act ind aor 3de pers enk sunelaben (zij ontving) van het werkw sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden). Lc (1) Lc 1,24. Een vorm van sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 2,21. (5) Lc 5,7. (6) Lc 5,9. (7) Lc 22,54.
Lc 1,247 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,24.8
bep lidw nom vr enk hè of partikel van vergelijking è (of)
Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,249
nom vr enk gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè
(vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè
(vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat
femina) Ned vrouw D Frau
Lc (16): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
7,37. (6) Lc
7,39. (7) Lc
8,3. (8) Lc
8,43. (9) Lc
8,47. (10) Lc
10,38. (11) Lc
11,27. (12) Lc
13,11. (13) Lc
13,21. (14) Lc
15,8. (15) Lc
20,32. (16) Lc
20,33. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen
Lc 1,2410 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,2411
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21: (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,25. ) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,2416 part pr nom vr enk legousa van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (4): (1) Lc 1,24. (2) Lc 9,35. (3) Lc 15,9. (4) Lc 18,3. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61.
Lc 1,25. - Lc 1,25: 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. - - Lc 1,1. - Lc 1,2. - Lc 1,3. - Lc 1,4. - Lc 1,5. - Lc 1,6. - Lc 1,7. - Lc 1,8. - Lc 1,9. - Lc 1,10. - Lc 1,11. - Lc 1,12. - Lc 1,13. - Lc 1,14. - Lc 1,15. - Lc 1,16. - Lc 1,17. - Lc 1,18. - Lc 1,19. - Lc 1,20. - Lc 1,21. - Lc 1,22. - Lc 1,23. - Lc 1,24. - Lc 1,25. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. -- Lc 1,26-38. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [25] Thus hath the Lord dealt with me in the days wherein
he looked on me, to take away my reproach among men
Luther-Bibel 25 So hat der Herr an mir getan in den Tagen, als er mich angesehen
hat, um meine Schmach unter den Menschen von mir zu nehmen Die Ankündigung
der Geburt Jesu
Tekstuitleg van Lc 1,25. Het vers Lc 1,25. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X5²) letters De getalwaarde van Lc 1,25. is 7322 (2 X 7 X 523) Het is opmerkelijk dat de evangelist Elisabeth en Sara met elkaar verbindt Sara is een Aramese, uit dezelfde stam als Jakob Sara is de lievelingsvrouw van Jakob Jakob vertegenwoordigt via zijn 12 zonen het volk van Israël Elisabeth en Zacharia komen beide uit de stam Levi Zij kunnen eveneens het volk van Israël vertegenwoordigen
Lc 1,251 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
Lc 1,253 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.
Lc 1,254 act ind perf 3de pers enk pepoièken (hij heeft gemaakt) van het werkw poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Mc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Lc (1) Lc 1,25. Een vorm van poieô (doen, maken) in Lc 1 in 5 verzen: (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72.
Lc 1,255
nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc
1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm
van kurios (heer) in Lc in 99 verzen
Lc 1,257
dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (18) (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,25. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
2,1. (8) Lc
2,36. (9) Lc
4,2. (10) Lc
4,25. (11) Lc
5,35. (12) Lc
6,12. (13) Lc
9,36. (14) Lc
17,26. (15) Lc
17,28. (16) Lc
21,23. (17) Lc
23,7. (18) Lc
24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,25.9. επειδεν (= epeiden: hij keek neer; < prefix voorzetsel ep' + wkw act ind aor 3de
pers enk van het wkw εφοραω = eforaô: kijken op, neerkijken). Taalgebruik in het NT: eforaô
(kijken op, neerkijken). Taalgebruik in de Septuaginta: eforaô
(kijken op, neerkijken). Tenakh (5): (1) Gn
4,4: en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel. (2) Ex
2,25: en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten.
(3) Ps 54,9: Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden. (4) Ps
92,12: Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden. (5) Lc
1,25: God keek neer op mijn schande. Een vorm van εφοραω (= eforaô: kijken op, neerkijken) in de LXX
(29), in het NT (2): (1) Lc
1,25. (2) Hnd 4,29.
- Kijken op - neerzien kan positief
of negatief geïnterpreteerd worden: genadig neerzien op, misprijzend
neerkijken op.
Lc
1,25. verwijst naar Gn 30,23 waar Sara zegt dat God haar schande wegnam. Sara was een hele periode kinderloos. Met de geboorte van Jozef werd haar vruchtbaarheid bevestigd. In Gn 30,22. wordt niet
επειδεν (= epeiden) gebruikt, maar επεκουσεν (= epèkousen: hij luisterde naar).
Taalgebruik in het NT: epakouô (luisteren naar, beluisteren).
10 act inf 2de aor αφελειν = afelein van het werkw αφαιρεω = afaireô (wegnemen) Taalgebruik in het NT: afaireô (wegnemen). Bijbel (7): (1) Gn 48,17. (2) 2 K 6,32. (3) Js 53,10. (4) Pr 3,14. (5) Est 8,3. (6) 1 Mak 8,30. (7) Lc 1,25. Een vorm van het werkw αφαιρεω = afaireô in de LXX (168), in het NT (9): (1) Mt 26,51. (2) Mc 14,47. (3) Lc 1,25. (4) Lc 10,42. (5) Lc 16,3. (6) Lc 22,50. (7) Rom 11,27. (8) Heb 10,4. (9) Apk 22,19. In de LXX kan een vorm van het Griekse αφαιρεω = afaireô de vertaling van 36 verschillende Hebreeuwse woorden zijn In Gn 30,23. lezen we de vorm act ind aor 3de pers enk αφειλεν = afeilen (hij nam weg) Bijbel (21): (1) Gn 30,23. (2) Lv 8,29. (3) Lv 9,21. (4) 1 S 17,51. (5) 1 S 24,5. (6) 1 S 24,6. (7) 2 S 20,22. (8) 1 K 15,12. (9) 1 K 20,41. (10) Js 7,17. (11) Js 9,13. (12) Js 25,8. (13) Js 40,27. (14) Job 19,9. (15) 1 Kr 19,4. (16) Jdt 13,8. (17) 1 Mak 11,17. (18) Sir 47,11. (19) Mt 26,51. (20) Mc 14,47. (21) Lc 22,50.
Lc 1,2511 ονειδος = oneidos (nijd, smaad, verwijt, schande) Taalgebruik in het NT: oneidos (smaad, verwijt, schande). Taalgebruik in de LXX: oneidos (smaad, verwijt, schande). Bijbel (44) LXX (43) NT (1) Een vorm van ονειδος = oneidos (nijd, smaad, verwijt, schande) in de LXX (53), in het NT (1)
- Hebr chèrëpâh (smaad, hoon, schande) Taalgebruik in Tenakh: chèrëpâh (smaad, hoon, schande).
14 dat mann mv anthrôpois van het zelfst naamw anthrôpos
(mens) Taalgebruik in het NT: anthrôpos
(mens). Taalgebruik in Lc: anthrôpos
(mens). Lc (6):
Gelijkaardige constructies in Mc 1,2-6 en Lc
1,5.
Mc 1,2-6 verhaalt het optreden van Johannes de Doper De evangelist
Marcus begint in Mc
1,2. - Mc
1,3. met een citaat van een Jesajatekst om dan in Mc
1,4. over te gaan op de vervulling van die profetie in de persoon van Johannes
In Mc 1,4. is er voor het eerst sprake over Johannes De zin begint met egeneto (het gebeurde)
gevolgd door het onderwerp Johannes de Doper In Lc
1,5. treffen we een gelijkaardige zinsconstructie aan: Egeneto
(het gebeurde) gevolgd door de tijdsaanduiding (nl in de dagen van Herodes,
koning van Judea) en dan het onderwerp hiereus tis (een priester) nl de
vader van Johannes de Doper Vertaald: er was echter in die dagen van Herodes,
koning van Judea, een bepaalde priester, Een merkwaardige gelijkenis
We kunnen nog verder opmerken dat zowel in Mc
1,4. als in Lc
1,5. noch kai (en) noch de (echter) wordt gebruikt
Overeenkomsten tussen Mc
1,4., Mc
1,9. en Lc
1,5.
In Mc is er een zekere overeenkomst tussen Mc
1,4. en Mc
1,9 Beide teksten beginnen met egeneto (het gebeurde) In het
ene geval (Mc
1,4) om het begin van Johannes de Doper aan te duiden, in het andere geval
(Mc 1,9)
dat van Jezus Johannes treedt op in Judea en de Jordaan Jezus komt van Galilea,
van de stad Nazaret om zich door Johannes te laten dopen Na de gevangenneming
van Johannes de Doper zal Jezus naar Galilea teruggaan (Mc
1,14) Deze woonplaatsen en het gaan naar en het terugkeren naar, zullen
ook in Lc 1. - Lc 2. een
belangrijke rol spelen
Mc
1,4. gebruikt egeneto (er was) met een onderwerp: er was Johannes
de Doper In Lc
1,5. vinden we een gelijkaardige constructie: er was eens een priester
In Mc
1,9. vinden we de tijdsaanduiding en ekeinais tais hèmerais
(in die dagen) Het zijn de dagen waarin Johannes optrad in de woestijn en doopte
in de Jordaan In Lc
1,5. treffen we de tijdsaanduiding 'in de dagen van koninhg Herodes'
aan En met de tijd wordt tegelijkertijd de plaats aangeduid
nl Judea Zo krijgen we de invoeging: en tais hijmerais Hijroodou basileoos
tijs Ioudaias (in de dagen van Herodes, de koning van Judea) Het begin van
Jezus'optreden in Galilea wordt bepaald door de gevangenneming van Johannes
de Doper (Mc 1,14) Later blijkt dat deze gevangenneming gebeurde door een zekere
koning Herodes Op een uiterst korte wijze worden de acteurs, de plaats en de
tijd aangebracht: een zekere priester nl de vader van Johannes de Doper, koning
Herodes en de plaats Judea Zie ook Lc
3,2b. -
Lc 1,8 Lc 3,21 redactie van Mc 1,9 Lc 3,21 en parallelconstructie
in Lc 1,8 Lc 1,8 en Lc 1,23: cirkelstructuur
In Lc 1,5-7 worden de personages van het verhaal voorgesteld In Lc
1,8 grijpt een overgang plaats met Egeneto de en (Het gebeurde echter
in) Het gebruikte werkwoord in de infinitief hierateuein (het priesterschap
uitoefenen) roept het zelfstandig naamwoord (dat als onderwerp dienst doet)
hiereus tis (een priester) (Lc 1,5) en hierateia (het priesterschap) (Lc 1,9)
op Lucas veronderstelt dat de priester Zacharia naar de tempel (in Jeruzalem)
is gegaan Lucas vermeldt heel uitdrukkelijk dat Zacharia naar huis ging zodra
de dagen van zijn dienst waren vervuld (Lc 1,23) Hier hebben we met één
van de vele elementen van de cirkelopbouw van het verhaal te maken nl Lc 1,8: Het gebeurde echter in het uitoeferen van het priesterschap Lc 1,23: en het
gebeurde zodra de dagen van zijn diensttijd vervuld waren Egeneto + en tooi
+ infinitiefzin, drukt gelijktijdigheid uit We zien dezelfde zinsconstructie
van Lc 1,8 in Lc 3,21 waar Lucas Mc 1,9 redigeert Met Lc 1,8 begint de verandering
van de begin- naar de eindsituatie in het verhaal
We wijken nu wel af, maar de invloed van Mc 1,5 en Mc 1,9 bespeuren
we ook in Lc 2,1; Lc 2,3 en Lc 2,4
Er is een opmerkelijke gelijkenis tijdens Mc 1,9 en Lc 2,1 In beide gevallen
gaat het over het aantreden van Jezus In Mc 1,9 komt Jezus van Nazaret in Galilea
om zich te laten dopen In Lc 2,1 gaat het om een bevel om zich te laten inschrijven,
waardoor de ouders van Jezus naar Betlehem zullen moeten gaan Naast de invloed
van Mc 1,9, speelt ook de invloed van Mc 1,5 een rol Die beide invloeden en
de zinsconstructie van Lc 2,1 zien we terugkomen in Lc 2,3 en Lc 2,4
De zinsconstructie van Lc 1,8 zien we terugkomen in Lc 2,6
De beginsituatie van het verhaal (Lc 2,1-7) is gekend Jozef en Maria verblijven
in Nazaret Maria is zwanger Als er niets onverwachts gebeurt, zal Maria in
Nazaret bevallen Daar duikt echter het besluit van keizer Augustus op om zich
te laten registreren, ieder in zijn eigen stad Bijgevolg moeten Jozef en Maria
naar Betlehem afreizen Lc 2,6 luidt de eindsituatie aan Het ene brengt het
andere mee We zagen dat het egeneto van Lc 1,23 de verandering van het verhaal
van Lc 1,5-25 omsluit Zowel in Lc 1,23 als in Lc 2,6 is er sprake over: dagen
van waren vervuld: in het ene geval de dienst, in het andere geval: om hem
te baren
We blijven uitweiden, maar de zinsconstructie van Lc 1,8 vinden we ook terug in Lc 24,4 We beginnen te vermoeden dat het een stijlprocedé van Lucas is Deze zinsconstructie staat opnieuw bij het begin van de verandering van begin- naar eindsituatie Het staat dus aan een overgang Opmerkelijk in beide verhalen is wel dat er daarna sprake is van "hemelse figuren" Maar voor beide verhalen staan we nog geen stap verder waarom Lucas het nu op deze wijze verhaalt
22 en tais hijmerais Hijroodou basileoos tijs Ioudaias (in de dagen van Herodes, koning van Judea) (Lc 1,5); en de tooi mijni tooi heksooi ( in de zesde maand echter) (Lc 1,26)
Reeds bij het allereerste begin wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea
Als we ervan uitgaan dat Lucas deze verhalen heeft geconstrueerd, rijst de
vraag waarom Lucas heeft gekozen voor "de zesde maand"
Door een tijdsaanduiding wordt de link gelegd tussen het verhaal van de aankondiging
van de geboorte van Johannes de Doper (Lc 1,5-25) en dat van Jezus (Lc 1,26-38):
en de tooi mijni ektooi (in de zesde maand echter) In de natuur staat de zonnewende
van de zomer regelrecht tegenover de zonnewende van de winter met een verschil
van zes maanden In het vorige verhaal hoorden we dat Elisabet zich gedurende
vijf maanden verborgen hield In de zesde maand zal zij zich in het openbaar
vertoond hebben In die zesde maand (van de zwangerschap van Elisabet) wordt
de beginsituatie van Maria en Jozef beschreven Op het einde van dit verhaal
(Lc 1,26-38) wordt de zesde maand nogmaals vermeld (Lc 1,36-37) Beide kinderen
zullen dus geboren worden met zes maanden verschil In de christelijke traditie
is men de geboorte van Christus gaan vieren bij de zonnewende van de winter
(25 december) en de geboorte van Johannes op 24 juni Daarbij speelde de idee
de rol dat Johannes minder moest worden en dat het licht van Jezus moest toenemen
Er wordt enerzijds tussen beide verhalen een link gelegd, maar binnen die verhalen
zijn er opmerkelijke verschilenl Uit latere verhalen weten we dat Jezus naar
de Jordaan trok om zich door Johannes te laten dopen Wellicht was Jezus een
leerling van Johannes We zien echter dat de boodschap van Johannes sterk verschilt
van die van Jezus
23 apestalij ho aggelos Gabriijl apo tou Theou (werd de engel Gabriël vanwege God gezonden)
Zoals reeds gezegd, is de invloed van Marcus voelbaar in deze verhalen van Lucas In Mc 1,4 is er voor het eerst sprake van Johannes de Doper, in Mc 1,9 van Jezus In Lc 1,5 wordt de vader van Johannes de Doper, nl Zacharia voorgesteld In Lc 1,26 zouden we dan de vader van Jezus nl Jozef kunnen verwachten Maar daar ligt het eigenlijke vaderschap van Jezus blijkbaar niet Jezus is van goddelijke oorsprong Daarom komt een engel vanwege God Zo belanden we bij het begin van het verhaal reeds in de verandering van de begin- naar de eindsituatie De beginsituatie is verwerkt bij het begin van de verandering in het verhaal
We gaan ervan uit dat we hier met fictieve verhalen te maken hebben Dan rijst onmiddellijk de vraag wat de evangelist Lucas geïnspireerd heeft om de zwangerschaps- en geboorteverhalen op deze wijze te schrijven, welke bronnen hij kan gebruikt hebben en hoe hij deze bronnen heeft verwerkt
De wijze waarop de engel verschijnt is anders in de beide verhalen In Lc 1,11 wordt de engel gezien, staande aan de rechterkant van het brandofferaltaar, in Lc 1,26 wordt de engel vanwege God gezonden In de tempel is God aanwezig; Hij hoeft niet te verschijnen De engel in de nabijheid van God wordt gezien door Zacharia Er heeft een verschijning plaats: hoti optasion heooraken (omdat hij een verschijning heeft gezien) lLc 1,22) In het verhaal van Maria wordt de engel naar Maria gezonden en gaat hij het huis van Maria binnen De engel wordt niet gezien, maar gehoord door het woord dat de engel tot Maria richt
Het is nu toch wel opmerkelijk dat Mc 1,2 (ofschoon in een andere interpretatie) sprake is over het zenden van een engel: idou apostello ton aggelon mou pro prosoopou sou (Zie, ik zend mijn engel voor uw aangezicht) In de beide aankondigingsverhalen van Lucas wordt een engel gezonden
We zien een zekere gelijkenis tussen Mc 1,9 en Lc 1,26 Zacharia is een priester Jozef is van koninklijke afkomst Zacharia is getrouwd met Elisabet Maria is verloofd met Jozef
3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. - Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. -
Lc 1,26. - Lc 1,26: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible And in the sixth month the angel Gabriel was sent from God
unto a city of Galilee, named Nazareth,
Luther-Bibel Und im sechsten Monat wurde der Engel Gabriel von Gott gesandt
in eine Stadt in Galiläa, die heißt Nazareth,
Tekstuitleg van Lc 1,26. Dit vers Lc 1,26. telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 86 (2 X 43) letters De getalwaarde van Lc 1,26. is 8163 (3 X 3 X 907) Reeds bij het allereerste begin van Lc 1,5-25. wordt de tijd van het gebeuren aangeduid: in de dagen (in de tijd) van Herodes, de koning van Judea En zo is ook onmiddellijk de plaats aangeduid: Judea De woorden koning en priester staan hier wel heel dicht bij elkaar Ook in Lc 1,26. wordt de tijds- en plaatsaanduiding kort na elkaar gegeven Het ene gebeuren speelt zich af in Judea, het andere in Galilea
De perikope Lc 1,26-38. begint niet met egeneto zoals de perikope Lc 1,5-25. De perikope Lc 1,26-38. start met het centrale gedeelte: de verandering van de begin- naar de eindsituatie De gegevens van de beginsituatie zijn verwerkt in het vers waarin de veranderingssituatie aanvangt De gegevens van de beginsituatie zijn uiterst beperkt Tijdsgegevens: in de zesde maand ; deze tijdsbepaling is gelinkt aan de vorige perikope Plaatsgegevens: Nazaret van Galilea Hoofdpersonage: de maagd Maria, verloofd met Jozef De gegevens van het hoofdpersonage zijn uiterst beperkt: maagd en verloofd Wie Maria verder is, wie haar ouders zijn enz wordt niet gegeven Dit staat in schril contrast met de uitvoerige beschrijving van de beginsituatie van Lc 1,5-25. Wellicht wil Lucas benadrukken dat Jezus louter genade is (en bijgevolg ook de zwangerschap van Maria)
Lc 1,26.1
- 6 In de zesde maand (van de zwangerschap van Elisabeth, zo wordt verondersteld)
Deze tijdsaanduiding maakt een link met Lc
1,24. (katekruben heautèn mènas pente = zij verborg zich vijf
maanden), waarin gezegd wordt dat Elisabeth zich gedurende vijf maanden verborgen
hield In Hag 1,1. vinden we een identieke formulering: en tôi mèni tôi
hektôi (in de zesde maand) Zonder en (in) in 1 Kr 27, 9. In een jaarcyclus is de zesde maand de tegenpool
van de twaalfde maand. Zo kunnen Johannes de Doper en Jezus twee polen van een
geheel zijn
De zwangerschap van Elisabeth bleef zo lang uit met het oog op de zwangerschap
van Maria.
- Evenals Lc
1,5. begint met een tijdsbepaling (en = in), begint Lc
1,26. met de tijdsbepaling (en = in)
Lc 1,26.1 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
Lc 1,26.2
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,263. bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,26.4
dat vr enk mèni (in de maand) van het zelfst naamw mèn (maand)
Taalgebruik in het NT: mèn
(maand). Taalgebruik in Lc: mèn
(maand).
Lc (1) Lc
1,26. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,26. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,56. (5) Lc
4,25.
Lc 1,26.5
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,26.6
wkw pass aor 3de pers enk = apestalè: hij werd gezonden)
van het werkw apostellô (afsturen, wegsturen, afzenden) Taalgebruik
in het NT: apostellô
(afsturen, wegsturen, afzenden). Taalgebruik in Lc: apostellô
(afsturen, wegsturen, afzenden). apo-stellô: af- / weg- sturen, wegzenden, afzenden (afgezant), zenden Lc (1) Lc
1,26. In twaalf verzen in de bijbel In tien verzen in het OT: (1)
Js 6,6. (apestalè pros me hen tôn serafin = een van de Serafijnen werd
tot mij gezonden) (2) Js 20,1. (3) Js 37,21. (4) Est 3,13. (5) Da 4,11. ( kai idou aggelos apestalè ek tou ouranou =
en zie een engel werd gezonden vanuit de hemel) (6) Da 4,21. (hoti aggelos apestalè para tou kuriou = want
een engel werd gezonden vanwege de Heer) (7) Ezr 5,5. (8) Ezr 7,14. (9) Tob 3,17. (apestalè = Rafaël werd gezonden) (10)
Sir 15,9. In twee verzen in het NT: (1) Lc
1,26. (apestalè ho aggelos Gabrièl apo tou theou = de engel
Gabriël werd door God gezonden) (2) Hnd
28,28. In vijf van de twaalf teksten werd een engel gezonden: (1) Js
6,6., (5) Da 4,11., (6) Da 4,21., (9) Tob 3,17. en Lc
1,26. Verwijzing: apostellô
(wegsturen, zenden)., zie Joh
1,6.
- apostellô (wegsturen, zenden) is samengesteld door het voorzetsel apo
(weg van) en stellô Aansluitend bij het voorzetsel van het werkwoord
sluit de bepaling apo tou theou (weg van God) aan Het is opvallend dat God
geen onderwerp van het wegsturen (zenden) is Een vorm van apostellô
(afsturen, wegsturen, afzenden) in Lc in 24 verzen: (1) Lc
1,19. (2) Lc
1,26. (3) Lc
4,18. (4) Lc
4,43. (5) Lc
7,3. (6) Lc
7,20. (7) Lc
7,27. (8) Lc
9,2. (9) Lc
9,48. (10) Lc
9,52. (11) Lc
10,1. (12) Lc
10,3. (13) Lc
10,16. (14) Lc
11,49. (15) Lc
13,34. (16) Lc
14,17. (17) Lc
14,32. (18) Lc
19,14. (19) Lc
19,29. (20) Lc
19,32. (21) Lc
20,10. (22) Lc
20,20. (23) Lc
22,8. (24) Lc
24,49. In Lc: 13 vormen in 12 hoofdstukken en in 24 verzen
- apestalè (hij werd gezonden) maakt een link met Lc
1,19. (kai apestalèn = en ik werd gezonden) De engel Gabriël
zegt tot Zacharia: Ik werd gezonden (Lc
1,19) In het parallelverhaal van de aankondiging aan Maria (Lc
1,26) wordt verteld dat de engel Gabriël tot Maria werd gezonden (apestalè
= hij werd gezonden)
- Het laatste deel van Lc
1,38. sluit de perikope af met het vertrek van de engel, het tegendeel van
het gezonden worden naar Zoals in Lc
1,26. (apestalè ho aggelos Gabrièl apo tou theou = de engel
Gabriël werd door God gezonden) wordt in Lc
1,38. een werkwoord gebruikt met het voorvoegsel ap' en gevolgd door een
bepaling die begint met apo (ap') kai apèlthen ap'autès ho aggelos
= en de engel ging van haar weg)
Lc 1,268 bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom m enk ho | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
Lc 1,269 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
- מַלְאַך = malë´akh (engel) Taalgebruik in Tenakh: malë´akh (engel). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1, kaph = 11 of 20 ; totaal: 37 OF 91 Structuur: 4 - 3 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (64) Pentateuch (23) Eerdere Profeten (25) Latere Profeten (2) 12 Kleine
Profeten (7) Geschriften (7) Gn (8): (1) Gn
16,7. (2) Gn
16,9. (3) Gn
16,10. (4) Gn
16,11. (5) Gn 21,17. (6) Gn 22,11. (7) Gn 22,15. (8) Gn
31,11.
- Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel E angel D Engel Fr un messager
uit L mittere (zenden), missus = gezonden Arabisch: مَلَك = malak (engel) Taalgebruik in de Qoran: malak (engel). Qoran (11)
Lc 1,11. | Lc 1,19. | Lc 1,26. | Lc 2,9. | Lc 2,9. | Lc 9,30. | Lc 9,32. | Lc 24,4. | Mc 1,2. |
ôfthè de (verscheen echter) autôi (aan hem) | apestalè (werd gezonden) | kai (en) | kai (en) | kai idou (en zie) | kai (en) | kai idou (en zie) | idou apostellô (zie ik zend) | |
aggelos kuriou (een engel van de Heer) | egô eimi Gabrièl (ik ben Gabriël) | ho aggelos Gabrièl (de engel Gabriël) | aggelos kuriou (een engel van de Heer) | doksa kuriou (de heerlijkheid van de Heer) | andres duo (twee mannen) | tous duo andras (de twee mannen) | andres duo (twee mannen) | ton aggelon mou (mijn 'engel') |
hestôs (staande) | ho parestèkôs (die staande ) | epestè (stond) | perielampsen (omstraalde) | sunelaloun (spraken samen) | tous sunestôtas (die staande waren) | epestèsan (stonden) | ||
ek deksiôn (aan de rechterzijde) | enôpion tou Theou (voor het aanschijn van God) | pro prosôpou sou (voor uw aangezicht) | ||||||
tou thusiastèriou (van het brandofferaltaar) | kai (en) apestalèn (ik werd gezonden) lalèsai pros se (tot u te spreken) kai euaggelisasthai soi tauta (en te melden aan u deze) | autois (bij hen) | autous (hen) | autôi (met hem) | autôi (met hem) | autais (bij hen) | ||
2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. | 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. | 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. | 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. | 6 Geboorte van Jezus: Lc 2,1-20. | 168 Verheerlijking van Jezus: Mc 9,2-10. - Mt 17,1-9. - Lc 9,28-36 | 168 Verheerlijking van Jezus: Mc 9,2-10. - Mt 17,1-9. - Lc 9,28-36 | 351 Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis: Mc 16,1-8. - Mt 28,1-10. - Lc 23,56b-24,12 | 13 Optreden van Johannes de Doper: Mc 1,1-6. - Mt 3,1-6. - Lc 3,1-6 |
4 Gabriël (Gabriël). Verwijzing: Gabriël
(Gabriël)., zie Lc
1,26. Gabriël (Gabriël) In vier verzen in de bijbel: (1) Da 8,16. (2) Da 9,21. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,26: ho aggelos gabrièl = de engel Gabriël
- In Lc
1,26-38. komt de engel driemaal aan het woord: (1) Lc
1,28. ; (2) Lc
1,30. ; (3) Lc
1,35. en reageert Maria tweemaal op het woord van de engel: (1) Lc
1,34. ; (2) Lc
1,38.
Lc 1,2611
- 13 apo tou theou (weg van God), zie apestalè (hij werd gezonden)
hierboven
- hupo tou theou (door God) In veertien verzen in het NT: (1) Mt
22,31. (2) Lc
1,26. (3) Hnd
10,33. (4) Hnd
10,41. (5) Hnd
10,42. (6) Hnd
26,6. (7) Rom 13,1. (8)
Lc 1,2611
apo (af, van-weg) afkoring ap' of af' Taalgebruik in het NT: apo
(af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo
(af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,48. (3) Lc
1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,38. (3) Lc
1,70.
Lc 1,2612
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,2613
gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik
in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,37. (7) Lc
1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
Lc 1,2612 13 tou theou (van God) Een vorm van theos (God) wordt meestal voorafgegaan door het bepaald lidwoord Verwijzing: theos (God)., zie Lc 24,53. theou In zeventig verzen bij Lucas In zeven verzen in Lc 1: (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,37. (7) Lc 1,78.
14 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,2615
acc vr enk polin van het zelfst naamw polis (stad) Taalgebruik in NT: polis
(stad). Taalgebruik in Lc: polis
(stad).
Lc (17): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,39. (3) Lc
2,3. (4) Lc
2,4. (5) Lc
2,39. (6) Lc
4,31. (7) Lc
7,11. (8) Lc
8,1. (9) Lc
8,4. (10) Lc
8,34. (11) Lc
8,39. (12) Lc
9,10. (13) Lc
10,1. (14) Lc
10,8. (15) Lc
10,10. (16) Lc
19,41. (17) Lc
22,10. Een vorm van polis (stad) in Lc in 37 verzen
Lc 1,2614 - 15 eis polin (naar een stad) Lc (7): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (7) Lc 7,11. (10) Lc 8,34. (17) Lc 22,10.
Lc 1,2616
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,2617 gen vr enk γαλιλαιας = Galilaias (Galilea) van de plaatsnaam γαλιλαια = galilaia (Galilea) Taalgebruik in het NT: Galilaia (Galilea). Taalgebruik in de LXX: Galilaia (Galilea). Taalgebruik in Lc: Galilaia (Galilea). Lc (10): (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 3,1. (4) Lc 4,31. (5) Lc 5,17. (6) Lc 8,26. (7) Lc 17,11. (8) Lc 23,5. (9) Lc 23,49. (10) Lc 23,55. Een vorm van γαλιλαια = Galilaia (Galilea) in het NT (63), in Lc (13): (1) Lc 1,26. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,39. (4) Lc 3,1. (5) Lc 4,14. (6) Lc 4,31. (7) Lc 5,17. (8) Lc 8,26. (9) Lc 17,11. (10) Lc 23,5. (11) Lc 23,49. (12) Lc 23,55. (13) Lc 24,6. Een variante in Lc 4,44. In Lc: 3 vormen van Galilaia (Galilea) in 9 hoofdstukken en in 13 (14) verzen
Galilaia (Galilea) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
gen vr enk Galilaias , telkens met het bep lidw tès | 40 | 4 | 36 | 8 | 7 | 10 | 8 | 3 | 25 | 33 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | |||
Galilaia (Galilea) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 8 | Lc 17 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1 | nom + dat vr enk Galilaia(i) | 1 | (1) Lc 24,6. | ||||||||
2 | gen vr enk Galilaias | 10 | (1) Lc 1,26. | (2) Lc 2,4. | (3) Lc 3,1. | (4) Lc 4,31. () Lc 4,44. | (5) Lc 5,17. | (6) Lc 8,26. | (7) Lc 17,11. | (8) Lc 23,5. (9) Lc 23,49. (10) Lc 23,55. | |
3 | acc vr enk Galilaian | 2 | (1) Lc 2,39. | (2) Lc 4,14. | |||||||
Totaal | 13 (14) | 1 | 2 | 1 | 2 (3) | 1 | 1 | 1 | 3 | 1 |
15 - 17 polin tès galilaias (een stad van Galilea) Lc (2): (1) Lc 1,26. (2) Lc 4,31.
Lc 1,26.18
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,2619 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen
Lc 1,26.18
- 19 betrekkelijk voornaamwoord datief enkelvoud + onoma (naam) in Lc (5):
(1) Lc
1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (3)
Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (4) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (5) Lc
24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Betrekk voornaamw datief vrouw enk in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc
24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Het betreft
twee dorpen: Nazareth en Emmaüs, het eerste en het laatste dorp in Lc
De andere drie verzen zijn samengesteld uit het betrekk voornaamw datief
mann enk + een persoonsnaam (Jozef, Simeon en Jaïrus): (1) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (2)
Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (3) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus)
Lc 1,2620
nazaret of nazareth (Nazareth) Taalgebruik in het NT: nazaret
of nazareth (Nazareth). Taalgebruik in Lc: nazaret
of nazareth (Nazareth).
Lc (4): (1) Lc
1,26. (2) Lc
2,4. (3) Lc
2,39. (4) Lc
2,51. nazara in Lc
4,16.
Lc 1,27. - Lc 1,27: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [27] To a virgin espoused to a man whose name was Joseph,
of the house of David; and the virgin's name was Mary
Luther-Bibel 27 zu einer Jungfrau, die vertraut war einem Mann mit Namen Josef
vom Hause David; und die Jungfrau hieß Maria
Tekstuitleg van Lc 1,27. Het vers Lc 1,27. telt 16 (2² X 2²) woorden en 82 (2 X 41) letters De getalwaarde van Lc 1,27. is 7443 (3² X 827)
Lc 1,271
pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
2 acc vr enk παρθενον = parthenon van het zelfst naamw παρθενος = parthenos (maagd) Taalgebruik in het NT: parthenos (maagd). Taalgebruik in de LXX: parthenos (maagd). Bijbel: (1) Gn 34,3. (2) Ex 22,15. (3) Lv 21,13. (4) Lv 21,14. (5) Dt 22,19. (6) Dt 22,28. (7) 1 K 1,2. (8) Jr 51,22. (9) Ez 9,6. (10) Ez 44,22. (11) Job 31,1. (12) Sir 9,5. (13) Sir 30,20. (14) Lc 1,27. (15) 1 Kor 7,36. (16) 1 Kor 7,37. (17) 1 Kor 7,38. (18) 2 Kor 11,2. Een vorm van παρθενος = parthenos in de LXX (67), in het NT (15), in Lc (2):
Lc 1,27.3 wkw pass part perf acc vr enk emnèsteumenèn (verloofd) van het
werkw mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven) Taalgebruik in
het NT: mnèsteuô
(verloven, ten huwelijk geven). Taalgebruik in Lc: mnèsteuô
(verloven, ten huwelijk geven).
Lc (1) Lc
1,27. Deze vorm komt in de bijbel slechts hier in Lc
1,27. voor Een vorm van mnèsteuô (verloven, ten huwelijk geven)
in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,27. (2) Lc
2,5.
5 dat mann + onz enk hô(i) van het betrekk voornaamw hos (die) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord Lc (14): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,25. (3) Lc 4,6. (4) Lc 5,34. (5) Lc 6,38. (6) Lc 7,4. (7) Lc 7,43. (8) Lc 7,47. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,41. (11) Lc 10,22. (12) Lc 12,48. (13) Lc 19,13. (14) Lc 24,25.
Lc 1,276 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen
Lc 1,275
- 6 betrekkelijk voornaamwoord datief enkelvoud + onoma (naam) in Lc (5):
(1) Lc
1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (3)
Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (4) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (5) Lc
24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Betrekk voornaamw datief vrouw enk in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (2) Lc
24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) Het betreft
twee dorpen: Nazareth en Emmaüs, het eerste en het laatste dorp in Lc
De andere drie verzen zijn samengesteld uit het betrekk voornaamw datief
mann enk + een persoonsnaam (Jozef, Simeon en Jaïrus): (1) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (2)
Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (3) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus)
Lc 1,277 ιωσηφ = iôsèf (Jozef) Taalgebruik in de LXX: iôsèf (Jozef). Taalgebruik in het NT: iôsèf (Jozef). Taalgebruik in Lc: iôsèf (Jozef). Gebruik in de bijbel (234), in de LXX (200), in het NT (34) Gn (143) Ex (4) Lc (11): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. (3) Lc 2,16. (4) Lc 2,33. (5) Lc 2,43. (6) Lc 3,23. (7) Lc 3,24. (8) Lc 3,26 . (9) Lc 3,30. (10) Lc 4,22. (11) Lc 23,50.
iôsèf | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | 234 | 200 | 34 | 11 | 2 | 8 | 4 | 6 | 2 | 1 | 21 | 25 | 2 |
- Hebreeuws יוֹסֵף = jôseph (Jozef)
Taalgebruik in Tenakh: jôseph
(Jozef). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, samech = 15 of 60, pe = 17
of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X
26) Tenakh (186) Pentateuch (146) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten
(5) 12 Kleine Profeten (6) Geschriften (10) Gn (129)
- Arabisch: يُوسُف = jusuf (Jusuf) Taalgebruik in de Qoran: jusuf (Jusuf).
Lc 1,278
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,279 gen mann enk oikou van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het NT: oikos (huis). Taalgebruik in Lc: oikos (huis). Taalgebruik in Hnd: oikos (huis). Taalgebruik in de Septuaginta: oikos (huis). Hebr be(j)th (huis) Taalgebruik in Tenakh: be(j)th (huis). Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2, jod = 10, thaw = 22 of 400 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 412) Tenakh (911) Lat domus Fr maison Ned huis E house D Hause Een vorm van oikos in de LXX (2062), in het NT (112) Lc (3): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. (3) Lc 11,51. Een vorm van oikos (huis) in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,27. (3) Lc 1,33. (4) Lc 1,40. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,69. Een vorm van oikos in de LXX (2062), in het NT (112) Bij oikou (huis) staat geen lidw Moeten we vertalen: uit een huis van David ? of: uit het huis van David ? Is het via de lijn van Salomo of uit een andere lijn ?
8 - 9 ek oikou (uit 'het' huis van) Hebr mbe(j)th mibbajith OF mibbe(j)th Tenakh (102)
Lc 1,27.10 δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid
(David). Taalgebruik in de LXX: dauid
(David). Bijbel (957) OT (903) NT (54)
Lc (12): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,69. (4) Lc
2,4. (5) Lc
2,11. (6) Lc
3,31. (7) Lc
6,3. (8) Lc
18,38. (9) Lc
18,39. (10) Lc
20,41. (11) Lc
20,42. (12) Lc
20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David)
Taalgebruik in Tenakh: dâwid
(David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).
Lc 1,278 - 10 ex oikou () dauid (uit een huis van David) in Lc (2): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. en oikô(i) dauid (in een huis van David): Lc 1,69.
Lc 1,2711
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,27.12
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,27.14
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
15 gen vr enk παρθενου = parthenou van het zelfst naamw παρθενος = parthenos (maagd) Taalgebruik in het NT: parthenos (maagd). Taalgebruik in de LXX: parthenos (maagd). Bijbel (3): (1) Gn 34,3. (2) Jdt 9,2. (3) Lc 1,27 . Een vorm van παρθενος = parthenos in de LXX (67), in het NT (15)
Lc 1,2716
mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
Lc 1,28. - Lc 1,28: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [28] And the angel came in unto her, and said, Hail, thou
that art highly favoured, the Lord is with thee: blessed art thou among women
Luther-Bibel 28 Und der Engel kam zu ihr hinein und sprach: Sei gegrüßt, du
Begnadete! Der Herr ist mit dir!
Tekstuitleg van Lc 1,28. Het vers Lc 1,28. telt 17 woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,28. is 9230 (2 X 5 X 13 X 71)
Lc 1,281
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,282
part aor nom mann enk eiselthôn (binnengegaan) van het werkw eiserchomai
(binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai
(binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai
(binnengaan). Lc (6): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
7,36. (4) Lc
11,37. (5) Lc
19,1. (6) Lc
19,45.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
3 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
4 pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het
pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (25): (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,57. (3) Lc
1,61. (4) Lc
2,6. (5) Lc
4,6. (6) Lc
4,39. (7) Lc
6,48. (8) Lc
7,13. (9) Lc
8,52. (10) Lc
9,24. (11) Lc
11,32. (12) Lc
13,7. (13) Lc
13,8. (14) Lc
13,9. (15) Lc
13,12. (16) Lc
13,18. (17) Lc
13,34. (18) Lc
16,16. (19) Lc
17,33. (20) Lc
18,5. (21) Lc
18,17. (22) Lc
19,41. (23) Lc
20,31. (24) Lc
20,33. (25) Lc
21,21.
Lc 1,285
act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon
(ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
6. Χαῖρε (= chaire: verheug je; wkw act imperat praes 2de pers enk van het wkw χαιρω = chairô: zich verheugen). LXX (6). NT (6).
Lc 1,288
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,289
nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc
1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm
van kurios (heer) in Lc in 99 verzen
Lc 1,2810
meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
11 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
- Tenakh (5): (1) (2) (3) (4) (5)
Lc 1,29 - . Lc 1,29: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [29] And when she saw him, she was troubled at his saying,
and cast in her mind what manner of salutation this should be
Luther-Bibel 29 Sie aber erschrak über die Rede und dachte: Welch ein Gruß
ist das?
Tekstuitleg van Lc 1,29. Het vers Lc 1,29. telt 15 (3 X 5) woorden en 73 letters De getalswaarde van Lc 1,29. is 8300 (2² X 5² X 83)
Lc 1,291
bep lidw nom vr enk ἡ = hè of betrekk voornaamw dat vr enk ᾑ = hè(i)
of partikel van vergelijking ἠ = è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
2 | nom vr enk hè | 4860 | 3762 | 1098 | 151 | 76 | 143 | 117 | 83 | 443 | 85 | 370 | 487 |
Totaal | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
Lc 1,292 δε = de (echter), afkorting δ' = d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in de LXX: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden Lc (478 + 5 = 483) Lc 9 (36 + 1 = 37) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Bij Lucas wordt het partikel δε = de veelvuldig gebruikt Hebben we meer met een geschreven dan met een gesproken tekst te maken ? In Lc
1,28. verschijnt de engel aan Maria en spreekt tot haar In Lc
1,29. volgt de reactie van Maria Er is verandering van personage Vandaar gebruikt Lucas het partikel δε = de (echter)
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
de | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
d' | 73 | 50 | 23 | 12 | 2 | 5 | 1 | 3 | 19 | 20 | ||
Totaal | 6283 | 3804 | 2479 | 433 | 151 | 483 | 204 | 490 | 711 | 7 | 1067 | 1271 |
de (echter) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
de (478) | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 36 | 21 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 11 | 26 | 16 | 22 | 14 | 35 | 34 | 20 |
d' (5) | 1 | 2 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||
483 | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 37 | 23 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 12 | 26 | 16 | 23 | 14 | 35 | 34 | 20 |
1151 verzen | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
80 | 52 | 38 | 44 | 39 | 49 | 50 | 56 | 62 | 42 | 54 | 59 | 35 | 35 | 32 | 31 | 37 | 43 | 48 | 47 | 38 | 71 | 56 | 53 |
Lc 1,293
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,294 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,295 dat mann enk logô(i) van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik in het NT: logos (woord). Taalgebruik in Lc: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (3): (1) Lc 1,29. (2) Lc 7,7. (3) Lc 24,19. Een vorm van logos (woord) in Lc in 33 verzen, in Lc 2 in 4 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,4. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,29.
Lc 1,293 - 5 epi tô(i) logô(i) = op het woord: NT (3): (1) Mc 10,22. (2) Lc 1,29. (3) Hnd 20,38. epi tois logois = op de woorden: Lc 4,22.
Lc 1,296 pass ind aor 3de pers enk διεταραχθη = dietarachthè (zij werd in verwarring gebracht)
van het werkw διαταρασσω = diatarassô (in verwarring brengen) Taalgebruik in het
NT: diatarassô
(in verwarring brengen). Taalgebruik in de LXX: diatarassô
(in verwarring brengen). Taalgebruik in Lc: diatarassô
(in verwarring brengen). Lc (1) Lc
1,29. Enkel deze vorm in het NT Enigste gebruik van dit werkw in het
NT Niet in de LXX
Zacharia werd in verwarring gebracht (εταραχθη = etarachthè) door het visioen van
de engel (Lc
1,12), Maria werd in verwarring gebracht (διεταραχθη = dietarachthè) door het
woord van de engel (Lc
1,29)
Lc 1,29.7
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,29.7
imperat praes 2de pers enk fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen,
door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,29. (3) Lc
5,10. (4) Lc
8,50. (5) Lc
12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden)
in Lc in 21 verzen
Lc 1,2911
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,2912
nom mann enk aspasmos (groet, welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos
(groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos
(groet, welkom).
Lc (1) Lc
1,29. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,29. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,44. (4) Lc
11,43. (5) Lc
20,46.
Lc 1,2913
nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos
(deze). Taalgebruik in Lc: houtos
(deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc
1,29. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,36.
Lc 1,30. - Lc 1,30: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [30] And the angel said unto her, Fear not, Mary: for thou
hast found favour with God
Luther-Bibel 30 Und der Engel sprach zu ihr: Fürchte dich nicht, Maria, du
hast Gnade bei Gott gefunden
Tekstuitleg van Lc 1,30. Het vers Lc 1,30. telt 14 (2 X 7) woorden en 58 (2 X 29) letters De getalwaarde van Lc 1,30. is 6255 (3² X 5 X 139) De engel reageert op de onrust van Maria met een geruststellend woord
Allereerst is er de inleiding op het woord van de engel. Deze inleiding vertoont het meest overeenkomst met (1) Gn 16,9. (2) Gn 16,10. (3) Gn 16,11: het verhaal van de engel van de Heer en Hagar. Op zich zegt dit nog niet veel. Er is evenwel ook een grote overeenkomst tussen Lc 1,31. en Gn 16,11. Lucas put zijn inspiratie voor de aankondiging van Jezus bij het verhaal van de engel en Hagar. Dat is wel merkwaardig. Want Hagar is de dienstvrouw van Sara, de vrouw van Abraham.
Lc 1,301
και = kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80)
1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 3 Lc
1,26-38. (+ 10 / 13 - 3 / 13): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37. ) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
- L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,302
act ind aor 3de pers enk ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw λεγω
= legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen).
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318), in Lc 1 in 4 verzen ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925), in Lc 1 in 12 verzen
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
ind aor 3de p enk eipen | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat legere Fr leçon E to say Fr dire D sprechen (spreken) Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen) Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen).
Lc 1,301
- 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,303
bep lidw nom m enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord.
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,304 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 1,301 - 4 και ειπεν ὁ αγγελος = kai eipen ho aggelos (en de engel zei) Van de tien verzen in het Lucasevangelie waarin ho aggelos (de engel) onderwerp is, is er slechts 1 vers met eipen de (hij echter zei) nl Lc 1,13. (eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) en 2 verzen beginnen met kai eipen (en hij zei): (1) Lc 1,30. (kai eipen ho aggelos autè(i) = en de engel zei haar) (2) Lc 2,10. (kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen)
Lc 1,305 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,30.1
- 5 και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei tot haar) Meestal staat
de voornaamwoordbepaling onmiddellijk na het werkwoord In dit vers staat het
onderwerp (ho aggelos = de engel) onmiddellijk na het werkwoord
- וַיּאֹמֶר לָהּ מַלְאַך יהוה = wajjo´mer lâh malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei tot haar) Tenakh (3): (1) Gn
16,9. (2) Gn
16,10. (3) Gn
16,11.
- וַיּאֹמֶר מַלְאַך יהוה = wajjo´mer malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei) Tenakh (4): (1) Nu 22,35. (2) Re 13,13. (3) Re 13,16. (4) Re 13,18.
- וַיּאֹמֶר מַלְאַך הָאֱלֹהִים = wajjo´mer malë´akh ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (1): Gn 21,17. Gn 21,17.
- Grieks και ειπεν αυτῃ ὁ αγγελος κυριου = kai eipen autè(i) ho aggelos kuriou (en de engel van de Heer zei tot haar): OT (?): (1) Gn
16,9. (2) Gn
16,10. (3) Gn
16,11.
-- και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei tot haar) NT (1): Lc
1,30. και ειπεν μοι ὁ αγγελος = kai eipen moi ho aggelos (en de engel zei tot mij) Nt (1): Apk 17,7.
-- και ειπεν αυτῃ = kai eipen autè(i) (en hij zei tot haar) NT (5): (1) (2) (3) (4) (5)
Lc 1,306
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT: mè
(niet). Taalgebruik in Mc: mè
(niet). Taalgebruik in Lc: mè
(niet).
Lc (123) Lc 1 (4): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,20. (4) Lc
1,30.
Lc 1,307
imperat praes 2de pers enk fobou (vrees) van het werkw fobeomai (vrezen,
door fobieën bevangen worden) Taalgebruik in het NT: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden). Taalgebruik in Lc: fobeomai
(vrezen, door fobieën bevangen worden).
Lc (5): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,30. (3) Lc
5,10. (4) Lc
8,50. (5) Lc
12,32. Een vorm van fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden)
in Lc in 21 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,50. (4) Lc
2,9. (5) Lc
2,10. (6) Lc
5,10. (7) Lc
8,25. (8) Lc
8,35. (9) Lc
8,50. (10) Lc
9,34. (11) Lc
9,45. (12) Lc
12,4. (13) Lc
12,5. (14) Lc
12,7. (15) Lc
12,32. (16) Lc
18,2. (17) Lc
18,4. (18) Lc
19,21. (19) Lc
20,19. (20) Lc
22,2. (21) Lc
23,40.
Lc 1,308
mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
Lc 1,309 act ind aor 2de pers enk εὑρες = heures (jij vondt) van het werkw εὑρισκω = heuriskô (vinden) Taalgebruik in het NT: heuriskô (vinden). Taalgebruik in de Septuaginta: heuriskô (vinden). Taalgebruik in Lc: heuriskô (vinden). Taalgebruik in Hnd: heuriskô (vinden). Bijbel (7): (1) Gn 27,20. (2) Gn 31,37. (3) 1 S 29,8. (4) Ez 27,33. (5) Neh 9,8. (6) Lc 1,30. (7) Apk 2,2. Een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) in de LXX (613), in het NT (176), in Lc (45) In Lc: 17 vormen in 18 / 24 hoofdstukken en 45 verzen In Hnd: X vormen in 17 hoofdstukken en 33 verzen
heuriskô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
act ind aor 2de pers enk heures | 7 | 5 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | |||
heuriskô | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 15 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1 | act ind praes 3de pers enk heuriskei | 2 | (1) Lc 11,10. (2) Lc 11,25. | |||||||||||||||||
2 | act ind praes 1ste pers enk heuriskô | 2 | (1) Lc 13,7. | (2) Lc 23,4. | ||||||||||||||||
3 | act ind imperf 3de pers mv heuriskon | 2 | (1) Lc 11,24. | (2) Lc 19,48. | ||||||||||||||||
4 | act ind fut 3de pers enk heurèsei | 3 | (1) Lc 12,37. (2) Lc 12,43. | (3) Lc 18,8. | ||||||||||||||||
5 | act ind fut 2de pers mv heurèsete | 3 | (1) Lc 2,12. | (2) Lc 11,9. | (3) Lc 19,30. | |||||||||||||||
6 | act ind aor 3de pers enk heuren | 3 | (1) Lc 4,17. | (2) Lc 13,6. | (3) Lc 22,45. | |||||||||||||||
7 | act ind aor 2de pers enk heures | 1 | Lc (1) Lc 1,30. | |||||||||||||||||
8 | act ind aor 1ste pers enk of 3de pers mv heuron | 14 | (1) Lc 2,46. | (2) Lc 7,9. (3) Lc 7,10. | (4) Lc 8,35. | (5) Lc 15,6. (6) Lc 15,9. | (7) Lc 19,32. | (8) Lc 22,13. | (9) Lc 23,13. (10) Lc 23,22. | (11) Lc 24,2. (12) Lc 24,3. (13) Lc 24,24. (14) Lc 24,33. | ||||||||||
9 | act ind aor 1ste pers mv heuramen | 1 | (1) Lc 23,2. | |||||||||||||||||
10 | act conj aor 3de pers enk heurè(i) | 3 | (1) Lc 12,38. | (2) Lc 15,4. (3) Lc 15,8. | ||||||||||||||||
11 | act conj aor 3de persmv heurôsin | 2 | (1) Lc 6,7. | (2) Lc 9,12. | () Lc 11,54. | |||||||||||||||
12 | act part aor nom mann enk heurôn | 1 | (1) Lc 15,5. | |||||||||||||||||
13 | act part aor nom vr enk heurousa | 1 | (1) (6) Lc 15,9. | |||||||||||||||||
14 | act part aor nom mann mv heurontes | 2 | (1) Lc 2,45. | (2) Lc 5,19. | ||||||||||||||||
15 | act part aor nom vr mv heurousai | 1 | (1) Lc 24,23. | |||||||||||||||||
16 | pass ind aor 3de pers enk heurethè | 3 | (1) Lc 9,36. | (2) Lc 15,24. (3) Lc 15,32. | ||||||||||||||||
17 | pass ind aor 3de pers mv heurethèsan | 1 | (1) Lc 17,18. | |||||||||||||||||
45 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 5 | 3 | 2 | 7 | 1 | 1 | 3 | 2 | 4 | 5 |
Lc 1,3010
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,3011 acc vr enk charin van het zelfst naamw charis (genade, gratie) Taalgebruik in het NT: charis. (genade, gratie) Taalgebruik in Lc: charis. (genade, gratie) Begin van een groet ch - r: L gratia Fr grâce Vertaling: gratie, genade, char-me, bevalligheid We zouden groeten: aangenaam Verwante woorden: eucharisteô (danken). Lc (3): (1) Lc 1,30. (2) Lc 7,47. (3) Lc 17,9. Een vorm van charis (genade, gratie) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,30. (2) Lc 2,40. (3) Lc 2,52. (4) Lc 4,22. (5) Lc 6,32. (6) Lc 6,33. (7) Lc 6,34. (8) Lc 7,47. (9) Lc 17,9.
9 11 - εὑρες χαριν ( jij vondt genade) NT = Lc (1): Lc
1,30.
- εὑρεν χαριν (hij vond genade) NT = Hnd (1): Hnd 7,46.
- מָצָאתָ הֵן = mâtsâthâ hen (jij vondt genade) Tenakh (2): (1) Ex 33,12. (2) Ex 33,17.
- מָצָא הֵן = mâtsâ hen (hij vond genade) Tenakh (3): (1) Gn 6,8. (2) 1 S 16,22. (3) Jr 31,2.
- In Ex 32 wordt verhaald hoe het volk een stierenkalf liet maken en het vereerden Deze zonde werd door JHWH zwaar gestraft In Ex 33 wil Mozes zich verzekeren van de gunst (genade) van JHWH Hij bevestigt dat Hij met het volk zal zijn en met hen zal meetrekken Mozes vraagt bovendien om de heerlijkheid van JHWH te zien, maar die ziet hij slechts langs achter
Lc 1,3012
παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege)
Taalgebruik in het NT: para
(langs). Taalgebruik in de LXX: para
(langs). Taalgebruik in Lc: para
(langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc
1,30. (2) Lc
1,37. (3) Lc
1,45. (4) Lc
2,1. (5) Lc
2,52. (6) Lc
3,13. (7) Lc
5,1. (8) Lc
5,2. (9) Lc
7,38. (10) Lc
8,5. (11) Lc
8,12. (12) Lc
8,35. (13) Lc
8,41. (14) Lc
8,49. (15) Lc
13,2. (16) Lc
13,4. (17) Lc
17,16. (18) Lc
18,27. (19) Lc
18,35. (20) Lc
19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc
6,19. (2) Lc
6,34. (3) Lc
9,47. (4) Lc
10,7. (5) Lc
11,16. (6) Lc
11,37. (7) Lc
12,48. (8) Lc
18,14.
para | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
para | 677 | 553 | 124 | 13 | 11 | 20 | 21 | 18 | 40 | 1 | 44 | 65 | ||
par' | 238 | 178 | 60 | 4 | 4 | 8 | 10 | 10 | 22 | 2 | 16 | 26 | 21 | 1 |
totaal | 915 | 731 | 184 | 17 | 15 | 28 | 31 | 28 | 62 | 3 | 60 | 91 |
13 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,3014
dat mann enk theô(i) van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik
in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (9): (1) Lc
1,30. (2) Lc
1,47. (3) Lc
2,38. (4) Lc
2,52. (5) Lc
16,13. (6) Lc
17,18. (7) Lc
18,27. (8) Lc
18,43. (9) Lc
20,25.
Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
12 - 14 παρα τῳ θεῳ = para tô(i) theô(i) (vanwege God) NT (11): (1) Mc 10,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,37. (4) Lc 18,27. (5) Rom 2,11. (6) Rom 2,13. (7) Rom 9,14. (8) 1 Kor 3,19. (9) 1 Kor 7,24. (10) Gal 3,11. (11) Jak 1,27.
Lc 1,31. - Lc 1,31: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [31] And, behold, thou shalt conceive in thy womb, and bring
forth a son, and shalt call his name JESUS
Luther-Bibel 31 Siehe, du wirst schwanger werden und einen Sohn gebären, und
du sollst ihm den Namen Jesus geben
Tekstuitleg van Lc 1,31. Het vers Lc 1,31 telt 14 (2 X 7) woorden en 64 (2³ X 2³) letters (De getalswaarde van Abram en Sara is 64, ook de getalswaarde van Israël is 64). De getalswaarde van Lc 1,31. is 6526 (2 X 13 X 251). De zwangerschap van Elisabet wordt aangekondigd in Lc 1,13, die van Jezus in Lc 1,31. 13 en 31 zijn elkaars spiegelbeelden. De geboorteaankondiging van Jezus aan Maria komt het meest overeen met de geboorteaankondiging van Ismaël aan Hagar. In Lc 1,48, in het Magnificat wordt alluie gemaakt op de naam Jezus, zoals ook in Gn 16,11 uitleg wordt gegeven over de naam Ismaël.
De
engel van JHWH brengt de boodschap van JHWH aan de gevluchte Hagar in de woestijn
over o.a. dat JHWH haar heeft gehoord.
De geboorteaankondiging van Jezus aan Maria komt het meest overeen met de geboorteaankondiging
van Ismaël aan Hagar.
- Gn 16,11: ιδου συ εν γαστρι εχεις και τεξῃ υἰον και καλεσεις το ονομα αυτου ισμαελ = idou su en gastri echeis kai texè(i) huion kai kaleseis to onoma autou
ismaèl (zie jij hebt in je buik en je zult een zoon baren en je zult
zijn naam noemen Ismaël).
- Lc 1,31: και ιδου συλλημψῃ εν γαστρι και τεξῃ υἰον και καλεσεις το ονομα αυτου ιησουν = kai idou sullèmpsè(i) en gastri kai texè(i) huion kai
kaleseis to onoma autou ièsoun (en zie jij zult ontvangen in de buik
en je zult een zoon ontvangen en je zult zijn naam noemen Jezus).
Twee geboorteaankondigingen: die van Johannes aan Zacharia (Lc
1,13), die van Jezus aan Maria (Lc
1,31). Verwoord aan de hand van de geboorteaankondigingen van Isaäk
aan Abraham (Gn
17,19) en van Ismaël aan Hagar (Gn
16,11).
- hinnâkh hârah wëjoladëthë ben (zie jij zwanger zijnde en barende een zoon) Bijbel (3): (1) Gn 16,11. (de engel van JHWH tot Hagar) (2) Re 13,5. (de engel van JHWH aan Simson) (3) Re 13,7. (idem als Re 13,5) LXX: (1) Gn 16,11: idou su en gastri echeis (tegenwoordige tijd) kai texèi (toekomende tijd) huion = zie je hebt in je buik en je zult een zoon baren (2) en (3) idou su en gastri exeis (toekomende tijd) kai texèi (toekomende tijd) huion = zie je zult hebben in je buik en je zult een zoon baren Zonder hinnâkh (zie jij) maar in de derde persoon: hinneh hâ`alëmäh hârah wëjoladëthë ben (zie de maagd zal zwanger worden en zij zal een zoon baren) LXX: idou hè parthenos en gastri exei kai texetai huion = zie de maagd zal in de buik hebben en zij zal een zoon baren Zie Lc 1,31: kai idou sullèmpsèi en gastri kai texei huion = en zie jij zult ontvangen in je buik en je zult een zoon baren)
Lc 1,311 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,312 ιδου = idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou
(zie). Taalgebruik in LXX: idou
(zie). Taalgebruik in Lc: idou
(zie). Taalgebruik in Hnd: idou
(zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,44. (6) Lc
1,48. Lc 2 (4): (1) Lc
2,10. (2) Lc
2,25. (3) Lc
2,34. (4) Lc
2,48. Lc 24 (3): (1) Lc
24,4. (2) Lc
24,13. (3) Lc
24,49. Hnd (23)
Zowel Mt als Lc gebruiken veelvuldig ιδου = idou (zie)
idou (zie) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
1229 | 1037 | 192 | 59 | 7 | 55 | 4 | 23 | 19 | 25 | 121 | 125 |
Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
55 | 6 | 4 | 0 | 0 | 2 | 1 | 5 | 1 | 3 | 3 | 3 | 0 | 6 | 1 | 1 | 0 | 2 | 2 | 3 | 0 | 0 | 5 | 4 | 3 |
- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik
in Tenakh: hen
/ hinneh (zie). Getalwaarde: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF
55 (5 X 11) Structuur: 5 - 5 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (495) Pentateuch (96) Eerdere Profeten (153) Latere Profeten (140) 12 Kleine
Profeten (29) Geschriften (77)
- Lat ecce E behold D Siehe Fr voici < vois ici
Lc 1,311 - 2 και ιδου = kai idou (en zie) NT (84) Lc (26) Lc 1 (3): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. Lc 2 (1) Lc
2,25. Lc 24 (3 / 3): (1) Lc
24,4. (2) Lc
24,13. (3) Lc
24,49.
- Hebreeuws וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) Zie: הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik
in Tenakh: hen
/ hinneh (zie). Getalwaarde: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF
55 (5 X 11) Structuur: 5 - 5 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (347) Pentateuch (114) Eerdere Profeten (111) Latere Profeten (70) 12 Kleine
Profeten (16) Geschriften (36)
- הִנָּךְ = hinnâkh (zie jij) < = hinneh + suffix persoonl voornaamw 2de pers vr enk הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) Taalgebruik
in Tenakh: hen
/ hinneh (zie). Tenakh (5): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. (4) Hl 1,15. (5) Hl 4,1.
Lc 1,313 act ind fut 2de pers enk
συλλημψῃ = sullèmpsè(i) (jij zult zwanger worden) van het werkw συλλαμβανω = sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in de LXX: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Lc (1) Lc
1,31. Een vorm van συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) in de LXX (118), in het NT (16),
in Lc (7): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
2,21. (5) Lc
5,7. (6) Lc
5,9. (7) Lc
22,54. Het Griekse συλλαμβανω = sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden) kan de vertaling van 8 Hebreeuwse werkw zijn, oa het Hebreeuwse הָרָה = hârâh (zwanger worden - zijn)
- De werkwoordvorm act ind aor 3de pers enk συνελαβεν = sunelaben (zij werd zwanger) van het werkw συλλαμβανω = sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden) Taalgebruik in het NT: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in de LXX: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Taalgebruik in Lc: sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden). Bijbel (29) LXX (28) Pentateuch (9): (1) Gn
16,4. (2) Gn
29,32. (3) Gn
29,33. (4) Gn
29,34. (5) Gn
30,5. (6) Gn
30,7. (7) Gn 30,10. (8) Gn 30,12. (9) Gn
30,19. NT (1): Lc
1,24 .
Een vorm van het werkw συλλαμβανω = sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) is vaak de vertaling van het Hebreeuwse act qal imperf 3de pers vr enk וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i, p160)
Taalgebruik in Tenakh: härâh
(zwanger worden, - zijn). Getalwaarde: he = 5, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) Structuur: 5 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (28) Pentateuch (18) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (1) 12 Kleine
Profeten (3) Geschriften (2) Gn (13): (1) Gn 4,1. (Eva - Kaïn) (2) Gn
4,17. (de vrouw van Kaïn - Henoch) (3) Gn
16,4. (Hagar) - Gn
19,36. (beide dochters van Lot - Moab en Ben-Ammi) - (4) Gn
21,2. (Sara - Isaak) (5) Gn
25,21. (Rebekka - Esau en Jakob) (6) Gn
29,32. (Lea - Ruben) (7) Gn
29,33. (Lea - Simeon) (8) Gn
29,34. (Lea - Levi) (9) Gn
29,35. (Lea - Juda) (10) Gn
30,5. (Bilha - Dan) (10) Gn
30,7. (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali) (11) Gn
30,19. (Lea - Zebulon) (12) Gn
30,23. (Rachel - Jozef) (13) Gn
38,4. (Sua, de vrouw van Juda, - Onan) Eerdere Profeten (4): (1) 1 S 1,20. (2) 1 S 2,21. (3) 2 S 11,5. (4) 2 K 4,17.
- Hebreeuws הָרָה = hârâh (zwanger worden, - zijn) Taalgebruik in Tenakh: härâh
(zwanger worden, - zijn). Getalwaarde: he = 5, resj = 20 of 200, he = 5 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) Structuur: 5 - 2 - 5 De som van de elementen is telkens 3 (1) act qal perf 3de pers mann enk ; hifil: hij doet zwanger zijn) (2) act qal part vr enk (zwanger zijnde) Tenakh (11): (1) Gn 16,11. (2) Gn 38,24. (3) Gn 38,25. (4) Ex 21,22. (5) Re 13,5. (6) Re 13,7. (7) 1 S 4,19. (8) 2 S 11,5. (9) Js 7,14. (10) Js 26,17. (11) Jr 31,8.
- Het Hebreeuwse werkw הָרָה = hârâh (zwanger worden - zijn) wordt in het Grieks vertaald door λαμβανω εν γαστρι = lambanô en gastri (in de buik nemen) OF εχω εν γαστρι = echô en gastri (in de buik hebben) Mogen we dan vertalen: zwanger worden en zwanger zijn Uitzonderlijk wordt συλλαμβανω εν γαστρι = sullambanô en gastri (Lc
1,31) gebruikt ; meestal volstaat het werkw συλλαμβανω = sullambanô
(samen nemen, meenemen, zwanger worden)
- Latijn act ind fut 2de pers enk concipies (jij zult ontvangen) van het werkw concipere Bijbel (4): (1) Re 13,3. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. (4) Lc 1,31. Door zijn vertaling klikt de Vulgaat het verhaal van Simson vast aan dat van Maria
Lc 1,314 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
Lc 1,315 dat vr enk γαστρι = gastri van het zelfst naamw γαστηρ = gastèr (buik, schoot) Taalgebruik in het NT: gastèr (buik, schoot). Taalgebruik in de LXX: gastèr (buik, schoot). Taalgebruik in Lc: gastèr (buik, schoot). NT (8): (1) Mt 1,18. (2) Mt 1,23. (3) Mt 24,19. (4) Mc 13,17. (5) Lc 1,31. (6) Lc 21,23. (7) 1 Tes 5,3. (8) Apk 12,2. Een vorm van γαστηρ = gastèr (buik, schoot) in de LXX (70), in het NT (9), in Lc (2)
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | ||
dat vr enk gastri | 43 | 35 | 8 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 | 6 | 6 |
6 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,317
act ind fut 2de pers enk τεξῃ = texè(i) (jij zult baren) van het werkw
τικτω = tiktô (baren, bevallen) Taalgebruik in het NT: tiktô
(baren). Taalgebruik in de LXX: tiktô
(baren). Taalgebruik in Lc: tiktô
(baren). Bijbel: (1) Gn 3,16. (2) Gn 16,11. (3) Re 13,3. (4) Re 13,5. (5) Re 13,7. (6) Lc 1,31. Een vorm van τικτω = tiktô (baren), in de LXX (244), in het NT (18), in Lc (5): (1) Lc
1,31. (2) Lc
1,57. (3) Lc
2,6. (4) Lc
2,7. (5) Lc
2,11.
- Hebreeuws וְיֹךַדְת = wëjoladëth (en barende) < prefix verbindingswoord wë + act qal part vr enk van het werkw יָלַד = jâlad (voortbrengen) Zie het zelfst naamw יֶלֶד = jèlèd = het voortgebrachte, kind Taalgebruik in
Tenakh: jèlèd
= het voortgebrachte, kind. Getalwaarde: jod = 10, lamed = 12 of 30, daleth = 4 ; totaal: 26 OF 44 (4 X 11) Structuur: 1 - 3 - 4 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (3): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,5. (3) Re 13,7. w-j-l-d-th Tenakh (6): (1) Gn 16,11. (2) Re 13,3. (3) Re 13,5. (4) Re 13,7. (5) Js 7,14. (6) Jr 31,8
Lc 1,318 acc mann enk υἰον = huion van het zelfst naamw υἰος = huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in de LXX: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.
huios (zoon) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
acc enk huion | 365 | 285 | 80 | 15 | 6 | 15 | 17 | 3 | 21 | 3 | 36 | 53 |
totaal | 1851 | 1560 | 291 | 69 | 29 | 62 | 51 | 10 | 65 | 5 | 160 | 211 |
huios (zoon) mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
totaal | 2499 | 2432 | 67 | 14 | 4 | 10 | 2 | 11 | 23 | 3 | 28 | 30 | 23 |
- Hebreeuws בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind) Taalgebruik
in Tenakh: ben
(zoon, kind). Getalwaarde: beth = 2, nun = 14 of 50 ; totaal: 16 (2²
X 2²) of 52 (2 X 26) Structuur: 2 - 5 De som van de elementen is 7 Tenakh (1225) Pentateuch (284)
Eerdere Profeten (392) Latere Profeten (231) 12 Kleine Profeten (26)
Geschriften (292) Gn (85) Gn 21 (7): (1) Gn 21,2. (2) Gn 21,4. (3) Gn 21,5. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 21,13.
- Lat filius Fr fils Ned zoon D Sohn E son Arabisch: اِبن = ´ibn (zoon) Taalgebruik in de Qoran: ´ibn (zoon).
Lc 1,319 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,3110 act ind fut 2de pers enk kaleseis (jij zult noemen) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,3111
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,3112 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Lc 1,3113 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,3114
acc mann enk ièsoun van de eigennaam ièsous (Jezus) Taalgebruik
in NT: Ièsous
(Jezus). Taalgebruik in Lc: Ièsous
(Jezus).
Lc (14): (1) Lc
1,31. (2) Lc
2,27. (3) Lc
5,12. (4) Lc
7,4. (5) Lc
8,28. (6) Lc
8,35. (7) Lc
8,40. (8) Lc
9,33. (9) Lc
10,29. (10) Lc
19,3. (11) Lc
19,35. (12) Lc
23,8. (13) Lc
23,20. (14) Lc
23,25. Een vorm van ièsous (Jezus) in Lc in 87 verzen Dit is de
enigste vorm in Lc 1
Lc 1,32. - Lc 1,32: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [32] He shall be great, and shall be called the Son of the
Highest: and the Lord God shall give unto him the throne of his father David:
Luther-Bibel 32 Der wird groß sein und Sohn des Höchsten genannt werden; und
Gott der Herr wird ihm den Thron seines Vaters David geben,
Tekstuitleg van Lc 1,32. Het vers Lc 1,32. telt 19 woorden en 91 (7 X 13) letters De getalwaarde van Lc 1,32. is 12384 ( 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 3 X 43)
Lc 1,321
nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos
(deze). Taalgebruik in Lc: houtos
(deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc
1,29. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,36.
Lc 1,322
act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn)
Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (32) Lc 1 (7): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,33. (5) Lc
1,34. (6) Lc
1,45. (7) Lc
1,66.
Lc 1,323
nom mann enk megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas
(groot). Taalgebruik in Lc: megas
(groot).
Lc (5): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,32. (3) Lc
4,25. (4) Lc
7,16. (5) Lc
9,48. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzen, in Lc 1 (4): (1)
Lc 1,15. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,49.
Lc 1,321
- 3 houtos estai megas (deze zal groot zijn) In NT, nl in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,32. (2) Lc
9,48.
Lucas beschrijft op parallelle wijze Johannes de Doper en Jezus Allereerst
wat hun grootheid betreft:
- Lc 1,15: estai gar megas enôpion tou kuriou (hij zal groot zijn in het oog van
de Heer)
- Lc 1,32: houtos estai megas (deze zal groot zijn)
Lc 1,324
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,325 nom mann enk υἰος = huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in de LXX: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Lc (39) Lc 1 (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. Een vorm van υἰος = huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.
huios (zoon) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
nom mann enk huios | 885 | 732 | 153 | 42 | 19 | 39 | 26 | 6 | 19 | 2 | 100 | 126 |
totaal | 1851 | 1560 | 291 | 69 | 29 | 62 | 51 | 10 | 65 | 5 | 160 | 211 |
huios (zoon) mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
totaal | 2499 | 2432 | 67 | 14 | 4 | 10 | 2 | 11 | 23 | 3 | 28 | 30 | 23 |
- Hebreeuws בֵּן/ בִּן / בֶּן= ben / bin / bèn (zoon, kind) Taalgebruik
in Tenakh: ben
(zoon, kind). Getalwaarde: beth = 2, nun = 14 of 50 ; totaal: 16 (2²
X 2²) of 52 (2 X 26) Structuur: 2 - 5 De som van de elementen is 7 Tenakh (1225) Pentateuch (284)
Eerdere Profeten (392) Latere Profeten (231) 12 Kleine Profeten (26)
Geschriften (292) Gn (85) Gn 21 (7): (1) Gn 21,2. (2) Gn 21,4. (3) Gn 21,5. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 21,13.
- Lat filius Fr fils Ned zoon D Sohn E son Arabisch: اِبن = ´ibn (zoon) Taalgebruik in de Qoran: ´ibn (zoon).
Lc 1,326 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.
Lc 1,327
pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden)
van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô
(roepen).
Lc (4): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,60. (4) Lc
2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen:
(1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,35. (5) Lc
1,36. (6) Lc
1,59. (7) Lc
1,60. (8) Lc
1,61. (9) Lc
1,62. (10) Lc
1,76.
Lc 1,325
- 7 Opnieuw Johannes de Doper en Jezus, ditmaal om het onderscheid aan te
duiden:
- Lc 1,76: kai su de paidion profètès hupsistou klèthèsè(i)
(en jij echter kind jij zult profeet van de Allerhoogste genoemd worden)
- Lc 1,32: kai huios hupsistou klèthèsetai (en hij zal zoon van de Allerhoogste
genoemd worden)
Lc 1,328
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,329
act ind fut 3de pers enk dôsei (hij zal geven) van het werkw didômi
(geven) Taalgebruik in het NT: didômi
(geven). Taalgebruik in Mc: didômi
(geven). Hebr . nâthan (tha) Lat dare / donare - donum: geven - gave, gift Fr
donner - don: geven - gave
Lc (5): (1) Lc
1,32. (2) Lc
11,8. (3) Lc
11,13. (4) Lc
16,12. (5) Lc
20,16. Een vorm van didômi (geven) in Lc in 54 verzen, in Lc 1 in
3 verzen: (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,74. (3) Lc
1,77.
Lc 1,3210 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.
Lc 1,3211
nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc
1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm
van kurios (heer) in Lc in 99 verzen
Lc 1,3212
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,3213
nom mann enk theos (God) Taalgebruik in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (15) (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,68. (3) Lc
3,8. (4) Lc
5,21. (5) Lc
7,16. (6) Lc
8,39. (7) Lc
12,20. (8) Lc
12,24. (9) Lc
12,28. (10) Lc
16,15. (11) Lc
18,7. (12) Lc
18,11. (13) Lc
18,13. (14) Lc
18,19. (15) Lc
20,38.
Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
Lc 1,3211 - 13 kurios ho theos (JHWH God) Lc (2): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68.
Lc 1,3214
bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,3215
acc mann enk thronon van het zelfst naamw thronos (troon) Taalgebruik
in het NT: thronos
(troon). Taalgebruik in Lc: thronos
(troon).
Lc (1) Lc
1,32. Een vorm van thronos (troon) in Lc in 3 verzen: (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,52. (3) Lc
22,30.
Lc 1,3216
δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid
(David). Taalgebruik in de LXX: dauid
(David). Bijbel (957) OT (903) NT (54)
Lc (12): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,69. (4) Lc
2,4. (5) Lc
2,11. (6) Lc
3,31. (7) Lc
6,3. (8) Lc
18,38. (9) Lc
18,39. (10) Lc
20,41. (11) Lc
20,42. (12) Lc
20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David)
Taalgebruik in Tenakh: dâwid
(David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).
Lc 1,3217
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,3218 gen mann enk patros van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (8): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,59. (3) Lc 2,49. (4) Lc 9,26. (5) Lc 10,22. (6) Lc 15,17. (7) Lc 16,27. (8) Lc 24,49. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,3219 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,33 - . Lc 1,33: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [33] And he shall reign over the house of Jacob for ever;
and of his kingdom there shall be no end
Luther-Bibel 33 und er wird König sein über das Haus Jakob in Ewigkeit, und
sein Reich wird kein Ende haben
Tekstuitleg van Lc 1,33. Het vers Lc 1,33. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,33. is 8489 (13 X 653)
Lc 1,331
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,333
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,334
bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,337
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
8 bep lidw acc mann mv tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc
1,33. (2) Lc
1,55. (3) Lc
1,65. (4) Lc
1,79.
Lc 1,3310
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,3311
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,3312 gen vr enk + acc vr mv basileias (van het koninkrijk) van het zelfstandig naamw basileia (koninkrijk) Taalgebruik in het NT: basileia (koninkrijk). Taalgebruik in Lc: basileia (koninkrijk). Lc (5): (1) Lc 1,33. (2) Lc 4,5. (3) Lc 8,10. (4) Lc 9,11. (5) Lc 18,29. Een vorm van basileia (koninkrijk) in Lc in 44 verzen
Lc 1,3313 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,3314 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,3315
act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn)
Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,33. (5) Lc
1,34. (6) Lc
1,45. (7) Lc
1,66.
Lc 1,34. - Lc 1,34: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [34] Then said Mary unto the angel, How shall this be, seeing
I know not a man?
Luther-Bibel 34 Da sprach Maria zu dem Engel: Wie soll das zugehen, da ich
doch von keinem Mann weiß?
Tekstuitleg van Lc 1,34. Het vers Lc 1,34. telt 13 woorden en 57 (3 X 19) letters De getalwaarde van Lc 1,34. is 6678 (2 X 3² X 7 X 53)
Lc 1,341
act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon
(ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,342
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,341
- 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,343
mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
Lc 1,344
pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
Lc 1,345
bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,346
acc mann enk aggelon van het zelfst naamw aggelos (engel) Taalgebruik
in het NT: aggelos
(engel). Taalgebruik in Mc: aggelos
(engel). Stam: n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager
uit L mittere (zenden), missus = gezonden
Lc (3): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,34. (3) Lc
7,27. Een vorm van aggelos (engel) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc
1,11. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,28. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,34. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. Een vorm van aggelos (engel) in Lc in 25 verzen
7 pôs (hoe) Taalgebruik in het NT: pôs
(hoe). Taalgebruik in Lc: pôs
(hoe).
Lc (16): (1) Lc
1,34. (2) Lc
6,42. (3) Lc
8,18. (4) Lc
8,36. (5) Lc
10,26. (6) Lc
11,18. (7) Lc
12,11. (8) Lc
12,27. (9) Lc
12,50. (10) Lc
12,56. (11) Lc
14,7. (12) Lc
18,24. (13) Lc
20,41. (14) Lc
20,44. (15) Lc
22,2. (16) Lc
22,4.
8 act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn)
Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,33. (5) Lc
1,34. (6) Lc
1,45. (7) Lc
1,66.
9 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.
12 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,35. - Lc 1,35: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible And the angel answered and said unto her, The Holy Ghost
shall come upon thee, and the power of the Highest shall overshadow thee: therefore
also that holy thing which shall be born of thee shall be called the Son of
God
Luther Bibel Der Engel antwortete und sprach zu ihr: aDer heilige Geist wird
über dich kommen, und die Kraft des Höchsten wird dich überschatten;
darum wird auch das Heilige, das geboren wird, Gottes Sohn genannt werden
Tekstanalyse van Lc
1,35. Dit vers Lc
1,35. telt 26 (2 X 13) woorden en 134 (2 X 67) letters De getalwaarde van
Lc 1,35. is 11667 (3 X 3889) In het citaat van de engel treffen we vooreerst twee nevenschikkende
zinnen aan, die parallel zijn opgebouwd: onderwerp, vervoegd werkwoord,
bepaling De zinnen tellen elk vijf woorden en dertien lettergrepen In totaal
zijn dat tien woorden en zesentwintig lettergrepen Zesentwintig is de getalwaarde
van de naam JHWH De twee vervoegde werkwoorden hebben het voorvoegsel epi
; in de eerste zin wordt epi nog eens herhaald na het vervoegd werkwoord De
vervoegde werkwoorden tellen elk vijf lettergrepen
- Lc 1,35b: pneuma hagion epeleusetai epi se = heilige geest zal op je 'neer'komen
- Lc 1,35c: kai dunamis hupsistou episkiasei se = en kracht van de allerhoogste zal je
overschaduwen
Lc 1,351 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,352 part aor nom mann enk apokritheis (beantwoord) van het werkw apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (33) Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.
Lc 1,353
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,354 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 1,355 act ind aor 3de pers enk ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw λεγω = legô
(zeggen) Taalgebruik in het NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). Taalgebruik in Hnd: legô
(zeggen). Bijbel (3024) OT (2426) NT (598) Lc (223)
Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van λεγω = legô
(zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318), in Lc 1 (4) ; van ειπον = eipon (ik zei) in Lc 1 (12)
- Hebr ´âmar (zeggen) Taalgebruik in Tenach: ´âmar
(zeggen). E to say Fr dire D sprechen (spreken) legô komt
van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon
Lc 1,356 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,351
- 6
- ειπεν ὁ αγγελος = eipen ho aggelos (de engel zei) NT (3): (1) Lc
1,30. (2) Hnd 12,8. (3) Apk 17,7.
-- και ειπεν ὁ αγγελος αυτῃ = kai eipen ho aggelos autè(i) (en de engel zei): NT (1): Lc
1,30.
-- και ειπεν αυτοις ὁ αγγελος = kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen) NT (1): Lc 2,10.
- ειπεν δε προς αυτον ὁ αγγελος = eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem) NT (1): Lc 1,13.
- και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν = kai apokritheis ho aggelos eipen (en beantwoord zei de engel)
-- (1) Lc
1,19: και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν αυτῳ = kai apokritheis ho aggelos eipen autôi (en beantwoord zei
de engel hem)
-- (2) Lc
1,35: και αποκριθεις ὁ αγγελος ειπεν αυτῃ = kai apokritheis ho aggelos eipen autèi (en beantwoord zei
de engel haar)
In de twee verzen beantwoordt de engel een vraag, in Lc
1,19. van Zacharia en in Lc
1,35. van Maria
- יהוה מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh JHWH (de engel van JHWH zei) Tenakh (4): (1) Nu 22,35. (2) Re 13,13. (3) Re 13,16. (4) Re 13,18.
- הָאֱלֹהִים מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (1): Gn 21,17.
- הָאֱלֹהִים מַלְאַך וַיּאֹמֶר = wajjo´mer malë´akh hâ´èlohîm (de engel van God zei) Tenakh (6): (1) Gn
31,11. (2) Ex 14,19. (3) Re 6,20. (4) Re 13,6. (5) Re 13,9. (6) 2 S 14,20.
Lc 1,357 nom+ acc onz enk πνευμα = pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in Lc: pneuma (geest). Taalgebruik in Hnd: pneuma (geest). Lc (16): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382), in het NT (379), in Lc (36), in Hnd (70), in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 2 (3): (1) Lc 2,25. (2) Lc 2,26. (3) Lc 2,27., in Lc 3 (4): (1) Lc 3,6. (2) Lc 3,13. (3) Lc 3,17. (4) Lc 3,22., in Lc 4 (5): (1) Lc 4,1. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,33. (5) Lc 4,36. In Lc: X vormen van pneuma (geest)in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20: 28 hoofdstukken Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379), in de LXX (382)
pneuma | bijbel | OT | NT | Mt | Mc |
Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom+ acc onz enk pneuma | 366 | 220 | 146 | 6 | 12 | 16 | 14 | 31 | 55 | 12 | 34 | 48 |
pneuma | Mt | Mc |
Lc | syn | ev |
nom+ acc enk pneuma | 6: (1) Mt 3,16. (2) Mt 10,20. (3) Mt 12,18. (4) Mt 12,43. (5) Mt 26,41. (6) Mt 27,50. | 12: (1) Mc 1,10. (2) Mc 1,12. (3) Mc 1,26. (4) Mc 3,29. (5) Mc 3,30. (6) Mc 5,8. (7) Mc 7,25. (8) Mc 9,17. (9) Mc 9,20. (10) Mc 9,25. (11) Mc 13,11. (12) Mc 14,38. | 16: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. | 34: (1) Mt 3,16. // Mc 1,10. // Lc 3,22. (2) Mc 1,26. //Lc 4,33. (3) / Mc 3,29. // Lc 12,10. (4) Mc 5,8. // Lc 8,29. (5) Mt 10,20. // Lc 12,12. (6) Mt 12,43. // Lc 11,24. (7) Mt 26,41. // Mc 14,38. | 48 |
- רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach
(geest). Getalwaarde: resj = 20 of 200 waw = 6 chet = 8 Totaal:
34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) Structuur: 2 - 6 - 8 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (204) Pentateuch (19) Eerdere Profeten (33) Latere Profeten (65) 12 Kleine
Profeten (19) Geschriften (68) Pentateuch (19):
(1) Gn 6,17. (2) Gn
7,15. (3) Gn
7,22. (4) Gn
8,1. (5) Gn
26,35. (6) Gn
41,38. (7) Gn
45,27. (8) Ex 6,9. (9) Ex 10,13. (10) Ex 10,19. (11) Ex 28,3. (12) Ex 31,3. (13) Ex 35,31. (14) Nu 5,14. (15) Nu 5,30. (16) Nu 14,24. (17) Nu 24,2. (18) Nu 27,18. (19) Dt 34,9. Js (28) Js 1-39 (13): (1) Js
7,2. (2) Js
11,2. (3) Js
17,13. (4) Js
19,3. (5) Js
19,14. (6) Js
25,4. (7) Js
26,18. (8) Js
29,10. (9) Js
29,24. (10) Js
31,3. (11) Js
32,2. (12) Js
32,15. (13) Js
37,7. Js 40-66 (15): (1) Js
40,7. (2) Js
40,13. (3) Js
41,29. (4) Js
54,6. (5) Js
57,13. (6) Js
57,15. (7) Js
57,16. (8) Js
59,19. (9) Js
61,1. (10) Js
61,3. (11) Js
63,10. (12) Js
63,11. (13) Js
63,14. (14) Js
65,14. (15) Js
66,2.
- Lat spiritus Fr esprit E spirit Ned geest D Geist
Arabisch: روح = rûH (geest) Taalgebruik in de Qoran: rûH (geest).
Lc 1,358 nom + acc onz enk ἁγιον = hagion van het bijvoegl naamw ἁγιος = hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in de Septuaginta: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Lc (8): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. Een vorm van ἁγιος = hagios (heilig) in de LXX (832), in het NT (233), in Lc (19): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12.
hagios (heilig) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
3 | nom + acc onz enk hagion | 204 | 160 | 44 | 1 | 3 | 8 | 2 | 20 | 10 | 12 | 14 |
hagios (heilig) | Mt | Mc | Lc | syn | ev |
nom mann enk hagios | 1: Mc 1,24. | 1: Lc 4,34. | 2: (1) Mc 1,24. // Lc 4,34. | 3 | |
nom + acc onz enk hagion | 1: Mt 7,6. | 3: (1) Mc 3,29. (2) Mc 6,20. (3) Mc 13,11. | 8: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. | 12: (1) Mt 12,32. // Mc 3,29. // Lc 12,10. | 14 |
gen mann + onz enk hagiou | 4: (1) Mt 1,18. (2) Mt 1,20. (3) Mt 12,32. (4) Mt 28,19. | 5: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,67. (4) Lc 2,26. (5) Lc 4,1. | 9 | 9 | |
gen vr enk + acc vr mv hagias | 1: Lc 1,72. | 1 | |||
dat m + onz enk hagiô(i) | 2: (1) Mt 3,11. (2) Mt 24,15. | 2: (1) Mc 1,8. (2) Mc 12,36. | 2: (1) Lc 3,16. (2) Lc 10,21. | 6: (1) Mt 3,11. // Mc 1,8. // Lc 3,16. | 7 |
gen mann + vr + onz mv hagiôn | 1: Mt 27,52. | 1: Mc 8,38. | 2: (1) Lc 1,70. (2) Lc 9,26. | 4: (1) Mc 8,38. // Lc 9,26. | 4 |
Totaal | 8 | 7 | 19 | 34 | 37 |
- קָדוֹשׁ = qâdôsj
(heilig) Stat constr קְדוֹשׁ = qëdôsj Taalgebruik in Tenakh: qâdôsj
(heilig). Getalwaarde: qoph = 19 of 100, daleth = 4, waw = 6, sjin
= 21 of 300 ; totaal: 50 OF 410 (2 X 5 X 41) Structuur: 1 - 4 - 6 - 3
De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (53) Pentateuch (13) Eerdere Profeten (3) Latere Profeten (25) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (11)
- Lat sanctus Fr saint Ned heilig D heilig E holy
Arabisch: مُقَدَّس = muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig).
Lc 1,357 - 8 (to) pneuma () (to) hagion = (de) heilige geest, als nom in Lc (2): (1) Lc 1,35. (2) Lc 3,22. (to pneuma to hagion = de geest de heilige) (to) pneuma () (to) hagion = (de) heilige geest, als acc in Lc (2): (1) Lc 2,25. (pneuma hagion = geest was heilig) (2) Lc 11,13. to () hagion pneuma in Lc (2): (1) Lc 12,10. (19) Lc 12,12. ( to gar hagion pneuma = want de heilige geest)
Lc 1,359 ind fut 3de pers enk επελευσεται = epeleusetai (hij zal komen over) van het werkw επερχομαι = eperchomai (komen op) Taalgebruik in het NT: eperchomai (komen op). Taalgebruik in de LXX: eperchomai (komen op). Taalgebruik in Lc: eperchomai (komen op). Prefix epi (over) en het werkwoord erchomai (gaan, komen) Bijbel (15): (1) Nu 6,5. (2) Nu 8,7. (3) Spr 26,2. (4) Job 19,29. (5) Job 20,22. (6) Job 21,17. (7) Job 23,6. (8) Job 23,17. (9) Job 25,3. (10) Pr 2,12. (11) Da 11,15. (12) Da 11,41. (13) Bar 4,24. (14) Bar 4,35. (15) Lc 1,35. Een vorm van επερχομαι = eperchomai (komen op) in de LXX (112), in het NT (9), Lc (3): (1) Lc 1,35. (2) Lc 11,22. (3) Lc 21,26 .
10 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. επ' = ep' (1) Lc
1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier
is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi
epi (op, bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
epi | 4540 | 3946 | 594 | 91 | 51 | 104 | 22 | 120 | 117 | 89 | 246 | 268 |
ep | 1320 | 1179 | 141 | 13 | 14 | 25 | 13 | 24 | 30 | 22 | 52 | 65 |
ef | 430 | 348 | 82 | 10 | 6 | 20 | 1 | 17 | 25 | 3 | 36 | 37 |
Totaal | 6290 | 5473 | 817 | 114 | 71 | 149 | 36 | 161 | 172 | 114 | 334 | 370 |
Lc 1,3512 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
13 nom vr enk dunamis (macht, kracht) Taalgebruik in het NT: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Lc: dunamis (macht, kracht). Taalgebruik in Hnd: dunamis (macht, kracht). Hebr chaîl (kracht, sterkte) Taalgebruik in Tenakh: chaîl (kracht, sterkte). Lat vir-tus Fr puissance + E power < Lat potentia (mogelijkheid) zie Lat posse (kunnen) Ned kracht D Kraft Lc (3): (1) Lc 1,35. (2) Lc 5,17. (3) Lc 6,19. Hnd (1) Een vorm van dunamis (macht, kracht) in Lc in 12 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,35. (3) Lc 4,14. (4) Lc 4,36. (5) Lc 5,17. (6) Lc 6,19. (7) Lc 8,46. (8) Lc 9,1. (9) Lc 10,19. (10) Lc 21,27. (11) Lc 22,69. (12) Lc 24,49. In Lc: 6 vormen van dunamis (macht, kracht) in 15 verzen in 11 hoofdstukken In Hnd: 6 vormen van dunamis (macht, kracht) in 10 verzen in 7 hoofdstukken
14 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.
Lc 1,35. a | Lc 1,35. b | Hnd 1,8 | Lc 24,49 | Lc 1,17. | Lc 3,22. | Lc 4,14a | Lc 4,18. |
kai (en) | kai lèmpsethe (en gij zult ontvangen) | heôs hou endusèsthe (totdat jullie | kai (en) katabènai (neerdalen) | ||||
pneuma hagion (heilige geest) | dunamis hupsistou (de kracht van de Allerhoogste) | dunamin (kracht) | eks hupsous dunamin (vanuit de hoge kracht) | en pneumati kai dunamei èliou (in de geest en de kracht van Elia) | to pneuma to hagion (de heilige geest) | en tèi dunamei tou pneutos (in de kracht van de geest) | pneuma kuriou (de geest van de Heer) |
epeleusetai (zal komen) | episkiasei (zal overschaduwen) | epelthontos tou hagiou pneumatos (van de komende heilige geest) | |||||
epi se (over u) | soi (u) | ef'humas (over u) | ep'auton (over hem) | ep'eme (op mij) | |||
3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. | 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38 | Hnd 1,1-14: Jezus'laatste opdracht en hemelvaart | 355 Verschijning aan de leerlingen in Jeruzalem: Lc 24,36-49. | 2 Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,5-25. | 18 Doop van Jezus: Mc 1,9-11. - Mt 3,13-17. - Lc 3,21-22. | 21 Begin van Jezus'optreden in Galilea: Mc 1,14-15. - Mt 4,12-17. - Lc 4,14-15. | 22 Prediking te Nazaret en verwerping: Lc 4,16-30. - Mc 6,1-6a. - Mt 13,53-58. |
Lc 1,3515 act ind fut 3de pers enk episkiasei (hij zal overschaduwen) van het werkw episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op) Taalgebruik in het NT: episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op). Taalgebruik in Lc: episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op). Lc (1) Lc 1,35. Schaduw duidt op aanwezigheid en afwezigheid Een vorm van episkiazô (overschaduwen, een schaduw werpen op) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,35. (2) Lc 9,34. In Ex 40,35. symboliseert de wolk op de verbondstent de aanwezigheid van JHWH In Lc 1,35. duidt de overschaduwing op de aanwezigheid van God
Lc 1,3518 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,3519
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,3520
pass part praes nom + acc onz enk gennômenon (wat wordt voortgebracht)
van het werkw gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô
(voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô
(voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc
1,35. Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,57. (4) Lc
3,22. (5) Lc
20,34. (6) Lc
23,29.
Lc 1,3522
pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden)
van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô
(roepen).
Lc (4): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,60. (4) Lc
2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen:
(1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,35. (5) Lc
1,36. (6) Lc
1,59. (7) Lc
1,60. (8) Lc
1,61. (9) Lc
1,62. (10) Lc
1,76.
Lc 1,3523
nom mann enk huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios
(zoon). Taalgebruik in Lc: huios
(zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (39) Lc 1 (2): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,35. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,31. (4) Lc
1,32. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,36. (7) Lc
1,57.
Lc 1,3524
gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik
in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,37. (7) Lc
1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
Lc 1,36. - Lc 1,36: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [36] And, behold, thy cousin Elisabeth, she hath also conceived
a son in her old age: and this is the sixth month with her, who was called barren
Luther-Bibel 36 Und siehe, Elisabeth, deine Verwandte, ist auch schwanger
mit einem Sohn, in ihrem Alter, und ist jetzt im sechsten Monat, von der man
sagt, dass sie unfruchtbar sei
Tekstuitleg van Lc 1,36. Het vers Lc 1,36. telt 22 (2 X 11) woorden en 107 letters De getalwaarde van Lc 1,36. is 11211 (3 X 37 X 101)
Lc 1,361 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,3612
idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou
(zie). Taalgebruik in Lc: idou
(zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,44. (6) Lc
1,48.
Lc 1,363 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,364 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.
Lc 1,365 nom vr enk suggenis, zie suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) Taalgebruik in het NT: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Taalgebruik in Lc: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). In de bijbel slechts in Lc 1,36.
Lc 1,366 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,367
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,368 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,3610 acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het NT: huios (zoon). Taalgebruik in Mc: huios (zoon). Taalgebruik in Lc: huios (zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils Lc (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,57. (5) Lc 2,7. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,22. (8) Lc 9,38. (9) Lc 9,41. (10) Lc 12,10. (11) Lc 20,13. (12) Lc 20,41. (13) Lc 21,27. (14) Lc 22,48. (15) Lc 24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,31. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,35. (6) Lc 1,36. (7) Lc 1,57.
Lc 1,3611
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,3613;
pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,56. (7) Lc
1,58.
Lc 1,3614
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,3615
nom mann enk houtos (deze) Aanwijz voornaamw Taalgebruik in het NT: houtos
(deze). Taalgebruik in Lc: houtos
(deze).
Lc (39) Lc 1 (3): (1) Lc
1,29. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,36.
Lc 1,3616
nom vr enk mèn (maand) Taalgebruik in het NT: mèn
(maand). Taalgebruik in Lc: mèn
(maand).
Lc (1) Lc
1,36. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,26. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,56.
18 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Taalgebruik in Hnd: eimi (zijn). Taalgebruik in de Septuaginta: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn D sein E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.
Lc 1,3619 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,3620
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
21 pass part praes dat vr enk kaloumenè(i) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc 3: (1) Lc 1,36. (2) Lc 8,2. (3) Lc 10,39. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
22 nom vr enk steira van het bijvoegl naamw steiros (onvruchtbaar) Taalgebruik in het NT: steiros (onvruchtbaar). Hebr `äqârâh (onvruchtbaar) Taalgebruik in Tenakh: `äqârâh (onvruchtbaar). Gr steiros Lat sterilis Fr stérile Ned onvruchtbaar D unfruchtbar E barren Lc (2): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,36. Een vorm van steiros in Lc (3): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,36. (3) Lc 23,29., in de LXX (17), in het NT (4) `äqârâh (onvruchtbaar) Tenakh (8): (1) Gn 11,30. (Sara) (2) Gn 25,21. (Rebekka) (3) Gn 29,31. (Rachel) (4) Re 13,2. (de moeder van Simson) (5) Re 13,3. (6) 1 S 2,5. (Hanna, de moeder van Samuël) (7) Js 54,1. (8) Job 24,21. wë`äqârâh (en onvruchtbaar) Tenakh (2): (1) Ex 23,26. (2) Dt 7,14. In deze 10 verzen heeft de LXX steira als vertaling soera 3,40.
Lc 1,37. - Lc 1,37: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [37] For with God nothing shall be impossible
Luther-Bibel 37 Denn bei Gott ist kein Ding unmöglich
Tekstuitleg van Lc 1,37. In Lc 1,37. citeert Lucas Gn 18,14. In Gn 18 komen boden op bezoek bij Abraham en Sara Om Abraham te overtuigen van hun bewering dat Hij en Sara een kind zullen krijgen, stellen zij de retorische vraag: "is er iets onmogelijks bij God ?" In Lc 1,37. wordt het citaat Gn 18,14. gesteld als een overtuiging en voegt er nog iets aan toe: "want bij God is niets onmogelijks"
Lc 1,371 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
Lc 1,372 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT: ou - ouk - ouch (niet). Taalgebruik in Lc: ou - ouk - ouch (niet). Lc (84 + 92 + 7 = 183) Lc 1 (2 + 5 = 7) ou Lc (84) Lc 1 (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,34. ouk Lc (92) Lc 1 (5): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,33. (5) Lc 1,37.
Lc 1,374 παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege)
Taalgebruik in het NT: para
(langs). Taalgebruik in de LXX: para
(langs). Taalgebruik in Lc: para
(langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc
1,30. (2) Lc
1,37. (3) Lc
1,45. (4) Lc
2,1. (5) Lc
2,52. (6) Lc
3,13. (7) Lc
5,1. (8) Lc
5,2. (9) Lc
7,38. (10) Lc
8,5. (11) Lc
8,12. (12) Lc
8,35. (13) Lc
8,41. (14) Lc
8,49. (15) Lc
13,2. (16) Lc
13,4. (17) Lc
17,16. (18) Lc
18,27. (19) Lc
18,35. (20) Lc
19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc
6,19. (2) Lc
6,34. (3) Lc
9,47. (4) Lc
10,7. (5) Lc
11,16. (6) Lc
11,37. (7) Lc
12,48. (8) Lc
18,14.
para | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
para | 677 | 553 | 124 | 13 | 11 | 20 | 21 | 18 | 40 | 1 | 44 | 65 | ||
par' | 238 | 178 | 60 | 4 | 4 | 8 | 10 | 10 | 22 | 2 | 16 | 26 | 21 | 1 |
totaal | 915 | 731 | 184 | 17 | 15 | 28 | 31 | 28 | 62 | 3 | 60 | 91 |
Lc 1,375
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,376
gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik
in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,37. (7) Lc
1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
7 nom + acc onz enk pan van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles)
Taalgebruik in het NT: pas
(ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas
(ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (6): (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,37. (3) Lc
2,23. (4) Lc
3,5. (5) Lc
3,9. (6) Lc
11,42. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,3. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,37. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,63. (7) Lc
1,65. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,71. (10) Lc
1,75.
8 nom + acc onz enk ρημα = rèma (woord, uitspraak) Taalgebruik in het NT: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in de LXX: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in Lc: rèma (woord, uitspraak). Bijbel (292) OT (272) NT (20) Gn (20): (1) Gn 15,1. (2) Gn 18,14. (3) Gn 18,25. (4) Gn 21,11. (5) Gn 21,12. (6) Gn 22,16. (7) Gn 30,31. (8) Gn 30,34. (9) Gn 32,20. (10) Gn 34,14. (11) Gn 34,19. (12) Gn 37,11. (13) Gn 39,9. (14) Gn 41,28. (15) Gn 41,32. (16) Gn 44,2. (17) Gn 44,7. (18) Gn 44,17. (19) Gn 44,18. (20) Gn 47,30. Lc (8): (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 2,15. (4) Lc 2,29. (5) Lc 2,50. (6) Lc 3,2. (7) Lc 9,45. (8) Lc 18,34. Een vorm van ρημα = rèma (woord, uitspraak) in de LXX (548), in het NT (68), in Lc (18): (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,65. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,17. (6) Lc 2,19. (7) Lc 2,29. (8) Lc 2,50. (9) Lc 2,51. (10) Lc 3,2. (11) Lc 5,5. (12) Lc 7,1. (13) Lc 9,45. (14) Lc 18,34. (15) Lc 20,26. (16) Lc 22,61. (17) Lc 24,8. (18) Lc 24,11.
rèma (woord, uitspraak) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
nom + acc onz enk rèma | 292 | 272 | 20 | 3 | 2 : | 8 | 2 | 5 | 13 | 13 | 4 | 1 |
- Hebreeuws mann enk stat constr דְבַר = dëbhar (woord) van het zelfst naamw דָבָר = dâbhâr (woord, daad) Zie het werkw דָבַר = dâbhar (spreken) Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8
7 - 8 παν ρημα = elk woord Tenakh (4): (1) Mt 12,36. (2) Mt 18,16. (3) Lc 1,37. (4) 2 Kor 13,1. Lucas citeert in Lc 1,37. het vers Gn 18,14. Noch in de Hebreeuwse tekst noch in de LXX wordt "woord" nader bepaald door "elk" Lucas voegt het dus toe
Lc 1,38. - Lc 1,38: 3 Aankondiging van de geboorte van Jezus: Lc 1,26-38. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,26 . - Lc 1,27. - Lc 1,28. - Lc 1,29. - Lc 1,30. - Lc 1,31. - Lc 1,32. - Lc 1,33. - Lc 1,34. - Lc 1,35. - Lc 1,36. - Lc 1,37. - Lc 1,38. -- Lc 1. -- Lc 1,1-4. - Lc 1,5-25. - Lc 1,39-56. - Lc 1,57-80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [38] And Mary said, Behold the handmaid of the Lord; be
it unto me according to thy word And the angel departed from her
Luther-Bibel 38 Maria aber sprach: Siehe, ich bin des Herrn Magd; mir geschehe,
wie du gesagt hast Und der Engel schied von ihr Marias Besuch bei Elisabeth
Tekstuitleg van Lc 1,38. Het vers Lc 1,38. telt 19 woorden en 76 (2² X 19) letters De getalwaarde van Lc 1,38. is 6030 (2 X 3² X 5 X 67)
Lc 1,381
act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon
(ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,382
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,381
- 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,383
mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
4 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou
(zie). Taalgebruik in Lc: idou
(zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,44. (6) Lc
1,48.
Lc 1,385
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,387 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen
8 Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
9 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.
Lc 1,3810
kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT: kata
(tegen, volgens). Taalgebruik in Lc: kata
(tegen, volgens).
Lc (28 + 6 + 9 = 43) Lc (3): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,38.
10 - 12
- Hebreeuws כִּדְבַר = kidëbhar (volgens het woord) < prefix kë + zelfst naamw דָּובָר = dâbhâr (woord) Zie: דָבַר = dâbhar (spreken)
Taalgebruik in Tenakh: dâbhar
(spreken). Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (44) Pentateuch (6): (1) Gn 44,2. (2) Ex 8,9. (3) Ex 8,27. (4) Ex 12,35. (5) Ex 32,28. (6) Lv 10,7.
13 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,3814
kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Taalgebruik in Lc: kai
(en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et
Fr: et N: en E: and D und
Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc
1,2. - 3 / 4) 2 Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,37) 4 Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,3815
ind aor 3de pers enk apèlthen (hij ging weg) van het werkw aperchomai
(weggaan) Taalgebruik in het NT: aperchomai
(weggaan). Taalgebruik in Lc: aperchomai
(weggaan).
Lc (6): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,38. (3) Lc
5,13. (4) Lc
5,25. (5) Lc
8,39. (6) Lc
24,12.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. Zacharia gaat de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,38. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
16 apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo
(af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo
(af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,48. (3) Lc
1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,38. (3) Lc
1,70.
Lc 1,3817
pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,56. (7) Lc
1,58.
Lc 1,3818
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,3819 nom mann enk αγγελος = aggelos (engel) Taalgebruik in het NT: aggelos (engel). Taalgebruik in de LXX: aggelos (engel). Taalgebruik in Lc: aggelos (engel). Bijbel (155) OT (108) NT (47) Gn (10): (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8. (3) Gn 16,9. (4) Gn 16,10. (5) Gn 16,11. (6) Gn 21,17. (7) Gn 22,11. (8) Gn 22,15. (9) Gn 31,11. (10) Gn 48,16. Ex (5): (1) Ex 3,2. (2) Ex 4,24. (3) Ex 14,19. (4) Ex 23,23. (5) Ex 32,34. Lc (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. (10) Lc 22,43. Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350), in het NT (175), in Lc (25), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,28. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,34. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. In Lc 2 (5): (1) Lc 2,9. (2) Lc 2,10. (3) Lc 2,13. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,21. In Lc: 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) In 2 verzen in de verschijningsverhalen Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen, waarvan 6 verzen in de gen mv
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom enk aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk aggelos | 10 | (1) Lc 1,11. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,38. | (8) Lc 2,9. (9) Lc 2,10. | (10) Lc 22,43. | |||||||
2 | gen enk aggelou | 1 | (1) Lc 2,21. | |||||||||
3 | dat enk aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13. | |||||||||
4 | acc enk aggelon | 3 | (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. | (3) Lc 7,27. | ||||||||
5 | nom + voc mv aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||
6 | gen mv aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24. | (2) Lc 9,26. | (3) Lc 12,8. (4) Lc 12,9. | (5) Lc 15,15. | (6) Lc 16,22. | (7) Lc 24,23. | ||||
7 | dat mann mv aggelois | 1 | (1) Lc 4,10. | |||||||||
8 | acc mv aggelous | 1 | (1) Lc 9,52. | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
(7) Lc
1,38: kai apèlthen ap'autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg
4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56.
39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας ἡ Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου ἡ Ἐλισάβετ, 42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος ὁ καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ ἡ μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο ἡ φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 45 καὶ μακαρία ἡ πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ κυρίου. 46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει ἡ ψυχή μου τὸν κύριον, 47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα ὁ δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, 50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα. 56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς.
39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα, 40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας ἡ Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου ἡ Ἐλισάβετ, 42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος ὁ καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ ἡ μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ; 44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο ἡ φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 45 καὶ μακαρία ἡ πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ κυρίου. 46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει ἡ ψυχή μου τὸν κύριον, 47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου, 48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί: 49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα ὁ δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, 50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν. 51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν: 52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς, 53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς. 54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, 55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα. 56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς.
39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς εἰς πόλιν Ἰούδα,
Ἀναστᾶσα (= anastasa: opgestaan; wkw act part aor nom vr enk van het wkw αν-ι-στη-μι = an-i-stè-mi: op-staan; stam: sta-) δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη (= eporeuthè: zij begaf zich op weg; wkw med ind aor 3de pers vr enk van het wkw πορευομαι = poreuomai: zich op weg begeven, op weg gaan)εἰς τὴν ὀρεινὴν (= oreinèn: gebergte; zn acc vr enk van het bv nw oreinos: bergachtig) μετὰ σπουδῆς (= spoudès: met spoed / haast van het zn spoudè) εἰς πόλιν Ἰούδα,
Maar Maria opgestaan, ging in die dagen op weg naar het gebergte, met spoed naar een stad van Juda.
40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ.
καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου καὶ ἠσπάσατο (= èspasato: zij begroette; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw aspadzomai: verwelkomen, begroeten) τὴν Ἐλισάβετ.
En zij ging binnen in het huis van Zacharia en zij begroette Elisabet.
41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας ἡ Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου ἡ Ἐλισάβετ,
καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν τὸν ἀσπασμὸν (= aspasmon: groet; zn acc mann enk van het zn asposmos) τῆς Μαρίας ἡ Ἐλισάβετ, ἐσκίρτησεν (= eskirtèsen: het sprong op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw skirtaô: huppelen, opspringen, dansen) τὸ βρέφος (= brefos: ongeboren vrucht, jong kind; zn nom + acc onz enk) ἐν τῇ κοιλίᾳ (= koilia: in de moederschoot; zn dat vr enk van het zn koilia: buikholte, moederschoot) αὐτῆς, καὶ ἐπλήσθη (= eplèsthè: zij werd vervuld; wkw pass ind aor 3de pers vr enk van het wkw pimplèmi: vullen) πνεύματος ἁγίου ἡ Ἐλισάβετ.
In Gn 25,22. stoten de twee kinderen (Esau en Jakob) in de schoot van Rebekka tegen elkaar aan: Esau, de oudste, en Jakob, de jongste. In Lc 1,41. springt het kind Johannes op in de moederschoot van Elisabeth bij de groet van Maria, die Jezus aanwezig stelt. Omwille van Jezus in de moederschoot van Maria springt het kind Johnanes op in de schoot van zijn moeder. Gn 25,22: skirtôn de ta paidia en autèi (sprongen de kinderen op in haar) en Lc 1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès (sprong het kind op in haar schoot). In deze beide verhalen gaat het telkens om twee kinderen: Esau en Jakob, Johannes en Jezus.
Vervuld van heilige geest: (1) Johannes de Doper: Lc 1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal hij vervuld worden).
(2) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet = Elisabeth werd vervuld van heilige geest).
(3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest).
En het gebeurde: zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot en Elisabet werd vervuld van heilige Geest.
42 καὶ ἀνεφώνησεν κραυγῇ μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος ὁ καρπὸς (= karpos: vrucht; zn nom mann enk) τῆς κοιλίας σου.
καὶ ἀνεφώνησεν (= anefônèsen: zij riep uit; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw anafôneô: luid uitspreken, uitroepen) κραυγῇ (= kraugè: stem; zn dat vr enk van het znw kraugè: schreeuw, stem) μεγάλῃ καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη (= eulogèmenè: de gezegende; wkw pass part nom vr enk van het wkw ευλογεω = eulogeô: goed spreken, zegenen, loven, prijzen) σὺ ἐν γυναιξίν, καὶ εὐλογημένος ὁ καρπὸς τῆς κοιλίας σου.
En zij riep met luide stem en zei: de gezegende onder de vrouwen en de gezegende, de vrucht van uw schoot.
43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο ἵνα ἔλθῃ ἡ μήτηρ τοῦ κυρίου μου πρὸς ἐμέ;
En vanwaar dit aan mij opdat de moeder van mijn heer tot mij komt.
44 ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο ἡ φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου.
ἰδοὺ γὰρ ὡς ἐγένετο ἡ φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν (eskirtèsen: het sprong op; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw skirtaô: huppelen, springen, dansen) ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος (= brefos: ongeboren vrucht, jong kind; zn nom onz enk) ἐν τῇ κοιλίᾳ μου.
Want zie, zodra de klank van uw groet in mijn oren kwam, sprong
45 καὶ μακαρία ἡ πιστεύσασα ὅτι ἔσται τελείωσις (= teleiôsis: voltooiing, het in vervulling gaan; zn nom vr enk) τοῖς λελαλημένοις (= elalèmenois aan wat werd gezegd; wkw pass part perf dat onz mv van het wkw laleô: lallen, spreken, praten) αὐτῇ παρὰ κυρίου.
en zalig zij die gelooft dat er voltooiïng zal zijn aan wat aan haar vanwege de heer gezegd werd.
Het magnificat volgens de Vulgaat:
Lc 1,46 et ait Maria magnificat anima mea Dominum 47 et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo 48 quia respexit humilitatem ancillae suae ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes 49 quia fecit mihi magna qui potens est et sanctum nomen eius 50 et misericordia eius in progenies et progenies timentibus eum 51 fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui 52 deposuit potentes de sede et exaltavit humiles 53 esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes 54 suscepit Israhel puerum suum memorari misericordiae 55 sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula
46 Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει ἡ ψυχή μου τὸν κύριον,
Vulg.: et ait Maria magnificat anima mea Dominum
Καὶ εἶπεν Μαριάμ, Μεγαλύνει (= megalunei: hij maakt groot; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen) ἡ ψυχή μου τὸν κύριον,
Bij het lied van Maria, het magnificat, wordt vaak verwezen naar het lied van Hanna, de moeder van Samuël (1S 2,1-10). 1 S 2,1a: ?ste?e??? ? ?a?d?a µ?? ?? ????? (= Mijn hart juicht om de Heer).
1 S 26,24: µe?a????e?? ? ???? µ?? ἐνώπιον κυρίου
(megaluntheiè hè psuchè mou enôpion kuriou: mijn leven werd hooggeacht bij God. Vulg.: magnificetur anima mea in oculis Domini: mijn leven werd hooggeacht in de ogen van de Heer). David is aan het woord in het verhaal waarin verteld wordt dat David het leven van Saül spaart.
- In het wkw μεγαλυνω = megalunô
zit het Griekse bv nw μεγας (= megas: groot); Lat;: grandus; Fr;: grand. Hebr.: gâdal. In het Nederlands zeggen we soms: magnifiek: prachtig gemaakt, heerlijk; vandaar ook verheerlijken, meer heerlijk maken
Het 1ste vers van dit loflied (Lc 1,46. Magnificat) komt het sterkst overeen met Ps 35,9a: LXX: ἡ δὲ ψυχή μου ἀγαλλιάσεται ἐπὶ τῷ Κυρίῳ,(= hè de psuchè mou agalliasetai epi tô(i) kuriô(i): mijn ziel echter zal juichen op de Heer. Het is wel zo dat het wkw agalliaomai pas in het tweede deel van Lc 1,47 wordt gebruikt.
En Maria zei: Mijn ziel maakt groot de Heer,
47 καὶ ἠγαλλίασεν τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου,
Vulg.: 47 et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo
καὶ ἠγαλλίασεν (= ègalliasen: hij jubelde; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: jubelen) τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί μου,
Hab 3,18: ἐγὼ δὲ ἐν τῷ κυρίῳ ἀγαλλιάσομαι, χαρήσομαι ἐπὶ τῷ θεῷ τῷ σωτῆρί (= Maar Ik, ik verheug mij in de Heer; ik jubel vanwege de God, die mij redt. Dit is het voorlaatste vers van de profeet Habakuk waarin hij de overwinning bezingt (Hab 3,1-19).
- επι τῳ θεῳ τῳ σωτηρι μου (= epi tô theô tô sôtèri mou: op God,mijn redder). Bijbel (3): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18. (3) Lc 1,47.
- בֵּאלֹהֵי יִשְׁעִי (= be´lohe(j)jisj`î (in de god van mijn redder) Tenakh (2): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18.
En mijn geest jubelde om God, mijn redder.
48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν με πᾶσαι αἱ γενεαί:
Quia respexit humilitatem ancillæ suæ: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes,
ὅτι ἐπέβλεψεν (= epeblepsen: hij keek op, hij keek neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επιβλεπω = epiblepô: kijken op, neerzien) ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν (= tapeinôsin: nederigheid; zn acc vr enk van het zn ταπεινωσις = tapeinôsis: vernedering, nederigheid) τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσίν (= makariousin: zij prijzen; wkw act fut 3de pers mv van het wkw μακαριζω = makarizô: gelukkig noemen, prijzen, achten) με πᾶσαι αἱ γενεαί (= geneai: afstamming, geslacht, generatie; zn vr mv van het zn γενεα = genea):
De LXX vertalingen die het meest Lc
1,48. benaderen, zijn:
-- 1 S 1,11: εαν επιβλεπων επιβλεψῃς επι την ταπεινωσιν της δουλης σου (= ean epiblepôn epiblepès epi tèn tapeinôsin tès doulès sou: indien je opkijkt op de vernedering van jouw dienares). Het gebed van de kinderloze Hanna.
-- 1 S 9,16:
ὁτι επεβλεψα επι την ταπεινωσιν του λαου μου (= hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou: want ik keek op naar de vernedering van mijn volk). Bij de zalving van Saul door Samuël.
In Dt 26,7. zien we een combinatie van 'zien' en 'vernedering': wajjarë´ ´èth `ânëjenû (en Hij zag onze vernedering / nederigheid). In de LXX is dit vertaald in: kai eiden tèn tapeinôsin hèmôn (en Hij zag de vernedering van ons). DeVulgaat vertaalde: et respexit humilitatem nostram. De Vulgaat van Lc 1,48. is: et respexit humilitatem. Dt 26,7. verwijst naar Ex 3,7., tijdens de roeping van Mozes bij het brandend braambos waarin God zegt: râ´îthî ´èth `ânî `ammî (ik zie de ellende van mijn volk). Dt 26,7. maakt deel uit van het gebed dat het aanbieden van de eerstelingen begeleidt. Wat met Maria gebeurt, luidt een proces van bevrijding in. Er wordt een verband gelegd met de bevrijding uit Egypte en de bevrijding die in de persoon van Jezus, zoon van Maria, aankomt. Het taalgebruik verwijst naar het verhaal van Hannah (1 S 1,11). Zoals Rachel geliefd is door Jakob, maar onvruchtbaar is, zo is Hannah geliefd door Elkana, maar is zij onvruchtbaar. Haar gebed verwijst evenwel naar Lea, die minder geliefd was door Jakob, maar wel vruchtbaar was (Gn 32,32: kî râ´âh JHWH bë`ânijî = want JHWH zag naar mijn vernedering). Haar vernedering weerklinkt in de vernederingen van het volk Israël. De vernedering van Israël weerklinkt in de vernedering van Hannah. Via Hannah verwijst Lc 1,48. naar Lea en haar eerstgeborene Ruben.
En hij zag neer op de nederigheid van zijn dienstmaagd; want zie, vanaf nu zullen alle geslachten mij zalig prijzen.
49 ὅτι ἐποίησέν μοι μεγάλα ὁ δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ,
Vulg.:
49 quia fecit mihi magna qui potens est et sanctum nomen eius
ὅτι ἐποίησέν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken) μοι μεγάλα (= megala: grote dingen; zn onz mv van het bv nw μεγας = megas: groot) ὁ δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ,
- die grote dingen deed
-- Lc 1,49: hoti epoièsen moi megala (omdat hij grote dingen aan mij deed)
-- Dt 10,21: hostis epoièsen en soi ta megala (die de grote dingen onder jou deed). Hebr ´äsjèr `âshâh ´iththëkhâ ´èth haggëdoloth.
Lc 1,49: en heilig is zijn naam (wëqadôsj sjëmô). Hebr tekst: het eerste woord eindigt met een sjin en het tweede woord begint ermee. Zie = sjem qâdësjô (de naam van zijn heiligheid): Tenakh (2): (1) Ps 103,1. (2) Ps 145,21.
Omdat de machtige grote dingen aan mij deed, en heilig is zijn naam.
50 καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν.
Vulg.: 50 et misericordia eius in progenies et progenies timentibus eum
καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς καὶ γενεὰς τοῖς φοβουμένοις αὐτόν.
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc 1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht. En in Lc 1,54: om barmhartigheid te gedenken. Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want de Heer vergrootte zijn barmhartigheid. En in het Benedictus, in Lc 1,72: om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken. En in Lc 1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God. Barmhartigheid kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in de loop der geschiedenis. De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te zijn, ligt in de lijn van wat God doet. Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is. Wees barmhartig is ook een smeekbede in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm u over ons).
en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie hem vrezen.
51 Ἐποίησεν κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν:
Vulg.: 51 fecit potentiam in brachio suo dispersit superbos mente cordis sui
Ἐποίησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken) κράτος (= kratos: kracht; zn nom + acc onz enk) ἐν βραχίονι (= brachioni: 'met zijn' arm; zn dat vr enk van het zn βραχίων = brachiôn: arm) αὐτοῦ, διεσκόρπισεν (= dieskorpisen: hij verkwistte, verstrooide; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διασκορπιζω = diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten) ὑπερηφάνους (= huperèfanous: hoogmoedigen, trotsen; bv nw / zn acc mann mv van het bv nw / zn ὑπερηφάνος = huperèfanos: hoogmoedig, trots, voortreffelijk, verheven) διανοίᾳ (= dianoia: dekwijze, overweging, verstand; zn dat vr enk van het zn διάνοια) καρδίας αὐτῶν:
- εποιησεν κρατος (= epoièsen kratos: hij oefende kracht uit). Bijbel (1): Lc 1,51.
- εν βραχιονι αυτου (= en brachioni autou: met zijn arm). LXX (2): (1) Dt 26,8. (2) Sir 38,30. NT (1): Lc 1,51.
Met uitgestrekte arm volgt meestal op "met krachtige hand". Deze beide uitdrukkingen staan in de context van de uittocht uit Egypte, uit het slavenhuis. Al is de historiciteit van de uittocht uit Egypte een groot vraagteken, het neemt niet weg dat het verhaal over die uittocht een groot verlangen naar bevrijding uit de slavernij en de roep op vrijheid uitdrukt. Al heeft de geschiedenis van Israël weinig vredevolle periodes gekend, toch bleef dat verlangen levendig. Het lijkt alsof bevrijding bekomen en vrijheid beleven iets bovenmenselijks is en aan een trancendent wezen (God) moet toegeschreven worden. Met een enorme innerlijke kracht (die een mens in zichzelf kan ontdekken) is een mens in staat vrijheid te veroveren op al wat hem slaaf maakt, terneerdrukt. Het magnificat drukt het uit: een enorme kracht bewerkte bevrijding en vrijheid.
Hij maakte kracht in zijn arm; hij verstrooide hoogmoedigen wat de gesteldheid van hun hart betreft.
52 καθεῖλεν δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσεν ταπεινούς,
Vulg.: 52 deposuit potentes de sede et exaltavit humiles
καθεῖλεν (= katheilen: hij haalde neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw καθαιρεω = kathaireô: naar beneden nemen, afnemen, neerhalen) δυνάστας (= dunastas: machthebbers; zn acc mann mv van het zn δυνάστης = dunastès: machthebber) ἀπὸ θρόνων (= thronôn: van de tronen; zn gen mann mv van het zn θρονος = thronos: troon) καὶ ὕψωσεν (= hupsôsen: hij verhief; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ὑψοω = hupsoô: verhogen, verheffen) ταπεινούς (= tapeinous: kleinen; zn acc mann mv van het bv nw ταπεινος = tapeinos: laag, klein, deemoedig),
Hij haalde de 'gewelddaders' neer van tronen en hij verhief deemoedigen.
53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλεν κενούς.
Vulg.: 53 esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes
- πεινῶντας = peinôntas: de hongerigen; wkw act part praes acc mann mv van het wkw πειναω = peinaô: hongeren, honger hebben) ἐνέπλησεν = eneplèsen: hij vervulde, overlaadde; wkw act aor 3de pers enk van het wkw εμπιμπλημι = empimplèmi: invullen, vervullen) ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας (= ploutountas : rijk zijnde; wkw act part praes acc mann mv van het wkw πλουτεω = plouteô: rijk zijn) ἐξαπέστειλεν (= eksapesteilen: hij zond weg; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ἐξαποστέλλω = eksapostellô: wegzenden) κενούς (= kenoius: ledig; bv nw acc mann mv van het bv nw κενός = kenos:ledig)
- hij vervulde (overlaadde) de hongerigen met goede dingen
- Lc 1,53: peinôntas eneplèsen agathôn (hongerigen verzadigde hij met goede dingen)
- Ps 107,9: kai psuchèn peinôsan eneplèsen agathôn (en een hongerig leven verzadigde hij met goede dingen)
Hij overlaadde hongerigen met goederen (levensmiddelen) en rijken stuurde hij ledig weg.
54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους,
Vulg.: 54 suscepit Israhel puerum suum memorari misericordiae
ἀντελάβετο (= antelabeto: hij verwierf; wkw med ind aor 3de pers enk van het wkw αντιλαμβανω = antilambanô: (in ruil voor iets krijgen, verwerven) Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι (= mnèsthènai: om te gedenken; wkw pass aor van het wkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai: zich herinneren, gedenken) ἐλέους,
- ισραηλ παιδος αυτου = israèl paidos autou: Israël, zijn dienaar). NT (1): Lc 1,54.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל עַבְדוֹ = jisraël `abhëdô: Israël, zijn dienaar. Tenakh (2): (1) 1 Kr 16,13. (2) Ps 136,22.
- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om te gedenken): Gn 9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed. De regenboog dient als herinnering aan dit verbond.
Hij verwierf Israël, zijn kind, om barmhartigheid te gedenken.
55 καθὼς ἐλάλησεν πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα.
Vulg.: 55 sicut locutus est ad patres nostros Abraham et semini eius in saecula
καθὼς ἐλάλησεν (= elalèsen: hij sprak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten) πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα.
In Gn 21,1. is het woord van JHWH tot Sara gericht (aankondiging van Isaäk). In de context van Lucas is de besnijdenis uitgesloten. Rest nog de tekst ivm de oproep om te vertrekken. Zo kan het begin en het einde van het Magnificat geïnspireerd zijn op de begingeschiedenis van Abram in Gn 12,1-4.
Zoals hij heeft gesproken tot onze vaderen, tot Abraham en zijn geslacht tot in eeuwigheid.
56 Ἔμεινεν δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς.
Vulg.:
Ἔμεινεν (= emeinen: zij bleef; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw menô: blijven) δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡς μῆνας (= mènas: maanden; zn acc vr mv van het zn μῆν = mèn: maand) τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν (= hupestrepsen: hij keerde terug; wkw act ind aor 3de pers vr enk van het wkw ὑποστρεφω = hupostrefô: omkeren, terugkeren) εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς.
En zij verbleef ongeveer drie maanden bij haar en zij keerde naar haar huis terug.
-- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. -
Lc 1,39. - Lc 1,39: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [39] And Mary arose in those days, and went into the hill
country with haste, into a city of Juda;
Luther-Bibel 39 Maria aber machte sich auf in diesen Tagen und ging eilends
in das Gebirge zu einer Stadt in Juda
Tekstuitleg van Lc 1,39. Dit vers Lc 1,39. telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 81 (3 X 3 X 3 X 3) letters. De getalswaarde van Lc 1,39. is 8888 (2 X 2 X 2 X3 X 7 X 41).
Lc 1,391 act part aor nom vr enk anastasa: opgestaan van het wkw anistèmi: opstaan) Taalgebruik in het NT: anistèmi (opstaan). Taalgebruik in Lc: anistèmi (opstaan). Lc (2): (1) Lc 1,39. (2) Lc 4,39. Een vorm van anistèmi (opstaan) in Lc in 29 verzen In Lc 1,36. verwijst de engel naar Elisabet en de ouderdom van Johannes: zes maanden Elisabet is de draagster van Johannes Zoals de engel verwijst naar Elisabet, zo verwijzen de engelen de herders naar het kind De spoed van beiden is een gelijkenis en het aantreffen van het kind (brefos) is daarenboven een gelijkenis
Lc 1,392
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,393 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam (Maria). Taalgebruik in Lc: mariam (Maria). Lc (13): (1) Lc 1,27. (2) Lc 1,30. (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,46. (7) Lc 1,56. (8) Lc 2,5. (9) Lc 2,16. (10) Lc 2,19. (11) Lc 2,34. (12) Lc 10,39. (13) Lc 10,42.
Lc 1,394
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,395 bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80.
Lc 1,396 dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Hebr jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in Lc (82), in Lc 1 in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc 1,20. (8) Lc 1,23. (9) Lc 1,24. (10) Lc 1,59. (11) Lc 1,80. In Lc: 6 vormen van hèmera (dag) in 22 / 24 hoofdstukken en in 78 verzen In Hnd: 6 vormen van hèmera (dag) in 25 / 28 hoofdstukken en in 91 verzen
Lc 1,394 - 6 en tais hèmerais (in de dagen) Lc (11 / 18): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 2,1. (6) Lc 4,2. (7) Lc 4,25. (8) Lc 6,12. (9) Lc 17,26. (10) Lc 17,28. (11) Lc 24,18. In Lc 1,39wordt verwezen naar Lc 1,36., waar de engel verwijst naar de zes maanden zwangerschap van Elisabet
Lc 1,397 aanwijz voornaamw dat vr mv tautais van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (4): (1) Lc 1,39. (2) Lc 6,12. (3) Lc 23,7. (4) Lc 24,18.
Lc 1,394 - 7 en tais hèmerais tautais (in deze dagen) Lc (3): (1) Lc 1,39. (2) Lc 6,12. (3) Lc 24,18. In bredere contekst (1) Lc 1,39: anastasa de mariam en tais hèmerais tautais eporeuthè eis tèn oreinèn (Maria echter opgestaan in deze dagen begaf zich op weg naar het gebergte) (2) Lc 6,12: egeneto de en tais hèmerais tautais exèlthen eis to horos (het gebeurde echter in deze dagen Hij ging uit naar de berg) Hebr bajjâmim hâ´ellèh (in deze dagen): Zach 8,9 en Zach 8,15
Lc 1,398
ind aor 3de p enk eporeuthè (hij / zij begaf zich op weg) van het
werkw poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in het NT: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) Taalgebruik in Lc: poreuomai. (zich op weg begeven, op weg gaan) por-euomai p of ph = f -> v + r
Zelfstandig naamwoord poros: weg door een water heen, wad, voorde, veer, doorwaadbare plaats Lat por-tus: haven Mnd voort, ofries forda, oeng
ford Het woord behoort tot de groep van varen Lc (5): (1) Lc
1,39. (2) Lc
4,42. (3) Lc
7,11. (4) Lc
19,12. (5) Lc
22,39. Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc
(48), in Lc 1 (2): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,39.
In Lc 1,39. wordt de heenreis van Maria (eporeuthè = zij begaf zich op weg) gegeven, in Lc
1,56. de terugreis (hupestrepsen = zij keerde terug)
Lc 1,399
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,398 - 9 eporeuthè eis (hij / zij begaf zich op weg naar) Lc (3): (1) Lc 1,39. (2) Lc 4,42. (3) Lc 19,12.
Lc 1,3910
bep lidw acc vr enk tèn van het bepaald lidw ho - hè - to
(de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc
1,4. (2) Lc
1,39. (3) Lc
1,40. (4) Lc
1,48.
Lc 1,3911 acc vr enk oreinèn (gebergte) van het bijvoegl naamw oreinos (bergachtig) Taalgebruik in het NT: oreinos (bergachtig). Taalgebruik in Lc: oreinos (bergachtig). Lc (1) Lc 1,39. Een vorm van oreinos (bergachtig) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,65.
Lc 1,3912
meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
Lc 1,3913 gen vr enk spoudès van het zelfst naamw spoudè (spoed, haast) Taalgebruik in het NT: spoudè (spoed, haast). Taalgebruik in Lc: spoudè (spoed, haast). Lc (1) Lc 1,39. Dit is de enigste vorm in Lc Zoals Maria begeven ook de herders zich met spoed naar het kind (Lc 2,16)
Lc 1,3914
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,3915
acc vr enk polin van het zelfst naamw polis (stad) Taalgebruik in het
NT: polis
(stad). Taalgebruik in Lc: polis
(stad).
Lc (17): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,39. (3) Lc
2,3. (4) Lc
2,4. (5) Lc
2,39. (6) Lc
4,31. (7) Lc
7,11. (8) Lc
8,1. (9) Lc
8,4. (10) Lc
8,34. (11) Lc
8,39. (12) Lc
9,10. (13) Lc
10,1. (14) Lc
10,8. (15) Lc
10,10. (16) Lc
19,41. (17) Lc
22,10. Een vorm van polis (stad) in Lc in 38 verzen
Lc 1,3914 - 15 eis polin (naar een stad) Lc (7): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,39. (4) Lc 2,4. (5) Lc 2,39. (7) Lc 7,11. (10) Lc 8,34. (17) Lc 22,10.
Lc 1,3916
iouda (Juda) Taalgebruik in het NT: iouda
(Juda). Taalgebruik in Lc: iouda
(Juda).
Lc (4): (1) Lc
1,39. (2) Lc
3,30. (3) Lc
3,33. (4) Lc
22,48.
Lc 1,40. - Lc 1,40: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [40] And entered into the house of Zacharias, and saluted
Elisabeth
Luther-Bibel 40 und kam in das Haus des Zacharias und begrüßte Elisabeth
Tekstuitleg van Lc 1,40. Het vers Lc 1,40. telt 7 woorden en 28 (2 X 2 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,40. is 4194 (2 X 3 X 3 X 233)
Lc 1,401 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,402
ind aor 3de pers enk eisèlthen (hij ging binnen) van het werkw eiserchomai
(binnengaan) Taalgebruik in het NT: eiserchomai
(binnengaan). Taalgebruik in Lc: eiserchomai
(binnengaan). Lc (12): In twaalf verzen bij Lc: (1) Lc
1,40. (2) Lc
4,16. (3) Lc
4,38. (4) Lc
6,4. (5) Lc
7,1. (6) Lc
8,30. (7) Lc
9,46. (8) Lc
10,38. (9) Lc
17,27. (10) Lc
19,7. (11) Lc
22,3. (12) Lc
24,29.
Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 47 verzen, in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,40. In Lc: 16 vormen in 17 hoofdstukken en in 47 verzen Zacharia gaat
de tempel binnen (Lc
1,9) De engel gaat bij Maria binnen (Lc
1,28) In Lc
1,40. gaat Maria binnen in het huis van Zacharia Zo worden de personages
Zacharia en Elisabeth van het eerste verhaal en Maria van het tweede verhaal
met elkaar verbonden
Aan binnengaan beantwoordt buitengaan, weggaan of terugkeren In Lc
1,22. (exelthôn de = 'maar' buitengegaan) gaat Zacharia naar buiten
In Lc
1,28. (kai apèlthen ap' autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg) gaat de engel van haar weg In Lc
1,56. (kai hupestrepsen eis ton oikon autès = en zij ging naar haar
huis terug) gaat Maria naar huis terug
Lc 1,401 - 2 kai eisèlthen (en hij ging binnen) Lc (3): (1) Lc 1,40. (2) Lc 4,16. (3) Lc 24,29. eisèlthen de ('maar' hij ging binnen) (1) Lc 9,46. (2) Lc 22,3.
Lc 1,403
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,402 - 3 eisèlthen eis (hij / zij ging binnen in) (7 / 12): (1) Lc 1,40. (2) Lc 4,38. (3) Lc 6,4. (4 ) Lc 7,1. (5) Lc 8,30. (6) Lc 10,38. (7) Lc 17,27.
Lc 1,404;
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,405
acc mann enk oikon van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik in het
NT: oikos
(huis). Taalgebruik in Lc: oikos
(huis).
Lc (19): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,33. (epi ton oikon = over het huis) (3) Lc
1,40. (4) Lc
1,56. (5) Lc
5,24. (6) Lc
5,25. (7) Lc
6,4. (8) Lc
7,10. (9) Lc
7,36. (10) Lc
8,39. (11) Lc
8,41. (12) Lc
9,61. (13) Lc
11,17. (14) Lc
11,24. (15) Lc
12,39. (16) Lc
14,1. (17) Lc
15,6. (18) Lc
16,27. (19) Lc
18,14. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen
Lc 1,403 - 5 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.
Lc 1,402 - 5 eisèlthen eis ton oikon (hij / zij ging binnen in het huis) Lc (2): (1) Lc 1,40. (2) Lc 6,4.
Lc 1,406 gen mann enk zachariou van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (3): (1) Lc 1,40. (2) Lc 3,2. (3) Lc 11,51. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,67. (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.
Lc 1,407 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,408 ind aor 3de pers enk èspasato (hij begroette) van het werkw aspazomai (verwelkomen, begroeten) Taalgebruik in het NT: aspazomai (verwelkomen, begroeten). Taalgebruik in Lc: aspazomai (verwelkomen, begroeten). Lc (1) Lc 1,40. Een vorm van aspazomai (verwelkomen, begroeten) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,40. (2) Lc 10,4. De twee vrouwen, Maria en Elisabeth, ontmoeten elkaar Bij deze groet gebeurt er iets Dat wordt verteld in het volgende vers
Lc 1,409 bep lidw acc vr enk tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.
Lc 1,4010 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,41. - Lc 1,41: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [41] And it came to pass, that, when Elisabeth heard the
salutation of Mary, the babe leaped in her womb; and Elisabeth was filled with
the Holy Ghost:
Luther-Bibel 41 Und es begab sich, als Elisabeth den Gruß Marias hörte, hüpfte
das Kind in ihrem Leibe Und Elisabeth wurde vom Heiligen Geist erfüllt
Tekstuitleg van Lc 1,41. Het vers Lc 1,41. telt 23 woorden en 115 (5 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,41. is 10795 (5 X 17 X 127)
- Lc 1,40: kai èspasato tèn elisabeth (en zij groette Elisabeth)
- Lc 1,41: hôs èkousen ton aspasmon tès marias hè elisabeth
(zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde)
Lc 1,411 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,412 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
Lc 1,413
hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs
(zoals). Taalgebruik in Lc: hôs
(zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,44. (4) Lc
1,56.
Lc 1,412 - 3 egeneto hôs (het gebeurde toen) Lc (4): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,41. (3) Lc 2,15. (4) Lc 19,29.
Lc 1,414
act ind aor 3de p enk èkousen (hij / zij hoorde) van het werkw
akouô (horen) Taalgebruik in het NT: akouô
(horen). Taalgebruik in Lc: akouô
(horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie
Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren,
aanhoren) -> écouter
Lc (3): (1) Lc
1,41. (2) Lc
9,7. (3) Lc
15,25. Een vorm van akouô (horen) Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3):
(1) Lc
1,41. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66. Dit qluit aan bij de begroeting van Maria aan Elisabeth in het vorige
vers Lc
1,40.
Lc 1,415
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,416 acc mann enk aspasmon (groet, welkom) van het zelfst naamw aspasmos (groet, welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos (groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos (groet, welkom). Lc (1) Lc 1,41. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,29. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,44. (4) Lc 11,43. (5) Lc 20,46. Het zelfst naamw aspasmos (groet) verwijst naar het werkw èspasato (zij begroette) in het vorige vers Lc 1,40.
Lc 1,417
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,418
gen vr enk marias (Maria) van het zelfst naamw mariam (Maria) Taalgebruik
in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (1) Lc
1,42. nom vr enk: Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42. Subjectgenitief In Lc
1,40. begroette Maria Elisabeth
Lc 1,419
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,4110 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) Bij de begroeting was Elisabeth lijdend voorwerp Hier is Elisabeth onderwerp
Lc 1,4111
act ind aor 3de pers enk eskirtèsen (het sprong op) van het werkw
skirtaô (huppelen, springen, dansen) Taalgebruik in het NT: skirtaô
(huppelen, springen, dansen). Taalgebruik in Lc: skirtaô
(huppelen, springen, dansen). Lc (2): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. Een vorm van skirtaô (huppelen, springen, dansen), in de LXX
(7), in Lc (NT) in 3 verzen: (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
6,23. Wellicht verwijst dit terug naar Lc
1,15., waar de engel aan Zacharia aankondigt dat het kind Johannes nog in
de moederschoot vervuld zal worden van heilige geest
In Gn 25,22. stoten de twee kinderen (Esau en Jakob) in de schoot van Rebekka tegen elkaar
aan: Esau, de oudste, en Jakob, de jongste In Lc
1,41. springt het kind Johannes op in de moederschoot van Elisabeth bij de
groet van Maria, die Jezus aanwezig stelt Omwille van Jezus in de moederschoot
van Maria springt het kind Johnanes op in de schoot van zijn moeder Gn
25,22: skirtôn de ta paidia en autèi (sprongen de kinderen
op in haar) en Lc
1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès
(sprong het kind op in haar schoot) In deze beide verhalen gaat het telkens
om twee kinderen: Esau en Jakob, Johannes en Jezus
Lc 1,4112
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,4113 nom + acc onz enk βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) Taalgebruik in het NT: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in de LXX: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in Lc: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Lc (4): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
2,12. (4) Lc
2,16. Een vorm van βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) in in de LXX (5), in het NT (8), Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
2,12. (4) Lc
2,16. (5) Lc
18,15.
- act qal part praes mann יוֹנֵק = jôneq (de zuigende, zuigeling) van het werkw יָנַק = jânaq (zuigen, genieten) Taalgebruik in Tenakh: jânaq (zuigen, genieten). Getalwaarde: jod = 10, nun = 14 of 50, qoph = 19 of 100 ; totaal: 43 OF 160 (2² X 2³ X 5) De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Dt 32,25. (2) 1 S 15,3. (3) 1 S 22,19. (4) Js 11,8. (5) Hl 8,1. (6) Kl 4,4. Modern Hebreeuws: תִינוֹק = tînôq (zuigeling, baby) Aramees: יְנַק = jënaq (zuigen)
- Lat infans Fr enfant, bébé E babe D Kind Ned kind, zuigeling Arabisch: رَضِعَ = radi`a (zuigen) Taalgebruik in de Qoran: radi`a (zuigen). رَضِيع = radî` (zuigeling)
Lc 1,4114
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,4115
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,4116 nom + dat vr enk koilia(i) van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in Lc: koilia (buikholte, moederschoot). Lc (4): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21. (4) Lc 11,27. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29.
Lc 1,4117 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.
Lc 1,4114 - 16 en tè(i) koilia(i) (in de moederschoot) Lc (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21.
Lc 1,4111
- 17 springen in de moederschoot
- Gn 25,22: eskirtôn de ta paidia en autè(i) (de kinderen echter sprongen
op in haar)
- Lc 1,41: eskirtèsen to brefos en tè(i) koilia(i) autès (het kind
sprong op in haar schoot)
Lc 1,4118 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,4119 pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij werd vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi (vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi (vullen). Lc (3): (1) Lc 1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld van heilige geest) (2) Lc 1,57. (3) Lc 1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,23. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,57. (5) Lc 1,67. (6) Lc 2,6. (7) Lc 2,21. (8) Lc 2,22. (9) Lc 4,28. (10) Lc 5,7. (11) Lc 5,26. (12) Lc 6,11. (13) Lc 21,22.
Lc 1,4120
gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest)
Taalgebruik in het NT: pneuma
(geest). Taalgebruik in Mc: pneuma
(geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (6): zie hieronder Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in
Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,35. (4) Lc
1,41. (5) Lc
1,47. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,80. pneumatos (- vol - geest) In zes verzen bij Lucas voor ; in vier
verzen in combinatie met vervullen / vol:
(1) Johannes de Doper: Lc
1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal
hij vervuld worden)
(2) Lc
1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet
= Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc
1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld
van heilige geest)
(4) Lc
2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc
4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc
1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord
hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden
Bij Maria kwam de geest over haar bij de ontvangenis van Jezus (Lc
1,35), bij Elisabeth bij het bezoek van Maria (Lc
1,41)
De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig)
spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Lc 1,47-55 Elisabeth
en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun kind Zacharia
doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht voor de bijdrage
van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren
Lc 1,4121
gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik
in het NT: hagios
(heilig). Taalgebruik in Mc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Lc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios
(heilig).
Lc (5): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,67. (4) Lc
2,26. (5) Lc
4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,25. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,49. (5) Lc
1,67. (6) Lc
1,70. (7) Lc
1,72. (8) Lc
2,23. (9) Lc
2,25. (10) Lc
2,26. (11) Lc
3,16. (12) Lc
3,22. (13) Lc
4,1. (14) Lc
4,34. (15) Lc
9,26. (16) Lc
10,21. (17) Lc
11,13. (18) Lc
12,10. (19) Lc
12,12.
Lc 1,4122 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.
Lc 1,4123 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,42. - Lc 1,42: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [42] And she spake out with a loud voice, and said, Blessed
art thou among women, and blessed is the fruit of thy womb
Luther-Bibel 42 und rief laut und sprach: Gepriesen bist du unter den Frauen,
und gepriesen ist die Frucht deines Leibes!
Tekstuitleg van Lc 1,42. Het vers Lc 1,42. telt 17 woorden en 87 (3 X 29) letters De getalwaarde van Lc 1,42. is 8076 (2² X 3 X 673) Elisabeth spreekt woorden van lof uit omdat zij vervuld werd van heilige geest De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig) spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Elisabeth en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun kind Zacharia doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht voor de bijdrage van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren
Lc 1,421 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,422
act ind aor 3de pers enk anefônèsen (zij riep uit) van het
werkw anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) Taalgebruik in het
NT: anafôneô
(luid uitspreken, uitroepen). Taalgebruik in Lc: anafôneô
(luid uitspreken, uitroepen). Lc (1): Lc
1,42. Deze vorm van anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) komt
enkel hier in de bijbel voor In Lc
1,44. verwijst fônè (stem) naar Lc
1,42. met het werkw ana-fôneô (luid uitspreken, uitroepen)
Een vorm van anafôneô (luid uitspreken, uitroepen) in OT in 5
verzen: (1) 1
Kr 15,28. (2) 1
Kr 16,4. (3) 1
Kr 16,5. (4) 1
Kr 16,42. (5) 2
Kr 6,13. In deze 5 verzen gaat het telkens om het overbrengen van de ark
van het verbond
Lc 1,423 dat vr enk kraugè(i) van het zelfst naamw kraugè (schreeuw, stem) Taalgebruik in het NT: kraugè (schreeuw, stem). Taalgebruik in Lc: kraugè (schreeuw, stem). Lc (1) Lc 1,43. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,424 nom + dat vr enk megalè(i) (groot) van het bijvoegl naamw megas (groot) Taalgebruik in het NT: megas (groot). Taalgebruik in Lc: megas (groot). Lc (6) (nom: 1 / 6 ; dat 5 / 6): (1) Lc 1,42. (2) Lc 4,33. (3) Lc 8,28. (4) Lc 19,37. (5) Lc 21,23. (nom;) (6) Lc 23,46. Een vorm van megas (groot) in Lc in 25 verzen, Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,49.
Lc 1,425 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,426 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,425
- 6 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc 1,427
pass part praes nom vr enk ευλογημενη = eulogèmenè van het werkw
eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Bijbel (7): (1) 1 S 25,33. (2) Ez 3,12. (3) Rt 3,10. (4) Jdt 14,7. (5) Jdt 15,10. (6) Mc 11,10. (7) Lc
1,42. Een
vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen, zegenen) in de LXX (516), in het NT (42), in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,42. (3) Lc
1,64. (4) Lc
2,28. (5) Lc
2,34. (6) Lc
6,28. (7) Lc
9,16. (8) Lc
13,35. (9) Lc
19,38. (10) Lc
24,30. (11) Lc
24,50. (12) Lc
24,51. (13) Lc
24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen In Hnd: 2 vormen van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in 2 verzen in 1
/ 28 hoofdstukken In Lc: 5 verzen in de kindsheidsverhalen, 4 verzen in
de verschijningsverhalen, in de verhalen van de vlakterede en de broodvermenigvuldiging, in een citaat (Ps
118,26) in Lc
13,35. dat ook bij de intrede van Jezus in Jeruzalem wordt aangehaald
- pass qal part praes vr enk בְרוּכָה = bërûkhâh (gezegend) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200,
kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (1): Rt 3,10.
- De eerste zegening in het Lucasevangelie wordt uitgesproken door Elisabeth aan Maria en haar ongeboren kind Wat Zacharia niet kon, kon Elisabeth, zijn vrouw, wel
Lc 1,428 nom enk su (jij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (25): (1) Lc 1,42. (2) Lc 1,76. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,7. (5) Lc 4,41. (6) Lc 7,19. (7) Lc 7,20. (8) Lc 9,60. (9) Lc 10,15. (10) Lc 10,37. (11) Lc 15,31. (12) Lc 16,7. (13) Lc 16,25. (14) Lc 17,8. (15) Lc 19,19. (16) Lc 19,42. (17) Lc 22,32. (18) Lc 22,58. (19) Lc 22,67. (20) Lc 22,70. (21) Lc 23,3. (22) Lc 23,37. (23) Lc 23,39. (24) Lc 23,40. (25) Lc 24,18.
Lc 1,429 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en (in). Taalgebruik in Lc: en (in). Hebr bë Fr en / dans Ned in Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,6. (4) Lc 1,7. (5) Lc 1,8. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,18. (8) Lc 1,21. (9) Lc 1,22. (10) Lc 1,25. (11) Lc 1,26. (12) Lc 1,31. (13) Lc 1,36. (14) Lc 1,39. (15) Lc 1,41. (16) Lc 1,42. (17) Lc 1,44. (18) Lc 1,51. (19) Lc 1,59. (20) Lc 1,65. (21) Lc 1,66. (22) Lc 1,75. (23) Lc 1,78. (24) Lc 1,79. (25) Lc 1,80.
Lc 1,4210 dat vr mv gunaixin van het zelfst naamw gunè (vrouw) Taalgebruik in het NT: gunè (vrouw). Taalgebruik in Lc: gunè (vrouw). Hebr ´isjsjâh Lat uxor Fr femme (> Lat femina) Ned vrouw D Frau Lc (1) Lc 1,42. Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 38 verzen, in Lc 1 in 6 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,42.
Lc 1,4211 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,4212 pass part praes nom mann enk eulogèmenos van het werkw eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Hebr bârakh Lc (3): (1) Lc 1,42. (2) Lc 13,35. (3) Lc 19,38. Een vorm van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 hoofdstukken en in 13 verzen
Lc 1,4213
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,4214 nom mann enk karpos (vrucht) Taalgebruik in het NT: karpos (vrucht). Taalgebruik in Lc: karpos (vrucht). Hebr përî, mv pêrôth Lat frui - fructus Fr fruit Ned vrucht, fruit Lc (1) Lc 1,42. Een vorm van karpos (vrucht) in Lc in 11 verzen: (1) Lc 1,42. (2) Lc 3,8. (3) Lc 3,9. (4) Lc 6,43. (5) Lc 6,44. (6) Lc 8,8. (7) Lc 12,17. (8) Lc 13,6. (9) Lc 13,7. (10) Lc 13,9. (11) Lc 20,10.
Lc 1,4215
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,4216 gen vr enk koilias van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot) Taalgebruik in het NT: koilia (buikholte, moederschoot). Taalgebruik in de Septuaginta: koilia (buikholte, moederschoot). bètèn (buik, schoot) Taalgebruik in Tenakh: bètèn (buik, schoot). Lat uterus Fr sein E womb D Leib Lc (2): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,42. Bijbel (58) LXX (51) NT (7) Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,41. (3) Lc 1,42. (4) Lc 1,44. (5) Lc 2,21. (6) Lc 11,27. (7) Lc 15,16. (8) Lc 23,29. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot), in de LXX (108), in het NT (23)
Lc 1,4217 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,43 - . Lc 1,43: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [43] And whence is this to me, that the mother of my Lord
should come to me?
Luther-Bibel 43 Und wie geschieht mir das, dass die Mutter meines Herrn zu
mir kommt?
Tekstuitleg van Lc 1,43. Het vers Lc 1,43. telt 13 woorden en 48 (2² X 2² X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,43. is 4867 (31 X 157)
Lc 1,431 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,433 dat mann enk 1ste pers enk moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.
Lc 1,434 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37) Lc 1 (4): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.
Lc 1,435 hina (opdat) Taalgebruik in het NT: hina (opdat). Taalgebruik in Lc: hina (opdat). Lc (46) Lc 1 (2): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,43.
Lc 1,437
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,439
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,4310 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen
Lc 1,4312
pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Mc: pros
(naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros
(naar, bij).
Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
Lc 1,4313 acc enk persoonl voornaamw 2de pers enk eme (mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (7): (1) Lc 1,43. (2) Lc 4,18. (3) Lc 9,48. (4) Lc 10,16. (5) Lc 22,53. (6) Lc 23,28. (7) Lc 24,39.
Lc 1,44. - Lc 1,44: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [44] For, lo, as soon as the voice of thy salutation sounded
in mine ears, the babe leaped in my womb for joy
Luther-Bibel 44 Denn siehe, als ich die Stimme deines Grußes hörte, hüpfte
das Kind vor Freude in meinem Leibe
Tekstuitleg van Lc 1,44. Het vers Lc 1,44. telt 22 (2 X 11) woorden en 91 letters De getalwaarde van Lc 1,44. is 11476 (2² X 19 X 151)
Lc 1,441
idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou
(zie). Taalgebruik in Lc: idou
(zie).
Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,44. (6) Lc
1,48.
Lc 1,442
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,441 - 2 idou gar (want zie) Lc (5): (1) Lc 1,44. (2) Lc 1,48. (3) Lc 2,10. (4) Lc 6,23. (5) Lc 17,21.
Lc 1,443
hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs
(zoals). Taalgebruik in Lc: hôs
(zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,44. (4) Lc
1,56.
Lc 1,444 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
Lc 1,445
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,446 nom + dat vr enk fônè(i) (stem, roep) Taalgebruik in het NT: fônè (stem, roep). Taalgebruik in Mc: fônè (stem, roep). Taalgebruik in Lc: fônè (stem, roep). Hebr p´ (mond) Verwant met Gr fô-nè (Lat vo-x = stem, vo-care = roepen), fè-mi = spreken Lat for - fari Verwant met de indogerm stam bha Ook verwantschap tussen Hebr pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen Lat facies E face Ned aangezicht, aanschijn Lc (7): (1) Lc 1,44. (2) Lc 3,4. (3) Lc 4,33. (4) Lc 8,28. (5) Lc 9,35. (6) Lc 19,37. (7) Lc 23,46. Een vorm van fônè (stem, roep) in Lc in 13 verzen: (1) Lc 1,44. (2) Lc 3,4. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,33. (5) Lc 8,28. (6) Lc 9,35. (7) Lc 9,36. (8) Lc 11,27. (9) Lc 17,13. (10) Lc 17,15. (11) Lc 19,37. (12) Lc 23,23. (13) Lc 23,46.
Lc 1,447
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,448
gen mann enk aspasmou (groet, welkom) van het zelfst naamw aspasmos (groet,
welkom) Taalgebruik in het NT: aspasmos
(groet, welkom). Taalgebruik in Lc: aspasmos
(groet, welkom).
Lc (1) Lc
1,44. Een vorm van aspasmos (groet, welkom) in Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,29. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,44. (4) Lc
11,43. (5) Lc
20,46.
Lc 1,449 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,4410
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
Lc 1,4414
act ind aor 3de pers enk eskirtèsen (het sprong op) van het werkw
skirtaô (huppelen, springen, dansen) Taalgebruik in het NT: skirtaô
(huppelen, springen, dansen). Taalgebruik in Lc: skirtaô
(huppelen, springen, dansen).
Lc (2): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. Een vorm van skirtaô (huppelen, springen, dansen) in Lc in
3 verzen: (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
6,23.
Lc 1,4415
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,4417
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,4418 nom + acc onz enk βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) Taalgebruik in het NT: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in de LXX: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Taalgebruik in Lc: brefos
(ongeboren vrucht, jong kind). Lc (4): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
2,12. (4) Lc
2,16. Een vorm van βρεφος = brefos (ongeboren vrucht, jong kind) in in de LXX (5), in het NT (8), Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
2,12. (4) Lc
2,16. (5) Lc
18,15.
- act qal part praes mann יוֹנֵק = jôneq (de zuigende, zuigeling) van het werkw יָנַק = jânaq (zuigen, genieten) Taalgebruik in Tenakh: jânaq (zuigen, genieten). Getalwaarde: jod = 10, nun = 14 of 50, qoph = 19 of 100 ; totaal: 43 OF 160 (2² X 2³ X 5) De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Dt 32,25. (2) 1 S 15,3. (3) 1 S 22,19. (4) Js 11,8. (5) Hl 8,1. (6) Kl 4,4. Modern Hebreeuws: תִינוֹק = tînôq (zuigeling, baby) Aramees: יְנַק = jënaq (zuigen)
- Lat infans Fr enfant, bébé E babe D Kind Ned kind, zuigeling Arabisch: رَضِعَ = radi`a (zuigen) Taalgebruik in de Qoran: radi`a (zuigen). رَضِيع = radî` (zuigeling)
Lc 1,4419
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,4420
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,4421
nom + dat vr enk koilia(i) van het zelfst naamw koilia (buikholte, moederschoot)
Taalgebruik in het NT: koilia
(buikholte, moederschoot). Taalgebruik in Lc: koilia
(buikholte, moederschoot).
Lc (4): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,44. (3) Lc
2,21. (4) Lc
11,27. Een vorm van koilia (buikholte, moederschoot) in Lc in 8 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,44. (5) Lc
2,21. (6) Lc
11,27. (7) Lc
15,16. (8) Lc
23,29.
Lc 1,4419 - 21 en tè(i) koilia(i) (in de moederschoot) Lc (3): (1) Lc 1,41. (2) Lc 1,44. (3) Lc 2,21.
Lc 1,45. - Lc 1,45: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [45] And blessed is she that believed: for there shall be
a performance of those things which were told her from the Lord
Luther-Bibel 45 Und selig bist du, die du geglaubt hast! Denn es wird vollendet
werden, was dir gesagt ist von dem Herrn Marias Lobgesang
Tekstuitleg van Lc 1,45. Het vers Lc 1,45. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 69 (3 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,45. is 7025 (5 X 5 X 281)
Lc 1,451 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,452
nom + dat vr enk, nom + acc onz mv makaria(i) van het bijvoegl naamw
makarios (zalig, gelukkig) Taalgebruik in het NT: makarios
(zalig, gelukkig). Taalgebruik in Lc: makarios
(zalig, gelukkig). Taalgebruik in Hnd: makarios
(zalig, gelukkig). Taalgebruik in de Septuaginta: makarios
(zalig, gelukkig). Hebr ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig)
Taalgebruik in Tenakh: ´äsjëre(j)
(gelukkig, zalig). Lat beatus Fr (bien)heureux E blessed D wohl
Lc (2): (1) Lc
1,45. (2) Lc
11,27. Een vorm van makarios (zalig, gelukkig) in Lc in 14 verzen: (1)
Lc 1,45. (2) Lc
6,20. (3) Lc
6,21. (4) Lc
6,22. (5) Lc
7,23. (6) Lc
10,23. (7) Lc
11,27. (8) Lc
11,28. (9) Lc
12,37. (10) Lc
12,38. (11) Lc
12,43. (12) Lc
14,14. (13) Lc
14,15. (14) Lc
23,29.
Lc 1,453
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,454
act part aor nom vr enk pisteusasa (die geloofde) van het werkw pisteuô
(geloven, vertrouwen) Taalgebruik in het NT: pisteuô
(geloven, vertrouwen). Taalgebruik in Lc: pisteuô
(geloven, vertrouwen).
Lc (1) Lc
1,45. Een vorm van (geloven, vertrouwen) in Lc in 9 verzen: (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,45. (3) Lc
8,12. (4) Lc
8,13. (5) Lc
8,50. (6) Lc
16,11. (7) Lc
20,5. (8) Lc
22,67. (9) Lc
24,25. In Lc 1 worden Zacharia en Maria tegenover elkaar geplaatst als
de niet-gelovige en de gelovige
Lc 1,455 ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
hoti ( dat, omdat ) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
4396 | 3213 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
- Hebreeuws כִּי = kî (want,
omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî
(want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn
Lc 1,456
act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn)
Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,33. (5) Lc
1,34. (6) Lc
1,45. (7) Lc
1,66.
Lc 1,457 nom vr enk teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan) Taalgebruik in het NT: teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan). Taalgebruik in Lc: teleiôsis (voltooiing, het in vervulling gaan). Lc (1) Lc 1,45. Dit is de enigste vorm in het NT In de evangelies is het het enigste vers
Lc 1,458 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.
lidw mv | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn | ev | |
dat m + onz mv tois | 2715 | 2179 | 536 | 96 | 47 | 65 | 36 | 82 | 193 | 17 | 208 | 244 |
- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,459
pass part perf dat mann + onz mv lelalèmenois van het werkw laleô
(lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô
(lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô
(lallen, spreken, praten).
Lc (1): Lc
1,45. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen
In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc
1,19. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,45. (5) Lc
1,55. (6) Lc
1,64. (7) Lc
1,70.
Lc 1,4510 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,4511 παρα = para Afkorting παρ' = par' (langs, vanwege)
Taalgebruik in het NT: para
(langs). Taalgebruik in de LXX: para
(langs). Taalgebruik in Lc: para
(langs).
Lc (20 + 8 = 28) παρα = para in Lc (20): (1) Lc
1,30. (2) Lc
1,37. (3) Lc
1,45. (4) Lc
2,1. (5) Lc
2,52. (6) Lc
3,13. (7) Lc
5,1. (8) Lc
5,2. (9) Lc
7,38. (10) Lc
8,5. (11) Lc
8,12. (12) Lc
8,35. (13) Lc
8,41. (14) Lc
8,49. (15) Lc
13,2. (16) Lc
13,4. (17) Lc
17,16. (18) Lc
18,27. (19) Lc
18,35. (20) Lc
19,7. παρ' = par' (8): (1) Lc
6,19. (2) Lc
6,34. (3) Lc
9,47. (4) Lc
10,7. (5) Lc
11,16. (6) Lc
11,37. (7) Lc
12,48. (8) Lc
18,14.
para | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
para | 677 | 553 | 124 | 13 | 11 | 20 | 21 | 18 | 40 | 1 | 44 | 65 | ||
par' | 238 | 178 | 60 | 4 | 4 | 8 | 10 | 10 | 22 | 2 | 16 | 26 | 21 | 1 |
totaal | 915 | 731 | 184 | 17 | 15 | 28 | 31 | 28 | 62 | 3 | 60 | 91 |
Lc 1,4512
gen mann enk kuriou (van de heer)
Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc
1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen
HERTALING VAN HET MAGNIFICAT (Lc 1,46-55)
Een lied welt op uit mijn hart
De levensbron zingt in mij
Wat vandaag met mij gebeurt
mag ik goddelijk noemen
Opnieuw is er tederheid,
geen mens blijft ongevoelig
Klein en groot vinden elkaar
Hoog en laag smeden banden;
Arm en rijk delen alles
Niemand lijdt honger noch dorst
Wat mensen vroeger droomden
mogen wij nu ervaren
- Hultgren, Stephen (2009) 4Q521 and Luke’s Magnificat and Benedictus In: Echoes from the Caves: Qumran and the New Testament Brill, Leiden, pp 119-132, ISBN 9789004176966
Lc 1,46. - Lc 1,46: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [46] And Mary said, My soul doth magnify the Lord,
Luther-Bibel 46 Und Maria sprach: Meine Seele erhebt den Herrn,
Hebr a wajjo´mèr mirëjâm (en Miriam zei) b thigëdal naphësjî ´èth JHWH (mijn ziel maakt groot JHWH)
Tekstuitleg van Lc 1,46. Het vers Lc 1,46 telt 9 (3²) woorden en 39 (3 X 13) letters. De getalswaarde van Lc 1,46 is 4163 (23 X 181). In sommige tekstuitgaven begint het loflied van Maria pas in Lc 1,47: 47 = (2 X 22) + 3. Volgens het Hebreeuwse alfabet komen we in de 3de reeks terecht en wel bij de 3de letter, de ghimel. Het valt op dat de 2 gebruikte werkwoorden (in de Hebr vertaling) in Lc 1,47 met een ghimel beginnen: גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien) en גיל / גול (= gîl / gûl: zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen, galmen, weergalmen).
"Mijn ziel maakt groot de Heer". Mijn ziel is een omschrijving voor ik. Maar er is wel een reden voor die omschrijving. Het lied welt als het ware op uit het innerlijke ik en de woorden vloeien vanuit dat innerlijke. Het 1ste vers van dit loflied (Lc 1,46. Magnificat) komt het sterkst overeen met Ps 35,9a: wënaphësjî thâgîl baJHWH (en mijn geest zal juichen in JHWH) LXX: hè de psuchè mou agalliasetai epi tô(i) kuriô(i): mijn ziel echter zal juichen op de Heer Het is wel zo dat het werkw agalliaomai pas in het tweede vers gebruikt wordt
Vergelijk Lc
1,46b: thigëdal naphësjî ´èth JHWH (mijn ziel maakt groot JHWH)
- Lc
1,47: Hebr wëthâgel rûchî be´lohe(j) jisj`î (en mijn geest verheugt zich in de god van mijn redder
MET:
1
S 2,1c `âlats libbî bJHWH (mijn hart juicht door JHWH).
1
S 2,1d râmâh qarënî bJHWH (mijn hoorn verheft zich door JHWH)
Lc 1,46.1 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr waw (verbindingshaak) Lat et Fr et N en E and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Lc 1,46.2 act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in de Septuaginta: legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les Lat legere Fr leçon E to say Fr dire D sprechen (spreken) Hebr ´âmar (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925) Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
ind aor 3de p enk eipen | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
Lc
1,461 - 2 και ειπεν = kai eipen (en hij zei) NT (140) Lc () Lc 1 (4): (1) Lc
1,18. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,46. Lc 2 (4): (1) Lc 2,10. (2) Lc 2,28. (3) Lc 2,34. (4) Lc 2,49.
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) in NT (78) Lc (52) Lc 1 (3): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,34. (3) Lc
1,38. Lc 2 (0)
- Hebreeuws וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act imperf 3de pers mann enk van het werkw אמר = ´-m-r (zeggen) Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Getalwaarde: aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) Structuur: 1 - 4 - 2 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh
(1879) Pentateuch (594) Eerdere Profeten (868) Latere Profeten (120)
12 Kleine Profeten (56) Geschriften (241)
Lc
1,463 mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria). Hebr mirëjâm (Miriam) Taalgebruik in Tenakh: mirëjâm (Miriam). Tenakh (14) Volkse etymologie: mârâh (bitter) en jâm (zee) ; bitter is de zee
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
mariam | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
41 | 13 | 28 | 4 | 13 | 10 | 1 | 17 | 27 |
Lc 1,461 - 3 kai eipen mariam (en Maria zei) Tenakh (1): Lc 1,46. eipen de mariam (Maria echter zei) Tenakh (2): (3) Lc 1,34. (4) Lc 1,38. Hebr wajjo´mèr mirëjâm (en Miriam zei)
Lc
1,46.4 μεγαλυνει (= megalunei: hij maakt groot; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen). Taalgebruik in het NT: megalunô
(groot maken, verheffen). Taalgebruik in Lc: megalunô
(groot maken, verheffen). Tenakh (2): (1) Lc
1,46. (2) Sir 43,31. Een vorm van μεγαλυνω (= megalunô: groot maken, verheffen) in Lc in 2 verzen: Lc 1,46. (2) Lc
1,58; in de Septuaginta
(92), in het NT (8): (1) Mt 23,5. (2) Lc
1,46. (3) Lc
1,58. (4) Hnd 5,13. (5) Hnd 10,46.(6) Hnd 19,1. (7) 2
Kor 10,15. (8) Fil 1,20. In de LXX kan μεγαλυνω = megalunô de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse wkw zijn.
- Hebreeuws moet een vrouwelijke vorm 3de pers enk zijn bij het vrouwelijke נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn ziel) van het wkw גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien).
-- תִגְדַּל (= thigëdal: en zij maakt groot; wkw act qal imperf 3de pers vr enk van het wkw גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). Tenakh (2): (1) 1 S 26,24. (2) Zach
12,7.
- Hebr: גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh: gâdal
(groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth
= 4, lamed = 12 of 30; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek
19. Structuur: 3 - 4 - 3. De som van de elementen is telkens 1. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we eveneens in de derde letter van het alfabet, de gimmel: gimmel
= 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30; totale waarde: 28 (2² X 7) of
73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide
woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als
zeshoek.
- גָּדְלָה (= gâdëlâh: zij maakt groot; wkw act ind perf / qal 3de pers vr enk van het wkw גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). 1 S 26,24. gdlh Tenakh (25).
- Ned: groot. Heb: gdl. Metathesis l/r en d/t. Medeklinkers: g - r/l - d/t.
-
Door iets goeds van de ander te zeggen, door hem op prijs te stellen, gaat de ander meer rechtop staan, groeien, groter worden. De ander prijzen houdt in dat de grootheid en de waarde van de ander wordt erkend, gewaardeerd.
Lc 1,46.5 bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i) of partikel van vergelijking è (of) Bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,36. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,43. (11) Lc 1,44. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,60. (15) Lc 1,64.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom m enk ho | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
2 | nom vr enk hè | 4860 | 3762 | 1098 | 151 | 76 | 143 | 117 | 83 | 443 | 85 | 370 | 487 |
Lc
1,46.6 ψυχη (= psuchè: adem, geest, leven; zn nom vr enk). Taalgebruik in het NT: psuchè
(adem, geest, leven). Lc (5): (1) Lc
1,47. (2) Lc
10,27. (3) Lc 12,19. (4) Lc 12,22. (5) Lc 12,23. Een vorm van ψυχη = psuchè in de LXX (976), in het NT (101), in Lc (13): (1) Lc
1,47. (2) Lc 2,35. (3) Lc 6,9. (4) Lc 9,24. (5) Lc
9,56. (6) Lc
10,27. (7) Lc 12,19. (8) Lc 12,20. (9) Lc 12,22. (10) Lc 12,23. (11) Lc 14,26 . (12) Lc
17,33. (13) Lc 21,19.
--
Lc
1,46. ἡ ψυχη μου (= hè psuchè mou: mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift).
LXX (89). NT (6): (1) Mt
12,18. (2) Mt
26,38. (3) Mc
14,34. (4) Lc
1,46. (5) Joh
12,27. (6) Heb 10,38. Hebr: נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn geest; < zn enk נֶפֶשׁ = nèphèsj: ziel, adem, leven, levensgeest, gevoel, begeerte + suffix bezitt vnw 1ste pers enk). Tenakh (173).
-- και ἡ ψυχη μου (= kai hè psuchè mou: en mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (5): (1) Tob 13,9.
-- ἡ δὲ ψυχή μου (= hè de psuchè mou: mijn levensgeest, mijn levensdrift echter). Bijbel (1): Ps
35,9.
psuchè (adem, geest, leven) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | nom + dat vr enk psuchè(i) | 368 | 293 | 22 | 4 | 1 | 5 | 1 | 4 | 6 | 1 | 10 | 11 | 5 | 1 |
- Hebreeuws נֶפֶשׁ = nèphèsj
(geest) Taalgebruik in Tenakh: nèphèsj
(geest). Getalwaarde: nun = 14 of 50, phe = 17 of 80, sjin = 21 of 300
; totaal: 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43) Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17) 4 + 3 = 7 ; 3 + 4 = 7 ; 43 + 34 =
77
43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen) Structuur: 5 - 8 - 3 Tenakh (131) Pentateuch (62) Eerdere Profeten (18) Latere Profeten (17) 12 Kleine
Profeten (2) Geschriften (32)
- Arabisch: nafs (ziel) Taalgebruik in de Koran: nafs (ziel).
Lc 1,467 gen enk mou (van mij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Lc (77) Lc 1 (6): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,25. (4) Lc 1,43. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,47.
pers vnw 1ste pers enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
2 | gen enk mou | 3356 | 2897 | 459 | 67 | 34 | 77 | 82 |
Lc
1,46.5 - 7
-
ἡ ψυχη μου (= hè psuchè mou: mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift).
LXX (89). NT (6): (1) Mt
12,18. (2) Mt
26,38. (3) Mc
14,34. (4) Lc
1,46. (5) Joh
12,27. (6) Heb 10,38.
- και ἡ ψυχη μου (= kai hè psuchè mou: en mijn ziel, mijn levensgeest, mijn levensdrift). LXX (5): (1) Tob 13,9.
- ἡ δὲ ψυχή μου (= hè de psuchè mou: mijn levensgeest, mijn levensdrift echter). Bijbel (1): Ps
35,9.
- Hebreeuws נַפְשִׁי (= naphësjî: mijn geest; < zn + suffix bezitt vnw 1ste pers enk van het zn נֶפֶשׁ = nèphèsj: (geest). Taalgebruik in Tenakh: nèphèsj
(geest). Getalswaarde: nun = 14 of 50, phe = 17 of 80, sjin = 21 of 300; totaal: 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43). Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17); 4 + 3 = 7; 3 + 4 = 7; 43 + 34 =
77;
43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen). Structuur: 5 - 8 - 3. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (170). Pentateuch (11). Eerdere Profeten (20). Latere Profeten (18). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (116).
4. - 7. Μεγαλυνει η ψυχη μου (= megalunei hè psuchè mou: mijn ziel maakt groot). Lc
1,46.
-
תִּגְדַּ֤ל נַפְשִׁי֙ (= thigëdal naphësjî: mijn levensadem maakt groot). Tenakh (1): 1 S 26,24. David spaart voor de tweede maal het leven van Saul.
Lc 1,468 bep lidw acc mann enk ton van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,33. (9) Lc 1,34. (10) Lc 1,40. (11) Lc 1,41. (12) Lc 1,47. (13) Lc 1,55. (14) Lc 1,56. (15) Lc 1,64. (16) Lc 1,73. (17) Lc 1,80.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
8 | acc mann enk ton | 6202 | 4880 | 1322 | 167 | 124 | 191 | 197 | 244 | 338 | 61 | 482 | 679 |
Lc 1,469 acc mann enk κυριον = kurion van het zelfst κυριος = naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in de LXX: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Lc (10): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. (3) Lc 4,8. (4) Lc 4,12. (5) Lc 7,19. (6) Lc 10,27. (7) Lc 12,36. (8) Lc 19,8. (9) Lc 20,37. (10) Lc 20,44. Een vorm van kurios (heer) in de Septuaginta (8591), in het NT (718), in Lc (99), in Lc 1 (17): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,16. (6) Lc 1,17. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,28. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,43. (12) Lc 1,45. (13) Lc 1,47. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,66. (16) Lc 1,68. (17) Lc 1,76.
kurios (heer) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | Paul | Ap br | |
5 | acc mann enk kurion | 673 | 605 | 68 | 6 | 2 | 10 | 6 | 12 | 32 | 18 | 24 | 27 | 5 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | |||
kurios (heer) enk | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk kurios | 30 | 5 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 5 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 2 | 3 | 1 | 1 | ||||
2 | voc enk kurie | 26 | 2 | 1 | 1 | 3 | 3 | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 | 5 | 3 | |||||||
3 | gen enk kuriou | 26 | 9 | 5 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||
4 | dat enk kuriô(i) | 7 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||
5 | acc enk kurion | 10 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | |||||||||||||
totaal | 99 | 17 | 9 | 1 | 4 | 3 | 2 | 2 | 4 | 8 | 2 | 8 | 5 | 3 | 4 | 3 | 2 | 8 | 7 | 5 | 2 |
Lc
1,46.4 - 9. Het 1ste vers van dit loflied komt het sterkst overeen met Ps 35,9a: וְנַפְשִׁי, תָּגִיל בַּיהוָה (= wënaphësjî thâgîl baJHWH: en mijn geest zal juichen in JHWH). LXX Ps 34, 9: ἡ δὲ ψυχή μου ἀγαλλιάσεται ἐπὶ τῷ Κυρίῳ (= hè de psuchè mou agalliasetai epi tô kuriô: mijn ziel echter zal juichen op de Heer). Het is wel zo dat het wkw agalliaomai pas in het tweede vers gebruikt wordt.
- In de beschouwingen moge de zin יהוה אֶת נַפְשִׁי בָּרֲכִי = bâräkhî naphësjî
JHWH: zegen, mijn ziel, JHWH). Tenakh: (1) Ps
103,1. (2) Ps
103,2. (3) Ps
103,22. (4) Ps
104,1. (5) Ps
104,35 bekeken worden Er is echter het wkw zegenen in plaats van grootmaken en 'mijn ziel' is vocatief in plaats van onderwerp.
Lc 1,47. - Lc 1,47: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - |
||||||||||||||||
|
King James Bible [47] And my spirit hath rejoiced in God my Saviour
Luther-Bibel 47 und mein Geist freut sich Gottes, meines Heilandes;
Lc 1,47: Hebr wëthâgel rûchî be´lohe(j) jisj`î en mijn geest verheugt zich in de god van mijn redder.
Tekstuitleg van Lc 1,47. Het vers Lc 1,46. telt 11 woorden en 46 (2 X 23) letters. De getalswaarde van Lc 1,46. is 6892 (2 X 2 X 1723). Dit is het geval wanneer het loflied niet pas vanaf Lc 1,47. begint. In het aankondigingsverhaal aan Maria waren er allusies op Hagar, de slavin van Sara.
Lc 1,47.1 και (= kai: en; nevensch vw). Taalgebruik: kai
(en) in NT. Taalgebruik in Lc: kai
(en). Lc (822 / 1151). Lc 1 (+: 56 /
80; -: 24 / 80). 1. Lc
1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4). 2. Lc
1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ). 3. Lc
1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13). 4. Lc
1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc
1,39. (2) Lc
1,44. (3) Lc
1,48. (4) Lc
1,51. (5) Lc
1,52. (6) Lc
1,53. (7) Lc
1,54). 5. Lc
1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24).
- Hebr: waw (verbindingshaak). L: et.
Fr: et. N: en. E: and. D: und.
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Lc 1,47. 2 ηγαλλιασεν (= ègalliasen: hij jubelde; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: jubelen). Taalgebruik in het NT: agalliaô
(jubelen).. Bijbel = Lc (1): Lc
1,47. Een vorm van αγαλλιαω (= agalliaô: jubelen) in de LXX (74), in het NT (11): (1) Mt
5,12. (2) Lc
1,47. (3) Lc
10,21. (4) Joh
5,35. (5) Joh
8,56. (6) Hnd 2,26. (7) Hnd 10,34. (8) 1
Pe 1,6. (9) 1
Pe 1,8. (10) 1
Pe 4,13. (11) Apk 19,7. In de LXX is een vorm van het wkw αγαλλιαω (= agalliaô) de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden.
- deponent werkw ind aor 3de pers enk ηγαλλιασατο = ègalliasato (hij jubelde) van het werkw αγαλλιαω = agalliaô
(jubelen) Taalgebruik in het NT: agalliaô
(jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô
(jubelen). Bijbel (5): (1) Ps 16,9. (2) Lc
10,21. (3) Joh
8,56. (4) Hnd 2,26. (5) Hnd 16,34. In de LXX is een vorm van het werkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden
- αγαλλιασομαι (= agalliasomai: ik zal jubelen; deponent wkw ind fut 1ste pers enk van het wkw αγαλλιαω = agalliaô: (jubelen). Taalgebruik in het NT: agalliaô
(jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô
(jubelen). . Bijbel (11): (1) Js
65,19.. (2) Hab 3,18. (3) Ps 9,3.. (4) Ps 9,15.. (5) Ps 31,8.. (6) Ps 59,17.. (7) Ps 60,8. (8) Ps 63,8. (9) Ps 75,10.. (10) Ps 92,5.. (11) Ps 119,162. . In de LXX is een vorm van het wkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden.
- deponent werkw ind fut 3de pers enk αγαλλιασεται = aggaliasetai (hij zal jubelen) van het werkw αγαλλιαω = agalliaô
(jubelen) Taalgebruik in het NT: agalliaô
(jubelen). Taalgebruik in de LXX: agalliaô
(jubelen). Bijbel (9): (1) Js 35,2. (2) Ps 13,6. (3) Ps 19,6. (4) Ps 21,2. (5) Ps 35,9. (6) Ps 51,16. (7) Ps 53,7. (8) Tob 13,9. (9) Sir 30,3. In de LXX is een vorm van het werkw αγαλλιαω = agalliaô de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse werkwoorden
In Ps 9,3. lezen we de Hebr werkwoordvorm act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk wë´è`èlëtsâh + bâkh (en dat ik juiche in jou) van het werkw `âlats (juichen), in de LXX vertaald door agalliasomai en soi (ik zal juichen in jou)
- De werkwoordvorm act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = gîl / gûl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen)
Taalgebruik in Tenakh: gjl
/ gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen). Tenakh (3): (1) Hab 3,18. (2) Ps 9,15. (3) Ps 31,8. In de 2 Psalmverzen wordt het vertaald door het Griekse agalliasomai (ik zal juichen)
- act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אֶעְלוֹזָה = ´è`ëlôzâh (dat ik juiche) van het werkw עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) Taalgebruik in Tenakh: `âlaz
(zich verheugen, juichen). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, lamed = 12 of
30, zain = 7 ; totaal: 35 (5 X 7) of 107 Structuur: 7 - 3 - 7 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (1): Hab 3,18. We lezen אֶעְלֹזָה = ´è`ëlozah (dat ik juiche) in (1) Ps 60,8. (2) Ps 108,8. In de verzen Hab 3,18. en Ps 60,8. verzen worden de 2 Hebreeuwse vormen in de LXX vertaald door γαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen)
- act qal imperf (cohortatief) 1ste pers enk אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen)
Taalgebruik in Tenakh: gjl
/ gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen). Getalwaarde: gimel = 3, lamad = 12 of 30, jod = 10, waw = 6 ; totaal: 25 (5²) / 21 (3 X 7) OF 43 / 39 (3 X 13) Structuur: 3 - 1 - 3 / 3 - 6 - 3 De som van de elementen is telkens 7 / 3 Tenakh (3): (1) Hab 3,18. (2) Ps 9,15. (3) Ps 31,8. In de 2 Psalmverzen wordt het vertaald door het Griekse αγαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen)
Zowel אֶעְלוֹזָה = ´è`ëlôzah (dat ik juiche) van het werkw עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) als אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw גיל / גול = = gil / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) kunnen in de LXX vertaald worden door het Griekse αγαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen) Merkwaardig is wel dat beide werkwoordvormen voorkomen in Hab 3,18. Daar wordt dan vertaald: αγαλλιασομαι = agalliasomai, χαρησομαι = charèsomai (ik zal juichen, ik zal blij zijn) We mogen ze in dit vers als synoniemen beschouwen
Merkwaardig voor Hab 3,18. is ook wat erop volgt: be´lohe(j) jisjë`î (in God mijn redder) LXX: =: epi tô(j) theô(j) tô(j) sôtèri mou (in God mijn redder)
Lc 1,473 bep lidw nom + acc onz enk το = to (het) van het bepaald lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
3 | nom + acc onz enk to | 5941 | 4582 | 1359 | 186 | 108 | 181 | 121 | 172 | 482 | 109 | 475 | 596 |
- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,474 nom+ acc onz enk πνευμα = pneuma (geest) Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in Lc: pneuma (geest). Taalgebruik in Hnd: pneuma (geest). Lc (16): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382), in het NT (379), in Lc (36), in Hnd (70), in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80. in Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,35. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,47. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,80., in Lc 2 (3): (1) Lc 2,25. (2) Lc 2,26. (3) Lc 2,27., in Lc 3 (4): (1) Lc 3,6. (2) Lc 3,13. (3) Lc 3,17. (4) Lc 3,22., in Lc 4 (5): (1) Lc 4,1. (2) Lc 4,14. (3) Lc 4,18. (4) Lc 4,33. (5) Lc 4,36. In Lc: X vormen van pneuma (geest)in 36 verzen in 14 / 24 hoofdstukken In Hnd: X vormen van pneuma (geest) in 70 verzen in 20: 28 hoofdstukken Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379), in de LXX (382)
pneuma | bijbel | OT | NT | Mt | Mc |
Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom+ acc onz enk pneuma | 366 | 220 | 146 | 6 | 12 | 16 | 14 | 31 | 55 | 12 | 34 | 48 |
pneuma | Mt | Mc |
Lc | syn | ev |
nom+ acc enk pneuma | 6: (1) Mt 3,16. (2) Mt 10,20. (3) Mt 12,18. (4) Mt 12,43. (5) Mt 26,41. (6) Mt 27,50. | 12: (1) Mc 1,10. (2) Mc 1,12. (3) Mc 1,26. (4) Mc 3,29. (5) Mc 3,30. (6) Mc 5,8. (7) Mc 7,25. (8) Mc 9,17. (9) Mc 9,20. (10) Mc 9,25. (11) Mc 13,11. (12) Mc 14,38. | 16: (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,25. (4) Lc 3,22. (5) Lc 4,18. (6) Lc 4,33. (7) Lc 8,55. (8) Lc 9,39. (9) Lc 11,13. (10) Lc 11,24. (11) Lc 12,10. (12) Lc 12,12. (13) Lc 13,11. (14) Lc 23,46. (15) Lc 24,37. (16) Lc 24,39. | 34: (1) Mt 3,16. // Mc 1,10. // Lc 3,22. (2) Mc 1,26. //Lc 4,33. (3) / Mc 3,29. // Lc 12,10. (4) Mc 5,8. // Lc 8,29. (5) Mt 10,20. // Lc 12,12. (6) Mt 12,43. // Lc 11,24. (7) Mt 26,41. // Mc 14,38. | 48 |
- רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach
(geest). Getalswaarde: resj = 20 of 200 waw = 6 chet = 8 Totaal:
34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) Structuur: 2 - 6 - 8 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (204) Pentateuch (19) Eerdere Profeten (33) Latere Profeten (65) 12 Kleine
Profeten (19) Geschriften (68) Pentateuch (19):
(1) Gn 6,17. (2) Gn
7,15. (3) Gn
7,22. (4) Gn
8,1. (5) Gn
26,35. (6) Gn
41,38. (7) Gn
45,27. (8) Ex 6,9. (9) Ex 10,13. (10) Ex 10,19. (11) Ex 28,3. (12) Ex 31,3. (13) Ex 35,31. (14) Nu 5,14. (15) Nu 5,30. (16) Nu 14,24. (17) Nu 24,2. (18) Nu 27,18. (19) Dt 34,9. Js (28) Js 1-39 (13): (1) Js
7,2. (2) Js
11,2. (3) Js
17,13. (4) Js
19,3. (5) Js
19,14. (6) Js
25,4. (7) Js
26,18. (8) Js
29,10. (9) Js
29,24. (10) Js
31,3. (11) Js
32,2. (12) Js
32,15. (13) Js
37,7. Js 40-66 (15): (1) Js
40,7. (2) Js
40,13. (3) Js
41,29. (4) Js
54,6. (5) Js
57,13. (6) Js
57,15. (7) Js
57,16. (8) Js
59,19. (9) Js
61,1. (10) Js
61,3. (11) Js
63,10. (12) Js
63,11. (13) Js
63,14. (14) Js
65,14. (15) Js
66,2.
- Ned: geest Arabisch: روح = rûH (geest) Taalgebruik in de Qoran: rûH (geest). D: Geist
E: spirit Fr: esprit Grieks: πνευμα = pneuma (geest): Taalgebruik
in het NT: pneuma
(geest). Hebreeuws רוַח = rûach (geest) Taalgebruik in Tenakh: rûach
(geest). Lat: spiritus
Lc 1,475 pers voornaamw 1ste pers gen mann enk μου = mou (van mij) van het persoonl voornaamw εγω = egô (ik - mij) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc 15 (5): (1) Lc 15,6. (2) Lc 15,17. (3) Lc 15,18. (4) Lc 15,24. (5) Lc 15,29.
pers vnw 1ste pers enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
2 | gen enk mou | 3356 | 2897 | 459 | 67 | 34 | 77 | 82 |
mou | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
77 | 6 | 2 | 2 | 0 | 0 | 1 | 7 | 3 | 6 | 3 | 3 | 6 | 0 | 5 | 5 | 4 | 0 | 1 | 4 | 2 | 4 | 8 | 2 | 3 |
Lc 1,47.3 - 5 το πνευμα μου (= to pneuma mou: mijn geest, mijn geestdrift). LXX (20). NT (5): (1) Mt
12,18. (2) Lc
1,47. (3) Lc
23,46. (4) Hnd 7,39. (5) 1
Kor 14,14.
- רוחִי (= rûchî: mijn geest; < zn רוַּח = rûach: geest, geestdrift, wind, adem + suffix pers vnw 1ste pers enk). Taalgebruik in Tenakh: rûach
(geest). Getalswaarde: resj = 20 of 200, waw = 6, chet = 8. Totaal:
34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur: 2 - 6 - 8. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (31). In Lc
1,35. zei de engel: Heilige geest zal over jou komen en de kracht van God
zal je overschaduwen. Het begin van Jezus' leven heeft met geest te maken.
In het verhaal van de vorming van de mens schrijft Gn
2,7: Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend
wezen. Op het einde van zijn leven beveelt Jezus uitdrukkelijk zijn geest aan
God aan. Hij geeft zijn geest.
Lc 1,476 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. επ' = ep' (1) Lc
1,12.
epi (op, bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
epi | 4540 | 3946 | 594 | 91 | 51 | 104 | 22 | 120 | 117 | 89 | 246 | 268 |
ep | 1320 | 1179 | 141 | 13 | 14 | 25 | 13 | 24 | 30 | 22 | 52 | 65 |
ef | 430 | 348 | 82 | 10 | 6 | 20 | 1 | 17 | 25 | 3 | 36 | 37 |
Totaal | 6290 | 5473 | 817 | 114 | 71 | 149 | 36 | 161 | 172 | 114 | 334 | 370 |
Lc 1,477 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,478 dat mann enk θεῳ = theô(i) ( - in - God) van het zelfst naamw θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (9): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,47. (3) Lc 2,38. (4) Lc 2,52. (5) Lc 16,13. (6) Lc 17,18. (7) Lc 18,27. (8) Lc 18,43. (9) Lc 20,25. Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78.
theos | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | Ap |
nom mann enk theos | 1686 | 1399 | 287 | 6 | 8 | 15 | 17 | 58 | 163 | 20 | 29 | 46 | 143 | 20 |
gen mann enk theou | 1517 | 876 | 641 | 28 | 31 | 70 | 43 | 56 | 360 | 53 | 129 | 172 | 293 | 67 |
dat mann enk theô(i) | 433 | 279 | 154 | 3 | 2 | 9 | 4 | 13 | 110 | 13 | 14 | 18 | 97 | 13 |
acc mann enk theon | 496 | 354 | 142 | 7 | 3 | 23 | 12 | 30 | 62 | 5 | 33 | 45 | 43 | 19 |
Totaal | 4132 | 2908 | 1224 | 44 | 44 | 117 | 76 | 157 | 695 | 91 | 205 | 281 | 576 | 119 |
- Ned: God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Qoran: ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) D: Gott E: God Fr: dieu De vloek dju Grieks: θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Hebreeuws: אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm (God).
Lc 1,47.6 - 8 επι τῳ θεῳ (= epi tô theô: op God). LXX (14). NT (2): (1) Lc 1,47. (2) 2 Kor 1,9.
Lc 1,479 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,4710 dat mann enk σωτηρι = sôtèri van het zelfst naamw σωτηρ = sôtèr
(redder) Taalgebruik in het NT: sôtèr
(redder). Taalgebruik in Lc: sôtèr
(redder). Taalgebruik in de LXX: sôtèr
(redder). Bijbel (5): (1) Mi 7,7. (2) Hab 3,18. (3) Ps 95,1. (4) Lc
1,47. (5) Jud 1,25. Een vorm van σωτηρ = sôtèr in de LXX (41), in het NT (24), in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11. - Hebreeuws act part hifil mann enk מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (reddende, redder) van het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik
in Tenakh: jâsja`
(redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19)
Structuur: 1 - 3 - 7 In al deze gevallen is de getalwaarde van de elementen 2 Jakob (Gn
25,26) ja`äqobh (Jakob) Getalwaarde: jod = 10, ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, beth = 2 ; totaal: 47 OF 182 (7 X 26) Structuur: 1 - 7 - 1 - 2 In al deze gevallen is de getalwaarde van de elementen 2 Tenakh (17): (1) Dt 22,27. (2) Dt 28,29. (3) Dt 28,31. (4) Re 3,9. (5) Re 3,15. (6) Re 6,36. (7) Re 12,3. (8) 1 S 10,19. (9) 1 S 11,3. (10) 2 K 13,5. (11) Js 19,20. (12) Js 43,11. (13) Js 45,15. (14) Zach
8,7. (15) Ps 7,11. (16) Ps 17,7. (17) Ps 18,42.
- Het Hebreeuwse מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (reddende, redder) is wat letters en klank betreft zeer verwant met מָשִׁיחַ = mâsjîach (Messias, gezalfde).
- Hebreeuws מָשִׁיחַ = mâsjîach (Messias, gezalfde) Zie het werkw מָשַׁח = mâsjach (zalven)
Taalgebruik in Tenakh: mâsjach
(zalven). Getalwaarde: mem = 13 of 40, sjin = 20 of 200, chet = 8 ; totaal: 41 OF 248 (2³ X 31) Structuur: 4 - 2 - 8 De som van de elementen is telkens 5 In het
Grieks χριστος = christos (Christus) m-sj-j-ch Tenakh (11): (1) 1 S 24,7. (2) 1 S 24,11. (3) 1 S 26,16. (4) 2 S 1,14. (5) 2 S 1,16. (6) 2 S 1,21. (7) 2 S 19,22. (8) 2 S 23,1. (9) Kl 4,20. (10) Da 9,25. (11) Da 9,26.
- L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur
Ned bv salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland
Arabisch: najada (redden, helpen) Taalgebruik in de Koran: najada (redden, helpen).
- Een vorm van σωτηρ = sôtèr in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann
enk יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,71. (3) Lc
1,77. (4) Lc
19,9., in de LXX (160), in het NT (45) σωτηρια = sôtèria (redding): Bijbel (52) OT (44) NT (8)
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc
2,30. (2) Lc
3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) תְשוּעָה = thësjû`â
- יִשְׁעִי = jisjë`î (mijn redding) < het zelfst naamw יְשׁוּעָה / יֶשָׁע / יֵשָׁע = jesj`a / jèsj`a / jësju`âh (hulp, heil, redding -> Jezus) en suffix persoonl voornaamw 1ste pers enk Tenakh (14). In 3 verzen in 1 Kr is het een persoonsnaam. Rest: (1) 2 S 22,3. (2) 2 S 22,47. (3) 2 S 23,5. (4) Js 51,5. (5) Mi 7,7. (6) Hab 3,18. (7) Ps 18,3. (8) Ps 18,47. (9) Ps 25,5. (10) Ps 27,9. (11) Ps 62,8. Wanneer 'mijn redding' bij God staat, wordt יִשְׁעִי = jisjë`î (mijn redding) soms vertaald door een vorm van het Griekse σωτηρ = sôtèr (redder): (1) Mi 7,7. Niet in Ps 18,47. (2) Ps 25,5. (3) Ps 27,9. Niet in (11) Ps 62,8. Verder God en redder in de Ps: (1) Ps 24,5. (2) Ps 62,3. (3) Ps 62,7. (4) Ps 65,6. (5) Ps 79,9. (6) Ps 95,1.
Lc 1,4711 pers voornaamw 1ste pers gen mann enk μου = mou (van mij) van het persoonl voornaamw εγω = egô (ik - mij) Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in de LXX: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc 15 (5): (1) Lc 15,6. (2) Lc 15,17. (3) Lc 15,18. (4) Lc 15,24. (5) Lc 15,29.
pers vnw 1ste pers enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
2 | gen enk mou | 3356 | 2897 | 459 | 67 | 34 | 77 | 82 |
mou | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
77 | 6 | 2 | 2 | 0 | 0 | 1 | 7 | 3 | 6 | 3 | 3 | 6 | 0 | 5 | 5 | 4 | 0 | 1 | 4 | 2 | 4 | 8 | 2 | 3 |
Lc 1,47.6 - 11. επι τῳ θεῳ τῳ σωτηρι μου (= epi tô theô tô sôtèri mou: op God,mijn redder). Bijbel (3): (1) Mi
7,7. (2) Hab
3,18. (3) Lc
1,47.
- בֵּאלֹהֵי יִשְׁעִי (= be´lohe(j)jisj`î (in de god van mijn redder) Tenakh (2): (1) Mi
7,7. (2) Hab
3,18.
Lc 1,48. - Lc 1,48: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [48] For he hath regarded the low estate of his handmaiden:
for, behold, from henceforth all generations shall call me blessed
Luther-Bibel 48 denn er hat die Niedrigkeit seiner Magd angesehen Siehe,
von nun an werden mich selig preisen alle Kindeskinder
Tekstuitleg van Lc 1,48. Het vers Lc 1,48. telt 18 (2 X 3²) woorden en 83 letters De getalwaarde van Lc 1,48. is 8895 (3 X 5 X 593)
Lc 1,481 ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
hoti ( dat, omdat ) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
4396 | 3213 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
- כִּי = kî (want, omdat) Taalgebruik
in Tenakh: kî
(want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Structuur: 2 - 1 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (3849) Pentateuch (884)
Eerdere Profeten (726) Latere Profeten (841) 12 Kleine
Profeten (241) Geschriften (1157)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn
Lc 1,482 act aor 3de pers enk επεβλεψεν = epeblepsen (hij keek op, hij keek neer) van het werkw επιβλεπω = epiblepô (kijken op, neerzien) Taalgebruik in het NT: epiblepô
(kijken op, neerzien). Taalgebruik in de LXX: epiblepô
(kijken op, neerzien). Bijbel
(26) OT (25): (1) Gn 19,26. (2) Gn 19,28. (3) Ex 14,24. (4) Nu 12,10. (5) Nu 21,9. (6) Re 6,14. (7) Re 20,40. (8) 1 S 7,2. (9) 1 S 24,9. (10) 2 S 1,7. (11) 2 S 2,20. (12) 1 K 18,43. (13) 1 K 19,6. (14) 2 K 13,23. (15) Ez 10,11. (16) Hab 3,6. (17) Zach
10,4. (18) Ps 33,13. (19) Ps 33,14. (20) Ps 102,18. (21) Ps 102,20. (22) 2
Kr 20,24. (23) Sir 16,29. (24) Sir 39,20. (25) Sir 42,16. NT (1) Lc
1,48. Een vorm van επιβλεπω = epiblepô (kijken op, neerzien)
in de LXX (114), in de Pentateuch (7): (1) Gn 19,26. (2) Gn 19,28. (3) Ex 14,24. (4) Lv 26,9. (5) Nu 12,10. (6) Nu 21,9. (7) Dt 9,27., in het NT (3): (1) Lc
1,48. (2) Lc
9,38. (3) Jak 2,3. Het voorvoegsel επι = epi van het werkw επιβλεπω = epiblepô
(kijken op, neerzien) wordt hierna in de bepaling met het voorzetsel επι = epi versterkt
- De vervoegde werkwoordsvorm επεβλεψεν = epeblepsen telt 9 letters, waarvan 4X een vorm van de e - klank en 3X een labiale medeklinker Het is een aoristvorm die voorafgegaan wordt door het voorvoegsel ep' (< epi) Wellicht onder invloed van het lijdend voorwerp την ταπεινωσιν = tèn tapeinôsin (de laagheid) kreeg het werkwoord het voorvoegsel epi (op), waardoor hoog - laag wordt weergegeven God kijkt vanuit het hoge op de laagheid van zijn dienares Dat kijken van God was bevrijdend zoals uit het voorgaande vers blijkt
- Hebreeuws NBG act qal perf 3de pers mann enk (hij zag) רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) Taalgebruik in Tenakh: râ´âh
(zien). Getalwaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, he = 5 ; totaal:
26 of 206 Structuur: 2 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188)
Lc 1,483
επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. επ' = ep' (1) Lc
1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier
is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi
- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei
epi (op, bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
epi | 4540 | 3946 | 594 | 91 | 51 | 104 | 22 | 120 | 117 | 89 | 246 | 268 |
ep | 1320 | 1179 | 141 | 13 | 14 | 25 | 13 | 24 | 30 | 22 | 52 | 65 |
ef | 430 | 348 | 82 | 10 | 6 | 20 | 1 | 17 | 25 | 3 | 36 | 37 |
Totaal | 6290 | 5473 | 817 | 114 | 71 | 149 | 36 | 161 | 172 | 114 | 334 | 370 |
2 - 3 επεβλεψεν επι = epeblepsen epi (hij keek naar) Bijbel
(6) OT (5): (1) Gn 19,28. (2) Nu 21,9. (3) 2 S 1,7. (4) Ps 33,14. (5) Ps 102,18. NT (1) Lc
1,48.
- επεβλεψα επι = epeblepsa epi (ik keek naar) Bijbel (2): (1) 1 S 9,16. (2) Jr 4,23.
Lc 1,484 bep lidw acc vr enk = tèn Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (149) Lc 1 (4): (1) Lc 1,4. (2) Lc 1,39. (3) Lc 1,40. (4) Lc 1,48.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
9 | acc vr enk tèn | 6161 | 4889 | 1272 | 180 | 109 | 149 | 121 | 198 | 404 | 111 | 438 | 559 |
Lc 1,485 acc vr enk ταπεινωσιν = tapeinôsin van het zelfst naamw ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) Taalgebruik
in het NT: tapeinôsis
(vernedering, nederigheid). Bijbel (17) LXX
(16): (1) Gn 29,32. (2) Gn
31,42. (3) Dt 26,7. (4) 1 S 1,11. (5) 1 S 9,16. (6) 2 K 14,26. (7) Ps 9,14. (8) Ps 22,22. (9) Ps 25,18. (10) Ps 31,8. (11) Ps 90,3. (12) Ps 119,153. (13) Kl 1,9. (14) Neh 9,9. (15) Jdt 6,19. (16) Jdt 13,20. NT (1) Lc
1,48. Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) in de
LXX (42), in de Pentateuch (5): (1) Gn 16,11. (2) Gn 29,32. (3) Gn
31,42. (4) Gn 41,52. (5) Dt 26,7., in het NT (4): (1) Lc
1,48. (2) Hnd
8,33. (3) Fil 3,21. (4) Jak 1,10. Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid)
is in de LXX de vertaling van 5 Hebreeuwse woorden Een vorm van
עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking, nederigheid), vertaald met de acc vr enk
ταπεινωσιν = tapeinôsin, in (1) Gn 31,42. (2) Gn
41,52. (gen vr enkταπεινωσεως = tapeinôseôs)
(3) Ps
9,14. (4) Ps 25,18. (5) Ps 31,8. (6) Ps 119,153.
- zelfst naamw עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking, nederigheid)
Zie: עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) Taalgebruik
in Tenakh: `ânî
(arm, ellendig, deemoedig). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, nun = 14 of
50, jod = 10 ; totaal: 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) Structuur:
7 - 5 - 1 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (5): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9. (4) Ps 107,10. (5) Kl 3,1.
Lc 1,484 - 5 την ταπεινωσιν = tèn tapeinôsin (de vernedering) Bijbel (17) LXX (16): (1) Gn 29,32. (2) Gn
31,42. (3) Dt 26,7. (4) 1 S 1,11. (5) 1 S 9,16. (6) 2 K 14,26. (7) Ps 9,14. (8) Ps 22,22. (9) Ps 25,18. (10) Ps 31,8. (11) Ps 90,3. (12) Ps 119,153. (13) Kl 1,9. (14) Neh 9,9. (15) Jdt 6,19. (16) Jdt 13,20. NT (1) Lc
1,48. In Gn 29,32. wordt de vernedering door JHWH gezien (naamgeving van Ruben), in Gn 16,11. (Ismaël) en Gn 29,33. (Simeon) wordt de vernedering door JHWH gehoord
- עֳנִי אֶת = ´èth `ânî (de ellende / vernedering) Tenakh (3): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9.
Lc 1,482
- 5 Een vorm van רָאָה = râ´âh (zien) met een vorm van עֳנִי = `ânî (vernedering), in de LXX vertaald door ταπεινωσιν = tapeinôsin Tenakh (10): (1) Gn 29,32. (2) Dt 26,7. (3) 1 S 1,11. (4) 1 S 9,16. (LXX) (5) 2 K 14,26. (6) Ps 9,14. (7) Ps 25,18. (8) Ps 31,8. (9) Kl 1,9. (10) Neh 9,9. NT (1) Lc
1,48.
- De LXX vertaling die het meest Lc
1,48. benaderen, zijn:
-- 1 S 1,11: εαν επιβλεπων επιβλεψῃς επι την ταπεινωσιν της δουλης σου (= ean epiblepôn epiblepès epi tèn tapeinôsin tès doulès sou: indien je opkijkt op de vernedering van jouw dienares).
-- 1 S 9,16:
ὁτι επεβλεψα επι την ταπεινωσιν του λαου μου (= hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou: want ik keek op naar de vernedering van mijn volk)
- אֶת עֳנִי = ´èth `ânî (de ellende / vernedering) Tenakh (3): (1) Ex 3,7. (2) 2 K 14,26. (3) Neh 9,9.
- Horen:
- עָנְיֵך אֶל אֱלֹהִים שָׁמַע כִּי = kî sjâma ´èlohîm ´èl `ânëjekh (want God hoorde naar jouw vernedering) Tenakh (1): Gn
21,17.
- עָנְיֵך אֶל יהוה
שָׁמַע כִּי = kî sjâma JHWH ´èl `ânëjekh (want JHWH hoorde naar jouw vernedering) Tenakh (1): Gn 16,11.
- קוֹל אֶל אֱלֹהִים שָׁמַע כִּי = kî sjâma ´èlohîm ´èl qôl (want God hoorde naar de stem van) Tenakh (1): Gn
21,17.
- קוֹל יהוה שָׁמַע כִּי = kî sjâma` JHWH qôl (want JHWH hoorde de stem van) Tenakh (1): Ps
6,9.
Zien:
-
יהוה רָאָה כִּי = kî râ´âh JHWH (want JHWH zag) Tenakh (2): (1) Gn 29,32. (בּעָנְיִי = bë`ânëjî (naar mijn vernedering) (2) 2 K 14,26. (עֳנִי אֶת = ´èth `ânî (de ellende / vernedering
kî râ´îthî ´èth `âmmî (want ik zag mijn volk), in de LXX vertaald door: hoti epeblepsa epi tèn tapeinôsin tou laou mou (want hij keek op naar de vernedering van mijn volk) Maar met de gen bij tapeinôsin benadert 1 S 1,11. het meest Lc
1,48: ´im râoh thirë´èh bâ`ânî ´ämâthèkhâ (als jij echt ziet naar de vernedering van je dienares), in de LXX: ean epiblepôn epiblepè(i)s epi tèn tapeinôsin tès doulès sou
In Dt
26,7. zien we een combinatie van 'zien' en 'vernedering': wajjarë´
´èth `ânëjenû (en Hij zag onze vernedering / nederigheid)
In de LXX is dit vertaald in: kai eiden tèn tapeinôsin hèmôn
(en Hij zag de vernedering van ons) DeVulgaat vertaalde: et respexit humilitatem
nostram De Vulgaat van Lc
1,48. is et respexit humilitatem Dt
26,7. verwijst naar Ex
3,7., tijdens de roeping van Mozes bij het brandend braambos: râ´îthî
´èth `ânî `ammî (ik zie de ellende van mijn volk)
Dt 26,7. maakt deel uit van het gebed dat het aanbieden van de eerstelingen begeleidt
Wat met Maria gebeurt, luidt een proces van bevrijding in. Er wordt een
verband gelegd met de bevrijding uit Egypte en de bevrijding die in de persoon
van Jezus, zoon van Maria, aankomt .
Het taalgebruik verwijst naar het verhaal van Hannah (1 S 1,11). Zoals Rachel geliefd is door Jakob, maar onvruchtbaar is, zo is Hannah geliefd door Elkana, maar is zij onvruchtbaar Haar gebed verwijst evenwel naar Lea, die minder geliefd was door Jakob, maar wel vruchtbaar was (Gn
32,32: kî râ´âh JHWH bë`ânijî = want JHWH zag naar mijn vernedering) Haar vernedering weerklinkt in de vernederingen van het volk Israël De vernedering van Israël weerklinkt in de vernedering van Hannah Via Hannah verwijst Lc
1,48. naar Lea en haar eerstgeborene Ruben
Lc 1,486 bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,9. (4) Lc 1,23. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,27. (7) Lc 1,33. (8) Lc 1,41. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,48. (11) Lc 1,61. (12) Lc 1,65.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
5 | gen vr enk tès | 5271 | 4202 | 1069 | 107 | 65 | 109 | 72 | 164 | 430 | 122 | 281 | 353 |
Lc 1,487 gen vr enk δουλης = doulès van het zelfst naamw δουλη = doulè (dienares) Zie δουλος = doulos (dienaar) Taalgebruik in het NT: doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Bijbel (11): (1) 1 S 1,11. (2) 1 S 25,24. (3) 1 S 25,28. (4) 1 S 25,31. (5) 1 S 28,22. (6) 2 S 14,15. (7) 2 S 14,19. (8) 2 S 20,17. (9) Rt 2,13. (10) Jdt 11,5. (11) Lc 1,48.
gen vr enk doulès van het zelfst naamw doulè (dienares) Zie: doulos (dienaar) Taalgebruik in de bijbel: doulos (dienaar). doulos (dienaar) Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Bijbel (22) OT (21) NT (1) Hebr `èbhèd (dienaar, knecht) Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). Getalwaarde: ayin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4 Totaal: 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 Arabisch: `abd (slaaf) Taalgebruik in de Koran: `abd (slaaf) . Bijbel (11): (1) 1 S 1,11. (2) 1 S 25,24. (3) 1 S 25,28. (4) 1 S 25,31. (5) 1 S 28,22. (6) 2 S 14,15. (7) 2 S 14,19. (8) 2 S 20,17. (9) Rt 2,13. (10) Jdt 11,5. (11) Lc 1,48.
Lc 1,488 gen mann enk autou van het voornaamw autos (zijn - haar) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
autos (hij) 3de pers enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
gen mann enk autou | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
Lc 1,479 idou (zie) Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). Taalgebruik in Tenakh: hinneh (zie). Lc (55) Lc 1 (6): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,48.
idou (zie) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
1229 | 1037 | 192 | 59 | 7 | 55 | 4 | 23 | 19 | 25 | 121 | 125 |
Lc 1,4810 gar (want) Taalgebruik in het NT: gar (want). Taalgebruik in de LXX: gar (want). Taalgebruik in Lc: gar (want). Hebr kî Fr car Ned want Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,30. (4) Lc 1,44. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,66. (7) Lc 1,76.
gar (want) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
2289 | 1299 | 990 | 123 | 63 | 92 | 61 | 73 | 563 | 15 | 278 | 339 |
Lc 1,489 - 10 idou gar (want zie) NT (7) Lc (5): (1) Lc 1,44. (2) Lc 1,48. (3) Lc 2,10. (4) Lc 6,23. (5) Lc 17,21. Verder: (1) Hnd 9,11. (2) 2 Kor 7,11.
Lc 1,4811 απο = apo (af, van-weg) ; afkorτing απ' = ap' en αφ' = af' Taalgebruik in het NT: apo (af, van-weg). Taalgebruik in de LXX: apo (af, van-weg). Taalgebruik in Lc: apo (af, van-weg).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
apo (af, van-weg) | 2984 | 2544 | 440 | 82 | 33 | 73 | 19 | 93 | 115 | 25 | 188 | 207 |
ap' | 567 | 445 | 122 | 22 | 12 | 32 | 15 | 12 | 26 | 3 | 66 | 81 |
af' | 183 | 141 | 42 | 1 | 9 | 6 | 6 | 19 | 1 | 10 | 16 | |
totaal | 3734 | 3130 | 604 | 105 | 45 | 114 | 40 | 111 | 160 | 29 | 264 | 304 |
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) απο = apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,48. (3) Lc 1,52. απ' = ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,70.
Lc 1,4812
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,4813 νυν = nun (nu) Taalgebruik in het NT: nun (nu). Taalgebruik in de LXX: nun (nu). OT (701) NT (148) Mt (4) Mc (3) Lc (12): (1) Lc 1,48. (2) Lc 2,29. (3) Lc 5,10. (4) Lc 6,21. (5) Lc 6,25. (6) Lc 11,39. (7) Lc 12,52. (8) Lc 16,25. (9) Lc 19,42. (10) Lc 22,18. (11) Lc 22,36. (12) Lc 22,69. Joh (28) Hnd (25) In de LXX kan νυν = nun de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse woorden zijn
Lc 1,4811 - 13 απο του νυν = af van nu = vanaf nu Bijbel = NT (6): (1) Lc 1,48. (2) Lc 5,10. (3) Lc 12,52. (4) Lc 22,69. (5) Hnd 18,6. (6) 2 Kor 5,16.
Lc 1,4814 act ind fut 3de pers mv μακαριουσιν = makariousin van het werkw μακαριζω = makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten) Taalgebruik in het NT: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Taalgebruik in de LXX: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Bijbel (5): (1) Mal 3,12. (2) Ps 72,17. (3) Hl 6,9. (4) Sir 37,24. (5) Lc 1,48. In deze 5 teksten volgt op het werkw het lijdend voorwerp dat telkens een persoonl voornaamw is In 3 van de 5 teksten staat in het onderwerp een vorm van πας = pas (alle): (1) Mal 3,12. (2) Ps 72,17. (3) Lc 1,48.
- act ind praes 3de pers mv μακαριζουσιν = makarizousin van het werkw μακαριζω = makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten) Taalgebruik in het NT: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Taalgebruik in de LXX: makarizô (gelukkig noemen, - prijzen, achten). Bijbel (1): Gn 30,13. Een vorm van μακαριζω = makarizô in de LXX (24), in het NT (2)
Lc 1,4815 acc enk persoonl voornaamw 2de pers enk Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (40) Lc (1) Lc 1,48.
Lc 1,49 - . Lc 1,49: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [49] For he that is mighty hath done to me great things;
and holy is his name
Luther-Bibel 49 Denn er hat große Dinge an mir getan, der da mächtig ist und
dessen Name heilig ist
Tekstuitleg van Lc 1,49. Het vers Lc 1,49. telt 11 woorden en 49 (7²) letters. De getalswaarde van Lc 1,49. is 4005 (3² X 5 X 89).
Lc 1,491 ὁτι (= hoti: dat, omdat, want; ondergeschikt vw). Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396). NT (1183). Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
ὁτι (= hoti: dat, omdat, want; ondergeschikt vw) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
4396 | 3213 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
- כִּי = kî (want, omdat; ondergeschikt vw). Taalgebruik
in Tenakh: kî
(want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10; totaal: 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5). Structuur: 2 - 1. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (3849). Pentateuch (884).
Eerdere Profeten (726). Latere Profeten (841). 12 Kleine
Profeten (241). Geschriften (1157).
- Lat quia. Fr: parce que / que. E: for. D: denn.
Lc 1,49. 2 εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714). OT (641) NT (73). Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh
ποιεω = poieô: doen, maken) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk) | 714 | 641 | 73 | 13 | 9 | 14 | 18 | 14 | 4 | 1 |
- Hebreeuws: `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt). (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende). Tenakh (503). Pentateuch (112). Eerdere Profeten (161). Latere Profeten (78). 12 Kleine
Profeten (19). Geschriften (133).
- Lat: facere. Fr: faire. N: doen. D: tun. E: make.
1 - 2 ὁτι εποιησεν = hoti epoièsen (omdat Hij deed) LXX (11): (1) Gn
6,6. (2) Gn 38,10. (3) Dt 22,21. (4) Re
21,15. (5) 2 S 12,6. (6) 2 S 14,22. (7) 1
K 8,64. (8) 2
Kr 6,13. (9) 2
Kr 7,7. (10) 2
Kr 24,16. (11) Ps
22,32. NT (2): (1) Lc 1,49. (2) Lc 17,9.
- Hebreeuws עָשָׂה כִּי = kî `âshâh (omdat hij maakt) Tenakh (9): (1) Gn
6,6. (2) Re
21,15. (3) 1
K 8,64. (4) 1
Kr 19,2. (5) 2
Kr 6,13. (6) 2
Kr 7,7. (7) 2
Kr 24,16. (8) Ps
22,32. (9) Js
44,23. + Js 55,11.
Lc 1,493 dat mann enk 1ste pers enk μοι = moi van het persoonl voornaamw egô (ik - mij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (27) Lc 1 - 4 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,49. (5) Lc 4,23.
2 - 3 εποιησεν μοι = epoièsen moi (hij deed aan mij) NT (1): Lc
1,49.
- לִי עָשָׂה = `âshâh lî (hij deed aan mij) Tenakh (6): (1) Gn 21,6. (2) Dt 8,17. (3) Re 18,4. (4) 1 K 2,4. (5) 1 K 2,24. (6) Spr 24,29.
Lc 1,49. 4
nom + acc onz mv μεγαλα = megala (grote dingen) van het bijvoegl naamw μεγας = megas (groot)
Taalgebruik in het NT: megas
(groot). Taalgebruik in Lc: megas
(groot). Taalgebruik in de Septuaginta: megas
(groot). Lc (2): (1) Lc
1,49. (2) Lc
21,11. Een vorm van μεγας = megas (groot) in de LXX (916), in het NT (194)
in Lc (25), in Lc 1 (4): (1) Lc 1,15. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,42. (4) Lc
1,49.
-
μεγαλεια (= megaleia: grote dingen, wondere werken; zn acc onz mv van het zn nw μεγαλειον = megaleion: iets groots / wonderbaars; van zn nw naar bv nw: heeft een ruime semntische reikwijdte).
- Hebreeuws גָדוֹל = gâdôl (groot) Zie: גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien)
Taalgebruik in Tenakh: gâdal
(groot worden, opgroeien). De getalwaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth
= 4, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 19 of 37 37 is de ster met zeshoek
19 De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter, de gimmel: gimmel
= 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 28 (2² X 7) of
73 Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt De getalwaarde van beide
woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml) 73 is de ster met 37 als
zeshoek
- הַגְּדֹלֹת = haggëdoloth (de grote dingen) Tenakh (3): (1) Dt 7,19. (2) Dt 10,21. (3) Dt 29,2.
- הַגְּדֹלֹת אֶת = ´èth haggëdoloth (de grote dingen) Tenakh (1): Dt 10,21.
- Ned: groot. Heb: gdl. Metathesis l/r en d/t. Medeklinkers: g - r/l - d/t. Fr?: grand. Lat: grandire (groeien), grandis (groot), granditas.
- Bij de teksten spelen twee wortelstammen een rol: mgl en gdl / grt/d. megal en gâdôl / groot (met metathesis). .
Lc 1,495
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die,
das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,492
- 6 die grote dingen deed
- Lc 1,49: hoti epoièsen moi megala (omdat hij grote dingen aan mij deed)
- Dt 10,21: hostis epoièsen en soi ta megala (die de grote dingen onder jou deed).
Hebr ´äsjèr `âshâh ´iththëkhâ
´èth haggëdoloth
Lc 1,497 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,498 nom + acc onz enk hagion van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik in het NT: hagios (heilig). Taalgebruik in Lc: hagios (heilig). Taalgebruik in Hnd: hagios (heilig). Taalgebruik in de Septuaginta: hagios (heilig). Hebr qâdôsj (heilig) Taalgebruik in Tenakh: qâdôsj (heilig). Lat sanctus Fr saint Ned heilig D heilig E holy Arabisch: muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig). Arabisch: muqaddas (heilig) < stam q-d-s Taalgebruik in de Koran: muqaddas (heilig). Lc (8): (1) Lc 1,35. (2) Lc 1,49. (3) Lc 2,23. (4) Lc 2,25. (5) Lc 3,22. (6) Lc 11,13. (7) Lc 12,10. (8) Lc 12,12. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,41. (4) Lc 1,49. (5) Lc 1,67. (6) Lc 1,70. (7) Lc 1,72. (8) Lc 2,23. (9) Lc 2,25. (10) Lc 2,26. (11) Lc 3,16. (12) Lc 3,22. (13) Lc 4,1. (14) Lc 4,34. (15) Lc 9,26. (16) Lc 10,21. (17) Lc 11,13. (18) Lc 12,10. (19) Lc 12,12. In Hnd (53) In de LXX (832), in het NT (233)
Lc 1,499
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die,
das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,4910
nom + acc onz enk ονομα = onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma
(naam). Taalgebruik in de Septuaginta: onoma
(naam). Taalgebruik in Lc: onoma
(naam). Taalgebruik in Hnd: onoma
(naam). Lc (15):
(1) Lc
1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet)
(2)
Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes
noemen)
(3) Lc
1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth)
(4) Lc
1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef)
(5)
Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen)
(6) Lc
1,49.
(7) Lc
1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam)
(8) Lc
2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam
werd Jezus genoemd)
(9) Lc
2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc
6,22. (11) Lc
8,30.
(12) Lc
8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13)
Lc 11,2. (14) Lc
21,17.
(15) Lc
24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Een vorm
van onoma (naam) in de LXX (1045), in het NT (228), in Lc (32 verzen - 33X), in Lc 1 (9 verzen - 10X): (1) Lc
1,5. (2X) (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,26. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,31. (6) Lc
1,49. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,61. (9) Lc
1,63. In Hnd (60)
- Stam: N M Lat nomen Fr nom Ned naam D Name Eng
name Hebr sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem
(naam).
Lc 1,4911 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,499
- 11 το ονομα αυτου = to onoma autou (zijn naam) NT (20) Lc (5): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,49. (4) Lc
1,63. (5) Lc
2,21.
- Hebreeuws: שֵׁמוֹ = sjëmô (zijn naam) < zelfst naamw + suffix pers voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw שֵׁם = sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17) Structuur: 3 - 4 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (163) Pentateuch (60) Eerdere Profeten (23) Latere Profeten (27) 12 Kleine Profeten (9) Geschriften (44)
- שֵׁם = sjem (naam) < zelfst naamw met 2 medeklinkers en 1 korte klinker (qil-vorm) i is in gesloten lettergrepen met klemtoon e geworden (Lettinga 13m)
- שֵׁמוֹ = sjëmô (zijn naam) < onmiddellijk voor de hoogfdklemtoon is de i of de daaruit ontstane e in open lettergrepen deels vervluchtigd tot sëwa (Lettinga 13o)
- וּשְׁמוֹ = ûsjëmô (en zijn naam) < prefix voegwoord wë + zelfst naamw sjem + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw sj-m שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17) Structuur: 3 - 4 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (33) Pentateuch (10) Eerdere Profeten (15) Latere Profeten (3) 12 Kleine Profeten (2) Geschriften (3)
Lc 1,497 - 11 Lc 1,49: en heilig is zijn naam (wëqadôsj sjëmô) Hebr tekst: het eerste woord eindigt met een sjin en het tweede woord begint ermee Zie = sjem qâdësjô (de naam van zijn heiligheid) Tenakh (2): (1) Ps 103,1. (2) Ps 145,21. Wat betekent het ? Er zijn plaatsen, tijden, personen en zaken die heilig genoemd worden Dan staan ze in relatie tot God die de Heilige wordt genoemd
Lc 1,50. - Lc 1,50: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - |
||||||||||||||||
|
King James Bible And his mercy is on them that fear him from generation to
generation
Luther-Bibel 50 Und seine Barmherzigkeit währt von Geschlecht zu Geschlecht
bei denen, die ihn fürchten
Tekstuitleg van Lc 1,50. Het vers Lc 1,50. telt 10 (2 X 5) woorden en 50 (2 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,50. is 6092 (2² X 1523)
Lc 1,501 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
We zouden hier een wkw veronderstellen. Misschien het wkw van begin Lc 1,49: εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken).
Lc 1,502 bepaald lidw nom + acc onz enk το = to Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,13. (5) Lc 1,27. (6) Lc 1,31. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,41. (10) Lc 1,44. (11) Lc 1,47. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,58. (15) Lc 1,59. (16) Lc 1,62. (17) Lc 1,64. (18) Lc 1,66. (19) Lc 1,80.
Lc 1,50.3 ελεος (= eleos: barmhartigheid). Taalgebruik in het NT: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos
(barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,72. (4) Lc
10,37. Een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc (6): (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,54. (3) Lc
1,58. (4) Lc
1,72. (5) Lc
1,78. (6 ) Lc
10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος (= eleos: barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken:
5X in
Lc 1 en 1X in Lc
10,37. Niet in Hnd. ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden.
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc
1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht. En in Lc
1,54: om barmhartigheid
te gedenken. Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want
de Heer vergrootte zijn barmhartigheid. En in het Benedictus, in Lc
1,72:
om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken.
En in Lc
1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God. Barmhartigheid
kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in
de loop der geschiedenis. De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te
zijn, ligt in de lijn van wat God doet. Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig
zoals uw hemelse Vader barmhartig is. Wees barmhartig is ook een smeekbede
in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm
u over ons).
eleos | Lc | Lc 1 | Lc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | nom + acc onz enk eleos | 4 | (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,72. | (4) Lc 10,37. | 226 | 207 | 19 | 3 | 4 | 12 | 7 | 7 | 7 | 5 | ||||
2 | gen onz enk eleous | 2 | (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. | 33 | 28 | 5 | 2 | 3 | 2 | 2 | 2 | 1 | ||||||
6 | 6 |
- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd
(liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth =
4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine
Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps
18,51. (2) Ps
25,10. (3) Ps
32,10. (4) Ps
33,5. (5) Ps
52,3. (6) Ps
61,8. (7) Ps
62,13. (8) Ps
85,11. (9) Ps
86,5. (10) Ps
86,15. (11) Ps
89,3. (12) Ps
89,15. (13) Ps
100,1. (14) Ps
103,4. (15) Ps
103,8. (16) Ps
109,12. (17) Ps
109,16. (18) Ps
141,5. (19) Ps
145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine
Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps
31,22. (2) Ps
42,9. (3) Ps
57,4. (4) Ps
59,11. (5) Ps
77,9. (6) Ps
98,3. (7) Ps
100,5. (8) Ps
103,11. (9) Ps
106,1. (10) Ps
106,45. (11) Ps
107,1. (12) Ps
107,8. (13) Ps
107,15. (14) Ps
107,21. (15) Ps
107,31. (16) Ps
117,2. (17) Ps
118,1. (18) Ps
118,2. (19) Ps
118,3. (20) Ps
118,4. (21) Ps
118,29. (22) Ps
136,1. (23) Ps
136,2. (24) Ps
136,3. (24 + 23 = 47) - Ps
136,4. - Ps
136,5. - Ps
136,6. - Ps
136,7. - Ps
136,8. - Ps
136,9. - Ps
136,10. - Ps
136,11. - Ps
136,12. - Ps
136,13. - Ps
136,14. - Ps
136,15. - Ps
136,16. - Ps
136,17. - Ps
136,18. - Ps
136,19. - Ps
136,20. - Ps
136,21. - Ps
136,22. - Ps
136,23. - Ps
136,24. - Ps
136,25. - Ps
136,26.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2
Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy
N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst
naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc
11,41. (2) Lc
12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord
ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn)
Taalgebruik in het NT: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô
(medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc
16,24. (2) Lc
17,13. (3) Lc
18,38. (4) Lc
18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in
12 verzen
Lc 1,504 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,50. 2 - 4 το ελεος αυτου (= to eleos autou: zijn barmhartigheid). Bijbel = NT (3): (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 10,37. Hebreeuws zie hierboven חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde)
- וְעֹשֶׂה חֶסֶד = wë`oshèh chèsèd (en doende barmhartigheid). Tenakh (4): (1) Ex
20,6. (2) Dt 5,10. (3) 2 S 22,51. (4) Ps 18,51.
- Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) en een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid)
in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,72 (ποιησαι ελεος = poièsai eleos = barmhartigheid doen). (2) Lc
10,37 (ὁ ποιησας το ελεος = ho poièsas to eleos = die de barmhartigheid deed).
- ποιῶν ἔλεος (= poiôn eleos: doende / verrichtende / bewijzende barmhartigheid / liefde / gunst). LXX (11).
-
εποιησεν ἔλεος (= epoièsen eleos: hij deed barmhartigheid). LXX (1): Sirt 46,7.
Lc 1,501 - 4 Bijbel = NT (1) = Lc 1,50: και το ελεος αυτου = kai to eleos autou (en zijn barmhartigheid) Hebr wëhasëdô Tenakh (1): Ps 66,20.
Lc 1,505 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.
6 gen vr enk + acc vr mv geneas van het zelfst naamw genea (geslacht, generatie) Taalgebruik in het NT: genea (geslacht, generatie). Taalgebruik in de Septuaginta: genea (geslacht, generatie). Hebr dor (geslacht, generatie) Taalgebruik in Tenakh: dor (geslacht, generatie). Getalwaarde: daleth = 4, resj = 20 of 300 ; totaal: 24 of 304 Lat progenies Fr génération E generation Ned geslacht, generatie D Geslecht Tenakh (92) NT (12) Lc (7): (1) Lc 1,50. (2) Lc 7,31. (3) Lc 11,31. (4) Lc 11,32. (5) Lc 11,50. (6) Lc 11,51. (7) Lc 17,25. Een vorm van genea (geslacht, generatie) in Lc (13): (1) Lc 1,48. (2) Lc 1,50. (3) Lc 7,31. (4) Lc 9,41. (5) Lc 11,29. (6) Lc 11,30. (7) Lc 11,31. (8) Lc 11,32. (9) Lc 11,50. (10) Lc 11,51. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,25. (13) Lc 21,32. Hebr dorôth Tenakh (3): (1) Re 3,2. (2) Js 51,9. (3) Job 42,16. Een vorm van genea (geslacht, generatie) in de LXX (238), in het NT (43) De acc vr enk genean komt in Lc slechts in Lc 16,8. voor Hebr dor in Tenakh (8): (1) Ex 3,15. (2) Ex 17,16. (3) Joz 17,11. (4) Ps 45,18. (5) Ps 61,7. (6) Ps 100,5. (7) Da 3,33. (dâr) (8) Da 4,31. (dâr) In 7 verzen in de samenstelling dor (dâr) wëdor (wëdar) (geslacht en geslacht) Niet in Joz 17,11. In LXX: Ex 17,16: middor dor (van geslacht geslacht) = apo geneôn eis geneas (van geslachten tot geslachten)
5 - 6 eis geneas (tot geslachten) voorzetsel eis (naar, tot) + acc vr mv geneas (geslachten, generaties) Hebr lëdoroth (1) of lëdorôth (niet) In Gn 9,12. is de regenboog het teken van het verbond voor eeuwige geslachten ( lëdoroth `ôlâm) LXX (eis geneas aiônious) Het enk lëdor (tot geslacht, generatie) in Tenakh in 16 verzen ; in 15 verzen in een samenstelling met dor / wedor / wëdôr) (van geslacht tot geslacht, van generatie tot generatier) Niet in een samenstelling in Job 8,8.
Lc 1,507 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,505
- 8 eis geneas kai geneas (tot geslachten en geslachten, van generatie tot
generatie) In NT slechts in Lc
1,50.
- lëdor wâdor (tot geslacht en geslacht ; van generatie
tot generatie) De getalwaarde is: lamed = 12 of 30, daleth = 4, resj =
20 of 300, waw = 6 ; totaal: 12 + 4 + 20 + 6 + 4 + 20 = 66 of 30 + 4 + 300
+ 6 + 4 + 300 = 644 Tenakh (12): (1) Ps
10,6. (2) Ps
33,11. (3) Ps
49,12. (4) Ps
77,9. (5) Ps
79,13. (6) Ps
85,6. (7) Ps
89,2. (8) Ps
102,13. (9) Ps
106,31. (10) Ps
119,90. (11) Ps
135,13. (12) Ps
146,10.
- lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie
tot generatie) Tenakh (2): (1) Ps
89,5. (2) Kl
5,19. lëdor dor (tot geslacht geslacht ; van generatie tot generatie)
Tenakh (1) Ex
3,15.
- De vertaling van de LXX is meestal eis genean kai genean (tot geslacht
en geslacht): (1) Ps
33,11. (2) Ps
49,12. (3) Ps
79,13. (4) Ps
89,2. (5) Ps
89,5. (6) Ps
102,13. (7) Ps
106,31. (9) Ps
135,13. (10) Ps
146,10. (11) Kl
5,19. ; apo geneas eis geneas (van geslacht tot geslacht): (1) Ps
10,6. (2) Ps
77,9. (3) Ps
85,6. Niet: (1) Ex
3,15. lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie
tot generatie) staat vaak parallel met lë`ôlâm (voor eeuwig)
of variante LXX: eis ton aiôna Tenakh: (1) Ps
33,11. (2) Ps
49,12. (3) Ps
79,13. (4) Ps
85,6. (5) Ps
89,2. (`ôlâm) (5) Ps
89,5. (`ad `ôlâm = tot eeuwig) (6) Ps
102,13. (7) Ps
106,31. (8) Ps
119,90. (9) Ps
135,13. (10) Ps
146,10. (11) Kl
5,19. Niet in: (1) Ex
3,15. (2) Ps
10,6. (3) Ps
77,9. (4) Ps
119,90.
Lc 1,5011
pers voornaamw 3de pers enk acc mann enk auton (hem) van het pers voornaamw
autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (184) Lc 1 (5): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,21. (5) Lc
1,50.
Lc 1,51. - Lc 1,51: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [51] He hath shewed strength with his arm; he hath scattered
the proud in the imagination of their hearts
Luther-Bibel 51 Er übt Gewalt mit seinem Arm und zerstreut, die hoffärtig
sind in ihres Herzens Sinn
Tekstuitleg van Lc 1,51.
Lc 1,511.1. εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr: עָשָׂה = `âsâh. In het scheppingsverhaal wordt ποιεω (= poieô) als synoniem van scheppen gebruikt.
ποιεω = poieô: doen, maken) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
εποιησεν (= epoièsen: hij deed; wkw act ind aor 3de pers enk) | 714 | 641 | 73 | 13 | 9 | 14 | 18 | 14 | 4 | 1 |
- Hebreeuws: `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt). (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende). Tenakh (503). Pentateuch (112). Eerdere Profeten (161). Latere Profeten (78). 12 Kleine
Profeten (19). Geschriften (133).
- Lat: facere. Fr: faire. N: doen. D: tun. E: make.
Lc 1,51.2 κρατος (= kratos: kracht; zn nom + acc onz enk). LXX (41). NT (10). Zie het wkw κρατεω (= krateô: vastnemen, bemachtigen). Taalgebruik in het NT: krateô
(vastnemen, bemachtigen). Taalgebruik in de LXX: krateô
(vastnemen, bemachtigen).
- Hebr חָזַק (= châzaq:
sterk, vast zijn, overweldigen vasthouden).
Lc 1,51.1 - 2 εποιησεν κρατος (= epoièsen kratos: hij oefende kracht uit). Bijbel (1): Lc 1,51.
Lc 1,513
εν (= en: in, met; vz van plaats, tijd, middel). Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). LXX (2868). Hebr: bë. Fr: en / dans. Ned: in.
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,515 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,51.3. - 5.
- εν βραχιονι ὑψηλῳ (= en brachioni hupsèlô: met uitgestrekte arm). LXX (12): (1) Ex 6,1. (2) Ex 6,6. (3) Dt 4,34. (4) Dt 5,15. (5) Dt 6,21. (6) Dt 7,8. (7) 2 K 17,36. (8) Jr 32,21. (9) Ez 20,33. (10) Ez 20,34. (11) Ps 136,12. (12) Bar 2,11.
- εν βραχιονι αυτου (= en brachioni autou: met zijn arm). LXX (2): (1) Dt 26,8. (2) Sir 38,30. NT (1): Lc 1,51.
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι ὑψηλῳ (= en cheiri krataia kai en brachioni hupsèlô: met krachtige hand en met uitgestrekte arm). LXX (8): (1)Dt 4,34. (2) Dt 5,15. (3) Dt 6,21. (4) Dt 7,8. (5) Jr 32,21. (6) Ez 20,33. (7) Ez 20,34. (8) Ps 136,12.
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι αυτου τῳ ὑψηλῳ (= en cheiri krataia kai en brachioni autou tô hupsèlô: met krachtige hand en met zijn arm, de uitgestrekte). LXX (1): Dt 26,8.
- Van de 23 teksten bevinden zich 10 in Dt. Slechts 2 in Ex.
Met uitgestrekte arm volgt meestal op "met krachtige hand". Deze beide uitdrukkingen staan in de context van de uittocht uit Egypte, uit het slavenhuis. Al is de historiciteit van de uittocht uit Egypte een groot vraagteken, het neemt niet weg dat het verhaal over die uittocht een groot verlangen naar bevrijding uit de slavernij en de roep op vrijheid uitdrukt. Al heeft de geschiedenis van Israël weinig vredevolle periodes gekend, toch bleef dat verlangen levendig. Het lijkt alsof bevrijding bekomen en vrijheid beleven iets bovenmenselijks is en aan een trancendent wezen (God) moet toegeschreven worden. Met een enorme innerlijke kracht (die een mens in zichzelf kan ontdekken) is een mens in staat vrijheid te veroveren op al wat hem slaaf maakt, terneerdrukt. Het magnificat drukt het uit: een enorme kracht bewerkte bevrijding en vrijheid.
Lc 1,51.6. διεσκορπισεν (= dieskorpisen: hij verkwistte, verstrooide; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διασκορπιζω = diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten). Taalgebruik in het NT: diaskorpizô
(uiteenwerpen, verkwisten). Bijbel (4): (1) Dt 30,3. (2) Ps 53,6. Lc (2): (1) Lc
1,51. (2) Lc
15,13. Een vorm van διασκορπιζω (= diaskorpizô: uiteenwerpen, verkwisten) in de LXX (53), in het NT (9): (1) Mt
25,24. (2) Mt
25,26. (3) Mt
26,31. (4) Mc
14,27. (5) Lc
1,51. (6) Lc
15,13. (7) Lc 16,1. (8) Joh
11,52. (9) Hnd 5,37.
- פוץ (= pûts (verstrooien, verspreiden). Taalgebruik in Tenakh: pûts (zich verstrooien, zich verspreiden).
- הֱפִיצְךָ (= hèphîtsëkhâ: hij verstrooide je; < wkw act hifil perf 3de pers mann enk + suffix persoonl vnw 2de pers mann enk van het wkw. פוץ = pûts: verstrooien, verspreiden). Tenakh (1): Dt
30,3: . JHWH zal zich ontfermen over het volk dat in ballingschap ging. Hij zal het verzamelen uit alle volkeren waarheen Hij het heeft verstrooid.
- Dit vers kan zowel op de uittocht uit Egypte als op de ballingschap alluderen.
7. ὑπερηφάνους (= huperèfanous: hoogmoedigen, trotsen; bv nw / zn acc mann mv van het bv nw / zn ὑπερηφάνος = huperèfanos: hoogmoedig, trots, voortreffelijk, verheven). Bijbel (6). LXX (4). NT (2).
9. καρδιας (= kardias: uit het hart; zn gen vr enk van het zn καρδια = kardia: hart).
Lc 1,5110 gen mv autôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5)
Lc 1,52. - Lc 1,52: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [52] He hath put down the mighty from their seats, and exalted
them of low degree
Luther-Bibel 52 Er stößt die Gewaltigen vom Thron und erhebt die Niedrigen
Tekstuitleg van Lc
1,52. . Het vers Lc
1,52. telt 7 woorden en 41 letters. De getalswaarde van Lc
1,52. is 5718 (2 X 3 X 953). Literair is dit vers parallel opgebouwd, maar de versdelen zijn tegenstellingen van elkaar. Inhoudelijk heeft iets absoluuts alsof God alle machthebbers zou neerhalen en alle nederigen zou verhogen. Het komt zelfs voor dat de nederigen de plaats van de machthebbers zouden innemen. Niet alle machthebbers zijn corrupt en niet alle nederigen / vernederden zijn rechtvaardig. Deze verzen geven iets weer van de betrekkelijkheid van situaties. Macht hebben is tijdelijk, betrekkelijk. Soms worden kleinen, nederigen geroepen om een belangrijke taak te vervullen, waarin macht aanwezig is.
- In het vers worden machthebbers negatief bekeken. De Luthervertaling spreekt van Gewaltigen: gewelddaders. Dat kunnen machthebbers ook zijn. Het verwijderen van de macht lijkt gewelddadig te verlopen. Wordt aan God toegeschreven, wat mensen doen?
Lc 1,52.1. καθειλεν (= katheilen: hij haalde neer; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw καθαιρεω = kathaireô: naar beneden nemen, afnemen, neerhalen). Taalgebruik in het NT: kathaireô (afnemen, naar beneden nemen). . Bijbel (22): (1) Gn 24,18.. (2) Gn 24,46.. (3) Re 9,45.. (4) 2 K 14,13.. (5) 2 K 16,17. (6) 2 K 23,7. (7) 2 K 23,8.. (8) 2 K 23,12. (9) Js 14,17. (10) Jr 52,14.. (11) Spr 21,22. (12) Kl 2,2. (13) Kl 2,17.. (14) Jdt 13,6. (15) 1 Mak 1,31. (16) 1 Mak 2,25.. (17) 1 Mak 5,65. (18) 1 Mak 5,68. (19) 1 Mak 9,54. (20) Sir 10,14.. (21) Sir 28,14.. (22) Lc 1,52. Een vorm van καθαιρεω = kathaireô in de LXX (95), in het NT (9): (1) Mc 15,36.. (2) Mc 15,46.. (3) Lc 1,52.. (4) Lc 12,18. (5) Lc 23,53.. (6) Hnd 13,19.. (7) Hnd 13,29.. (8) Hnd 19,27.. (9) 2 Kor 10,5. In de LXX is een vorm van het werkw καθαιρεω = kathaireô de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden.
Lc 1,52.2. δυνάστας (= dunastas: machthebbers; zn acc mann mv van het zn δυνάστης = dunastès: machthebber). LXX (11). NT (1).
Lc
1,52.3. απο (= apo: af, van-weg; vz). Taalgebruik in het NT: apo
(af, van-weg). . Taalgebruik in de LXX: apo
(af, van-weg). Taalgebruik in Lc: apo
(af, van-weg).
Lc (73 + 32 + 9 = 114). Lc 1 (3 + 3 = 6). απο = apo: Lc 1 (3): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,48.. (3) Lc
1,52.. απ' = ap': Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,38.. (3) Lc
1,70.
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
apo (af, van-weg) | 2984 | 2544 | 440 | 82 | 33 | 73 | 19 | 93 | 115 | 25 | 188 | 207 |
ap' | 567 | 445 | 122 | 22 | 12 | 32 | 15 | 12 | 26 | 3 | 66 | 81 |
af' | 183 | 141 | 42 | 1 | 9 | 6 | 6 | 19 | 1 | 10 | 16 | |
totaal | 3734 | 3130 | 604 | 105 | 45 | 114 | 40 | 111 | 160 | 29 | 264 | 304 |
Lc 1,524 gen mann mv θρονων = thronôn (van de tronen) van het zelfst naamw θρονος = thronos (troon) Taalgebruik in het NT: thronos (troon). Taalgebruik in de LXX: thronos (troon). Bijbel (10) LXX (10) NT (2): (1) Lc 1,52. (2) Lc 22,30.
Lc 1,526 act ind aor 3de pers enk ὑψωsen = hupsôsen (hij verhief) van het werkw ὑψοω = hupsoô (verhogen, verheffen) Taalgebruik in het NT: hupsoô (verhogen). Taalgebruik in de LXX: hupsoô (verhogen). Bijbel (25): (1) 1 S 9,24. (2) 2 K 2,13. (3) 2 K 25,27. (4) Js 63,9. (5) Jr 49,16. (6) Ez 31,4. (7) Ps 27,5. (8) Ps 27,6. (9) Ps 118,16. (10) Job 19,6. (11) Kl 2,17. (12) Est 2,18. (13) Est 3,1. (14) Ezr 8,25. (15) Ezr 10,1. (16) 2 Kr 33,14. (17) Tob 13,18. (18) 1 Mak 11,26. (19) 1 Mak 13,27. (20) 1 Mak 14,37. (21) Sir 45,6. (22) Lc 1,52. (23) Joh 3,14. (24) Hnd 5,31. (25) Hnd 13,17. Een vorm van ὑψοω = hupsoô in de LXX (199), in het NT (20): (1) Mt 11,23. (2) Mt 23,12. (3) Lc 1,52. (4) Lc 10,15. (5) Lc 14,11. (6) Lc 18,14. (7) Joh 3,14. (8) Joh 8,28. (9) Joh 12,32. (10) Joh 12,34. (11) Hnd 2,33. (12) Hnd 5,31. (13) Hnd 13,17. (14) 2 Kor 11,7. (15) Jak 4,10. (16) 1 Pe 5,6. In de LXX kan een vorm van het werkw ὑψοω = hupsoô de vertaling zijn van 17 verschillende Hebreeuwse woorden
Lc 1,527 acc mann mv ταπεινους = tapeinous (kleinen) van het bijvoegl naamw ταπεινος = tapeinos (laag, klein, deemoedig) Zie het zelfst naamw ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) Taalgebruik in het NT: tapeinôsis (vernedering, nederigheid). Taalgebruik in de LXX: tapeinôsis (vernedering, nederigheid). Bijbel (11): (1) Js 11,4. (2) Js 32,7. (3) Js 49,13. (4) Ps 34,19. (5) Spr 30,14. (6) Job 5,11. (7) Job 12,21. (8) 1 Mak 14,14. (9) Sir 10,15. (10) Lc 1,52. (11) 2 Kor 7,6. Een vorm van in de LXX (70), in het NT (8): (1) Mt 11,29. (2) Lc 1,52. (3) Rom 12,16. (4) 2 Kor 7,6. (5) 2 Kor 10,1. (6) Jak 1,9. (7) Jak 4,6. (8) 1 Pe 5,5.
Lc 1,53 - . Lc 1,53: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [53] He hath filled the hungry with good things; and the
rich he hath sent empty away
Luther-Bibel 53 Die Hungrigen füllt er mit Gütern und lässt die Reichen leer
ausgehen
Tekstuitleg van Lc 1,53. Het vers Lc 1,53. telt 7 woorden en 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,53. is 6171 (3 X 11² X 17)
Lc 1,531 act part praes acc mann mv πεινωντας = peinôntas van het werkw πειναω = peinaô
(hongeren, honger hebben) Taalgebruik in het NT: peinaô
(hongeren, honger hebben). Taalgebruik in Lc: peinaô
(hongeren, honger hebben). Bijbel (2) OT (1): Ps 107,36. Lc (1) Lc
1,53. Een vorm van πειναω = peinaô (hongeren, honger hebben) in de LXX (53), in het NT (23), in Lc (5): (1) Lc
1,53. (2) Lc
4,2. (3) Lc
6,3. (4) Lc
6,21. (5) Lc
6,25.
- mann mv רְעֵבִים = rë`ebhîm (hongerigen) van het bijvoegl naamw רָעֵב = râ`eb (hongerig) Zie het werkw רָעַב = râ`abh (hongeren, honger voelen) Taalgebruik in Tenakh: râ`âb (hongeren, honger voelen). Getalwaarde: resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70, beth = 2 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17 Of 16 X 17) Structuur: 2 - 7 - 2 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (3): (1) 2 K 7,12. (2) Ps 107,5. (3) Ps 107,36. Een vorm van רָעַב = râ`abh in Tenakh in 20 verzen
- וּרְעֵבִים = ûrë`ebhîm (en hongerigen) < prefix verbindingswoord û (wë) + mann mv van het het bijvoegl naamw רָעֵב = râ`eb (hongerig) Tenakh (2): (1) 1 S 2,5. (2) Job 24,10.
- E hungry D hungrig Fr affamé Honger Lat fames Fr faim
Lc 1,532
act ind aor 3de pers enk ενεπλησεν = eneplèsen (hij vervulde, overlaadde) van
het werkw εμπιμπλημι = empimplèmi (invullen, vervullen) Taalgebruik in het NT: empimplèmi
(invullen, vervullen). Taalgebruik in de LXX: empimplèmi
(invullen, vervullen). Taalgebruik in Lc: empimplèmi
(invullen, vervullen). LXX (14): (1) Ex 35,31. (2) Ex 35,35. (3) Re 17,5. (4) Re 17,12. (5) Jr 41,9. (6) Ps 105,40. (7) Ps 107,9. (8) Job 9,18. (9) Job 15,2. (10) Job 22,18. (11) 2
Kr 5,14. (12) Sir 16,29. (13) Sir 17,7. (14) Bar 3,32. NT (1) = Lc (1) Lc
1,53. Een vorm van εμπιμπλημι = empimplèmi (invullen, vervullen) in de LXX (142), in het NT (5): (1) Lc
1,53. (2) Lc
6,25. (3) Joh
6,12. (4) Hnd 14,17. (5) Rom
15,24.
- Lat replere Fr remplir Ned vervullen D
erfüllen E to fill
Hebr mâlâ´ (vullen, vervullen) Taalgebruik in Tenakh: mâlâ´ (vullen, vervullen). Getalwaarde: mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 26 OF 71 Structuur: 4 - 3 - 1
Lc 1,533
gen mv agathôn van het bijvoegl naamw agathos (goed) Taalgebruik
in het NT: agathos
(goed). Taalgebruik in Mc: agathos
(goed).
Lc (1) Lc
1,53. Een vorm van agathos (goed) in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,53. (2) Lc
6,45. (3) Lc
8,8. (4) Lc
8,15. (5) Lc
10,42. (6) Lc
11,13. (7) Lc
12,18. (8) Lc
12,19. (9) Lc
16,25. (10) Lc
18,18. (11) Lc
18,19. (12) Lc
19,17. (13) Lc
23,50.
Lc 1,531
- 3 hij vervulde (overlaadde) de hongerigen met goede dingen
- Lc 1,53: peinôntas eneplèsen agathôn (hongerigen verzadigde hij
met goede dingen)
- Ps 107,9: kai psuchèn peinôsan eneplèsen agathôn (en een hongerig
leven verzadigde hij met goede dingen)
2 / 3 woorden zijn identiek: eneplèsen agathôn (hij verzadigde
met goede dingen) 1 / 3 verschilt in vorm van het werkw peinaô (hongerigen)
Lc 6,21 | Lc 6,25 | Lc 6,20b | Lc 6,24 | Lc 1,53 a | Lc 1,53b | Lc 16,25c | Lc 16,25d | Lc 16,25e | Lc 16,25f |
makarioi (zalig - geluukig) | ouai humin (wee aan u) | makarioi (zalig - gelukkig) | ouai humin (wee aan u) | kai (en) | hoti (want) | kai (en) | |||
hoi peinôntes (peinaô: hongeren) | hoi empeplèsmenoi (de verzadigden) empimplèmi: verzadigen, vol zijn | hoi ptôchoi (de armen) | tois plousiois (rijken) | peinôntas eneplèsen (hongerigen verzadigde Hij) | ploutountas (die zich verrijkten) | lazaros homoiôs (en Lazarus op gelijke wijze) | su de (gij echter) | ||
nun (nu) | nun (nu) | exapesteilen (zond Hij heen) | apelabes (gij hebt ontvangen) | nun de (nu echter) | |||||
hoti (want) | hoti (want) | hoti (wxant) | hoti | ||||||
chortasthèsesthe (chortazô: gevoed worden, verzadigen) (gij zult verzadigd worden) | peinasete (gij zult hongeren) | humetera estin hè basileia tou theou (het uwe is het koninkrijk van God) | apechete tèn paraklèsin humôn (want uw vertroosting houdt u van u af) | agathôn (met goederen) | kenous (ledig) | ta agatha sou (jouw goederen) | ta kaka (de kwalen) | hôde parakaleitai (vindt hij hier troost) | odunasai (lijdt pijn) |
en tài zôèi sou (in uw leven) | |||||||||
99 De zaligsprekingen: Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23. - Mt 5,3-12. - | 100 De weespreuken: Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26. - | 99 De zaligsprekingen: Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23. - Mt 5,3-12. - | 100 De weespreuken: Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26. - | 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56. - | 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56. - | 248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31 | 248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31 | 248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31 | 248 Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus: Lc 16,19-31 |
5 act part praes acc mann mv ploutountas (rijk zijnde) van het werkw πλουτεω = plouteô (rijk zijn) Taalgebruik in de Bijbel: plouteô (rijk zijn). Bijbel (1): Lc 1,53. Een vorm van πλουτεω = plouteô in de LXX (14), in het NT (12)
Lc 1,54. - Lc 1,54: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [54] He hath holpen his servant Israel, in remembrance of
his mercy;
Luther-Bibel 54 Er gedenkt der Barmherzigkeit und hilft seinem Diener Israel
auf,
Tekstuitleg van Lc 1,54. Het vers Lc 1,54. telt 6 (2 X 3) woorden en 42 (2² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,54. is 3735 (3² X 5 X 83)
Lc 1,54.1
act ind aor 3de pers enk αντελαβετο = antelabeto (hij verwierf) van het werkw αντιλαμβανω = antilambanô
(in ruil voor iets krijgen, verwerven) Taalgebruik in het NT: antilambanô
(in ruil voor iets krijgen, verwerven). Taalgebruik in de LXX: antilambanô
(in ruil voor iets krijgen, verwerven). Taalgebruik in Lc: antilambanô
(in ruil voor iets krijgen, verwerven). Bijbel (8) OT (7): (1) Gn 48,17. (2) 1 K 9,11. (3) Ps 18,36. (4) Ps 63,9. (5) Ps 69,30. (6) Ps 107,17. (7) Ps 118,13. NT (1) = Lc (1) Lc
1,54. Deze vorm komt in het NT enkel in dit vers van Lc voor. Een vorm van αντιλαμβανω (= antilambanô: in ruil voor iets krijgen, verwerven) in de LXX (53), in het NT (3): (1) Lc
1,54. (2) Hnd 20,35. (3) 1
Tim 6,2. In de LXX is een vorm van het wkw αντιλαμβανω = antilambanô de vertaling van 16 verschillende Hebreeuwse woorden.
- Hebreeuws NBS act hifil perf 3de pers mann enk הֶחֱזִיק = hèchèzîq (hij ondersteunde) van het werkw חָזַק = châzaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) Taalgebruik in Tenakh: chazaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen). Getalwaarde: chet = 8, zajin = 7, qoph = 19 of 100 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 115 (5 X 23) Structuur: 8 - 7 - 1 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (22) In 19 verzen in Neh 3 Verder: (1) Re 7,8. (2) Mi 7,18. (3) 2 Kr 26,8.
Lc 1,542 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)
Lc 1,543 gen mann enk παιδος = paidos van het zelfst naamw παις = pais (kind, dienaar) Taalgebruik in het NT: pais (kind, dienaar). Bijbel (31) OT (26): (1) Gn 18,17. (2) Gn 19,2. (3) Gn 32,19. (4) Gn 33,14. (5) Gn 44,31. (6) Gn 46,34. (7) Dt 22,15. (8) Dt 22,16. (9) Js 44,26. (10) Js 45,4. (11) Js 50,10. (12) Ps 69,18. (13) Spr 29,21. (14) Job 1,8. (15) Da 9,11. (16) Da 9,17. (17) 1 Kr 17,17. (18) 1 Kr 17,24. (19) 1 Kr 17,25. (20) 1 Kr 17,27. (21) 1 Kr 21,8. (22) 2 Kr 6,19. (23) 2 Kr 6,21. (24) 2 Mak 6,23. (25) 2 Mak 15,12. (26) Bar 2,28. Nt (5): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 8,51. (4) Hnd 4,25. (5) Hnd 4,30. Een vorm van παις = pais (kind) in de Septuaginta (470), in het NT (24, met variante lezingen 27) Mt (5): (1) Mt 2,16. (2) Mt 8,6. (3) Mt 8,8. (4) Mt 8,13. (5) Mt 12,18. (6) Mt 14,2. (7) Mt 17,18. (8) Mt 21,15. (9) Lc 1,16. (10) Lc 1,54. (11) Lc 1,69. (12) Lc 1,80. (13) Lc 2,25. (14) Lc 2,32. (15) Lc 2,34. (16) Lc 4,25. (17) Lc 4,27. (18) Lc 7,9. (19) Lc 22,30. (20) Lc 24,21. (21) Joh 4,51. (22) Hnd 3,13. (23) Hnd 3,26. (24) Hnd 4,25. (25) Hnd 4,27. (26) Hnd 4,30. (27) Hnd 20,12.
Zowel παις = pais (kind, dienaar) als δουλος = doulos (dienaar, slaaf) kan de vertaling van het Hebreeuwse עֶבֶד = `èbhèd (dienaar, knecht) zijn Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4 Totaal: 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 De som van de elementen is telkens 4 `bd in Tenakh (115) Pentateuch (28) Eerdere Profeten (42) Latere Profeten (12) 12 Kleine Profeten (3) Geschriften (30) עֶבֶד = `èbhèd in Jesaja (2): (1) Js 44,21. (2) Js 49,6.
Lc 1,544 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
3 - 4 παιδος αυτου = paidos autou (zijn dienaar) NT (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69.
2 - 4 ισραηλ παιδος αυτου = israèl paidos autou (Israël, zijn dienaar) NT (1): Lc
1,54.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל עַבְדוֹ = jisraël `abhëdô (Israël, zijn dienaar) Tenakh (2): (1) 1
Kr 16,13. (2) Ps 136,22.
Lc 1,545
inf aor μνησθηναι = mnèsthènai van het werkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren,
gedenken) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai
(zich herinneren, gedenken). Lc (2): (1) Lc
1,54. (2) Lc
1,72. Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren,
gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc (6), in Hnd (2) Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in Lc
in 6 verzen: (1) Lc
1,54. (2) Lc
1,72. (3) Lc
16,25. (4) Lc
23,42. (5) Lc
24,6. (6) Lc
24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen
van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2
verzen
- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om
te gedenken): Gn
9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed De regenboog
dient als herinnering aan dit verbond
Lc 1,54.6 ἐλέους (= eleous: barmhartigheid; zn gen onz enk van het zn ελεος = eleos: barmhartigheid). Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. Een vorm van eleos (barmhartigheid) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78.
Lc 1,55. - Lc 1,55: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [55] As he spake to our fathers, to Abraham, and to his
seed for ever
Luther-Bibel 55 wie er geredet hat zu unsern Vätern,
Hebreeuws: ka´äsjèr dibber la´äbhôthe(j)nû lë´abhërâhâm
Tekstuitleg van Lc 1,55. Het vers Lc 1,55 telt 15 (3 X 5) woorden en 70 (2 X 5 X 7) letters. De getalswaarde van Lc 1,55. is 10114 (2 X 13 X 389 OF 26 X 389). In dit vers wordt het verband gelegd met het verleden.
Lc 1,55.1 καθως (= kathôs: zoals; vw van vergelijking). Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). LXX (266). NT (182). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.
|
Mt | Mc | Lc | syn | ev |
καθως (= kathôs: zoals bij syn | 3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. | 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) | 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. | 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. | 59 |
- Hebreeuws כַּאֲשֶׁר (= ka´äsjèr: zoals; <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr: die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die). Getalswaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin
= 21 of 300, resj = 20 of 200; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167).
Structuur: 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (488). Pentateuch (202). Eerdere Profeten (68). Latere Profeten
(68). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (56)
- כּמוֹ = këmô (zoals). Taalgebruik in Tenakh: këmô (zoals). Getalswaarde: kaph = 12 of 30, mem, 13 of 40, waw = 6 ; totaal: 31 OF 76 (4 X 19). Tenakh (52). Pentateuch (2) Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (8). Geschriften (33). Pentateuch (2): (1) Ex 15,5. (2) Ex 15,8. Arabisch كَما = zoals (kamâ). Taalgebruik in de Qoran: zoals (kamâ). Lat: sicut. Fr: selon. E: as. D: wie.
Lc 1,55.2 ελαλησεν (= elalèsen: hij sprak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten). Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in de LXX: laleô (lallen, spreken, praten). LXX (400). Nt (31). Lc (5): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. (3) Lc 2,50. (4) Lc 11,14. (5) Lc 24,6. Een vorm van λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) in de LXX (1189), in het NT (298), in Lc (31) In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2). Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.
laleô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
act ind aor 3de pers enk elalèsen | 431 | 400 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 |
- דִּבֶּר (= dibbèr: hij sprak; wkw act piël perf 3de pers mann enk van het wkw = dâbhar: spreken.) Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken). Getalswaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103. Structuur: 4 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (196) Gn (13): (1) Gn 12,4. (2) Gn 17,23. (3) Gn 18,19. (4) Gn 21,2. (5) Gn 23,16. (6) Gn 24,7. (7) Gn 24,53. (8) Gn 35,13. (9) Gn 35,14. (10) Gn 35,15. (11) Gn 42,30. (12) Gn 45,27. (13) Gn 49,28.
- Lat: loqui. Fr: parler. E: to speek. D: sprechen.
dâbhar (spreken) | Tenakh | Gn. | Ex. | Lv. | Nu. | Dt. | Joz. | Re. | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Est | Job | Ps | Spr | Pr |
καθως ελαλησεν (= kathôs elalèsen: zoals hij sprak). | 59 | 3 | 7 | 1 | 5 | 15 | 8 | 3 | 1 | 6 | 3 | 1 | 3 | 1 |
1. - 2. καθως ελαλησεν (= kathôs elalèsen: zoals hij sprak). Bijbel (15). OT (13). NT (2): (1) Lc
1,55. (2) Lc
1,70.
- כַאֲשֶׁר דִּבֶּר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak). Tenakh (65). Pentateuch (29). Gn (4): (1) Gn
12,4. (2) Gn
17,23. (3) Gn 21,1. (4) Gn 24,51. Ex (5): (1) Ex 1,17. (2) Ex 7,13. (3) Ex 8,11. (4) Ex 9,12. (5) Ex 12,25. Lv (1): Lv 10,5. Nu (4): (1) Nu 5,4. (2) Nu 17,5. (3) Nu 23,2. (4) Nu 27,23. Dt (15): (1) Dt 1,11. (2) Dt 1,21. (3) Dt 2,1. (4) Dt 6,3. (5) Dt 6,19. (6) Dt 9,3. (7) Dt 10,9. (8) Dt 11,25. (9) Dt 12,20. (10) Dt 15,6. (11) Dt 18,2. (12) Dt 26,18. (13) Dt 27,3. (14) Dt 29,12. (15) Dt 31,3. Verder: (4) Joz 14,10. (5) 1 K 2,24. (6) Jr 40,3.
- Gn 12,4. verwijst naar het woord van JHWH aan Abram om te vertrekken. Gn 17,23. verwijst naar het woord van God in verband met de besnijdenis. In Gn 21,1. is het woord van JHWH tot Sara gericht. In de context van Lucas is de besnijdenis uitgesloten. Rest nog de tekst ivm de oproep om te vertrekken. Zo kan het begin en het einde van het Magnificat geïnspireerd zijn op de begingeschiedenis van Abram in Gn 12,1-4.
Lc 1,553 προς (= pros: naar, bij; bepaling van plaats). Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80. Tekstlezingen Lc 1,26: eis / pros: naar.
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
- ´l: voorzetsel
אֶל (= ´èl: naar, tot; eigennaam; zn mann enk) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´el,
Taalgebruik in Tenakh: ´èl. Getalswaarde is: aleph = 1, lamed = 12 of 30; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld).
Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere
Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662).
- إلي (= ´ilâ: naar). Taalgebruik in de Qoran: ´ilâ (naar).
Lc 1,552 - 3 ελαλησεν προς (= elalèsen pros: hij sprak tot). NT (2): (1) Lc
1,55. (2) Hnd
8,26.
- דִּבֶּר אֶל = dibbèr
´èl (hij sprak tot) Tenakh (7): (1) 1 K 13,11. (2) 1 K 16,12. (3) 2 K 1,3. (4) 2 K 8,1. (5) 2 K 10,17. (6) 2 K 15,12. (7) Jr 51,12.
Lc 1,554 bep lidw acc mann mv τους = tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc 1,33. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,65. (4) Lc 1,79.
lidw mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | ||
16 | acc m mv tous | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 |
- Grieks to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,555
acc mann mv πατερας = pateras van het zelfst naamw πατηρ = patèr (vader) Taalgebruik
in het NT: patèr
(vader). Taalgebruik
in de LXX: patèr
(vader). Taalgebruik in Lc: patèr
(vader). Lc (1) Lc
1,55. Hnd (8): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 7,12. (3) Hnd 7,19. (4) Hnd 13,17. (5) Hnd 13,32. (6) Hnd 13,36. (7) Hnd 26,6. (8) Hnd 28,25. Een vorm van πατηρ = patèr (vader) in de LXX (1451), in het NT (415), in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in
8 verzen: (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,55. (4) Lc
1,59. (5) Lc
1,62. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,72. (8) Lc
1,73. Hnd (35)
- Hebreeuws mann mv אֲבוֹת = ´äbhôth (vaders) van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1
- 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (31) Pentateuch (8) Eerdere Profeten (3) Latere Profeten (6) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (13) Pentateuch (8): (1) Ex 6,25. (2) Ex 34,7. (3) Nu 14,18. (4) Nu 31,26. (5) Nu 32,28. (6) Nu 36,1. (7) Dt 5,9. (8) Dt 24,16.
- Lat pater Fr père Ned vader
E father D Vater Arabisch: اَب = ´ab (vader) Taalgebruik in de Qoran: ´ab (vader).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | ||
acc mann mv pateras | 54 | 42 | 12 | 1 | 8 | 3 | 1 | 1 | 3 |
Lc 1,554 - 5 τους πατερας = tous pateras (de vaders) NT (11): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 3,22. (3) Hnd 3,25. (4) Hnd 7,12. (5) Hnd 7,19. (6) Hnd 13,17. (7) Hnd 13,32. (8) Hnd 13,36. (9) Hnd 26,6. (10) Hnd 28,25. (11) Rom 11,28.
- Hebreeuws הָאָבוֹת = hâ´âbhôth (de vaderen) < prefix bepaald lidw ha + mann mv van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1
- 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (41): Pentateuch (2) Eerdere Profeten (5) Latere Profeten (2) 12 Kleine
Profeten (0) Geschriften (32) Pentateuch (2): (1) Nu 36,1. (2) Dt 18,8.
Lc 1,553 - 5 προς τους πατερας = pros tous pateras (tot de vaders). OT (11). NT (7): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,22. (3) Hnd 3,25. (4) Hnd 13,32. (5) Hnd 13,36. (6) Hnd 26,6. (7) Hnd 28,25
Lc 1,555 - 6 πατερας ἡμων = pateras hèmôn (onze vaders) NT (6): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,12. (4) Hnd 7,19. (5) Hnd 13,17. (6) Hnd 28,25.
- Hebreeuws אֲבֹתֵינוּ = ´äbhothe(j)nû (onze vaderen) < mann mv stat constr + suffix pers voornaamw 1ste pers mann mv Zie: אַב = ´abh (vader) Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1
- 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (23): (1) Gn 46,34. (2) Nu 20,15. (3) Nu 36,3. (4) Nu 36,4. (5) Dt 5,3. (6) Dt 26,7. (7) 1 K 8,21. (8) 1 K 8,53. (9) 1 K 8,57. (10) 1 K 8,58. (11) 2 K 22,13. (12) Js 64,10. (13) Mal 2,10. (14) Ps 22,5. (15) Kl 5,7. (16) Da 9,16. (17) Ezr 9,7. (18) Ezr 9,9. (19) Ezr 10,35. (20) 1
Kr 29,15. (21) 1
Kr 29,18. (22) 2 Kr 20,6. (23) 2 Kr 29,6.
- אֲבֹתֶיךָ = ´äbhothè(j)khâ (jouw vaderen) < mann mv stat constr + suffix pers voornaamw 2de pers mann enk van het zelfst naamw אַב = ´abh (vader) Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1
- 2 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (22): (1) Gn 15,15. (2) Ex 10,6. (3) Dt 1,21. (4) Dt 4,31. (5) Dt 4,37. (6) Dt 6,3. (7) Dt 8,3. (8) Dt 8,16. (9) Dt 10,22. (10) Dt 12,1. (11) Dt 27,3. (12) Dt 30,5. (13) Dt 30,9. (14) Dt 31,16. (15) 2 S 7,12. (16) 1 K 13,22. (17) 2 K 20,17. (18) 2 K 22,20. (19) Js 39,6. (20) Ps 45,17. (21) 1
Kr 17,11. (22) 2
Kr 34,28.
Lc 1,553 - 6 προς τους πατερας ἡμων (= pros tous pateras hèmôn: tot onze vaders). NT (4): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 13,32. (4) Hnd 28,25.
- לַאֲבֹתֵינוּ = la´äbhothe(j)nû (tot onze vaderen). Zie: אַב = ´abh (vader). Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalswaarde: alelph = 1, beth = 2; totaal 3. Structuur: 1
- 2. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (7): (1) Dt 6,23. (2) Dt 26,3. (3) Dt 26,15. (4) 1 K 8,40. (5) Mi 7,20. (6) Neh 9,36. (7) 2
Kr 6,31. Zie Lc 1,55.3 - 6
- אֲבֹתֶיךָ אֶל (= ´èl ´äbhothè(j)khâ: naar jouw vaderen). Tenakh (2): (1) Gn 15,15. (2) 2
Kr 34,28.
Lc 1,557 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- Grieks to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,558 αβρααμ = abraam (Abraham) Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Bijbel (241) OT (164) NT (69) Lc (14): (1) Lc
1,55. (2) Lc
1,73. (3) Lc 3,8. (4) Lc
3,34. (5) Lc 13,16. (6) Lc
13,28. (7) Lc 16,22. (8) Lc 16,23. (9) Lc 16,24. (10) Lc 16,25. (11) Lc
16,29. (12) Lc
16,30. (13) Lc 19,9. (14) Lc
20,37. Hnd (7): (1) Hnd 3,13. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,2. (4) Hnd 7,16. (5) Hnd 7,17. (6) Hnd 7,32. (7) Hnd 13,26.
- Hebreeuws אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham) Zie: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Getalwaarde: aleph = 1, beth
= 2, resj = 20 of 200, he = 5, mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 248 (2³ X 31) Structuur: 1 - 2 - 2 - 5 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh
(128) Pentateuch (105) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (6) 12 Kleine
Profeten (0) Geschriften (13) Gn (98)
- Arabisch ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm) Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75)
Lc 1,55.7 - 8 τῳ αβρααμ (= tô abraam: aan Abraham). OT (31). NT (10): (1) Mt
3,9. (2) Lc
1,55. (3) Lc 3,8. (4) Hnd 7,17. (5) Rom 4,9. (6) Rom 4,13. (7) Gal 3,8. (8) Gal 3,16. (9) Gal 3,18. (10) Heb 6,13. (11) 1 Pe 3,6. pros abraam (tot Abraham) NT (2): (1) Lc
1,73. (2) Hnd 3,25.
- אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Getalswaarde: aleph = 1, beth
= 2, resj = 20 of 200, he = 5, mem = 13 of 40; totaal: 41 of 248 (2³ X 31). Structuur: 1 - 2 - 2 - 5 - 4. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (27). Pentateuch (26). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (0). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (0). Gn (15): (1) Gn 20,9. (2) Gn 20,14. (3) Gn 21,2. (4) Gn 21,7. (5) Gn 21,9. (6) Gn 21,10. (7) Gn 22,20. (8) Gn 23,18. (9) Gn 23,20. (10) Gn 25,6. (11) Gn 25,12. (12) Gn 26,3. (13) Gn 28,4. (14) Gn 35,12. (15) Gn 50,24. (16) Ex
6,8. (17) Ex 32,13. (18) Ex
33,1. (19) Nu 32,11. (20) Dt
1,8. (21) Dt
6,10. (22) Dt
9,5. (23) Dt
9,27. (24) Dt
29,12. (25) Dt
30,20. (26) Dt
34,4. (27) Mi 7,20.
- לְאַבְרָהָם = lë´abhërâhâm: aan Abraham) < voorzetsel lë + אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham).
- אַבְרָהָם אֶל = ´èl ´abhërâhâm (tot Abraham) Tenakh
(12): (1) Gn
17,9. (2) Gn
17,15. (3) Gn
18,13. (4) Gn
18,33. (5) Gn
20,10. (6) Gn
21,12. (7) Gn
21,22. (8) Gn
21,29. (9) Gn
22,7. (10) Gn
22,15. (11) Ex
6,3. (12) Js
51,2.
Lc 1,559 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
Lc 1,5510 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- Grieks to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc 1,5511 dat onz enk σπερματι = spermati van het zelfst naamw σπερμα = sperma (zaad, nakomeling) Taalgebruik in het NT: sperma
(zaad, nakomeling). Taalgebruik in de LXX: sperma
(zaad, nakomeling). Bijbel (46) OT (35) NT (6): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,5. (4) Rom 4,13. (5) Rom 4,16. (6) Gal 3,16.
- Hebreeuws לְזֶרַ = lëzèra` (aan het zaad / nageslacht) < prefix voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik
in Tenakh: zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of
200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2
- 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (5): (1) Gn 47,24. (2) Lv 18,20. (3) Js 45,19. (4) Ez 20,5. (5) 2 Kr 20,7.
Lc 1,558 - 11 abraam kai tô(i) spermati (Abraham en aan het zaad / nageslacht) NT (2): (1) Lc 1,55. (2) Hnd 3,25.
Lc 1,5510 - 11 τῳ σπερματι = tô(i) spermati (aan het zaad / nageslacht) NT (6): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,5. (4) Rom 4,13. (5) Rom 4,16. (6) Gal 3,16. (2X)
- Hebreeuws לְזֶרַע = lëzèra` (aan het zaad / nageslacht) < prefix voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik
in Tenakh: zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of
200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2
- 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (5): (1) Gn 47,24. (2) Lv 18,20. (3) Js 45,19. (4) Ez 20,5. (5) 2 Kr 20,7.
Lc 1,5512 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,5510 - 12 τῳ σπερματι αυτου = tô(i) spermati autou (aan zijn zaad / nageslacht) NT (4): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 7,5. (3) Rom 4,13. (4) Gal 3,16.
- לֱזַרְעוֹ = lëzar`ô (aan zijn geslacht) < voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Zie het werkw זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) Taalgebruik in Tenakh: zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen). Getallenwaarde: zain = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17: getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (2): (1) Gn 17,19. (2) Neh 9,8.
- לֱזַרְעֲךָ = lëzar`äkhô (aan jouw geslacht) < voorzetsel lë + zelfst naamw זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl voornaamw 2de pers mann enk Zie het werkw זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) Taalgebruik in Tenakh: zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen). Getallenwaarde: zain = 7, resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17: getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2 - 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (7): (1) Gn 12,7. (2) Gn 15,18. (3) Gn 24,7. (4) Gn 26,4. (5) Gn 48,4. (6) Ex 33,1. (7) Dt 34,4.
(1) Gn 12,7. (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven)
(2) Gn 15,18. (lëzarë`äkhâ nâthaththî ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht geef ik dit land)
(3) Gn 24,7. (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven)
(4) Gn 26,4. (wënâthaththî lëzarë`äkhâ ´èth
kâl hâ´ärâzoth = en ik geef uw nageslacht heel
het land)
(5) Gn 48,4. (wënâthaththî ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th lëzarë`äkhâ = en ik geef dit land
aan uw nageslacht)
(6) Ex 33,1. (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh
= aan uw nageslacht zal ik het geven)
(7) Dt 34,4. (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh
= aan uw nageslacht zal ik het geven)
Lc 1,559 - 12 και τῳ σπερματι αυτου = kai tô(i) spermati autou (en aan zijn zaad / nageslacht) NT (3): (1) Lc
1,55. (2) Hnd 7,5. (3) Gal 3,16.
- Hebreeuws וּלְזַרְעוֹ = ûlëzarë`ô (en aan zijn zaad / nageslacht) < prefix verbindingswoord wë + prefix voorzetsel lë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) Taalgebruik
in Tenakh: zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling). Getalwaarde: zajin = 7, resj = 20 of
200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) Structuur: 7 - 2
- 7 De som van de elementen is telkens 7 Tenakh (6): (1) Ex 28,43. (2) Ex 30,21. (3) Nu 24,13. (ûlëzara`ô) (4) 2 S 22,51. (5) 1 K 2,33. (6) Ps 18,51.
Lc 1,5513 eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis (naar). Taalgebruik in de LXX: eis (naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc 1,9. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,39. (7) Lc 1,40. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,50. (10) Lc 1,55. (11) Lc 1,56. (12) Lc 1,79.
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 |
Lc 1,5514
bep lidw acc mann enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N de E the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
8 | acc mann + onz enk ton | 6202 | 4880 | 1322 | 167 | 124 | 191 | 197 | 244 | 338 | 61 | 482 | 679 |
Lc 1,5515 acc mann enk aiôna van het zelfst naamw aiôn (eeuwigheid) Taalgebruik in het NT: aiôn (eeuwigheid). Taalgebruik in de LXX: aiôn (eeuwigheid). Hebr `ôlâm (eeuwig) Taalgebruik in Tenakh: `ôlâm (eeuwig). Bijbel (312) OT (243) NT (28) Lc (1): Lc 1,55.
Lc 1,5513 - 15 eis ton aiôna (tot in eeuwigheid) NT (30) Lc (1): Lc 1,55. Hebr lë`ôlam Tenakh (20)
Lc 1,56. - Lc 1,56: 4 Bezoek van Maria aan Elisabet: verwijzingen. -- Lc 1,39-56. -- Lc 1,39. - Lc 1,40. - Lc 1,41. - Lc 1,42. - Lc 1,43. - Lc 1,44. - Lc 1,45. - Lc 1,46. - Lc 1,47. - Lc 1,48. - Lc 1,49. - Lc 1,50. - Lc 1,51. - Lc 1,52. - Lc 1,53. - Lc 1,54. - Lc 1,55. - Lc 1,56. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [56] And Mary abode with her about three months, and returned
to her own house
Luther-Bibel 56 Und Maria blieb bei ihr etwa drei Monate; danach kehrte sie
wieder heim
Tekstuitleg van Lc 1,56. Het vers Lc 1,56. telt 14 (2 X 7) woorden en 65 (3 X 15) letters De getalwaarde van Lc 1,56. is 7254 (2 X3 X 3 X 13 X 31)
Lc 1,561 act ind aor 3de pers enk emeinen (zij bleef) van het werkw menô (blijven) Taalgebruik in het NT: menô (blijven). Taalgebruik in Lc: menô (blijven). Lc (1) Lc 1,56. Een vorm van menô (blijven) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,56. (2) Lc 8,27. (3) Lc 9,4. (4) Lc 10,7. (5) Lc 19,5. (6) Lc 24,29. (2 vormen)
Lc 1,562
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,563
mariam (Maria) Taalgebruik in het NT: mariam
(Maria). Taalgebruik in Lc: mariam
(Maria).
Lc (13): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,30. (3) Lc
1,34. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,46. (7) Lc
1,56. (8) Lc
2,5. (9) Lc
2,16. (10) Lc
2,19. (11) Lc
2,34. (12) Lc
10,39. (13) Lc
10,42.
Lc 1,564 sun (met) Taalgebruik in het NT: sun (met). Taalgebruik in Lc: sun (met). Lc (23): (1) Lc 1,56. (2) Lc 2,5. (3) Lc 2,13. (4) Lc 5,9. (5) Lc 5,19. (6) Lc 7,6. (7) Lc 7,12. (8) Lc 8,1. (9) Lc 8,38. (10) Lc 8,51. (11) Lc 9,32. (12) Lc 19,23. (13) Lc 20,1. (14) Lc 22,14. (15) Lc 22,56. (16) Lc 23,11. (17) Lc 23,32. (18) Lc 24,10. (19) Lc 24,21. (20) Lc 24,24. (21) Lc 24,29. (22) Lc 24,33. (23) Lc 24,44.
Lc 1,565 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,566
hôs (zoals, zodra) Taalgebruik in het NT: hôs
(zoals). Taalgebruik in Lc: hôs
(zoals).
Lc (49) Lc 1 (4): (1) Lc
1,23. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,44. (4) Lc
1,56.
Lc 1,567
acc vr mv mènas van het zelfst naamw mèn (maand) Taalgebruik
in het NT: mèn
(maand). Taalgebruik in Lc: mèn
(maand).
Lc (3): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,56. (3) Lc
4,25. Een vorm van mèn (maand) in Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,26. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,56. (5) Lc
4,25.
Lc 1,568
treis (drie) Telwoord Taalgebruik in het NT: telwoorden. Taalgebruik in Lc: telwoorden.
Lc (5): (1) Lc
1,56. (2) Lc
2,46. (3) Lc
9,33. (4) Lc
11,5. (5) Lc
12,52.
Lc 1,569 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21 ) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,44. (3) Lc 1,48. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,52. (6) Lc 1,53. (7) Lc 1,54) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
Lc 1,5610
act ind aor 3de pers enk ὑπεστρεψεν = hupestrepsen (hij keerde terug) van het werkw
ὑποστρεφω = hupostrefô (omkeren, terugkeren)
Taalgebruik in het NT: hupostrefô
(omkeren, terugkeren). Taalgebruik in Lc: hupostrefô
(omkeren, terugkeren). Taalgebruik in Hnd: hupostrefô
(omkeren, terugkeren). Taalgebruik in de Septuaginta: hupostrefô
(omkeren, terugkeren). Lc (5): (1) Lc
1,56. (2) Lc
4,1. (3) Lc
4,14. (4) Lc
8,37. (5) Lc
17,15. Een vorm van ὑποστρεφω = hupostrefô (omkeren, terugkeren) in de LXX (17), in het NT (35), in Lc (21): (1) Lc
1,56. (2) Lc
2,20. (3) Lc
2,43. (4) Lc
2,45. (5) Lc
4,1. (6) Lc
4,14. (7) Lc
7,10. (8) Lc
8,37. (9) Lc
8,39. (10) Lc
8,40. (11) Lc
9,10. (12) Lc
10,17. (13) Lc
11,24. (14) Lc
17,15. (15) Lc
17,18. (16) Lc
19,12. (17) Lc
23,48. (18) Lc
23,56. (19) Lc
24,9. (20) Lc
24,33. (21) Lc
24,52.
In Lc 1,39. wordt de heenreis van Maria (επορευθη = eporeuthè = zij begaf zich op weg) gegeven, in Lc
1,56. de terugreis ( ὑπεστρεψεν = hupestrepsen = zij keerde terug)
hupostrefô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | ||
act ind aor 3de pers enk hupestrepsen | 13 | 7 | 6 | 5 | 1 | 5 | 5 |
hupostrefô | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | ||
Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 17 | Lc 19 | Lc 23 | Lc 24 | |||
1 | act ind imperf 3de pers mv hupestrefon | 1 | (1) Lc 23,48. | |||||||||||
2 | act imperat praes 2de pers enk hupostrefe | 1 | (1) Lc 8,39. | |||||||||||
3 | act inf praes hupostrefein | 2 | (1) Lc 2,43. | (2) Lc 8,40. | ||||||||||
4 | act ind fut 1ste pers enk hupostrepsô | 1 | (1) Lc 11,24. | |||||||||||
5 | act ind aor 3de pers enk hupestrepsen | 5 | (1) Lc 1,56. | (2) Lc 4,1. (3) Lc 4,14. | (4) Lc 8,37. | (5) Lc 17,15. | ||||||||
6 | act ind aor 3de pers mv hupestrepsan | 5 | (1) Lc 2,20. (2) Lc 2,45. | (3) Lc 10,17. | (4) Lc 24,33. (5) Lc 24,52. | |||||||||
7 | act part aor nom mann mv hupostrepsantes | 3 | (1) Lc 7,10. | (2) Lc 9,10. | (3) Lc 17,18. | |||||||||
8 | act part aor nom vr mv hupostrepsasai | 2 | (1) Lc 23,56. | (2) Lc 24,9. | ||||||||||
9 | act ind aor hupostrepsai | 1 | (1) Lc 19,12. | |||||||||||
21 | 1 | 3 | 2 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 |
Lc 1,5611
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
10 - 11 Lc 4,1: hupestrepsen apo (hij keerde terug van) Hapax in het NT Lc 1,56. en Lc 4,14: hupestrepsen () eis (hij / zij keerde terug naar)
Lc 1,5613
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,5611 - 13 eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16): (1) Lc 1,23. (2) Lc 1,40. (3) Lc 1,56. (4) Lc 5,24. (5) Lc 5,25. (6) Lc 6,4. (7) Lc 7,10. (8) Lc 8,39. (9) Lc 8,41. (10) Lc 9,61. (11) Lc 10,38. (12) Lc 11,24. (13) Lc 15,6. (14) Lc 16,27. (15) Lc 18,14. (16) Lc 22,54.
Lc 1,5614pers
voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik
in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,56. (7) Lc
1,58.
Evangelie op 24 juni: geboorte Johannes de Doper: Lc 1,5766-80. Lc 1,57-6680.
In die tijd brak voor Elisabeth het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen Maar zijn moeder zei daarop: "Neen, het moet Johannes heten" Zij antwoordden haar; "Maar er is in uw familie niemand die zo heet" Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: "Johannes zal hij heten" Ze stonden allen verbaasd Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld Ieder die het hoorde dacht er over na en vroeg zich af: "Wat zal er worden van dit kind?" Want de hand des Heren was met hem Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde
57Τῇ δὲ Ἐλισάβετ ἐπλήσθη ὁ χρόνος τοῦ τεκεῖν αὐτὴν καὶ ἐγέννησεν υἱόν. 58καὶ ἤκουσαν οἱ περίοικοι καὶ οἱ συγγενεῖς αὐτῆς ὅτι ἐμεγάλυνεν κύριος τὸ ἔλεος αὐτοῦ μετ’ αὐτῆς καὶ συνέχαιρον αὐτῇ. 59Καὶ ἐγένετο ἐν τῇ ἡμέρᾳ τῇ ὀγδόῃ ἦλθον περιτεμεῖν τὸ παιδίον καὶ ἐκάλουν αὐτὸ ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ πατρὸς αὐτοῦ Ζαχαρίαν. 60καὶ ἀποκριθεῖσα ἡ μήτηρ αὐτοῦ εἶπεν· οὐχί, ἀλλὰ κληθήσεται Ἰωάννης. 61καὶ εἶπαν πρὸς αὐτὴν ὅτι οὐδείς ἐστιν ἐκ τῆς συγγενείας σου ὃς καλεῖται τῷ ὀνόματι τούτῳ. 62ἐνένευον δὲ τῷ πατρὶ αὐτοῦ τὸ τί ἂν θέλοι καλεῖσθαι αὐτό. 63καὶ αἰτήσας πινακίδιον ἔγραψεν λέγων· Ἰωάννης ἐστὶν ὄνομα αὐτοῦ. καὶ ἐθαύμασαν πάντες. 64ἀνεῴχθη δὲ τὸ στόμα αὐτοῦ παραχρῆμα καὶ ἡ γλῶσσα αὐτοῦ, καὶ ἐλάλει εὐλογῶν τὸν θεόν. 65Καὶ ἐγένετο ἐπὶ πάντας φόβος τοὺς περιοικοῦντας αὐτούς, καὶ ἐν ὅλῃ τῇ ὀρεινῇ τῆς Ἰουδαίας διελαλεῖτο πάντα τὰ ῥήματα ταῦτα, 66καὶ ἔθεντο πάντες οἱ ἀκούσαντες ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτῶν λέγοντες· τί ἄρα τὸ παιδίον τοῦτο ἔσται; καὶ γὰρ χεὶρ κυρίου ἦν μετ’ αὐτοῦ.
67Καὶ Ζαχαρίας ὁ πατὴρ αὐτοῦ ἐπλήσθη πνεύματος ἁγίου καὶ ἐπροφήτευσεν λέγων·
68Εὐλογητὸς κύριος ὁ θεὸς τοῦ Ἰσραήλ,
ὅτι ἐπεσκέψατο καὶ ἐποίησεν λύτρωσιν τῷ λαῷ αὐτοῦ,
69καὶ ἤγειρεν κέρας σωτηρίας ἡμῖν
ἐν οἴκῳ Δαυὶδ παιδὸς αὐτοῦ,
70καθὼς ἐλάλησεν διὰ στόματος τῶν ἁγίων ἀπ’ αἰῶνος προφητῶν αὐτοῦ,
71σωτηρίαν ἐξ ἐχθρῶν ἡμῶν καὶ ἐκ χειρὸς πάντων τῶν μισούντων ἡμᾶς,
72ποιῆσαι ἔλεος μετὰ τῶν πατέρων ἡμῶν
καὶ μνησθῆναι διαθήκης ἁγίας αὐτοῦ,
73ὅρκον ὃν ὤμοσεν πρὸς Ἀβραὰμ τὸν πατέρα ἡμῶν,
τοῦ δοῦναι ἡμῖν 74ἀφόβως ἐκ χειρὸς ἐχθρῶν ῥυσθέντας
λατρεύειν αὐτῷ 75ἐν ὁσιότητι καὶ δικαιοσύνῃ
ἐνώπιον αὐτοῦ πάσαις ταῖς ἡμέραις ἡμῶν.
76Καὶ σὺ δέ, παιδίον, προφήτης ὑψίστου κληθήσῃ·
προπορεύσῃ γὰρ ἐνώπιον κυρίου ἑτοιμάσαι ὁδοὺς αὐτοῦ,
77τοῦ δοῦναι γνῶσιν σωτηρίας τῷ λαῷ αὐτοῦ
ἐν ἀφέσει ἁμαρτιῶν αὐτῶν,
78διὰ σπλάγχνα ἐλέους θεοῦ ἡμῶν,
ἐν οἷς ἐπισκέψεται ἡμᾶς ἀνατολὴ ἐξ ὕψους,
79ἐπιφᾶναι τοῖς ἐν σκότει καὶ σκιᾷ θανάτου καθημένοις,
τοῦ κατευθῦναι τοὺς πόδας ἡμῶν εἰς ὁδὸν εἰρήνης.
80Τὸ δὲ παιδίον ηὔξανεν καὶ ἐκραταιοῦτο πνεύματι, καὶ ἦν ἐν ταῖς ἐρήμοις ἕως ἡμέρας ἀναδείξεως αὐτοῦ πρὸς τὸν Ἰσραήλ.
5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. -
Lc 1,57. - Lc 1,57: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [57] Now Elisabeth's full time came that she should be delivered;
and she brought forth a son
Luther-Bibel 57 Und für Elisabeth kam die Zeit, dass sie gebären sollte; und
sie gebar einen Sohn
Tekstuitleg van Lc 1,57. Het vers Lc 1,57. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 57 letters De getalwaarde van Lc 1,57. is 5236 (2 X 2 X 7 X 11 X 17)
Lc 1,571
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,572
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Lc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,571 - 2 tèi de (1) Lc 1,57. (2) Lc 24,1. Bij het begin van het vers
Lc 1,573 elisabet (Elisabeth) Taalgebruik in het NT: elisabet (Elisabeth). Taalgebruik in Lc: elisabet (Elisabeth). Lc (8): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,24. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,41. (2X) (8) Lc 1,57. Tenakh (1) Ex 6,23: ´elîsjèbha` (Elisabet) In Ex 6,23. is Elisabet de vrouw van de hogepriester Aäron In Lc is Elisabet de vrouw van de priester Zacharia, de moeder van Johannes de Doper De parallel tussen Aäron, de eerste hogepriester, en Zacharia, de (laatste ?) priester is er via hun echtgenotes Elisabet De naam Elisabet kan betekenen: élî sjâbha`(mijn God zwoer) Gr omnumi (zweren, onder ede beloven) Taalgebruik in het NT: omnumi (zweren, onder ede beloven). Taalgebruik in de Septuaginta: omnumi (zweren, onder ede beloven). Lat jurare Fr jurer E to swear D schwören Een vorm van omnumi (zweren, onder ede beloven) in het NT (26), in de LXX (188) Hebr sjâbhâ`: zweren, vervolledigen / vervullen Taalgebruik in Tenakh: sjâbhâ`(zweren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, ajin = 16 of 70 ; totaal: 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
Lc 1,574
pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij werd vervuld)
van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi
(vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi
(vullen).
Lc (3): (1) Lc
1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld
van heilige geest) (2) Lc
1,57. (3) Lc
1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld
van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,23. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,57. (5) Lc
1,67. (6) Lc
2,6. (7) Lc
2,21. (8) Lc
2,22. (9) Lc
4,28. (10) Lc
5,7. (11) Lc
5,26. (12) Lc
6,11. (13) Lc
21,22.
Lc 1,575
bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
Lc 1,576
nom mann enk chronos van het zelfst naamw chronos (tijd) Taalgebruik
in het NT: chronos
(tijd). Taalgebruik in Lc: chronos
(tijd).
Lc (1) Lc
1,57. Een vorm van chronos (tijd) in Lc in 7 verzen: (1) Lc
1,57. (2) Lc
4,5. (3) Lc
8,27. (4) Lc
8,29. (5) Lc
18,4. (6) Lc
20,9. (7) Lc
23,8.
Lc 1,577
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,578
act inf aor tekein van het werkw tiktô (baren, bevallen) Taalgebruik
in het NT: tiktô
(baren). Taalgebruik in Lc: tiktô
(baren).
Lc (2): (1) Lc
1,57. (2) Lc
2,6. Een vorm van tiktô (baren) in Lc in 5 verzen: (1) Lc
1,31. (2) Lc
1,57. (3) Lc
2,6. (4) Lc
2,7. (5) Lc
2,11.
Lc 1,574
- 9 de tijd om te bevallen (Rebekka - Elisabeth - Maria)
- Gn 25,24: kai eplèrôthèsan hai hèmerai tou tekein autèn
(en de dagen werden vol dat zij zou bevallen)
- Lc 1,57: eplèsthè ho chronos tou tekein autèn (de tijd werd vervuld
dat zij zou bevallen)
- Lc 2,6: eplèsthèsan hai hèmerai tou tekein autèn (de dagen
werden vervuld dat zij zou bevallen)
Lc 1,579
pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het pers
voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (25): (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,57. (3) Lc
1,61. (4) Lc
2,6. (5) Lc
4,6. (6) Lc
4,39. (7) Lc
6,48. (8) Lc
7,13. (9) Lc
8,52. (10) Lc
9,24. (11) Lc
11,32. (12) Lc
13,7. (13) Lc
13,8. (14) Lc
13,9. (15) Lc
13,12. (16) Lc
13,18. (17) Lc
13,34. (18) Lc
16,16. (19) Lc
17,33. (20) Lc
18,5. (21) Lc
18,17. (22) Lc
19,41. (23) Lc
20,31. (24) Lc
20,33. (25) Lc
21,21.
Lc 1,5710 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,5711
act ind aor 3de pers enk egennèsen (zij bracht voort) van het werkw
gennaô (voortbrengen, baren) Taalgebruik in het NT: gennaô
(voortbrengen, baren). Taalgebruik in Lc: gennaô
(voortbrengen, baren).
Lc (1) Lc
1,57. Een vorm van gennaô (voortbrengen, baren) in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,57. (4) Lc
3,22. (5) Lc
20,34. (6) Lc
23,29.
Lc 1,5712
acc mann enk huion van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik in het
NT: huios
(zoon). Taalgebruik in Mc: huios
(zoon). Taalgebruik in Lc: huios
(zoon). Hebr ben Lat filius Fr fils
Lc (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,57. (5) Lc
2,7. (6) Lc
3,2. (7) Lc
9,22. (8) Lc
9,38. (9) Lc
9,41. (10) Lc
12,10. (11) Lc
20,13. (12) Lc
20,41. (13) Lc
21,27. (14) Lc
22,48. (15) Lc
24,7. Een vorm van huios (zoon) in Lc 1 (7): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,31. (4) Lc
1,32. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,36. (7) Lc
1,57.
Lc 1,58. - Lc 1,58: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [58] And her neighbours and her cousins heard how the Lord
had shewed great mercy upon her; and they rejoiced with her
Luther-Bibel 58 Und ihre Nachbarn und Verwandten hörten, dass der Herr große
Barmherzigkeit an ihr getan hatte, und freuten sich mit ihr
Tekstuitleg van Lc 1,58. Het vers Lc 1,58. telt 19 woorden en 96 (2³ X 2² X 3) letters. De getalswaarde van Lc 1,58. is 10191 (3 X 43 X 79).
Lc 1,581 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,582
act ind aor 3de pers mv èkousan (zij hoorden) van het werkw akouô
(horen) Taalgebruik in het NT: akouô
(horen). Taalgebruik in Lc: akouô
(horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie
Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren,
aanhoren) -> écouter
Lc (3): (1) Lc
1,58. (2) Lc
2,20. (3) Lc
10,24. Een vorm van akouô (horen) in Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3): (1) Lc
1,41. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
Lc 1,583
nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik
in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
Lc 1,584 nom mann mv perioikoi van het zelfst naamw perioikos (omwonende) Taalgebruik in het NT: perioikos (omwonende). Taalgebruik in Lc: perioikos (omwonende). Lc (1) Lc 1,58. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,585 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,586
nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik
in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
Lc 1,587 nom mann mv suggeneis van het zelfst naamw suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) Taalgebruik in het NT: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Taalgebruik in Lc: suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant). Lc (2): (1) Lc 1,58. (2) Lc 14,12. Een vorm van suggenès (op hetzelfde ogenblik geboren, verwant) in Lc in 4 verzen: (1) Lc 1,58. (2) Lc 2,44. (3) Lc 14,12. (4) Lc 21,16.
Lc 1,588
pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,36. (4) Lc
1,38. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,56. (7) Lc
1,58.
Lc 1,589 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
Lc 1,58.10
εμεγαλυνεν (= emegalunen: hij maakte groot; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen). Taalgebruik in het NT: megalunô
(groot maken, verheffen). Taalgebruik in Lc: megalunô
(groot maken, verheffen). Bijbel (11): (1) 1
S 12,24. (2) Jl
2,20. (3) Jl
2,21. (4) Ps
41,10. (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) Lc (1) Lc
1,46. Een vorm van μεγαλυνω (= megalunô: groot maken, verheffen) in Lc in 2 verzen: Lc 1,46. (2) Lc
1,58; in de Septuaginta
(92), in het NT (8): (1) Mt 23,5. (2) Lc
1,46. (3) Lc
1,58. (4) Hnd 5,13. (5) Hnd 10,46.(6) Hnd 19,1. (7) 2
Kor 10,15. (8) Fil 1,20. In de LXX kan μεγαλυνω = megalunô de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse wkw zijn
- Hebreeuws moet een vrouwelijke vorm 3de pers enk zijn bij het vrouwelijke נַפְשִׁי = naphësjî (mijn ziel) van het werkw גָדַל (= gâdal: (groot worden, opgroeien).
-- act qal imperf 3de pers vr enk תִגְדַּל (= thigëdal: en zij maakt groot; wkw act qal imperf 3de pers vr enk גָדַל = gâdal: groot worden, opgroeien). Tenakh (2): (1) 1 S 26,24. (2) Zach
12,7.
- Hebr גָדַל (= gâdal: groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh: gâdal
(groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth
= 4, lamed = 12 of 30; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek
19. Structuur: 3 - 4 - 3. De som van de elementen is telkens 1. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we eveneens in de derde letter van het alfabet, de gimmel: gimmel
= 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30; totale waarde: 28 (2² X 7) of
73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide
woorden is elkaars omgekeerde: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als
zeshoek.
-
Door iets goeds van de ander te zeggen, door hem op prijs te stellen, gaat de ander meer rechtop staan, groeien, groter worden. De ander prijzen houdt in dat de grootheid en de waarde van de ander wordt erkend, gewaardeerd.
Lc 1,5811
nom mann enk kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). oa JHWH
Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1: gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc
1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen Een vorm
van kurios (heer) in Lc in 99 verzen
Lc 1,5812
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,5813 nom + acc onz enk ελεος = eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos
(barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,72. (4) Lc
10,37. Een vorm van ελεος = eleos (barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,54. (3) Lc
1,58. (4) Lc
1,72. (5) Lc
1,78. (6 ) Lc
10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος = eleos (barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken
5X in
Lc 1 en 1X in Lc
10,37. Niet in Hnd ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc
1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht En in Lc
1,54: om barmhartigheid
te gedenken Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want
de Heer vergrootte zijn barmhartigheid En in het Benedictus, in Lc
1,72:
om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken
En in Lc
1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God Barmhartigheid
kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in
de loop der geschiedenis De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te
zijn, ligt in de lijn van wat God doet Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig
zoals uw hemelse Vader barmhartig is Wees barmhartig is ook een smeekbede
in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm
u over ons)
eleos | Lc | Lc 1 | Lc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | nom + acc onz enk eleos | 4 | (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,72. | (4) Lc 10,37. | 226 | 207 | 19 | 3 | 4 | 12 | 7 | 7 | 7 | 5 | ||||
2 | gen onz enk eleous | 2 | (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. | 33 | 28 | 5 | 2 | 3 | 2 | 2 | 2 | 1 | ||||||
6 | 6 |
- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd
(liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth =
4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine
Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps
18,51. (2) Ps
25,10. (3) Ps
32,10. (4) Ps
33,5. (5) Ps
52,3. (6) Ps
61,8. (7) Ps
62,13. (8) Ps
85,11. (9) Ps
86,5. (10) Ps
86,15. (11) Ps
89,3. (12) Ps
89,15. (13) Ps
100,1. (14) Ps
103,4. (15) Ps
103,8. (16) Ps
109,12. (17) Ps
109,16. (18) Ps
141,5. (19) Ps
145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine
Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps
31,22. (2) Ps
42,9. (3) Ps
57,4. (4) Ps
59,11. (5) Ps
77,9. (6) Ps
98,3. (7) Ps
100,5. (8) Ps
103,11. (9) Ps
106,1. (10) Ps
106,45. (11) Ps
107,1. (12) Ps
107,8. (13) Ps
107,15. (14) Ps
107,21. (15) Ps
107,31. (16) Ps
117,2. (17) Ps
118,1. (18) Ps
118,2. (19) Ps
118,3. (20) Ps
118,4. (21) Ps
118,29. (22) Ps
136,1. (23) Ps
136,2. (24) Ps
136,3. (24 + 23 = 47) - Ps
136,4. - Ps
136,5. - Ps
136,6. - Ps
136,7. - Ps
136,8. - Ps
136,9. - Ps
136,10. - Ps
136,11. - Ps
136,12. - Ps
136,13. - Ps
136,14. - Ps
136,15. - Ps
136,16. - Ps
136,17. - Ps
136,18. - Ps
136,19. - Ps
136,20. - Ps
136,21. - Ps
136,22. - Ps
136,23. - Ps
136,24. - Ps
136,25. - Ps
136,26.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2
Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy
N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst
naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc
11,41. (2) Lc
12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord
ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn)
Taalgebruik in het NT: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô
(medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc
16,24. (2) Lc
17,13. (3) Lc
18,38. (4) Lc
18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in
12 verzen
12. - 13. το ελεος (= to eleos: de barmhartigheid). LXX (139). NT (4).
Lc 1,5814 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
11. - 14. Κυριος το ελεος αυτου (= kurios to eleos autou: de Heer... zijn barmhartigheid). LXX (2): (1) Ps 42,9 (LXX). (2) Ps 103,11. (LXX). NT (1) Lc 1,58.
12 - 14 το ελεος αυτου (= to eleos autou: zijn barmhartigheid). LXX (73). NT (3): (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 10,37.
Lc 1,5815
meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
Lc 1,5816 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (27) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,41. (6) Lc 1,56. (7) Lc 1,58.
Lc 1,5817 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,5818 act ind imperf 3de pers mv sunechairon van het werkw sunchairô (blij zijn met) Taalgebruik in het NT: sunchairô (blij zijn met). Taalgebruik in Lc: sunchairô (blij zijn met). Lc (1) Lc 1,58. Een vorm van sunchairô (blij zijn met) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,58. (2) Lc 15,6. (3) Lc 15,9.
Lc 1,5819 pers voornaamw nom + dat vr enk autè(i) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (43) Lc 1 (6): (1) Lc 1,30. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,56. (6) Lc 1,58.
Lc 1,59 - . Lc 1,59: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [59] And it came to pass, that on the eighth day they came
to circumcise the child; and they called him Zacharias, after the name of his
father
Luther-Bibel 59 Und es begab sich am achten Tag, da kamen sie, das Kindlein
zu beschneiden, und wollten es nach seinem Vater Zacharias nennen
Tekstuitleg van Lc 1,59. Het vers Lc 1,59. telt 20 (2² X 5) en 100 (2² X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,59. is 9124 (2² X 2281)
Lc 1,591 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,592 ind aor 3de pers enk egeneto (het gebeurde) van het werkw ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Taalgebruik in Lc: ginomai (worden). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens ) zoals vele verhalen bij ons beginnen Lc (69) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65.
Lc 1,593
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,594
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,595 nom en dat vr enk hèmera(i) (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Hebr jôm (dag) Taalgebruik in Tenakh: jôm (dag). Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum Cfr journaal Lc (27) Lc 1 (1) . Lc 1,59. Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93)
Lc 1,596
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,597 dat vr enk ogdoè(i) van het rangtelwoord ogdoos (achtste) Taalgebruik in het NT: telwoorden. Taalgebruik in Lc: telwoorden. Lc (1) Lc 1,59. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,598
ind aor 3de pers mv èlthon (zij gingen) van het werkw erchomai (gaan,
komen) Taalgebruik in het NT: erchomai
(gaan, komen).
Lc (11): (1) Lc
1,59. (2) Lc
2,44. (3) Lc
3,12. (4) Lc
4,42. (5) Lc
5,7. (6) Lc
6,18. (7) Lc
8,35. (8) Lc
12,49. (9) Lc
23,33. (10) Lc
24,1. (11) Lc
24,23. Een vorm van erchomai (gaan, komen) in Lc 1 in 2 verzen: (1) Lc
1,43. (2) Lc
1,59.
Lc 1,599 act inf aor peritemein van het werkw peritemnô (rondom snijden, besnijden) Taalgebruik in het NT: peritemnô (rondom snijden, besnijden). Taalgebruik in Lc: peritemnô (rondom snijden, besnijden). Lc (2): (1) Lc 1,59. (2) Lc 2,21.
Lc 1,5910
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,5911
nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion
(kind). Taalgebruik in Lc: paidion
(kind).
Lc (9): (1) Lc
1,59. (2) Lc
1,66. (3) Lc
1,76. (4) Lc
1,80. (5) Lc
2,27. (6) Lc
2,40. (7) Lc
9,47. (8) Lc
9,48. (9) Lc
18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc
2,17. (2) Lc
7,32. (3) Lc
11,7. (4) Lc
18,16.
Lc 1,5912 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,5913 act ind imperf 3de pers mv ekaloun (zij noemden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,59. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,5914 nom + acc onz enk auto (het) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (17): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,62. (3) Lc 2,28. (4) Lc 2,40. (5) Lc 6,33. (6) Lc 8,5. (7) Lc 8,7. (8) Lc 9,40. (9) Lc 9,45. (10) Lc 9,47. (11) Lc 11,14. (12) Lc 14,35. (13) Lc 15,4. (14) Lc 17,35. (15) Lc 19,23. (16) Lc 22,16. (17) Lc 23,53.
Lc 1,5915
epi (op, bij) Afkortingen: ep' en ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. ep' (1) Lc
1,12.
Lc 1,5916
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,5917
datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam)
Taalgebruik in het NT: onoma
(naam). Taalgebruik in Lc: onoma
(naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc
1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc
1,59. (3) Lc
1,61. (4) Lc
5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (5) Lc
9,48. (6) Lc
9,49. (7) Lc
10,17. (8) Lc
10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (9) Lc
13,35. (10) Lc
16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (11) Lc
19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs)
(12) Lc
19,38. (13) Lc
21,8. (14) Lc
23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (15) Lc
24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas) (16) Lc
24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen
Lc 1,5918
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,5919 gen mann enk patros van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (8): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,59. (3) Lc 2,49. (4) Lc 9,26. (5) Lc 10,22. (6) Lc 15,17. (7) Lc 16,27. (8) Lc 24,49. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,5920 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,5921 acc mann enk zacharian van de eigennaam zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT: zacharias (Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias (Zacharja). Lc (2): (1) Lc 1,21. (2) Lc 1,59. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,12. (3) Lc 1,13. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,21. (6) Lc 1,40. (7) Lc 1,59. (8) Lc 1,67. (9) Lc 3,2. (10) Lc 11,51.
Lc 1,60. - Lc 1,60: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [60] And his mother answered and said, Not so; but he shall
be called John
Luther-Bibel 60 Aber seine Mutter antwortete und sprach: Nein, sondern er
soll Johannes heißen
Tekstuitleg van Lc 1,60.
Lc 1,601 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,602 part aor nom vr enk apokritheisa (beantwoord) apokrinomai (antwoorden) Taalgebruik in het NT: apokrinomai (antwoorden). Taalgebruik in Lc: apokrinomai (antwoorden). Lc (1) Lc 1,60. Een vorm van apokrinomai (antwoorden) in Lc in 3 verzen: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,60.
Lc 1,603
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,605 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,606
act ind aor 3de pers enk eipen (hij zei) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (223) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen, van eipon
(ik zei) in Lc 1 in 12 verzen
Lc 1,609
pass ind fut 3de pers enk klèthèsetai (hij zal genoemd worden)
van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô
(roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô
(roepen).
Lc (4): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,60. (4) Lc
2,23. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen:
(1) Lc
1,13. (2) Lc
1,31. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,35. (5) Lc
1,36. (6) Lc
1,59. (7) Lc
1,60. (8) Lc
1,61. (9) Lc
1,62. (10) Lc
1,76.
Lc 1,6010
nom mann enk Iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT:
Iôannès
(Johannes). Taalgebruik in Mc: Iôannès
(Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean
E John
Lc (10) Johannes de Doper: Lc (8): (1) Lc
1,60. (2) Lc
1,63. (3) Lc
3,16. (4) Lc
7,18. (5) Lc
7,20. (6) Lc
7,33. (7) Lc
9,7. (8) Lc
11,1. Johannes de apostel Lc (2): (1) Lc
9,49. (2) Lc
9,54. Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen,
in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,60. (3) Lc
1,63.
Lc 1,61. - Lc 1,61: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [61] And they said unto her, There is none of thy kindred
that is called by this name
Luther-Bibel 61 Und sie sprachen zu ihr: Ist doch niemand in deiner Verwandtschaft,
der so heißt
Tekstuitleg van Lc 1,61. Het vers Lc 1,61. telt 16 (2² X 2²) woorden en 75 (3 X 5²) letters De getalwaarde van Lc 1,61. is 8997 (3 X 2999)
Lc 1,611 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,612
act ind aor 3de pers mv eipan (zij zeiden) van het werkw legô
(zeggen) Taalgebruik in het NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (28) Lc 1 (1) Lc
1,61. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,63. (3) Lc
1,66. (4) Lc
1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. (12) Lc
1,61.
Lc 1,613 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
Lc 1,614
pers voornaamw 3de pers enk acc vr enk autèn (haar) van het pers
voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord
autos.
Lc (25): (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,57. (3) Lc
1,61. (4) Lc
2,6. (5) Lc
4,6. (6) Lc
4,39. (7) Lc
6,48. (8) Lc
7,13. (9) Lc
8,52. (10) Lc
9,24. (11) Lc
11,32. (12) Lc
13,7. (13) Lc
13,8. (14) Lc
13,9. (15) Lc
13,12. (16) Lc
13,18. (17) Lc
13,34. (18) Lc
16,16. (19) Lc
17,33. (20) Lc
18,5. (21) Lc
18,17. (22) Lc
19,41. (23) Lc
20,31. (24) Lc
20,33. (25) Lc
21,21.
Lc 1,615 hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Hebr kî (want, omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî (want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849) Lat quia Fr parce que / que Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
Lc 1,616 nom mann enkoudeis (niemand) Taalgebruik in het NT: oudeis (niemand). Taalgebruik in Lc: oudeis (niemand). Lc (18): (1) Lc 1,61. (2) Lc 4,24. (3) Lc 4,27. (4) Lc 5,36. (5) Lc 5,37. (6) Lc 5,39. (7) Lc 7,28. (8) Lc 8,16. (9) Lc 9,62. (10) Lc 10,22. (11) Lc 11,33. (12) Lc 14,24. (13) Lc 15,16. (14) Lc 16,13. (15) Lc 18,19. (16) Lc 18,29. (17) Lc 19,30. (18) Lc 23,53.
Lc 1,617 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.
Lc 1,618
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,619
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,6110 gen vr enk suggeneias van het zelfst naamw suggeneia (verwantschap, familiebanden) Taalgebruik in het NT: suggeneia (verwantschap, familiebanden). Taalgebruik in Lc: suggeneia (verwantschap, familiebanden). Lc (1) Lc 1,61. Dit is de enigste vorm in Lc
Lc 1,6111 persoonl voornaamw 2de pers gen mann enk sou van het persoonl voornaamw su (jij) Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (81) Lc 1 (7): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,36. (4) Lc 1,38. (5) Lc 1,42. (6) Lc 1,44. (7) Lc 1,61.
Lc 1,6112 betrekk voornaamw nom mann enk hos (die) Taalgebruik in het NT: betrekkelijk voornaamwoord Taalgebruik in Lc: betrekkelijk voornaamwoord Lc (28) Lc 1 (1) Lc 1,61.
Lc 1,6113 pass ind praes 3de pers enk kaleitai (hij wordt genoemd) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (2): (1) Lc 1,61. (2) Lc 2,4. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,6114
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,6115
datief onzijdig enkelvoud onomati (naam) van het zelfstandig naamw onoma (naam)
Taalgebruik in het NT: onoma
(naam). Taalgebruik in Lc: onoma
(naam). Stam: N M L nomen Fr nom Ned naam Eng name
Lc (16): (1) Lc
1,5. (onomati Zacharias = met de naam Zacharia) (2) Lc
1,59. (3) Lc
1,61. (4) Lc
5,27. (onomati Levin = met de naam Levi) (5) Lc
9,48. (6) Lc
9,49. (7) Lc
10,17. (8) Lc
10,38. (onomati Martha = met de naam Martha) (9) Lc
13,35. (10) Lc
16,20. (onomati Lazaros = met de naam Lazarus) (11) Lc
19,2. (onomati kaloumenos Zakchaios = met de naam genoemd Zacheüs)
(12) Lc
19,38. (13) Lc
21,8. (14) Lc
23,50. (onomati Iôsèf = met de naam Jozef) (15) Lc
24,18. (onomati Kleopas = met de naam Kleopas) (16) Lc
24,47.
Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen
Lc 1,6116
dat mann enk toutô(i) van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik
in het NT: houtos
(deze). Taalgebruik in Lc: houtos
(deze).
Lc (12): (1) Lc
1,61. (2) Lc
4,3. (3) Lc
7,8. (4) Lc
10,5. (5) Lc
10,20. (6) Lc
14,9. (7) Lc
18,30. (8) Lc
19,9. (9) Lc
19,19. (10) Lc
21,23. (11) Lc
23,4. (12) Lc
23,14.
Lc 1,62. - Lc 1,62: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [62] And they made signs to his father, how he would have
him called
Luther-Bibel 62 Und sie winkten seinem Vater, wie er ihn nennen lassen wollte
Tekstuitleg van Lc 1,62. Het vers Lc 1,62. telt 11 woorden en 48 (2³ X 2 X 3) letters De getalwaarde van Lc 1,62. is 5378 (2 X 2689)
Lc 1,621 act ind imperf 3de pers mv eneneuon van het werkw enneuô (toewenken) Taalgebruik in het NT: enneuô (toewenken). Taalgebruik in Lc: enneuô (toewenken). Lc (1) Lc 1,62. Dit is de enigste vorm in Lc en in het NT
Lc 1,622
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,623
bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho,
hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,624 dat mann enk patri van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (5): (1) Lc 1,62. (2) Lc 9,42. (3) Lc 12,53. (4) Lc 15,12. (5) Lc 15,29. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,625 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,626
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,627 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.
Lc 1,628 an Taalgebruik in het NT: an. Taalgebruik in Lc: an. Lc (29) Lc 1 (1) Lc 1,62.
Lc 1,629 act optat praes 3de pers enk theloi (hij zou willen) van het werkw thelô (willen) Taalgebruik in het NT: thelô (willen). Taalgebruik in Mc: thelô (willen). Lat velle Fr vouloir Ned willen Lc (1) Lc 1,62. Een vorm van thelô (willen) in Lc in 27 verzen, in Lc 1 in 1 vers: (1) Lc 1,62.
Lc 1,6210 pass inf praes kaleisthai (genoemd te worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Mc: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,62. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,6211 nom + acc onz enk auto (het) van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (17): (1) Lc 1,59. (2) Lc 1,62. (3) Lc 2,28. (4) Lc 2,40. (5) Lc 6,33. (6) Lc 8,5. (7) Lc 8,7. (8) Lc 9,40. (9) Lc 9,45. (10) Lc 9,47. (11) Lc 11,14. (12) Lc 14,35. (13) Lc 15,4. (14) Lc 17,35. (15) Lc 19,23. (16) Lc 22,16. (17) Lc 23,53.
Lc 1,63 - . Lc 1,63: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [63] And he asked for a writing table, and wrote, saying,
His name is John And they marvelled all
Luther-Bibel 63 Und er forderte eine kleine Tafel und schrieb: Er heißt Johannes
Und sie wunderten sich alle
Tekstuitleg van Lc 1,63. Het vers Lc 1,63. telt 13 woorden en 72 (2³ X 3²) letters De getalwaarde van Lc 1,63. is 7538 (2 X 3769)
Lc 1,631 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,635 part pr nom mann enk legôn van het werkw legô (zeggen) Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Lc: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les, Fr leçon Lc (47) Lc 1 (2): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,67. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc 1,24. (2) Lc 1,63. (3) Lc 1,66. (4) Lc 1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,28. (5) Lc 1,30. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,35. (8) Lc 1,38. (9) Lc 1,42. (10) Lc 1,46. (11) Lc 1,60. (12) Lc 1,61. Totaal: Lc 1 (4 + 12 = 16)
Lc 1,636
nom mann enk Iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT:
Iôannès
(Johannes). Taalgebruik in Mc: Iôannès
(Johannes). Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean
E John
Lc (10) Johannes de Doper: Lc (8): (1) Lc
1,60. (2) Lc
1,63. (3) Lc
3,16. (4) Lc
7,18. (5) Lc
7,20. (6) Lc
7,33. (7) Lc
9,7. (8) Lc
11,1. Johannes de apostel Lc (2): (1) Lc
9,49. (2) Lc
9,54. Een vorm van iôannès (Johannes) in Lc in 30 verzen,
in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,60. (3) Lc
1,63.
7 act ind praes 3de pers enk estin van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (96) Lc 1 (3): (1) Lc 1,36. (2) Lc 1,61. (3) Lc 1,63.
Lc 1,638 nom + acc onz enk: onoma (naam) Taalgebruik in het NT: onoma (naam). Taalgebruik in Lc: onoma (naam). Stam: N M Fr nom Ned naam Eng name Lc (15): (1) Lc 1,5. (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) (2) Lc 1,13. (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) (3) Lc 1,26. (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) (4) Lc 1,27. (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) (5) Lc 1,31. (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,63. (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) (8) Lc 2,21. (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) (9) Lc 2,25. (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) (10) Lc 6,22. (11) Lc 8,30. (12) Lc 8,41. (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) (13) Lc 11,2. (14) Lc 21,17. (15) Lc 24,13. (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs)
Lc 1,639 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,6310 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,6312 nom mann + vr mv pantes (allen) van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (25): (1) Lc 1,63. (2) Lc 1,66. (3) Lc 2,3. (4) Lc 2,18. (5) Lc 2,47. (6) Lc 4,22. (7) Lc 4,26. (8) Lc 6,26. (9) Lc 8,40. (10) Lc 8,52. (11) Lc 9,17. (12) Lc 9,43. (13) Lc 13,3. (14) Lc 13,5. (15) Lc 13,17. (16) Lc 13,27. (17) Lc 14,18. (18) Lc 14,29. (19) Lc 15,1. (20) Lc 19,7. (21) Lc 20,38. (22) Lc 21,4. (23) Lc 22,70. (24) Lc 23,48. (25) Lc 23,49. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
Lc 1,64. - Lc 1,64: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [64] And his mouth was opened immediately, and his tongue
loosed, and he spake, and praised God
Luther-Bibel 64 Und sogleich wurde sein Mund aufgetan und seine Zunge gelöst,
und er redete und lobte Gott
Tekstuitleg van Lc 1,64. Het vers Lc 1,64. telt 15 (3 X 5) woorden en 69 (3 X 23) letters De getalwaarde van Lc 1,64. is 9043
Lc 1,642
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,643
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,644
nom + acc onz enk stoma van het zelfst naamw stoma (mond) Taalgebruik
in het NT: stoma
(mond). Taalgebruik in Lc: stoma
(mond).
Lc (3): (1) Lc
1,64. (2) Lc
6,45. (3) Lc
21,15. Een vorm van stoma (mond) in Lc in 9 verzen: (1) Lc
1,64. (2) Lc
1,70. (3) Lc
4,22. (4) Lc
6,45. (5) Lc
11,54. (6) Lc
19,22. (7) Lc
21,15. (8) Lc
21,24. (9) Lc
22,71.
Lc 1,645 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,646 παραχρημα = parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik) Taalgebruik in het NT: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Taalgebruik in de LXX: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Taalgebruik in Lc: parachrèma (dadelijk, op hetzelfde ogenblik). Bijbel (33) OT (8) NT (18) Mt (2): (1) Mt 21,19. (2) Mt 21,20. Lc (10): (1) Lc 1,64. (2) Lc 4,39. (3) Lc 5,25. (4) Lc 8,44. (5) Lc 8,47. (6) Lc 8,55. (7) Lc 13,13. (8) Lc 18,43. (9) Lc 19,11. (10) Lc 22,60. Hnd (6): (1) Hnd 3,7. (2) Hnd 5,10. (3) Hnd 12,23. (4) Hnd 13,11. (5) Hnd 16,26. (6) Hnd 16,33.
Lc 1,647 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,648
bep lidw nom vr enk hè of betrekk voornaamw dat vr enk hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (143) Lc 1 (15): (1) Lc
1,7. (2) Lc
1,13. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,24. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,36. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,43. (11) Lc
1,44. (12) Lc
1,45. (13) Lc
1,47. (14) Lc
1,60. (15) Lc
1,64.
Lc 1,649
nom vr enk glôssa (tong, taal) Taalgebruik in het NT: glôssa
(tong, taal). Taalgebruik in Lc: glôssa
(tong, taal).
Lc (1) Lc
1,64. Een vorm van glôssa (tong, taal) in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,64. (2) Lc
16,24.
Lc 1,6410 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,6411 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,6412 act ind imperf 3de pers enk elalei (hij sprak) van het werkw laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (4): (1) Lc 1,64. (2) Lc 2,38. (3) Lc 9,11. (4) Lc 24,32. Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.
Lc 1,6413 act part praes nom mann enk ευλογων = eulogôn (zegenend) van het werkw ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik in het NT: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in de Septuaginta: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc: eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Bijbel (13): (1) Gn 22,17. (2) Gn 27,29. (3) Nu 23,25. (4) Nu 24,10. (5) Dt 15,4. (6) Js 38,20. (7) Ps 132,15. (8) 1 Kr 4,10. (9) Tob 10,14. (10) Tob 11,16. (11) 1 Mak 13,47. (12) Lc 1,64. (13) Heb 6,14. Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt 14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt 23,39. (4) Mt 25,34. (5) Mt 26,26., Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc 14,22., Lc (13): (1) Lc 1,28. (2) Lc 1,42. (3) Lc 1,64. (4) Lc 2,28. (5) Lc 2,34. (6) Lc 6,28. (7) Lc 9,16. (8) Lc 13,35. (9) Lc 19,38. (10) Lc 24,30. (11) Lc 24,50. (12) Lc 24,51. (13) Lc 24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen Joh (1): Joh 12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26.
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |||
eulogeô | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 6 | Lc 9 | Lc 13 | Lc 19 | Lc 24 | |
1 | act imperat praes 2de pers mv eulogeite | 1 | (1) Lc 6,28. | ||||||
2 | act part praes nom mann enk eulogôn | 1 | (1) Lc 1,64. | ||||||
3 | act part praes nom mann mv eulogountes | (1) Lc 24,53. | |||||||
4 | act ind aor 3de pers enk eulogèsen | 5 | (1) Lc 2,28. (2) Lc 2,34 | (3) Lc 9,16. | (4) Lc 24,30. (5) Lc 24,50. | ||||
5 | act inf praes eulogein | 1 | (1) Lc 24,51. | ||||||
6 | pass part praes nom mann enk eulogèmenos | 3 | (1) Lc 1,42. | (2) Lc 13,35. | (3) Lc 19,38. | ||||
7 | pass part praes nom vr enk eulogèmenè | 2 | () Lc 1,28. (1) Lc 1,42 | ||||||
13 | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 4 |
- Hebreeuws act piël infinit absol בָרֵך = bârekh (te zegenen) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Taalgebruik
in Tenakh: bârakh
(zegenen, loven, prijzen). Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200,
kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26 Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (5): (1) Gn 22,17. (2) Nu 23,11. (3) Nu 23,20. (4) Nu 24,10. (5) Dt 15,4.
- eulogeô = Lat benedicere (benedijen)
Fr bénir Ned zegenen < signare (tekenen), het signum (teken)
van het kruis slaan E bless
Lc 1,6414
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,6415 acc mann enk theon van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in Mc: theos (God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju Lc (23) Lc 1 (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,64. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In Lc: 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen
13 - 15 Een vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) + acc mann enk ton theon (God) Lc (3 / 13): (1) Lc 1,64. (2) Lc 2,28. (3) Lc 24,53.
Lc 1,65. - Lc 1,65: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [65] And fear came on all that dwelt round about them: and
all these sayings were noised abroad throughout all the hill country of Judaea
Luther-Bibel 65 Und es kam Furcht über alle Nachbarn; und diese ganze Geschichte
wurde bekannt auf dem ganzen Gebirge Judäas
Tekstuitleg van Lc 1,65. Het vers Lc 1,65. telt 20 (2² X 5) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,65. is 10324 (2² X 29 X 89)
Lc 1,651 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,652 ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,2. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,13. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen
egeneto (het gebeurde) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
67 | 7 | 7 | 2 | 2 | 3 | 6 | 1 | 3 | 8 | 1 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 4 | 1 | 3 | 1 | 4 | 1 | 7 |
- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik
in Tenakh: hâjâh
(zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh
(784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116)
12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa
Lc 1,653 επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi (op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi (op, bij). Taalgebruik in Lc: epi (op, bij). Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) epi (10): (1) Lc 1,14. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,17. (4) Lc 1,29. (5) Lc 1,33. (6) Lc 1,35. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,48. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65. ep' (1) Lc 1,12.
epi (op, bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
epi | 4540 | 3946 | 594 | 91 | 51 | 104 | 22 | 120 | 117 | 89 | 246 | 268 |
ep | 1320 | 1179 | 141 | 13 | 14 | 25 | 13 | 24 | 30 | 22 | 52 | 65 |
ef | 430 | 348 | 82 | 10 | 6 | 20 | 1 | 17 | 25 | 3 | 36 | 37 |
Totaal | 6290 | 5473 | 817 | 114 | 71 | 149 | 36 | 161 | 172 | 114 | 334 | 370 |
epi (op, bij) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | Lc | |
1 | epi | 104 | 10 | 5 | 2 | 8 | 9 | 5 | 1 | 4 | 4 | 3 | 2 | 9 | 1 | 5 | 4 | 2 | 6 | 2 | 7 | 5 | 4 | 6 | 104 | ||
2 | ep | 25 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 1 | 3 | 2 | 25 | |||||||||
3 | ef | 20 | 1 | 1 | 2 | 4 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 1 | 20 | ||||||||||||
Totaal | 149 | 11 | 7 | 3 | 12 | 10 | 5 | 2 | 4 | 6 | 6 | 6 | 11 | 2 | 1 | 5 | 4 | 4 | 10 | 6 | 10 | 8 | 9 | 7 | 149 |
- Hebreeuws עַל = `al (op, overeenkomstig,
omwille van) Taalgebruik in Tenakh: `al
(op, overeenkomstig). Taalgebruik in Jesaja: `al
(op, overeenkomstig). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ;
totaal: 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) Structuur: 7 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (3075) Pentateuch (828)
Eerdere Profeten (616) Latere Profeten (585) 12 Kleine Profeten (186)
Geschriften (860)
- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei Arabisch: عَلَى = `alâ (op) Taalgebruik in Tenakh: `alâ (op).
2 - 3 εγενετο () επι = egeneto () epi (er kwam op) NT (9): (1) Mt 27,45. (2) Lc 1,65. (3) Joh 6,21. (4) Hnd 4,5. (5) Hnd 10,16. (6) Hnd 11,10. (7) Hnd 11,28. (8) Hnd 19,10. (9) Hnd 21,35.
- εγενετο () επι + acc = egeneto () epi + acc (er kwam op) NT (9): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,25. (3) Lc 4,36. (4) Lc 23,44. (5) Hnd 5,5. (6) Hnd 5,11. (7) Hnd 8,1. (8) Hnd 10,10. (9) Hnd 21,35.
Lc 1,654 acc mann mv pantas van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (14): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,36. (3) Lc 5,9. (4) Lc 6,10. (5) Lc 6,19. (6) Lc 7,16. (7) Lc 9,23. (8) Lc 12,41. (9) Lc 13,2. (10) Lc 13,4. (11) Lc 13,28. (12) Lc 17,27. (13) Lc 17,29. (14) Lc 21,35. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
Lc 1,653 - 4 epi pantas (over allen) Lc (3): (1) Lc 1,65. (2) Lc 4,36. (3) Lc 21,35.
Lc 1,651
- 5 - Lc
1,65: kai egeneto epi pantas fobos (en er was vrees over allen)
- Lc 4,36: kai egeneto thambos epi pantas (en er was ontzetting over allen)
In Lc 1,64. begon Zacharia te spreken, in Lc
4,35. werd de geest met een onreine demon het zwijgen opgelegd
In Lc 1,12. valt vrees over Zacharias na het zien van het visioen Hij wordt met verstomming
geslagen In Lc
1,65. gebeurt dat over alle omwonenden van Zacharia en Elisabeth nadat Zacharia
heeft duidelijk gemaakt dat het kind Johannes moet heten
In Lc 5,9. omgaf ontzetting om Simon Petrus en zijn metgezellen na het zien van de wonderbare
visvangst Op deze reactie volgt de geruststelling van Jezus (Lc
5,10), zoals Zacharia werd gerustgesteld na de reactie van Zacharia (Lc
1,13)
Lc 1,655
nom mann enk fobos (vrees, fobie) Taalgebruik in het NT: fobos
(vrees, fobie). Taalgebruik in Lc: fobos
(vrees, fobie).
In drie verzen bij Lucas: (1) Lc
1,12. (2) Lc
1,65. (3) Lc
7,16. Een vorm van fobos (vrees, fobie) in Lc in 7 verzen: (1) Lc
1,12. (2) Lc
1,65. (3) Lc
2,9. (4) Lc
5,26. (5) Lc
7,16. (6) Lc
8,37. (7) Lc
21,26.
8 pers voornaamw acc mann mv autous (hen) van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (83) Lc 1 (1) Lc 1,65.
Lc 1,659 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,6510
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,6511
nom + dat vr enk holè(i) van het bijvoegl naamw holos (heel)
Taalgebruik in NT: holos
(heel). Taalgebruik in Lc: holos
(heel).
Lc (3): (1) Lc
1,65. (2) Lc
7,17. (3) Lc
10,27. Een vorm van holos (heel) in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,65. (2) Lc
4,14. (3) Lc
5,5. (4) Lc
7,17. (5) Lc
8,39. (6) Lc
8,43. (7) Lc
9,25. (8) Lc
10,27. (9) Lc
11,34. (10) Lc
11,36. (11) Lc
13,21. (12) Lc
23,5. (13) Lc
23,44.
Lc 1,6512
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
10 - 12 en holè(i) tè(i) = in heel het Lc (2): (1) Lc 1,65. (2) Lc 7,17. kath' olès tès (over heel het) Lc (2): (1) Lc 4,14. (2) Lc 23,5.
Lc 1,6513 dat vr enk oreinè(i) (gebergte) van het bijvoegl naamw oreinos (bergachtig) Taalgebruik in het NT: oreinos (bergachtig). Taalgebruik in Lc: oreinos (bergachtig). Lc (1) Lc 1,65. Een vorm van oreinos (bergachtig) in Lc in 2 verzen: (1) Lc 1,39. (2) Lc 1,65.
Lc 1,6514
bep lidw gen vr enk tès (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (109) Lc 1 (12): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,9. (4) Lc
1,23. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,27. (7) Lc
1,33. (8) Lc
1,41. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,48. (11) Lc
1,61. (12) Lc
1,65.
Lc 1,6515
gen vr enk ioudaias (van Judea) van het zelfst naamw ioudaia (Judea)
Taalgebruik in het NT: ioudaia
(Judea). Taalgebruik in Lc: ioudaia
(Judea).
Lc (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,65. (3) Lc
3,1. (4) Lc
4,44. (5) Lc
5,17. (6) Lc
6,17. (7) Lc
23,5. Een vorm van ioudaia (Judea) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,65. (3) Lc
2,4. (4) Lc
3,1. (5) Lc
4,44. (6) Lc
5,17. (7) Lc
6,17. (8) Lc
7,17. (9) Lc
21,21. (10) Lc
23,5.
17 nom + acc onz mv panta van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder Lc (34) Lc 1 (1) Lc 1,65. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
19 nom + acc onz rèmata van het zelfst naamw rèma (woord, uitspraak) Taalgebruik in het NT: rèma (woord, uitspraak). Taalgebruik in Lc: rèma (woord, uitspraak). Lc (5): (1) Lc 1,65. (2) Lc 2,19. (3) Lc 2,51. (4) Lc 7,1. (5) Lc 24,11. Een vorm van rèma (woord, uitspraak) in Lc in 18 verzen: (1) Lc 1,37. (2) Lc 1,38. (3) Lc 1,65. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,17. (6) Lc 2,19. (7) Lc 2,29. (8) Lc 2,50. (9) Lc 2,51. (10) Lc 3,2. (11) Lc 5,5. (12) Lc 7,1. (13) Lc 9,45. (14) Lc 18,34. (15) Lc 20,26. (16) Lc 22,61. (17) Lc 24,8. (18) Lc 24,11.
20 nom + acc onz mv tauta van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (46) Lc 1 (3): (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,65.
Lc 1,66. - Lc 1,66: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [66] And all they that heard them laid them up in their
hearts, saying, What manner of child shall this be! And the hand of the Lord
was with him
Luther-Bibel 66 Und alle, die es hörten, nahmen's zu Herzen und sprachen:
Was, meinst du, will aus diesem Kindlein werden? Denn die Hand des Herrn war
mit ihm Der Lobgesang des Zacharias
Tekstuitleg van Lc 1,66. Het vers Lc 1,66. telt 22 (2 X 11) woorden en 99 (3² X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,66. is 11149
Lc 1,661 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,663
nom mann + vr mv pantes (allen) van het bijvoegl naamw pas (ieder, elk,
alles) Taalgebruik in het NT: pas
(ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas
(ieder, elk, alles). Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc (25): (1) Lc
1,63. (2) Lc
1,66. (3) Lc
2,3. (4) Lc
2,18. (5) Lc
2,47. (6) Lc
4,22. (7) Lc
4,26. (8) Lc
6,26. (9) Lc
8,40. (10) Lc
8,52. (11) Lc
9,17. (12) Lc
9,43. (13) Lc
13,3. (14) Lc
13,5. (15) Lc
13,17. (16) Lc
13,27. (17) Lc
14,18. (18) Lc
14,29. (19) Lc
15,1. (20) Lc
19,7. (21) Lc
20,38. (22) Lc
21,4. (23) Lc
22,70. (24) Lc
23,48. (25) Lc
23,49. Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,3. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,37. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,63. (7) Lc
1,65. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,71. (10) Lc
1,75.
Lc 1,664
nom mann mv hoi van het bep lidw ho, hè, to (de - het) Taalgebruik
in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Mc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (165) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
Lc 1,665
act part aor nom mv akousantes (gehoord) van het werkw akouô (horen)
Taalgebruik in het NT: akouô
(horen). Taalgebruik in Lc: akouô
(horen). Beide zijn verwant met elkaar oor < Lat aus, auris, zie
Gr ous / ôs, ôtis auscultare (het oor lenen aan, toehoren,
aanhoren) -> écouter
Lc (7): (1) Lc
1,66. (2) Lc
2,18. (3) Lc
8,12. (4) Lc
8,14. (5) Lc
8,15. (6) Lc
8,26. (7) Lc
20,16. Een vorm van akouô (horen) Lc in 58 verzen, in Lc 1 (3):
(1) Lc
1,41. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,66.
3 - 5 pantes hoi akousantes (alle toehoorders) Lc (2): (1) Lc 1,66. (2) Lc 2,18.
Lc 1,666
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,667
bep lidw dat vr enk tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (10): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,10. (3) Lc
1,14. (4) Lc
1,36. (5) Lc
1,41. (6) Lc
1,44. (7) Lc
1,57. (8) Lc
1,59. (9) Lc
1,65. (10) Lc
1,66.
Lc 1,669 gen mvautôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.
Lc 1,6611 nom + acc onz enk ti van het voornaamwoord tis Taalgebruik in het NT: voornaamwoord tis. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord tis. Ned wie, wat ? deze, dat ! Lc (66) Lc 1 (3): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,62. (3) Lc 1,66.
Lc 1,6613
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
14 nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion
(kind). Taalgebruik in Lc: paidion
(kind).
Lc (9): (1) Lc
1,59. (2) Lc
1,66. (3) Lc
1,76. (4) Lc
1,80. (5) Lc
2,27. (6) Lc
2,40. (7) Lc
9,47. (8) Lc
9,48. (9) Lc
18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc
2,17. (2) Lc
7,32. (3) Lc
11,7. (4) Lc
18,16.
15 nom + acc onz enk touto van het aanwijz voornaamw houtos (deze) Taalgebruik in het NT: houtos (deze). Taalgebruik in Mc: houtos (deze). Taalgebruik in Lc: houtos (deze). Lc (37): (1) Lc 1,18. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,43. (4) Lc 1,66.
Lc 1,6616
act ind fut 3de pers enk estai (hij zal zijn) van het werkw eimi (zijn)
Taalgebruik in het NT: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc: eimi
(zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Lc (39) Lc 1 (7): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,15. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,33. (5) Lc
1,34. (6) Lc
1,45. (7) Lc
1,66.
Lc 1,6617 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,6618
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,6620 gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc in 17 verzen
Lc 1,6621 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.
Lc 1,6622
meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
Lc 1,6623 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,67. - Lc 1,67: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [67] And his father Zacharias was filled with the Holy Ghost,
and prophesied, saying,
Luther-Bibel 67 Und sein Vater Zacharias wurde vom Heiligen Geist erfüllt,
weissagte und sprach:
Tekstuitleg van Lc 1,67.
Lc 1,671 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc
1,672 nom mann enk zacharias (Zacharja) Taalgebruik in het NT:
zacharias
(Zacharja). Taalgebruik in Lc: zacharias
(Zacharja).
Lc (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,67. Een vorm van zacharias (Zacharja) in Lc in 10 verzen: (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,12. (3) Lc
1,13. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,40. (7) Lc
1,59. (8) Lc
1,67. (9) Lc
3,2. (10) Lc
11,51.
Lc
1,673 bep lidw nom m enk ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
4 nom mann enk patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Mc: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (15): (1) Lc 1,67. (2) Lc 2,33. (3) Lc 2,48. (4) Lc 6,36. (5) Lc 10,21. (6) Lc 10,22. (7) Lc 11,13. (8) Lc 12,30. (9) Lc 12,32. (10) Lc 12,53. (11) Lc 15,20. (12) Lc 15,22. (13) Lc 15,27. (14) Lc 15,28. (15) Lc 22,29. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,675 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc
1,676 pass ind aor 3de pers enk eplèsthè (hij / zij
werd vervuld) van het werkw pimplèmi (vullen) Taalgebruik in het NT: pimplèmi
(vullen). Taalgebruik in Lc: pimplèmi
(vullen).
Lc (3): (1) Lc
1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou = zij werd vervuld
van heilige geest) (2) Lc
1,57. (3) Lc
1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld
van heilige geest) Een vorm van pimplèmi (vullen) in Lc in 13 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,23. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,57. (5) Lc
1,67. (6) Lc
2,6. (7) Lc
2,21. (8) Lc
2,22. (9) Lc
4,28. (10) Lc
5,7. (11) Lc
5,26. (12) Lc
6,11. (13) Lc
21,22.
Lc
1,677 gen onz enk pneumatos (geest) van het zelfstandig naamwoord pneuma
(geest) Taalgebruik in het NT: pneuma
(geest). Taalgebruik in Mc: pneuma
(geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (6): zie hieronder Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in
Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,35. (4) Lc
1,41. (5) Lc
1,47. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,80. In zes verzen bij Lucas ; in vier verzen in combinatie met vervullen
/ vol:
(1) Johannes de Doper: Lc
1,15. (pneumatos hagiou plèsthèsetai = van heilige geest zal
hij vervuld worden)
(2) Lc
1,41. ( Elisabeth - eplèsthè pneumatos hagiou hè Elisabet
= Elisabeth werd vervuld van heilige geest)
(3) Lc
1,67. (Zacharia - eplèsthè pneumatos hagiou = hij werd vervuld
van heilige geest)
(4) Lc
2,26.
(5) Lc 4,1. (plèrès pneumatos hagiou = vol van heilige geest)
(6) Lc
4,14: en tèi dunamei tou pneumatos = in de kracht van de geest)
Meestal volgt de bepaling pneumatos (van geest) op het begrip van vullen / vol, behalve in Lc
1,15.
Bij het zelfstandig naamwoord pneumatos (van geest) staat het bijvoeglijk naamwoord
hagiou (heilig) Er zijn geen lidwoorden
De samenhang van het vervuld worden van heilige geest en het (geestdriftig)
spreken komt meermaals in de bijbel voor: Lc 1,42-45 Lc 1,47-55 Lc 1,68-78
Elisabeth en Maria spreken een lofzang uit tijdens de zwangerschap van hun
kind Zacharia doet dat bij de naamgeving van Johannes Lucas heeft aandacht
voor de bijdrage van vrouwen en mannen in het heilsgebeuren De lofzang bij
de geboorte van Jezus gebeurt niet door zijn vader, maar door engelen (Lc 2,10-12)
8 gen mann + onz enk hagiou van het bijvoegl naamw hagios (heilig)
Taalgebruik in het NT: hagios
(heilig). Taalgebruik in Mc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Lc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios
(heilig).
Lc (5): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,41. (3) Lc
1,67. (4) Lc
2,26. (5) Lc
4,1. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,25. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,49. (5) Lc
1,67. (6) Lc
1,70. (7) Lc
1,72. (8) Lc
2,23. (9) Lc
2,25. (10) Lc
2,26. (11) Lc
3,16. (12) Lc
3,22. (13) Lc
4,1. (14) Lc
4,34. (15) Lc
9,26. (16) Lc
10,21. (17) Lc
11,13. (18) Lc
12,10. (19) Lc
12,12.
Lc 1,679 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
11 part pr nom mann enk legôn van het werkw legô (zeggen)
Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in Lc: legô
(zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les,
Fr leçon
Lc (2): (1) Lc
1,63. (2) Lc
1,67. Een vorm van legô (zeggen) in Lc 1 in 4 verzen: (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,63. (3) Lc
1,66. (4) Lc
1,67. ; van eipon (ik zei) in Lc 1 in 12 verzen: (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,28. (5) Lc
1,30. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,42. (10) Lc
1,46. (11) Lc
1,60. (12) Lc
1,61.
- Hultgren, Stephen (2009) 4Q521 and Luke’s Magnificat and Benedictus In: Echoes from the Caves: Qumran and the New Testament Brill, Leiden, pp 119-132, ISBN 9789004176966
Lc 1,68. - Lc 1,68: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [68] Blessed be the Lord God of Israel; for he hath visited
and redeemed his people,
Luther-Bibel 68 Gelobt sei der Herr, der Gott Israels! Denn er hat besucht
und erlöst sein Volk
Tekstuitleg van Lc
1,68. Dit vers Lc
1,68 telt 14 (2 X 7) woorden en 54 (2 X 3³) letters. De getalswaarde
van dit vers is 10546 (2 X 5273).
De peh is de 17de letter van het Hebreeuwse alfabet. De getalswaarde is 17 of 80. Het woord פֶה = pèh betekent mond. De mond van Zacharia werd geopend bij het aanheffen van de lofzang.
- Vers 68. Het getal 68 = 4 X 17. In vers 68 kan het Griekse επεσκεψατο (= epeskepsato: en hij zag om) vertaling zijn van het Hebreeuwse wkw פָקַד (= paqad: omzien) en het Griekse λυτρωσιν (= lutrôsin: loskoping) van het Hebr פְדוּת (= pëdûth: verlossing, bevrijding). Beide Hebreeuwse woorden beginnen met de letter pe. Misschien heeft zelfs de Griekse vertaling aandacht hiervoor want de eerste medeklinker in επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om) en εποιησεν (= epoièsen: hij deed) is een pi. De getalswaarde van daleth = 4. Zo bekomen we: pe = 17, daleth = 4. We zijn in vers 68 = 4 X 17.
Hebr Lc
1,68:
a. בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל (= bârûkh JHWH êlohe jisërâ´el: Gezegend JHWH, God van Israël).
b. כִּי פָקַד (= kî pâqad: want hij zag om).
c. wajja`ash pëdûth lë`ammô (en hij maakte loskoping voor zijn volk)
Lc
1,68.1 ευλογητος ( = eulogètos: gezegende; bv nw nom mann enk; wkw pass part aor nom mann enk van het wkw ευλογεω (= eulogeô: zegenen, goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in het
NT: eulogètos
(gezegend). Taalgebruik in de LXX: eulogètos
(gezegend). Taalgebruik in Lc: eulogètos
(gezegend). Bijbel (64). LXX (57). Pentateuch (10): (1) Gn 9,26. (2) Gn 12,2. (3) Gn 14,20. (4) Gn 24,27. (5) Gn 24,31. (6) Gn 26,29. (7) Gn 43,28. (8) Ex 18,10. (9) Dt 7,14. (10) Dt 33,24. NT (7): (1) Lc
1,68. (2) Rom 1,25. (3) Rom 9,5. (4) 2
Kor 1,3. (5) 2
Kor 11,31. (6) Ef 1,3. (7) 1
Pe 1,3. In Lc is dit de enigste vorm. Een vorm van ευλογητος (= eulogètos) in de Bijbel (82), in de LXX (74), in het NT (8): 7 + Mc
14,61. Een vorm van ευλογεω (= eulogeô) in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt
14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt
23,39. (4) Mt
25,34. (5) Mt
26,26. Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc
14,22. Lc (13): (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,42. (3) Lc
1,64. (4) Lc
2,28. (5) Lc
2,34. (6) Lc
6,28. (7) Lc
9,16. (8) Lc
13,35. (9) Lc
19,38. (10) Lc
24,30. (11) Lc
24,50. (12) Lc
24,51. (13) Lc
24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen. Joh (1): Joh
12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26. In Hnd: 2 vormen van ευλογεω (= eulogeô: goed spreken, loven, prijzen) in 2 verzen in 1
/ 28 hoofdstukken. In Lc: 5 verzen in de kindsheidsverhalen, 4 verzen in
de verschijningsverhalen, in de verhalen van de vlakterede en de broodvermenigvuldiging, in een citaat (Ps
118,26) in Lc
13,35, dat ook bij de intrede van Jezus in Jeruzalem wordt aangehaald.
- Hebreeuws: pass qal deelw tegenwoordige tijd mann enk בָּרוּך (= bârûkh: gezegend; wkw pass part praes nom mann enk van het wkw בָרַך (= bârakh: zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200,
kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111). Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (83). Pentateuch (17): (1) Gn 9,26. (2) Gn 14,19. (3) Gn 24,27. (4) Gn 24,31. (5) Gn 26,29. (6) Gn 27,29. (7) Gn 27,33. (8) Ex 18,10. (9) Nu 22,12. (10) Nu 24,9. (11) Dt 7,14. (12) Dt 28,3. (13) Dt 28,4. (14) Dt 28,5. (15) Dt 28,6. (16) Dt 33,20. (17) Dt 33,24. Ps (14): (1) Ps 28,6. (2) Ps
31,22. (3) Ps
41,14 (bij het einde van het eerste psalmenboek) (4) Ps
66,20 (einde van de Psalm) (5) Ps
68,20. (6) Ps
68,36 (op het einde van de Psalm). (7) Ps
72,18 (bij het einde van het tweede psalmenboek). (8) Ps
89,53 (bij het einde van het derde psalmenboek). (9) Ps
106,48 (bij het einde van het vierde psalmenboek). (10) Ps 118,26. (11) Ps 119,12. (12) Ps 124,6. (13) Ps 135,21. (14) Ps 144,1.
- Ned: zegenen < signare: tekenen; het signum: teken
van het kruis slaan. Arabisch: بَارَكَ (= bâraka: zegenen). Taalgebruik in de Qoran: bâraka (zegenen). D: segnen. E: to bless. Fr: bénir. Gr: ευλογεω (= eulogeô: goed spreken, loven, prijzen). Lat: benedicere.
-
Op het einde van zijn offerdienst kon de priester Zacharia het volk niet toespreken en zegenen omdat hij door zijn ongeloof in de aankondiging van de engel stom werd. Pas bij de geboorte van Johannes kon hij spreken en de zegen uitspreken (Lc
1,68). Jezus als hogepriester sloot zijn leven af met een zegening aan zijn leerlingen (Lc 24,50).
- De zegen werd niet meer uitgesproken in de tempel. De zegen van Jezus werd uitgesproken, aan de voet van de berg, nog meer, beneden op aarde, vooraleer Jezus ten hemel ging, het hemelse heiligdom (Lc 24,51).
- De zegen van de priester vinden we in Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26.
Lc
1,68.2 κυριος (= kurios: heer; zn nom mann enk). Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in de LXX: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). Lc (30). Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1:
- κυριου (= kuriou: van de heer; zn gen mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76.
- κυρίῳ (= kuriô: aan de heer; zn dat mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (1) Lc
1,17.
- κύριον (= kurion: heer; zn acc mann enk van het zn κυριος = kurios: heer). Lc 1 (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47.
In totaal een vorm van κυριος = kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen In het
eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc
1,68: kurios: JHWH, in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het oog van JHWH)
Een vorm van κυριος = kurios (heer)
in de LXX (8591), in het NT (718), in Lc in 99 verzen
κυριος (= kurios: heer). | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | Paul | Ap br | |
1 | κυριος (= kurios: heer; zn nom mann enk). | 3311 | 3139 | 172 | 20 | 9 | 30 | 6 | 22 | 75 | 10 | 59 | 65 | 65 | 10 |
- Hebreeuws יהוה = JHWH Eigennaam van God Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6 Totaal: 26 Structuur: 1 -
5 - 6 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (5193) Pentateuch (1326) Eerdere Profeten (1013) Latere
Profeten (1357) 12 Kleine Profeten (387) Geschriften (1110)
- Ned: Heer Arabisch: رَب = rabb (God, Heer) Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer). Aramees: יוי = JWJ D: Herr E: Lord Fr: seigneur Grieks: κυριος = kurios (heer) Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Hebreeuws: יהוה = JHWH Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Latijn: Dominus (Eerste medeklinker Gr k, Ned + D h ; tweede medeklinker: Gr + Ned + D: r )
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p93-96 Op deze blz wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achn-aton gelegd
Lc
1,681 - 2 ευλογητος κυριος = eulogètos kurios (gezegend JHWH) In het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH Tenakh (25): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) Ex 18,10. (4) Rt 4,14. (5) 1 S 25,32. (6) 1 S 25,39. (7) 2 S 18,28. (8) 1 K 1,48. (9) 1 K 5,21. (10) 1 K 8,15. (11) 1 K 8,56. (12) 1
Kr 16,36. (13) 2
Kr 2,11. (14) 2 Kr 6,4. (15) Ezr 7,27. (16) Ps 28,6. (17) Ps
31,22. (18) Ps 41,14. (19) Ps
72,18. (20) Ps
89,53. (21) Ps 106,48. (22) Ps 124,6. (23) Ps 135,21. (24) Ps 144,1. (25) Zach
11,5.
- בָרוּך אתָּה יהוה = bârûkh ´aththâh JHWH (gezegend zijt Gij, JHWH) Tenakh (2): (11) Ps 119,12. (2) 1 Kr
29,10.
Lc
1,683 bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,19. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,29. (7) Lc
1,30. (8) Lc
1,32. (9) Lc
1,35. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,42. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,67. (15) Lc
1,68.
- Nederl: bepaald lidwoord de / het Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das
enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to
(de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom m enk ho | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
Lc 1,684 nom mann enk θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (15) (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68. (3) Lc 3,8. (4) Lc 5,21. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,39. (7) Lc 12,20. (8) Lc 12,24. (9) Lc 12,28. (10) Lc 16,15. (11) Lc 18,7. (12) Lc 18,11. (13) Lc 18,13. (14) Lc 18,19. (15) Lc 20,38. Een vorm van theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), in Lc (117), in Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: theos (God), in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,78: eleous theou (van de barmhartigheid van God)
theos (God) | bijbel | OT | NT | syn | ev | Br | Rom | 1 Kor | 2 Kor | Gal | Ef | Fil | Kol | 1 Tes | 2 Tes | 1 Tim | 2 Tim | Tit | Film | Heb | Jak | 1 Pe | 2 Pe | 1 Joh | 2 Joh | 3 Joh | Jud | Paul | Ap br |
nom enk theos | 1686 | 1399 | 287 | 29 | 46 | 163 | 32 | 30 | 18 | 8 | 6 | 8 | 2 | 7 | 5 | 2 | 2 | 1 | 22 | 4 | 4 | 1 | 11 | 143 | 20 |
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm
(God). Getalwaarde: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 86 (2 X 43) Structuur: 1 - 3 -5 -1 - 4
De som van de elementen is telkens 5 De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Hebr ´èlohîm
(God) Tenakh (635) Pentateuch (207) Eerdere Profeten (118)
Latere Profeten (39) 12 Kleine Profeten (17) Geschriften (253)
- Ned: God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Qoran: ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) D: Gott E: God Fr: dieu De vloek dju Grieks: θεος = theos (God) Taalgebruik in het
NT: theos
(God). Hebreeuws: אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm
(God).
Lc
1,682 - 4 κυριος ὁ θεος = kurios ho theos (JHWH God = Heer God) NT (12) + 3X vocatief κυριε ὁ θεος = kurie, ho theos (Heer, God): (1) Mc
12,29. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,68. (4) Hnd 2,39. (5) Hnd 3,22. (6) Hnd 7,37. (7) Apk 4,8. (8) Apk 11,17. (9) Apk 15,3. (10) Apk 16,7. (11) Apk 18,8. (12) Apk 19,6. (13) Apk 21,22. (14) Apk 22,5. (15) Apk 22,6. In Lc (2): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,68.
- Hebreeuws יהוה אֱלֹהֵי = JHWH ´èlohe(j) = JHWH, de God van Tenakh (172)
Lc
1,681 - 4 ευλογητος κυριος ὁ θεος = eulogètos kurios ho theos (gezegend de Heer de God van) In het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי (= bârûch JHWH ´èlohe: gezegend JHWH, God van). Tenakh (11): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) 1 S 25,32. (4) 1 K 1,48. (5) 1 K 8,15. (6) 1
Kr 16,36. (7) 2
Kr 2,11. (8) 2 Kr 6,4. (9) Ezr 7,27. (10) Ps 41,14. (11) Ps 106,48.
Lc 1,685 bep lidw gen mann en onz enk του = tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
4 | gen m + onz enk tou | 8480 | 6542 | 1938 | 234 | 116 | 272 | 196 | 269 | 673 | 178 | 622 | 818 |
- Nederl: bepaald lidwoord de / het Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,686 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)
Lc
1,683 - 6 ὁ θεος του ισραηλ = ho theos tou israèl (de God van Israël) In Lc
en in het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי = êlohe(j) jisërâ´el (God van Israël) Tenakh (191)
Lc
1,68.1 - 6 ευλογητος κυριος ὁ θεος του ισραηλ = eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) Lc (1): Lc
1,68.
- ευλογητος κυριος ὁ θεος ισραηλ = eulogètos kurios ho theos israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) LXX (2): (1) Ps 41,14. (2) Ps 106,48.
- Hebreeuws: בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל (= bârûkh JHWH êlohe jisërâ´el).
Tenakh (8): (1) 1 S 25,32. (2) 1 K 1,48. (3) 1 K 8,15. (4) 1
Kr 16,36. (5) 2
Kr 2,11. (6) 2 Kr 6,4. (7) Ps 41,14. (8) Ps 106,48. Zie eveneens Ps 72,18.
- De aanhef van het Benedictus ligt in de lijn van een reeks zegeningen
Lc 1,687 ὁτι (= hoti: dat, omdat; vw van reden, ook om een objectszin in te leiden). Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) .Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
ὁτι (= hoti: dat, omdat; vw van reden, ook om een objectszin in te leiden). | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
4396 | 3213 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
- Hebreeuws כִּי (= kî: want, dat, omdat; vw van reden of voorwerpszin). Taalgebruik in Tenakh: kî
(want, omdat). Getalswaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10; totaal: 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849).
- Lat: quia. Fr: parce que / que. E: for D denn.
- ὁτι (= hoti: dat, omdat) leidt de redenen in om God te zegenen
In Lc 1,68. volgen op ὁτι (= hoti: dat, omdat) twee werkwoorden die hun parallel vinden in het loflied
Magnificat, telkens voorafgegaan door ὁτι (= hoti: dat, omdat). Het eerste werkwoord in Lc
1,68. is επεσκεψατο (= epeskepsato: hij keek op), in Lc
1,48 lezen we: επεβλεψεν (= epeblepsen: hij blikte op). Het tweede werkwoord in Lc
1,68 is
εποιησεν = epoièsen: hij deed), in Lc
1,49 evenzo.
Lc
1,68.8 επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw
επισκεπτομαι = episkeptomai: kijken naar, bekijken, omkijken). Taalgebruik in het NT: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Bijbel (26) ΟΤ (23): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) Nu 3,39. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Nu 4,37. (7) Nu 4,41. (8) Nu 4,45. (9) Nu 4,46. (10) Nu 4,49. (11) Joz 8,10. (12) Re 15,1. (13) 1 S 2,21. (14) 1 S 13,15. (15) 2 S 18,1. (16) 1 K 20,15. (17) 1 K 20,26. (18) 2 K 3,6. (19) Kl 4,22. (20) Ezr 1,2. (21) Ezr 6,1. (22) Jdt 7,7. (23) Sir 46,14. NT (3)
Lc (2): (1) Lc
1,68. (2) Lc
7,16. En: Hnd 15,14. Een vorm van επισκεπτομαι (= episkeptomai: kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt
25,36. (2) Mt
25,43. (3) Lc
1,68. (4) Lc
1,78. (5) Lc
7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι (= episkeptomai) de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn.
- פָקַד (= pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad
(omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4;
totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. p - q- d: (1) פָקַד (= pâqad: hij ziet om; wkw act qal perf 3de pers mann enk). Tenakh (11): (1) Gn 21,1. (2) Nu 1,44. (3) Nu 3,39. (4) Nu 4,37. (5) Nu 4,41. (6) Nu 4,45. (7) Nu 4,46. (8) Nu 4,49. (9) 1 K 20,15. (10) Job 35,15. (11) Kl 4,22. Hierbij horen ook nog de 4 teksten in de constructie פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex
4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach
10,3. Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202). פָקַד (= pâqad) wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden.
- פָּקַדְתִּי (= pâqadëthî: ik zag om; wkw act qal perf 1ste pers enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven). Taalgebruik in Tenakh: pâqad
(omzien). Getalswaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ;
totaal: 40 OF 184 (8 X 23). Structuur: 8 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (6): (1) Ex
3,16. (2) 1
S 15,2. (3) Js
38,10. (4) Jr
44,13. (5) Jr
50,18. (6) Sef
3,7.
- Soms is het Griekse επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om) de vertaling van het Hebreeuwse וַיִּפְקֹד (= wajjiphëqod: en hij zag om; < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk van het wkw פָקַד = pâqad: omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven). Tenakh (20): (1) Gn 40,4. (2) Gn 41,34. (3) Nu 3,16. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Joz 8,10. (7) Re 15,1. (8) 1 S 13,15. (9) 1 S 20,25. (10) 1 S 20,27. (11) 2 S 18,1. (12) 1 K 11,28. (13) 1 K 20,15. (14) 1 K 20,26. (15) 2 K 3,6. (16) 2 K 5,24. (17) 2 K 25,22. (18) Jr 14,10. (19) Hos 8,13. (20) Est 2,3.
- Fr: visiter <- Lat visitare (= bezoeken); een intensieve vorm van videre (zien); vandaar: naar iemand omzien.
-
Bibliografie:
- Gerber Olivier, Il vous est né un Sauveur. La construction du sens sotériologique de la venue de
Jésus en Luc-Actes, Genève, Labor et Fides (Le Monde de la Bible 58), 2008, 294 pages; p 57.
De lofzang begint met een verleden tijd: Hij zag naar, maar de lofzang zal
overgaan naar de toekomende tijd: de opgaande zon zal vanuit de hoogte neerkijken
over ons om ons te verlichten en onze weg te vinden. De beginverzen verwijzen
naar de patriarchen en Mozes, de eindverzen naar Jezus, die de woorden van
de profeet Jesaja zal vervullen.
Lc
1,68.7. - 8. ὁτι επεσκεψατο (= hoti epeskepsato: omdat hij omzag). NT (2): (1) Lc
1,68. (2) Lc
7,16.
- Hebreeuws כִּי פָקַד (= kî pâqad: want hij zag om). Tenakh (4): (1) Ex
4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach
10,3. In deze vier teksten wordt het wkw telkens gevolgd door het onderwerp JHWH / God. Bovendien staat פָקַד יהוה (= pâqad JHWH: JHWH zag om) slechts in deze vier teksten.
- ויהוה פָקַד (= waJHWH pâqad: en JHWH zag om - naar Sara) Tenakh (1): Gn 21,1. Hapax.
- Van deze 5 teksten wordt het Hebr פָקַד (= pâqad) vertaald door επεσκεψατο (= epeskepsato: hij zag om): (1) Gn 21,1. (2) Ex
4,31. (3) 1 S 2,21.
-- In Gn 21,1. και κυριος επεσκεψατο την σαρραν (= kai kurios epeskepsato tèn sarran: en de Heer zag om naar Sara).
-- in 1 S 2,21: και επεσκεψατο κυριος την ανναν (= kai epeskepsato kurios tèn annan: en de Heer zag om naar Anna).
-- In Ex
4,31. ὁτι επεσκεψατο ὁ θεος (= hoti epeskepsato ho theos: en God zag om).
- De Heer of God zag om naar Sara, Anna en het volk.
De tekst van Lucas in Lc 1,68 benadert het sterkst 1 S 2,21. Maar de tekst van 1 S 2,21 verwijst wellicht naar Gn 21,1.
God dacht aan Rachel. God luisterde naar Hagar, Lea, Rachel,
de Hebreeën, zie Gn 30, 17. Sara, Lea, Rachel waren onvruchtbaar, maar JHWH / God is
met hen begaan en deze vrouwen werden vruchtbaar, ontvingen en baarden. Hagar
is in een netelige positie en God luisterde naar haar.
Lc 1,689 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned: en Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en). E: and D: und Fr: et Grieks: και = kai (en) Taalgebruik: kai
(en). in NT Hebr: וְ = wë (en) Lat: et
- Er zijn in Lc
1,68. - Lc
1,69. drie nevenschikkende zinnen Deze και = kai (en) maakt de verbinding tussen de eerste en de tweede nevenschikkende zin De tweede en derde nevenschikkende zin expliciteert de eerste nevenschikkende zin
Lc 1,6810 act ind aor 3de pers enk εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw ποιεω = poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Mt (13): (1) Mt 1,24. (2) Mt 12,3. (3) Mt 13,26. (4) Mt 13,28. (5) Mt 13,58. (6) Mt 19,4. (7) Mt 20,5. (8) Mt 21,15. (9) Mt 21,31. (10) Mt 22,2. (11) Mt 26,12. (12) Mt 26,13. (13) Mt 27,23. Mc (9): (1) Mc 2,25. (2) Mc 3,14. (3) Mc 3,16. (4) Mc 5,20. (5) Mc 6,21. (6) Mc 10,6. (7) Mc 14,8. (8) Mc 14,9. (9) Mc 15,14. Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh
poieô (doen) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
act ind aor 3de pers enk epoièsen | 714 | 570 + 71 = 641 | 136 | 211 | 62 | 10 | 151 | 46 | 43 | 8 | 14 | 25 | 73 | 13 | 9 | 14 | 18 | 14 | 4 | 1 | 36 | 54 |
- Hebreeuws `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende) Tenakh (503) Pentateuch (112) Eerdere Profeten (161) Latere Profeten (78) 12 Kleine
Profeten (19) Geschriften (133)
- Ned: doen Arabisch: عَمَلَ = `amala (werken) Taalgebruik in de Qoran: `amala (werken). D: tun E: do Fr: faire Grieks: ποιεω = poieô
(doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô
(doen, maken). Hebreeuws: עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh
(maken). Lat: facere
- Het handelen van God beoogt verlossing (Lc
1,68) maar is ingegeven door barmhartigheid (Lc
1,72: barmhartigheid doen)
Lc
1,689 - 10 και εποιησεν = kai epoisen (en hij deed) NT (8): (1) Mt
25,16. (2) Mc
3,14. (3) Mc 8,25. (4) Lc
1,68. (5) Lc
5,29. (6) Joh
9,6. (7) Hnd 7,24. (8) Apk 1,6.
- Hebreeuws: וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < prefix verbindingswoord wë + act qal
imperf 3de pers mann enk van het werkw עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh
(maken). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, shin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 3 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (232) Pentateuch (81) Eerdere Profeten (86) Latere Profeten (9) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (55) Gn (18): (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10.
Dit is het vers waarin we in het vorige versdeel επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) lezen
Lc
1,6811 acc vr enk λυτρωσιν = lutrôsin (loskoping, verlossing) van het zelfst naamw λυτρωσις = lutrôsis (loskoping, verlossing) Taalgebruik in de LXX: lutrôsis
(loskopen, verlossing). Taalgebruik in het NT: lutrôsis
(loskopen, verlossing). Bijbel (5) OT (2): (1) Re
1,15. (2) Ps 111,9. NT (3) Lc (2): (1) Lc
1,68. (2) Lc
2,38. En: Heb 9,12. Een vorm van λυτρωσις = lutrôsis (loskoping, verlossing) in de LXX (15), oa: (1) Lv
25,29. (2) Lv
25,48. (3) Nu
18, 16. (4) Re
1,15. (5) Js
63,4. (6) Ps
49,9. (7) Ps
130,7. (8) Ps
111,9., in het NT (3) (zie hoger) In de LXX kan een vorm van λυτρωσις = lutrôsis de vertaling van 2 Hebreeuwse werkw zijn
- act ind aor 3de pers enk ελυτρωσατο = elutrôsato (hij kocht los, hij verloste) van het werkw λυτροω = lutroô (loskopen, verlossen) Zie het zelfst naamw λυτρωσις = lutrôsis (loskopen, verlossing) Taalgebruik in de LXX: lutrôsis
(loskopen, verlossing). Taalgebruik in het NT: lutrôsis
(loskopen, verlossing). Bijbel (14): (1) Dt 7,8. (2) Dt 15,15. (3) Dt 24,18. (4) 2 S 4,9. (5) 1 K 1,29. (6) Js 44,23. (7) Js 63,9. (8) Jr 31,11. (9) Ps 78,42. (10) Ps 106,10. (11) Ps 107,2. (12) Ps 136,24. (13) Da 6,28. (14) Sir 48,20. Een vorm van λυτροω = lutroô (loskopen, verlossen) in de LXX (108), in het NT (3): (1) Lc 24,21. (2) Tit 2,14. (3) 1
Pe 1,18. In de LXX kan een vorm van λυτροω = lutroô de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
- פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) Zie het werkw פָדָה = pâdâh (verlossen, redden, vrijkopen)
Taalgebruik in Tenakh: pâdâh
(verlossen, redden, vrijkopen). Getalwaarde: pe = 17 of 80, daleth =
4, he = 5 ; totaal: 26 OF 89 (priemgetal) Structuur: 8 - 4 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (2): (1) Ps
111,9. (2) Ps
130,7. In de Psalm 111 met alfabetische structuur krijgt het woord פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) bij de letter
פְ = pe de voorkeur Het woord פְדוּת = pëdûth wordt in de LXX vertaald in 2 verschilklende Griekse woorden Het werkw פָדָה = pâdâh wordt in de LXX vertaald in 9 verschillende Griekse woorden
- Lat redimere E to buy (off), to redeem
D loskaufen, auslösen Fr racheter, délivrer Arabisch: فَدَى = fadâ (loskopen, vrijkopen) Taalgebruik in de Qoran: fada (loskopen, vrijkopen).
- פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven) en פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) zijn zeer gelijkend wat uitspraak betreft
Lc 1,6812 bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
Totaal | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- bepaald lidw Ned: de Arabisch: bepaald lidw اَل = ´al (de) Taalgebruik in de Qoran: ´al (de) D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Grieks: ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,6813 dat mann enk λαῳ = laô(i) van het zelfst naamw λαος = laos (volk) Taalgebruik in het NT: laos (volk). Taalgebruik in de LXX: laos (volk). Taalgebruik in Lc: laos (volk). Taalgebruik in Hnd: laos (volk). Bijbel (225), OT (199), NT (26) Lc (4): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77. (3) Lc 2,10. (4) Lc 21,23. Een vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064), in het NT (141), in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,10. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,77.
laos (volk) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
dat mann enk laô(i) | 225 | 199 | 26 | 3 | 4 | 14 | 5 | 7 | 7 | 4 | 1 |
- Hebreeuws: עָם / עַם = `am (volk) OF עִם = `im (m
et) Taalgebruik in
Tenakh: `am
(volk). Getalswaarde: ajin = 16 of 70, mem = 13 of 40 ; totaal: 29 of
110 (2 X 5 X 11) Structuur: 7 - 4 De som van de elementen is telkens 2
- Lat populus Fr peuple E people Ned volk D Volk
- In het eerste deel van de lofzang van Zacharia (Lc 1,68-75) in Lc
1,68. bracht God verlossing voor zijn volk, in het tweede deel - het toekomstdeel
(Lc 1,76-79) zal Johannes kennis van redding brengen aan het volk van JHWH (Lc
1,77)
Lc 1,6814 pers voornaamw 3de pers gen mann enk αυτου = autou van het pers voornaamw αυτος = autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in de LXX: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
autos (hij) 3de pers enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
gen mann enk autou | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
Lc
1,6812 - 14 τῳ λαῳ αυτου = tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) LXX (24) NT = Lc (2):
(1) Lc
1,68. (2) Lc
1,77.
- Hebreeuws: לְעַמּוֹ = lë`ammô (voor zijn volk) < voorzetsel lë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk van het zelfst naamw עָם / עַם = `am (volk) OF עִם = `im (met) Taalgebruik in
Tenakh: `am
(volk). Tenakh (12): (1) Ex 32,14. (2) 1 K 8,56. (3) Jl 2,19. (4) Jl 4,16. (5) Ps 29,11. (6) Ps 78,20. (7) Ps 111,6. (8) Ps 111,9. (9) Ps 125,2. (10) Ps 148,14. (11) Est 10,3. (12) 1 Kr 23,25.
Lc
1,689 - 14 Ps
111,9: Tenakh: פְדוּת שָׁלַח לְעַמּוֹ = pëdûth sjâlach lë`ammô (verlossing zond
Hij zijn volk) LXX: λυτρωσιν απεστειλεν τῳ λαῳ αυτου = lutrôsin apesteilen tô(i)
laô(i) autou (verlossing zond hij af zijn volk)
- Lc
1,68: και εποιησεν λυτρωσιν τῳ λαῳ αυτου = kai epoièsen lutrôsin tô(i) laô(i) autou
(en hij maakte verlossing voor zijn volk)
- In Gn 21,1. vinden we de werkw epeskepsato (hij zag om) en kai epoisen (en hij deed) Daarbij sluit dan de bepaling van Ps
111,9. aan: lutrôsin (loskoping, verlossing) tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) Waarom schakelde de auteur van de ellende van Hanna en Sara over naar loskoping voor het volk (Ps
111,9) Misschien ligt de verklaring in het gebruik van het woord dat begint met het Hebr pe
Lc 1,69 - . Lc 1,69: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [69] And hath raised up an horn of salvation for us in the
house of his servant David;
Luther-Bibel 69 und hat uns aufgerichtet eine Macht des Heils im Hause seines
Dieners David
Tekstuitleg van Lc 1,69. Het vers Lc 1,69. telt 12 (2 X 2 X 3) woorden, 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,69. is 6617 (13 X 509) letters Variante lezing zonder 2X een lidwoord: (tô(i) oikô(i) EN (tou) paidos Vandaar: 10 woorden In dit vers staat het werkw ηγειρεν = ègeiren (hij wekte op) en het zelfst naamw κερας = keras (hoorn) In het Hebr beginnen beide woorden met een qoph: qûm (opstaan) en qèrèn (hoorn)
Lc 1,691 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,692 act ind aor 3de pers enk ηγειρεν = ègeiren (hij wekte op) van het werkw εγειρω = egeirô (opwekken) Taalgebruik in het NT: egeirô (wekken). Taalgebruik in de LXX: egeirô (wekken). Taalgebruik in Lc: egeirô (wekken). Bijbel (27) OT (7): (1) Re 2,16. (2) Re 2,18. (3) Re 3,9. (4) Re 3,15. (5) Re 7,19. (6) 1 K 11,14. (7) Jr 51,11. NT (20) Mc (2): (1) Mc 1,31. (2) Mc 9,27. Lc (1): Lc 1,69. Joh (3): (1) Joh 12,1. (2) Joh 12,9. (3) Joh 12,17. Hnd (10): (1) Hnd 3,7. (2) Hnd 3,15. (3) Hnd 4,10. (4) Hnd 5,30. (5) Hnd 10,26. (6) Hnd 10,40. (7) Hnd 12,7. (8) Hnd 13,22. (9) Hnd 13,30. (10) Hnd 13,37. Brieven (4): (1) Rom 10,9. (2) 1 Kor 6,14. (3) 1 Kor 15,15. (4) 1 Tes 1,10. Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57), in het NT (143), in Lc in 18 verzen: (1) Lc 1,69. (2) Lc 3,8. (3) Lc 5,23. (4) Lc 5,24. (5) Lc 6,8. (6) Lc 7,14. (7) Lc 7,16. (8) Lc 7,22. (9) Lc 8,54. (10) Lc 9,7. (11) Lc 9,22. (12) Lc 11,8. (13) Lc 11,31. (14) Lc 13,25. (15) Lc 20,37. (16) Lc 21,10. (17) Lc 24,6. (18) Lc 24,34. In de LXX is een vorm van εγειρω = egeirô de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | |||
egeirô | Lc 1 | Lc 3 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 11 | Lc 13 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 24 | ||
18 | 1 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 |
- Wellicht wekken uit de slaap, op-wekken Ned wekken vlg Lat
vegere: flink, levendig zijn, opgewekt zijn Lat resurgere Surgere
( surrexi, surrectum ) = oprijzen, opstaan, rechtop staan sur < super
= op, boven + regere ( rexi, rectum ): richten (rechtop), leiden, sturen
-> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten, terug
rechtop staan Ned rekken ( Lat reg- ), uitstrekken Rectus = recht Fr
résurrection
Fr ressusciter cfr Lat suscitare super: op, boven + citare (citus: vlug, snel): in beweging brengen Aldus: terug in beweging brengen, heropleven
Fr réveiller: wekken, ont-waken < re + vigilare (vig- wak-, wek-)
waken
- Hebr jâqèm (hij deed opstaan), hifil van het werkw qûm
(opstaan) Taalgebruik in Tenakh: qûm
(opstaan). Getalwaarde: qoph = 19 of 100, waw = 6, mem = 13 of 40 ;
totaal: 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) Structuur: 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4
Tenakh (46) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (17) Latere Profeten (5) 12 Kleine
Profeten (5) Geschriften (7)
Eerder met een vorm van het werkw rûm (zich verheffen, opstaan) dan met
het werkw qûm (opstaan) komt een combinatie met qèrèn (hoorn)
voor Dat hier voor het werkw egeirô (opwekken) gekozen is, kan erop
wijzen dat een nieuwe tijd komt, heropleeft, aan de horizon verrijst
1 - 2 και ηγειρεν = kai ègeiren (en hij wekte op) NT (2): (1) Lc
1,69. (2) Joh
12,17.
- Hebreeuws w-j-q-m (1) וַיָּקָם = wajjâqâm (en hij stond op) < prefix verbindingswoord wë + act
qal imperf 3de pers mann enk (2) וַיַּקֶם = wajjaqèm (en hij deed opstaan) < prefix verbindingswoord
wë + act hifil 3de pers mann enk Tenakh (125) Pentateuch (26)
Eerdere Profeten (76) Latere Profeten (1) 12 Kleine Profeten (3) Geschriften
(19) Ex (5): (1) Ex
1,8. (2) Ex
2,17. (3) Ex
12,30. (4) Ex
24,13. (5) Ex
40,18. (wajjâqèm hij deed opstaan ; hifil) (6) Ex
40,33.
Lc 1,693
κερας (= keras: hoorn). Taalgebruik in de LXX: keras
(hoorn). Taalgebruik in het NT: keras
(hoorn). Taalgebruik in Lc: keras
(hoorn). Lat: cornu. N: hoorn. Fr: corne. E: horn. D: Horn. Bijbel (39): OT (38), NT (1) = Lc (1): Lc
1,69. . Een vorm
van κερας (= keras: hoorn) in de LXX (123), in het NT (11): (1) Lc
1,69. (2) Apk 5,6. (3) Apk 9,13. (4) Apk 12,3. (5) Apk 13,1. (6) Apk 13,11.. (7) Apk 17,3. (8) Apk 17,7. (9). Apk 17,12. (10). Apk 17,16. . In de LXX kan een vorm van κερας = keras de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse woorden zijn.
- קֶרֶן (= qèrèn: hoorn). Taalgebruik in Tenakh: qèrèn
(hoorn). Getalswaarde: qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200, nun = 14 of
50; totaal: 53 (priemgetal) OF 350 (2 X 5² X 7). 53 en 35 zijn spiegelgetallen. Structuur: 1 - 2 - 5. De som van de elementen is telkens 8.
-- q-r-n: Tenakh (19). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (3). Latere Profeten (2). 12 Kleine
Profeten. (1) Geschriften (10).
- קֶרֶן (= qèrèn: hoorn). Tenakh (14). Eerdere Profeten (3): (1) 1 S 2,10. (2) 1 S 16,13. (3) 1 K 1,39. In 1 S 16,13. en 1 K 1,39. volgt op קֶרֶן (= qèrèn: hoorn) de inhoud van de hoorn nl הַשֶּׁמֶן = hasjsjèmèn (de olie), waardoor de hoorn een bepaald 'gebruiksvoorwerp' of cultusvoorwerp wordt. In 1 S 2,10. wordt de functie van de inhoud van de hoorn gegeven nl zalven en verwijst naar de persoon die werd gezalfd. 1 S 16,13. en 1 K 1,39. zijn zeer parallel opgebouwd en verwijzen naar de zalving van David en Salomo tot koning. Latere Profeten (2): (1) Jr 48,25. (2) Ez 29,21. . 12 Kleine Profeten (1): Zach
2,4. . Geschriften (8): (1) Ps 132,17. (2) Ps 148,14. (3) Job 42,14. (4) Kl 2,3.. (5) Kl 2,17. (6) Da 7,8.. (7) Da 8,5. (8) Da 8,9. .
--
-- Andere vormen van qrn: (1) Ex 34,29. . (2) Ex 34,30. (3) Ex 34,35. (4) Ps 75,5.. (5) 1 Kr 25,5.
- Verwant met קֶרֶן ( = qâran: stralen, schieten). Fr: rayonnement: straling, < Lat radius: straal. Ook verwant met corne: cornu en couronne: corona), of hoorn met kroon. Zie de Souzenelle, p 30.
Arabisch: قَرن = qarn (hoorn). Taalgebruik in de Qoran: qarn (hoorn). .
- Het duidt op kracht en macht In een hoorn werd de olie bewaard, waarmee priesters
en koningen werden gezalfd Hoorn verwijst naar zalving מָשַׁח = mâsjach (zalven)
מָשִׁיחַ = mâsjîach (gezalfde) misjëchâh (zalving) In 1
S 2,10. (lied van Hanna) lezen we: qèrèn mësjîchô
(hoorn van zijn gezalfde)
- Van hoorn kwam kroon, symbool van de macht, eerst van de koninklijke macht van o.a. David en Salomo, later van de verwachte messias, de koninklijke messias
2 - 3
Lc 1,694
gen vr enk sôtèrias van het zelfst naamw sôtèria
(redding) Taalgebruik in het NT:
sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc:
sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX:
sôtèria (redding). Hebr jesj`a / jèsj`a / jësju`âh
(hulp, heil, redding -> Jezus) Taalgebruik in Tenakh: jesj`a
/ jèsj`a (hulp, heil, redding). Getalwaarde: jod = 10, sjin =
21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur Ned bv
salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland môsjî`a
(de reddende) act part hifil nom mann enk van het werkw jâsj`a (redden,
bevrijden, verlossen), is heel nauw verwant wat letters betreft: mâsjach
(zalven) Taalgebruik in Tenakh: mâsjach
(zalven). Getalwaarde: mem = 13 of 40, sjin = 20 of 200, chet = 8 ; totaal: 41 OF 248 (2³ X 31) Structuur: 4 - 2 - 8 (mâsjîach = gezalfde, messias, G christos = Christus)
Arabisch: najada (redden, helpen) Taalgebruik in de Koran: najada (redden, helpen). Lc (2): (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,77.
- Een vorm van sôtèr in de LXX (41), in het NT (24), in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11.
- Een vorm van sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,71. (3) Lc
1,77. (4) Lc
19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Een vorm van sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc
2,30. (2) Lc
3,6., in de LXX (135), in het NT (4)
- Een vorm van sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106)
Lc 1,693 - 4 κερας σωτηριας = keras sôtèrias (hoorn / kracht van redding) in Ps 18,3. = 2 S 22,3. (het danklied van David), Hebr wëqèrèn jisj`i (en een hoorn van redding) We krijgen we een allusie op Christos Ièsous, de gezalfde Jezus
Lc 1,695 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. hèmin Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32. + (23) Lc 1,69.
Lc 1,696
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in E in D in Arabisch: fî
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. + (26) Lc
1,69.
Lc 1,697
dat mann enk oikô(i) van het zelfst naamw oikos (huis) Taalgebruik
in het NT: oikos
(huis). Taalgebruik in Lc: oikos
(huis).
Lc (5): (1) Lc
1,69. (2) Lc
10,5. (3) Lc
12,52. (4) Lc
19,5. (5) Lc
19,9. Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen
Lc 1,698 δαυιδ = dauid (David) Taalgebruik in het NT: dauid
(David). Taalgebruik in de LXX: dauid
(David). Bijbel (957) OT (903) NT (54)
Lc (12): (1) Lc
1,27. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,69. (4) Lc
2,4. (5) Lc
2,11. (6) Lc
3,31. (7) Lc
6,3. (8) Lc
18,38. (9) Lc
18,39. (10) Lc
20,41. (11) Lc
20,42. (12) Lc
20,44.
- Hebreeuws דָּוִד = dâwid (David)
Taalgebruik in Tenakh: dâwid
(David). Getalwaarde: daleth = 4, waw = 6 ; totaal: 14 (2 X 7) Structuur: 4 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (509) Pentateuch (0) Eerdere Profeten (476) Latere Profeten (21) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (11)
- Arabisch: dâwud (Dawud) Taalgebruik in de Koran: dâwud (Dawud).
Lc 1,696 - 8 en oikô(i) dauid (in een huis van David): Lc 1,69. ex oikou () dauid (uit een huis van David) in Lc (2): (1) Lc 1,27. (2) Lc 2,4. en polei dauid (in een stad van David): Lc 2,11.
Lc 1,699 gen mann enk paidos van het zelfst naamw pais (kind, dienaar) Taalgebruik in het NT: pais (kind, dienaar). Taalgebruik in Lc: pais (kind, dienaar). Hebr `èbhèd Lc (3): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 8,51. Een vorm van pais (kind, dienaar) in Lc in 9 verzen: (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,69. (3) Lc 2,43. (4) Lc 7,7. (5) Lc 8,51. (6) Lc 8,54. (7) Lc 9,42. (8) Lc 12,45. (9) Lc 15,26.
Lc 1,6910 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,70. - Lc 1,70: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [70] As he spake by the mouth of his holy prophets, which
have been since the world began:
Luther-Bibel 70 – wie er vorzeiten geredet hat durch den Mund seiner heiligen
Propheten –,
Tekstuitleg van Lc 1,70. Het vers Lc 1,70. telt 11 woorden en 55 (5 X 11) letters De getalwaarde van Lc 1,70. is 9960 (2³ X 3 X 5 X 83)
Lc 1,701 καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
|
Mt | Mc | Lc | syn | ev |
kathôs (zoals) bij syn | 3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. | 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) | 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. | 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. | 59 |
- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin
= 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167)
Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten
(68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- Lat sicut Fr selon E as D wie
Lc 1,702 act ind aor 3de pers enk ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in de LXX: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Lc: laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in Hnd: laleô (lallen, spreken, praten). Lc (5): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. (3) Lc 2,50. (4) Lc 11,14. (5) Lc 24,6. Een vorm van λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) in de LXX (1189), in het NT (298), in Lc (31) In 7 verzen in Lc 1: (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,55. (6) Lc 1,64. (7) Lc 1,70.
laleô | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
act ind aor 3de pers enk elalèsen | 431 | 400 | 189 | 106 | 39 | 11 | 38 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | |||
laleô | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 22 | Lc 24 | ||
1 | act ind praes 3de pers enk lalei | 2 | (1) Lc 5,21. | (2) Lc 6,45. | ||||||||||
2 | act ind imperf 3de pers enk elalei | 4 | (1) Lc 1,64. | (2) Lc 2,38. | (3) Lc 9,11. | (4) Lc 24,32. | ||||||||
3 | act ind imperf 3de pers mv elaloun | 1 | (1) Lc 2,15. | |||||||||||
4 | act inf praes lalein | 2 | (1) Lc 4,41. | (2) Lc 7,15. | ||||||||||
5 | act inf aor lalèsai | 4 | (1) Lc 1,19. (2) Lc 1,20. (3) Lc 1,22. | (4) Lc 11,37. | ||||||||||
6 | act ind aor 3de pers enk elalèsen | 5 | (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70. | (3) Lc 2,50. | (4) Lc 11,14. | (5) Lc 24,6. | ||||||||
7 | act ind aor 1ste pers enk elalèsa | 1 | (1) Lc 24,44. | |||||||||||
8 | act ind aor 3de pers mv elalèsan | 1 | (1) Lc 24,25. | |||||||||||
9 | act ind aor 2de pers mv elalèsate | 1 | (1) Lc 12,3. | |||||||||||
10 | act part praes nom mann enk lalôn | 1 | (1) Lc 5,4. | |||||||||||
11 | act part praes gen mann + onz enk lalountos | 3 | (1) Lc 8,49. | (2) Lc 22,47. (3) Lc 22,60. | ||||||||||
12 | act part praes gen mv lalountôn | 1 | (1) Lc 24,36. | |||||||||||
13 | pass part praes dat mann + onz mv laloumenois | 1 | (1) Lc 2,33. | |||||||||||
14 | pass ind aor 3de pers enk elalèthè | 1 | (1) Lc 2,20. | |||||||||||
15 | pass part aor gen mann + onz enk lalèthentos | 1 | (1) Lc 2,17. | |||||||||||
16 | pass part aor gen mv lalèthentôn | 1 | (1) Lc 2,18. | |||||||||||
17 | pass part perf dat mann + onz mv lelalèmenois | 1 | (1) Lc 1,45. | |||||||||||
Totaal | 31 | 7 | 7 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 5 |
- Hebreeuws: act piël perf 3de pers mann enk דִּבֶּר = dibbèr
(hij sprak) Zie het werkw דָבַר = dâbhar
(spreken) Getalwaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Taalgebruik in Tenakh: dâbhar
(spreken). Tenakh (196)
- Ned: spreken Arabisch: تَكَلَمَ = takallama (spreken) Taalgebruik in de Qoran: takallama (spreken). D: sprechen E: to speek Fr: parler Grieks: λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) Taalgebruik in het NT: laleô
(lallen, spreken, praten). Hebreeuws: דָבַר = dâbhar (spreken)
Taalgebruik in Tenakh: dâbhar
(spreken). Lat: loqui
Lc 1,701 - 2 καθως ελαλησεν = kathôs elalèsen (zoals hij sprak) LXX (): in Lc (2): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,70.
Lc 1,703 dia (door, gedurende, na) Afkorting: di' Taalgebruik in NT: dia (door). Taalgebruik in Lc: dia (door). L per, post Fr par, après Ned na Lc (32 + 5 = 37) Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,78.
Lc 1,704
gen onz enk stomatos van het zelfst naamw stoma (mond) Taalgebruik in
het NT: stoma
(mond). Taalgebruik in Lc: stoma
(mond).
Lc (5): (1) Lc
1,70. (2) Lc
4,22. (3) Lc
11,54. (4) Lc
19,22. (5) Lc
22,71. Een vorm van stoma (mond) in Lc in 9 verzen: (1) Lc
1,64. (2) Lc
1,70. (3) Lc
4,22. (4) Lc
6,45. (5) Lc
11,54. (6) Lc
19,22. (7) Lc
21,15. (8) Lc
21,24. (9) Lc
22,71.
Lc 1,705
bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,70. (5) Lc
1,71. (6) Lc
1,72.
6 gen mv hagiôn van het bijvoegl naamw hagios (heilig) Taalgebruik
in het NT: hagios
(heilig). Taalgebruik in Mc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Lc: hagios
(heilig). Taalgebruik in Brieven: hagios
(heilig).
Lc (2): (1) Lc
1,70. (2) Lc
9,26. Een vorm van hagios (heilig) in Lc in 19 verzen: (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,35. (3) Lc
1,41. (4) Lc
1,49. (5) Lc
1,67. (6) Lc
1,70. (7) Lc
1,72. (8) Lc
2,23. (9) Lc
2,25. (10) Lc
2,26. (11) Lc
3,16. (12) Lc
3,22. (13) Lc
4,1. (14) Lc
4,34. (15) Lc
9,26. (16) Lc
10,21. (17) Lc
11,13. (18) Lc
12,10. (19) Lc
12,12.
Lc 1,707
apo (af, van-weg) afkoring ap' Taalgebruik in het NT: apo
(af, van-weg). Taalgebruik in Mc: apo
(af, van-weg). Voorzetsel
Lc (73 + 32 + 9 = 114) Lc 1 (3 + 3 = 6) apo Lc (73) Lc 1 (3): (1) Lc
1,26. (2) Lc
1,48. (3) Lc
1,52. ap' Lc (32) Lc 1 (3): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,38. (3) Lc
1,70.
8 gen mann enk aiônos van het zelfst naamw aiôn (eeuwigheid)
Taalgebruik in het NT: aiôn
(eeuwigheid). Taalgebruik in Lc: aiôn
(eeuwigheid).
Lc (4): (1) (2) (3) (4) Een vorm van aiôn (eeuwigheid) in 7 verzen:
Lc 1,709 gen mann mv profètôn van het zelfst naamw profètès (profeet) Taalgebruik in het NT: profètès (profeet). Taalgebruik in Lc: profètès (profeet). Taalgebruik in Hnd: profètès (profeet). Taalgebruik in Tenakh: nâbhî´(profeet). Hebr nâbhî´(profeet) Gr profètès < pro - fè - tès (fèmi: spreken) pro-fèmi (voor zich uitspreken) Lc (6): (1) Lc 1,70. (2) Lc 11,47. (3) Lc 11,50. (4) Lc 16,31. (5) Lc 18,31. (6) Lc 24,27. Hnd (4) Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen, in Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,76. In Lc: 7 vormen van profètès (profeet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 29 verzen In Hnd: 6 vormen van profètès (profeet) in 12 / 28 hoofdstukken en in 30 verzen
Lc 1,7010 14 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,71. - Lc 1,71: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [71] That we should be saved from our enemies, and from
the hand of all that hate us;
Luther-Bibel 71 dass er uns errettete von unsern Feinden und aus der Hand
aller, die uns hassen,
Tekstuitleg van Lc 1,71. Het vers Lc 1,71. telt 11 woorden en 53 letters De getalwaarde van Lc 1,71. is 9637 (23 X 419)
Lc 1,711 acc vr enk σωτηριαν = sôtèrian van het zelfst naamw σωτηρια = sôtèria (redding)
Taalgebruik in het NT: sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc: sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX: sôtèria (redding). Bijbel (63) OT (45) NT (18) Lc (1) Lc
1,71. Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,71. (3) Lc
1,77. (4) Lc
19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Hebreeuws יְשׁוּעָה = jësjû`âh Zie het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik in
Tenakh: jâsja`
(redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 De getalwaarde van de elementen is telkens 2 Tenakh (7): (1) Js 26,1. (2) Js 49,8. (3) Js 52,7. (4) Js 59,17. (5) Js 60,18. (6) Hab 3,8. (7) Ps 119,55.
- Een vorm van σωτηρ = sôtèr (redder) in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann
enk
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc
2,30. (2) Lc
3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh en) תְשוּעָה = thësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen)
sôtèria (redding) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
3 | acc vr enk sôtèrian | 63 | 45 | 18 | 1 | 2 | 15 | 1 | 1 | 11 | 4 |
redden | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
sôzô (redden) actief | 197 | 151 | 46 | 8 | 9 | 11 | 2 | 16 | 28 | 30 | 10 | 6 | ||
sôzô (redden) passief | 74 | 44 | 30 | 6 | 5 | 3 | 2 | 6 | 8 | 14 | 16 | 7 | 1 | |
sôtèr (redder) (enk) | 50 | 26 | 24 | 2 | 1 | 2 | 19 | 2 | 3 | 12 | 7 | |||
sôtèrion (redding) | 118 | 114 | 4 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | |||||
sôtèria (redding) | 166 | 122 | 44 | 4 | 1 | 8 | 28 | 3 | 4 | 5 | 22 | 6 | ||
totaal | 605 | 457 | 148 | 14 | 14 | 22 | 6 | 17 | 72 | 3 | 50 | 56 | 52 | 20 |
Lc 1,712
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
3 gen mann mv εχθρων = echthrôn (van de vijanden) van het zelfst naamw εχθρος = echthros (vijand) Taalgebruik in het NT: echthros (vijand). Taalgebruik in de LXX: echthros (vijand). Bijbel (146) NT (2): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. Een vorm van εχθρος = echthros in de LXX (456), in het NT (32), in Lc (8): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 6,27. (4) Lc 6,35. (5) Lc 10,19. (6) Lc 19,27. (7) Lc 19,43. (8) Lc 20,43.
3 - 4 εχθρων ἠμων = echthrôn hèmôn (van onze vijanden) NT (1): Lc
1,71.
- Hebreeuws אֹיְבִינוּ = ´ojëbhe(j)nû (onze vijanden) < mann mv stat constr + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) Taalgebruik in Tenakh: 'âjabh (vijandig zijn). Getalwaarde: aleph = 1, jod = 10, beth = 2 ; totaal: 13 Structuur: 1 - 1 - 2 De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (5): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 12,10. (3) 2 S 19,10. (4) Kl 3,46. (5) Neh 6,1.
Lc 1,715 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,716
ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
7 gen mann enk χειρος = cheiros (van de hand) van het zelfst naamw χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het NT: cheir
(hand). Taalgebruik in de LXX: cheir
(hand).
- יָד = jâd (hand) Taalgebruik in
Tenakh: jâd
(hand). Getalwaarde: jod = 10 daleth = 4 Totaal 14 (2 X 7) Structuur: 1 - 4 De som van de elementen is telkens 5
- Ned: hand Arabisch: يد = jad (hand) Taalgebruik in de Qoran: jad (hand). D: Hand E: hand Fr: main Grieks: χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het
NT: cheir
(hand). ; cfr chirurgie, chiropraxie Hebreeuws: יָד = jâd (hand) Taalgebruik in
Tenakh: jâd
(hand). Lat:manus (cfr manufacture, manuel
= handleiding, manipuler)
cheir | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | Lc | Hnd |
gen vr enk cheiros | 292 | 266 | 26 | 2 | 4 | 3 | 3 | 9 | 1 | 4 | (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 8,54. | (1) Hnd 2,23. (2) Hnd 3,7. (3) Hnd 7,25. (4) Hnd 11,30. (5) Hnd 12,11. (6) Hnd 15,23. (7) Hnd 23,19. (8) Hnd 28,3. |
Totaal | 1815 | 1637 | 178 | 25 | 26 | 26 | 15 | 44 | 26 | 16 |
6 - 7
Lc 1,718 gen mv παντων = pantôn van het bijvoegl naamw πας = pas (ieder, elk, alles) Taalgebruik in het NT: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in de LXX: pas (ieder, elk, alles). Taalgebruik in Lc: pas (ieder, elk, alles). Lc (17): (1) Lc 1,71. (2) Lc 2,31. (3) Lc 3,15. (4) Lc 3,19. (5) Lc 4,15. (6) Lc 4,20. (7) Lc 7,18. (8) Lc 7,35. (9) Lc 8,45. (10) Lc 9,43. (11) Lc 11,50. (12) Lc 14,10. (13) Lc 21,3. (14) Lc 21,12. (15) Lc 21,17. (16) Lc 24,14. (17) Lc 24,27. Een vorm van πας = pas (ieder, elk, alles) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,3. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,10. (4) Lc 1,37. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,63. (7) Lc 1,65. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,71. (10) Lc 1,75.
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
12 | gen mv pantôn | 443 | 317 | 126 | 5 | 10 | 17 | 3 | 22 | 65 | 4 | 32 | 35 |
- Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk, ieder
Lc 1,719
bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,70. (5) Lc
1,71. (6) Lc
1,72.
Lc 1,7110 act part praes nom mann mv μισουντων = misountôn (van hen die haten) van het werkw μισεω = miseô (haten) Taalgebruik in het NT: miseô (haten). Taalgebruik in de LXX: miseô (haten). Bijbel (10): (1) 2 S 22,18. (2) Ez 16,27. (3) Ps 18,18. (4) Ps 18,20. (5) Ps 69,15. (6) Ps 74,23. (7) Ps 106,10. (8) Ps 120,7. (9) Sir 25,14. (10) Lc
1,71. Een vorm van μισεω = miseô in de LXX (182), in het NT (39), in Lc (7): (1) Lc
1,71. (2) Lc 6,22. (3) Lc
6,27. (4) Lc 14,26 . (5) Lc 16,13. (6) Lc 19,14. (7) Lc 21,17. In de LXX is μισεω = miseô (haten) de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse woorden
- שֹׂנְאֵינוּ = shonë´e(j)nû (hen die ons haten) < act part praes mann mv stat constr + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie: שָׂנָא = shânâ´ (haten, met tegenzin hebben, niet beminnen) Taalgebruik: shânâ´(haten,
met tegenzin hebben, niet beminnen). Getalwaarde: shin = 21 of 300, nun = 14 of 50, aleph = 1 ; totaal: 36 (2² X 3²) OF 351 (3³ X 13) Structuur: 3 - 5 - 1 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (1): Ex 1,10. NBG Hebreeuws Lc 1,71.
-
Lc 1,72. - Lc 1,72: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [72] To perform the mercy promised to our fathers, and to
remember his holy covenant;
Luther-Bibel 72 und Barmherzigkeit erzeigte unsern Vätern und gedächte an
seinen heiligen Bund
Tekstuitleg van Lc 1,72. Het vers Lc 1,72. telt 11 woorden en 60 (2² X 3 X 5) letters De getalwaarde van Lc 1,72. telt 6472 (2³ X 809)
Lc 1,72.1 ποιησαι (= poièsai: te doen; wkw act inf aor van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Bijbel (278). OT (234). NT (44). Lc (6): (1) Lc 1,72. (2) Lc 2,27. (3) Lc 5,34. (4) Lc 11,42. (5) Lc 12,4. (6) Lc 17,10. Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), in Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72.
Lc 1,722 nom + acc onz enk ελεος = eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in de Septuaginta: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos
(barmhartigheid). Taalgebruik in Hnd: eleos
(barmhartigheid). Lc (4): (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,58. (3) Lc
1,72. (4) Lc
10,37. Een vorm van ελεος = eleos (barmhartigheid) in de LXX (16 + 338), in het NT (27), in Lc in 6 verzen: (1) Lc
1,50. (2) Lc
1,54. (3) Lc
1,58. (4) Lc
1,72. (5) Lc
1,78. (6 ) Lc
10,37. In Lc: 2 vormen van ελεος = eleos (barmhartigheid) in 6 verzen in 2 hoofdstukken
5X in
Lc 1 en 1X in Lc
10,37. Niet in Hnd ελεος = eleos kan de vertaling zijn van 7 verschillende Hebreeuwse woorden
- In het Magnificat (Lc 1,47-54) lezen we in Lc
1,50: en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht En in Lc
1,54: om barmhartigheid
te gedenken Bij de geboorte van Johannes zullen verwanten en buren zeggen: want
de Heer vergrootte zijn barmhartigheid En in het Benedictus, in Lc
1,72:
om barmhartigheid te doen met onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken
En in Lc
1,78: door de bewogenheid van barmhartigheid van onze God Barmhartigheid
kenmerkt God sinds eeuwigheid, en Hij kijkt terug hoe Hij barmhartig was in
de loop der geschiedenis De oproep van Jezus aan de mens om barmhartig te
zijn, ligt in de lijn van wat God doet Zo kunnen we zeggen: wees barmhartig
zoals uw hemelse Vader barmhartig is Wees barmhartig is ook een smeekbede
in de wonderverhalen en in de kerk geworden (kyrie, eleison = Heer, ontferm
u over ons)
eleos | Lc | Lc 1 | Lc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | nom + acc onz enk eleos | 4 | (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,58. (3) Lc 1,72. | (4) Lc 10,37. | 226 | 207 | 19 | 3 | 4 | 12 | 7 | 7 | 7 | 5 | ||||
2 | gen onz enk eleous | 2 | (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. | 33 | 28 | 5 | 2 | 3 | 2 | 2 | 2 | 1 | ||||||
6 | 6 |
- Hebreeuws חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) Taalgebruik in Tenakh: chèsèd
(liefde, barmhartigheid). Getalwaarde: chet = 8, samech = 15 of 60, daleth =
4 ; totaal: 27 (3 X 9) of 72 (8 X 9) Structuur: 8 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (76) Pentateuch (12) Eerdere Profeten (19) Latere Profeten (5) 12 Kleine
Profeten (9) Geschriften (31) Gn (12): (1) Gn 24,12. (2) Gn 24,14. (3) Gn 24,49. (4) Gn 39,21. (5) Gn 40,14. (6) Gn 47,29. (7) Ex 20,6. (8) Ex 34,6. (9) Ex 34,7. (10) Lv 20,17. (11) Nu 14,18. (12) Dt 5,10. Ps (19): (1) Ps
18,51. (2) Ps
25,10. (3) Ps
32,10. (4) Ps
33,5. (5) Ps
52,3. (6) Ps
61,8. (7) Ps
62,13. (8) Ps
85,11. (9) Ps
86,5. (10) Ps
86,15. (11) Ps
89,3. (12) Ps
89,15. (13) Ps
100,1. (14) Ps
103,4. (15) Ps
103,8. (16) Ps
109,12. (17) Ps
109,16. (18) Ps
141,5. (19) Ps
145,8. Een vorm van חֶסֶד = chèsèd (liefde, barmhartigheid) in Tenakh (236) חֶסֶד = chèsèd van Tenakh wordt in de LXX door 17 verschillende Griekse woorden weergegeven
- חַסְדוֹ = chasëdô (zijn liefde) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (61) Pentateuch (1) Eerdere Profeten (0) Latere Profeten (2) 12 Kleine
Profeten (0) Geschriften (58) Gn (1): Gn 24,27. Ps (47): (1) Ps
31,22. (2) Ps
42,9. (3) Ps
57,4. (4) Ps
59,11. (5) Ps
77,9. (6) Ps
98,3. (7) Ps
100,5. (8) Ps
103,11. (9) Ps
106,1. (10) Ps
106,45. (11) Ps
107,1. (12) Ps
107,8. (13) Ps
107,15. (14) Ps
107,21. (15) Ps
107,31. (16) Ps
117,2. (17) Ps
118,1. (18) Ps
118,2. (19) Ps
118,3. (20) Ps
118,4. (21) Ps
118,29. (22) Ps
136,1. (23) Ps
136,2. (24) Ps
136,3. (24 + 23 = 47) - Ps
136,4. - Ps
136,5. - Ps
136,6. - Ps
136,7. - Ps
136,8. - Ps
136,9. - Ps
136,10. - Ps
136,11. - Ps
136,12. - Ps
136,13. - Ps
136,14. - Ps
136,15. - Ps
136,16. - Ps
136,17. - Ps
136,18. - Ps
136,19. - Ps
136,20. - Ps
136,21. - Ps
136,22. - Ps
136,23. - Ps
136,24. - Ps
136,25. - Ps
136,26.
- וְחַסְדוֹ = wëchasëdô (zijn liefde) < prefix verbindingswoord wë + zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk Tenakh (1): Ps 66,20.
- הַחֶסֶד = hachèsèd (de liefde, de barmhartigheid) < bepaald lidw ha + zelfst naamw Tenakh (6): (1) Dt 7,12. (2) 2 S 2,5. (3) 1 K 3,6. (4) Jr 16,5. (5) Ps 130,7. (6) 2
Kr 24,22.
- Lat misericordia Fr misericorde E mercy
N barmhartigheid D Barmherzigkeit
- zelfst naamw acc vr enk ελεημοσυνην = eleèmosunèn van het zelfst
naamw ελεημοσυνη = eleèmosunè (barmhartigheid) in Lc in 2 verzen: (1) Lc
11,41. (2) Lc
12,33. Een vorm van ελεημοσυνη = eleèmosunè in de LXX (70), in het NT (13), in Lc (2)
- werkw act imperat aor 2de pers enk ελεησον = eleèson (ontferm je over) van het werkwoord
ελεεω = eleeô (medelijden hebben, erbarmen, zich ontfermen, barmhartig zijn)
Taalgebruik in het NT: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in de LXX: eleeô
(medelijden hebben). Taalgebruik in Lc: eleeô
(medelijden hebben). In Lc (4): (1) Lc
16,24. (2) Lc
17,13. (3) Lc
18,38. (4) Lc
18,39. Een vorm van ελεεω = eleeô in de LXX (139), in het NT (32), in Lc (4)
- Besluit: een vorm met de stam ele (barmhart-, ontferm-) in Lc in
12 verzen
Lc 1,72.1
- 2 Een vorm van ποιεω (= poieô: doen, maken) en een vorm van ελεος (= eleos: barmhartigheid)
in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,72. (ποιησαι ελεος = poièsai eleos: barmhartigheid doen). (2) Lc
10,37. (ὁ ποιησας το ελεος (= ho poièsas to eleos: die de barmhartigheid deed).
- וְעֹשֶׂה חֶסֶד = wë`oshèh chèsèd (en doende barmhartigheid) Tenakh (4): (1) Ex
20,6. (2) Dt 5,10. (3) 2 S 22,51. (4) Ps 18,51.
Lc 1,723
meta (met, na) Afkorting: met' Taalgebruik in het NT: meta
(na, met). Taalgebruik in Mc: meta
(na, met). Voorzetsel Hebr `im
- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with F: avec (< apud hoc: met dat)
- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst, opeengeperst ; primere, pressum: persen ) E after
Lc (37 + 21 = 58) Lc 1 (6) Een vorm van meta (4): (1) Lc
1,24. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,39. (4) Lc
1,72. en met' (2): (1) Lc
1,58. (2) Lc
1,66.
Lc 1,724 bepaald lidw gen mann + vr + onz mv tôn van het bepaald lidwoord
ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (119) Lc 1 (6): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,70. (5) Lc
1,71. (6) Lc
1,72.
Lc 1,725 gen mann mv paterôn van het zelfst naamw patèr (vader) Taalgebruik in het NT: patèr (vader). Taalgebruik in Lc: patèr (vader). Hebr âbh Lat pater Fr père Ned vader E father D Vater Lc (3): (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,72. (3) Lc 11,48. Een vorm van patèr (vader) in Lc in 48 verzen, in Lc 1 in 8 verzen: (1) Lc 1,17. (2) Lc 1,32. (3) Lc 1,55. (4) Lc 1,59. (5) Lc 1,62. (6) Lc 1,67. (7) Lc 1,72. (8) Lc 1,73.
Lc 1,728 inf aor μνησθηναι = mnèsthènai van het werkw μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) Taalgebruik in het NT: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Taalgebruik in de LXX: mimnèskomai (zich herinneren, gedenken). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275), in het NT (23), in Lc (6), in Hnd (2) Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in Lc in 6 verzen: (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. (3) Lc 16,25. (4) Lc 23,42. (5) Lc 24,6. (6) Lc 24,8. In Lc: 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen In Hnd: 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen
1 | 2 | 3 | 4 | |||
mimnèskomai | Lc 1 | Lc 16 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1 | ind aor 3de pers mv emnèsthèsan | 1 | (1) Lc 24,8. | |||
2 | imperat aor 2de pers enk mnèsthèti | 2 | (1) Lc 16,25. | (2) Lc 23,42. | ||
3 | imperat aor 2de pers mv mnèsthète | 1 | (1) Lc 24,6. | |||
4 | inf aor mnèsthènai | 2 | (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,72. | |||
Totaal | 6 | 2 | 1 | 1 |
- Hebr prefix l en qal inf constr zëkhor = lizëkhor (om
te gedenken) + bërîth (verbond) - LXX: mnèsthènai
diathèkèn: Gn
9,16. Het is het verbond dat God sloot met Noach na de zondvloed De regenboog
dient als herinnering aan dit verbond
- E remember Ned gedachtig / indachtig zijn D gedenken
Fr souvenir (Lat subvenir)
Lc 1,729 gen vr enk διαθηκης = diathèkès van het zelfst naamw διαθηκη = diathèkè (verbond) Taalgebruik in het NT: diathèkè
(verbond). Taalgebruik in de LXX: diathèkè
(verbond). Bijbel (128) OT (103) NT (15): (1) Mt
26,28. (2) Mc
14,24. (3) Lc
1,72. (4) Hnd 3,25. (5) 2
Kor 3,6. (6) 2
Kor 3,14. (7) Heb 7,22. (8) Heb 8,6. (9) Heb 9,4. (10) Heb 9,15. (11) Heb 9,20. (12) Heb 10,29. (13) Heb 12,24. (14) Heb 13,20. (15) Apk 11,19. Een vorm van διαθηκη = diathèkè (verbond) in de LXX (358), in het NT (33), in Lc in 2 verzen: (1) Lc
1,72. (2) Lc
22,20. In Lc: 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in 2 verzen
in 2 hoofdstukken In Hnd: 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in
2 verzen in 2 hoofdstukken: (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 7,8.
- בְרבִיתוֹ = bërîthô (zijn verbond) < zelfst naamw + suffix persoonl voornaamw 3de pers mann enk בְרִית = bërîth
(verbond) Taalgebruik in Tenakh: bërîth
(verbond). Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, jod = 10, taw =
22 of 400 ; totaal: 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) Structuur: 2 - 2 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (17): (1) Ex
2,24. (in combinatie met zâkhar: gedenken) (2) Dt
4,13. (3) Dt 8,18. (4) Dt 17,2. (5) 2 K 13,23. (6) 2 K 17,15. (7) 2 K 18,12. (8) Ez 17,14. (9) Ez 17,16. (10) Ps 25,10. (11) Ps 55,21. (12) Ps 103,18. (13) Ps 105,8. (14) Ps 106,45. (15) Ps 111,5. (16) Ps 111,9. (17) 1
Kr 16,15.
- Lat foedus (zie bv federaal), testamentum E testament Fr alliance E covenant Ned testamment, verbond, overeenkomst D Bund
Lc 1,72.11 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
Lc 1,73 - . Lc 1,73: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [73] The oath which he sware to our father Abraham,
Luther-Bibel 73 und an den Eid, den er geschworen hat unserm Vater Abraham,
uns zu geben,
Tekstuitleg van Lc 1,73. Het vers Lc 1,73. telt 8 (2³) woorden en 35 (5 X 7) letters De getalwaarde van het vers Lc 1,73. telt 3945 (3 X 5 X 263) In de lofzang van Zacharia wordt de band gelegd met Abraham
Lc 1,731 acc mann enk = horkon van het zelfst naamw horkos (eed) Taalgebruik in Tenakh: horkos (eed). Lat iuramentum Fr serment E oath D Eid Hebr sjëbhu`âh (eed) Taalgebruik in Tenakh: sjëbhu`âh (eed). Website: http://wwwnottinghamacuk/classics/postgraduate/modulebooklets0607/q8d504pdf. Horkos: The Oath in Greek Society (Exeter: Bristol Phoenix Press), edited by AH Sommestein and Judith Fletcher As this book is not due to be published until about May 2007, its entire text has been placed on WebCT, chapter by chapter, in a folder named Horkos Bijbel (16): (1) Gn 26,3. (2) Nu 30,3. (3) Dt 7,8. (4) Joz 9,20. (5) 1 S 14,26. (6) 2 S 21,7. (7) 1 K 2,43. (8) Jr 11,5. (9) Zach 8,17. (10) Pr 9,2. (11) 1 Kr 16,16. (12) Jdt 8,11. (13) Jdt 8,30. (14) 1 Mak 7,18. (15) Lc 1,73. (16) Jak 5,12. Een vorm van horkos (eed) in de Bijbel (71), het OT (61), het NT (10)
Lc 1,733 De eed verwijst naar Gn 22,16.
Lc 1,734 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
Lc 1,735 abraam (Abraham) Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebr ´abhërâhâm (Abraham) Zie ´abhërâm (Abram) Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm (Abram). Arabisch: ´ibrahim (Ibrahim) Taalgebruik in de Koran: ibrahim (Ibrahim). Bijbel (241) OT (164) NT (69) Lc (14): (1) Lc 1,55. (2) Lc 1,73. (3) Lc 3,8. (4) Lc 3,34. (5) Lc 13,16. (6) Lc 13,28. (7) Lc 16,22. (8) Lc 16,23. (9) Lc 16,24. (10) Lc 16,25. (11) Lc 16,29. (12) Lc 16,30. (13) Lc 19,9. (14) Lc 20,37. Hnd (7): (1) Hnd 3,13. (2) Hnd 3,25. (3) Hnd 7,2. (4) Hnd 7,16. (5) Hnd 7,17. (6) Hnd 7,32. (7) Hnd 13,26.
Lc 1,734 - 5 pros abraam (tot Abraham) NT (2): (1) Lc 1,73. (2) Hnd 3,25. tô(i) () abraam (aan Abraham) NT (10): (1) Mt 3,9. (2) Lc 1,55. (3) Lc 3,8. (4) Hnd 7,17. (5) Rom 4,9. (6) Rom 4,13. (7) Gal 3,8. (8) Gal 3,16. (9) Gal 3,18. (10) Heb 6,13. (11) 1 Pe 3,6. Hebr lë´abhërâhâm (aan Abraham) Tenakh (27)
Lc
1,736 bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc
1,737 acc mann enk πατερα = patera van het zelfst naamw πατηρ = patèr (vader) Taalgebruik
in het NT: patèr
(vader). Taalgebruik
in de LXX: patèr
(vader). Taalgebruik in Lc: patèr
(vader). Lc
(9): (1) Lc
1,73. (2) Lc
3,8. (3) Lc
8,51. (4) Lc
9,59. (5) Lc
11,11. (6) Lc
14,26. (7) Lc
15,18. (8) Lc
15,20. (9) Lc
18,20. Een vorm van πατηρ = patèr in de LXX (1451), in het NT (415), in Lc 1 (8): (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,55. (4) Lc
1,59. (5) Lc
1,62. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,72. (8) Lc
1,73.
- Hebreeuws אַב = ´abh (vader) Taalgebruik
in Tenakh: ´abh
(vader). Getalwaarde: alelph = 1, beth = 2 ; totaal 3 Structuur: 1
- 2 De som van de elementen is telkens 3
- Lat pater Fr père Ned vader
E father D Vater Arabisch: اَب = ´ab (vader) Taalgebruik in de Qoran: ´ab (vader).
patèr (vader) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
acc mann enk patera | 218 | 134 | 84 | 13 | 8 | 9 | 31 | 3 | 20 | 30 | 61 | |
totaal | 1093 | 749 | 344 | 60 | 17 | 48 | 121 | 11 | 82 | 5 | 125 | 246 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | |||
patèr | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 6 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 18 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | ||
5 | acc mann enk patera | 9 | (1) Lc 1,73. | (2) Lc 3,8. | (3) Lc 8,51. | (4) Lc 9,59. | (5) Lc 11,11. | (6) Lc 14,26. | (7) Lc 15,18. (8) Lc 15,20. | (9) Lc 18,20. | ||||||||
'48' | 8 | 3 | 1 | 3 | 1 | 3 | '2' | 5 | '3' | 1 | '9' | '3' | 1 | 2 | 2 | 1 |
Lc
1,739 bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc
1,7310 act inf aor δουναι = dounai (om te geven) van het werkw διδωμι = didômi (geven) Taalgebruik in het NT: didômi (geven). Taalgebruik in de Septuaginta: didômi (geven).
Lc (9): (1) Lc
1,73. (2) Lc
1,77. (3) Lc
2,24. (4) Lc
11,7. (5) Lc
12,32. (6) Lc
12,51. (7) Lc
17,18. (8) Lc
20,22. (9) Lc
22,5. Een vorm van didômi (geven) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,32. (2)Lc
1,73. (3) Lc
1,77.
- Ned: geven D: geben E: to give Fr: donner - don: geven - gave Grieks: διδωμι = didômi (geven) Hebreeuws: נָתַן = nâthan (geven) Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). Lat dare / donare - donum
11 pers voornaamw dat mv ἡμιν = hèmin (ons) van het pers voornaamw ἡμεις = hèmeis Taalgebruik in het NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (22): (1) Lc 1,1. (2) Lc 1,2. (3) Lc 1,73. (4) Lc 2,15. (5) Lc 2,48. (6) Lc 4,34. (7) Lc 7,5. (8) Lc 7,16. (9) Lc 9,13. (10) Lc 10,11. (11) Lc 10,17. (12) Lc 11,3. (13) Lc 11,4. (14) Lc 13,25. (15) Lc 17,5. (16) Lc 20,2. (17) Lc 20,28. (18) Lc 22,8. (19) Lc 22,67. (20) Lc 23,18. (21) Lc 24,24. (22) Lc 24,32.
10 - 11 δουναι ἡμιν = dounai hèmin (om te geven aan ons) LXX (15)
Lc 1,74. - Lc 1,74: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [74] That he would grant unto us, that we being delivered
out of the hand of our enemies might serve him without fear,
Luther-Bibel 74 dass wir, erlöst aus der Hand unsrer Feinde,
Tekstuitleg van Lc 1,74. Het vers Lc 1,74. telt 12 (2² X 3) woorden en 63 (3² X 7) letters De getalwaarde van Lc 1,74. is 11285 (5 X 37 X 61)
Lc 1,743 gen mann enk χειρος = cheiros (van de hand) van het zelfst naamw χειρ = cheir (hand) Taalgebruik in het NT: cheir (hand). Taalgebruik in de LXX: cheir (hand).
cheir | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | Lc | Hnd |
nomvr enk cheir | 142 | 129 | 13 | 2 | 2 | 4 | 4 | 1 | (1) Lc 6,10. (2) Lc 22,21. | (1) Hnd 4,28. (2) Hnd 7,50. (3) Hnd 11,21. (4) Hnd 13,11. | ||
gen vr enk cheiros | 292 | 266 | 26 | 2 | 4 | 3 | 3 | 9 | 1 | 4 | (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 8,54. | (1) Hnd 2,23. (2) Hnd 3,7. (3) Hnd 7,25. (4) Hnd 11,30. (5) Hnd 12,11. (6) Hnd 15,23. (7) Hnd 23,19. (8) Hnd 28,3. |
dat vr enk cheiri | 347 | 327 | 20 | 1 | 1 | 1 | 4 | 7 | 6 | (1) Lc 3,17. | (1) Hnd 7,35. (2) Hnd 12,17. (3) Hnd 13,16. (4) Hnd 21,40. | |
acc vr enk cheira | 295 | 265 | 30 | 8 | 5 | 5 | 3 | 4 | 1 | 4 | (1) Lc 5,13. (2) Lc 6,8. (3) Lc 6,10. (4) Lc 9,62. (5) Lc 15,22. | (1) Hnd 4,30. (2) Hnd 9,41. (3) Hnd 19,33. (4) Hnd 26,1. |
nom vr mv cheires | 68 | 66 | 2 | 1 | 1 | Hnd 20,34 | ||||||
gen vr mv cheirôn | 151 | 133 | 18 | 2 | 1 | 1 | 8 | 5 | 1 | (1) Lc 4,11. | (1) Hnd 5,12. (2) Hnd 7,41. (3) Hnd 8,18. (4) Hnd 12,7. (5) Hnd 14,3. (6) Hnd 17,25. (7) Hnd 19,11. (8) Hnd 19,26. | |
dat vr mvchersin | 128 | 118 | 10 | 1 | 3 | 1 | 1 | 3 | 1 | (1) Lc 6,1. | ||
acc vr mv cheiras | 392 | 333 | 59 | 9 | 11 | 11 | 7 | 14 | 7 | (1) Lc 4,40. (2) Lc 9,44. (3) Lc 13,13. (4) Lc 13,13. (5) Lc 21,12. (6) Lc 23,53. (8) Lc 24,7. (9) Lc 24,39. (10) Lc 24,40. (11) Lc 24,50. | (1) Hnd 4,3. (2) Hnd 5,18. (3) Hnd 6,6. (4) Hnd 8,17. (5) Hnd 8,19. (6) Hnd 9,12. (7) Hnd 9,17. (8) Hnd 12,1. (9) Hnd 13,3. (10) Hnd 19,6. (11) Hnd 21,11. (12) Hnd 21,27. (13) Hnd 28,8. (14) Hnd 28,17. | |
Totaal | 1815 | 1637 | 178 | 25 | 26 | 26 | 15 | 44 | 26 | 16 |
Lc 1,742 - 3 εκ χειρος = ek cheiros (uit de hand van) NT (10): (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10)
Lc 1,744 gen mann mv εχθρων = echthrôn (van de vijanden) van het zelfst naamw εχθρος = echthros (vijand) Taalgebruik in het NT: echthros (vijand). Taalgebruik in de LXX: echthros (vijand). Bijbel (146) NT (2): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. Een vorm van εχθρος = echthros in de LXX (456), in het NT (32), in Lc (8): (1) Lc 1,71. (2) Lc 1,74. (3) Lc 6,27. (4) Lc 6,35. (5) Lc 10,19. (6) Lc 19,27. (7) Lc 19,43. (8) Lc 20,43.
Lc
1,742 - 4 εκ χειρος εχθρων = ek cheiros echthrôn (uit de hand van vijanden) NT (1): Lc
1,74.
- מִיַּד אֹיְבִינוּ = mijjad ´ojëbhe(j)nû (uit de hand van onze vijanden) Tenakh (1): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 12,10.
Lc
1,745 pass part aor acc mann mv ρυσθεντας = rusthentas (verlost, bevrijd) van het werkw ρυομαι = ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden) Taalgebruik in het NT: ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden). Taalgebruik in de LXX: ruomai (behoeden, beschermen, redden, bevrijden). Bijbel (1): Lc
1,74. Een vorm van ρυομαι = ruomai in de LXX (195), in het NT (16)
- Hebreeuws NBG act hifil imperf 3de pers enk + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv יַצִּילֵנוּ = jatstsilenû (hij bevrijdt ons) Zie het werkw נָצַל = nâtsal (redden, bevrijden) Taalgebruik in Tenakh: nâtsal (redden, bevrijden). Getalwaarde: nun = 14 of 50, tsade = 18 of 90, lamed = 12 of 30 ; totaal: 44 (2² X 11) OF 170 (2 X 5 X 17) De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (6): (1) 1 S 4,8. (2) 2 K 18,30. (3) 2 K 18,32. (4) Js 36,15. (5) Js 36,18. (6) 2
Kr 32,11.
- Hebreeuws וְיֹשִׁעֵנוּ = wëjosji`enû (en dat hij ons zal redden) < prefix verbindingswoord wë + act hifil jussief 3de pers enk + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mv Zie het werkw יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) Taalgebruik in
Tenakh: jâsja`
(redden, bevrijden, verlossen) Getalwaarde: jod = 10, sjin = 21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 De getalwaarde van de elementen is telkens 2 Tenakh (2): (1) 1 S 4,3. (2) 1 S 7,8. LXX: και σωσει ἠμας = kai sôsei hèmas (en hij zal ons redden)
Lc
1,746 act inf praes λατρευειν = latreuein (om te dienen) van het werkw λατρευω = latreuô
(door (loon) dienen) Taalgebruik in het NT: latreuô
(door (loon) dienen). Taalgebruik in de LXX: latreuô
(door (loon) dienen). Taalgebruik in Lc: latreuô
(door (loon) dienen). Tenakh (18): (1) Lv 18,21. (2) Nu 16,9. (3) Dt 10,12. (4) Dt 11,13. (5) Dt 11,28. (6) Dt 28,14. (7) Dt 29,17. (8) Joz 22,5. (9) Joz 22,27. (10) Joz 24,15. (11) Joz 24,16. (12) Joz 24,19. (13) Joz 24,22. (14) Re 2,19. (15) Ez 20,32. (16) Lc
1,74. (17) Hnd 7,42. (18) Heb 9,14. Een vorm van λατρευω = latreuô (door (loon) dienen) in de LXX (109), in het NT (21), in Lc (3): (1) Lc
1,74. (2) Lc
2,37. (3) Lc
4,8. In de LXX kan een vorm van λατρευω = latreuô de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse woorden zijn
- וְנַעַבְדֶכָּ = wënaàbhëdèkhâ (en wij zullen jou dienen) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm qal jiqtol (imperf) 1ste pers mv + suffix bezittel voornaamw 2de pers mann enkvan het werkw עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) Taalgebruik in Tenakh: `âbhad
(werken, dienen). Getalwaarde: ajin =16 of 70, beth = 2, daleth = 4
; totaal: 22 OF 76 (4 X 19) Structuur: 7 - 2 - 4 De som van de elemnnten telkens is 4 Tenakh (4): (1) 1 S 11,1. (2) 1 S 12,10. (3) 1 K 12,4. (4) 2 Kr 10,4.
Lc 1,747 dat mann + onz enk autô(i) van het persoonl voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (144): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,11. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,32. (5) Lc 1,74.
Lc 1,742 - 7 הַצִּילֵנוּ מִיַּד אֹיְבִינוּ = hatstsîlenû mijjad ´ojëbhe(j)nû (bevrijd ons uit de hand van onze vijanden) + een vorm van het werkw dienen
Lc 1,75. - Lc 1,75: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [75] In holiness and righteousness before him, all the days
of our life
Luther-Bibel 75 ihm dienten ohne Furcht unser Leben lang in Heiligkeit und
Gerechtigkeit vor seinen Augen
Tekstuitleg van Lc 1,75. Het vers Lc 1,75. telt 12 (2² X 3) woorden en 7831 (41 X 191) letters De getalwaarde van Lc 1,75. is 7831 (41 X 191)
Lc 1,751
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,753 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
4 nom vr enk of dat vr enk δικαιοσυνη / δικαιοσυνῃ: dikaiosunè(i) (rechtvaardigheid) Zie het bijvoegl naamw δικαιος = dikaios (rechtvaardig) Taalgebruik in de bijbel: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in de Septuaginta: dikaios (rechtvaardig). Bijbel (130) OT (115) Pentateuch (4): (1) Gn 20,5. (2) Gn 30,33. (3) Ex 15,13. (4) Lv 19,15. NT (25) W (4): (1) W 1,15. (2) W 9,3. (3) W 14,7. (4) W 15,3. Enigste vorm in Lc en slechts 1X in Lc
Lc 1,755 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.
Lc 1,756 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
5 - 6
Lc 1,7512
bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,7. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
1,80.
Lc 1,7513
dat vr mv hèmerais van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (18) (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,25. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
2,1. (8) Lc
2,36. (9) Lc
4,2. (10) Lc
4,25. (11) Lc
5,35. (12) Lc
6,12. (13) Lc
9,36. (14) Lc
17,26. (15) Lc
17,28. (16) Lc
21,23. (17) Lc
23,7. (18) Lc
24,18.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc in 11 verzen: 6 + 5: (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,76. - Lc 1,76: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [76] And thou, child, shalt be called the prophet of the
Highest: for thou shalt go before the face of the Lord to prepare his ways;
Luther-Bibel 76 Und du, Kindlein, wirst ein Prophet des Höchsten heißen Denn
du wirst dem Herrn vorangehen, dass du seinen Weg bereitest
Tekstuitleg van Lc 1,76. Het vers Lc 1,76. telt 14 (2 X 7) woorden, 35 (5 X 7) lettergrepen en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc 1,76. is 11324 (2 X 2 X 19 X 149)
Lc 1,761 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,762 nom enk su (jij) Persoonlijk voornaamwoord Taalgebruik in NT: persoonlijk voornaamwoord. Taalgebruik in Lc: persoonlijk voornaamwoord. Lc (25): (1) Lc 1,42. (2) Lc 1,76. (3) Lc 3,22. (4) Lc 4,7. (5) Lc 4,41. (6) Lc 7,19. (7) Lc 7,20. (8) Lc 9,60. (9) Lc 10,15. (10) Lc 10,37. (11) Lc 15,31. (12) Lc 16,7. (13) Lc 16,25. (14) Lc 17,8. (15) Lc 19,19. (16) Lc 19,42. (17) Lc 22,32. (18) Lc 22,58. (19) Lc 22,67. (20) Lc 22,70. (21) Lc 23,3. (22) Lc 23,37. (23) Lc 23,39. (24) Lc 23,40. (25) Lc 24,18.
Lc 1,763
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,764
nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion
(kind). Taalgebruik in Lc: paidion
(kind).
Lc (9): (1) Lc
1,59. (2) Lc
1,66. (3) Lc
1,76. (4) Lc
1,80. (5) Lc
2,27. (6) Lc
2,40. (7) Lc
9,47. (8) Lc
9,48. (9) Lc
18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc
2,17. (2) Lc
7,32. (3) Lc
11,7. (4) Lc
18,16.
Lc 1,765 nom mann enk profètès (profeet) Taalgebruik in het NT: profètès (profeet). Taalgebruik in Lc: profètès (profeet). Taalgebruik in Hnd: profètès (profeet). Taalgebruik in Tenakh: nâbhî´(profeet). Hebr nâbhî´(profeet) Gr profètès < pro - fè - tès (fèmi: spreken) Lc (7): (1) Lc 1,76. (2) Lc 4,24. (3) Lc 7,16. (4) Lc 7,39. (5) Lc 9,8. (6) Lc 9,19. (7) Lc 24,19. Hnd (4) Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen, in Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,76. In Lc: 7 vormen van profètès (profeet) in 29 verzen in 13 / 24 hoofdstukken In Hnd: 6 vormen van profètès (profeet) in 30 verzen in 12 / 28 hoofdstukken
Lc 1,766 gen mann enk hupsistou van het zelfst naamw hupsistos (allerhoogste) Taalgebruik in het NT: hupsistos (allerhoogste). Taalgebruik in Lc: hupsistos (allerhoogste). Lc (5): (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,35. (3) Lc 1,76. (4) Lc 6,35. (5) Lc 8,28. Een vorm van hupsistos (allerhoogste) in Lc in 7 verzen: 5 + 2: (1) Lc 2,14. (2) Lc 19,38.
Lc 1,767 pass ind fut 2de pers enk klèthèsè(i) (jij zult genoemd worden) van het werkw kaleô (roepen, noemen) Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in Lc: kaleô (roepen). Lc (1) Lc 1,76. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in Lc 1 in 10 verzen: (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,31. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,35. (5) Lc 1,36. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,60. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,62. (10) Lc 1,76.
Lc 1,768 ind fut 2de pers enk proporeusè(i) (jij zult voorgaan) van het werkw proporeuomai (voorgaan) Taalgebruik in het NT: proporeuomai (voorgaan). Taalgebruik in Lc: proporeuomai (voorgaan). Lc (1) Lc 1,76.
Lc 1,769
gar (want) Taalgebruik in het NT: gar
(want). Taalgebruik in Lc: gar
(want). Hebr kî Fr car Ned: want
Lc (92) Lc 1 (7): (1) Lc
1,15. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,30. (4) Lc
1,44. (5) Lc
1,48. (6) Lc
1,66. (7) Lc
1,76.
Lc 1,7610 enôpion (voor het aangezicht van) Taalgebruik in het NT: enôpion (voor het aangezicht van). Taalgebruik in Lc: enôpion (voor het aangezicht van). In Lc in 19 verzen: (1) Lc 1,15. (2) Lc 1,17. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,76. (5) Lc 4,7. (6) Lc 5,18. (7) Lc 5,25. (8) Lc 8,47. (9) Lc 12,6. (10) Lc 12,9. (11) Lc 13,26. (12) Lc 14,10. (13) Lc 15,10. (14) Lc 15,18. (15) Lc 15,21. (16) Lc 16,15. (17) Lc 23,14. (18) Lc 24,11. (19) Lc 24,43.
Lc 1,7611 gen mann enk kuriou (van de heer) van het zelfst naamw kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios (heer). Taalgebruik in Lc: kurios (heer). Hebr JHWH of ´ädonaj Lat dominus Lc (26) Lc 1 (9): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,9. (3) Lc 1,11. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,38. (6) Lc 1,43. (7) Lc 1,45. (8) Lc 1,66. (9) Lc 1,76. Verder in Lc 1 nom mann enk kurios (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,28. (3) Lc 1,32. (4) Lc 1,58. (5) Lc 1,68. dat mann enk kuriô(i) (1) Lc 1,17. acc mann enk kurion (2): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,47. In totaal een vorm van kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen
10 - 11 Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het aangezicht van de Heer) Lc 1,15: enôpion tou kuriou (voor het aangezicht van de Heer)
12 act inf aor hetoimasai van het werkw hetoimazô (gereed maken,
voorbereiden) Taalgebruik in het NT: hetoimazô
(gereed maken, voorbereiden). Taalgebruik in het NT: hetoimazô
(gereed maken, voorbereiden).
Lc (3): (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,76. (3) Lc
9,52. Een vorm van hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in
14 verzen: (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,76. (3) Lc
2,31. (4) Lc
3,4. (5) Lc
9,52. (6) Lc
12,20. (7) Lc
12,47. (8) Lc
17,8. (9) Lc
22,8. (10) Lc
22,9. (11) Lc
22,12. (12) Lc
22,13. (13) Lc
23,56. (14) Lc
24,1. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de
weg bereiden (Lc
1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc
1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden
(Lc 3,4)
Lc 1,7614 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80. Johannes de Doper wordt gezien als een voorbereider Hij moet de weg bereiden (Lc 1,17) en hij moet een volk gereedmaken voor de Heer (Lc 1,76) Naar het woord van Jesaja zal Johannes de Doper de weg bereiden (Lc 3,4)
Lc 1,77. - Lc 1,77: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [77] To give knowledge of salvation unto his people by the
remission of their sins,
Luther-Bibel 77 und Erkenntnis des Heils gebest seinem Volk in der Vergebung
ihrer Sünden,
Tekstuitleg van Lc 1,77.
Lc 1,771
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
2 act inf aor dounai (om te geven) van het werkw didômi (geven)
Taalgebruik in het NT: didômi
(geven). Taalgebruik in Lc: didômi
(geven). Hebr . nâthan (tha) Lat dare / donare - donum: geven - gave, gift Fr
donner - don: geven - gave
Lc (9): (1) Lc
1,73. (2) Lc
1,77. (3) Lc
2,24. (4) Lc
11,7. (5) Lc
12,32. (6) Lc
12,51. (7) Lc
17,18. (8) Lc
20,22. (9) Lc
22,5. Een vorm van didômi (geven) in Lc 1 in 3 verzen: (1) Lc
1,32. (2)Lc
1,73. (3) Lc
1,77.
Lc 1,774
gen vr enk sôtèrias van het zelfst naamw sôtèria
(redding) Taalgebruik in het NT:
sôtèria (redding). Taalgebruik in Lc:
sôtèria (redding). Taalgebruik in de LXX:
sôtèria (redding). Hebr jesj`a / jèsj`a / jësju`âh
(hulp, heil, redding -> Jezus) Taalgebruik in Tenakh: jesj`a
/ jèsj`a (hulp, heil, redding). Getalwaarde: jod = 10, sjin =
21 of 300, ajin = 16 of 70 ; totaal: 47 OF 380 (2² X 5 X 19) Structuur: 1 - 3 - 7 L salvator (salvare - salus) Fr sauver - saveur Ned bv
salie (een heilbrengend kruid) E saviour N heiland D Heiland môsjî`a
(de reddende) act part hifil nom mann enk van het werkw jâsj`a (redden,
bevrijden, verlossen), is heel nauw verwant wat letters betreft: mâsjach
(zalven) (mâsjîach = gezalfde, messias, G christos = Christus)
Lc (2): (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,77.
- Een vorm van sôtèr in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11., in de LXX (41), in het NT (24)
- Een vorm van sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,71. (3) Lc
1,77. (4) Lc
19,9., in de LXX (160), in het NT (45)
- Een vorm van sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc
2,30. (2) Lc
3,6., in de LXX (135), in het NT (4)
- Een vorm van sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106)
5 bep lidw dat mann + onz enk tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc
1,8. (2) Lc
1,21. (3) Lc
1,22. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,29. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,61. (11) Lc
1,62. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,77.
Lc 1,776
dat mann enk laô(i) van het zelfst naamw laos (volk) Taalgebruik
in het NT: laos
(volk). Taalgebruik in Lc: laos
(volk).
Lc (4): (1) Lc
1,68. (2) Lc
1,77. (3) Lc
2,10. (4) Lc
21,23. Een vorm van laos (volk) in Lc (37), in Lc 1 (5): (1) Lc
1,10. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,21. (4) Lc
1,68. (5) Lc
1,77.
5 - 7 tô(i) laô(i) autou (aan zijn volk) Lc (2): (1) Lc 1,68. (2) Lc 1,77.
8 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
Lc 1,779 dat vr enk αφεσει = afesei van het zelfst naamw αφεσις = afesis (vergeving) Taalgebruik
in het NT: afesis
(vergeving). Taalgebruik
in de LXX: afesis
(vergeving). Bijbel (8): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,31. (4) Lv 25,33. (5) Lv 25,41. (6) Js 58,6. (7) Lc
1,77. (8) Lc
4,18. Een vorm van αφεσις = afesis in de LXX (50), in het NT (17), in Lc (4, 5X):
(1) Lc
1,77. (2) Lc
3,3. (3) Lc
4,18. (2 vormen) (4) Lc
24,47. In Lc: 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in 4 verzen in
4 / 24 hoofdstukken In Hnd: 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in
5 verzen in 5 / 28 hoofdstukken Een vorm van αφεσις = afesis (vergeving) kan de vertaling van 13 verschillende Hebreeuwse woorden zijn
- αφεσει = afesei:
-- zonder bepaald lidw Bijbel (3): (1) Js 58,6. (2) Lc
1,77. (3) Lc
4,18. Telkens in de constructie: εν αφεσει = en afesei
-- met bepaald lidw τῃ αφεσει = tè(i) afesei Bijbel (5): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,31. (4) Lv 25,33. (5) Lv 25,41.
αφεσις = afesis (af-lating) | bijbel | OT | NT | ev | Mt | Mc | Lc | Hnd | Br |
nom vr enk afesis | 5 | 2 | 3 | 1: Hnd 13,38 | 2: (1) Heb 9,2. (2) Heb 10,18 | ||||
gen vr enk afeseôs | 21 | 21 | |||||||
dat vr enk: afesei | 8 | 6 | 2 | 2 | 2: (1) Lc 1,77. (2) Lc 4,18. | ||||
acc vr enk afesin | 26 | 14 | 12 | 5 | 1: Mt 26,28. | 2: (1) Mc 1,4. (2) Mc 3,29. | 3: (1) Lc 3,3. (2) Lc 4,18. (3) Lc 24,47. | 4: (1) Hnd 2,38. (2) Hnd 5,31. (3) Hnd 10,43. (4) Hnd 26,18. | 2: (1) Ef 1,7. (2) Kol 1,14. |
totaal | 60 | 44 | 17 | 1 | 2 | 5 | 5 | 4 |
- Hebreeuws יוֹבֵל = jôbhel (ram / jobel, vergeving) Taalgebruik in Tenakh: jôbhel (ram / jobel, vergeving). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, beth = 2, lamed = 12 of 30 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 48 (2² X 2² X 3) Structuur: 1 - 6 - 2 - 3 De som van de elementen is telkens 3 Tenakh (3): (1) Lv 25,10. (2) Lv 25,11. (3) Lv 25,12.
- דְרוֹר = dëdôr 1 (vrijheid, vrijlating) 2 zwaluw 3 vanzelf vloeiende myrrhe Taalgebruik in Tenakh: dëdôr (vrijheid, vrijlating). Getalwaarde: daleth = 4, resj = 20 of 200 ; totaal: 44 (2² X 11) OF 404 (2² X 101) Structuur: 4 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (6): (1) Ex 30,23. (2) Lv 25,10. (3) Js 61,1. (4) Jr 34,8. (5) Jr 34,15. (6) Jr 34,17.
- Fr par-donner (pardon): ver-geven, door: over -geven s'excuser
(ex -causa) = buiten de zaak, zich ver-ont-schuld-igen kwijt-schelden (ont-schulden)
; rémission E remission D Vergebung Arabisch: عَفَا = `afâ (vergeven) Taalgebruik in de Qoran: `afâ (vergeven).
8 - 9 εν αφεσει = en afesei (door vergeving) Bijbel: (1) Js 58,6. (2) Lc
1,77. (3) Lc
4,18.
- Hebreeuws בַיֹּבֵל = bajjobhel (in de jobel, in de vergeving) < prefix voorzetsel bë = bepaald lidw ha + zelfst naamw jobhel Zie: Taalgebruik in Tenakh: jôbhel (ram / jobel, vergeving). Getalwaarde:: jod = 10, beth = 2, lamed = 12 of 30 ; totaal: 24 (2³ X 3) X 42 (2 X 3 X 7) Structuur: 1 - 2 - 3 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (4): (1) Lv 25,28. (2) Lv 25,30. (3) Lv 25,33. (4) Lv 27,21.
Lc 1,7710 gen vr mv ἁμαρτιων = hamartiôn (van de zonden) van het zelfstandig naamwoord ἁμαρτια = hamartia (zonde) Bijbel (85) OT (53) NT (32): (1) Mt 1,21. (2) Mt 26,28. (3) Mc 1,4. (4) Lc 1,77. (5) Lc 3,3. (6) Lc 24,47. (7) Hnd 2,38. (8) Hnd 5,31. (9) Hnd 10,43. (10) Hnd 13,38. (11) Hnd 26,18. Andere boeken NT (21) Een vorm van in de LXX (545), in het NT (173)
Lc 1,77.9 - 11 εν αφεσει ἁμαρτιων = door vergeving van zonden = door de zonden te vergeven
afesis | NT | Mt | Mc | Lc | Hnd | Br |
afesis hamartiôn | 1 | 1: Hnd 13,38 | NIET: 2: (1) Heb 9,2. (2) Heb 10,18 | |||
afesei hamartiôn | 1 | 1: (1) Lc 1,77. NIET: (2) Lc 4,18. | ||||
afesin (tôn) hamartiôn | 9 | 1: Mt 26,28. | 1 : (1) Mc 1,4. NIET: (2) Mc 3,29. | 1 : (1) Hnd 2,38. (2) Hnd 5,31. (3) Hnd 10,43. (4) Hnd 26,18. | 1: (2) Kol 1,14. NIET: (1) Ef 1,7. | |
totaal | 11 | 1 | 1 | 3 | 5 | 1 |
en afesei hamartiôn | 1 | 1: (1) Lc 1,77. NIET: (2) Lc 4,18. | ||||
eis afesin hamartiôn (tot vergeving van zonden) | 4 | 1: Mt 26,28. | (1) Mc 1,4. | 1: (1) Lc 3,3. (2) Lc 24,47. | (1) Hnd 2,38. |
Lc 1,7711 gen mv autôn van het pers voornaamw autos (hij - hem) Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (94) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,16. (3) Lc 1,20. (4) Lc 1,51. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,77.
Lc 1,78. - Lc 1,78: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [78] Through the tender mercy of our God; whereby the dayspring
from on high hath visited us,
Luther-Bibel 78 durch die herzliche Barmherzigkeit unseres Gottes, durch die
uns besuchen wird das aufgehende Licht aus der Höhe,
Tekstuitleg van Lc 1,78.
1 dia (door) Taalgebruik in NT: dia (door). Taalgebruik in Mc: dia (door). Taalgebruik in Lc: dia (door). Taalgebruik in Brieven: dia (door). L per, post Fr par, après Ned na Lc (32) Lc 1 (2): (1) Lc 1,70. (2) Lc 1,78.
Lc 1,783 gen onz enk eleous van het zelfst naamw eleos (barmhartigheid) Taalgebruik in het NT: eleos (barmhartigheid). Taalgebruik in Lc: eleos (barmhartigheid). Lc (2): (1) Lc 1,54. (2) Lc 1,78. Een vorm van eleos (barmhartigheid) in Lc in 5 verzen: (1) Lc 1,50. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,58. (4) Lc 1,72. (5) Lc 1,78.
Lc 1,784
gen mann enk theou van het zelfst naamw theos (God) Taalgebruik
in het NT: theos
(God). Taalgebruik in Mc: theos
(God). Vergelijk: L deus, Fr dieu vloek dju
Lc (70) Lc 1 (7): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,35. (6) Lc
1,37. (7) Lc
1,78. Een vorm van theos (God) in Lc (117), Lc 1 (13): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,16. (4) Lc
1,19. (5) Lc
1,26. (6) Lc
1,30. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,35. (9) Lc
1,37. (10) Lc
1,47. (11) Lc
1,64. (12) Lc
1,68. (13) Lc
1,78.
6 en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,788 ind fut 3de pers enk επισκεψεται = episkepsetai (hij zal naar ons omkijken) van het werkw
επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Bijbel (7): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex
13,19 (4) Lv 13,36. (5) Zach
10,3. (6) Jdt 8,33. (7) Lc
1,78. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt
25,36. (2) Mt
25,43. (3) Lc
1,68. (4) Lc
1,78. (5) Lc
7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
episkeptomai | Lc | Lc 1 | Lc 7 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
1 | ind fut 3de pers enk episkepsetai | 1 | (1) Lc 1,78. | 7 | 6 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||
2 | ind aor 3de pers enk epeskepsato | 2 | (1) Lc 1,68. | (2) Lc 7,16. | 26 | 23 | 3 | 2 | 1 | 2 | 2 |
- Hebreeuws act qal imperf 3de pers enk יִפְקֹד = jiphëqod (hij zal omzien) van het werkw פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) Taalgebruik in Tenakh: pâqad (omzien). Getalwaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ; totaal: 40 OF 184 (8 X 23) Structuur: 8 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 4 j-p-q-d Tenakh (16): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex 13,19 (4) Nu 16,29. (5) Nu 27,16. (6) 1 S 20,18. (7) 1 K 20,39. (8) 2 K 10,19. (9) Js 23,17. (10) Js 24,21. (11) Js 27,1. (12) Js 27,3. (13) Jr 13,21. (14) Zach 11,16. (15) Spr 19,23. (16) Job 31,14.
10.
11 ek of ex (uit) Taalgebruik in het NT: ek
(uit). Taalgebruik in Lc: ek
(uit).
Lc (46 + 37 = 83) Lc 1 (6 + 4 = 10) ek (6): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,11. (3) Lc
1,15. (4) Lc
1,61. (5) Lc
1,71. (6) ex (4): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,27. (3) Lc
1,71. (4) Lc
1,78.
Lc 1,79 - . Lc 1,79: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [79] To give light to them that sit in darkness and in the
shadow of death, to guide our feet into the way of peace
Luther-Bibel 79 damit es erscheine denen, die sitzen in Finsternis und Schatten
des Todes, und richte unsere Füße auf den Weg des Friedens
Tekstuitleg van Lc
1,79. Het vers Lc
1,79. telt 16 (2² X 2²) woorden en 85 (5 X 17) letters De getalwaarde van Lc
1,79. is 8329 (2³ X 1049).
- Op 21 december wordt bij het Magnificat van de vespers de O-antifoon O Oriens gezongen. O Oriens, splendor lucis aeternae et sol justitiae, veni et illumina sedentes in tenebris et umbra mortis (= O opkomende zon, schittering van altijddurend licht en zon van gerechtigheid, kom en verlicht hen die in duisternis en in de schaduw van de dood zitten).
-- Vulg: oriens (= de opgaande zon, het oosten; zn nom mann enk). Vulg (3): (1): Sir 26,21. (2) Zach
6,12. (3) Lc 1,78.
-- Vulg: sol justitiae (= zon van gerechtigheid). Vulg (1): Am
4,2.
Lc 1,79.1 επιφαναι (= epifanai: om te verlichten; wkw act inf aor van het wkw επιφαινω = epifainô: tonen, laten zien, ten toon spreiden). Taalgebruik in het NT: epifainô (tonen,laten zien, ten toon spreiden). Bijbel (3): (1) Nu 6,25. (2) Ps 67,2. (3) Lc
1,79. Een vorm van επιφαινω = epifainô in de LXX (25), in het NT (4): (1) Lc
1,79. (2) Hnd 27,20. (3) Tit 2,11. (4) Tit 3,4.
- Hebreeuws act hifil jussief 3de pers mann enk יָאֵר = jâ´er (moge hij verlichten) van het werkw אוֹר = ´ôr (verlichten, helder zijn) Zie het zelfst naamw אוֹר = ´ôr
(licht) Taalgebruik in Tenakh: ´ôr
(licht). Getalwaarde: aleph = 1, waw = 6, resj = 20 of 200 ; totaal: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23) Structuur: 1 - 6 - 2 De som van de elementen is telkens 9 Tenakh (2): (1) Nu 6,25. (2) Ps 67,2.
- Vulg: illuminare (= verlichten; wkw act inf praes). Vulg (4): (1) W 15,7. (2) Js 60,1. (3) Lc 1,79. (4) Ef 3,9.
- επιφαινω (= epifainô < επι = epi: op + φαινω = fainô: schijnen; schijnen op, ver-lichten). De zon schijnt op de aarde en al wat erop is. Maar de zon verschijnt aan de horizont in het oosten nadat het licht 'haar' komst heeft aangekondigd. Het is een verschijning, openbaring, geboorte.
Lc 1,792 dat mann en onz mv τοις = tois Zie bepaald lidwoord ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Lc (65) Lc 1 (3): (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,45. (3) Lc 1,79.
lidw mv | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn | ev | |
dat m + onz mv tois | 2715 | 2179 | 536 | 96 | 47 | 65 | 36 | 82 | 193 | 17 | 208 | 244 |
- Nederl: bepaald lidwoord de / het D: der, die, das enz E: the Fr: le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam) Gr ὁ = ho, ἡ = hè, το = to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Hebreeuws: הַ = ha (de, het) Taalgebruik in Tenakh: ha (de, het).
Lc 1,793 εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Ned in Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi . D: in E: in Fr: en Grieks: εν = en (in, tijdens) Hebreeuws: בְּ = bë
Lc 1,794 dat onz enk σκοτει = skotei van het zelfst naamw σκοτος = skotos (duisternis)
Taalgebruik in het NT: skotos
(duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta: skotos
(duisternis). Bijbel (33) OT (29) Js (7) NT (5): (1) Mt
4,16. (2) Lc
1,79. (3) Rom 2,19. (4) 1
Tes 5,4. (5) 1
Joh 1,6. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120), in het NT (30), in Lc (4): (1) Lc
1,79. (2) Lc
11,35. (3) Lc
22,53. (4) Lc
23,44., in 1 Tes (2): (1) 1
Tes 5,4. (2) 1
Tes 5,5.
- Hebreeuws חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh
(duisternis). Getalwaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, kaph = 11 of
20 ; totaal: 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) Structuur: 8 - 3 - 2
De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (57) Pentateuch (4) Eerdere Profeten (4) Latere Profeten (11) 12 Kleine
Profeten (5) Geschriften (33)
- Ned: duisternis Arabisch: ظلام = DHalâm (duisternis) Taalgebruik in de Qoran: DHalâm (duisternis). D: Finsternis E: darkness
Fr: ténèbres Grieks: σκοτος = skotos (duisternis)
Taalgebruik in het NT: skotos
(duisternis). Hebreeuws: חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh
(duisternis). Lat: tenebrae
Lc 1,793 - 4 - εν σκοτει = en skotei (in duisternis) LXX (18) NT (4): (1) Mt
4,16. (2) Lc
1,79. (3) Rom 2,19. (4) 1
Tes 5,4. In Js vinden we 7X σκοτει = skotei ; 4X εν σκοτει = en skotei: (1) Js 9,1. (2) Js 29,15. (3) Js 42,7. (4) Js 50,10.
- εν τῳ σκοτει = en tô(i) skotei (in de duisternis) NT (1): 1
Joh 1,6. In Js vinden we 7X σκοτει = skotei ; 3X εν τῳ σκοτει = en tô(i) skotei: (1) Js 29,18. (2) Js 49,9. (3) Js 58,10.
- Hebreeuws בַּחֹשֶׁך = bachosèkh (in - de - duisternis) < voorzetsel be + lidwoord ha -> trekt
samen tot ba + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis) Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh
(duisternis). Getalwaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, kaph = 11 of
20 ; totaal: 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) Structuur: 8 - 3 - 2
De som van de elementen is telkens 4 Tenakh (14): (1) Joz 2,5. (2) 1 S 2,9. (3) Js 9,1. (4) Js 47,5. (5) Js 49,9. (6) Js 58,10. (7) Ez 8,12. (8) Mi 7,8. (9) Ps 88,13. (10) Ps 112,4. (11) Job 17,13. (12) Job 24,16. (13) Pr 2,14. (14) Pr 5,16.
Lc 1,795 και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Taalgebruik: kai (en). in de LXX Nevenschikkend voegwoord Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: וְ = wë Lat: et Fr: et Ned: en E: and D und Arabisch: وَ = wa (en) Taalgebruik in de Qoran: wa (en).
Lc 1,796 nom vr enk σκια = skia + dat vr enk skiᾳ = skia(i) Zelfst naamw σκια = skia (schaduw) Taalgebruik in het NT: skia (schaduw). Taalgebruik in de LXX: skia (schaduw). Bijbel (34) Js (2): (1) Js 9,1. (2) Js 38,8. Nt (): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Hnd 5,15. (4) Kol 2,17. (5) Heb 8,5. σκια = skia (schaduw) Taalgebruik in het NT: skia (schaduw). Taalgebruik in de LXX: skia (schaduw). Bijbel (34) Js (2): (1) Js 9,1. (2) Js 38,8. Nt (5): (1) Mt 4,16. (2) Lc 1,79. (3) Hnd 5,15. (4) Kol 2,17. (5) Heb 8,5. Een vorm van σκια = skia in de LXX (54), in het NT (7)
Lc 1,795 - 6 και skiᾳ = kai skia(i) Bijbel (6): (1) 2 K 20,11. (2) Jr 13,16. (3) Pr 6,12. (4) Mt 4,16. (5) Lc 1,79. (6) Heb 8,5.
Lc 1,794 - 6 σκοτει και skiᾳ (= skotei kai skia: in duisternis en schaduw; Vulg: tenebris et umbra). Bijbel (2): (1) Ps 106,10. (2) Lc 1,79.
Lc 1,797 gen mann enk thanatou van het zelfst naamw thanatos (dood) Taalgebruik in het NT: thanatos (dood). Taalgebruik in Lc: thanatos (dood). Taalgebruik in Hnd: thanatos (dood). Hebr mâwèth / mâwëthâh (dood) Taalgebruik in Tenakh: mâwèth / mâwëthâh (dood). Lc (5): (1) Lc 1,79. (2) Lc 9,27. (3) Lc 23,15. (4) Lc 23,22. (5) Lc 24,20. Een vorm van thanatos (dood) in Lc in 7 verzen: (1) Lc 1,79. (2) Lc 2,26. (3) Lc 9,27. (4) Lc 22,33. (5) Lc 23,15. (6) Lc 23,22. (7) Lc 24,20. In Lc: 2 vormen van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken In Hnd: 1 vorm van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken
6 - 7 skiᾳ θανατου = skia(i) thanatou (schaduw van de dood)
Lc 1,799
bep lidw gen mann en onz enk tou van het bepaald lidw ho - hè
- to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc
1,2. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,8. (4) Lc
1,9. (5) Lc
1,10. (6) Lc
1,11. (7) Lc
1,15. (8) Lc
1,19. (9) Lc
1,26. (10) Lc
1,32. (11) Lc
1,37. (12) Lc
1,43. (13) Lc
1,44. (14) Lc
1,48. (15) Lc
1,57. (16) Lc
1,59. (17) Lc
1,68. (18) Lc
1,73. (19) Lc
1,77. (20) Lc
1,79.
Lc 1,7910 act inf aor κατευθυναι = kateuthunai van het werkw κατευθυνω = kateuthunô (recht maken, richten, leiden) Taalgebruik in de Bijbel: kateuthunô (recht maken, richten, leiden). Bijbel (4): (1) Jdt 12,8. (2) Lc 1,79. (3) 1 Tes 3,11. (4) 2 Tes 3,5. Een vorm van κατευθυναι = kateuthunai in de LXX (73), in het NT (3): (1) Lc 1,79. (2) 1 Tes 3,11. (3) 2 Tes 3,5.
Lc 1,7914
eis (naar) Taalgebruik in het NT: eis
(naar). Taalgebruik in Mc: eis
(naar). Taalgebruik in Brieven: eis
(naar). Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus: gedraaid, gekeerd ; vertere: tourner, draaien) E for Ned naar D nach
Lc (210) Lc 1 (12): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,20. (3) Lc
1,23. (4) Lc
1,26. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,39. (7) Lc
1,40. (8) Lc
1,44. (9) Lc
1,50. (10) Lc
1,55. (11) Lc
1,56. (12) Lc
1,79.
16
Lc 1,80. - Lc 1,80: 5 Geboorte van Johannes de Doper: Lc 1,57-80. -- bijbeloverzicht. -- taalgebruik. -- Lc. (Lucas) -- Lc 1. -- Lc 1,57. - Lc 1,58. - Lc 1,59. - Lc 1,60. - Lc 1,61. - Lc 1,62. - Lc 1,63. - Lc 1,64. - Lc 1,65. - Lc 1,66. - Lc 1,67. - Lc 1,68. - Lc 1,69. - Lc 1,70. - Lc 1,71. - Lc 1,72. - Lc 1,73. - Lc 1,74. - Lc 1,75. - Lc 1,76. - Lc 1,77. - Lc 1,78. - Lc 1,79. - Lc 1,80. - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible [80] And the child grew, and waxed strong in spirit, and
was in the deserts till the day of his shewing unto Israel
Luther-Bibel 80 Und das Kindlein wuchs und wurde stark im Geist Und er war
in der Wüste bis zu dem Tag, an dem er vor das Volk Israel treten sollte
Tekstuitleg van Lc 1,80. Het vers bestaat uit 19 woorden en 94 (2 X 47) letters De getalwaarde van het vers is 9295
Lc 1,801
bepaald lidw nom + acc onz enk to Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (181) Lc 1 (19): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,10. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,27. (6) Lc
1,31. (7) Lc
1,35. (8) Lc
1,38. (9) Lc
1,41. (10) Lc
1,44. (11) Lc
1,47. (12) Lc
1,49. (13) Lc
1,50. (14) Lc
1,58. (15) Lc
1,59. (16) Lc
1,62. (17) Lc
1,64. (18) Lc
1,66. (19) Lc
1,80.
Lc 1,802
de (echter), afkorting d' Taalgebruik in het NT: de
(echter). Taalgebruik in Lc: de
(echter). Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (478 + 5 = 483) Lc 1 (17): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,8. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,13. (5) Lc
1,22. (6) Lc
1,24. (7) Lc
1,26. (8) Lc
1,29. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,38. (11) Lc
1,39. (12) Lc
1,56. (13) Lc
1,57. (14) Lc
1,62. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,76. (17) Lc
1,80.
Lc 1,803
nom + acc onz enk paidion (kind) Taalgebruik in het NT: paidion
(kind). Taalgebruik in Lc: paidion
(kind).
Lc (9): (1) Lc
1,59. (2) Lc
1,66. (3) Lc
1,76. (4) Lc
1,80. (5) Lc
2,27. (6) Lc
2,40. (7) Lc
9,47. (8) Lc
9,48. (9) Lc
18,17. Een vorm van paidion (kind) in Lc in 13 verzen: 9 + 4: (1) Lc
2,17. (2) Lc
7,32. (3) Lc
11,7. (4) Lc
18,16.
Lc 1,804
act ind imperf 3de p enk èuxanen (hij groeide op) van het werkw
auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen) Taalgebruik in het NT: auxanô
(doen groeien, toenemen, vermeerderen). Taalgebruik in Lc: auxanô
(doen groeien, toenemen, vermeerderen). Groeien kan een kind, een groep,
een volk enz Lc (2): (1) Lc
1,80. (2) Lc
2,40. Een
vorm van auxanô (doen groeien, toenemen, vermeerderen) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,80. (2) Lc
2,40. (3) Lc
12,27. (4) Lc
13,19.
In de twee verzen volgt een nevenschikkende zin, die de eerste zin aanvult: to de paidion èuxanen kai ekrataiouto: (1) Lc
1,80. (Johannes de Doper) (2) Lc
2,40. (Jezus)
Lc 1,805 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
7 dat onz enk pneumati van het zelfstandig naamwoord pneuma (geest)
Taalgebruik in het NT: pneuma
(geest). Taalgebruik in Mc: pneuma
(geest). Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Lc (8): (1) Lc
1,17. (2) Lc
1,80. (3) Lc
2,27. (4) Lc
3,16. (5) Lc
4,1. (6) Lc
8,29. (7) Lc
9,42. (8) Lc
10,21. Een vorm van pneuma (geest) in Lc in 36 verzen, in Lc 1 (7): (1)
Lc 1,15. (2) Lc
1,17. (3) Lc
1,35. (4) Lc
1,41. (5) Lc
1,47. (6) Lc
1,67. (7) Lc
1,80.
Lc 1,808 kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik in Lc: kai (en). Nevenschikkend voegwoord Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und Lc (822 / 1151) Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24): (1) Lc 1,62. (2) Lc 1,70. (3) Lc 1,72. (4) Lc 1,73. (5) Lc 1,74. (6) Lc 1,77. (7) Lc 1,78.
Lc 1,809 act ind imperf 3de pers enk èn (hij was) van het werkw eimi (zijn) Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Lc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Lc (79) Lc 1 (6): (1) Lc 1,7. (2) Lc 1,10. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,22. (5) Lc 1,66. (6) Lc 1,80.
Lc 1,8010
en (in, met) Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Hebr bë Fr en / dans Ned in
Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80.
Lc 1,8011
bepaald lidw dat vr mv tais Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,6. (3) Lc
1,7. (4) Lc
1,18. (5) Lc
1,39. (6) Lc
1,75. (7) Lc
1,80.
Lc 1,8012
dat vr mv erèmois van het zelfst / bijvoegl naamw erèmos
(woestijn, eenzame plaats) Taalgebruik in NT: erèmos
(woestijn). Taalgebruik in Lc: erèmos
(woestijn). Hebr chârëbâh (chrbh: 11), mv chârâbhôth
(chrbwth: 14) De berg chorebhâh (Choreb) hammidëbar (de woestijn)
(39) Cfr heremiet < herèmitos: kluizenaar (claustrum: gesloten)
désert < Latijnse de-sertus: verlaten ; serere, sertum: aaneenrijgen, aaneenschakelen Een plaats is eenzaam om tot rust te komen Een huis is
verlaten nadat de bewoners zijn gevlucht, gestorven of gedood Een weg is
verlaten
Lc (2): (1) Lc
1,80. (2) Lc
5,16. Een vorm van erèmos (woestijn, eenzame plaats) in Lc in 10
verzen: (1) Lc
1,80. (2) Lc
3,2. (3) Lc
3,4. (4) Lc
4,1. (5) Lc
4,42. (6) Lc
5,16. (7) Lc
7,24. (8) Lc
8,29. (9) Lc
9,12. (10) Lc
15,4.
Lc 1,8010 - 12 en tais erèmois (op eenzame plaatsen) Lc (2): (1) Lc 1,80. (2) Lc 5,16.
Lc 1,8014
acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera (dag) Taalgebruik
in het NT: hèmera
(dag). Taalgebruik in Lc: hèmera
(dag).
Lc (14): (1) Lc
1,20. (2) Lc
1,24. (3) Lc
1,80. (4) Lc
2,43. (5) Lc
2,44. (6) Lc
2,46. (7) Lc
4,2. (8) Lc
4,42. (9) Lc
9,51. (10) Lc
15,13. (11) Lc
17,4. (12) Lc
17,27. (13) Lc
18,7. (14) Lc
21,37.
Een vorm van hèmera (dag) in Lc 1 in 11 verzen: (1) (7) Lc
1,20. (8) Lc
1,23. (9) Lc
1,24. (10) Lc
1,59. (11) Lc
1,80.
Lc 1,8016 pers voornaamw 3de pers gen mann enk autou van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT: voornaamwoord autos. Taalgebruik in Lc: voornaamwoord autos. Lc (220) Lc 1 (31): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,13. (3) Lc 1,14. (4) Lc 1,15. (5) Lc 1,17. (6) Lc 1,23. (7) Lc 1,24. (8) Lc 1,31. (9) Lc 1,32. (10) Lc 1,33. (11) Lc 1,48. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,50. (14) Lc 1,51. (15) Lc 1,54. (16) Lc 1,55. (17) Lc 1,58. (18) Lc 1,59. (19) Lc 1,60. (20) Lc 1,62. (21) Lc 1,63. (22) Lc 1,64. (23) Lc 1,66. (24) Lc 1,67. (25) Lc 1,68. (26) Lc 1,69. (27) Lc 1,70. (28) Lc 1,72. (29) Lc 1,75. (30) Lc 1,76. (31) Lc 1,80.
17 pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Hebr ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Lc (158) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
Lc 1,8018
bep lidw acc mann + onz enk ton Taalgebruik in het NT: bepaald
lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald
lidwoord. Gr to, tè N: de E: the D der, die, das
enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
Lc (191) Lc 1 (17): (1) Lc
1,9. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,20. (5) Lc
1,21. (6) Lc
1,23. (7) Lc
1,32. (8) Lc
1,33. (9) Lc
1,34. (10) Lc
1,40. (11) Lc
1,41. (12) Lc
1,47. (13) Lc
1,55. (14) Lc
1,56. (15) Lc
1,64. (16) Lc
1,73. (17) Lc
1,80.
Lc 1,8019 ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)
- Hebreeuwse tekst. OF modern Hebreeuws NT
- Vulgata.
- Arabisch
- A - B - C - D - E
- εν = en (in, tijdens)
Taalgebruik in het NT: en
(in). Taalgebruik in de LXX: en
(in). Taalgebruik in Lc: en
(in). Lc (288) Lc 1 (25): (1) Lc
1,1. (2) Lc
1,5. (3) Lc
1,6. (4) Lc
1,7. (5) Lc
1,8. (6) Lc
1,17. (7) Lc
1,18. (8) Lc
1,21. (9) Lc
1,22. (10) Lc
1,25. (11) Lc
1,26. (12) Lc
1,31. (13) Lc
1,36. (14) Lc
1,39. (15) Lc
1,41. (16) Lc
1,42. (17) Lc
1,44. (18) Lc
1,51. (19) Lc
1,59. (20) Lc
1,65. (21) Lc
1,66. (22) Lc
1,75. (23) Lc
1,78. (24) Lc
1,79. (25) Lc
1,80. Lc 2 (23): (1) Lc
2,1. (2) Lc
2,6. (3) Lc
2,7. (4) Lc
2,8. (5) Lc
2,11. (6) Lc
2,12. (7) Lc
2,14. (8) Lc
2,16. (9) Lc
2,19. (10) Lc
2,21. (11) Lc
2,23. (12) Lc
2,24. (13) Lc
2,25. (14) Lc
2,27. (15) Lc
2,29. (16) Lc
2,34. (17) Lc
2,36. (18) Lc
2,43. (19) Lc
2,44. (20) Lc
2,46. (21) Lc
2,49. (22) Lc
2,51. (23) Lc
2,52.
en (in) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | synopt | ev |
11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
en (in) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
288 | 25 | 23 | 10 | 18 | 10 | 7 | 12 | 12 | 13 | 14 | 12 | 17 | 13 | 6 | 3 | 9 | 7 | 7 | 11 | 7 | 11 | 13 | 12 | 16 |
- Hebr בְּ = bë Fr en Ned in E in D in Fr dans Arabisch: فِي = fi (in) Taalgebruik in de Qoran: fi (in).
- εν ταις = en tais (in ) NT (104) Lc (22): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,39. (5) Lc 1,80. (6) Lc 2,1. (7) Lc 3,15. (8) Lc 4,2. (9) Lc 4,15. (10) Lc 4,25. (11) Lc 4,44. (12) Lc 5,16. (13) Lc 5,22. (14) Lc 6,12. (15) Lc 11,43. (16) Lc 13,26 . (17) Lc 17,26. (18) Lc 17,28. (19) Lc 20,46. (20) Lc 21,21. (21) Lc 24,18. (22) Lc 24,38.
- επι = epi (op, bij) Afkortingen: επ' = ep' en εφ' = ef' Taalgebruik in het NT: epi
(op, bij). Taalgebruik in de LXX: epi
(op, bij). Taalgebruik in Lc: epi
(op, bij). Ned op
Lc (104 + 25 + 20 = 149) Lc 1 (10 + 1 = 11) επι = epi (10): (1) Lc
1,14. (2) Lc
1,16. (3) Lc
1,17. (4) Lc
1,29. (5) Lc
1,33. (6) Lc
1,35. (7) Lc
1,47. (8) Lc
1,48. (9) Lc
1,59. (10) Lc
1,65. επ' = ep' (1) Lc
1,12. Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297), in het NT (878) Hier
is het voorzetsel επι = epi de versterking van het werkw met het voorvoegsel επι = epi
epi (op, bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
epi | 4540 | 3946 | 594 | 91 | 51 | 104 | 22 | 120 | 117 | 89 | 246 | 268 |
ep | 1320 | 1179 | 141 | 13 | 14 | 25 | 13 | 24 | 30 | 22 | 52 | 65 |
ef | 430 | 348 | 82 | 10 | 6 | 20 | 1 | 17 | 25 | 3 | 36 | 37 |
Totaal | 6290 | 5473 | 817 | 114 | 71 | 149 | 36 | 161 | 172 | 114 | 334 | 370 |
epi (op, bij) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | Lc | |
1 | epi | 104 | 10 | 5 | 2 | 8 | 9 | 5 | 1 | 4 | 4 | 3 | 2 | 9 | 1 | 5 | 4 | 2 | 6 | 2 | 7 | 5 | 4 | 6 | 104 | ||
2 | ep | 25 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 1 | 3 | 2 | 25 | |||||||||
3 | ef | 20 | 1 | 1 | 2 | 4 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 1 | 20 | ||||||||||||
Totaal | 149 | 11 | 7 | 3 | 12 | 10 | 5 | 2 | 4 | 6 | 6 | 6 | 11 | 2 | 1 | 5 | 4 | 4 | 10 | 6 | 10 | 8 | 9 | 7 | 149 |
- Lat ad Fr à E at Ned op, naar, bij D bei
------------------------------------
- ind aor 3de pers enk επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) van het werkw
επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai
(kijken naar, bekijken). Bijbel (26) ΟΤ (23): (1) Gn 21,1. (2) Ex 4,31. (3) Nu 3,39. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Nu 4,37. (7) Nu 4,41. (8) Nu 4,45. (9) Nu 4,46. (10) Nu 4,49. (11) Joz 8,10. (12) Re 15,1. (13) 1 S 2,21. (14) 1 S 13,15. (15) 2 S 18,1. (16) 1 K 20,15. (17) 1 K 20,26. (18) 2 K 3,6. (19) Kl 4,22. (20) Ezr 1,2. (21) Ezr 6,1. (22) Jdt 7,7. (23) Sir 46,14. NT (3)
Lc (2): (1) Lc
1,68. (2) Lc
7,16. En: Hnd 15,14. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt
25,36. (2) Mt
25,43. (3) Lc
1,68. (4) Lc
1,78. (5) Lc
7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
- פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven) Taalgebruik in Tenakh: pâqad
(omzien). Getalwaarde: pe = 17 of 80, qoph = 19 of 100, daled = 4 ;
totaal: 40 OF 184 (8 X 23) Structuur: 8 - 1 - 4 De som van de elementen is telkens 4 p - q- d: (1) act qal perf 3de pers mannenk פָקַד = pâqad (hij ziet om) Tenakh (11): (1) Gn 21,1. (2) Nu 1,44. (3) Nu 3,39. (4) Nu 4,37. (5) Nu 4,41. (6) Nu 4,45. (7) Nu 4,46. (8) Nu 4,49. (9) 1 K 20,15. (10) Job 35,15. (11) Kl 4,22. Hierbij horen ook nog de 4 teksten in de constructie פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex
4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach
10,3. Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202) פָקַד = pâqad wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden
- Soms is het Griekse επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) de vertaling van het Hebreeuwse וַיִּפְקֹד = wajjiphëqod (en hij zag om) < prefix verbindingswoord wë + act qal imperf 3de pers mann enk Tenakh (20): (1) Gn 40,4. (2) Gn 41,34. (3) Nu 3,16. (4) Nu 3,42. (5) Nu 4,34. (6) Joz 8,10. (7) Re 15,1. (8) 1 S 13,15. (9) 1 S 20,25. (10) 1 S 20,27. (11) 2 S 18,1. (12) 1 K 11,28. (13) 1 K 20,15. (14) 1 K 20,26. (15) 2 K 3,6. (16) 2 K 5,24. (17) 2 K 25,22. (18) Jr 14,10. (19) Hos 8,13. (20) Est 2,3.
-
Bibliografie:
- Gerber Olivier, Il vous est né un Sauveur La construction du sens sotériologique de la venue de
Jésus en Luc-Actes, Genève, Labor et Fides (Le Monde de la Bible 58), 2008, 294 pages ; p 57
- ὁτι επεσκεψατο = hoti epeskepsato (omdat hij omzag) NT (2): (1) Lc
1,68. (2) Lc
7,16.
- Hebreeuws פָקַד כִּי = kî pâqad (want hij zag om) Tenakh (4): (1) Ex
4,31. (2) Rt 1,6. (3) 1 S 2,21. (4) Zach
10,3. In deze vier teksten wordt het werkw telkens gevolgd door het onderwerp JHWH Bovendien staat פָקַד יהוה = pâqad JHWH (JHWH zag om) slechts in deze vier teksten
- פָקַד ויהוה = waJHWH pâqad (en JHWH zag om - naar Sara) Tenakh (1): Gn 21,1. Hapax
- Van deze 5 teksten wordt het Hebr פָקַד = pâqad vertaald door επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om): (1) Gn 21,1. (2) Ex
4,31. (3) 1 S 2,21.
-- In Gn 21,1. lezen we = και κυριος επεσκεψατο την σαρραν kai kurios epeskepsato tèn sarran (en de Heer zag om naar Sara),
-- in 1 S 2,21: και επεσκεψατο κυριος την ανναν = kai epeskepsato kurios tèn annan (en de Heer zag om naar Anna)
-- In Ex
4,31. lezen we: ὁτι επεσκεψατο ὁ θεος = hoti epeskepsato ho theos (en God zag om)
De tekst van Lucas benadert het sterkst 1 S 2,21. Maar de tekst van 1 S 2,21. verwijst wellicht naar Gn 21,1.
- ind fut 3de pers enk επισκεψεται = episkepsetai (hij zal naar ons omkijken) van het werkw επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) Taalgebruik in het NT: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Taalgebruik in de LXX: episkeptomai (kijken naar, bekijken). Bijbel (7): (1) Gn 50,24. (2) Gn 50,25. (3) Ex 13,19 (4) Lv 13,36. (5) Zach 10,3. (6) Jdt 8,33. (7) Lc 1,78. Een vorm van επισκεπτομαι = episkeptomai (kijken naar, bekijken) in de LXX (163), in het NT (11): (1) Mt 25,36. (2) Mt 25,43. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,78. (5) Lc 7,16. (6) Hnd 6,3. (7) Hnd 7,23. (8) Hnd 15,14. (9) Hnd 15,36. (10) Heb 2,6. (11) Jak 1,27. In de LXX kan επισκεπτομαι = episkeptomai de vertaling van 10 Hebreeuwse woorden zijn
------------------------------------------
- nom mann enk ευλογητος = eulogètos (zegenend, zegenaar) Taalgebruik in het
NT: eulogètos
(gezegend). Taalgebruik in de LXX: eulogètos
(gezegend). Taalgebruik in Lc: eulogètos
(gezegend). Bijbel (64), in de LXX (57), in de Pentateuch (10): (1) Gn 9,26. (2) Gn 12,2. (3) Gn 14,20. (4) Gn 24,27. (5) Gn 24,31. (6) Gn 26,29. (7) Gn 43,28. (8) Ex 18,10. (9) Dt 7,14. (10) Dt 33,24., in het NT (7): (1) Lc
1,68. (2) Rom 1,25. (3) Rom 9,5. (4) 2
Kor 1,3. (5) 2
Kor 11,31. (6) Ef 1,3. (7) 1
Pe 1,3. In Lc is dit de enigste vorm Een vorm van ευλογητος = eulogètos in de Bijbel (82), in de LXX (74), in het NT (8): 7 + Mc
14,61.
- ευλογητος = eulogètos is meestal de vertaling van het Hebreeuwse בָּרוּך = bârûkh (gezegend) בָּרוּך = bârûkh is een passief deelwoord ; ευλογητος = eulogètos is een bijvoeglijk naamw, al dan niet zelfstandig gebruikt met de actieve betekenis van zegenend, zegenaar Tegenover het Hebreeuwse passief staat het Griekse actief Tegenover het Hebreeuwse בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH (gezegend JHWH) staat het Griekse ευλογητος = eulogètos: zegenend is JHWH of zegenaar is JHWH De mens kan JHWH zegenen omdat JHWH de mens had gezegend De zegen van JHWH gaat vooraf aan de zegening van de mens
- Grieks ευλογεω = eulogeô (zegenen, goed spreken, loven, prijzen) Taalgebruik
in het NT: eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in de Septuaginta: eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516), in het NT (42), Mt (5): (1) Mt
14,19. (2) Mt 21,9. (3) Mt
23,39. (4) Mt
25,34. (5) Mt
26,26., Mc (5): (1) Mc 6,41. (2) Mc 8,7. (3) Mc 11,9. (4) Mc 11,10. (5) Mc
14,22., Lc (13): (1) Lc
1,28. (2) Lc
1,42. (3) Lc
1,64. (4) Lc
2,28. (5) Lc
2,34. (6) Lc
6,28. (7) Lc
9,16. (8) Lc
13,35. (9) Lc
19,38. (10) Lc
24,30. (11) Lc
24,50. (12) Lc
24,51. (13) Lc
24,53. In Lc: 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen Joh (1): Joh
12,13. Hnd (2): (1) Hnd 3,25. (2) Hnd 3,26.
- ευλογεω = eulogeô = Lat benedicere (benedijen)
Fr bénir Ned zegenen < signare (tekenen), het signum (teken)
van het kruis slaan E bless
- Hebreeuws pass qal deelw tegenwoordige tijd mann enk בָּרוּך = bârûkh (gezegend) van het werkw בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) Getalwaarde: beth = 2, resj = 20 of 200,
kaf = 11 of 20 Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) Structuur: 2 - 2 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (83) Pentateuch (17): (1) Gn 9,26. (2) Gn 14,19. (3) Gn 24,27. (4) Gn 24,31. (5) Gn 26,29. (6) Gn 27,29. (7) Gn 27,33. (8) Ex 18,10. (9) Nu 22,12. (10) Nu 24,9. (11) Dt 7,14. (12) Dt 28,3. (13) Dt 28,4. (14) Dt 28,5. (15) Dt 28,6. (16) Dt 33,20. (17) Dt 33,24. Ps (13): (1) Ps 28,6. (2) Ps
31,22. (3) Ps
41,14. (bij het einde van het eerste psalmenboek) (4) Ps
66,20. (einde van de Psalm) (5) Ps
68,20. (6) Ps
68,36. (op het einde van de Psalm) (7) Ps
72,18. (bij het einde van het tweede psalmenboek) (8) Ps
89,53. (bij het einde van het derde psalmenboek) (9) Ps
106,48. (bij het einde van het vierde psalmenboek)
- L benedictus F béni
- Op het einde van zijn offerdienst kon de priester Zacharia het volk niet toespreken en zegenen omdat hij door zijn ongeloof in de aankondiging van de engel stom werd Pas bij de geboorte van Johannes kon hij spreken en de zegen uitspreken (Lc
1,68) Jezus als hogepriester sloot zijn leven af met een zegening aan zijn leerlingen (Lc 24,50)
- De zegen werd niet meer uitgesproken in de tempel De zegen van Jezus werd uitgesproken, aan de voet van de berg, nog meer, beneden op aarde, vooraleer Jezus ten hemel ging, het hemelse heiligdom
- ευλογητος κυριος = eulogètos kurios (gezegend JHWH) In het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH Tenakh (25): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) Ex 18,10. (4) Rt 4,14. (5) 1 S 25,32. (6) 1 S 25,39. (7) 2 S 18,28. (8) 1 K 1,48. (9) 1 K 5,21. (10) 1 K 8,15. (11) 1 K 8,56. (12) 1
Kr 16,36. (13) 2
Kr 2,11. (14) 2 Kr 6,4. (15) Ezr 7,27. (16) Ps 28,6. (17) Ps
31,22. (18) Ps 41,14. (19) Ps
72,18. (20) Ps
89,53. (21) Ps 106,48. (22) Ps 124,6. (23) Ps 135,21. (24) Ps 144,1. (25) Zach
11,5.
- ευλογητος κυριος ὁ θεος = eulogètos kurios ho theos (gezegend de Heer de God van) In het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws אֱלֹהֵי יהוה בָרוּך = bârûch JHWH ´èlohe(j) = gezegend JHWH, God van Tenakh (11): (1) Gn 9,26. (2) Gn 24,27. (3) 1 S 25,32. (4) 1 K 1,48. (5) 1 K 8,15. (6) 1
Kr 16,36. (7) 2
Kr 2,11. (8) 2 Kr 6,4. (9) Ezr 7,27. (10) Ps 41,14. (11) Ps 106,48.
- ευλογητος κυριος ὁ θεος του ισραηλ = eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) Lc (1): Lc
1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי יהוה בָרוּך = bârûkh JHWH êlohe(j) jisërâ´el
Tenakh (8): (1) 1 S 25,32. (2) 1 K 1,48. (3) 1 K 8,15. (4) 1
Kr 16,36. (5) 2
Kr 2,11. (6) 2 Kr 6,4. (7) Ps 41,14. (8) Ps 106,48. Zie eveneens Ps 72,18.
- F - G
- ind aor 3de pers enk εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925) OT (730) NT (195) Lc (69) Lc 1-2 (14): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,23. (4) Lc 1,41. (5) Lc 1,44. (6) Lc 1,59. (7) Lc 1,65. (8) Lc 2,1. (9) Lc 2,2. (10) Lc 2,6. (11) Lc 2,13. (12) Lc 2,15. (13) Lc 2,42. (14) Lc 2,46. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens zoals vele verhalen bij ons beginnen) Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667), in Lc (129), in Lc 1 (10): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,5. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,38. (7) Lc 1,41. (8) Lc 1,44. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,65., in Lc 2 (7): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,2. (3) Lc 2,6. (4) Lc 2,13. (5) Lc 2,15. (6) Lc 2,42. (7) Lc 2,46. In Lc: X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
aor 3de pers enk egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 |
egeneto (het gebeurde) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
67 | 7 | 7 | 2 | 2 | 3 | 6 | 1 | 3 | 8 | 1 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 4 | 1 | 3 | 1 | 4 | 1 | 7 |
- Hebreeuws wë + act qal imperf 3de pers mann enk וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw הָיָה = hâjâh (zijn) De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) Taalgebruik
in Tenakh: hâjâh
(zijn). Getalwaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5) Structuur: 5 - 1 - 5 De som van de elementen is telkens 2 Tenakh
(784) Pentateuch (181) Eerdere Profeten (339) Latere Profeten (116)
12 Kleine Profeten (22) Geschriften (126)
- Lat esse D sein Fr être Ned zijn E to be Aramees: הֲוָא = häwâ´ Arabisch: هَؤَىَ = hawa
- εγενετο δε εν = egeneto de en = het gebeurde echter tijdens NT (18) Lc (14): (1) Lc
1,8. (2) Lc
2,1. (3) Lc
2,6. (4) Lc
3,21. (5) Lc
5,1. (6) Lc
6,1. (7) Lc
6,6. (8) Lc
6,12. (9) Lc
8,40. (10) Lc
9,37. (11) Lc
9,51. (12) Lc
10,38. (13) Lc
11,27. (14) Lc
18,35.
- και εγενετο εν = kai egeneto en = en het gebeurde tijdens NT (23) Mc (3) Lc (20): (1) Lc
1,59. (2) Lc 5,12. (3) Lc 5,17. (4) Lc 7,11. (5) Lc 8,1. (6) Lc 8,22. (7) Lc 9,18. (8) Lc
9,29. (9) Lc
9,33. (10) Lc 11,1. (11) Lc 14,1. (12) Lc 17,11. (13) Lc 17,14. (14) Lc
17,28. (15) Lc 19,15. (16) Lc 20,1. (17) Lc 24,4. (18) Lc 24,15. (19) Lc
24,30. (35) Lc
24,51.
- H
- dat vr mv ἡμεραις = hèmerais van het zelfst naamw ἡμερα = hèmera (dag) Taalgebruik in het NT: hèmera (dag). Taalgebruik in Lc: hèmera (dag). Taalgebruik in Hnd: hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta: hèmera (dag). Lc (18) (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. (11) Lc 5,35. (12) Lc 6,12. (13) Lc 9,36. (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. (16) Lc 21,23. (17) Lc 23,7. (18) Lc 24,18. Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567), in het NT (388), in Lc (82), in Hnd (93), in Lc 1 (11): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,20. (5) Lc 1,23. (6) Lc 1,24. (7) Lc 1,25. (8) Lc 1,39. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,75. (11) Lc 1,80., in Lc 2 (9): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. (5) Lc 2,36. (6) Lc 2,37. (7) Lc 2,43. (8) Lc 2,44. (9) Lc 2,46.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
6 | dat vr mv hèmerais | 228 | 180 | 48 | 6 | 5 | 18 | 2 | 10 | 4 | 3 | 29 | 31 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | |||
hèmera (dag) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
1 | nom en dat vr enk hèmera(i) | 27 | (1) Lc 1,59. | (1) Lc 4,16. | (1) Lc 6,13. (2) Lc 6,23. | (1) Lc 9,12. (2) Lc 9,22. (3) Lc 9,37. | (1) Lc 10,12. | |||||||||||||||||
2 | gen vr enk + acc vr mv hèmeras | 14 | (1) Lc 1,20. (2) Lc 1,24. (3) Lc 1,80. | (4) Lc 2,43. (5) Lc 2,44. (6) Lc 2,46. | (7) Lc 4,2. (8) Lc 4,42. | (9) Lc 9,51. | (10) Lc 15,13. | (11) Lc 17,4. (12) Lc 17,27. | (13) Lc 18,7. | (14) Lc 21,37. | ||||||||||||||
3 | acc vr enk hèmeran | 7 | (1) Lc 2,37. | (2) Lc 9,23. | (3) Lc 11,3. | (4) Lc 16,19. | (5) Lc 19,47. | (6) Lc 22,53. | (7) Lc 24,21. | |||||||||||||||
4 | nom vr mv hèmerai | 12 | (1) Lc 1,23. | (2) Lc 2,6. (3) Lc 2,21. (4) Lc 2,22. | (5) Lc 5,35. | (6) Lc 9,28. | (7) Lc 13,14. | (8) Lc 17,22. | (9) Lc 19,43. | (10) Lc 21,6. (11) Lc 21,22. | (12) Lc 23,29. | |||||||||||||
5 | gen vr mv hèmerôn | 4 | (1) Lc 5,17. | (2) Lc 8,22. | (3) Lc 17,22. | (4) Lc 20,1. | ||||||||||||||||||
6 | dat vr mv hèmerais | 18 | (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,7. (3) Lc 1,18. (4) Lc 1,25. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. | (7) Lc 2,1. (8) Lc 2,36. | (9) Lc 4,2. (10) Lc 4,25. | (11) Lc 5,35. | (12) Lc 6,12. | (13) Lc 9,36. | (14) Lc 17,26. (15) Lc 17,28. | (16) Lc 21,23. | (17) Lc 23,7. | (18) Lc 24,18. | ||||||||||||
totaal | 78 / '82' | 11 | 9 | 4 | '2' | 3 | 1 | 7 | 1 | 1 |
- Hebreeuws mann mv יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst naamw יוֹם = jôm (dag) Taalgebruik
in Tenakh: jôm
(dag). Getalwaarde: jod = 10, waw = 6, mem = 13 of 40 ; totaal: 29
OF 56 (2³ X 7) Structuur: 1 - 6 - 4 De som van de elementen is telkens 2 j-m-m Tenakh (289) Pentateuch (117) Eerdere Profeten (45) Latere Profeten (45) 12 Kleine
Profeten (10) Geschriften (66)
- Lat dies Ned dag D Tag E day F jour < Lat diurnum
Cfr journaal Arabisch: يَوم = jaum (dag) Taalgebruik in de Qoran: dag (jaum)
- εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) NT (25) Lc (11 / 18): (1) Lc
1,5. (2) Lc
1,7. (3) Lc
1,18. (4) Lc
1,39. (5) Lc
2,1. (6) Lc
4,2. (7) Lc
4,25. (8) Lc
6,12. (9) Lc
17,26. (10) Lc
17,28. (11) Lc
24,18.
- Hebreeuws בִּימֵי = bîme(j) < voorzetsel bë + stat constr mann mv OF בְיָמָי = bëjâmâj (in mijn dagen) <bë + stat constr mann mv + suffix persoonl voornaamw 1ste pers mann enk b-j-m-j Tenakh (55) Pentateuch (6) Eerdere Profeten (12) Latere Profeten (9) 12 Kleine
Profeten (6) Geschriften (22)
--------------------------------------
- ὁτι = hoti (dat, omdat, want) Taalgebruik in NT: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta: hoti (dat, omdat). Taalgebruik in Lc: hoti (dat, omdat). Bijbel (4396) NT (1183) Lc (160) Lc 1 (9): (1) Lc 1,22. (2) Lc 1,25. (3) Lc 1,37. (4) Lc 1,45. (5) Lc 1,48. (6) Lc 1,49. (7) Lc 1,58. (8) Lc 1,61. (9) Lc 1,68.
hoti ( dat, omdat ) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
4396 | 3213 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
- Hebreeuws כִּי = kî (want,
omdat) Taalgebruik in Tenakh: kî
(want, omdat). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, jod = 10 ; totaal: 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5) Tenakh (3849)
- Lat quia Fr parce que / que E for D denn
- I
- ισραηλ = israèl (Israël) Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in Lc: Israèl (Israël). Bijbel (2392) OT (2328) NT (64) Lc (12): (1) Lc 1,16. (2) Lc 1,54. (3) Lc 1,68. (4) Lc 1,80. (5) Lc 2,25. (6) Lc 2,32. (7) Lc 2,34. (8)Lc 4,25. (9) Lc 4,27. (10) Lc 7,9. (11) Lc 22,30. (12) Lc 24,21.
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Getalwaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3 De som van de elementen is telkens 1 Tenakh (2044) Pentateuch (502) Eerdere Profeten (765) Latere Profeten (350) 12 Kleine Profeten (89) Geschriften (337)
- J - K
- καθως = kathôs (zoals) Taalgebruik in het NT: kathôs (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathôs (zoals). Lc (17): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39.
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
|
Mt | Mc | Lc | syn | ev |
kathôs (zoals) bij syn | 3: (1) Mt 21,6. (2) Mt 26,24. (3) Mt 28,6. | 8: (1) Mc 1,2. (gegraptai) (2) Mc 4,33. (3) Mc 9,13. (gegraptai) (4) Mc 11,6. (eipen) (5) Mc 14,16. (eipen) (6) Mc 14,21. (gegraptai) (7) Mc 15,8. (8) Mc 16,7. (eipen) | 17: (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,70. (4) Lc 2,20. (5) Lc 2,23. (6) Lc 5,14. (7) Lc 6,31. (8) Lc 6,36. (9) Lc 11,1. (10) Lc 11,30. (11) Lc 17,26. (12) Lc 17,28. (13) Lc 19,32. (14) Lc 22,13. (15) Lc 22,29. (16) Lc 24,24. (17) Lc 24,39. | 28 : (1) Mt 26,24. // Mc 14,21. | 59 |
- Hebreeuws כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die). Getalwaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin
= 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167)
Structuur: 1 - 3 - 2 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (488) Pentateuch (202) Eerdere Profeten (68) Latere Profeten
(68) 12 Kleine Profeten (22) Geschriften (56)
- Lat sicut Fr selon E as D wie
--------------------------------------
- και = kai (en) Taalgebruik: kai (en). in NT Taalgebruik: kai (en). in de LXX Taalgebruik in Lc: kai (en). Lc 1 (+: 56 / 80 - 24 / 80) 1 Lc 1,1-4. (+ 1 / 4: + Lc 1,2. - 3 / 4) 2 Lc 1,5-25. (+ 17 / 21 - 4 / 21) 3 Lc 1,26-38. (+ 9 / 13 - 3 / 13: (1) Lc 1,26. (2) Lc 1,34. (3) Lc 1,37) 4 Lc 1,39-56. (+ 11 / 18 - 7 / 18) 5 Lc 1,57-80. (+ 17 / 24 - 7 / 24)
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Hebr: waw (verbindingshaak) L: et Fr: et N: en E: and D und
--------------------------------------
- nom mann enk κυριος = kurios (heer) Taalgebruik in het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in de LXX: kurios
(heer). Taalgebruik in Lc: kurios
(heer). Lc (30) Lc 1 (5): (1) Lc
1,25. (2) Lc
1,28. (3) Lc
1,32. (4) Lc
1,58. (5) Lc
1,68. Verder in Lc 1:
- gen mann enk kuriou (van de heer) Lc 1 (9): (1) Lc
1,6. (2) Lc
1,9. (3) Lc
1,11. (4) Lc
1,15. (5) Lc
1,38. (6) Lc
1,43. (7) Lc
1,45. (8) Lc
1,66. (9) Lc
1,76.
- dat mann enk kuriô(i): Lc 1 (1) Lc
1,17.
- acc mann enk kurion Lc 1 (2): (1) Lc
1,16. (2) Lc
1,47.
In totaal een vorm van κυριος = kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen In het
eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc
1,68: kurios: JHWH, in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,76: enôpion kuriou (voor het oog van JHWH)
Een vorm van κυριος = kurios (heer)
in de LXX (8591), in het NT (718), in Lc in 99 verzen
kurios (heer) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | Paul | Ap br | |
1 | nom enk kurios | 3311 | 3139 | 172 | 20 | 9 | 30 | 6 | 22 | 75 | 10 | 59 | 65 | 65 | 10 |
kurios (heer) enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | Paul | Ap br | |
3 | gen enk kuriou | 2301 | 2070 | 231 | 15 | 4 | 26 | 6 | 44 | 133 | 3 | 45 | 51 | 107 | 26 |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | |||
kurios (heer) enk | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom enk kurios | 30 | 5 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 5 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 2 | 3 | 1 | 1 | ||||
2 | voc enk kurie | 26 | 2 | 1 | 1 | 3 | 3 | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 | 5 | 3 | |||||||
3 | gen enk kuriou | 26 | 9 | 5 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||
4 | dat enk kuriô(i) | 7 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||
5 | acc enk kurion | 10 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | |||||||||||||
totaal | 99 | 17 | 9 | 1 | 4 | 3 | 2 | 2 | 4 | 8 | 2 | 8 | 5 | 3 | 4 | 3 | 2 | 8 | 7 | 5 | 2 |
- Hebreeuws יהוה = JHWH Eigennaam van God Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Getalwaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6 Totaal: 26 Structuur: 1 -
5 - 6 - 5 De som van de elementen is telkens 8 Tenakh (5193) Pentateuch (1326) Eerdere Profeten (1013) Latere
Profeten (1357) 12 Kleine Profeten (387) Geschriften (1110)
- Latijn Dominus Ned Heer D Herr E Lord Aramees: יוי = JWJ Arabisch: رَب = rabb (God, Heer) Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer).
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p93-96 Op deze blz wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achn-aton gelegd
- κυριος ὁ θεος = kurios ho theos (JHWH God = Heer God) NT (12) + 3X vocatief κυριε ὁ θεος = kurie, ho theos (Heer, God): (1) Mc
12,29. (2) Lc
1,32. (3) Lc
1,68. (4) Hnd 2,39. (5) Hnd 3,22. (6) Hnd 7,37. (7) Apk 4,8. (8) Apk 11,17. (9) Apk 15,3. (10) Apk 16,7. (11) Apk 18,8. (12) Apk 19,6. (13) Apk 21,22. (14) Apk 22,5. (15) Apk 22,6. In Lc (2): (1) Lc
1,32. (2) Lc
1,68.
- Hebreeuws אֱלֹהֵי יהוה = JHWH ´èlohe(j) = JHWH, de God van Tenakh (172)
- L
- bep lidw nom mann enk ὁ = ho (de) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (331) Lc 1 (15): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,19. (3) Lc 1,21. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,29. (7) Lc 1,30. (8) Lc 1,32. (9) Lc 1,35. (10) Lc 1,38. (11) Lc 1,42. (12) Lc 1,49. (13) Lc 1,57. (14) Lc 1,67. (15) Lc 1,68.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
1 | nom m enk ho | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
- bep lidw gen mann en onz enk του = tou van het bepaald lidw ho - hè - to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (272) Lc 1 (20): (1) Lc 1,2. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,8. (4) Lc 1,9. (5) Lc 1,10. (6) Lc 1,11. (7) Lc 1,15. (8) Lc 1,19. (9) Lc 1,26. (10) Lc 1,32. (11) Lc 1,37. (12) Lc 1,43. (13) Lc 1,44. (14) Lc 1,48. (15) Lc 1,57. (16) Lc 1,59. (17) Lc 1,68. (18) Lc 1,73. (19) Lc 1,77. (20) Lc 1,79.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
4 | gen m + onz enk tou | 8480 | 6542 | 1938 | 234 | 116 | 272 | 196 | 269 | 673 | 178 | 622 | 818 |
- Gr to, tè N: de E: the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
- bep lidw dat mann + onz enk τῳ = tô(i) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (154) Lc 1 (13): (1) Lc 1,8. (2) Lc 1,21. (3) Lc 1,22. (4) Lc 1,26. (5) Lc 1,29. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,47. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,59. (10) Lc 1,61. (11) Lc 1,62. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,77.
lidw enk | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | |
6 | dat m + onz enk tô(i) | 5507 | 4462 | 1045 | 121 | 68 | 154 | 98 | 163 | 367 | 74 | 343 | 441 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
- bepaald lidw dat vr mv ταις = tais van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (33) Lc 1 (7): (1) Lc 1,5. (2) Lc 1,6. (3) Lc 1,7. (4) Lc 1,18. (5) Lc 1,39. (6) Lc 1,75. (7) Lc 1,80. Lc 2 (2): (1) Lc 2,1. (2) Lc 2,47.
lidw mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | ||
15 | dat vr mv tais | 980 | 799 | 181 | 21 | 10 | 33 | 4 | 24 | 66 | 23 | 64 | 68 |
- D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
- bep lidw acc mann mv τους = tous (de) van het bepaald lidwoord ho, hè, to (de - het) Taalgebruik in het NT: bepaald lidwoord. Taalgebruik in de LXX: bepaald lidwoord. Taalgebruik in Lc: bepaald lidwoord. Lc (98) Lc 1 (4): (1) Lc 1,33. (2) Lc 1,55. (3) Lc 1,65. (4) Lc 1,79.
lidw mv | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | ||
16 | acc m mv tous | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 |
- Grieks to, tè N de E the D der, die, das enz Fr le, la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum, il-lam)
- M - N - O - P
- act ind aor 3de pers enk εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw ποιεω = poieô (doen, maken) Taalgebruik in het NT: poieô (doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Lc: poieô (doen, maken). Taalgebruik in Hnd: poieô (doen, maken). Bijbel (714) OT (641) NT (73) Lc (14): (1) Lc 1,49. (2) Lc 1,51. (3) Lc 1,68. (4) Lc 3,19. (5) Lc 5,29. (6) Lc 6,3. (7) Lc 6,10. (8) Lc 8,8. (9) Lc 8,39. (10) Lc 11,40. (11) Lc 16,8. (12) Lc 17,9. (13) Lc 19,18. (14) Lc 23,22. Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565), in Lc (88), Lc 1 (5): (1) Lc 1,25. (2) Lc 1,49. (3) Lc 1,51. (4) Lc 1,68. (5) Lc 1,72. Het Griekse εποιησεν = epoièsen kan de vertaling zijn van het Hebr עָשָׂה = `âsâh
poieô (doen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
act ind aor 3de p enk epoièsen | 714 | 641 | 73 | 13 | 9 | 14 | 18 | 14 | 4 | 1 |
- Hebreeuws `-sh-h (1) act qal perf 3de pers mann enk עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) (2) act qal part mann enk עֹשֶׂה = `oshèh (makende) Tenakh (503) Pentateuch (112) Eerdere Profeten (161) Latere Profeten (78) 12 Kleine
Profeten (19) Geschriften (133)
- Lat facere Fr faire N doen D tun E make
- Het handelen van God beoogt verlossing (Lc
1,68) maar is ingegeven door barmhartigheid (Lc
1,72: barmhartigheid doen)
- και εποιησεν = kai epoisen (en hij deed) NT (8): (1) Mt
25,16. (2) Mc
3,14. (3) Mc 8,25. (4) Lc
1,68. (5) Lc
5,29. (6) Joh
9,6. (7) Hnd 7,24. (8) Apk 1,6.
- Hebreeuws וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < wë + act qal
imperf 3de pers mann enk van het werkw עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) Taalgebruik in Tenakh: `âshâh
(maken). Getalwaarde: ajin = 16 of 70, shin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) Structuur: 7 - 3 - 5 De som van de elementen is telkens 6 Tenakh (232) Pentateuch (81) Eerdere Profeten (86) Latere Profeten (9) 12 Kleine
Profeten (1) Geschriften (55) Gn (18): (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10.
Dit is het vers waarin we in het 1ste versdeel επεσκεψατο = epeskepsato (hij zag om) lazen
- προς = pros (naar, bij) Taalgebruik in het NT: pros (naar, bij). Taalgebruik in de LXX: pros (naar, bij). Taalgebruik in Lc: pros (naar, bij). In elf verzen in Lc 1: tekstlezingen: Lc 1,26 . eis / pros (naar) Lc 1 (11): (1) Lc 1,13. (2) Lc 1,18. (3) Lc 1,19. (4) Lc 1,27. (5) Lc 1,28. (6) Lc 1,34. (7) Lc 1,43. (8) Lc 1,55. (9) Lc 1,61. (10) Lc 1,73. (11) Lc 1,80.
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
In elf verzen in Lc
1: tekstlezingen: Lc
1,26 . eis / pros (naar) Lc 1 (11): (1) Lc
1,13. (2) Lc
1,18. (3) Lc
1,19. (4) Lc
1,27. (5) Lc
1,28. (6) Lc
1,34. (7) Lc
1,43. (8) Lc
1,55. (9) Lc
1,61. (10) Lc
1,73. (11) Lc
1,80.
- ´l: voorzetsel
אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El De verkorte vorm van de godsnaam
´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet)
Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Taalgebruik in Genesis: ´èl . Taalgebruik in Jesaja: ´èl . Tenakh (3626) Pentateuch (1096) Eerdere Profeten (1070) Latere
Profeten (655) 12 Kleine Profeten (142) Geschriften (662)
- إلي = ´ilâ (naar) Taalgebruik in de Qoran: ´ilâ (naar)
- Q - R - S
- Een vorm van σωτηρ = sôtèr in Lc (2): (1) Lc
1,47. (2) Lc
2,11., in de LXX (41), in het NT (24) מוֹשִׁיעַ = môsjî`a (de reddende, de redder ) act part hifil nom mann
enk יְשׁוּעָה = jësjû`âh,
- Een vorm van σωτηρια = sôtèria (redding) in Lc in 4 verzen: (1) Lc
1,69. (2) Lc
1,71. (3) Lc
1,77. (4) Lc
19,9., in de LXX (160), in het NT (45) sôtèria (redding): Bijbel (52) OT (44) NT (8)
- Een vorm van σωτηριον = sôtèrion (redding) in Lc (2): (1) Lc
2,30. (2) Lc
3,6., in de LXX (135), in het NT (4) יְשׁוּעָה = jësjû`âh
- Een vorm van σῳζω = sôzô (redden, verlossen) in Lc (17), in de LXX (363), in het NT (106) יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) תְשוּעָה = thësjû`âh
sôtèria (redding) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b | |
3 | acc vr enk sôtèrian | 63 | 45 | 18 | 1 | 2 | 15 | 1 | 1 | 11 | 4 |
redden | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
sôzô (redden) actief | 197 | 151 | 46 | 8 | 9 | 11 | 2 | 16 | 28 | 30 | 10 | 6 | ||
sôzô (redden) passief | 74 | 44 | 30 | 6 | 5 | 3 | 2 | 6 | 8 | 14 | 16 | 7 | 1 | |
sôtèr (redder) (enk) | 50 | 26 | 24 | 2 | 1 | 2 | 19 | 2 | 3 | 12 | 7 | |||
sôtèrion (redding) | 118 | 114 | 4 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | |||||
sôtèria (redding) | 166 | 122 | 44 | 4 | 1 | 8 | 28 | 3 | 4 | 5 | 22 | 6 | ||
totaal | 605 | 457 | 148 | 14 | 14 | 22 | 6 | 17 | 72 | 3 | 50 | 56 | 52 | 20 |
- T
- nom mann enk θεος = theos (God) Taalgebruik in het NT: theos (God). Taalgebruik in de LXX: theos (God). Lc (15) (1) Lc 1,32. (2) Lc 1,68. (3) Lc 3,8. (4) Lc 5,21. (5) Lc 7,16. (6) Lc 8,39. (7) Lc 12,20. (8) Lc 12,24. (9) Lc 12,28. (10) Lc 16,15. (11) Lc 18,7. (12) Lc 18,11. (13) Lc 18,13. (14) Lc 18,19. (15) Lc 20,38. Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984), in het NT (1314), in Lc (117), in Lc 1 (13): (1) Lc 1,6. (2) Lc 1,8. (3) Lc 1,16. (4) Lc 1,19. (5) Lc 1,26. (6) Lc 1,30. (7) Lc 1,32. (8) Lc 1,35. (9) Lc 1,37. (10) Lc 1,47. (11) Lc 1,64. (12) Lc 1,68. (13) Lc 1,78. In het eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,68: theos (God), in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,78: eleous theou (van de barmhartigheid van God)
theos (God) | bijbel | OT | NT | syn | ev | Br | Rom | 1 Kor | 2 Kor | Gal | Ef | Fil | Kol | 1 Tes | 2 Tes | 1 Tim | 2 Tim | Tit | Film | Heb | Jak | 1 Pe | 2 Pe | 1 Joh | 2 Joh | 3 Joh | Jud | Paul | Ap br |
nom enk theos | 1686 | 1399 | 287 | 29 | 46 | 163 | 32 | 30 | 18 | 8 | 6 | 8 | 2 | 7 | 5 | 2 | 2 | 1 | 22 | 4 | 4 | 1 | 11 | 143 | 20 |
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) Taalgebruik in Tenakh: ´èlohîm
(God). Getalwaarde: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal: 41 of 86 (2 X 43) Structuur: 1 - 3 -5 -1 - 4
De som van de elementen is telkens 5 De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
Structuur: 1 - 3 De som van de elementen is telkens 4 Hebr ´èlohîm
(God) Tenakh (635) Pentateuch (207) Eerdere Profeten (118)
Latere Profeten (39) 12 Kleine Profeten (17) Geschriften (253)
- Latijn deus, Fr dieu De vloek dju D Gott E God Arabisch: اَللە = ´allah (Allah) Taalgebruik in de Koran: ´allah (Allah).
- ὁ θεος του ισραηλ = ho theos tou israèl (de God van Israël) In Lc
en in het NT slechts in Lc
1,68.
- Hebreeuws יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי = êlohe(j) jisërâ´el (God van Israël) Tenakh (191)
- U - V - W - X -Y - Z -
MAGNIFICAT VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING
groot maakt mijn ziel de Heer (1 Sam 2,1-10), 1:47 verrukt is mijn geest over God, mijn bevrijder,- 1:48 want hij heeft aangezien de vernedering van zijn dienares; want zie, van nu af prijzen mij zalig alle generaties!- 1:49 want grote dingen heeft hij aan mij gedaan, machtig is hij, heilig is zijn naam!- 1:50 zijn ontferming is tot in generaties en generaties over wie hem vrezen; 1:51 kracht heeft hij betoond met zijn arm; hoogmoedigen met de plannen van hun hart,- hij sloeg ze uiteen; 1:52 hij heeft machtigen van hun troon gestoten en vernederden verhoogd; 1:53 hongerlijders heeft hij vervuld met alle goeds, en rijken heeft hij ledig heengezonden; 1:54 hij heeft zich zijn kind Israël aangenomen, hij blijft zijn ontferming indachtig 1:55 -zoals hij tot onze vaderen heeft gesproken- voor Abraham en voor zijn zaad tot in de toekomende eeuw!
LOFLIED VAN ZACHARIA VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING
1:68 gezegend de Heer, Israëls God: hij heeft naar zijn gemeente omgezien en hem verlossing bereid; 1:69 hij heeft een hoorn van heil voor ons verwekt in het huis van zijn kind David,- 1:70 zoals hij heeft gesproken door de mond van zijn heiligen, de profeten van eeuwigheid af: 1:71 bevrijding van onze vijanden, van de hand van al wie ons haten, 1:72 om de ontferming over onze vaderen te betonen, te gedenken zijn heilig verbond,- 1:73 de eed die hij heeft gezworen aan Abraham, onze vader: 1:74 het ons te geven om zonder vrees, aan de hand van vijanden ontrukt, hem dienstbaar te zijn, 1:75 in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanschijn al onze dagen!- 1:76 en jij, kleine jongen, zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want je zult uitgaan voor het aanschijn van de Heer om te bereiden wegen voor hem 1:77 door kennis van heil te schenken aan zijn gemeente in de vergeving van hun zonden; 1:78 het is door het innige ontfermen van onze God dat uit den hoge naar ons komt omzien de opgaande zon, 1:79 en gaat schijnen voor wie neerzitten in duisternis en schaduw des doods,- om onze voeten te richten op een weg van vrede!
LOFLIED VAN SIMEON VOLGENS DE NAARDENSE VERTALING
2:27 Gedreven door de Geest komt hij naar het heiligdom, en als de ouders het jongetje Jezus binnenbrengen om wat in de wet gewoonte is over hem te doen, 2:28 neemt ook hij het in zijn armen en zegent God; hij zegt: 2:29 Meester, nu laat gij uw dienaar gaan in vrede,- naar uw woord; 2:30 want mijn ogen hebben gezien uw heil 2:31 dat gij bereid hebt voor het aanschijn van alle gemeenschappen: 2:32 licht tot ontsluiering van volkeren, de glorie van Israël, uw gemeente!
VERKLARING
Zacharia zet zijn loflied in met de zegening van de Heer, de God van Israël
Dit loflied en deze zegening sluit het leven van Zacharia af Hiermee wordt
ook het Oude Testament afgesloten Met deze zegening "Gezegend, de Heer,
de God van Israël" werden vier van de vijf psalmboeken afgesloten
(Ps 41,14., Ps 72,18., Ps 89,53., Ps 106,48)
Een periode wordt afgesloten, een nieuwe tijd begint
God wordt gezegend omdat Hij zijn volk Israël opzocht (Ex 4,31) en de ellende
van zijn volk zag (Ex 3,7; Ex 4,31) Deze zegening gaat terug op Israëls
begin: de ellende in Egypte en de uittocht uit Egypte Ook het magnificat herinnert
aan dit gebeuren Via Mozes en zovele boden bracht Hij verlossing voor zijn
volk (Ps 111,9) Reeds hier wordt verwezen naar de nieuwe Mozes nl Jezus
Zo verwijst Lc 1,68b-75 naar Jezus
Verlossing wordt verwacht uit het koninklijk geslacht van David (Lc 1,69; zie
Ps 132,17; Ps 18,3; 1 S 2,10 en Ez 29,21), zoals Hij het gezegd heeft bij monde
van zijn profeten (2 K 17,23) Ook hier wordt bij de verlossing verwezen naar
de uittocht uit Egypte (Ps 18,16 en Ps 106,10), naar de eed aan de aartsvaders
(Mich 7,20), naar de belofte aan Noach (Gn 9,16) en de eed aan Abraham en zijn
nakomelingen (Gn 17,7; Jr 11,5)
Lc 1,76-79 heeft betrekking op Johannes de Doper Hij is de profeet van de Allerhoogste,
de voorloper en de wegbereider van de Heer (Mal 3,1; Ex 23,20, Js 40,3) Met
Johannes begint een nieuwe tijd Met hem gaat de zon op om te schijnen wie in
de duisternis zit (Js 9,1; Js 42,7; Ps 107,10), om de weg naar vrede te banen